De Velden, Gooimeer en Kromslootpark
Bestemmingsplan - gemeente Almere
Vastgesteld op 15-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Link naar de toelichting op de Inleidende regels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan De Velden, Gooimeer en Kromslootpark met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-vg01 van de gemeente Almere;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 afhaalpunt
een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten;
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek naar archeologische waarden, uitgevoerd conform de geldende Kwaliteitsnorm voor Nederlandse Archeologie;
1.8 archeologisch waardevol terrein
terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang;
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
een in dit plan genoemd percentage dat aangeeft hoeveel van het (bouwvlak van het) desbetreffende bestemmingsvlak ten hoogste mag worden bebouwd, waarbij gerekend wordt met de bebouwde oppervlakte;
of
een in dit plan genoemd percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd, waarbij gerekend wordt met de bebouwde oppervlakte;
1.12 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt;
1.13 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren repareren en verhandelen van goederen. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel, afhaalpunt en andere vergelijkbare bedrijven;
1.14 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning of bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.15 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, horeca, bedrijf of andere gebouwde voorziening inclusief de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten maar exclusief parkeergarages.
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw dat kennelijk bestemd is voor een ingevolge de bestemming toegelaten hoofdfunctie, niet zijnde wonen, die bewoond wordt door tenminste één persoon die werkzaam is voor de hoofdfunctie;
1.17 bestaande situatie
- a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
- b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 brutovloeroppervlakte
de oppervlakte van alle afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld, buitenwerks gemeten.
1.29 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt bij dat bouwwerk of gebied;
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt;
1.31 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.32 erker
een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.33 fundering
dat deel van een bouwwerk dat ervoor zorgt dat het eigen gewicht ervan en de daarop uitgeoefende krachten worden overgedragen aan de draagkrachtige ondergrond;
1.34 gebied met mogelijk archeologische waarde
gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld;
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 gevel
bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.37 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.38 horeca
een inrichting, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:
- a. het verstrekken van nachtverblijf;
- b. het verstrekken of bereiden van drank of etenswaren voor consumptie;
- c. het exploiteren van zaalaccommodatie;
1.39 internetwinkel
een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten;
1.40 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.41 kantoor- en praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
1.42 kelder
een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen;
1.43 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
1.44 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;
1.45 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.46 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.47 natuur(lijke) waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen zowel afzonderlijk als in onderling verband;
1.48 NEN
de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde ten tijde van het inwerking treden van dit plan;
1.49 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming, elektrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen, warmtepompen en energie-opslagvoorzieningen;
1.50 onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen;
1.51 onderheide bebouwing
een bouwwerk waarbij de fundering op heipalen rust;
1.52 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde met maximaal één wand (waaronder ook de gevel van een woning), primair bedoeld als overkapping ten behoeve van een woning;
1.53 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor bouwwerken in of op het water en drijvende bouwwerken inclusief vaartuigen: de waterlijn.
- d. voor bruggen en viaducten: de gemiddelde hoogte van het wegdek van de brug of het viaduct.
- e. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.54 perifere detailhandel
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair/badkamers en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
- b. meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
- c. tuincentra;
- d. bouwmarkten;
1.55 prostitutie
het zich, tegen vergoeding, beschikbaar stellen voor seksuele handelingen;
1.56 reclameobjecten
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden;
1.57 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.58 recreatieve voorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, met uitzondering van seksinrichtingen, detailhandelsbedrijven en horecabedrijven;
1.59 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan;
1.60 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen, gericht op sport, zoals een fitnesscentrum of sportveld, niet zijnde recreatieve voorzieningen;
1.61 straatmeubilair
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en telefooncellen;
1.62 supermarkt
detailhandel met tenminste 500 m² verkoopvloeroppervlak en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levens- en genotmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten;
1.63 tuinmeubilair
bouwwerken, geplaatst in de tuin of erf behorend bij een woning, zoals pergola's, zonnewijzers, zandbakken, vlaggenmasten, barbecues e.d. en speeltoestellen zoals wipkippen, glijbanen en schommels;
1.64 vergader- en congresfaciliteiten
een gebouw of ruimte in een gebouw voor het als bedrijfsmatige hoofdactiviteit organiseren van vergaderingen en congressen, hoofdzakelijk bij te wonen door externe bezoekers;
1.65 verkoopvloeroppervlak
de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's;
1.66 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.67 voorgevelrooilijn
de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw;
1.68 webwinkel
een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt;
1.69 windmolen
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding;
1.70 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
1.71 winkelondersteunende horeca
een bedrijf, dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleine maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, frisdranken en zwak alcoholische dranken;
1.72 woning
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm;
1.73 zendmast
bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken, bedoeld is voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes;
1.74 zolder
de bovenste verdieping van een gebouw die is afgedekt met hellende daken;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Link naar de toelichting op de Inleidende regels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bebouwde oppervlakte
de oppervlakten van alle bouwwerken, gemeten ter hoogte van het peil en neerwaarts geprojecteerd, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld
bij het meten van deze hoogte blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen, verlagingen of verzakkingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing;
2.5 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot en met de (wieken)as van de windturbine;
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 de rotordiameter van een kleinschalige windmolen
Voor kleine horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter moet worden gemeten.
HAT VAT
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. bosbeleving, waaronder speel-, educatieve- en culturele voorzieningen;
- c. natuurontwikkeling;
- d. recreatief medegebruik;
- e. houtproductie;
- f. water en waterberging;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - imkervereniging' tevens voor een imkervereniging;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' tevens voor een zend- en ontvangstinstallatie;
met de daarbij behorende:
- i. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden;
- j. ontsluitingswegen;
- k. kunstwerken en kunstobjecten;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- n. overige functioneel met de bestemming Bos' verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. op de gronden met deze bestemming uitsluitend de volgende gebouwen mogen worden gebouwd:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - imkervereniging' gebouwen voor een imkervereniging, met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte per gebouw van 25 m2;
- 2. nutsgebouwen, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte per gebouw van 20 m2;
- 3. observatiehutten, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte per gebouw van 20 m²;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende maximale maten gelden:
- b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
- c. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- d. speelvoorzieningen en straatmeubilair: bouwhoogte 4,5 m;
- e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': bouwhoogte 40 m;
- f. apparatuurkasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': bouwhoogte 4 m;
- g. overige antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie: bouwhoogte 15 m;
- h. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- i. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- j. kunstwerken: bouwhoogte 3 m;
- k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
- b. Het bepaalde in lid 3.3 onder a is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. water en waterberging;
- c. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- d. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden,
- e. bermen, bermsloten;
- f. speel- en sportvoorzieningen,
- g. jongerenontmoetingsplaatsen;
- h. kunstwerken en kunstobjecten,
- i. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen,
- j. geluidwerende voorzieningen,
- k. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. op de gronden met deze bestemming uitsluitend nutsgebouwen mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte per gebouw van 20 m2;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende maximale maten gelden:
- b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
- c. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- d. speelvoorzieningen en straatmeubilair: bouwhoogte 4,5 m;
- e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie: bouwhoogte 15 m;
- f. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- g. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- h. kunstwerken: bouwhoogte 3 m;
- i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2:
- a. onder a voor bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 5 m hoog en met een oppervlakte tot maximaal 50 m2, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is;
- b. voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag maximaal 3,5 m bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag maximaal 15 m² bedragen;
- 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
- 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
- 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
- b. Het bepaalde in lid 4.4 onder a is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de duurzame instandhouding van natuurgebieden;
- b. behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur(lijke) en landschappelijke waarden, in samenhang met de waterhuishouding;
- c. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- d. water en waterberging
- e. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- f. straatmeubilair;
- g. verhardingen, parkeervoorzieningen, ruiter-, voet- en fietspaden;
- h. overige functioneel met de bestemming 'Natuur' verbonden voorzieningen;
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. op de gronden met deze bestemming uitsluitend nutsgebouwen mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte per gebouw van 20 m2;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende maximale maten gelden:
- b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
- c. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- d. speelvoorzieningen en straatmeubilair: bouwhoogte 4,5 m;
- e. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- f. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- g. kunstwerken: bouwhoogte 3 m;
- h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
- b. Het bepaalde in lid 5.3 onder a is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
Artikel 6 Recreatie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- b. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten;
- c. groenvoorzieningen en water;
- d. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- e. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie' verbonden voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. op de gronden met deze bestemming uitsluitend toiletgebouwen mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte per gebouw van 30 m²;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende maximale maten gelden:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van maximaal 1 m2: bouwhoogte maximaal 10 m;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 4 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:
- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
- b. Het bepaalde in lid 6.3 onder a is niet van toepassing op:
- het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin, behorend bij de hoofdgebouwen die op basis van de aangrenzende bestemming mogelijk zijn;
- b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' ook voor een overkapping;
met de daarbij behorende:
- c. (ongebouwde) parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten;
- d. groenvoorzieningen en water;
- e. overige functioneel met de bestemming 'Tuin' verbonden voorzieningen;
7.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 1 m;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 2 m;
- a. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' overkappingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van maximaal 3 m;
- b. Tevens zijn op de in lid 7.1 bedoelde gronden trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, overstekken en andere bouwonderdelen behorende tot een woning of ander gebouw ten behoeve van de bestemmingsomschrijving van een aangrenzende bestemming toegestaan, met dien verstande dat:
- de diepte (buitenwerks gemeten) niet meer dan 1 meter mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen, kelders en onderbouwen niet daaronder begrepen, een en ander tot een maximale hoogte van 4 meter;
- de breedte van het te bouwen bouwonderdeel niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de bestaande voorgevel. Dit geldt niet voor galerijen, hellingbanen, funderingen en overstekken;
- maximaal één erker per woning is toegestaan.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, busbanen, fiets- en voetpaden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groen-, waterhuishoudkundige- en nutsvoorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- trailerhelling' ook voor een trailerhelling, inclusief een aanleggelegenheid voor boten;
met de daarbij behorende
- e. bermen, bermsloten;
- f. straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten;
- g. kunstobjecten en kunstwerken;
- h. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen;
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. op de gronden met deze bestemming uitsluitend nutsgebouwen mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte per gebouw van 20 m2;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende maximale maten gelden:
- b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
- c. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- d. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten: bouwhoogte 9 m;
- e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuur: bouwhoogte 15 m;
- f. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
- g. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- h. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 4 m;
- i. kunstwerken: bouwhoogte 3 m;
- j. reclameobjecten: bouwhoogte 6 m;
- k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- d. groen-, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. bermen en bermsloten;
- f. water en waterberging;
- g. kunstobjecten en kunstwerken;
- h. voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen en reclameobjecten;
- i. jongerenontmoetingsplaatsen;
- j. speel- en sportvoorzieningen;
- k. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. op de gronden met deze bestemming uitsluitend nutsgebouwen mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte per gebouw van 20 m2;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende maximale maten gelden:
- b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
- c. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- d. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten: bouwhoogte 9 m;
- e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuur: bouwhoogte 15 m;
- f. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
- g. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- h. speel- en sportvoorzieningen: bouwhoogte 5 m;
- i. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 4 m;
- j. kunstwerken: bouwhoogte 3 m;
- k. reclameobjecten: bouwhoogte 6 m;
- l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudingsvoorzieningen;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden ;
- c. verkeer en vervoer over water;
- d. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- e. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, steigers en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
- f. groenvoorzieningen;
- g. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat:
- h. ligplaatsen voor (woon)schepen niet zijn toegestaan.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maat geldt:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 5 m.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- 1. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
- 2. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
- 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, aanbrengen van eilanden;
- 4. het storten van slib;
- 5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen; het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
- b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die:
- 1. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
- 2. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend:
- 1. indien de natuur-, landschaps-, en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
- 2. indien vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken waterbeheerder.
Artikel 11 Wonen - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' op de begane grond tevens voor wegen en voet- en fietspaden;
met de daarbij behorende:
- c. erven;
- d. groenvoorzieningen en water;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. toegangspaden, in- en uitritten;
- g. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat:
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gestapelde woningen zijn toegestaan;
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid11.1 :
- a. lid 11.3 onder a, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 12 Wonen - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
- b. erven;
- c. groenvoorzieningen en water;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. toegangspaden, in- en uitritten;
- f. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 verkoopvloeroppervlakte, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 12.1 onder g;
- 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1:
- a. onder g:
- 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- 2. voor functies die niet voorkomen in indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
- b. onder h ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
- c. in lid 12.3 onder a, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 13 Leiding - Gas
Link naar de toelichting op de bestemming 'Leiding - Gas'
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
- a. een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 457 mm en een druk van ten hoogste 40 bar;
- b. de daarbij behorende belemmeringenstrook;
- c. overige functioneel met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' verbonden voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de als 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s). Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Leiding -Gas' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- 3. het aanbrengen of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en beplantingen;
- 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 5. het aanleggen of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die:
- 1. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
- 2. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- 3. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten zijn.
- c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de veiligheid met betrekking tot de leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
13.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor de opslag van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' uit het plan wordt verwijderd, indien de leiding ter plaatse is verwijderd.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld.
14.2 Bouwregels
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' bouwwerken te bouwen.
- b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
- 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
- 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 500 m².
- c. Een uitzondering op het verbod, zoals bedoeld in lid 14.2, sub b onder 2, is niet van toepassing als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in lid 14.2, sub b onder 2, van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten zoals genoemd in lid 14.4 sub a in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.
14.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 14.2 bedoelde verbod voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 500 m².
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- 4. De voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
- 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
- 3. het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
- 4. het verlagen van het waterpeil;
- 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
- 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
- d. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
- 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
- 2. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- 3. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
- 4. die betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
- 5. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen of te verwijderen op basis van archeologischonderzoek;
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen in de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voor gronden, waar door middel van archeologisch onderzoek een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.
Artikel 15 Waarde - Archeologie 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden op een diepte vanaf 100 cm onder maaiveld.
15.2 Bouwregels
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 2' bouwwerken te bouwen.
- b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
- 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
- 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 500 m².
- c. Een uitzondering op het verbod, zoals bedoeld in lid 15.2, sub b onder 2, is niet van toepassing als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in lid 15.2, sub b onder 2, van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten zoals genoemd in lid 15.4 sub a in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.
15.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 15.2 bedoelde verbod voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 500 m².
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- 4. De voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 2' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
- 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
- 3. het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
- 4. het verlagen van het waterpeil;
- 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
- 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
- d. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
- 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
- 2. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- 3. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
- 4. die betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
- 5. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' te wijzigen of te verwijderen op basis van archeologischonderzoek;
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' te wijzigen in de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voor gronden, waar door middel van archeologisch onderzoek een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.
Artikel 16 Waarde - Archeologie 6
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 6' bouwwerken te bouwen.
- b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
- 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
- 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 25.000 m².
- c. Een uitzondering op het verbod zoals genoemd in lid 16.2 sub b onder 2, is niet van toepassing, als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in lid 16.2 sub b onder 2 van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten, zoals bedoeld in lid 16.4 sub a, in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.
16.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 16.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 25.000 m².
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen;
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. Het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
- 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
- 3. Het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
- 4. het verlagen van het waterpeil;
- 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
- 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kan alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.
- d. Het onder a. bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
- 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
- 2. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- 3. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
- 4. die betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 25.000 m²;
- 5. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek .
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' te wijzigen of te verwijderen op basis van archeologischonderzoek;
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' te wijzigen in de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voor gronden, waar door middel van archeologisch onderzoek een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
- a. bescherming van de waterkering;
- b. dijken;
- c. kaden;
- d. dijksloten;
- e. overige voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
17.2 Bouwregels
Op de in lid 17.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten dienste van deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 voor bebouwing ten behoeve van de samenvallende bestemmingen, mits:
- a. het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaadt, en;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering over de vraag of de belangen van de waterkering onevenredig worden geschaad alsmede over eventuele voorwaarden die in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Link naar de toelichting op de Algemene regels
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene Bouwregels
19.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen
De bestemmings- en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels en afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:
- a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken
overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan; - b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.
Dit artikel is niet van toepassing, indien het de bestemming 'Tuin' betreft.
