Grote Markt, Almere Stad
Bestemmingsplan - gemeente Almere
Vastgesteld op 03-12-2009 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplanGrote Markt, Almere Stad van de gemeente Almere.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand .NL.IMRO.0034.BP2A06-.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage
een op de kaart ingeschreven percentage dat aangeeft hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bestemmingsvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
1.7 bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.8 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende erfbebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.9 bedrijfswoning
een (gedeelte van een) gebouw, dat kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.
1.10 bestaand
- a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelders, onderbouwen en zolders, mits de hoogte ergens minimaal 1.50 m bedraagt.
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.19 cafetaria/afhaalrestaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken.
1.20 cultuur en ontspanning
diverse gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding waaronder ontspanningsvoorzieningen zoals een evenemententerrein of bowlingcentrum en culturele voorzieningen zoals een dansschool, muziekschool, filmhuis en bioscoop, één en ander met uitzondering van seksinrichtingen en detailhandelsbedrijven.
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.22 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.
1.23 discotheek of bar-dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
1.24 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.25 erfbebouwing
functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken.
1.26 expeditiehof
een gebied dat is bestemd voor laad- en losvoorzieningen ten behoeve van het op de aangrenzende gronden toegelaten gebruik.
1.27 evenement
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, (straat)voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en markten.
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 hoofdgebouw
gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.30 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.31 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse waaronder tevens worden begrepen een pension, bed & breakfast, herberg e.d.
1.32 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.33 kantoor- en praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.34 koffieshop
een horecabedrijf, dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken voor gebruik ter plaatse.
1.35 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.36 maatschappelijke voorzieningen
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.37 onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen.
1.38 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.39 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten.
1.40 permanent terras
een bouwwerk, gevestigd aan de voorzijde van een horecainrichting waar sta- of zitgelegenheid wordt geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt, gedurende het hele jaar.
1.41 prostitutie
het zich, tegen vergoeding, beschikbaar stellen voor seksuele handelingen.
1.42 reclameobjecten
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.
1.43 restaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van (alcoholische) dranken.
1.44 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.
1.45 seksshop
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen van erotische dan wel pornografische aard.
1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.47 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.48 straatmeubilair
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, abri's.
1.49 supermarkt
detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van tenminste 400 m2 en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levens- en genotmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten.
1.50 vaste overkapping/luifel/parasol
een bouwwerk in de vorm van een inschuifbare overkapping, luifel, parasol ten behoeve van (semi) permanente plaatsing op een terras met als doel dit geheel of gedeeltelijk te overdekken. Bouwwerken als frames. tentstokken/ masten en dergelijke worden hieronder gerekend.
1.51 voetgangersgebied
een openbaar toegankelijk gebied dat permanent of gedurende bepaalde periode(n) exclusief toegankelijk is voor voetgangers en waar de aanwezigheid van (brom)fiets- en autoverkeer gedurende deze periode(n) ontbreekt of waar dit verkeer het gebied via een afgebakende rijloper met aangepaste snelheid mag passeren.
1.52 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.
1.53 winkelondersteunende horeca
een bedrijf, dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleine maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, frisdranken en zwak alcoholische dranken.
1.54 woning
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
1.55 zendmast
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang bedoeld zijn voor het dragen en laten functioneren van zend- en/of ontvangstantennes.
1.56 zomerterras
een buiten de besloten ruimte van een horecainrichting liggend deel waar sta- of zitgelegenheid wordt geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt gedurende het zomerseizoen ingevolge de APV
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijfsdoeleinden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijfsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de functie-aanduiding nutsbedrijf (nb) uitsluitend voor nutsbedrijven.
met de daarbij behorende;
- b. toegangspaden, in- en uitritten;
- c. erven, en terreinnen, groen-, en waterhuishoudingsvoorzieningen;
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. ondergrondse bouwwerken zoals kelders zijn niet toegestaan;
- c. de hoogte maximaal 3 meter mag zijn.
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Cultuur en ontspanning, waaronder begrepen één casino en ter plaaste van de aanduiding (ev) een evenemententerrein;
- b. Detailhandel in de eerste bouwlaag, waaronder begrepen winkelondersteunende horeca;
- c. Dienstverlening;
Horeca behorende tot (ten hoogste) categorie III van de Staat van Horecaactiviteiten tenzij anders aangeduid op de plankaart;
- d. Kantoren;
- e. Maatschappelijke voorzieningen, voor zover geen sprake is van een kwetsbaar object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- f. Wonen vanaf de eerste bouwlaag, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding horeca tot ten hoogtste categorie 1 wonen toelaatbaar is en ter plaatse van de aanduiding (-w) geen woningen op de verdieping zijn toegestaan;
- g. openbare toiletten;
- h. permanente terrassen ten behoeve van de horeca ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van horeca permanent terras toegestaan (sh-ptr)
met de daarbij behorende
- i. erven;
- j. verkeers- en verblijfsgebieden, en parkeervoorzieningen;
- k. fietsenstallingen;
- l. expeditiehof;
- m. straatmeubilair;
- n. zomerterrassen;
- o. groen- en nutsvoorzieningen,
- p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- q. overige functioneel met de bestemming Centrum verbonden voorzieningen;
- r. kunstobjecten, al dan niet met water;
- s. galerijopgangen
een en ander met dien verstande dat:
- t. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
- u. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
- v. kelders zijn niet toegestaan binnen de dubbelbestemming gebied met mogelijke archeologische waarden;
- w. vlaggenmasten niet zijn toegestaan;
- x. opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. voor gebouwen geldt dat:
- a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. de maximale bouwhoogte van gebouwen 18 meter bedraagt of ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van horeca "permanente terassen" (sh-ptr), overkapte permanente terrassen voor de voorgevel van een horecagebouw tot een diepte van 4,25 meter en een bouwhoogte van maximaal 0,30 meter boven de 2e bouwlaag zijn toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding speciefieke vorm van horeca "permanente terassen" (sh-ptr), "overkapte terassen" aan de oorspronkelijke voorgevel bij aanwezigheid van een permanent terras binnen het terras, een balkon op de 2e en 3e bouwlaag tot een diepte van 2,5 meter is toegestaan;
2. ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:
- e. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
- f. terrasafscheidingen in de lengte, bij een gebouw met horecafunctie vanaf de voorgevel tot een diepte van maximaal 4,25 meter de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt;
- g. uitschuifbare overkappingen gebouwd mogen worden aan een permanent terras waarvan het bouwkundige deel in de toegestane strook van permanente terrassen valt van 4,25 meter waarbij de luifel tot maximaal 3,75 meter mag uitvallen;
- h. vaste overkappingen mogen binnen een diepte van 4,25 gemeten vanaf de voorgevel, aanwezig zijn in de aanduiding specifieke vorm van horeca "permanente terrassen" (sh-ptr);
- i. bij kunstobjecten de bouwhoogte maximaal 10 meter en de oppervlakte maximaal 150 m² mag bedragen;
- j. bij lichtmasten de bouwhoogte maximaal 9 meter mag bedragen;
- k. overige erf-, terrein- en terras afscheidingen mag de maximale bouwhoogte 2 meter bedragen;
- l. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast de bouwhoogte maximaal 15 meter mag bedragen;
- m. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 meter; oppervlakte maximaal 10 m²;
- n. pijpen ten behoeve van afvoerinstallaties maximaal 2 meter boven de hoogste daklijn binnen een straal van 25 meter mogen uitsteken;
- o. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt.
4.3 Ontheffing bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde:
- 1. in lid 4.2 onder c teneinde een hogere bouwhoogte van het permanente terras toe te staan indien de stedenbouwkundige - en beeldkwaliteit van de directe omgeving niet worden aangetast;
- 2. in lid 4.2 lid 1 onder b ten behoeve van een fietstalling en een toilletgebouw
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 onder d teneinde horeca functies toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar is, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieu aspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de III van de Staat van Horeca-activiteiten;
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de functie-aanduiding 'seksinrichting' wordt aangebracht ten einde de vestiging mogelijk te maken van een seksclub, een seksbioscoop, een seksautomatenhal of een sekstheater, met de daaraan verwante detailhandel, onder de volgende voorwaarden:
- 1. In het centrumgebied van de stadskern van Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten zijn tezamen niet meer dan 5 seksclubs en 5 seksbioscopen, -automatenhallen of -theaters, met de daaraan verwante detailhandel toegestaan;
- 2. De vestiging heeft geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast in de directe omgeving van de seksinrichting tot gevolg;
- 3. De omvang van de seksinrichting bedraagt niet meer dan 500 m² bruto vloeroppervlak en de omvang van de detailhandel die verwant is aan de seksinrichting bedraagt niet meer dan 200 m²;
- 4. De seksclub omvat niet meer dan acht werkruimtes;
Burgemeester en wethouders maken geen gebruik van deze wijzigingsbevoegdheid, indien vaststaat of met reden te vrezen is dat door handelingen door, ten behoeve van of samenhangende met de seksinrichting of de daaraan verwante detailhandel, de woon- en werkomstandigheden in, dan wel het uiterlijk aanzien van, de voor Centrum aangewezen gronden in meer dan ondergeschikte mate zullen verslechteren.
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van horeca kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de omgevingsbelasting van de desbetreffende typen van horecafuncties daartoe aanleiding geeft.
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. tuin;
- 2. paden;
- 3. nutsvoorzieningen
- b. overige functioneel met de bestemming tuin verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat ondergronds bouwen niet is toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. erf- en terreinafscheidingen de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
- b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 meter.
Artikel 6 Verkeer-verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. wegen;
- 2. bouwwerken geen gebouwen zijnde voor het stallen van (vuil)containers;
- 3. opslag
- 4. ander bouwwerken die functioneel zijn voor de bestemming Verkeer-verblijfsgebied;
- 5. parkeervoorzieningen en-garages;
- 6. tuin
- 7. voor onderdoorgangen ter plaatse van de aanduiding (ond)
met de daarbij behorende
- 8. verlichting;
- 9. straatmeubilair;
- 10. paden
6.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. bij lichtmasten de bouwhoogte maximaal 9 m bedraagt;
- b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van raam- of straatprostitutie.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
- b. erven;
- c. groenvoorzieningen en water;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. toegangspaden, in- en uitritten;
- f. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
Ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen en erfbebouwing) geldt dat:
- a. uitsluitend in of op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden, dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van die zijdelingse perceelsgrens;
- b. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van gebouwen met geluidgevoelige functies niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de verleende hogere (grens)waarde.
Ten aanzien van hoofdgebouwen geldt dat:
- c. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak,
- d. de maximale bouwhoogte 18 meter bedraagt;
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- e. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 meter;
- f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en erfbebouwing mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- b. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
- d. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- e. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- f. er wordt geen detailhandel uitgeoefend met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
- g. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- h. een kinderdagverblijf, catering, seksinrichting en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
Artikel 8 Waarde-archeologie-1
8.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Waarde – Archeologie – 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
- a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde – Archeologie bouwwerken te bouwen.
- b. Het in lid 2 bedoelde verbod is niet van toepassing op bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².
8.3 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
- b. Een ontheffing zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
- 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. De archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
- c. Aan de ontheffing kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
d. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de ontheffing te stellen kwalificaties en eisen.
8.4 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde – Archeologie, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. Het ophogen van de bodem;
- 2. Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
- 3. Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen
- 4. Het rooien van bos, bomen of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
- 5. Het beplanten en het aanleggen van bos, bomen of boomgaard;
- 6. Het wijzigen van het waterpeil;
- 7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 8. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies
- 9. Het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.
- b. Het verbod als bedoeld in lid 8.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. Het normale onderhoud van de gronden betreffen;
- 2. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- 3. Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- 4. Betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
- 5. Worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
- c. Een aanlegvergunning zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Ar cheologie, is vastgesteld dat:
- 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. De archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
- d. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
- 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- e. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
8.5 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat
- a. De bestemming “Waarde – Archeologie van de kaart wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
- b. De bestemming Waarde – Archeologie wordt veranderd in de bestemming Waarde – Archeologie - 2 en/of Waarde – Archeologie - 3, voor gronden waar door archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
- d. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- e. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid d, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- f. Indien het gebruik, bedoeld in lid d, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- g. Lid d is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam Bestemmingsplan Grote Markt, Almere Stad.
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Almere,..........................
de griffier, de voorzitter,
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
1b. Overige lichte horeca
- bistro;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel.
1c.
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice tot 250 m² bvo.
Categorie 2 "middelzware horeca"
2a. Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en/of daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m² bvo;
Categorie 3 "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en/of grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- - dancing;
- - discotheek;
- - nachtclub;
- - partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
luchtfoto Grote Markt (noord-zuid)
Aanleiding
Al enige tijd wordt gesproken over de ontwikkeling van de Grote Markt als horecaplein. Het Centrumplan van 1980 heeft de Grote Markt aangelegd als marktplein en parkeerterrein. Na een herinrichting in 1998 is met een prominente blikvanger, het verrijdbare podium een nieuw verblijfsplein met meer mogelijkheden voor de horeca ontstaan. Sindsdien is er voor gekozen om de Grote Markt uit te bouwen als het centrale horecaplein van Almere.
Het plein heeft ondanks haar jonge leeftijd een opknapbeurt nodig. Mede door diverse aanpassingen aan het originele ontwerp, door de verzakkingen van het plein zelf en het podium dat door velen eerder als last dan als lust wordt ervaren, is dit een noodzaak. Daarnaast sluit het plein niet aan bij het ingezette kwaliteitsniveau van het Stadscentrum en vraagt het om een verbeterslag met een nieuwe inrichting.
De Almeerse politiek heeft een concrete stap gezet in het verwezenlijken van deze ambitie door in de programmabegroting 2009 gelden apart te zetten voor de herinrichting van de Grote Markt. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de Grote Markt is het juridische instrument voor de herinrichting.
Voor de herinrichting van het plein is een programma van eisen opgesteld (PVE). Dit PVE wordt in samenhang met dit bestemmingsplan vastgesteld en dient als stedenbouwkundig toetsingskader.
De juridische status van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, regels en een toelichting. De plankaart of te wel 'de geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen' en planregels, vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen.
1.2 Leeswijzer
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de begrenzing van het plangebied en op de vigerende bestemmingsplannen/beheersverordeningen. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. De relevante beleidskaders staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. In het zesde en laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de planning en fasering, de bestemmingsregeling, de economische uitvoerbaarheid en op de inspraak en het ambtelijk overleg. De watertoets en de ten behoeve van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken zijn als bijlage opgenomen.
Het juridische bestemmingsplan wordt gevormd door de digitale plankaart en de planregels.
Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Bestemmingsplannen
2.1 Begrenzing
plangebied (stippellijn)
Het nieuwe bestemmingsplan is globaal gezien gelegen rondom de Grote Markt. De exacte begrenzing is weergegeven op de plankaart BP2A06.
Het plan sluit in het zuiden aan op het bestemmingsplan Centrum-Zuid, Almere-Stad van 12 mei 1998 en wordt aan de zuidzijde begrensd door de Korte Promenade, de Grote Markt en Stadhuisstraat. De Spoordreef, met uitzondering van het ontwikkelingsgebied Muntmeestersgarage tot aan de Ter Apelbrug, bepaalt de westzijde van het gebied. De noordgrens wordt gevormd door de Rentmeesterstraat en de Kassierstraat. Het oosten van het plangebied wordt begrensd door de Bankierbaan.
2.2 Vigerende Bestemmingsplannen
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Almere plan 2A, dat in werking is getreden op 23 november 1983. Als gevolg van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeente per 1 juli 2008 beschikken over actuele bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan mag maximaal 10 jaar oud zijn.
2.3 Noodzaak Milieu Effectrapportage
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen een verplichting met zich meebrengen van een milieu effect rapportage (m.e.r.). zoals blijkt uit het Besluit m.e.r. 1984. Of voor deze ruimtelijke ontwikkelingen daadwerkelijk een m.e.r. procedure nodig is, hangt af of zij vallen binnen de categorieën zoals vermeld op de C en D-lijst van het Besluit m.e.r.1994.
De C en D-lijst bestaan uit vier kolommen:
- 1. omschrijving activiteit
- 2. drempelwaarde
- 3. plannen
- 4. besluiten
Als er sprake is van een of meerdere van deze kolommen, betekent dit voor het project:
- a. combinatie kolom 1,2a,4 = project m.e.r.-plichtig
- b. combinatie kolom 1,2b,4 = project m.e.r.-beoordelingsplichtig
- c. combinatie kolom 1,2a of 2b,3 = plan m.e.r. als kader van een m.e.r.beoordeling.
Overigens geldt de m.e.r. plicht ook voor uitbreiding of wijziging van bestaande gebieden en activiteiten.
Gekeken is naar de activiteiten die reeds plaats vinden op de Grote Markt en of er sprake is van uitbreiding van deze activiteiten, die aan te merken zijn activiteiten uit de C- of D lijst. De grootschalige evenementen die plaats vinden op de Grote Markt hebben de grootste aandacht.
Onderdeel D. Activiteiten en plannen alsmede besluiten, ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.8a tot en met 7.8e van de wet van toepassing is. Het betreft nieuwe ontwikkelingen die door een 3.1. Wro plan mogelijk wordt gemaakt. | Onderdeel C. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan het maken van een milieu-effectrapportage verplicht is. |
10.1 De aanleg, wijziging of uitbreiding van één of meer recreatieve of toeristische voorzieningen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1°. 250.000 bezoekers of meer per jaar, 2°. een oppervlakte van 25 hectare of meer, of 3°. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied. 1.1 De bouw van woningen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat binnen de bebouwde kom. 11.2 De uitvoering dan wel de wijziging of uitbreiding van de uitvoering van een stadsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer, of 2°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. | 10.1 De aanleg van één of meer recreatieve of toeristische voorzieningen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een voorziening of een combinatie van voorzieningen die: 1°. 500.000 bezoekers of meer per jaar aantrekt, 2°. een oppervlakte beslaat van 50 hectare of meer, of 3°. een oppervlakte beslaat van 20 hectare of meer in een gevoelig gebied. 11.1 De bouw van woningen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en: 1°. 2.000 of meer woningen omvat buiten de bebouwde kom, of 2°. 4.000 of meer woningen omvat binnen de bebouwde kom. |
Dit bestemmingsplan maakt planologisch gezien niet meer mogelijk dan het huidige planregime. Horeca is al aanwezig. Er vinden daarnaast geen uitbreidingen plaats die aan te merken zijn als één in de tabel D of C genoemde activiteiten.
Het gebruik als evenemententerrein wordt niet geintensiveerd door dit nieuwe bestemmingsplan. De huidige capaciteit van het plein is circa 10.000 - 12.000 bezoekers. Een uitbreiding van dit aantal is geen doelstelling van dit bestemmingsplan. De gestelde waarden in de D en C tabel worden geenszins door het nieuwe bestemmingsplan overschreden.
Geconcludeerd wordt dat er geen procedure als bedoeld in de artikelen 7.8a tot en met 7.8e van de Wet milieubeheer van toepassing is. Ook is er geen noodzaak tot het opstellen van een milieu-effectrapportage.
Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied
3.1 Algemeen
herkenbaarheid (verrijdbaar podium, inmiddels verwijderd)
Historie
De Grote Markt is een van de pleinen binnen Almere Stad. Oorspronkelijk in gebruik als parkeerterrein, heeft het plein zich ontwikkeld tot een echt stadsplein. In de loop der tijd hebben de pleinen van Almere Stad een eigen karakter gekregen en is de gebruiksfunctie verder uitgekristalliseerd.
Door het plaatsen van een verrijdbaar podium in 1999, is destijds een eerste stap gedaan naar herfunctionering van het plein. In 2008 is begonnen met een verdere herinrichting van de Grote Markt. De eerste stap hiertoe is het opstellen van een programma van eisen (PVE). Dit PVE is een diepgaande stedenbouwkundige analyse van de Grote Markt.
open (groene vlakken) en bebouwde ruimte (donker grijze vlakken)
Structuur
Het plangebied heeft alle kenmerken van een binnenstedelijk gebied: diverse functies, hoge woondichtheden, beperkte auto toegankelijkheid en hoge mate van verstening.
De zuidzijde bestaat uit winkelstraten, de Korte Promenade en de Stadhuisstraat, die een verbinding vormen tussen de overdekte Zoetelaarspromenade en het Stadhuisplein. Boven de winkels en bestaande horeca wordt gewoond en gewerkt.
De bouwblokken zijn gesloten met semi-openbare binnenruimtes die afwisselende functies hebben: parkeerterrein, binnentuinen, of semi-openbaar gebied.
luchtfoto (oost-west)
Inrichting openbaar gebied
Het gebied is stedelijk. De Grote Markt zelf heeft geen openbaar groen van betekenis, maar is functioneel ingericht voor stedelijk gebruik. Dit geldt ook voor de aangrenzende straten. Tussen de Grote Markt en de woningen aan de Bankierbaan zijn tuinen gelegen van de woningen. Deze groene zone is semi openbaar en functioneert als klein plantsoen.
De winkelstraten, Korte Promenade en Stadhuisstraat zijn voetgangersgebied. Dit is terug te zien in de inrichting.
Eisen van welstand
Het Stadscentrum ontwikkelt zich momenteel, op basis van een masterplan Almere Stad, tot een bruisende binnenstad met een uniek stedelijk karakter. De centrumgebieden vallen onder de uitgebreide welstandstoets. Binnen de centrumgebieden neemt het Stadscentrum een eigen plaats in. De aandacht van welstand gaat niet alleen uit naar de gebouwen zelf, maar nadrukkelijk ook naar de samenhang met de openbare ruimte.
Gebiedsbeschrijving
Het centrum van Almere Stad is zowel het centrum van het stadsdeel Almere Stad als van de hele gemeente. Voorzieningen op gemeentelijk niveau zijn het Stadhuis en het Flevoziekenhuis. Daarnaast is het hèt stadshart met winkels en voorzieningen boven het “Gebogen Maaiveld”. Het centrum van Almere- Stad heeft een “bestaand deel” en een “nieuw deel”. Het nieuwe deel onderscheidt zich door grootschaligheid, vernieuwende architectuur, veelvormige openbare ruimten en een hoog inrichtingsniveau. Verder heeft het stadscentrum vier belangrijke pleinen: het Stationsplein, de Grote Markt, het Stadhuisplein en de Esplanada.
Gezien vanaf de A6 over het Weerwater heeft Almere Stad een echt stadssilhouet, gedomineerd door grote (woon)gebouwen.
Dynamiek van de centra
De dynamiek in de verschillende stadsdeelcentra is hoog. En in Almere Centrum weer hoger dan in de stadsdeelcentra. Winkels worden voortdurend gewijzigd: aan de voorzijde worden nieuwe puien, waaronder inlooppuien, rolluiken en reclameuitingen geplaatst. Luifels worden zowel aan voor- als zijkant aangebracht; ook worden etalages aan voor- en zijkant geblindeerd. Aan de achterkant van de winkels komen voorzieningen voor bevoorrading en afval, hekken, containerstallingen, ventilatiepijpen en dienstingangen.
3.2 Wonen, Werken En Voorzieningen
Wonen
In het plangebied komt alleen gestapelde woningbouw voor.
Wonen en centrumvoorzieningen zijn in het huidige bestemmingsplan opgenomen in de gemengde functie CW (centrum en wonen). Van zuid naar noord neemt het aandeel van de centrumfunctie ten opzichte van de woonfunctie af:100% menging, 40% menging, 10% menging.
Woongebouwen
Direct aan de Grote Markt zijn aan de noordzijde (Hoekmanstraat, Rentmeesterstraat) en aan de zuidzijde (Korte Promenade, Stadhuisstraat) zijn de meeste woningen te vinden.
De woningen aan de noordzijde maken onderdeel uit van een wooncomplex (Makelaarstraat - Rentmeesterstraat - Hoekmanstraat) met in de plint aan de Grote Markt enkele winkel- en kantoorpanden.
Aan de zuidzijde, de Korte Promenade en de Stadhuisstraat, is wonen met detailhandel één geheel. Hier wordt vanaf de eerste bouwlaag gewoond.
Aan de Bankierbaan, de oostzijde van het plangebied is gestapelde woningbouw te vinden. Dit zijn portiekwoningen.
Separaat gestapelde woningen
Direct aan de Grote Markt is op een aantal plekken een enkele gestapelde woning te vinden. In de loop der tijd zijn de gestapelde woningen getransformeerd in kantoorruimtes, horeca- of hotelvoorzieningen.
Werken en zakelijke dienstverlening
De Grote Markt heeft niet het karakter van werkgebied in de zin van grootschalige bedrijven of bedrijventerrein. Deze komen hier niet voor.
Kantoren zowel met als zonder baliefunctie zijn gevestigd aan de Grote Markt. Dit zijn de makelaarskantoren, de Rabobank, Almere Vandaag en uitzendbureau's. In veel gevallen vindt een combinatie plaats met andere functies zoals wonen, detailhandel of horeca.
Voorzieningen
Detailhandel, horeca en andere voorzieningen
Onderdeel uitmakend van het stadshart van Almere Stad, is de Grote Markt en de directe omgeving een mengelmoes van voorzieningen. De huidige situatie kent aan de noordzijde van het plein (Hoekmanstraat) enkele detailhandelzaken, net als aan de zuidzijde (Korte Promenade).
Direct aan het plein zijn gevestigd:
- hotel: Anno Hotel;
- vermaak: Playworld (casino);
- discotheek / club: Mambo, Red Delicious, Ik;
- cafe, restaurants: Tante Truus, Bergerrie, Blabla, Porto Cervo, Alexandrie, La Mancha, Bordeaux / De Tijd, Cheers, President, Horizon, Le Baron, Men at Work, 1e Rang, snackbar Grote Markt, de Lounge Bar (koffieshop);
- detailhandel: Triade (juwelier), Miranda (seksshop), Kees Tak (bloemist), Kinky Kappers;
- maatschappelijke dienstverlening: GGD, Maartenshuis (R.K. Parochie).
Het plein is langzaam gegroeid in de functie als horecaplein. Het aandeel van andere functies is de afgelopen jaren verminderd. Zo is de ABNAMRO bank verhuisd.
Zorg, welzijn en cultuur (evenementen)
De Rooms Katholieke Parochie Sint Martinus is gevestigd aan de Grote Markt nummer 4.
Evenementen
De Grote Markt is geschikt voor ééndaagse en meerdaagse (middel)grote evenementen. De capaciteit van de Grote Markt in de huidige vorm is ongeveer 10.000 - 12.000 bezoekers. Aantallen en grootte zijn afhankelijk van de beschikbare ruimte.
Op de locatie is een aantal standaard voorzieningen aanwezig, zoals stroom-, water- en afvoerpunten en toiletvoorzieningen. Afhankelijk van de aard en grootte van het evenement kunnen aanvullende fysieke maatregelen worden getroffen, zoals dranghekken, afsluiting Koopmanstraat en extra toiletvoorzieningen. Daarnaast kunnen veiligheidsmaatregelen worden getroffen als het inkorten van de terrassen of inzet van beveiliging en hulpverleners.