19.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen
Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken, zonnepanelen, zonnecollectoren, masten en bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden, als zijnde ondergeschikt, niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, mits:
- a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 meter bedraagt, en
- b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
20.1 Vrijwaringszone - dijk
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
21.1 Afwijking
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels terzake al kan worden afgeweken - voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% met dien verstande dat dit niet geldt voor de verkoopvloeroppervlakte van een supermarkt;
- b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
- d. het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan op grond van de bepalingen van het plan minimaal is voorgeschreven;
- e. kleinschalige windmolens op of aan een hoofdgebouw, mits:
- 1. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouw met maximaal 3 meter wordt overschreden;
- 2. de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt.
21.2 Voorwaarden voor de afwijking
Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
22.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor een bouwkundige danwel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.
22.2 Lijst van parkeernormen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de te wijzigen, in die zin dat:
- a. functies met de daarbij behorende parkeernormen kunnen worden gewijzigd, indien nieuwe ontwikkelingen of wet- en regelgeving daartoe aanleiding geven.
- b. nieuwe functies met de daarbij behorende parkeernorm kunnen worden toegevoegd.
Artikel 23 Overige Regels
Link naar de toelichting op de Algemene regels
Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Link naar de toelichting op de Overgangs- en slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
24.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 24.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
24.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
24.5 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
24.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
24.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Velden, Gooimeer en Kromslootpark.
vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op 15 februari 2024.
de griffier, de voorzitter.
Bijlagen
Bijlage 1 Gebiedsindeling & Auto- En Fietsparkeernormen
Bijlage 2 Waarde - Archeologie 5
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) primair bestemd voor de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in het gebied.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat:
- a. deze bouwwerken voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de herkenbaarheid, inrichting en/ of markering van de bestemming 'Waarde - Archeologie -5' worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 10 m en een oppervlakte van maximaal 100 m²;
- c. ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 3.2 bedoelde verbod voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. Het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
- 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
- 3. Het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
- 4. het verlagen van het waterpeil;
- 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
- 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 8. Alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
- d. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' te wijzigen of te verwijderen, indien het archeologisch waardevol terrein conform archeologisch onderzoek voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.
Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.
1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan
Het nu voorliggende bestemmingsplan betreft een actualisatie van de nu geldende bestemmingsplannen en zal gaan gelden voor de woonwijk De Velden, het Kromslootpark en het Gooimeer ter hoogte van De Velden en het Kromslootpark. Uitgangspunt van het nieuwe conserverende bestemmingsplan is dat in beginsel in de bestaande, feitelijke en vergunde situatie (rechtszekerheid) wordt voorzien en dus percelen als zodanig worden bestemd. Op grond van gewijzigde planologische inzichten, afweging van belangen of onbenutte bouwmogelijkheden kunnen de bestaande planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden afwijken van de nieuwe bestemmingsregeling. Daarnaast worden in het plan een aantal kleine, nieuwe ontwikkelingen als gevolg van het overnemen van nieuw beleid en wet- en regelgeving verwerkt.
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied wordt globaal begrensd door:
- In het noordwesten: de (uitbreiding van de) A6;
- In het noordoosten: de watergang nabij het Burgerspad-Farflerpad in het Beginbos;
- In het oosten: de wijken De Laren en de Wierden en het buitendijkse gebied ter hoogte van het Centrum van Almere Haven;
- In het zuiden: de grens met de gemeente Gooise Meren (voorheen Naarden) in het Gooimeer.
In onderstaande figuur is de begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan weergegeven.
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Met dit nieuwe bestemmingsplan De Velden, Gooimeer en Kromslootpark worden de geldende bestemmingsplannen voor de betreffende gronden (deels) vervangen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:
Plannummer | Plannaam | Vervalt geheel na onherroepelijk worden nieuw bestemmingsplan | Vervalt gedeeltelijk na onherroepelijk worden nieuw bestemmingsplan | Vaststellingsdatum |
BP146alg01 | Gooi- en IJmeer | X | 1983 | |
BP1A02 | Voorlanden en Begraafplaats 1982 | X | 1983 | |
BP1M02 | 't Meerveld | X | 1983 | |
BP1M03 | 't Meerveld, herziening 1992 | X | 1992 | |
BP1M05 | 't Meerveld, derde partiële herziening 1998 | X | 1998 | |
BP1MN01 | De Wierden en De Velden | X | 2002 | |
BP1Q01 | Kromslootpark | X | 1982 | |
BP1Q02 | Aanpassingen Kromslootpark | X | 2013 | |
BP1QS01 | Middengebied | X | 1983 | |
BP1QS02 | Middengebied 1e herziening | X | 1983 | |
BPalg01 | Hoofdwegen | X | 1983 | |
BPalg02 | Hoofdwegen, 1e partiële herziening | X | 2010 |
1.5 Leeswijzer
Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (Hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (Hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( Hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (Hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (Hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Karakteristieken Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit vier verschillende soorten deelgebieden.
Gooimeer
Het Eemmeer en Gooimeer ontstonden als verzoete overblijfselen van de voormalige Zuiderzee, toen in 1968 Zuidelijk Flevoland werd drooggelegd. Het gedeelte van het Gooimeer dat binnen het plangebied ligt, is aangewezen als Nationaal Natuurnetwerk Nederland (voormalig EHS). Een ander gedeelte van het Gooimeer, gelegen buiten het plangebied, genaamd Gooimeer Zuidoever, is aangewezen als Natura 2000-gebied.
Kromslootpark
Het Kromslootpark is een aaneengesloten gebied van 149 ha, waar moeras, bos, grasland en water elkaar afwisselen. Het Kromslootpark is aangewezen als National Natuurnetwerk Nederland. Door het Kromslootpark loopt het Blanchardpad, twee andere fietspaden en enkele onverharde wandelpaden. Alleen de fietspaden, de ontsluitingsweg van de parkeerplaats in het westen en de entree in het oosten zijn verhard. Verder is er geen bebouwing. Het Kromslootpark maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone Ecozone Pampus. Dit is een natte verbinding tussen Kromslootpark en de Lepelaarsplassen. Het doel is een uitwisseling van soorten mogelijk maken tussen de gebieden.
Beginbos
Aansluitend aan het Kromslootpark ligt het Beginbos. Het is aangeplant in 1974, nog voordat de stad Almere zelf - op de tekentafel - ontstond. De langgerekte bosstrook begrenst Almere Haven in het noordwesten. In 1976 werden in de beschutting van dit bos de eerste huizen in Almere Haven gebouwd. Het was het eerste stadsbos. Nu is het Beginbos een gemengd loofbos. Het gedeelte van het Beginbos dat binnen het plangebied ligt, is aangewezen als Nationaal Natuurnetwerk Nederland.
De Velden
De wijk De Velden ligt aan de westelijke kant van Almere Haven, aan het Gooimeer. Deze wijk is opgebouwd uit verschillende 'velden' die elk een eigen uitstraling hebben. Door de brede groenzones worden de velden van elkaar gescheiden. Langs de Gooimeerdijk staan 'urban villa's'. Dit zijn gestapelde woningen. De rest van de woningen in deze wijk zijn grondgebonden woningen. De wijk heeft verder geen voorzieningen.
2.2 Nieuwe Ontwikkelingen
In het plangebied spelen niet veel nieuwe ontwikkelingen. De kleinere ontwikkelingen, die vooral op kavelniveau spelen, worden beschreven in Hoofdstuk 3. Op de algemenere ontwikkelingen wordt onderstaand ingegaan.
Herinrichting Kromslootpark
Het Kromslootpark is aan de noordzijde opnieuw ingericht vanwege de verbreding van de A6. Dit past binnen de bestemming Natuur.
Inmiddels heeft er ook een grondruil plaatsgevonden tussen de gemeente Almere en Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer is nu eigenaar van het Kromslootpark. Dit is aangegrepen om het park ook een opknapbeurt te geven. Paden en bruggen zijn vernieuwd en het gebied is voor een deel beter toegankelijk gemaakt. Zo zijn de waterlopen beter toegankelijk en zijn er op een aantal plaatsen kano-overstapplaatsen gekomen.
Zendmast Havendreef
In juni 2015 is een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan verleend voor het plaatsen van een telecommast met bijbehorende bouwwerken langs de Havendreef. Deze mast stond in de wijk de Laren, maar daar zijn woningen gerealiseerd. De mast is daarom naar deze locatie verplaatst. Dit wordt in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.
Ontwikkelingen buiten het plangebied
Grenzend aan het plangebied is een aantal ontwikkelingen die wel invloed hebben op het plangebied. De nabijgelegen A6 is verdubbeld van 2x2 rijstroken naar 2x4 rijstroken. Dat betekent dat er een hoofd- en parallelrijbanenstructuur is gecreëerd waarbij de toe- en afritten op de parallelrijbaan aantakken. Deze constructie heeft tot gevolg dat de Havendreef een directe aantakking op de A6 heeft gekregen. Daarnaast heeft ook de Gooimeerdijk West een directe aansluiting op de A6 gekregen. Daarnaast wordt ten oosten van het plangebied de nieuwe wijk De Laren ontwikkeld. Bovenstaande ontwikkelingen hebben een veranderde verkeersafwikkeling tot gevolg, met name voor de wijk De Velden.
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.
3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Opzet van de planregels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:
- in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
- hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
- in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
- hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.
Flexibiliteitsbepalingen
In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen
een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming. Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.
3.2 Bestemmingen
Uitgangspunt van dit conserverend plan is dat in beginsel de bestaande, feitelijke en vergunde situatie op grond van de rechtszekerheid is overgenomen en percelen als zodanig worden bestemd. Dit kan anders zijn bijvoorbeeld op grond van gewijzigde planologische inzichten, na afweging van alle ruimtelijk relevante belangen of onbenutte bouwmogelijkheden die in de nieuwe regeling zijn geschrapt. Ook als gevolg van nieuw beleid of nieuwe wet- en regelgeving is het bestemmingsplan gewijzigd ten opzichte van de vorige bestemmingsplannen. Verder zijn alleen concrete plannen in het nieuwe plan als zodanig bestemd, mits deze tijdig zijn ingediend en de planologische aanvaardbaarheid ervan kan worden beoordeeld.
In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
3.2.1 Bos
Functionele mogelijkheden
Deze bestemming is toegekend aan het Beginbos en het stukje Vogelbos dat in het plangebied zit. De gronden zijn vooral bestemd voor bos, bosbeleving, natuurontwikkeling en houtproductie. Verder kan het bos worden gebruikt voor recreatief medegebruik. In het bos is ook een terrein met bijenkasten van een imkervereniging. Dit terrein is als zodanig bestemd. Verder is de zendmast die naast de Havendreef staat, met een aanduiding opgenomen in de bestemming.
Bebouwing
Op deze gronden zijn alleen gebouwen toegestaan ten behoeve van de imkervereniging, nutsgebouwen en observatiehutten. Voor de rest zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
In Artikel 3 zijn de planregels van de bestemming 'Bos' opgenomen.
3.2.2 Groen
De bestemming 'Groen' is toegekend aan alle structurele groengebieden in de woonwijk De Velden. Het Beginbos en Kromslootpark hebben geen bestemming 'Groen', maar een bestemming 'Bos' respectievelijk 'Natuur'.
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen. Ook zijn de gronden bestemd voor waterberging.
In Artikel 4 zijn de planregels van de bestemming 'Groen' opgenomen.
3.2.3 Natuur
Deze bestemming is toegekend aan het Kromslootpark. De gronden zijn vooral bestemd voor de duurzame instandhouding van natuurgebieden en voor behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur(lijke) en landschappelijke waarden, in samenhang met de waterhuishouding. Ook recreatief medegebruik is toegestaan.
In Artikel 5 zijn de planregels van de bestemming 'Natuur' opgenomen.
3.2.4 Recreatie
Functionele mogelijkheden
Het Zilverstrand is grotendeels opgenomen in het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Hollandsebrug-Havendreef. Een klein gedeelte van het Zilverstrand dat niet in dit bestemmingsplan is opgenomen, is nu opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. De bestemmingsregeling voor dit gedeelte van het Zilverstrand is overgenomen uit het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Hollandsebrug-Havendreef.
Voor het Zilverstrand is de bestemming 'Recreatie' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn recreatieve doeleinden toegestaan en zijn paden, parkeerplaatsen en andere voorzieningen ter ondersteuning van deze functie mogelijk.
Bebouwing
Binnen de bestemming 'Recreatie' is zeer beperkt bebouwing toegestaan, bijvoorbeeld ten behoeve van sanitaire voorzieningen.
In Artikel 6 zijn de planregels van de bestemming 'Recreatie' opgenomen.
3.2.5 Tuin
De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de voortuinen van de woningen in De Velden. De betreffende gronden zijn bestemd voor tuinen, behorend bij de hoofdgebouwen op de aangrenzende woonbestemming. Het is niet de bedoeling dat ze worden volgebouwd met schuurtjes en andere bijbehorende bouwwerken. Daarom zijn hoofdzakelijk bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 1 m toegestaan. Verder zijn trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, overstekken en andere bouwonderdelen toegestaan, voor zover ze behoren tot een aangrenzende woning. Voor erkers geldt een maximale diepte, hoogte en breedte, om te voorkomen dat alsnog de hele voortuin wordt volgebouwd.
Bij de woningen in Krachtveld zijn op een paar plaatsen overkappingen in de voortuin gebouwd. Deze zijn met een 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' op de verbeelding aangegeven. Ook waar woningen in Krachtveld nog geen overkapping hebben, is deze nu wel toegelaten in het bestemmingsplan.
In Artikel 7 zijn de planregels van de bestemming 'Tuin' opgenomen.
3.2.6 Verkeer
Autoverkeer
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten door De Havendreef die een rechtstreekse verbinding heeft met de A6. De Gooimeerdijk West aan de zuidzijde van het plangebied sluit zowel aan op de de Havendreef als op de A6. Het gebied heeft hierdoor een goede verbinding met zowel het centrum van Almere Haven als de andere kernen van Almere. Door de dubbele aansluiting op de A6 is er tevens een uitstekende verbinding richting Amsterdam en Lelystad.
Snelheid
De Havendreef en de Gooimeerdijk kennen een snelheidsregime dat varieert van 60 km/uur en 80km/uur buiten de bebouwde kom tot 50 km/uur binnen de bebouwde kom. De rest van de verkeersstructuur in de wijken is ingericht volgens het duurzaam-veilig principe en kent een maximum snelheid van 30 km/h. In Almere kennen de verblijfsgebieden, passend binnen duurzaam-veilig, een maximum snelheid van 30 km/h.
De Laren
Naast de wijk De Velden is de nieuwe wijk De Laren gepland. Deze wordt via drie wegen ontsloten waaronder de Meerveldstraat die in De Velden ligt. In de wijk De Laren worden ongeveer 400 woningen voorzien, een school en een supermarkt. Een deel van deze nieuwe wijk is reeds gerealiseerd. Door de driezijdige ontsluiting van De Laren zal de Meerveldstraat maar een deel van de extra verkeersbewegingen opvangen. De grootste toename van de verkeersbewegingen op de Meerveldstraat worden veroorzaakt door de directe aansluitingen van de Havendreef op de A6.
De delen van de Havendreef en de Gooimeerdijk die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen
De bestaande trailerhelling bij de Gooimeerdijk is met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. In de regels is ook een aanleggelegenheid van de trailerhelling aan de Gooimeerdijk-West mogelijk gemaakt, zodat daar bij slecht weer een boot kan aanleggen. Of dit daadwerkelijk gerealiseerd wordt, is nog niet bekend.
Openbaar vervoer
In Almere is de Flevospoorlijn de hoofddrager voor de stedelijke ontwikkeling. Op het onderliggende schaalniveau gelden de vrijliggende busbanen als hoofddragers voor de ontwikkeling van de wijken. De haltes aan de busbanen liggen op een onderlinge afstand van gemiddeld 600 m en hebben een invloedsgebied van circa 400 m (acceptabele loopafstand). De buslijnen lopen midden door de wijken. Zeker 90% van de woningen en 75% van de arbeidsplaatsen liggen binnen 400 m afstand van een bushalte. Dit plangebied valt echter binnen de 10% die niet binnen de acceptabele loopafstand valt. De dichtstbijzijnde halte ligt in de naastgelegen wijk De Wierden op een gemiddelde loopafstand van ongeveer 1000 meter. De wijk is met het openbaar vervoer dus niet goed bereikbaar.
Bebouwing
Op de gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen.
In Artikel 8 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer' opgenomen.
3.2.7 Verkeer-Verblijfsgebied
Autoverkeer
Intern gemotoriseerd verkeer
Alle interne wegen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen.