Jaarlijks terugkerende evenementen zijn:
- Koninginnedag (100.000 in heel het stadshart)
- Bevrijdingsfestival (5.000 op de Grote Markt)
- Music en Beer (5.000 per dag)
- City tennistour Eltingh en Haarhuis (1.000)
- Luilak bloemenmarkt (30.000 verdeeld over Stadhuisplein, Grote Markt en omliggende straten)
- Afrique carib (5.000)
- Jazz below the sea (4.500 over meerdere pleinen)
- Midland Classic Show (25.000 verdeeld over Stadhuisplein, Forum en Grote Markt)
- Sinterklaas (5.000)
- Kerstactiviteiten en ijsbaan (100.000 bij Kerstparade verdeeld over hele stadshart, ijsbaan 5.000 over 6 weken).
3.3 Verkeer
30 kilometerzone (lichtgrijs) en bushaltes (gele stip)
Autoverkeer
Ontsluiting
Binnen het plangebied zijn er geen doorgaande wegen. Het gebied is voornamelijk terrein van de voetganger, die op de route van het station of stadhuis naar het nieuwe stadshart het gebied doorkruist. Er is een noord-zuid route over het plein van de Marktmeesterstraat naar de Schutterstraat. De Stadhuisstraat en de Korte Promenade zijn de oost-westroute.
Momenteel wordt het plein nog doorsneden door de Koopmanstraat, die open is voor verkeer (zowel auto's als fietsers).
Snelheid
In het gehele plangebied geldt een maximum snelheid van 30 km per uur voor de straten waar auto's zijn toegestaan. De Korte Promenade, de Grote Mark en de Stadhuisstraat zijn in principe alleen toegankelijk voor voetgangers en langzaam verkeer.
Parkeren
Parkeren gebeurt in de parkeergarages. De binnenterreinen zijn volledig gericht op de voetganger.
Winkelende bezoekers kunnen hun auto stallen in de Muntmeesterparkeergarage. Bewoners aan de Korte Promenade parkeren ook in de openbare parkeervakken op het Muntmeestershof. Bewoners aan de oostzijde van het plangebied, de Bankierbaan, parkeren hun auto in openbare parkeervakken. De bewoners in het wooncomplex aan de noordzijde (Rentmeesterstraat) beschikken over een eigen parkeervoorziening en openbare parkeerplaatsen aan de Makelaarstraat.
Openbaar vervoer
De Bankierbaan is gelegen aan de busbaan Almere Centraal Station en het (nieuwe) centrum. Ter hoogte van de Stadhuisstraat is de halte Stadhuisplein gelegen. Vanaf deze halte stoppen verschillende lijnen die verbinding maken met andere stadsdelen, waardoor het gebied goed ontsloten is.
Het gebied ligt op loopafstand het centraal station, waar ook een busstation is gevestigd. Het gebied is zowel regionaal als lokaal goed bereikbaar.
Langzaam verkeer
Fietser en voetganger
Het gebied is goed ontsloten door middel van hoofdfiets- en voetgangersroutes, die deels over de Grote Markt voeren. Er is een oost-west verbinding via de Koopmanstraat en een noord-oost verbinding via de Marktmeesterstraat en Schutterstraat. Deze verbindingen blijven bestaan. De Koopmanstraat is momenteel nog een doorgaande fiets-en wandelroute die de Grote Markt doorkruist.
3.4 Groen, Blauw En Natuur
bomen -en groenkaart
Groen
Bovenstaande kaart laat de bestaande groenstructuren en aanwezige bomen zien. Afgezien van functioneel groen in de semi-openbare binnentuinen van de woningen aan de Bankierbaan, maakt het plangebied geen onderdeel uit van een groene zone.
waterwegen
Blauw
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het blauwe netwerk. Het overgrote deel van het gebied is verhard met een kleine uitzondering van de tuinen tussen de Grote Markt en de Bankierbaan. Hierin bevinden zich geen blauwe elementen van toegevoegde waarde.
Natuur
Het plangebied is een reeds verstedelijkt gebied, waar voornamelijk sprake is van verstening. Direct op de Grote Markt staan enkele bomen, waarvan een aantal in slechte fysieke conditie. De bomen zijn de groene accenten in het gebied. De tuinen aan de Bankierbaan kennen geen bijzondere flora en fauna. Zij maken onderdeel uit van het bestaande stedelijk groen.
3.5 Duurzaamheid En Leefbaarheid
Duurzaamheid
Het plangebied dateert uit de jaren '80. Met de toenmalige uitgangspunten is het gebied ontwikkeld. De Grote Markt heeft in haar gebruik en toepassingbereik een grote mate van duurzaamheid maar is nu wel weer toe aan een update.
Leefbaarheid
Afval
Er is een onderscheid te maken in bewoners -en bedrijfsafval. Het afval van bewoners wordt op de gebruikelijke wijze opgehaald. Op enkele plekken zijn ondergrondse voorzieningen of zijn door bewoners collectieve voorzieningen getroffen (gezamenlijke containers).
Het bedrijfsafval is voornamelijk afkomstig van de vele horecagelegenheden en andere bedrijven die aan de Grote Markt zijn gelegen. De ondernemers aan de Stadhuisstraat en de Korte Promenade produceren ook bedrijfsafval.
Bedrijfsafval, OAT (ondergronds afvaltransportsysteem)
Het gemeentelijke ondergrondse afvaltransportsysteem (OAT) steekt het gebied in vanaf de oostzijde via de Koopmanstraat en steekt daarbij de Grote Markt over. Achter de panden Grote Markt 125 tot en met 179, is een aftakking van de OAT. Er zijn hier ook aanbiedpunten. De Muntmeestershof heeft ook een aansluiting. Op deze manier worden de ondernemers tussen de Koopmanstraat, de Korte Promenade en de Stadhuisstraat bedient. De ondernemers aan de noordzijde van het plangebied vallen buiten het servicegebied van de OAT (<75 meter).Het bedrijfsafval wordt hier opgehaald door particuliere bedrijven.
Afvalstoffen
Er is geen sprake van gevaarlijke afvalstoffen of stoffen die als zodanig aan te merken zijn. De horeca produceert wel ''horecavet'', dat door gecertificeerde bedrijven wordt opgehaald.
Geluid
In hoofdstuk 5 wordt hier verder op ingegaan.
Lucht
Het doel van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):
Stof | Daggemiddelde (µg/m3) | Jaargemiddelde (µg/m3) | Datum in werking | Achtergrondconcentratie 2009 Almere (µg/m3) |
NO2 | - | 40 | 1-1-2010 | 22,4 |
PM10 | 50 (mag 35 keer/jaar overschreden worden) | 40 | 1-1-2005 | 24,4 |
In het gebied zijn diverse (kleinschalige)functies aanwezig (wonen, horeca, kantoren, parkeergarages e.d.) Deze beïnvloeden in zeer beperkte mate de luchtkwaliteit waardoor de grenswaarden voor o.a. stikstofdioxide en fijn stof niet worden overschreden.
Geur
Voedselbereidende bedrijven moeten voldoen aan geurnormen om daardoor binnen de normen voor geurhinder te blijven. Horecabedrijven zijn verplicht om of een geurinstallatie of een afvoer aan te brengen.
3.6 Cultuurhistorische Waarden
Historische-geografische en (steden)bouwkundige waarden
De Grote Markt maakt geen onderdeel uit van een beschermd stads-en dorpsgezicht. Almere heeft, gezien haar nog jonge leeftijd, geen bouwkundige monumenten.
Archeologische waarden
Op 18 juni 2009 is een nieuw archeologiebeleid door de gemeenteraad vastgesteld. Voor de gehele gemeente is een selectiekaart 2007-2012 opgesteld waarop selectiegebieden zijn aangegeven. De keuze van de gebieden is gedaan in overleg met de provincie Flevoland. Het plangebied is volgens de selectiekaart 2007-2012 voor een deel gelegen in een gebied waar archeologische vindplaatsen mogelijk zijn. Het betreft het gebied ten zuiden van de Koopmanstraat. Voor de gebieden geldt dat voor nieuwe ontwikkelingen groter dan 100 m², archeologisch vooronderzoek verplicht is.
Ondergronds bouwen is binnen het plangebied niet aan de orde. Alleen het gebouw waarin de ABN-AMRO in heeft gezeten, heeft een kelder. De kelder ligt buiten het selectiegebied.
archeologisch selectiegebied (grijze vlek)
3.7 Bodem En Watersysteem
bodemkaart
Bodem
De bodem in het stadscentrum kenmerkt zich door 1 meter ophoogzand op een 4 tot 6 m dikke olocene klei- en veenlagen. Daaronder bevindt zich een pleistoceen zandpakket. De grondwaterstroming in AlmereStad wordt sterk bepaald door de lage polderpeilen. In Almere Satd is hierdoor een kwelstroom aanwezig die fosfaat en ammonium- en ijzerhoudend isen, afhankelijk van de plek, zoet of brak is. In het plangebied is de kwlaiteit van de kwel realtief nutriëntarmer en zoet.
Voor zover bekend zijn er geen (gevallen van) ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Over het algemeen zijn er geen sterke verontreinigingen in het gebied te verwachten. De bodemkwaliteit van de Grote Markt is op een aantal locaties in het verleden onderzocht. Uit deze bodemonderzoeken is gebleken dat er geen noemenswaardige verontreinigingen aanwezig zijn.
Diverse onderzoeken
Locatie | Rapport | Conclusie | Bureau | Jaar |
AVC 92a, nabij Muntmeesterhof 21 | Partijkeuring | Schoon | Oranjewoud | 2004 |
AVC 93a, nabij Kassierstraat 110 | Partijkeuring | Schoon | Oranjewoud | 2004 |
Grote Markt 1, 3, 5 | Verkennend | Grondwater licht verontreinigd met minerale olie en nikkel | Flevo GeoTechniek | 2007 |
Marktmeesterstraat 51-143 | Verkennend | Bovengrond licht verontreinigd met kwik en minerale olie | Flevo GeoTechniek | |
Bankierbaan, ten zuiden van nr. 248 | Verkennend | Bovengrond licht verontreinigd met EOX, grondwater licht verontreinigd met metalen en Vocl | Oranjewoud | 1994 |
Bankierbaan, ten zuiden van nr. 248 | Actualiserend | Schoon | Eco-Reest | 2000 |
Grote Markt | Verkennend | Schoon | Mateboer | 2006 |
Grote Markt, zuidoost | Verkennend | Schoon | Mateboer | 2006 |
Korte Promenade | Verkennend | Bovengrond licht verontreinigd met cobalt en minerale olie. Grondwater licht verontreinigd met Barium. | Mateboer | 2008 |
Uit het overzicht is af te leiden dat in al deze onderzoeken geen noemenswaardige verhogingen aangetroffen. Slechts plaatselijk lichte overschrijdingen die geen bezwaar gaven voor de huidige of voorgenomen bestemming. Voor de afvoer van grond moet rekening worden gehouden dat deze niet geheel vrij is van verontreinigingen en derhalve niet vrij toepasbaar is.
Bij het toepassen van grond, zand en andere steenachtige materialen (vormgegeven en niet vormgegeven) op of in de bodem of in het oppervlaktewater is sinds 1 juli 2008 het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Het Besluit bodemkwaliteit stelt eisen aan de samenstelling van bouwstoffen en grond en de mate van uitloging van verontreinigende stoffen uit deze materialen. Toe te passen primaire en secundaire steenachtige materialen moeten voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit.
watersysteem; gescheiden (DWA, RWA en Drainage)
Watersysteem
In het plangebied dat nagenoeg geheel verhard is, is zelf geen oppervlaktewater aanwezig. Het regenwater wordt via een regenwaterriolering afgevoerd naar het oppervlaktewater van de grachten. dez grachten vormen de schakel tussen het Weerwater en de Leeghwaterplas en hebben daarmee een belangrijke afvoerfunctie van het Weerwater naar de Leeghwaterplas en het gemaal.
Het vuilwater van huishoudens en bedrijven/voorzieningen wordt afgevoerd via het droogweerafvoerstelsel (DWA-stelsel). Het vuilwater voert onder vrijverval naar gemalen en wordt vervolgens naar de zuiveringsinstallatie getransporteerd. Het regenwaterafvoerstelsel (RWA-stelsel) is bedoeld voor de afvoer van neerslagwater. Het RWA-stelsel voert neerslagwater van verharde oppervlaktes (daken, wegen, parkeerplaatsen, etc.) af via straatkolken of drainage naar het oppervlaktewater. Bij een verbeterd gescheiden stelsel wordt het meest verontreinigde deel van neerslagwater (bijvoorbeeld dat van busbanen, parkeerplaatsen en drukke wegen) via een apart leidingsysteem met overstorten op het oppervlaktewater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie afgevoerd.
3.8 Kabels En Leidingen C.a.
Riolering
In Almere is het gemeentelijk Rioleringsplan 2000-2004 leidraad. Het gemeentelijke rioolstelsel is gescheiden zoals blijkt uit de vorige paragraaf.
Nutsvoorzieningen
Energie, gas, telefonie andere voorzieningen.
In het gebied zijn verschillende leidingen aanwezig van gas-, water- en energieleveranciers. Bovendien is in het gebied een ondergrondse afvaltransportleiding gelegen in eigendom van de gemeente.
Van noord naar zuid over de Grote Markt is een leidingenstraat gelegen binnen vier meter van de voorgevels van de Grote Markt.
Het gebied ligt niet binnen de invloedzones van bovengrondse electriciteitsverbindingen.
Straalverbindingen c.a.
Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied van Soesterberg en het zogenoemde toetsingsvlak van communicatie-, navigatie- en surveillanceapparatuur Schiphol (burgerluchtverkeer). Voor de radar Soesterberg geldt dat bouwwerken hoger dan 78 m (hoogte geldt ten opzichte van NAP) kunnen leiden tot verstoring van de radar. Dergelijke hoge gebouwen of bouwwerken komen in het plangebied niet voor.