Parkeren
Parkeren binnen het plangebied vindt veelal in de openbare ruimte plaats. Bij de vrijstaande woningen wordt geparkeerd op eigen terrein. Bij de geschakelde (rij)woningen vindt parkeren meestal in de openbare ruimte plaats.
Langzaam verkeer
Fietser
Het plangebied kent een goede ontsluiting via het fietsnetwerk. Het hoofdfietsnetwerk doorkruist het plangebied van noord naar zuid, naast nog enkele andere noord-zuid verbindingen op het regionaal- en basis fietsnetwerk. Ook wordt met het regionale fietsnetwerk het gebied van oost naar west doorkruist. Hiermee heeft het plangebied een zeer goede verbinding naar de naastgelegen wijken en stadsdelen als ook een directe aansluiting op het regionale net richting Muiden, Weesp en Amsterdam. De hoofdfietsroutes in Almere hebben zo min mogelijk kruispunten, zijn verlicht en in principe voorzien van rood asfalt.
De fietspaden in het Kromslootpark en Beginbos zijn opgenomen in de bestemmingen 'Bos', 'Groen' en 'Natuur'.
Functionele mogelijkheden
Wat betreft de groenvoorzieningen in de wijk is gekeken of het structureel groen betreft of meer snippergroen. Het structurele groen heeft de bestemming 'Groen'' gekregen. Meer uitleg over deze bestemming is te lezen in paragraaf 3.2.2 Groen. Het snippergroen heeft, tezamen met aangrenzende woonstraten en fiets- en voetpaden de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Voordeel daarvan is de flexibiliteit qua inrichting van het openbaar gebied. Bijvoorbeeld de aanleg van extra parkeerplaatsen wordt zo eenvoudiger, omdat dit in dezelfde bestemming is opgenomen.
Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen.
In Artikel 9 zijn de planregels van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen.
3.2.8 Water
Functionele mogelijkheden
De bestemming 'Water' is toegekend aan het Gooimeer en aan de watergang aan de noordzijde van het Beginbos. De belangrijkste funcite is uiteraard water en waterhuishoudingsvoorzieningen.
Omdat het Gooimeer valt onder het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (zie paragraaf 5.6 Ecologie) zijn de gronden ook bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Een aantal werken en werkzaamheden zijn slechts toegestaan indien is aangetoond dat de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
Er ligt een belangrijke vaarweg in het Gooimeer. Deze is binnen de bestemming 'Water' toegestaan.
Bebouwing
Op deze gronden zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de bestemming.
In Artikel 10 zijn de planregels van de bestemming 'Water' opgenomen.
3.2.9 Wonen -1
Functionele mogelijkheden
De bestemming 'Wonen - 1' is toegekend aan alle rijtjeswoningen in het plangebied en de kleinere twee-onder-eenkap woningen. Binnen de woonbestemming is volgens de bestemmingsomschrijving de functie wonen toegestaan en niet één of meer woning(en). Een woning is volgens de begripsbepalingen: een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm. Als slechts woningen zouden zijn toegestaan binnen de bestemming, zijn alleen gebouwen bestemd voor één huishouden toegestaan. Dit is niet wenselijk, omdat ook appartementencomplexen of meergezinshuizen (gebouw met meerdere huishoudens) mogelijk moeten zijn. Binnen een bestemmingsvlak 'Wonen- 1' geldt daarom geen beperking voor het aantal woningen (gebouw bestemd voor één huishouden), tenzij anders aangegeven.
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'zijn gestapelde woningen toelaatbaar.
Wat valt onder de bestemming 'wonen'?
Voor 'wonen' is geen specifieke definitie opgenomen in de begripsbepalingen. Reden is dat de definitie wonen in de rechtspraak steeds weer anders wordt opgevat. Daardoor kan in dit plan met de laatste stand van de jurisprudentie rekening gehouden worden. Onder wonen wordt volgens de huidige vaste jurisprudentie verstaan: het wonen in een normaal gezinsverband (ouders met kinderen). Maar ook minder traditionele woonvormen passen volgens de huidige veranderde maatschappelijke inzichten binnen de woonbestemming. Dan moet wel sprake zijn van 'nagenoeg zelfstandig wonen waarin een met een gezinsverband vergelijkbaar huishouden wordt gevoerd en de nadruk op wonen ligt en niet op andere functies zoals werk of zorg'. Het gaat er om dat de belangrijkste activiteit zelfstandig wonen is en eventuele behandeling, zorg of werk daaraan ondersteunend is. Aandachtspunten bij het bepalen of een bepaald gebruik onder de woonbestemming vallen zijn:
- Mate van verbondenheid van de bewoners: gemeenschappelijke ruimten en taken, eigen kamer;
- Verblijf: verplicht of vrijwillig, doel is verzorgen of voorbereiden op zelfstandigheid;
- Mate van begeleiding/zorg: continu, op afroep, intensiviteit, verplicht;
- Relatie zorg en wonen: los van elkaar te halen of niet;
- Bestendigheid van het wonen: vaste of wisselende samenstelling van bewoners, langdurig of onbepaald;
- Wijze van wonen: in een familiesfeer of vergelijkbaar daarmee;
- Het hebben van een stoornis of een zorgindicatie is niet beslissend.
Een gebouw waarin acht jongeren met psychische problemen vrijwillig wonen zonder permanente begeleiding, die beschikken over een gemeenschappelijke woonkamer/ keuken en huishoudelijke taken hebben en verbonden zijn met elkaar door hun problemen, is passend in de woonbestemming, omdat dit een met in gezinsverband wonen vergelijkbare situatie is en dus is sprake van nagenoeg zelfstandig wonen (ECLI:NL:RVS:2011:BR5681). Ook het gebruik door twee volwassenen en acht (pleeg)kinderen viel onder de woonbestemming, want dit was in de familiesfeer en er is sprake van één gezamenlijk huishouden (ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0338). Dat deze kinderen een AWBZ-indicatie hebben, is niet doorslaggevend. Het wonen in een woning door drie personen met een TBS-status die uitbehandeld zijn, maar worden voorbereid op terugkeer in de maatschappij, valt ook onder wonen: gebruik is niet wezenlijk anders dan een normaal gezin en er is geen voortdurend toezicht (ECLI:NL:RBROE:2006:AW2500). Het bovenstaande betekent dat het gebruik van woningen door bewoners die enige zorg krijgen ter ondersteuning van het zelfstandig wonen in veel gevallen past binnen de woonbestemming. Daarvoor is geen aparte bestemming of afwijking van het bestemming nodig. Dan moet wel sprake zijn van nagenoeg zelfstandige bewoning waarbij de situatie vergelijkbaar is met een in gezinsverband wijze van wonen.
Niet onder de woonbestemming valt een complex met woningen voor mensen met een CZ-indicatie (ECLI:NL:RVS:2012:BV8034), waarbij sprake is van voortdurend toezicht, ieder een eigen appartement heeft met voorzieningen en een eigen af te sluiten deur, zodat wonen en zorg niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het wonen in een complex van 19 appartementen door senioren met een kleinschalige gemeenschappelijke woonkamer en keuken is geen wonen: de ruimten zijn te klein om te kunnen spreken van een met in een gezinsverband vergelijkbare wijze van wonen met een zekere mate van verbondenheid (ECLI:NL:RBGEL:2016:2890). Kamerbewoning door negen studenten of arbeiders valt niet onder wonen, want dit is tijdelijk verblijf en geen met een in gezinsverband wonen vergelijkbare situatie (ECLI:NL:RVS:2009:BI8471 en ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9734). Ook een huis waarin alleen dagopvang plaatsvindt, valt niet onder wonen.
Als gevolg van nieuwe rechterlijke uitspraken kunnen deze opvattingen wijzigen. Geadviseerd wordt daarom steeds de laatste jurisprudentie te raadplegen, voordat bepaald wordt of een bepaald gebruik wel of niet onder de woonbestemming valt.
Werken binnen de bestemming wonen
De maatschappij wijzigt continu, waaronder ook de manier van werken. Was het vroeger gebruikelijk om naar een kantoor of bedrijf te gaan om te gaan werken (scheiding van functies), is er naar de huidige maatschappelijke inzichten meer behoefte aan flexibiliteit en thuiswerken (functiemenging). Redenen voor deze verschuiving zijn de betere communicatiemiddelen (mobiel, internet), fileproblemen, meer tweeverdieners en de meer flexibele combinatie van werken en zorg voor het gezin. Almere wil hierin meegaan en ruimte bieden aan het uitoefenen van een beroep of bedrijf in de eigen woning, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De ambitie is om Almere te ontwikkelen tot een aantrekkelijke, vitale stad met voldoende werkgelegenheid voor alle inwoners, met krachtige economische activiteiten en ontwikkelingsruimte voor nieuwe initiatieven. Bedrijvigheid aan huis levert ook een bijdrage aan de leefbaarheid in een woonomgeving. Beroepen en bedrijven aan huis kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld.
1. Vrije beroepen
Volgens vaste jurisprudentie is het uitoefenen van vrije beroepen in een woning in overeenstemming met de bestemming "Wonen". Dit is dus bij recht toegestaan, zodat een afwijkingsprocedure niet nodig is. Reden is dat het uitoefenen van een vrij beroep in een woning niet ongebruikelijk is en dat daardoor aan het woonkarakter geen afbreuk wordt gedaan, zolang de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt, dat wil zeggen dat de woning voor minimaal 2/3 deel voor wonen wordt gebruikt en dus maximaal 1/3 voor het beroepsmatig gebruik. Het gaat om de traditionele beroepspraktijken aan huis: dienstverlening, geleverd door professionals met een academische of vergelijkbare hogere beroepsopleiding, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een dierenarts, makelaar, accountant of psycholoog. De in de bestemming "Wonen" opgenomen bouwmogelijkheden zijn ook van toepassing bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep.
2. Aan-huis-verbonden-beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn volgens vaste jurisprudentie niet gelijk te stellen met vrije beroepen. Gelet op de inleiding hierboven zijn ook deze activiteiten tot een bepaalde omvang passend binnen de woonbestemming. Bepalend is in hoeverre een beroep of bedrijf aan huis nog te rijmen valt met de woonfunctie. Daarbij is de ruimtelijke uitstraling van dat gebruik van belang gelet op de aard, omvang en intensiteit van dat gebruik. In de begripsbepalingen van de planregels is opgenomen dat bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis de woonfunctie primair moet blijven en de ruimtelijke uitstraling van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in overeenstemming dient te zijn met die woonfunctie. Verder is in de planregels opgenomen dat de omvang van het beroep of bedrijf is beperkt tot maximaal 33% van het oppervlak van de woning (net als bij een vrij beroep), moet er zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dient het beroep of bedrijf door de bewoner van die woning te worden uitgeoefend. Bepaalde vormen van beroep of bedrijf die niet passend zijn binnen de woonbestemming zijn expliciet uitgesloten in de planregels: horeca, catering, seksinrichtingen en munitie- of vuurwerkopslag. Onder deze concrete voorwaarden is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis ruimtelijk aanvaardbaar en passend binnen de woonbestemming. Deze voorwaarden waarborgen namelijk het kleinschalig houden van deze activiteiten (ondergeschikt aan de woonfunctie en geen overlast voor de omgeving), zodat deze verenigbaar zijn in een woonmilieu. Met een omgevingsvergunning binnenplanse afwijking bestemmingsplan kan meegewerkt worden aan een verruiming van het oppervlak voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis tot maximaal 50%, mits dit niet leidt tot afbreuk van het woonkarakter in de buurt en er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer.
In de onderstaande niet limitatieve lijst is een aantal voorbeelden van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis opgesomd, waaraan kan worden gedacht:
Omschrijving | Voorwaarden/toelichting |
Vrije beroepen | bijv. notaris, huisarts, tandarts, accountant |
Uitgeverijen | Kantoren |
Grafische afwerking | |
Reproductiebedrijven opgenomen media | |
Vervaardiging van sieraden e.d. | |
Reparatie t.b.v. particulieren | bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder |
Reisorganisaties | |
Verzekeringsbedrijf/kantoor | |
Verhuur van en handel in onroerend goed | |
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | |
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | |
Hoveniersbedrijven | Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn. |
Meubel- en woningstoffeerderijen | |
Cursussen | |
Workshops | |
Internetbedrijven / e-commerce | Max 25 m² v.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt |
Kantoor algemeen | |
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures | |
Bed&breakfast | Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een (bedrijfs)woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij ook ontbijt mogelijk is. De (bedrijfs)woning moet wel een woning blijven; er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen. In beginsel zijn ten hoogste 5 gasten tegelijk mogelijk om nog ondergeschikt aan de woonfunctie te zijn. |
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven | Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie |
Wassalons en wasserettes | Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding |
Kappers | |
Detailhandel | Maximaal 25 m² v.v.o. |
Buiten de hierboven genoemde gevallen | Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten |
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming "Wonen".
Tuinvergrotingen
In het plangebied hebben de afgelopen jaren wijzigingen plaatsgevonden in de grenzen tussen openbare ruimte en particulier terrein bij woningen. Stukjes openbaar groen zijn door verkoop overgedragen aan bewoners, ter vergroting van hun tuin.
Gronden die zijn verkocht, hebben in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen. Gronden waarvoor een bruikleenovereenkomst geldt, maar die in principe ook verkocht kunnen worden, hebben eveneens een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen.
Bebouwing
Verruiming van de bouwmogelijkheden
De woonbestemming is ruimer bestemd dan in de vorige bestemmingsplannen. In die plannen waren goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld. In dit nieuwe plan is niet meer met goothoogten gewerkt behalve bij vrijstaande bij de woning behorende bouwwerken. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans vier meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen zeven meter en voor drie bouwlagen tien meter, tenzij de bestaande maat daarvan afwijkt. Voor de meeste bouwblokken is een hoogtemaat genomen, waarbij het hoogste deel bepalend is.
Bebouwing in voortuinen
In de voortuinen is de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is.
Uitbouwen aan de voorzijde van de woningen vallen qua hoogte niet onder de basisregel van één bouwhoogte per bouwblok. Uitbouwen aan de voorzijde van de woning zijn qua hoogte bestemd zoals ze zijn.
Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen
Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de regeling voor bijbehorende bouwwerken (uitbouwen, schuren en garages). Dit is om iedereen gelijke bouwrechten te geven. Als de achtergevel van het hoofdgebouw geen rechte lijn is (dus zonder eventuele uitbouwen) is het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe wel recht getekend, waardoor er dus uitbreidingsruimte in het bouwvlak ontstaat. Waar dit tot hinder van de buren zou kunnen leiden (schaduw of verminderde lichttoetreding) is de oorspronkelijke achtergevel gevolgd. Voor de bouwmogelijkheden van bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008. Om te voorkomen dat het erf geheel wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m²) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd. Qua maatvoering en positionering moeten de bijbehorende bouwwerken ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken hebben een goothoogte van maximaal 3 meter. Alleen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag een dakterras worden gebouwd.
Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen
Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Dit geldt voor bijbehorende bouwwerken en indien het bouwvlak is doorgetrokken ook voor het hoofdgebouw. Wel moet minimaal 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd, tenzij het bouwvlak direct langs de voorgevel is doorgetrokken. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden, waar dit leidt tot parkeerproblemen, tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier last van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen. Overigens zijn hierbij zoveel mogelijk de rechten uit de nog geldende bestemmingsplannen aangehouden.
In Artikel 11 zijn de planregels van de bestemming 'Wonen -1' opgenomen.
3.2.10 Wonen - 2
Deze bestemming is toegekend aan de vrijstaande woningen in het plangebied en de grotere twee-onder-een-kapwoningen. Hierbij wordt geen bouwvlak aangegeven, zoals bij Wonen - 1'' het geval is. Conform het beleid uit de nota Kleine Bouw is een bebouwingspercentage van 50% toegestaan en zijn de regels rond erfbebouwing iets anders. De voortuinen van de vrijstaande woningen hebben een bestemming Tuin'' gekregen.
Qua functionele mogelijkheden geldt hetzelfde als bij de bestemming Wonen - 1''. Meer uitleg daarover wordt gegeven in paragraaf 3.2.9.
Ook hier geldt dat is afgestapt van de regeling van goothoogtes. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans 4 meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen 7 meter en voor 3 bouwlagen 10 meter.
In paragraaf 3.2.9 wordt ook verder ingegaan op de tuinvergrotingen.
3.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen
Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen zoals omschreven in de volgende paragrafen.
Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Ter bescherming van deze gebieden zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt.
3.3.1 Leiding -Gas
Ter bescherming van de aardgastransportleiding in het plangebied (zie paragraaf 5.5 Kabels en leidingen) is een dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transport van gas, met de daarbij behorende belemmeringenstrook. De dubbelbestemming ligt op 4 meter aan weerszijden van de leiding. Voor aanleg- en graafwerkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de aardgastransportleidingen moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' uit het plan verwijderen, indien het transport van gas ter plaatse is beëindigd.
Bebouwing
Om de aardgastransportleiding te beschermen tegen graafschade en het beheer van de leiding veilig te stellen, zijn ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de gastransportleidingen en tot een maximale bouwhoogte van 3 meter. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd indien de veiligheid van de betrokken leidingen niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
3.3.2 Waarde-Archeologie 1
Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde -Archeologie 1'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.
De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.
In Artikel 14 Waarde - Archeologie 1 zijn de planregels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen.
3.3.3 Waarde-Archeologie 2
Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 100 cm onder maaiveld (op dekzand), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie 2'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. Indien behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.
In Artikel 15 Waarde - Archeologie 2 zijn de planregels van 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.
3.3.4 Waarde-Archeologie 6
Buitendijkse gebieden met mogelijke archeologische waarden (prehistorie, scheeps- en vliegtuigwrakken) hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie6'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. Indien behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.
In Artikel 16 Waarde - Archeologie 6 zijn de planregels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' opgenomen.
3.3.5 Waarde-Archeologie 5 (Bijlage bij de regels)
Voor het geval gedurende de planperiode een behoudenswaardige vindplaats wordt aangetroffen, zal de bestemming Waarde-Archeologie 1, 2 of 6 moeten worden gewijzigd in 'Waarde - Archeologie 5'. Deze bestemming komt nu nog niet voor en is dus nog niet in de regels opgenomen. De tekst van deze bestemming is opgenomen in Bijlage 2 van de planregels.
Een archeologische vindplaats bestaat uit twee onderdelen, te weten een kern met aangetoonde behoudenswaardige archeologische resten, en een 10 meter brede zone rondom de kern die wordt aangeduid als buffer, die op grond van onderzoek elders verspreide archeologische resten kan bevatten (zoals begravingen en depots). Deze buffer dient ter fysieke bescherming van de vindplaatskern en om de toegankelijkheid daarvan voor de toekomst te garanderen. Voor beide onderdelen van een vindplaats (kern en buffer) geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
Roering van de bodem van de buffer is in principe en onder voorwaarden mogelijk, met dien verstande dat dit sowieso geen (risico op) schadelijke effecten mag hebben op de archeologische resten in de kern van de vindplaats. Aan deze bestemming (Waarde - Archeologie 5) is een bouwverbod gekoppeld met ontheffingsmogelijkheden.
De ontheffingsmogelijkheden zijn opgenomen om toch bebouwing c.q. grondroering in de bufferzone mogelijk te maken, op voorwaarde dat de archeologische waarden die in de daarnaast gelegen kern van de vindplaats zijn gelegen niet aangetast worden, dan wel door middel van een archeologische opgraving voorafgaand aan het bouwen, ex situ veilig gesteld zijn (in een archeologisch depot of een museum).
Daarnaast geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor de activiteit 'aanleggen' ter bescherming van de archeologische waarden. Tevens geldt een verplichting tot inpassing van de vindplaats.
In Bijlage 2 van de regels zijn de planregels van de mogelijk toekomstige bestemming Waarde -Archeologie 5 opgenomen.
3.3.6 Waterstaat-Waterkering
Functionele mogelijkheden
Ter hoogte van de Gooimeerdijk is een dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' opgenomen om de primaire waterkering ter plaatse te beschermen. Ter plaatse van deze dubbelbestemming zijn dijken, kaden, dijksloten en overige voorzieningen ten behoeve van de waterkering toegestaan. De dubbelbestemming heeft alleen betrekking op de kernzone van de waterkering. De binnen-, buiten- en tussenbeschermingszone worden beschermd via het bouwbeleid van het Waterschap (Beleid bouwen nabij primaire waterkeringen). Het Waterschap heeft ook specifiek beleid voor windmolens, kabels en leidingen etc. (beleid primaire waterkeringen voor windmolens, kabels en leidingen en beplantingen).
In de Keur en bijbehorende legger waterkeringen van het waterschap Zuiderzeeland is de bescherming van de primaire waterkering geregeld. In de Keur staat beschreven wat het verbods- en gebodsregime van de beschermingszones betekent en welke handelingen vergunningsplichtig zijn. De regeling in de Keur staat los van de regeling in het bestemmingsplan. In paragraaf 5.7 Waterparagraaf wordt hier verder op ingegaan.
Bouwwerken
Ter plaatse van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming zijn toegestaan. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd na advies van de beheerder van de waterkering omtrent de bouwactiviteiten.
In artikel Artikel 17 Waterstaat - Waterkering zijn de planregels van de bestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen.
3.3.7 vrijwaringszone-dijk 1
Functionele mogelijkheden
Om de stabiliteit van de primaire waterkering te garanderen geldt aan weerszijden van de dijk een terughoudend bouwbeleid. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in een binnenbeschermingszone en een buitenbeschermingszone. De aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' heeft betrekking op de binnenbeschermingszone. In de Keur en de bijbehorende legger van Waterschap Zuiderzeeland en in paragraaf 5.7 Waterparagraaf is aangegeven waar deze zone precies ligt.
Bebouwing
Bouwplannen binnen deze zone moeten worden afgestemd met het waterschap.
In artikel 20.1.1 Vrijwaringszone-dijk 1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-dijk 1' opgenomen.
3.3.8 vrijwaringszone-dijk 2
Ter bescherming van de primaire waterkering buiten het plangebied (de Oostvaardersdijk) wordt een gebiedsaanduiding opgenomen. De aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' is van toepassing op de buitenbeschermingszone. In de Keur en de bijbehorende legger van Waterschap Zuiderzeeland en in paragraaf 5.7 Waterparagraaf is aangegeven waar deze zone precies ligt.
In artikel 20.1.2 Vrijwaringszone-dijk 2 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-dijk 2' opgenomen.
3.4 Overige Regels
3.4.1 Inleidende regels
Begripsbepalingen
In Artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met aan-huis-verbonden beroepen wordt bedoeld.
Wijze van meten
In Artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.
3.4.2 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
In Artikel 18 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
Overschrijding grenzen
In19.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.
Ondergeschikte bouwonderdelen op daken
In artikel 19.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.
Afwijkingsregels
In Artikel 21 zijn afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:
- het afwijken van maten (maximaal 10 %);
- het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
- het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
- het oprichten van kleinschalige windmolens op of aan het hoofdgebouw. Deze windmolens zijn te beschouwen als 'overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen'. Voor het toestaan van dergelijke windmolens moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:
- 1. de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
- 2. de rotordiameter van de windmolens mag maximaal 2 meter bedragen.
Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.
HAT VAT
De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Wijzigingsregels
In Artikel 22 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.
Verder kan de Bijlage 1 Gebiedsindeling & auto- en fietsparkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.
Overige regelingen
In Artikel 23 Overige regels is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
3.4.3 Overgangs- en slotregels
In Artikel 24 Overgangsrecht is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
In Artikel 25 Slotregel is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. Daarin worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden en daarom niet in de tabel zijn opgenomen.
Beleidsdocument | Beleidsuitgangspunt | Vertaling in het bestemmingsplan |
Rijksbeleid | ||
Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6 lid 2 | Ladder voor duurzame verstedelijking | In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. |
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012) Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2011) | Radarverstoringsgebieden | Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines. Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan. |
Europese Kaderrichtlijn Water 2000 | De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen: • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren); • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen; • een goede toestand van het grondwater; • een duurzaam gebruik van water; • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte. Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water 2000. Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan. |
Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie 2018 | In het Deltaplan staan drie deltaplannen met onderzoeken, maatregelen en voorzieningen voor de waterveiligheid, ruimtelijke adaptatie en de zoetwater-voorziening in Nederland. De programmering van de maatregelen is voor de eerste zes jaar gedetailleerd ingevuld en voor de twaalf jaar daarna indicatief, met een doorkijk naar 2050 (conform art. 4.9, vijfde lid van de Waterwet). | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. |
Nationaal Waterprogramma 2022 – 2027 Beleidsregel toetsings-kader waterkwaliteit | Het NWP beschrijft de hoofdlijnen en ambities van het nationale waterbeleid voor de periode 2022-2027: waterveiligheid, waterkwaliteit en klimaatadaptatie. Het beschrijft tevens de uitvoering daarvan en het beheer van de Rijkswateren en Rijks-vaarwegen. De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving zoals de energietransitie, de woningbouw en de transitie landelijk gebied is noodzakelijk. Voor een integrale aanpak van de opgaven wordt het water- en bodemsysteem meegenomen als leidend principe. In het NWP stelt het kabinet drie hoofdambities voor 2050 en verder: • Een veilige en klimaatbestendige delta. • Een concurrerende, duurzame en circulaire delta. • Een schone en gezonde delta met hoogwaardige natuur. Voor de Rijkswateren is de beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit op 14 maart 2022 gepubliceerd in de Staatscourant. Dit generieke toetsingskader is gericht op het beoordelen van mogelijke verslechtering van de ecologische of chemische toestand als gevolg van fysieke ingrepen of emissies van stoffen. | Grote waterpartijen bestemmen voor water en waterberging. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterprogramma 2020 – 2027. |
Erfgoedwet | Beschermen van archeologische waarden | Opnemen van een dubbelbestemming voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd. |
Provinciaal en regionaal beleid | ||
Omgevingsvisie Flevoland Straks (2017) | De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities de provincie heeft voor de toekomst. | De aardgastransportleiding en de Gooimeerdijk als primaire waterkering zijn als zodanig bestemd. Het Kromslootpark en het aangrenzende Zilverstrand (voor zover gelegen in het plangebied) zijn zodanig bestemd dat enerzijds de aanwezige natuurwaarden worden beschermd en anderzijds kleinschalige recreatieve ontwikkelingen mogelijk zijn. |
Omgevingsverordening Flevoland (2022) | In de Omgevingsverordening zijn de regels weergegeven welke de provincie heeft opgesteld voor het grondgebied. De verordening vloeit voort uit de omgevingsvisie. | Bebouwingsmogelijkheden in het Kromslootpark ten behoeve van kleinschalige voorzieningen en mogelijk toeristische voorzieningen in het Beginbos alleen mogelijk maken na toepassen wijzigingsbevoegdheid. |
Omgevingsprogramma Flevoland (2022) | Het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving is gebundeld in één programma. | Het bestemmingsplan past binnen het Omgevingsprogramma. |
Waterprogramma Watersysteem blijvend op orde! (2021) | Het waterbeleid van de provincie is erop gericht op het op orde houden van het watersysteem voor de lange termijn. De uitdagingen op dit gebied liggen op het terrein van wateroverlast, waterveiligheid en drinkwatervoorziening in 2050. | Het bestemmingsplan is in overeen-stemming met de inhoud van het waterprogramma. |
Waterbeheerprogramma Waterschap Zuiderzeeland 2022 - 2027 | Het Waterbeheerprogramma bestaat uit vier hoofdthema's: Omgeving, Waterveiligheid, Voldoende en gezond water en Schoon, gezuiverd water. Per thema worden de maatregelen die nodig zijn beschreven. Dan gebeurt op hoofdlijnen, zodat ruimte wordt gehouden om de manier waarop aan de doelen wordt gewerkt aan te kunnen passen. Er wordt gewerkt in een omgeving die voortdurend verandert. Klimaatverandering, minder biodiversiteit, het groeiende belang van circulariteit. Het zijn allemaal zaken waar rekening mee wordt gehouden en die soms ook ervoor zorgt dat de werkwijze moeten worden aangepast. | Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan. |
Waterkader Zuiderzeeland 2013 | Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. | Het bestemmingsplan is in overeen-stemming met het waterkader opgesteld. |
Gemeentelijk beleid | ||
Ruimtelijke ontwikkeling | ||
Omgevingsvisie Almere (2017) | De visie gaat uit van behoud van de moderne tuinstad met stadsdelen in groen-blauw netwerk maar wil ook uitdagingen aangaan op basis van 2 principes: organische groei en adaptief beleid. Er zijn vier uitgangspunten: 1. ontwikkel en onderhoud het goede. 2. naar een growing green city. 3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk. 4. uitnodiging aan iedereen om met goede initiatieven te komen die passen binnen de ruimtelijke hoofdstructuur: polderlaag (water, cultuurhistorie, natuur), netwerklaag (infrastructuur, duurzame energie) en stedelijke laag (wonen, werken, voorzieningen. Hierbij moet met diverse reserveringen rekening worden gehouden. | Het bestemmingsplan past in deze visie. |
Uitvoeringsagenda Almere Stad met Toekomst 2022 -2024 | De toekomstvisie beschrijft hoe Almere zich ook de komende jaren blijft ontwikkelen tot een veerkrachtige, gezonde, diverse en aantrekkelijke stad. Zowel voor de stad en haar inwoners zelf, voor Flevoland én als onderdeel van een blijvend sterke metropoolregio. De visie is gestoeld op de kernkwaliteiten van Almere en er is nadrukkelijk aandacht voor de opgaven in de stad die er al is voor sociaal-maatschappelijke ontwikkeling en de woningbouwopgave. | Het bestemmingsplan past in deze visie. |
Duurzaamheidsagenda (2020) | In de Duurzaamheidsagenda beschrijft de gemeente Almere haar ambities en de doelstellingen voor het duurzaamheidsbeleid voor de komende jaren en geeft richting aan de duurzame ontwikkeling van de stad. | Het bestemmingsplan is in overeen-stemming met de Duurzaamheidsagenda. |
Programmaplan Energie Werkt! (2015) | Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen | De plaatsing van kleinschalige windinstallaties op daken en aan gevels wordt mogelijk gemaakt. Zonnepanelen op daken zijn vergunningvrij en derhalve dus in het plangebied ook toegestaan. |
Welstandsnota Almere (2018) | Almere is in beginsel welstandsvrij in woonwijken en bedrijventerreinen. Welstandstoezicht is er wel voor: - het groenblauwe raamwerk - de hoofdstructuur - de centrumgebieden - bijzondere gebieden - etalagebieden - reclame. | Voor het Kromslootpark en het Beginbos is welstandsbeleid van toepassing. Hier geldt een terughoudend bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. De rest van het plangebied is welstandsvrij. |
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010) | Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis | Toetsingskader uit de nota overnemen voor de functie wonen. |
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999) | Criteria voor realisering van masten en antennes ten behoeve van telefonie | In de woonwijk De Velden en in het Kromslootpark worden geen zendmasten mogelijk gemaakt. In juni 2015 is wel een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan verleend voor het plaatsen van een telecommast met bijbehorende bouwwerken langs de Havendreef. Dit is in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen. |
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013) | Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. | In het plangebied heeft op een aantal plaatsen tuinvergroting plaatsgevonden. Dit is in het nieuwe bestemmingsplan verwerkt. |
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013) | Ligplaatsen voor woonschepen en vaste ligplaatsen. Langs de watergangen geen afmeeroevers toegestaan. | Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. De oevers langs de watergangen zijn niet aangewezen als afmeeroever. In de bestemming Water is in de bestemmings-omschrijving geen aanleggelegenheid opgenomen, waardoor het gebruik als afmeeroever op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan. |
Beleidsnota prostitutie en seksbranche Almere (2018) | Vestigingsbeleid seksbedrijven: 1. toegestaan in stadscentra van Centrum, Buiten en Haven; 2. op reguliere bedrijventerreinen beperkt toegestaan onder voorwaarden, maar niet op Stichtsekant, Groene Kadeweg en Twentsekant; 3. niet toegestaan in woonwijken (behalve aan-huis-verbonden beroep), binnenstedelijke of industriële bedrijventerreinen. | Opnemen van een verbodsbepaling voor seksbedrijven (met uitzondering van activiteiten aan huis en escortbedrijf). |
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012) | Vestigingsbeleid coffeeshops | In het plangebied mogen geen coffeshops worden gevestigd. |
Nota Parkeernormen 2020 | Bevat de parkeernormen voor het bouwen van een bouwwerk en een verandering van gebruik waardoor de parkeerbehoefte voor auto's en/of fietsen toeneemt. | In de regels van het plan zijn de parkeernormen opgenomen. |
Werk in de stad | ||
Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 | Onderdeel van de Visie Werklocaties Almere 2022. Uitgangspunt is om horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening. | Horeca wordt in de woonwijk De Velden niet toegestaan. |
Detailhandelsvisie Almere 2020 | De detailhandelsvisie is het beleidskader op het gebied van winkels en winkelcentra in Almere. Het wordt gebruikt bij het opstellen van bestemmingsplannen en is het uitgangspunt bij het opstellen van ontwikkelingsplannen bij gebieds-ontwikkelingen. De detailhandelsvisie geeft ook sturing bij ontwikkelingen op detailhandelsgebied bij stedelijke vernieuwingsvraagstukken, zoals in Almere Haven en in Almere Buiten Centrum. | Detailhandel is uitsluitend toegestaan in de woonwijk De Velden tot maximaal 25 m2 verkoopvloeroppervlak per woning. Ook webwinkels en internetwinkels zijn daarbij toegestaan, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten. |
Werken in de wijk (2005) | Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in bedrijfsruimten. | In de woonwijk De Velden is werken aan huis toegestaan. Hiervoor is een regeling opgenomen in het bestemmingsplan. |
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015) | Aangewezen locaties waar kansen liggen voor ontwikkeling van diverse vrijetijdsvoorzieningen, onder andere het Beginbos en het Zilverstrand. | De mogelijke ontwikkeling in het Beginbos is nog niet concreet genoeg om in dit bestemmingsplan in de regels en op de verbeelding op te kunnen nemen. Het Zilverstrand ligt grotendeels buiten het plangebied. Aansluitend aan het Zilverstrand wordt de bestemming wel Recreatie, maar zonder grote bouwmogelijkheden. |
Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022 | De agenda richt zich op drie strategieën: . Placemaking Deze strategie is erop gericht om een beperkt aantal gebieden door te ontwikkelen tot een volwaardige toeristisch recreatieve bestemming. We hebben kansrijke plekken gesignaleerd in de stad die hier zeer geschikt voor zijn. . Thematische versterking Deze strategie is erop gericht om bepaalde toeristische thema's te versterken en beter en slimmer onder de aandacht te brengen. . Samenwerking en organisatie Deze strategie is erop gericht om, door inzet van ambtelijke capaciteit, de netwerken en werkzaamheden van onze landelijke, regionale en lokale partners optimaal te benutten voor onze agenda. Dit is een randvoorwaarde voor het vervolg. | Het Kromslootpark is niet expliciet benoemd in de agenda maar heeft door de bijzondere natuurwaarden wel aantrekkingskracht op bezoekers. |
Groene stad | ||
Waterplan, stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017) | Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. | In paragraaf 5.7 Waterparagraaf zijn de wateraspecten aangegeven. |
Kleur aan groen (2014) | Spelregels voor zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere. | Het Kromslootpark heeft de bestemming Natuur gekregen. Het Beginbos heeft de bestemming Bos gekregen. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven in het Kromslootpark en Beginbosgoed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, zijn de bestemmingen Natuur en Bos niet op voorhand uitgebreid met mogelijke nieuwe functies. |
Visie Ecologie 2020 | In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Daarnaast zijn acht concrete doelen opgenomen: inzetten op voorlichting en educatie over natuur, aanmoedigen natuurinclusief ontwikkelen en beheren, ontwikkelen van groene tuinen, vergroten oppervlak en kwaliteit natuur, inzetten op ecologische verbindingen, ruimte geven voor tijdelijke natuur, realiseren van donkere gebieden en diversifiëring van groen. De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige (blauw-)groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen. | Het Kromslootpark heeft de bestemming Natuur gekregen. |
Bomenkader (2017) | Het Bomenkader is een handvat om weloverwogen keuzes te maken bij het onderhouden, aanpassen en versterken van het bomenbestand in Almere. | Binnen het plangebied bevinden zich bomenrijen en bosgebieden waar het Bomenkader op van toepassing is. |
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 (2003) | Wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen. | De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied maakt het niet onmogelijk dat er extra voet- en fietspaden worden aangelegd. Of dat ook daadwerkelijk zal plaatsvinden, wordt niet in het kader van dit bestemmingsplan besloten. |
Veiligheid | ||
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005) | Vuurwerkopslag en -verkoop is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven | De verkoop en opslag van vuurwerk in het plangebied wordt niet toegestaan. |
Sociale structuur, onderwijs en cultuur | ||
Archeologienota (2016) en Archeologieverordening (2016) | Beschermen van archeologische waarden | Onderzoekplicht opnemen bij de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 6'. |
Overig gemeentelijk beleid | ||
Nota Evenementen in Almere (2015) | De nota heeft alleen betrekking op het vergunningenbeleid en richt zich voornamelijk op evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 18 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd. | In het plangebied zelf zijn geen locaties waar met regelmaat (grotere) evenementen worden gehouden. Het Almeerderstrand, aan de andere zijde van de A6, wordt wel als locatie voor grote evenementen gebruikt. Dit raakt het plangebied in zoverre, dat er bij grote evenementen geparkeerd kan worden bij het Zilverstrand en dat aan- en afvoer vanaf de zijde van het Zilverstrand kan plaatsvinden. In het bestemmingsplan hoeven hier geen aangepaste bestemmingen voor te worden opgenomen. |
Hoofdstuk 5 Omgevingstoets
Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
5.1 Milieu-effectrapportage
Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht. De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EU-richtlijn 'betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:
- 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
- 2. de locatie van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
- 3. de soort en kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).
Voor bijvoorbeeld de volgende gevallen geldt een mer-beoordelingsplicht:
- de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven met 250.000 bezoekers 100 ligplaatsen , een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied (D 10);
- de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (D 11.2).
Volgens art. 7.2a lid 1 Wm zijn plannen die volgens een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht zijn en waarvoor een passende beoordeling Natura 2000 (Wet natuurbescherming) moet worden gemaakt m.e.r.-plichtig. Een passende beoordeling is noodzakelijk als op basis van het bestemmingsplan significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden verwacht kunnen worden. Daarbij moet ook gekeken worden naar zogenaamde externe werking (effecten buiten een Natura 2000-gebied die wel kunnen leiden tot aantasting van Natura 2000-waarden binnen een Natura 2000-gebied).
De meest nabije Natura 2000-gebieden zijn Gooimeer Zuidoever (als onderdeel van het Natura 2000-gebied Gooimeer Zuidoever en Eemmeer) en het Naardermeer. Gelet op de omvang van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied niet nabij overige Natura 2000-gebieden zoals Markermeer-IJmeer, de Lepelaarplassen is gelegen kan een effect op de instandhoudingsdoelen van die gebieden op voorhand worden uitgesloten.
Voor het Naardermeer geldt dat met name het Kromslootpark een functie heeft als foerageergebied van de purperreiger, een vogelsoort uit het Naardermeer waarvoor instandhoudingsdoelen zijn vastgesteld. Mede hierom heeft het Kromslootpark de bestemming natuur gekregen. Met deze bestemming zijn voldoende garanties geboden voor behoud van deze functie. Voor de soorten waarvoor de Gooimeer-zuidoever is aangewezen geldt, dat een aantal hiervan ook op de meertjes in het Kromslootpark rusten (met name bij harde wind). Ook hiervoor geldt dat de bestemming natuur voldoende garanties biedt voor het behoud van deze functie.
Buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan valt het beheer zoals dat door Staatsbosbeheer zal worden uitgevoerd.
De (extra) depositie van stikstof (NOx) als gevolg van de geplande activiteiten voor dit bestemmingsplan is niet bekend, maar zal naar verwachting uiterst beperkt zijn. Het nieuwe bestemmingsplan heeft met name een conserverend karakter. Het plan voorziet niet in grootschalige ontwikkelingen met substantiële wijzigingen in verkeersstromen, gebruik van industriële (stook)installaties of iets dergelijks. Stikstofdepositie met negatieve effecten op de kwaliteit van habitattypen tot gevolg, zijn door de beperkte uitbreiding van ontwikkelingsmogelijkheden dan ook uit te sluiten. Nadere berekeningen zullen niet leiden tot andere inzichten en worden daarom niet noodzakelijk geacht.
Het nieuwe bestemmingsplan maakt weinig nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In dit bestemmingsplan worden gelet hierop geen activiteiten mogelijk gemaakt of zijn activiteiten voorgenomen die (nieuwe ten opzichte van het vorige bestemmingsplan) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, die worden genoemd in bijlagen C of D van het Besluit mer. Gelet hierop kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Een mer of mer-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.
5.2 Geluid
In het plangebied van De Velden liggen de zones van de op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen A6, Havendreef en Gooimeerdijk west. De overige wegen in het plangebied hebben geen zone op grond van de Wet geluidhinder omdat voor deze wegen een maximum snelheid geldt van 30 km/u.
Omdat in het plangebied geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen mogelijk worden gemaakt, hoeft er geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Voor bestaande geluidgevoelige bestemmingen is in het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan geen onderzoek nodig.
In het bestemmingsplan worden geen functies toegevoegd waardoor een akoestische afweging nodig is om te bepalen of sprake is van goede ruimtelijke ordening.
5.3 Luchtkwaliteit
Het plangebied De Velden is een laag dynamisch gebied. Er worden in het bestemmingsplan geen nieuwe functies toegevoegd. Het plan valt binnen de categorieën van gevallen die omschreven zijn in de RegelingNiet in betekenende mate (NIBM) en kan zonder toetsing aan de grenswaarden uitgevoerd worden.
5.4 Externe Veiligheid
Ten aanzien van het aspect externe veiligheid is een onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2 Onderzoekexterne veiligheid).
Conclusie
Transport van gevaarlijke stoffen over de A6, de Flevolijn en een aardgastransportleiding, zijn de voor het plangebied relevante risicobronnen met mogelijke ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid.
Plaatsgebonden risico
De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden. Er er worden met dit bestemmingsplan geen beperkt kwetsbare en kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseis voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en/of daarmee overeenkomende vaste afstand van de A6, Flevolijn en aardgastransportleiding.
Verantwoordingselementen groepsrisico en hulpverlening
Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De in onderstaande paragrafen opgenomen informatie, bevat de overwegingen die hebben geleid tot onderhavige invulling van deze verantwoordingsplicht.
Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten, verantwoordt het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Het is niet noodzakelijk om door middel van ruimtelijke maatregelen het groepsrisico en de potentiële effecten te verkleinen en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.
De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's, als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.
Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar.
Onderbouwing
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van A6 en de daarmee overeenkomende (basisnet)afstand van de Flevolijn liggen buiten het plangebied.
De beschouwde buisleiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar.
De wettelijke basisbescherming wordt geboden en geborgd.
Groepsrisico
Binnen de 200 m grens van de Flevolijn en de A6 en binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding, staat nu geen bebouwing en wordt ook geen nieuwe bebouwing toegestaan. Het groepsrisico voor deze drie risicobronnen is nihil en wijzigt niet ten gevolge van dit bestemmingsplan.
Verantwoording groepsrisico
Het groepsrisico van de Flevolijn, A6 en aardgastransportleiding hoeft niet te worden verantwoord, omdat het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt ten opzichte van de situatie vóór vaststelling van het ruimtelijk besluit en het groepsrisico na vaststelling van het besluit onder de oriëntatiewaarde blijft
Verantwoording hulpverlening
De Brandweer Flevoland is in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het concept ontwerp bestemmingsplan over:
- de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op weg/spoor/buisleiding/water;
- de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op weg/ spoor/buisleiding/water een ramp voordoet.
Zie Bijlage 3 Advies Veiligheidsegio Flevoland voor dit advies. De belangrijkste conclusies zijn:
- 1. gezien de conserverende aard van het bestemmingsplan is het niet opportuun maatregelen te nemen in de sfeer van ordening of gebouwontwerp om de effecten van een incident in het plangebied te beperken;
- 2. het plangebied kent voldoende mogelijkheden om van de verschillende risicobronnen af te vluchten;
- 3. bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie. Middelen hiervoor zijn de WAS-sirenes (tot 2020), omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert) en de website www.crisis.nl ;
- 4. het plangebied kent een goede bereikbaarheid en voldoet aan de handreiking voor bluswater, met andere woorden er is voldoende bluswater.
Reactie gemeente op advies
De zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid (bereikbaarheid en bluswater) is als voldoende beoordeeld. Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan worden geen ruimtelijke maatregelen getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.
5.5 Kabels En Leidingen
Algemeen
Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen, gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatieverbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd.
De kabels en leidingen voor nutsvoorzieningen (gas, elektra, water, telefoon) te behoeve van de bebouwing (huisaansluitingen) in het plangebied liggen op gemeentegrond. Deze leidingen lopen evenwijdig langs grotere wegen. Deze zijn verder planologisch niet relevant.
In dit plangebied is geen stadsverwarming aanwezig.
Parallel aan en net ten zuiden van de A6 ligt een hogedruk aardgastransportleiding.De leiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 457 mm. Ter bescherming van de aardgastransportleiding, wordt ter plaatse van het nieuwe tracé een dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen. In een strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding mogen geen gebouwen worden gebouwd of graafwerkzaamheden worden verricht zonder omgevingsvergunning. Binnen deze strook is aan een aantal werkzaamheden een vergunningsplicht gekoppeld. Zie hiervoor ook de toelichting op de dubbelbestemming Leiding - Gas.
Net ten noorden van het plangebied, ter hoogte van het Beginbos, ligt een leidingenstraat. De gasleiding die uit het Kromslootpark komt, ligt hier in deze leidingenstraat. Verder ligt er een waterleiding en wat kleinere ondergrondse hoogspanningsleidingen. Deze leidingenstraat heeft geen beschermingszone die tot in het plangebied reikt.
Straalverbindingen
Straalpaden worden door KPN gebruikt voor het doorgeven van telefoon-, radio- en televisiesignalen. Voor een goede signaaloverdracht moet tussen de zender en ontvanger een strook worden vrijgehouden van hoge elementen, waaronder windturbines. Boven Almere loopt een verbinding van Hilversum naar Lelystad (roze lijn in figuur hieronder). Binnen dit traject mag niet gebouwd worden boven een bepaalde hoogte. De verbinding is aan weerszijden van de hoofdas 100 m breed, dus in totaal 200 m.
De straalverbinding ligt buiten het plangebied.
Figur:Straalpad (roze lijn)
5.6 Ecologie
Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming,m gebiedsbescherming en de bescherming van houtopstanden. De soortenbescherming was voorheen in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 en de houtopstanden in de Boswet. Per 1 januari 2017 zijn de bepalingen van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet opgegaan in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Daarbij zijn met name de verplichtingen die voortkomen uit de Europese wet- en regelgeving onveranderd gebleven. De zogenaamde 'nationale koppen' (bescherming van soorten en gebieden die verder gaat dan de Europese verplichtingen) zijn gesnoeid. Het gaat hierbij om Beschermde natuurmonumenten en een 200tal plant- en diersoorten. Daarentegen worden nu soorten beschermd die onder de Flora- en faunawet niet beschermd waren. Van deze lijst met 91 soorten is echter geen populatie in Almere aanwezig.
Gebiedsbescherming
Wnb
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR); de aldus beschermde gebieden vormen samen Natura 2000. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Wnb. De Wnb heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden moeten worden getoetst op hun effecten op de instandhoudingsdoelen die voor deze gebieden zijn vastgelegd. Als uit deze voortoets blijkt dat het bestemmingsplan significante gevolgen kan hebben op het Natura 2000-gebied, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt (artikel 2.8 van de Wnb). Indien blijkt dat er werkelijk sprake is van mogelijk significant negatieve effecten, dan kan alleen toestemming voor de activiteit gegeven worden als er geen alternatieven voor de activiteit zijn, er dwingende redenen van groot openbaar belang mee gediend zijn en de negatieve gevolgen gecompenseerd worden (de ADC-toets). Significant negatieve effecten dienen dus te worden voorkomen, zo nodig na het treffen van mitigerende maatregelen. Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied kunnen invloed hebben op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt "externe werking" genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.