Voor het toetsingsvlak Schiphol (met name i.v.m. baken Muiden) geldt dat bouwwerken hoger dan 10 tot 150 m (hoogte geldt ten opzichte van NAP) kunnen leiden tot verstoring van de radar. Hoe dichterbij de radar hoe minder hoog mag worden gebouwd. Voor het plangebied geldt een beperking van de bouwhoogte vanaf 140 meter. In het plangebied zijn er geen gebouwen of bouwwerken van dergelijke hoogtes of worden bouwwerken met een dergelijke hoogte toegestaan.
3.9 Veiligheid
Op het gebied van veiligheid, fysiek of sociaal (veiligheidsgevoel) scoren het centrum en de wijken in de centrumrand slecht.
Almere Stad heeft veel wijken die qua bevolkingssamenstelling lijken op het Almeerse gemiddelde. De demografische samenstelling van Almere Stad zal in de komende jaren licht wijzigen.
Een opvallende ontwikkeling is de verandering van de bevolkingssamenstelling:
- Het percentage ouderen is in heel Almere en dus ook Stad groeiende. Deze groei is bovengemiddeld in het Centrum, in Muziekwijk Zuid en Stedenwijk. Met de toenemende vergrijzing stijgt hier de behoefte aan voorzieningen voor ouderen.
- Alleenstaanden zijn sterk vertegenwoordigd in het Stadscentrum (70%) en daarnaast in de Staatsliedenwijk (48%) en Stedenwijk (40%).
- Eenoudergezinnen vormden in geheel Almere 8% van het aantal huishoudens. Opvallende wijken in Stad zijn de Staatsliedenwijk (15%) en Stedenwijk, Danswijk en Filmwijk met elk 10%.
- Naar etniciteit heeft Stad verhoudingsgewijs (en absoluut) de meeste allochtonen. Bijna een derde van het aantal inwoners is van niet-westerse afkomst. Staatsliedenwijk, Tussen de Vaarten Noord, Stedenwijk en Danswijk zijn wat dit betreft koplopers in Stad en geheel Almere. In de Stedenwijk en Staatsliedenwijk leidt deze verdeling tot toenemende wrijvingen.
Sociale veiligheid
De checklist veiligheid geeft richtlijnen voor sociale veiligheid van een gebied. De situatie van de Grote Markt ziet er als volgt uit.
De taxistandplaats is verplaatst van de Koopmanstraat naar de Muntmeesterhof. De Koopmanstraat is op de donderdag-, vrijdag -, en zaterdag avond afgesloten doormiddel van een dynamische paal en wordt nu nog door de aanwezige politie bediend.
De Muntmeestersgarage is geen afgesloten garage. Zou dit wel het geval zijn, dan zou dat nog niet betekenen dat dit een beaakte garage is. De route naar de Muntmeestersgarage zou wel sociaal veiliger kunnen. Er is nu al meer sociale controle, omdat de taxistandplaats aldaar is gerealiseerd.
De enige bewaakte fietsenstalling ligt op 250 meter afstand aan de Schrijverstraat. De openingstijden corresponderen niet met de sluitingstijden van de horeca.
Nachtbussen rijden vanaf 15 augustus 2008 tussen 02:15 en 03.45 uur vanaf het busplein bij het centraal station. Daarvoor en daarna rijden de reguliere lijnbussen.
Fysieke veiligheid
De veiligheidsregio - de gemeente- moet voorbereid zijn op ondermeer het ramptype 'paniek in menigten' zoals genoemd in de circulaire Leidraad Maatramp (bij grootschalige evenementen, festiviteiten etc. met meer dan 5000 bezoekers. Evenementen waaraan minder dan 5000 bezoekers deelnemen behoeven niet geïnventariseerd te worden.
Het gaat om preventieve, proactieve en repressieve maatregelen. Deze maatregelen zijn inderdaad getroffen zodat er geen overwegend bezwaar is tegen het gebruik van de Grote Markt als evenemententerrein.
In het gemeentelijk rampenplan Gemeente Almere 2005 – 2009 zijn de volgende aspecten benoemd:
- Veel publiek (mensenmassa);
- Mechanisch letsel;
- Ontruiming (opvang);
- Maatschappelijke onlusten;
- Economische schade;
- Materiële schade.
In vergunningen op grond van de APV 2005 worden voor evenementen de nodige voorschriften gesteld.
Overeenkomstig het Regionaal Beheersplan Rampenbestrijding Flevoland zijn voor de navolgende risico's regionale coördinatieplannen voorzien: 'Coördinatieplan Paniek in menigten Evenementenbeleid Flevoland' met betrekking van de afstemming bij een operationeel optreden van de hulpdiensten): planning 2e kwartaal 2009.
Externe veiligheid
Externe veiligheid
Voor het plan gebied zijn er geen inrichtingen of zones externe veiligheid die van toepassing zijn. Binnen het gebied zijn geen inrichtingen aanwezig, die maatregelen vereisen.
Gevaarlijke stoffen
Almere heeft (vooralsnog) geen routes voor gevaarlijke stoffen. De provincie heeft een Risicokaart Flevoland waarop inrichtingen met gevaarlijke stoffen staan weergegeven. Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een risicovolle inrichting.
Spoor
Over het spoor vindt momenteel geen transport van gevaarlijke goederen plaats. In paragraaf 5.9 wordt verder ingegaan op het toekomstig transport van gevaarlijke goederen.
3.10 Toegankelijkheid
Het plangebied is goed toegankelijk. In de bestrating zijn geen of weinig obstakels voor minder valide personen. De horecapanden en andere voorzieningen zijn op begane grond niveau goed te bereiken. Niet alle panden zijn voorzien van liften.
3.11 Beheer
Het plangebied wordt beheert door de gemeente in samenspraak en samenwerking met de gebruikers van het plangebied: ondernemers en bewoners. Het beheer valt onder de verantwoordelijkheid van het citymanagement Almere Stad.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
4.1 Rijk
Hieronder volgt een korte beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid en facetbeleid van het Rijk voorzover van toepassing op het plangebied.
Nota Ruimte (2006)
In de Nota Ruimte (Ruimte voor ontwikkeling), opvolger van de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening (Extra), zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid aangegeven voor de periode tot 2020, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland een belangrijke rol speelt. In de RHS zijn gebieden en netwerken opgenomen die in belangrijke mate ruimtelijk structurerend zijn. Hierbij gaat het om elementen van de economie, de infrastructuur en de verstedelijking van Nederland, en om elementen van de groenblauwe structuur. De belangrijkste economische kerngebieden behoren hiertoe, maar bijvoorbeeld ook de grote wateren zoals de Waddenzee.
Het ruimtelijk beleid is gericht op:
- versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten);
- krachtige steden en een vitaal platteland (bevorderen van leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
- waarborgen van waardevolle groengebieden (behouden en versterken van natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
- veiligheid (voorkomen van rampen).
Mensen Wensen Wonen in de 21e eeuw (2000)
Het Rijk heeft beleid voor wonen neergelegd in de nota 'Mensen Wensen Wonen in de 21e eeuw'. Deze nota heeft een brede discussie in gang gezet over de toekomst van het wonen in ons land, waarbij is ingezet op meer keuzevrijheid en zeggenschap, vitaliteit van de woonwijk en herstructurering van de bestaande woningvoorraad. Speerpunten zijn hierbij het vergroten van zeggenschap over woning en woonomgeving, het scheppen van kansen voor mensen in kwetsbare groepen, het bevorderen van wonen en zorg op maat, en het verbeteren van het stedelijk woonklimaat.
De brede maatschappelijke discussie over de nota 'Mensen Wensen Wonen in de 21e eeuw' heeft geleid tot het Nationaal Akkoord Wonen 2001-2005 met afspraken tussen het ministerie van VROM en ondermeer provincies en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over:
- nieuwbouw (meer variatie en kwaliteit in het aanbod van woningen in nieuwbouwwijken en in de bestaande stad);
- stedelijke vernieuwing (transformatie van met name de vroeg naoorlogse wijken en buurten als grote opgave voor de komende jaren);
- verkoop huurwoningen (met het oog op een gevarieerde opbouw van wijken en de grote vraag (van huurders) naar koopwoningen, is een forse investering nodig van de verkoop van huurwoningen);
- wonen en zorg op maat (het tempo bij het ontwikkelen van combinaties van wonen en zorg moet omhoog);
- energiebesparing (vooral bij bestaande woningen zijn extra maatregelen nodig om de doelstellingen op het gebied van energiebesparing te halen).
Hiermee zijn de uitgangspunten vastgelegd waarmee het Rijk het overleg is ingegaan met de regio's. Het Rijk maakt voor de periode tot 2010 per stadsgewest verstedelijkingsafspraken.
Nota Ruimtelijk Economisch Beleid (1999)
De Nota Ruimtelijk Economisch Beleid (NREB) is de opvolger van Ruimte voor Regio's uit 1995. De nota bevat een analyse van de ruimtelijk-economische dynamiek en het ruimtelijk-economische beleid. Dat beleid kent twee pijlers: het ruimtelijk-economische netwerk versterken en de economische potenties in de regio's benutten. Het instrumentarium spitst zich toe op regionaal-economische structuurversterking, bedrijventerreinen, ondernemingsklimaat, marktwerking, kennis en samenwerking. Speciale aandacht krijgen het Noorden en de grote steden. Daarnaast bevat de NREB economische bouwstenen voor de ruimtelijke nota's.
In 2000 is de nota nader uitgewerkt in plannen en voorstellen (Actieplan Ruimtelijk Economisch Beleid). In het actieplan worden vier uitdagingen onderscheiden: versterking van het ruimtelijk-economisch netwerk, economische potenties van de regio's benutten, versterking van de stedelijke economie, en versterking van de economie van het Noorden. Het bieden van voldoende ruimte voor economische activiteiten, het verbeteren van de bereikbaarheid en het versterken van de mainports zijn zaken die moeten bijdragen aan de versterking van de ruimtelijk-economische netwerken.
Nota Mobiliteit (2006)
De Nota Mobiliteit geeft de nationale visie op het verkeers- en vervoersbeleid weer tot 2020. Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling in Nederland. Op haar beurt creëert die ontwikkeling weer nieuwe mobiliteit. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is daarom verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem (weg, water, spoor, lucht) van deur tot deur binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren.
De Nota Mobiliteit is totstand gekomen in samenwerking met de provincies, gemeenten, kaderwetgebieden en waterschappen.
De Nota Mobiliteit is opgesteld op basis van ondermeer het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). Dit plan heeft als doelstelling het bieden van een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarbij de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Het NVVP omvat geen doelstellingen voor vervoerswijzekeuze zoals in het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer. Ook wordt de groei van het gemotoriseerd verkeer niet aan een maximum gebonden. Wel is op het gebied van verkeersveiligheid voor 2010 een reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden met 25% ten opzichte van het huidige niveau als doelstelling opgenomen. De veiligheid op spoor en water moet op het huidige hoge niveau blijven. Dit geldt ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Aandachtspunten in het NVVP zijn ondermeer de visie op mobiliteit en transport, het bereikbaarheidsvraagstuk, de raakpunten met de ruimtelijke ordening en het mobiliteitsmanagement waaronder vallen locatiebeleid, vervoermanagement, fietsbeleid, transportpreventie en -efficiëntie alsook stedelijke distributie.
Nationaal Milieubeleidsplan 4 (2001)
Het toepassen van duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen bij het bouwen van woningen en bedrijven is één van de strategieën die zijn genoemd in het Nationaal Milieubeleidsplan.
Nota Belvedère (1999)
In de Nota Belvedère (juli 1999) geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt. In de ruimtelijke inrichting dienen de cultuurhistorische waarden niet alleen herkenbaar te blijven, maar ook te worden versterkt. De doelstellingen zijn:
- het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit;
- het versterken en benutten van de kwaliteit van cultuurhistorisch waardevolle gebieden;
- het scheppen van voorwaarden voor initiatieven van derden;
- het verspreiden van kennis, het toegankelijk maken en het stimuleren van inspiratie voor inrichting en ontwerp;
- het verbeteren van de samenwerking tussen overheden en derden;
- het beter gebruik maken van bestaand instrumentarium.
Nota Waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding is een regeringsbeslissing van december 1998. De beleidsdoelstelling van de nota is erop gericht duurzame en veilige watersystemen in stand te houden of tot stand te brengen. De nota vormt de basis voor de watertoets die het Besluit op de ruimtelijke ordening voor alle ruimtelijke plannen voorschrijft. In de nota wordt het stedelijk watersysteem als belangrijke drager voor stadslandschappen aangemerkt. Hierbij worden aan het stedelijk watersysteem ecologische, landschappelijke en recreatieve waarden toegekend die de basis moeten vormen voor een hoogwaardig woon-, werk- en leefklimaat in de bebouwde kom en de directe leefomgeving. Met betrekking tot de stedelijke watersystemen gaat het om de volgende doelstellingen:
- verbinden van het netwerk van watersystemen met het groene netwerk ter verkrijging van ecologische verbindingen tussen stad en omliggend gebied;
- minimaliseren van verontreinigingen zoals overstorten en diffuse verontreinigingen ter verkrijging van een goede kwaliteit van water en waterbodem;
- het neerslagwater niet meer direct afvoeren, maar vasthouden in het oppervlaktewater, infiltreren in de bodem en/of gebruiken voor specifieke doeleinden;
- zo veel mogelijk gesloten houden van waterkringlopen.
Tegelijk met de Vierde Nota Waterhuishouding kondigde de regering de instelling van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw aan, met als taak een advies uit te brengen over de organisatie en inrichting van het waterbeheer in de 21e eeuw. Het advies van de commissie (Waterbeheer 21e eeuw) is als beleid overgenomen, met als speerpunten:
- meer aandacht voor water (bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen moeten gemeenten en waterschappen tijdig in overleg treden: de watertoets);
- niet afwentelen (een oplossing zoeken van een waterprobleem in het ene gebied mag niet leiden tot problemen elders);
- de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen en dan pas afvoeren';
- ruimte voor waterberging.
Het kabinet heeft in december 2000 zijn standpunt uitgebracht over het waterbeleid voor de 21e eeuw. Dit is verwoord in de nota 'Anders omgaan met water': de veiligheid moet worden gewaarborgd en de kans op overstromingen mag niet toenemen. Wateroverlast moet worden teruggedrongen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), dat op 2 juli 2003 is ondertekend, zijn tussen de verschillen de bestuursniveaus afspraken gemaakt voor de implementatie van WB21. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en daarna op orde te houden.
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 zijn de nieuwe Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5 “Luchtkwaliteitseisen”). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet worden bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden.
Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wm geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te geschieden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen;
Gelijktijdig met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht geworden:
- Besluit & Regeling “Niet in betekenende mate” (NIBM)
- Regeling “Beoordeling luchtkwaliteit 2007” (RBL)
- Regeling “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007”.
Op grond van deze regelingen kan de toetsing aan de EU-normstelling achterwege blijven indien aan de specifieke randvoorwaarden is voldaan.
Naast de Wet milieubeheer (Wm) geldt ook de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO). De koppeling WRO en luchtkwaliteit wordt via het aspect “goede ruimtelijke ordening” vorm gegeven. De onderbouwing hiervan kan op basis van vier aspecten geschieden:
- 1. Scheiden: in hoeverre is milieuzonering toepasbaar;
- 2. Beschrijven van het blootstellingrisico (hoeveel mensen en in welke mate);
- 3. Voorkomen van voorzienbare hinder;
- 4. Beschermen: 'meest kwetsbare groep op de minst vervuilde plek'.
4.2 Provincie En Regio
Omgevingsplan Flevoland (2006)
In het Omgevingsplan Flevoland van december 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Het plan vervangt het Omgevingsplan Flevoland 2000 en de partiële herziening van 2004.
Het belangrijkste doel van de provincie is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in heel Flevoland. De verstedelijking moet ingepast worden in een hoogwaardige landelijke omgeving en moet passen bij de gerealiseerde en geplande infrastructuur. De creatie van aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maakt Flevoland concurrerend met andere gebieden. Zo is niet alleen sprake van overloop uit de drukke en dure Randstad naar een ruimer en goedkoper Flevoland, maar kiezen mensen bewust voor het attractieve woonmilieu van Flevoland.
Op regionale schaal moet worden voorzien in behoeften aan gevarieerde huisvesting, werkgelegenheid en het sociaal-cultureel voorzieningenniveau. Daarbij hoort onder meer het benutten van de ligging aan het water van Lelystad en Almere voor daaraan gerelateerde woonmilieus, werkgelegenheid en recreatie. Nieuwe bebouwing zal gebundeld worden in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied.
Zuidelijk Flevoland, en dan vooral de stad Almere, is onderdeel van het stedelijk netwerk van de Noordvleugel van Randstad Holland. Dit gebied moet ruimte bieden aan functies vanuit de Randstad. Almere heeft een bijzondere relatie met Amsterdam. In het kader van het zogenaamde Noordvleugelprogramma staat de verstedelijking aan de westzijde van Almere in combinatie met verbetering van de bereikbaarheid centraal. Daarnaast is ook een ontwikkeling aan de oostzijde van Almere van toepassing waarmee groene woonmilieus worden gerealiseerd voor de Noordvleugel, de samenhang met het economisch kerngebied van de regio Utrecht wordt versterkt en een meerzijdige ontsluiting wordt ontwikkeld. De groeitaakstelling van Almere moet worden gecombineerd met ecologische functies, bijvoorbeeld aan de westzijde bij het IJmeer en aan de noordoostzijde met de robuuste ecologische verbinding tussen Oostvaardersplassen en de Veluwe. Hier is ook een combinatie met waterberging, landelijk wonen en met toeristisch-recreatieve voorzieningen gewenst. Deze voorzieningen kunnen van (boven-) regionale betekenis zijn.
De provincie geeft ruimte voor doorgroei van de verstedelijking in de provincie tot ongeveer 650.000 inwoners in 2030. Almere heeft in 2030 bijna 350.000 inwoners als tussen 2010 en 2030 70.000 woningen worden gebouwd. Het bij de doorgroei behorende provinciale groeitempo van gemiddeld 5.600 woningen per jaar hangt af van economische en demografische ontwikkelingen. Binnen de provincie zal tenminste gebouwd worden voor eigen behoefte met een jaarlijkse groei van het woningbestand van ruim 2.000. Daarmee wordt een inwonertal van maximaal 500.000 inwoners bereikt in 2030.
De provincie richt zich ook op de afstemming op hoofdlijnen tussen de verschillende woon- en werkmilieus. Ze speelt bij verstedelijking vooral een rol als het gaat om de stimulering van de economie en het bevorderen van de sociale kwaliteit. Bij de voorzieningen liggen accenten op jeugdzorg, cultuur en het hoger onderwijs. Voor de economische ontwikkeling liggen de accenten op innovatie, de internationalisering van het bedrijfsleven en het starters- en arbeidsmarktbeleid.
Waterbeheerplan 2007-2011
De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden.
Momenteel is het Waterbeheerplan 2007-2011 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht.
Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2007-2011. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.
Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar drie belangrijke doelen en vijf thema's:
De drie thema zijn: veiligheid, voldoende water en schoon water. De vijf thema's zijn stedelijk water, calamiteitenbestrijding, vergunning verlening en handhaving, communicatie en de belevingswaarde van water.
Veiligheid
Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water.
Voldoende water
Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
De andere kant van de verwachte klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m3 per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.
Schoon water
Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.
Waterkader (2007)
Het waterschap Zuiderzeeland heeft in januari 2007 in het rapport “Waterkader, hoe kom ik tot een wateradvies” een handreiking opgenomen om te komen tot de verplichte watertoets bij bestemmingsplannen. In de bijlage van dit bestemmingsplan is de watertoets opgenomen.
4.3 Gemeente
Structuurplan Almere 2010 (2003)
Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030.
Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners (met nieuwe stadsdelen zoals Almere Poort, Almere Hout en Almere Pampus (binnendijks, inclusief kustzone). De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:
- 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
- 2. betere benutting water;
- 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
- 4. verbetering interne bereikbaarheid;
Verder zijn er de vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:
- 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
- 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
- 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
- 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
- 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.
Het structuurplan gaat uit van een westelijke oriëntatie voor Almere. Opgenomen is dat er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Almere Poort en aan het planvormingsproces voor het binnendijkse deel van Almere Pampus (inclusief kustzone). Tevens wordt er gewerkt aan Overgooi. Voor Almere Hout is er in het structuurplan in de periode tot 2010 een rol weggelegd in het kader van de kwaliteitsverbetering van de stad als geheel. De ontwikkeling van het westelijke deel van Almere Hout is opgevoerd in het kader van de extra opgaven om in Almere meer verscheidenheid in woon- en werkmilieus te bewerkstelligen. Hier komen, naast suburbane wijken, zogenaamde woon- werklandschappen.
Het Structuurplan Almere 2010 vervangt het structuurplan uit 1983 en de recenter vastgestelde structuurplannen voor Overgooi (juli 1999), Almere Poort (december 1999) en Almere Hout (mei 2001). De ruimtelijke hoofdstructuur die in deze structuurplannen voor deelgebieden is vastgelegd, is in het structuurplan overgenomen.
Nota Woonbeleid "Almere gemaakt om in te wonen" (2002)
Het beleid ten aanzien van wonen is geformuleerd in de nota 'Almere, gemaakt om in te wonen' (2002). Deze nota is tot stand gekomen naar aanleiding van het verschijnen van de Nota Wonen en de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening van het Rijk. De nota heeft een drietal doelstellingen:
- Het bieden van keuzevrijheid voor mensen met lage inkomens en het bouwen voor kwetsbare doelgroepen zoals, ouderen, jongeren, allochtonen en gehandicapten. Almere wil de woonconsument een ruime keuze aan woonmilieus bieden. Het aanbieden van woonmilieus met karakter kan zorgen voor een grotere betrokkenheid van de bewoners bij hun woonomgeving. Het bieden van een ruime keuze is noodzakelijk om tegemoet te komen aan de diverse vraag naar woningen en woonmilieus.
- Het bevorderen van productontwikkeling op het terrein van flexibel bouwen en waar mogelijk het bevorderen van keuzevrijheid en particulier opdrachtgeverschap.
- Herstructurering en herpositionering van de bestaande stad: stedelijke vernieuwing.
Kaderplan Bestaande Stad (2004)
De gemeente geeft met dit plan haar visie op de gewenste ontwikkeling van de bestaande stad. De eerste wijken zijn al weer 30 jaar oud en vragen om meer aandacht dan alleen het onderhoud. Woonwijken, groengebieden en werkgebieden vragen om aanpassing aan de eisen van de tijd maar ook neemt de bestaande stad nog steeds in omvang toe.
Dit Kaderplan is een integraal plan en geeft de prioriteiten voor beheer en vernieuwing tot 2015 en beschrijft daarin de bijdrage van de gemeente in samenwerking met andere partijen. Het Kaderplan is daarbij geen blauwdruk maar een leidraad. De doelstellingen uit het Structuurplan (september 2003) en de Sociale Structuurschets (jan. 2004) worden hierin uitgewerkt.
Met het vaststellen van het kaderplan wordt aangegeven:
Voor de verbindende koers:
- De kwaliteitspijlers als leidend uitgangspunt te kiezen voor alle kleinere en grotere ingrepen in de bestaande stad (diversiteit waarborgen en bevorderen, vergroten (beeld-)kwaliteit, en meer ruimte voor eigen initiatief, creativiteit en eigen verantwoordelijkheid).
- Bewoners en instellingen meer de ruimte te willen geven, en tegelijkertijd meer te willen aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid; daar andere vormen van verantwoording afleggen en samenwerking voor te gaan zoeken.
Voor de differentiatie van woonmilieus:
- De komende periode concreet vorm te geven aan gedifferentieerde woonmilieus in de stad.
- Een strategie met daarbij een actieve sturing met name in de centrumranden en gericht op meer woonfunctie in het stadscentrum.
- Meerwaarde diversiteit door zorg te dragen voor het behouden en vernieuwen van ontmoetingsplekken.
- Wat huisvesting betreft vooral de doelgroepen jongeren en ouderen c.q. één- en tweepersoonshuishoudens meer te bedienen in de bestaande stad, door omvorming en nieuwbouw. Vooral in het centrum, de centrumranden, en de stadsdeelcentra.
- Een aantal gebieden de komende periode kleinschalig te vernieuwen, herstructureren of transformeren.
- Ruimte geven om te variëren met de omvang van sociale woningvoorraad in de bestaande stad in relatie tot de nieuwe stad.
Voor de verlevendiging van een aantal wijken:
- Voorkeur geven aan sociaal levendige wijken, met voorrang aan 'kwetsbare' buurten.
- Ervoor zorgen dat de kleine (startende) ondernemer een geschikte bedrijfsruimte kan vinden in de bestaande stad.
Voor de ruimtelijke door ontwikkeling:
- Actief te zoeken naar meer ontwikkelingsruimte voor voorzieningen, wonen en werken in de stad.
- De bereikbaarheid van het stadscentrum op korte termijn te onderzoeken en de capaciteit van de dreven te onderzoeken. Tevens de effecten van spoorverdubbeling en mogelijke oplossingen in beeld te brengen.
Voor de slag van ambities naar uitvoering:
- De stadsdeelvisies van Almere Haven, Almere Buiten Almere Stad Oost en West te hanteren als kader voor de uitvoeringsprogramma's van de stadsdelen. In de stadsdeelvisies is een concretisering naar gebieden en wijken uitgewerkt.
Programmaplan Almere Stad (2007)
In vervolg op het Kaderplan Bestaande Stad heeft de raad de stadsdeelvisie voor Almere Stad vastgesteld. De gemeente Almere heeft deze stadsdeelvisie vertaald naar een gebiedsgerichte programmaplan. Met de externe partners en gemeentelijke diensten zijn hoofddoelen en opgaven voor het stadsdeel mede op basis van sociale- economische en ruimtelijke analyses geformuleerd en uitgewerkt in projecten en acties. Daarbij heeft een integratie plaatsgevonden van de werkplannen van de partners en gemeentelijke diensten.
- Een populair en bruisend stadscentrum
Focus: voorzieningen, functionaliteit en veiligheid
- Vergroten stedelijke dynamiek van Almere Stad
Focus: samenhang en identiteit
- Verbeteren leefbaarheid aandachtswijk: Stedenwijk
Focus: Integrale wijkaanpak 2006 – 2009
- Potentie van groen en blauw benutten
Focus: Weerwater en stadsparken
- Versterken vitaliteit woonwijken en bedrijfsterreinen
Focus: leefbaarheid en voorzieningenstructuur
In 2009 heeft de raad het Programmaplan "Almere centrum: Stadscentrum van nu, morgen en de toekomst". Hierin zijn een drietal ambities neergelegd:
- comfortabel, compleet en sfeervol stadscentrum voor haar inwoners
focus: goede bereikbaarheid, ruimte voor ondernemerschap, schoon en veilig, een aantrekkelijk en gevarieerd programma op het gebied van cultuur, evenementen, shopping en uitgaan, aantrekkelijke pleinen, een goede openbare ruimte, diversiteit in voorzieningen en voldoende aanbod horeca, een eigen karakter en charme verschillende locaties in het centrum, aantrekkelijk woonmilieu.
- Stadcentrum is een sterke eigenzinnige speler in regionaal netwerk.