Beoordeling
Binnen het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen. Een direct (intern werkend) effect op de instandhoudingsdoelen Natura2000-gebieden kan daarmee op voorhand worden uitgesloten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn de volgende Natura 2000-gebieden gelegen: Eemmeer & Gooimeer Zuidoever, Markermeer en IJmeer en het Naardermeer. Op grotere afstand liggen de Oostelijke vechtplassen en de Lepelaarplassen. De afstand tot deze gebieden en het conserverend karakter van het bestemmingsplan maakt dat negatieve effecten als gevolg van externe werking op basis van de bestemmingen op voorhand kunnen worden uitgesloten. Het Kromslootpark is onderdeel van het foerageergebied van purperreigers uit het Naardermeer. In het aanwijzingsbesluit Natura 2000 van het Naardermeer is voor de Purperreiger een instandhoudingsdoel geformuleerd. Dit betekent dat plannen en projecten (en dus ook veranderingen in het beheer en inrichting) aan de Wet natuurbescherming moeten worden getoetst. In het bestemmingsplan kunnen echter alleen de genoemde bestemmingen en de daaraan gebrachte aanpassingen worden beoordeeld. Veranderingen in het beheer dienen afzonderlijk door de beheerder te worden getoetst bij de vaststelling van het beheerplan.
Nationaal Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalig EHS)
Hoewel de naam van het netwerk aan natuur in Nederland is veranderd, gelden dezelfde regels als voorheen voor de EHS. De EHS is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van dit netwerk aan natuur, deze zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). Hierin zijn de voorwaarden voor economische ontwikkelingen uitgewerkt. In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de 'wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat sprake is van groot openbaar belang, geen reële alternatieven aanwezig zijn én effecten worden voorkomen. Resteffecten moeten worden gecompenseerd.
Beoordeling
Binnen het plangebied zijn de volgende NNNgebieden gelegen: Kromslootpark, Beginbos, Vroege Vogelbos en het Gooimeer. Deze gebieden hebben in dit bestemmingsplan en conform de Spelregels EHS een passende bestemming. Gezien het conserverend karakter van het bestemmingsplan zijn geen negatieve effecten op de Wezenlijke Kenmerken en Waarden te verwachten. Buiten deze beoordeling vallen aanpassingen in het beheer. Deze dienen door de beheerder te worden getoetst bij de aanpassing van het beheer.
figuur: uitsnede NNN in het plangebied
Soortbescherming
De soortbescherming in de Wnb heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een aantal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Wnb behorende besluiten en regelingen. De Wnb bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 1.11 van de Wnb schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven. In de meeste gevallen kan voor de verbodsbepalingen een ontheffing worden aangevraagd voor de in het gebied voorkomende beschermde soorten. Bepaalde algemeen voorkomende soorten planten en dieren vallen onder de zogenaamde vrijstellingsregeling indien het werk te omschrijven is als bestendig beheer of onderhoud, of een ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, worden verschillende groepen soorten onderscheiden. Bovendien gelden naast landelijke vrijstellingen ook vrijstellingen op provinciaal niveau.
Beoordeling
In 2014 is een inventarisatie uitgevoerd van de onder de Flora- en faunawet beschermde plant- en diersoorten (categorie zwaar beschermd en jaarrond beschermde vogelnesten). Deze inventarisatie is in 2019 herhaald en zal naar verwachting iedere drie jaar worden uitgevoerd, maar dan voor de soorten die onder de Wet natuurbescherming beschermd zijn en waarvoor geen vrijstelling is verleend.
In het plangebied zijn een groot aantal beschermde soorten aangetroffen. Het voorkomen van deze soorten staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg, gezien het conserverend karakter van dit plan.
Houtopstanden
Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de bepalingen van de Boswet daarin enigszins gewijzigd opgenomen. De bepalingen rond vellen en herplant zijn niet van toepassing op:
- a. houtopstanden binnen de bij besluit van de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom;
- b. houtopstanden op erven of in tuinen;
- c. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;
- d. naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, indien niet ouder dan twintig jaar;
- e. kweekgoed;
- f. uit populieren of wilgen bestaande:
- 1. wegbeplantingen;
- 2. beplantingen langs waterwegen, en
- 3. eenrijige beplantingen langs landbouwgronden;
- g. het dunnen van een houtopstand;
- h. uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:
- 1. ten minste eens per tien jaar worden geoogst;
- 2. bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan twee meter, en
- 3. zijn aangelegd na 1 januari 2013.
Bij de kap geldt een meldingsplicht en herplantplicht. De kap van houtopstanden moet een maand van tevoren worden gemeld bij Gedeputeerde Staten. De provincie ziet toe op de naleving van de herplantplicht.
Beoordeling
Behoudens dunningen zijn met dit bestemmingsplan geen vellingen voorzien. De bepalingen omtrent houtopstanden in de Wet natuurbescherming staan uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
figuur: begrenzing bebouwde kom in het kader van de Wnb (voorheen Boswet) in groen weergegeven.
Visie Ecologie 2020 - bouwen met natuur (2021)
In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Deze Visie gaat uit van blauwe en groene brongebieden (Groenblauw Raamwerk en Natuurnetwerk Nederland) met daartussen Ecologische hoofdverbindingen en Groenblauwe aders. Een deel van de Ecologische hoofdverbindingen zijn al aanwezig, een deel moet nog ingericht worden. Een deel van het plangebied (Kromslootpark) is onderdeel van de Ecologische Verbinding Pampus (verbinding met Lepelaarplassen). Tevens is het Kromslootpark en Beginbos onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en Groenblauw Raamwerk. In dit deelgebied liggen verder groenblauwe aders. Voor de Groenblauwe aders geldt dat deze reeds aanwezig zijn en ecologisch goed functioneren.
De Visie beschrijft acht concrete doelen. Deze acht doelen zijn:
- A. Trots op stadsnatuur - we zetten in op voorlichting en educatie;
- B. Groene gebouwen - met de toolbox natuurinclusief bouwen moedigen we de stad aan om natuurinclusief te ontwikkelen en beheren;
- C. Groene tuinen - niet alleen van belang voor planten en dieren, maar ook voor verkoeling en het opvangen van hevige regenval;
- D. Gezonde wateren - bij de inrichting van de stad houden we rekening met water- en moerasgebonden natuur;
- E. Ecologische verbindingen – het verbinden van brongebieden en het opheffen van barrières in groenblauwe aderen van de stad zorgen voor duurzame instandhouding van populaties van dieren en planten;
- F. Ruimte voor tijdelijke natuur – pioniernatuur krijgt de ruimte door gebruik te maken van ontheffing braakliggende terreinen;
- G. Donkere nachten – sommige soorten hebben baad bij donkere gebieden, we zoeken hier een balans tussen aandacht voor ecologie en veiligheid voor mensen;
- H. Diversifiëring groen - zoveel mogelijk diversiteit in beplanting, passend bij de omstandigheden van die plek (bodem, klimaat, water en licht) aansluitend op de behoefte van de dieren in de stad.
De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige (blauw-)groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen.
s
5.7 Waterparagraaf
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets te volgen. De watertoets wordt doorlopen met de waterbeheerders. De waterbeheerders in dit gebied zijn het Waterschap Zuiderzeeland en Rijkswaterstaat (voor het Gooimeer). In het kader van de watertoets is de normale procedure van toepassing.
Het plan heeft geen significante effecten op het Gooimeer omdat er buitendijks geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Binnendijks zijn nu ook nog geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en derhalve volgt uit de watertoets op dit bestemmingsplan ook geen wateropgave. Wel kunnen er later onder voorwaarden enkele kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Bij eventuele negatieve effecten van deze ontwikkelingen op het watersysteem (inclusief afwatering dijkse kwel) of op de keringen wordt in overleg met het waterschap uitgewerkt of en hoe deze effecten worden gecompenseerd.
Deze waterparagraaf beschrijft verder de wateraspecten waterveiligheid, waterkwantiteit, vaarwegen en riolering.
Waterveiligheid
Het buitenwater (het Gooimeer) is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. De Gooimeerdijk biedt bescherming tegen het buitenwater. De ligging van deze waterkering is weergegeven in onderstaande figuur.
De Gooimeerdijk is in de 'Legger' van het Waterschap Zuiderzeeland aangemerkt als primaire waterkering. De Gooimeerdijk heeft verschillende beschermingszones, namelijk:
- Kernzone. Dit is het centrale gedeelte van de waterkering;
- Binnenbeschermingszone. Dit is een strook, direct aan weerszijden van de kernzone, die technisch/fysisch een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering; en ruimte reserveert voor eventuele versterkingen;
- Buitenbeschermingszone. Dit is een strook aan weerszijden van de binnenbeschermingszone.
De kernzone is het gebied met het strengste verbods- en gebodsregime en de buitenbeschermingszone is het gebied met het minst strenge verbods- en gebodsregime. De breedte van deze beschermingszones zijn vastgelegd in de Legger. De kernzone van de Gooimeerdijk heeft een breedte van circa 75 meter. De binnenbeschermingszone heeft, gemeten vanaf de rand van de kernzone, over het gehele plangebied een breedte van 20 meter. De buitenbeschermingszone, gemeten vanaf de rand van de binnenbeschermingszone, heeft een breedte van 155 meter buitendijks en een breedte van 80 meter binnendijks. In de 'Keur' van het Waterschap Zuiderzeeland staat beschreven wat het verbods- en gebodsregime van de beschermingszones betekent en welke handelingen vergunningsplichtig zijn.
Waterkwantiteit
Het oppervlaktewatersysteem is binnendijks verdeeld in drie peilgebieden (zie kaart). Daarnaast geldt voor het buitendijks gebied, het Gooimeer, een nieuw Peilbesluit (d.d. 2018). Het winterpeil van -0,40m NAP blijft ongewijzigd. Het zomerpeil in het Gooimeer is veranderd in een streefpeil -0,20m NAP met een bandbreedte van 20 cm waarbinnen het meerpeil mag bewegen (zie onderstaande figuur).
Waterkwaliteit
Er ontstaan geen effecten op de waterkwaliteit doordat er geen buitendijkse ontwikkeling plaatsvindt.
Vaarwegen
In het plangebied ligt een Rijksvaarweg met de CEMT-klasse IV. Voor de vaarweg geldt volgens het Barro een vrijwaringszone van 25 meter aan weerszijden van een vaarweg.
Het plan maakt geen ontwikkelingen in het Gooimeer mogelijk. Er zijn derhalve geen effecten van dit plan op de nautische veiligheid.
Riolering
Almere-Haven is gescheiden gerioleerd. Dit betekent dat het regenwater afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater. Het vuile water wordt naar de rioolwaterzuivering AWZI Almere gepompt.
5.8 Bodemkwaliteit
Historie
De bodem van Almere ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette, maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld.
De bodem van Almere ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg.
Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld.
Bodemkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
In het plangebied ‘De Velden, Gooimeer en Kromslootpark’ zijn geen recente bodemonderzoeken uitgevoerd, met uitzondering van de voormalige stortplaats in het Kromslootpark. Op de historische luchtfoto’s zijn in de periode 1981-2017 in het plangebied geen andere locaties onderscheiden die verdacht worden van bodemverontreiniging, dan de vuilstort Kromslootpark (zie provincie Flevoland, Bodematlas). Hierdoor valt geen uitspraak te doen over de algemene kwaliteit van de bodem.
Tijdens een aantal bodemonderzoeken ter plaatse van de voormalige stortplaats in het Kromslootpark is in de puinhoudende grond asbest aangetroffen. De afdeklaag van het stortlichaam bevatte licht verhoogde gehalten aan kobalt en nikkel. Het grondwater rondom de stortplaats was matig verontreinigd met arseen, barium en/of 1,2-Dichlooretheen (som cis + trans).
Bodemkwaliteitskaart
Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) in het gebied ‘De Velden, Gooimeer en Kromslootpark’ de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is.
Elke aanvraag voor een omgevingsvergunning moet vergezeld gaan van de resultaten van een bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.
Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit. Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiks- mogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst.
Grondwater en kwel
De grondwaterstand in het gebied 'De Velden, Gooimeer en Kromslootpark' wordt sterk beïnvloed door het oppervlaktewaterpeil.
Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering.
Het gehele plangebied staat onder invloed van kwel, dat aan het maaiveld uittreedt. De kwel is afkomstig vanuit het Gooimeer, het Veluwemassief en de Utrechtse Heuvelrug. Het kwelwater is van goede kwaliteit. Als gevolg van de grote invloed van kwel- en regenwater in het plangebied is de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit als goed te karakteriseren. Ditzelfde geldt voor de kwaliteit van het grondwater.
Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
5.9 Archeologie En Cultuurhistorie
Historische-geografische en (steden)bouwkundige waarden
Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.
In het plangebied De Velden, Gooimeer en Kromslootpark zijn geen beschermde bouwkundige monumenten of stadsgezichten aangewezen. Op basis van de inventarisatie 'Iconen van Almere' (2016) zijn er potentiële waardevolle historisch-geografische structuren en/of groene monumenten te onderscheiden Dit zijn de Gooimeerdijk, het Kromslootpark en het Beginbos. De twee laatstgenoemde gebieden maken onderdeel uit van de oudste groenaanleg van Almere (1972-1974). In het Kromslootpark staat ook 'De Urn' van Armando (2000), een monumentaal werk in brons dat refereert aan leed en dood. Andere opvallende elementen zijn de zes bronzen afgietsels van monumentale boomstronken langs het Mesurierpad in het Meerveld: 'Souvenirs van het Oude Land' (Sjoerd Buisman, 1999).
Archeologische waarden
Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en de vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.
Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er werd in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere (maar nog niet in dit plangebied) zijn gevonden.
Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het plangebied zijn in het verleden slechts zeer beperkt archeologische onderzoeken uitgevoerd en er zijn dan ook nog geen behoudenswaardige vindplaatsen uit de prehistorie bekend. Deze mogen op basis van onderzoek in de directe omgeving wel verwacht worden.
Uitsnede Archeologische Beleidskaart met (benaderde) begrenzing van het plangebied. Groen is Archeologie Waarde 1, Geel is Archeologie Waarde 2 en Buitendijks is Archeologie Waarde 6.
Binnen de plangrenzen van De Velden, Gooimeer en Kromslootpark zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) verschillende terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld omdat ze bebouwd zijn of in het verleden bebouwd zijn geweest, anderszins verstoord zijn of reeds zijn onderzocht en vrijgeven. Ze zijn op de ABA aangeduid met een donkergrijze kleur. De overige gebieden zijn aangeduid met “Waarde-Archeologie 1” “Waarde-Archeologie 2” of “Waarde-Archeologie 6”. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen.
Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden
Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.
Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen
Overeenkomstig de vastgestelde beleidsuitgangspunten, moeten behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan.
Toevalsvondsten
Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.
Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.
5.10 Radarverstoringsgebied
Radars voor militaire luchtvaart
Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordeningis aangegeven (zie Bijlage 1Beleidskader, Hoofdstuk 1 Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.
figuur radars voor militaire luchtvaart
Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).
In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen.
Figuur hoogteradialen luchtvaartverkeer
Binnen een toetsingsvlak moet indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.
Voor het plangebied zou dit toetsingsvlak dus alleen gelden voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Dit plan maakt dergelijke nieuwe windturbines niet mogelijk.
Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad
Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.
Zoals uit de bovenstaande figuur blijkt, is het laserstraalvrije gebied niet van toepassing op het plangebied. Dit behoeft dus geen verdere regeling in het plan.
5.11 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk (zie Bijlage 1 BeleidskaderHoofdstuk 1Rijksbeleid) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro: artikel 3.1.6 lid 2). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de ladder moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. Aan de woningbouwopgave van nationaal belang (RRAAM) wordt in dit plan geen invulling gegeven. Binnen het plangebied zijn geen nieuwbouwlocaties zonder bouwbestemming opgenomen, waar op dit moment nog niet gebouwd is. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.
5.12 Overig
Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:
- bedrijven en milieuzonering
- trillingen
- lichthinder
- geurhinder
- ammoniak en veehouderij
- energie
- windhinder
- bezonning
- uitzicht.
Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Planning En Fasering
Oorspronkelijk was het plan om één nieuw bestemmingsplan te maken voor het Centrum van Almere Haven, De Velden, het Gooimeer en het Kromslootpark. Voor de kustzone is een nieuw toekomstbeeld gemaakt. In eerste instantie is voor dit nieuwe bestemmingsplan gewacht op deze ontwikkelingen. De plannen voor de kustzone waren echter nog niet concreet genoeg om al mee te kunnen nemen in het bestemmingsplan. Daarom is de kustzone uit het nieuwe bestemmingsplan gelaten. Omdat de plannen voor de kustzone ook invloed kunnen hebben op het centrum van Almere Haven, is besloten het centrum van Almere Haven ook niet mee te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. Voor de kustzone wordt een apart bestemmingsplan gemaakt.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (zie artikel 6.2.1):
- de bouw van één of meer woningen of één of meer hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bedraagt;'
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².
Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:
- a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
- c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,
of bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):
- d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
- e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
- f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.
Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt in principe tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Een plan is economisch uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen, zoals subsidie.
In dit bestemmingsplan zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen met een directe bouwtitel. Er zijn twee wijzigingsbevoegdheden in het plan opgenomen om kleine voorzieningen in het Kromslootpark of recreatieve voorzieningen in het Beginbos te kunnen realiseren. Dit zijn geen rechtstreekse bouwmogelijkheden. Daarom hoeft er nog geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Pas als de wijzigingsbevoegdheden worden toegepast, hoeft een explotatieplan te worden gemaakt of een anterieure overeenkomst te worden afgesloten.
Planschade
Het vaststellen van een bestemmingsplan is op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een aangewezen handeling die in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de planschade. De inschatting is dat met het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet of slechts beperkt tot een tegemoetkoming in de planschade leidt aangezien het voorliggend bestemmingsplan voornamelijk een actualisatie en voortzetting van het vigerend planologisch regime betreft.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Wensen en opmerkingen bij de start van het opstellen van het bestemmingsplan
Voordat een nieuw bestemmingsplan werd opgesteld, wilde de gemeente van de bewoners en ondernemers horen of er wensen of opmerkingen waren waarmee in het nieuwe bestemmingsplan rekening gehouden moet worden. Daartoe is er onder andere op dinsdag 21 juni 2016 van 18:00 tot 20.00 uur een inloopavond gehouden in Green Story Café, Kerkgracht 41, Almere Haven. Daar was de gelegenheid om opmerkingen en wensen ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan mondeling kenbaar te maken. Er waren twee vertegenwoordigers van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente aanwezig om de opmerkingen en wensen te noteren.
Verspreid over de avond zijn er in totaal ongeveer 30 mensen langs gekomen om opmerkingen en wensen door te geven. In Bijlage 4 Verslag inloopavond Denkt-u-mee bestemmingsplan is een verslag van deze avond opgenomen.
Daarnaast hebben 37 personen per mail of brief gereageerd op het verzoek om mee te denken bij het nieuwe bestemmingsplan. In Bijlage 5 Wensen en opmerkingen start bestemmingsplan is een overzicht opgenomen van alle ingediende wensen en opmerkingen. In twee kolommen zijn alle reacties beantwoord. In de eerste kolom is ingegaan op de consequenties van de opmerking voor het nieuwe bestemmingsplan. Niet alle wensen en opmerkingen zijn echter direct van invloed op het bestemmingsplan. In de laatste kolom is een reactie gegeven op de wensen en opmerkingen voor zover deze buiten het bestemmingsplan om gaan.
De belangrijkste zaken die kunnen worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan worden hieronder weergegeven.
- Het bestaande groen in de woonwijk De Velden blijft behouden. De bestemming Groen uit de geldende bestemmingsplannen zal worden overgenomen.
- Afgezien van de al geplande nieuwbouw in De Laren en De Wierden zullen er geen nieuwe woningen of bedrijven in of direct rondom De Velden worden gerealiseerd. In het nieuwe bestemmingsplan worden in De Velden geen nieuwe ontwikkelingen bestemd.
- Er komt in het Kromslootpark zelf geen bebouwing ten behoeve van horeca of andere, niet-natuurgebonden functies.
- Het geldende bestemmingsplan laat de komst van een jachthaven in het Gooimeer ter hoogte van De Velden toe. Deze ontwikkeling zal niet meer gaan plaatsvinden. In het nieuwe bestemmingsplan zal een jachthaven bij De Velden niet meer worden opgenomen.
- In het bestemmingsplan zal een uitbreiding van de trailerhelling aan de Gooimeerdijk-West mogelijk worden gemaakt, zodat daar bij slecht weer ook een boot kan aanleggen. Of dit dan later daadwerkelijk gerealiseerd wordt, is nu nog niet bekend.
- Er zijn geen plannen voor bebouwing op het Gooimeer. In het nieuwe bestemmingsplan zullen hiervoor geen mogelijkheden worden opgenomen.
- Voorzieningen die er nu al zijn in het Beginbos, worden ingepast in het bestemmingsplan. In oudere plannen (begintijd Almere) maar ook in de Kansenkaart Vrijetijdseconomie zijn mogelijkheden benoemd voor een recreatieve vestiging naast de Havendreef nabij de A6 (langs de 'Rechte Weteringpoort'). Ook de Nota Kleur aan Groen spreekt over recreatie in bosgebieden. Het oude bestemmingsplan laat gebouwen ten behoeve van ontspanningsactiviteiten en beheersgebouwen toe. In het nieuwe bestemmingsplan zijn deze bouwmogelijkheden niet rechtstreeks overgenomen. Er is alleen in de toelichting op ingegaan, als mogelijke ontwikkeling.
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn onderstaande instanties gevraagd om desgewenst een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:
Brandweer Flevoland/ Veiligheidsregio Flevoland;
Flevolandschap;
Gasunie;
Gemeente Gooisemeren;
Gewest Gooi & Vechtstreek;
GGD Flevoland;
KPN;
Liander Infra West;
Luchtverkeersleiding Nederland;
Ministerie van Defensie;
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Natuur en Milieu Flevoland;
Politie Flevoland District Zuid;
Provincie Flevoland;
Provincie Noord-Holland;
Recron;
Rijkswaterstaat Midden-Nederland;
Rijkswaterstaat West-Nederland Noord;
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
Rijksvastgoedbedrijf;
Staastsbosbeheer;
Tennet;
Vitens;
Vogel- en natuurwacht Zuid-Flevoland;
Waterschap Zuiderzeeland.
Onderstaand is een samenvatting van de overlegreacties opgenomen en de reactie daarop van de gemeente.
Vooroverlegpartner | Samenvatting overlegreactie | Reactie gemeente | |
Brandweer Flevoland/Veiligheidsregio Flevoland | Het plan is beoordeeld op het aspect veiligheid. Het advies richt zich op het beperken van risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor beperking en bestrijding van een incident. Een nadere uitwerking van het advies is bijgevoegd in Bijlage 3 AdviesVeiligheidsegio Flevoland. | Het advies van de brandweer Flevoland is verwerkt in paragraaf 5.4 Externe veiligheid van de toelichting op het plan. | |
Natuur en Milieu Flevoland | Het bestemmingsplan geeft geen aanleiding te reageren. | ||
Provincie Flevoland | Het bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke op- of aanmerkingen. | ||
Gasunie | De ligging van de in het plangebied aanwezige afblaasleidingen is niet (correct) weergegeven. Het betreft de leiding nabij het Farflerpad. Gasunie verzoekt de ligging van de gastransportleiding op de verbeelding te controleren aan de hand van de aangeleverde digitale bestanden. Gasunie verzoekt de druk en diameter niet op te nemen in de planregels. Verzocht wordt om de verbodsbpealing in artikel 13.5 uit te breiden met een bepaling over een uitzondering voor het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding. Gasunie verzoekt de wijzigingsbevoegdheiden in artikel 3.4 uit te breiden met nader omschreven regels. | De verbeelding is gecontroleerd op de locatie van de aanwezige afblaasleidingen. De genoemde leidingen vallen grotendeels buiten het plangebied. Aanpassing was niet nodig. De verbeelding is gecontroleerd aan de hand van de geleverde bestanden. Aanpassing was niet nodig. Het verzoek de druk en diameter niet op te nemen is niet gehonoreerd. Het betreft hier een maximale druk en diameter. Verkleining/vermindering is hierdoor mogelijk. Het bij recht tevens mogelijk maken van een vergroting van de druk/diameter zou betekenen dat deze mogelijkheid nu al moet zijn voorzien van een verantwoording van het risico van de maximaal mogelijke diameter en druk terwijl er op dit moment geen plannen bekend zijn om een dergelijke vergroting binnen de looptijd van het plan te realiseren. Artikel 13.5 is op dit punt uitgebreid. N.a.v. de reactie is geconstateerd dat het niet wenselijk is gronden met de dubbelbestemming Leiding - Gas' te kunnen wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen en horeca . Deze wijzigingsmogelijkheid is uitgesloten voor gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. | |
Waterschap Zuiderzeeland | In artikel 20.1.1Vrijwaringszone-dijk 1 en artikel 20.1.2 Vrijwaringszone-dijk 2 wordt een voorbeeld gegeven van niet toegestane handelingen (o.a. nieuwe bouwwerken en diepe ontgrondingen). Het verbod op deze handelingen is juist, maar niet volledig. Geadviseerd wordt om hier een verwijzing op te nemen naar de Keur van het waterschap Zuiderzeeland. Geadviseerd wordt om in de toelichting in paragraaf 3.3.6Waterstaat-Waterkering rechtstreeks te verwijzen naar de Keur en bijbehorende legger waterkeringen van het waterschap Zuiderzeeland. In de toelichting in paragraaf 3.3.7vrijwaringszone-dijk 1 is de locatie van de aanduiding vrijwaringszone-dijk 1 niet juist gedefinieerd. Geadviseerd wordt om ook in paragraaf 3.3.8vrijwaringszone-dijk 2 een verwijzing op te nemen naar de Keur en de legger. In meerdere regels en de toelichting hierop wordt aangegeven dat indien de toename van het verhard oppervlakte groter is dan 750 m2 compensatie noodzakelijk is. Dit is juist en conform het vigerende beleid van het waterschap. Echter, het is denkbaar dat het beleid van het waterschap door onder meer toekomstige klimaatontwikkelingen wordt gewijzigd waardoor genoemde grens van 750 m² niet meer actueel is. Daarom lijkt het goed om, ongeacht de grootte van de toename van het verhard oppervlakte, een verwijzing op te nemen naar het vigerende waterschapsbeleid. Geadviseerd wordt om in paragraaf 5.8 Bodemkwaliteit enkele tekstuele aanpassingen te doen. | De vrijwaringszones op de verbeelding zijn vooral opgenomen vanwege een signaleringsfunctie. De Keur van het waterschap is ook van toepassing als er niet naar wordt verwezen in de regels van het bestemmingsplan. Een verwijzing in de regels van het bestemmingsplan naar de Keur is dan ook niet noodzakelijk en kan vanwege dubbelingen verwarrend werken. Dit zal dan ook niet worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In de toelichting op het bestemmingsplan werd al ingegaan op de Keur. De regeling van de Vrijwaringszone-dijk 2 is inmiddels aangepast, in die zin dat uitsluitend geregeld is dat deze gronden mede bestemd zijn voor de buitenbeschermingszone rondom een primaire waterkering. Er is geen regeling meer opgenomen over diepe ontgrondingen omdat dit dubbelt met de Keur en ook niet compleet was. Paragraaf 3.3.6Waterstaat-Waterkering is op dit punt aangevuld. Dit is aangepast. In paragraaf 3.3.7 is nu verwezen naar de Keur en naar paragraaf 5.7 Waterparagraaf. Deze paragraaf is hierop aangevuld. Op dit moment wordt in het vigerende beleid uitgegaan van een oppervlakte groter dan 750 m2. Aanpassen van de regeling in het bestemmingsplan zou betekenen dat bij iedere toename van verharding, hoe klein ook, contact moet worden opgenomen met het Waterschap. Dit is onwenselijk. In algemene zin is het wel zo dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij nieuwe ontwikkelingen ook naar de oppervlakte van verharding moet worden gekeken en, indien nodig, contact zal worden gezocht met het Waterschap. De regeling in het bestemmingsplan blijft daarom ongewijzigd. Deze paragraaf is hierop aangepast. | |
Rijkswaterstaat Midden-Nederland | In de waterparagraaf ontbreekt het kopje Waterkwaliteit. Hier kan worden genoemd dat er geen effecten op de waterkwaliteit ontstaan doordat er geen buitendijkse ontwikkeling plaatsvindt. Op pagina 117 van de plantoelichting wordt gesteld dat er een trailerhelling aan de Gooimeerdijk-West wordt mogelijk gemaakt en dat het nog onduidelijk is of deze wordt gerealiseerd. De trailerhelling op de verbeelding is echter de reeds bestaande trailerhelling in het Gooimeer. Artikel 16.4 (Waarde-Archeologie 6) vormt een mogelijke belemmering voor werkzaamheden ten behoeve van water- en vaarwegbeheer. Graag artikel 16.4 lid b onder 1 aanvullen met ´, dan wel noodzakelijk zijn voor waterbeheer en vaarwegbeheer´. | Deze tekst is overgenomen in het bestemmingsplan. Dit was een verschrijving. De tekst is aangepast. Het betreft mogelijke uitbreiding van de trailerhelling met een mogelijkheid om bij slecht weer een boot aan te kunnen leggen. In artikel 16.4 is geregeld dat voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedeneen omgevingsvergunning nodig is. In de regels in artikel 16.4 stond dat dit verbod niet van toepassing is op werken of werkzaamheden die betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m². Dit was niet juist. Op grond van de Nota Archeologische Monumentenzorg is een verbod pas van toepassing bij bodemingrepen van meer dan 2,5 ha. Deze oppervlakte is aangepast in artikel 16.4. Een vrijstellingsgrens van 2,5 ha lijkt voldoende voor reguliere werkzaamheden ten behoeve van water- en vaarwegbeheer. Een algemene ontheffing voor werkzaamheden ten behoeve van water- en vaarwegbeheer is dan ook niet meer noodzakelijk. |
Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
Zienswijzen
Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan van 2 juni tot en met 13 juli 2022 zijn zes zienswijzen ingediend. In Bijlage 6 Nota Zienswijzen wordt de inhoud van de zienswijzen weergegeven alsmede de reactie van de gemeente daarop. Ook wordt vermeld of de zienswijze al of niet wordt gedeeld en of deze al dan niet tot aanpassing van het bestemmingsplan leidt.
Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen, en overigens ambtshalve, zijn de volgende aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan aangebracht.
Wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan
Op de verbeelding wordt de ligging van de gastransportleiding in overeenstemming gebracht met de door de Gasunie aangegeven daadwerkelijke ligging.
Ambtshalve wordt de tekst van paragraaf 5.7 in overeenstemming gebracht met de inhoud van de brief van het Waterschap Zuiderzeeland d.d. 28 juni 2022.
Naar aanleiding van een ingebrachte zienswijze worden in artikel 3.4, sub c achter de woorden 'als bedoeld in' ingevoegd de woorden 'de Nota Parkeernormen 2020'.
Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen wordt in artikel 3.4, onder a. de aangegeven gezamenlijke oppervlakte van gebouwen gewijzigd in maximaal 200 m2.
Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen wordt in artikel 3.4, onder b de maximale bouwhoogte gewijzigd in 6 meter en in artikel 5.4, onder b wordt de maximale bouwhoogte gewijzigd in 6 meter.
Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen wordt op de verbeelding (kaartbladen 3, 4 en 5 van 9) de omvang van wijzigingsgebied 1 en wijzigingsgebied 2 aangepast.
Op de verbeelding (kaartblad 3 van 9) worden de aanduidingen wijzigingsgebied 1 en 2 in overeenstemming met de werkelijke ligging gebracht.
Op de verbeelding (kaartblad 7 van 9) wordt de kennelijke verschrijving van de bestemming Wonen in plaats van de bestemming Wonen-1 ter plaatse van de twee appartementengebouwen (Blikveldweg) hersteld.
Op de verbeeldingen (kaartblad 1-9 t/m 9-9) wordt in verband met deze kennelijke verschrijving in de legenda de bestemming Wonen verwijderd.
In de toelichting zijn verder naar aanleiding van zienswijzen ondergeschikte aanvullingen en aanpassingen gedaan.
In verband met het tijdsverloop na de eerste ter visie legging van het ontwerpbestemmingplan zijn de in hoofdstuk 4 van de toelichting weergegeven relevante beleidskaders, alsmede de in bijlage 1 weergegeven nadere toelichting daarvan, geactualiseerd.
Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn bij een door de raad overgenomen amendement uit het bestemmingsplan de aanvankelijk in de artikelen 3.4 en 5.4 voorgestelde wijzigingsbevoegdheden geschrapt. Deze wijzigingsbevoegdheden betroffen de mogelijkheid om in de bestemmingen Bos en Natuur kleinschalige, op natuur- en educatieve activiteiten gerichte voorzieningen, met de mogelijkheid van een horecavoorziening, te realiseren. De verbeeldingen bij het bestemmingsplan zijn eveneens met de inhoud van het amendement in overeenstemming gebracht.