Focus: een beter en gevarieerder aanbod van grootstedelijke voorzieningen met een regionale uitstraling door ontwikkeling van breed hoger onderwijs, ontwikkeling breed aanbod cultuur, versterking grootstedelijke publieke functies, ontwikkeling zakencentrum, ruimte voor inovatieve retailconcepten, synergie tussen voorzieningen, aantrekken meer bezoekers en een betere aansluiting van het cenytrum op landelijk en regionaal netwerk (infrastructuur)
- Stadscentrum van nu, morgen en de toekomst.
focus: Stadscentrum = waterhart (Weerwater), stadscentrum is vestigingsplaats voor (kennis)instituten voor architectuur, New Town en duurzaamheid, innovatieve architectuur en stedenbouw is visitekaartje voor centrum.
Welstandsnota Almere (2007)
De Woningwet (art. 12a) bepaalt dat het gemeentelijk welstandsbeleid moet worden vastgelegd in een welstandsnota die door de gemeenteraad moet worden vastgesteld. In de welstandsnota zijn criteria opgenomen waaraan bouwplannen worden getoetst. Deze bouwplannen dienen te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'. Door middel van de Welstandsnota krijgen planindieners, burgers, ondernemers, professionele opdrachtgevers en ontwerpers per gebied vooraf inzicht in de welstandscriteria waarop het plan getoetst wordt.
In de Welstandsnota worden voor de verschillende gebieden in Almere vier welstandsniveaus onderscheiden:
- Welstandsvrij;
- Basistoets, in Almere is dit geldend voor 80% van het gemeentelijk grondgebied. Uitgangspunt is een basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebieden;
- Basis plus toets: specifieke toets met extra criteria vanwege bijzondere ruimtelijke kenmerken, kwaliteit of ambitie.
- Uitgebreide welstandstoets, geldend voor de meeste openbare delen van de stad waar een hoog kwaliteits- en ambitieniveau geldt.
Tevens zijn vier typen welstandscriteria opgesteld in het kader van de welstandsbeoordeling:
- Loketcriteria: bouwwerken vallend onder de lichte bouwvergunningsprocedure. De loketcriteria worden, namens B&W, door een ambtenaar getoetst;
- Genrecriteria: Toets door de welstandscommissie aan de hand van een onderverdeling in genres: soorten of typen woon- en werkgebouwen;
- Gebiedsspecifieke criteria: Toets door de welstandscommissie en alleen van toepassing op een specifiek gebied;
- Algemene criteria: gericht op architectonisch ontwerp. Toets door welstandscommissie indien bouwplan niet aan loketcriteria voldoet en bij reguliere bouwvergunningsplichtige bouwplannen.
Meerjarenplan Startershuisvesting (2004)
Het is de uitdrukkelijke wens van de gemeenteraad om kleine, zelfstandige en goedkope woningen voor jongeren te bouwen. De aanpak hiervan is beschreven in het meerjarenplan startershuisvesting. In 2004 zijn de eerste 200 (tijdelijke) starterswoningen in Almere Buiten, Stad en Haven opgeleverd. Met het meerjarenplan wil het college ervoor zorgen dat ook in de komende jaren starterswoningen worden gebouwd.
Prostitutiebeleid Almere (2000)
In deze nota wordt het beleid ten aanzien van seksinrichtingen, escortbureaus en sekswinkels vastgelegd in beleidsregels. Prostitutie wordt uitgesloten in woonwijken. In centrumgebieden en op bedrijventerreinen wordt prostitutie onder bepaalde voorwaarden mogelijk gemaakt. Deze voorwaarden staan vermeld in deze nota. In 2004 is een Parapluplan prostitutiebeleid opgesteld voor alle bestemmingsplannen.
Voor de aanwezige sexwinkel geldt, dat deze aan te merken is als detailhandel en derhalve niet gebonden is aan dit beleid. Het gaat namelijk om detailhandel bij sexinrichtingen (dus samen met privé-cabines of dergelijke).
Beleidsregel vestiging koffieshops Almere (2005)
De Beleidsregel vestiging koffieshops Almere 2005 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere. Uitgangspunt van het koffieshopbeleid is het bevorderen van de scheiding van markten van soft- en harddrugs op grond van een evenwichtig (volksgezondheidsmotief) en beheersbaar aantal (openbare orde motief) gecontroleerde verkooppunten. Op basis van dit uitgangspunt zijn onder andere de volgende criteria van toepassing:
- In de gemeente Almere geldt een maximum van vier koffieshops;
- In de stadskern Almere Stad kunnen er maximaal twee komen en in de stadkernen Almere Haven en Almere Buiten ieder één;
- Een koffieshop dient te zijn gelegen in of nabij het centrum van de desbetreffende stadskern.
Cafe de Lounge is aangemerkt als koffieshop en is overeenkomstig het beleid gevestigd.
Beleidsplan verkeersveiligheid 1998-2003 (1997)
Het beleid inzake verkeersveiligheid is opgenomen in het Verkeersveiligheidsplan Gemeente Almere, Technische rapportage en in het Beleidsplan Verkeersveiligheid 1998-2003. In het beleidsplan wordt aangegeven vanuit welke visie en met welke doeleinden aan de verbetering van de verkeersveiligheid gewerkt gaat worden. De technische rapportage geldt als basis voor het Beleidsplan. Het bevat een inventarisatie van doel- en taakstellingen op zowel landelijk als provinciaal niveau en een inventarisatie en analyse van ongevalgegevens. Verder is er een toetsing van de huidige wegenstructuur opgenomen aan de uitgangspunten van het Duurzaam Veilig beleid. Tot slot worden maatregelen en activiteiten voor het terugdringen van de verkeersonveiligheid aangegeven op het gebied van infrastructuur, educatie, voorlichting, handhaving en organisatie.
De hoofdlijnen van beleid bestaan uit:
- het continueren van de gescheiden verkeersstelsels, scheiding van langzaam en autoverkeer en het vrije busbaanstelstel met zijn eigen beveiliging;
- aanwijzen van de woon-/verblijfsgebieden tot 30 km/u-zones;
- de snelheidslimiet op de lokale dreven vasthouden op 50 km/u;
- uitvoeren van een pakket aan maatregelen m.n. op de dreven, busbaankruisingen en fietsroutes teneinde de veiligheid te verbeteren;
- intensiveren van verkeerseducatie, -voorlichting en -handhaving.
Het plangebied valt in zijn geheel binnen een 30 km/u zone.
Parkeernormen voor woningen (2001)
De geldende parkeernormen in Almere zijn in 2001 opnieuw tegen het licht gehouden. De in het verleden vastgestelde parkeernorm van 1,25 parkeerplaats per woning leek niet meer te voldoen. De nieuwe parkeernorm is vastgesteld op gemiddeld 1,5 parkeerplaats per nieuw te bouwen eengezinswoning. In dit geval gaat het al om bestaand stedelijk gebied. De nieuwe parkeernorm wordt hier niet gebruikt.
Fietsbeleidsplan 2000 "Pak de fiets" (2000)
Het fietsbeleidsplan Almere geeft aan welk (brom)fietsbeleid de gemeente Almere nastreeft. Naar aanleiding van een analyse van het fietsgebruik in Almere zijn de volgende doelstellingen voor het Almeerse fietsbeleid geformuleerd:
- Fietsvoorzieningen op peil brengen en houden;
- Minimalisering van de verplaatsingsafstand door wonen, werken, winkelen, naar school gaan en recreëren zo dicht mogelijk bij elkaar te situeren;
- De reistijdverhouding auto-fiets zo gunstig mogelijk voor de fiets te laten zijn;
- Kostenverhouding autogebruik-fietsgebruik zo gunstig mogelijk laten zijn;
- Verbeteren van de combinatie fiets-openbaar vervoer, waardoor het openbaar vervoer op de langere afstand een beter alternatief voor de auto wordt;
- Verbetering van de kwaliteit van het fietspadennetwerk, onder meer door de meest intensief bereden routes te onderscheiden en deze een extra kwaliteitsimpuls te geven;
- De verbindingen tussen de stadsdelen verbeteren, door onder meer de fietsroutes sociaal veiliger te maken;
- Goede, tegen diefstal beveiligde, fietsenstallingen bij de winkelcentra, de recreatievoorzieningen en de knooppunten van openbaar vervoer;
- Door communicatie het fietsen een beter imago te geven.
Doel van de gemeente is om het huidige gebruik van de fiets ten opzichte van andere middelen van vervoer, gelijk te houden. Bij de herinrichting van het plein wordt ook gekeken naar een nette parkeeroplossing voor fietsers. De dichtsbijzijnde stalling is 250 meter verwijderd.
Economisch Actieplan Almere (Groei in goede banen) (2007)
In het Economisch Actieplan zijn vier pijlers van het economisch beleid geformuleerd:
- Ontwikkeling kansrijke marktsegmenten: actiever de markt benaderen gericht op bedrijven die de structuur van Almere versterken;
- Beter benutten bestaande bedrijvigheid: actief relatiemanagement gericht op branches en belangrijke individuele bedrijven en gericht op een ondernemersvriendelijk vestigingsklimaat;
- Kwaliteit van dienstverlening: doelgericht omgaan met bepalingen bij nieuwe gebiedsontwikkeling en bij herziening van bestemmingsplannen en in ondernemerscontacten transparant en facilitair zijn.
- Verbeteren van het vestigingsklimaat: voldoende aanbod van aantrekkelijke vestigingslocaties voor de verschillende doelgroepen van bedrijvigheid in voorraad hebben. Hiertoe zal een ruimtelijke structuurvisie en een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld voor bedrijfslocaties in Almere tot 2020/2030.
In het Actieplan wordt nader omschreven wat en op welke wijze er in dit kader zal worden uitgevoerd. Om tot selectie van kansrijke marktsegmenten te komen en de marktbenadering hiervan worden marktsegmentplannen opgesteld, als eerste voor de segmenten Zorg, Onderwijs, Vrijetijdssector, Starters en doorstarters, Retail/funshoppen, Fashion & Design, Zakelijk Dienstverlening, Back office kantoren, Callcenters, ICT en Logistiek.
Bij ontwikkeling en herziening van bestemmingsplannen wordt nagestreefd nieuwe ontwikkelingen te faciliteren, waar mogelijk regels minder gedetailleerd op te nemen en terughoudend te zijn bij het bepalen van bouwhoogtes, dakhellingen, functiemenging, rooilijnen en beperkingen in gebruik.
Het verbeteren van het vestigingsklimaat is in eerste instantie gericht op het ontwikkelen van voldoende uitgeefbaar aanbod van bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Ook het versterken van het emotionele vestigingsklimaat krijgt aandacht via een actieve marketingbenadering op basis van de marktsegmentplannen. Verder blijven flankerende beleidsvelden van belang, zoals het woonklimaat, voorzieningen, infrastructuur, arbeidsmarkt en startersbeleid.
Kantoren en ander dienstverleners kunnen zich blijven vestigen aan de Grote Markt. Dit past binnen het consoliderend karakter van het plein.
Kantorenmarktstrategie (2004)
In de Kantorenmarktstrategie wordt in beeld gebracht welke typen kantorenlocaties waar in Almere voor welke marktsegmenten dienen te worden gerealiseerd om de werkgelegenheid te optimaliseren voor de periode tot 2010 en met een doorkijk tot 2030. De nota bevat een analyse van de ontwikkelingen van de kantorenmarkt in Almere en een prognose van de kwantitatieve en kwalitatieve vraag. Verder is een beschrijving van de verschillende typen van kantoormilieus opgenomen, tevens vertaald naar kantorenlocaties in Almere. Op basis hiervan wordt de kantorenvisie en –strategie van Almere beschreven. Opgenomen is welke locaties in welke omvang in de periode tot 2010, 2010-2020 en 2020-2030 zullen worden ontwikkeld en als uitgeefbaar aanbod op de markt worden gebracht.
De belangrijkste conclusies zijn dat voor de korte (2015) en de lange termijn (2030) in principe voldoende harde en zachte plancapaciteit in Almere voorhanden is, ook in geval van een schaalsprong tot 400.000 inwoners. Bovendien is de groei van de Almeerse kantorenmarkt vooralsnog overwegend bevolkingsgerelateerd. Een regionale rol van betekenis zal pas in de loop der jaren bereikt worden. Verder zijn de mogelijkheden van de gemeente om de kantorenmarkt te sturen beperkt maar desondanks kan de Almeerse kantorenmarkt actief gestimuleerd worden door een gerichte en gedoseerde aanbodstrategie. Over vraag en aanbod van kantorenplannen vindt in regionaal verband afstemming plaats.
De Grote Markt is niet een hoofdspeler in de kantorenmarkt, maar neemt daarin wel een bijzondere positie in vanwegede de locatie. Het gebied ten noorden van het centraal station is aangewezen als vestigingslocatie voor kantoren.
Detailhandel in Almere, ruimte en diversiteit in winkelgebieden 2005-2010 (2004)
De Nota Detailhandel in Almere bevat het beleid over de detailhandelsstructuur in Almere en de ontwikkeling van de winkelgebieden tot 2010. De detailhandelstructuur van Almere bestaat uit een sterk stadshart, gericht op recreatief winkelen en vrije tijdsbesteding, sterke stadsdeelcentra in Almere Haven, Almere Buiten en een nieuw te ontwikkelen stadsdeelcentrum in Almere Poort (ontwikkeling in Almere Hout vindt plaats na 2010). Verder bevat de detailhandelstructuur enkele locaties voor perifere en grootschalig-thematische detailhandel (PDV-GDV). In de wijken zijn er wijk- en buurtwinkelcentra en is er beperkt verspreide detailhandel mogelijk. Ook is vestigingbeleid voor de ambulante handel, warenmarkten, themamarkten, vaste standplaatsen, vliegende winkels e.d. geformuleerd. Tenslotte is er beleid opgenomen voor detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit op bedrijfsterreinen en voor traffic-aanbod mogelijk op drukbezochte locaties, gericht op passanten, zoals bij NS-stations, tankstations en dergelijke.