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader
Hoofdstuk 1 Rijksbeleid
Ladder voor duurzame verstedelijking
Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie ervan vraaggerichte programmering bevorderen. De Ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De Ladder is als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (=Bro). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de Laddertoets moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1 onder i Bro als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In hoofdstuk 2 wordt hier nader op ingegaan.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro komen de volgende veertien nationale belangen terug:
- 1. Rijksvaarwegen;
- 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- 3. Kustfundament;
- 4. Grote rivieren;
- 5. Waddenzee en waddengebied;
- 6. Defensie;
- 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- 8. Elektriciteitsvoorziening;
- 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- 10. Natuurnetwerk Nederland;
- 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
- 14. Ruimtereservering Parallelle Kaagbaan
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.
Op het plangebied zijn de militaire radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.
Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf Radarverstoringsgebieden, installaties voor luchtverkeer en laserstraalvrije gebieden wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.
Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:
een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
een goede toestand van het grondwater;
een duurzaam gebruik van water;
afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.
Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water. Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan behandeld.
Deltaplan Ruimtelijke adaptatie
In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie staan alle projecten en maatregelen die ervoor gaan zorgen dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht.
In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie zijn zeven ambities opgenomen. Hierin staat hoe gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk het proces van ruimtelijke adaptatie willen versnellen en intensiveren. De overheden werken met elkaar samen in 45 werkregio's.
Samengewerkt wordt om door middel van stresstesten kwetsbaarheden in de gebieden in beeld te brengen. Daarna vinden risicodialogen plaats die leiden tot ambities voor een klimaatadaptatiestrategie.
In uitvoeringsagenda's staan afspraken over wat, wanneer en door wie wordt uitgevoerd in de periode vanaf 2021. Dat gebeurt per regio; lokaal of op grotere schaal. Het gaat daarbij onder meer om concrete maatregelen, acties gericht op het activeren van andere betrokkenen, borging in beleid en organisatie, bewustwording en nader onderzoek.
Steeds vaker wordt nagedacht over het slim meekoppelen van klimaatadaptatiemaatregelen met andere opgaven in de fysieke leefomgeving. Meekoppelen biedt veel kansen, zeker in stedelijk gebied: de uitvoering van klimaatadaptatiemaatregelen versnelt, meerdere ingrepen worden tegelijkertijd uitgevoerd en het is financieel voordelig. Naast meekoppelen is het de afgelopen jaren steeds duidelijker geworden dat het nodig is om bij elke schop in de grond te kiezen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste uitvoering; bij de woningbouwopgave, de energietransitie, bij renovatieprojecten, maar ook bij beheer en onderhoud.
De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft in 2019 en 2020 financiële middelen ter beschikking gesteld voor het stimuleren en faciliteren van klimaatadaptatie. Decentrale overheden stimuleren en faciliteren klimaatadaptatie op verschillende manieren binnen hun eigen organisatie, maar ook bij inwoners, woningbouwcorporaties en bedrijven. Platform Samen Klimaatbestendig draagt sinds 2018 actief bij aan het uitwisselen van kennis en ervaringen tussen decentrale overheden, private partijen en onderdelen van het Deltaprogramma.
Nationaal Waterprogramma 2022 – 2027 en Beleidsregeltoetsingskader waterkwaliteit (2022)
Het NWP beschrijft de hoofdlijnen en ambities van het nationale waterbeleid voor de periode 2022-2027: waterveiligheid, waterkwaliteit en klimaatadaptatie. Het beschrijft tevens de uitvoering daarvan en het beheer van de Rijkswateren en Rijksvaarwegen. De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving zoals de energietransitie, de woningbouw en de transitie landelijk gebied is noodzakelijk. Voor een integrale aanpak van de opgaven wordt het water- en bodemsysteem meegenomen als leidend principe. In het NWP stelt het kabinet drie hoofdambities voor 2050 en verder:
- Een veilige en klimaatbestendige delta.
- Een concurrerende, duurzame en circulaire delta.
- Een schone en gezonde delta met hoogwaardige natuur.
Voor de Rijkswateren is de beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit op 14 maart 2022 gepubliceerd in de Staatscourant. Dit generieke toetsingskader is gericht op het beoordelen van mogelijke verslechtering van de ecologische of chemische toestand als gevolg van fysieke ingrepen of emissies van stoffen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterprogramma. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.
Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden
Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.
Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Bro in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen. Rekening houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten is alleen mogelijk als voorafgaand aan plan- en besluitvorming onderzoek naar deze waarden heeft plaatsgevonden.
Sinds 1 juli 2016 is er één integrale wet die betrekking heeft op museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk.
In de Omgevingswet wordt een zorgvuldige omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving vastgelegd. De bescherming van archeologische en gebouwde monumenten, stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen krijgen voor een belangrijk deel een plek in deze wet. Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. De artikelen 11 t/m 14a blijven totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving.
In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen voor archeologie. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor archeologische- en cultuurhistorische waarden.
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.
Overig rijksbeleid
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:
- Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
- Structuurvisie Windenergie op land (2014)
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.
Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid
Omgevingsvisie FlevolandStraks 2017
De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities de provincie heeft voor de toekomst.
Omgevingsverordening Flevoland (2022)
In de Omgevingsverordening van provincie Flevoland zijn alle regels vastgelegd die de provincie hanteert op het gebied van onder andere wegen, water, milieu, bodem, natuur, wonen en ruimte. Dit kunnen zowel regels zijn voor burgers of bedrijven als (instructie-)regels voor andere overheden.
Omgevingsprogramma Flevoland (2022),
Het Omgevingsprogramma anticipeert op de toekomstige Omgevingswet, waarin staat dat een provincie moet beschikken over een programma. Daarin is al het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming of behoud van de fysieke leefomgeving gebundeld. Daarmee zijn beleidskeuzes compact en de samenhang geborgd. Het programma bindt de provincie, maar gemeenten en waterschappen moeten er bij het maken van plannen of beleid wel rekening mee houden. Over verstedelijking zegt het programma het volgende:
In de afgelopen decennia is in Flevoland onvoldoende gedifferentieerd gebouwd. De nadruk lag op ruime eengezinswoningen. Hoewel Flevoland een opvangtaak voor andere delen van Nederland behoudt, komt de woningbehoefte van de huidige inwoners steeds nadrukkelijker op de voorgrond te staan. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van ouderen, alleenstaanden en starters, omdat de bestaande woningvoorraad daar onvoldoende aan tegemoet komt.
Bij Almere en Lelystad is behoefte aan specifieke woonmilieus. Kernpunten zijn:
- huisvesting voor kleinere huishoudens;
- voldoen aan de behoefte aan goedkopere betaalbare (huur-)woningen voor starters, statushouders en andere groepen met een krappe beurs;
- terugdringing van tekorten aan woonzorgvormen voor mensen met een beperking, ouderen en andere zorgbehoevenden. Voor deze woonzorgvormen is de nabijheid van verschillende voorzieningen gewenst;
- differentiatie van woonmilieus;
- menging van wonen, voorzieningen en werken.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Waterprogramma Watersysteem blijvend op orde! (2021)
De provincie bepaalt de hoofdlijnen van het waterbeleid. Het gaat om de regionale wateren, het grondwater en zwemwater. Om de doelen te bereiken heeft de provincie haar gebiedspartners hard nodig, met name het waterschap. Het buitendijkse oppervlaktewater valt onder het waterbeleid van het Rijk. De provincie vindt het belangrijk dat:
1. Het watersysteem op orde blijft. Flevoland heeft een relatief goede uitgangspositie als het gaat om schoon water, voldoende waterbeschikbaarheid en veilige dijken.
2. Het watersysteem kan bijdragen aan realisatie van andere functies/opgaven. Soms stelt het watersysteem ook grenzen aan bepaalde ontwikkelingen.
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het waterprogramma. In het bestemmingsplan is geregeld dat laagst gelegen verblijfsruimten op minimaal 1,50 + NAP dienen te liggen. Er is een dubbelbestemming Waterstaat Waterkering en Vrijwaringszones- dijk 1 en 2 opgenomen.
Waterbeheerprogramma 2022-2027 De kracht van water (2022)
De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheer-programma 2022-2027 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2022-2027. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar te beschermen tegen overstromingen, te zorgen voor schoon en voldoende water en het zuiveren van afvalwater.
Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: omgeving, waterveiligheid, voldoende en gezond water, schoon en gezuiverd water:
1. omgeving
Het waterschap draagt bij aan een toekomstbestendige en waterrobuuste inrichting als rolbewuste betrouwbare partner
2. waterveiligheid
Het waterschap beschermt de inwoners en de waarden van het beheergebied tegen overstromingen
3. Voldoende en gezond water
Het waterschap zorgt voor een robuust watersysteem dat past bij de gebruiksfuncties, dat goede levensomstandigheden biedt aan inheemse flora en fauna en dat bestand is tegen extreme weersomstandigheden. De fysische chemische toestand ondersteunt de ecologie en de gebruiksfuncties.
4. Schoon en gezuiverd water
Het waterschap draagt bij aan een gezonde leefomgeving door afvalwater van huishoudens en bedrijven naar zuiveringen te transporteren en schoon te maken.
Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterbeheerprogramma opgesteld. Het Waterbeheerprogramma geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.
Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterbeheerprogramma toegepast. In hoofdstuk 5.7Waterparagraaf is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen. In het kader van waterveiligheid is het vereiste opgenomen dat het vloerpeil van de laagstgelegen verblijfsruimten op minimaal 1,5 m + NAP is gelegen. Verder bevat het bestemmingsplan een dubbelbestemming voor de primaire en regionale waterkering en zijn er vrijwaringszones opgenomen voor de binnen- en buitenbeschermingszones.
Waterkader (2013)
Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In de Watertoets is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.
Overig provinciaal en regionaal beleid
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:
- Beleidsregel bescherming landschap 2008
- Verordening groenblauwe zone
- Nota Cultuurbeleid 2021-2024 Flevoland: ruimte voor cultuur (2020)
- Beleidsplan Recreatie & Toerisme Flevoland (2016)
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.
Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
Het beleidskader van de gemeente Almere en een overzicht van de beleidsdocumenten kan worden geraadpleegd via de website: http://www.almere.nl/bestuur/gemeentelijk-beleid/
Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 3 Advies Veiligheidsegio Flevoland
Bijlage 4 Verslag Inloopavond Denkt-u-mee Bestemmingsplan
Voordat een nieuw bestemmingsplan voor Centrum Almere Haven, De Velden, Gooimeer en Kromslootpark wordt opgesteld, wilde de gemeente van de bewoners en ondernemers horen of er wensen of opmerkingen zijn waarmee in het nieuwe bestemmingsplan rekening gehouden moet worden. Daartoe is er onder andere op dinsdag 21 juni 2016 van 18:00 tot 20.00 uur een inloopavond gehouden in Green Story Café, Kerkgracht 41, Almere Haven. Daar was de gelegenheid om opmerkingen en wensen ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan mondeling kenbaar te maken. Er waren twee vertegenwoordigers van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente aanwezig om de opmerkingen en wensen te noteren.
Verspreid over de avond zijn er in totaal ongeveer 30 mensen langs gekomen om opmerkingen en wensen door te geven.
Ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan zijn de volgende opmerkingen gemaakt:
De Velden
- De Meerveldstraat wordt te druk. Dit komt doordat de ontsluiting van De Laren door De Velden loopt.
- Er wordt in de Meerveldstraat harder gereden dan de toegestane 30 km/h.
- Het vrachtverkeer naar de Albert Heijn in De Laren rijdt door de Meerveldstraat. Dit zorgt voor teveel trillingen.
- De voorzitter van de Vereniging Huiseigenaren Hartenveldstraat heeft zijn adresgegevens achtergelaten, zodat er contact met hem kan worden opgenomen over de klachten in De Velden.
- Bewoners van de Velden vragen zich af wat de stand van zaken is in de Laren. Er is een e-mailadres achtergelaten met het verzoek dit door te geven aan de projectleider van De Laren.
- Gevraagd wordt of er een geluidswal langs de A6 kan komen ter hoogte van De Velden of in ieder geval een groene geluidszone. Nu is er heel veel groen gekapt, waardoor er in De Velden extra veel verkeerlawaai is van de A6.
- De Meerveldstraat loopt nu rechtdoor. Kan deze met meer bochten aangelegd worden? Dan zijn er minder drempels nodig en het ziet er ook vriendelijker uit.
Kromslootpark
- Graag een toegang voor wandelaars naar het Kromslootpark vanaf de Gooimeerdijk, ongeveer halverwege het Kromslootpark.
- Graag een wandelpad langs de Gooimeerdijk ter hoogte van het Kromslootpark.
- In het Kromslootpark is een aantal hekken op slot. Om in het hele gebied te kunnen wandelen, zou het fijn zijn als deze hekken open kunnen. Vroeger waren ze niet op slot.
- Graag de wandelpaden in het Kromslootpark ook openstellen voor honden.
Busbaan
- Gevraagd wordt of de busbaan door De Laren, die al in aanleg aanwezig is, er daadwerkelijk kan komen.
- Een busbaan door De Velden is ongewenst. Wel graag een busbaan via De Laren, zodat de afstand tot de bushalte kleiner wordt.
- Busverbinding via de Laren. Wat is de stand van zaken? Nu is de bushalte erg ver weg.
Kustzone
- Zijn er nieuwe plannen voor de kustzone? Door de vertegenwoordigers van de gemeente is algemene uitleg gegeven over de Kustvisie die in de maak is.
- Graag meer dagrecreatie in het kustzone-gebied.
- Graag het strand bij de surfvereniging vergroten.
- Het is goed voor Almere als bijvoorbeeld het gebouw van de surfvereniging groter en degelijker wordt. Als zo'n vereniging goed draait, hebben bewoners daar ook voordeel van.
- De waterkwaliteit bij de stranden is niet altijd goed. Gevraagd wordt daar iets aan te doen.
- Het is gewenst dat er een mooi park wordt aangelegd in het Kustzone-gedeelte.
- Watervilla's bouwen in het kustzone-gebied levert geldt op waardoor dit gebied kan worden opgenknapt. Dit is dus gewenst.
- Kunnen er aanlegplaatsen gemaakt worden bij het strand achter het eiland? Dan kun je hier ook naar toe met een boot.
Gooimeer
- Graag de trailerhelling aan de Gooimeerdijk-West uitbreiden zodat daar bij slecht weer ook een boot kan aanleggen. Dat kan nu niet want het havengedeelte is te klein daarvoor.
- Het is belangrijk dat het water bevaarbaar blijft, dus de waterplanten moeten worden gemaaid.
- Gaan de randmeren uitgediept worden ivm doorvaarbaarheid?
Beginbos
- Graag borden plaatsen dat honden in het Beginbos aan de lijn moeten.
- Graag afvalbakken met zakjes plaatsen voor hondenpoep.
- Er groeit steeds meer Berenklauw in het Beginbos. Graag weer Mangalica varkens laten grazen.
- Graag het Dunloppad opnieuw asfalteren.
- Fietspad (Dunloppad) bij Hartenveld: de paaltjes zijn er i.v.m. strooiverkeer uit van oktober tot maart. Dan ontstaat direct sluipverkeer. Kunnen de paaltjes er in blijven of een andere oplossing bedacht worden?
Centrum Almere Haven
- Er is meer menging tussen detailhandel en horeca gewenst in het centrum, vooral in de hoofdstraten.
- Het is gewenst dat er meer terrassen in het centrum komen, vooral in de hoofdstraten.
- Bij het oostelijk deel van de Sluiskade geldt een kettingbeding voor de eigenaren dat er daar geen horeca in de panden mag. Het is gewenst dat dit zo blijft.
- Graag de bestrating in de hoofdstraten van het centrum opknappen.
- De Kerkgracht stinkt heel erg in de zomer. Kan daar iets aan worden gedaan?
- Terrassen aan de Havenkom: graag meer eenheid creëren door de weg anders in te passen. Nu zijn de terrassen aan de waterkant (te) smal.
- De containers in de Kruisstraat (tegen de garages aan) stinken enorm. Kunnen deze ook ondergronds?
- Op de pleinen in het centrum graag de feitelijke bouwhoogte vasthouden i.v.m. bezonning van terrassen.