Belangrijke uitgangspunten van beleid zijn een evenwichtige structuur, balans in vraag en aanbod, en vestiging van detailhandel in of aansluitend aan de winkelgebieden (of in harde plannen voor uitbreiding van winkelgebieden). Als vestiging in of aansluitend aan deze winkelgebieden niet mogelijk blijkt, kunnen locaties elders in het verstedelijkte gebied in aanmerking komen. Per geval zal nadere besluitvorming plaatsvinden.
Voor zowel PDV en GDV is vestigingsbeleid bepaald, onder andere het bevorderen van concentratie en clustering. Daarbij zijn locaties aangewezen waar vestiging van PDV en GDV mogelijk is buiten de reguliere winkelgebieden.
De stadsdeelcentra hebben een stadsdeelverzorgende functie. Het winkelaanbod betreft er een compleet aanbod van dagelijkse artikelen en winkelvoorzieningen gericht op frequent niet-dagelijkse aankopen. In de stadsdeelcentra is onder gestelde randvoorwaarden vestiging van een grootschalige supermarkt mogelijk.
Voor vestiging van nieuwe winkelvoorzieningen, die wel gewenst zijn maar niet passen binnen een geldend bestemmingsplan, kan een ontheffingsprocedure worden toegepast. Voor grotere vestigingen en winkelplannen is er ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing een toetsingskader opgesteld om inzicht te verkrijgen in de toegevoegde waarde aan de detailhandelstructuur, de ruimtelijke inpassingsmogelijkheden en de gevolgen voor de bestaande detailhandel.
De Grote Markt is ook voor de detailhandel een vestigingslocatie. Voor de afwisseling van het plein draagt detailhandel bij aan een gevarieerd functiegebruik.
Horecanota Almere (2000)
De horeca heeft als branche te maken met vele regelingen en beleidsmaatregelen die de gemeente Almere behartigt. Omwille van een eenduidig overzicht en toegankelijk beleid is een nota opgesteld die dit in een meer integraal kader plaatst.
De horecanota bevat in hoofdzaak een 'foto' van het bestaande gemeentelijke horecabeleid anno 2000. Deze 'foto' is in overleg met diverse in- en externe betrokkenen gemaakt. De horeca heeft als branche te maken met vele regelingen en beleidsmaatregelen die de gemeente Almere behartigt.
Wat betreft ruimtelijk beleid is aangegeven dat ten behoeve van de bestemmingsplannen een uniforme omschrijving van drie gedefinieerde typen horeca (licht-, middel- en zware horeca) zal worden gehanteerd. Deze is opgesteld en wordt als Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in de bestemmingsplannen.
Verder is er een indeling gemaakt van gebieden waar horeca kan worden toegevoegd of verminderd:
- 1. Consolidatiegebied: geen uitbreiding van horeca mogelijk;
- 2. Ontwikkelingsgebied: nieuwe horeca is mogelijk;
- 3. Concentratiegebied: sterke concentratie van horeca is mogelijk;
- 4. Deconcentratiegebied: horeca zal worden verminderd.
Deze indeling van gebieden is vertaald naar woongebieden, centra, Poort, Hout, bedrijventerreinen en kantoorgebieden en buitengebied, stadscorridors en parken.
I. Woongebieden
- Woongebied: lichte horeca toegestaan in bedrijfsruimten, specifieke locaties in bestemmingsplan opnemen. Solitaire horeca in beginsel niet, tenzij op geschikte locaties lichte horeca.
- Buurtsteunpunt en wijkcentra: lichte en middelzware horeca mogelijk; bestaande gebieden zijn consolidatiegebied; nieuwe buurt- en wijkcentra zijn beperkt ontwikkelingsgebied.
II. Centra
- Concentratie van horeca in de stads(deel)centra; lichte, middelzware en zware horeca mogelijk.
III. Bedrijventerreinen en kantoorlocaties:
- Uitgangspunt voor vestiging van horeca is het draagvlak van de betreffende werklocatie; derhalve geen horeca op binnenstedelijke bedrijfsterreinen;
- Regionale bedrijfsterreinen en kantoorlocaties: lichte en middelzware horeca mogelijk, over het algemeen gericht op de aldaar gevestigde bedrijven (uitzondering: weggebonden horeca).
- Buitengebied, stadscorridors en parken: actief beleid voeren gericht op vestiging van horeca, o.a. via Parkennota.
Voor het plangebied betekent dit dat de Grote Markt is aangewezen is als concentratiegebied, waarbij sprake is van alle catergorieen.
Nota Hotelmarkt Almere, hotelvestigingsbeleid Almere (2002)
Met de Nota Hotelmarkt is beoogd een beleidsstrategie te ontwikkelen gericht op het verkrijgen van een adequaat hotelproduct in Almere, dat voldoet aan de toekomstige vraag vanuit toeristische, zakelijke, beurs/congres en vergadersector. De vraag en aanbod zijn daarbij afgestemd op elkaar. De nota bevat een overzicht van de marktverhoudingen in Almere en omgeving (in 2002), toekomstige marktpotenties, randvoorwaarden in verband met vestiging en een ontwikkelingsstrategie (onder meer locatieonderzoek geschikte locaties, en planning/fasering vestiging). In de nota is beschreven waar in Almere bepaalde typen hotels met welke omvang kunnen worden gevestigd. Momenteel zijn er op de Grote Markt twee hotels gevestigd.
Werken in de wijk (2005)
Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd.
Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.
Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte.
Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.
Waterplan Almere (2005)
Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden.
Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het Waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het Waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.
Waterstad Almere. Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)
Het doel van het toeristisch recreatief beleidsplan is het verder in gang zetten van de toeristisch recreatieve ontwikkeling van Almere. Het aanbod van toeristisch recreatieve voorzieningen dient minimaal evenredig te zijn aan het aantal inwoners van Almere.
Er wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie van voorzieningen en investeringen. De interne en externe bereikbaarheid van gebieden en voorzieningen dient gewaarborgd te zijn. Op plekken waar de stadscorridors overige vormen van verkeer (autowegen, vaarwegen, openbaar vervoer) kruisen, ontstaan knooppunten. Deze knooppunten zijn de aantrekkelijkste vestigingsplaatsen voor toeristisch recreatieve voorzieningen. Zo ontstaat een ruimtelijk spreidingspatroon die op een kaart is weergegeven in het beleidsplan.
Ecologisch Masterplan (2005)
In het Ecologisch Masterplan is het beleid gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd:
- 1. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt;
- 2. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld;
- 3. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders);
- 4. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijvoorbeeld. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad);
- 5. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd;
- 6. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot;
- 7. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd;
- 8. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.
Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces) (2003)
In de Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk.
De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op ontheffingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen.
De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).
Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)
In maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, waarin nieuwe regels zijn opgenomen met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk.
De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen.
Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.
Sociale Structuurschets, 'Almere mensenwerk' (2004)
De kern van de Sociale Structuurschets vormen de begrippen sociale dynamiek, sociale diversiteit en sociale samenhang. Centraal staat in de ambitie de ontwikkeling naar meer stedelijkheid en het bieden van ruimte aan sociale diversiteit en sociale dynamiek. Dat betekent een trendbreuk met de eenzijdige suburbane ontwikkeling, die tot op heden plaatsvond. Almere wil ruimte bieden aan en aantrekkelijk zijn voor mensen met verschillende leefstijlen en leeftijden, inkomens van hoog tot laag en voor mensen vanuit verschillende herkomstlanden. Sociale binding van de huidige en inwoners aan de stad is cruciaal voor een duurzame, evenwichtige ontwikkeling van de toekomstige stad. Op basis van de sociale analyse van Almere zijn de volgende zes sociale ambities geformuleerd:
- meer jongeren in het straatbeeld;
- oog voor ouderen;
- meer stedelijkheid;
- kleur in de stad;
- aanpak “onvermijdelijke” stadsproblemen;
- groeimarkt vrije tijd voor stad en regio.
Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (2005)
De notitie “Jonge stad, stad voor jeugd en jongeren” geeft in de vorm van 2 programma's, “jeugdvoorzieningen” en “zorg voor jeugd”, aan wat de doelstellingen zijn voor het samenhangend jeugdbeleid op het gebied van de maatschappelijke voorzieningen in de periode 2005-2009. Een van de ruimtelijk relevante doelstellingen is het voldoende en tijdig opleveren van onderwijshuisvesting in multifunctionele accommodaties. Kern van de gedachte is dat een samenhangend voorzieningenniveau op buurtniveau rond de school moet worden georganiseerd. Sociaal cultureel werk, peuteropvang, buitenschoolse opvang kunnen in een gebouw of samengestelde complexen verzorgd worden. Verder moet in de ruimtelijke planontwikkeling rekening gehouden worden met voldoende ruimte voor kinderopvang.
Cultuurnota Almere 2002-2005 (2002)
De Cultuurnota 2002-2005 is de tweede integrale cultuurnota van Almere waarin het gehele beleidsterrein van kunst, cultuur en cultureel erfgoed is opgenomen.
De uitgangspunten en daarbij behorende beleidsdoelstellingen:
- Het culturele aanbod moet groeien in kwantiteit en kwaliteit, en beter worden afgestemd op de verschillende bevolkingsgroepen.
- Het culturele leven reflecteert de multiculturele pluriformiteit en bevordert de sociale cohesie.
- De stad bouwt aan een eigen culturele identiteit. De lokale cultuur levert daarvoor bouwstenen. Maar Almere positioneert zich ook landelijk en internationaal.
Doelstellingen daarbij zijn:
- 1. Dat het culturele aanbod niet alleen meegroeit in kwantiteit maar ook blijft passen bij de veranderende behoeftes in een meer pluriforme samenleving;
- 2. Dat aanvullende voorzieningen die nog ontbreken worden gerealiseerd, met name op het gebied van popmuziek, beeldende kunst en amateurkunst;
- 3. Dat meer initiatiefnemers in de stad plannen en activiteiten ontwikkelen.
- 4. Naast concentratie van voorzieningen in het stadscentrum is ook een beperkte spreiding van voorzieningen over de centra van de stadsdelen steeds uitgangspunt geweest. Verdere spreiding van voorzieningen naar wijkniveau is voor bepaalde voorzieningen wenselijk (bijvoorbeeld een brede school).
De cultuurnota 2002-2005 is de tweede integrale cultuurnota van Almere waarin het gehele beleidsterrein van kunst, cultuur en cultureel erfgoed is opgenomen.
De uitgangspunten en daarbij behorende beleidsdoelstellingen:
- 5. Het culturele aanbod moet groeien in kwantiteit en kwaliteit, en beter worden afgestemd op de verschillende bevolkingsgroepen.
- 6. Het culturele leven reflecteert de multiculturele pluriformiteit en bevordert de sociale cohesie.
- 7. De stad bouwt aan een eigen culturele identiteit. De lokale cultuur levert daarvoor bouwstenen. Maar Almere positioneert zich ook landelijk en internationaal.
Gemeentelijke archeologieverordening (vastgesteld door de raad op 18 juni 2009)
In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt.
Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Op het terrein waarin zich de kern van een archeologische vindplaats bevindt is geen andere inrichting toegestaan dan die het behoud, beheer onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Middels een aanlegvergunningenstelsel kan hiervan - onder strike voorwaarden - worden afgeweken. Als het onvermijdelijk is dat ingrepen zullen worden gedaan, dan dient de vindplaats te worden opgegraven voordat de aanlegvergunning kan worden verstrekt. Om de kern ligt een zogenaamde bufferzone. Hiervoor geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel ingrepen kunnen worden toegestaan. Dit mag als het gebied waarvoor de aanlegvergunning wordt verleend niet meer oppervlakte beslaat dan 10% van de totale bufferzone. Daarnaast geldt er nog een aantal voorwaarden.
De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Dit zijn de zogenaamde selectiegebieden uit de eerdergenoemde Nota Archeologische Monumentenzorg. Genoemde gebieden zijn aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen de genoemde gebieden zijn met enkele uitzonderingen, alle werkzaamheden / projecten dus aanlegvergunningplichtig.
De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden.
In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en selectiegebieden (als vermeld op de Archeologische Beleidskaart Almere) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.
Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)
De Toekomstvisie Vrije tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:
- het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
- het versterken van de identiteit van de stad.
De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:
- 1. Het huis uit, de wijk in;
- 2. Verbinden en versterken;
- 3. Volwaardige stad in de regio.
Om een hechte samenleving te bereiken, dient te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.
Hoofdstuk 5 Stedenbouwkundig Plan
5.1 Ruimtelijk Concept
Structuur
functieverdeling
Functieverdeling
In het plangebied zullen de volgende functies te onderscheiden zijn:
- horeca van alle categorieën in combinatie met andere functies zonder wonen;
- horeca, alleen caterogie I in combinatie met andere functies met wonen;
- voornamelijk woonfunctie;
- pleinfunctie als evenemententerrein en ontspanningsplek.
Het kloppend hart van het gebied is de Grote Markt. Hier gebeurt hét: werken, wonen, winkelen en uitgaan.
Inrichting openbaar gebied
Het plein moet een aangename plek zijn in de stad. De combinatie van functies levert een breed scala van gebruikers, die 24 uur per dag door gaat. Dit vereist van het openbaar gebied dat het bestand moet zijn tegen intensief gebruik. Het huidige plein is 'opgebruikt' en kan een opknapbeurt gebruiken.
Het middendeel van het plein wordt opengehouden en de ruimtelijke objecten van het plein (b.v. zitmeubilair, bomen, lichtmasten) worden gelokaliseerd in het open middengebied. De permanente terrassen worden in de randen gemarkeerd met bestratingzones. In deze zones is ook ruimte voor noodzakelijk meubilair (b.v. afvalbakken, verkeersborden). Met deze opzet van het open middengebied wordt de allure van de grote maat gecombineerd met de menselijke maat van de randen.
Stedenbouwkundige randvoorwaarden
De ambitie is om de Grote Markt vorm te geven als een stedelijk plein. Een stedelijk plein dat zich met een verdere doorontwikkeling van de horeca nog meer kan ontwikkelen tot hét horecaplein van Almere. Daarnaast moet de Grote Markt als stedelijk plein ook ruimte bieden aan stedelijke evenementen en moet het een aangename plek zijn om te verblijven, te wandelen en te ontmoeten.
- Een plein voor alle bewoners van Almere en met aantrekking voor de regio.
- Een plein van allure met een hoog ambitieniveau qua inrichting.
- Een multifunctioneel plein met meerdere gebruiksvormen; verblijven, terrassen, flaneren en ruimte voor evenementen.
- Een duurzaam plein, waarin het multifunctionele karakter gekoppeld wordt aan een hoogwaardige materialisering en een tijdloos ontwerp en zo blijvend gewaardeerd wordt door de Almeerse bevolking.
- Mooi maken en mooi houden betekent een goed beheer van het plein qua onderhoud en vervanging.
- Goed beheer is ook regie over de kwaliteit van beeld en gebruik; eventuele aanpassingen aan het plein moeten met grote zorgvuldigheid en centrale coördinatie tot stand komen.
Terrassen
In het Handboek Ruimtelijke Kwaliteit (2006, SVP stedenbouw) worden voor de verschillende pleinen, ook voor de Grote Markt, terrassenplannen aangegeven. Het "Programma van Eisen, herinrichting van de Grote Markt" is het richtinggevend kader.
De basisindeling is als volgt: terraszones langs de gevel (gevelterrassen) met de mogelijkheid van gebouwde terrassen (permanente terrassen) en daartusen vrije loopzones en terrassen op het middendeel van het plein (middenterrassen).
- De gevelterrassen bestaan uit een terraszone van 8 meter diep. In de zone zijn gebouwde elementen als permanente terrassen en markiezen mogelijk tot een diepte van maximaal 4,25 meter uit de rooilijn. Uitgangspunt is dat het terras, het interieur van het permanente terras en de horecagelegenheid vanaf het plein goed zichtbaar zijn en daarmee tot een volwaardig onderdeel in de beleving van het plein. De permanente terrassen zijn volledig op het plein georiënteerd en hebben een transparante gevel. De verdere uitwerking is in samenhang met de architectuur van het horecapand. Ook parasols, markiezen e.d. worden in deze zone toegelaten mits transparantie / zichtbaarheid vanaf het plein gewaarborgd zijn. De terrassen kunnen b.v. met warmtestralers zo langer gebruikt worden in alle seizoenen.
- De loopruimtes langs de gevelterrassen zijn minimaal 5 meter breed.
- Naast de loopstroken is er ruimte voor terrassen op het midden van het plein (middenterrassen).
5.2 Wonen, Werken En Voorzieningen
Wonen
Wonen in het centrum betekent wonen in hoge dichtheden in gestapelde woonvormen. Er zullen in het plangebied geen nieuwe woningen bijkomen. Kenmerkend voor het centrum zal een menging van functies aan de orde blijven. Wonen heeft daarbij een sociale waakfunctie en versterkt het veiligheidsgevoel van de openbare ruimte. Vandaar dat in de straten die uitkomen op het plein vanaf de 1e bouwlaag, gewoond kan worden. Daarbij past een kanttekening. De combinatie wonen met horeca is een lastige. Horeca geeft vaak voor de omgeving overlast. De overlast wordt groter naarmate de horecafunctie van een zwaardere categorie is. Eigenlijk gaat wonen alleen samen met de horeca van de lichtste categorie, de broodjeszaak, snackbar etc.
Aan de Grote Markt komen de horecafuncties. Daar waar de horeca dicht bij woningen komt zal alleen een lichte categorie (I) worden toegestaan. Er ontstaat op deze manier minder hinder voor bewoners van de horeca terwijl er nog wel sociale controle is doordat er gewoond wordt.
Werken
Binnen het plangebied is geen sprake van grootschalige kantoorgebouwen of bedrijventerreinen. Dit blijft ongewijzigd. Indien panden leeg komen te staan, biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid van een andere functie.
Voorzieningen
Detailhandel, horeca, ambacht en dienstverlening
Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is het omkleuren van de Grote Markt naar een horecaplein, waarbij de bestaande functies grotendeels blijven bestaan, maar omkleuring naar horeca direct mogelijk gemaakt wordt.
Zorg, welzijn en cultuur
Voor deze functies geldt, dat zij behouden blijven, maar dat omkleuring tot de mogelijkheid behoord.
Sport, recreatie en toerisme
Door een concentratie van horeca, zal de Grote Markt ook een toeristische functie kunnen krijgen. De twee aanwezige hotels zijn een welkome aanvullingen op het bestaand aantal beschikbare bedden. De Hotelnota laat een groei van het aantal bedden toe, mits een zekere mate van kwaliteit wordt gehaald.
Overige voorzieningen
De Grote Markt zal altijd meespelen als één van de pleinen van Almere Stad waar activiteiten plaatsvinden. Om die reden zijn evenementen toegestaan. Deze functie staat echter ten dienste van de horecafunctie en geeft daarmee de Grote Markt niet de status van evenementenplein. In de visie voor Almere Stad is bewust gekozen om de Esplanada aan te wijzen als het evenementenplein van Almere.
5.3 Verkeer
Autoverkeer
Ontsluiting
Verkeerstechnisch treden er geen schrikbarende veranderingen op. De Koopmanstraat zal echter alleen toegankelijk zijn voor toeleveranciers. Fysieke afzettingen maken het onmogelijk voor auto's het gebied te betreden. De overige straten functioneren net als in de huidige situatie als toegangswegen en routes voor voetgangers en langzaamverkeer.
Snelheid
Voor het gehele gebied blijft een maximumsnelheid van 30 kilometer gelden.
Parkeren
Parkeren zal net als de huidige situatie plaatsvinden in openbare vakken of in de parkeergarages (Munmeesterparkeergarage). Er zullen geen extra ondergrondse parkeervoorzienigen worden gerealiseerd.
Openbaar vervoer
De bestaande busbaan aan de Bankierbaan alsmede de daaraan gelegen bushaltes, blijft bestaan.
Langzaam verkeer
Er vind geen verandering plaats in de huidige ruimtelijke situatie ten aanzien van langzaamverkeer.
5.4 Groen, Blauw En Natuur
Bomen op het plein zijn groene sfeermakers. De opzet is om op de koppen van het plein bomen te planten in een open setting en met grote plantafstanden Hiermee hebben de bomen een prominente positie en blijft tegelijkertijd het overzicht en de beleving van de grote maat van het plein, intact.
Uitgangspunt is om te kiezen voor een duurzame boomsoort die lang stand kan houden in de omliggende verharding met een aansprekende, transparante groeivorm. Toepassing van grote bomen (1e/2e grootte) maken een goed doorzicht over het plein op ooghoogte mogelijk doordat de kroon hoger begint.
Het overige groen en blauw in het plangebied wordt geconserveerd. Er vindt geen uitbreiding plaats.
5.5 Duurzaamheid En Leefbaarheid
Duurzaamheid
Het programma van eisen gaat uit van gebruik van duurzame materialen zoals natuursteen en straatmeubilair gemaakt van duurzame materialen. Het gebruik van verlichting is gericht op efficient en sfeervolle omlijsting van het plein. De overige openbare inrichtingselementen zullen passen binnen het beleid van duurzaam inrichten.
Leefbaarheid
Afvalstoffen
Voor het afvoeren van bedrijfsafval wordt onderzocht of uitbreiding van het huidige OAT een mogelijkheid is. Dit geldt voor bedrijven ten zuiden van de Koopmanstraat en aan de oostelijke kant van de Grote Markt. Zij liggen binnen het servicegebied van het dichtsbijzijnde OATpunt (Koopmanstraat). De bedrijven aan de westkant van de Grote Markt liggen niet binnen een service gebied. Hiervoor wordt de mogelijkheid bekeken van een permanente locatie voor het stallen van een compactor (vuilperser), die weekselijk geleegd wordt.
Wegverkeerslawaai
Zones langs wegen (hoofdstuk 6 Wet geluidhinder)
Het plangebied bevindt zich in het stedelijke gebied (Stadshart) en wordt omsloten door de Spoordreef en de busbaan. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt voor deze wegen een zone van 200 meter waarbinnen de invloed van de geluidsemissie van verkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten/terreinen (gedefinieerd conform de Wgh) onderzocht moet worden en toetsing aan de wet plaats dient te vinden.
Dit geldt echter niet als op het tijdstip van het bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg was waarbij woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen aanwezig of in aanbouw zijn. Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen geprojecteerd op de gronden behorend bij het bestemmingsplan en er vindt geen wijziging in functie plaats waarbij niet geluidsgevoelige objecten worden omgezet naar geluidsgevoelige objecten.
Conclusie: Op grond van de Wgh zijn er geen belemmeringen die het bestemmingsplan onmogelijk maken.
Railverkeerslawaai
Het plangebied bevindt zich in het stedelijke gebied (Stadshart) en wordt omsloten door de Spoordreef en de busbaan. Aan de noordzijde bevindt zich de spoorbaan met station. Voor het spoor geldt een wettelijk aandachtsgebied van 600 meter waarbinnen de invloed van de geluidsemissie van verkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten/terreinen (gedefinieerd conform de Wet geluidhinder en onderliggende besluiten) onderzocht moet worden en toetsing aan de wet dient plaats te vinden.
De huidige woonbestemmingen (W/CW) in het Centrumplan van 1983, zijn destijds opgenomen met in acht neming van het volgende (toelichting uit het vigerende bestemmingsplan 1983):
In 1983 waren de voorlopig te hanteren geluidsnormen voor spoorweglawaai als volgt:
Algemeen [Leq dB(A)] | Nabij station [Leq dB(A)]/1500 m | ||||
Dag | Avond | Nacht | Dag | Avond | Nacht |
60 | 55 | 50 | 65 | 60 | 55 |
Etmaal: 60 | Etmaal: 65 | ||||
Deze grenswaarden golden voor een gebied met een straal van 1500 m tot het station -gerekend vanaf de ingang-. |
Op basis van het rapport “Geluid langs de Almere-spoorlijn”, RIJP, 1978, zijn destijds prognoses vastgesteld. Op grond hiervan zijn het bestemmingsplan en de hierin opgenomen woondoeleinden (W/CW) getoetst. Het bleek dat op een afstand van 50 meter uit het hart van de spoorbaan – zonder geluidsschermen – het equivalente geluidsniveau op een hoogte van 7.5 meter+maaiveld als volgt was:
Algemeen [Leq dB(A)]/50 m | ||
Dag | Avond | Nacht |
60 | 58 | 50 |
Etmaal: 63 |
Hieruit werd destijds geconcludeerd dat de etmaalwaarde onder de grenswaarde van 65 dB(A) lag waardoor een bebouwingsafstand van 50 meter gerekend uit het hart van de spoorlijn geen problemen zou opleveren.
De bestaande en reeds gerealiseerde woondoeleinden in het te wijzigen bestemmingsplan zijn op minimaal 150 meter gesitueerd van het spoor en het station. Hiervoor hoefde destijds geen hogere grenswaarde te worden afgegeven. Voor deze woningen verandert er niets. Tevens worden met de wijziging van dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige objecten/terreinen geprojecteerd op gronden behorend tot dit bestemmingsplan danwel worden niet geluidsgevoelige objecten omgezet naar geluidsgevoelig zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder en de hieraan gelieerde besluiten.
Conclusie
Op grond van de Wet geluidhinder zijn er geen belemmeringen die de actualisatie/wijziging van het bestemmingsplan onmogelijk maken.
Zones rond inrichtingen (hoofdstuk 8Wet milieubeheer)
De geluidsproductie van een inrichting is afhankelijk van de soort inrichting en van de in de milieuvergunning opgenomen regels met betrekking tot geluid. Voor de Grote Markt betreft het horeca inrichtingen die op grond van de Wmb en de APV getoetst worden aan de gestelde normen.
Geluidsoverlast horeca
Horeca en geluidsoverlast gaan hand in hand. Door middel van stringent vergunningenbeleid en handhaving zal dit probleem beheersbaar blijven. Expliciet is gekozen om de woonfunctie en ''middelzware en zware horeca'' niet met elkaar te combineren. Op die wijze blijft sprake van een handhaafbare en leefbare situatie.
Lucht
Op grond van de Wet milieubeheer is er geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde en zal dit niet gewijzigd worden door dit bestemmingsplan.
Gezien de “conservering” van het gebied qua functiegebruik en het toestaan van functies kan het volgende geconcludeerd worden:
- voor de bestaande woonfuncties zijn er geen blootstellingrisico's in het gebied aanwezig;
- de verblijfsgebieden waar mensen buiten kunnen recreëren (Tuinen, Grote Markt) zijn dusdanig gesitueerd dat deze niet in de buurt van een drukke verkeersweg zijn gelegen en het bestemmingsplan in die zin ook niet gewijzigd wordt;
Er wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving m.b.t. luchtkwaliteitseisen, t.a.v. het aspect Luchtkwaliteit (zie hoofdstuk 4).
Verlichting
Een aantrekkelijk verlichtingsbeeld past bij een sfeervol horecaplein en heeft een positief effect op de sociale veiligheid en waardering door de bezoeker. Voor het plein zal een lichtplan worden opgesteld met als steekwoorden sfeer, geborgenheid en sociale veiligheid.
5.6 Cultuurhistorische Waarden
5.6 Cultuurhistorische waarden
In het plangebied ligt een klein selectiegebied op basis van het nieuwe archeologiebeleid. Het selectiegebied dat het zuidelijke deel van het plangebied beïnvloed, is bepalend voor de herinrichting van het zuidelijke deel van plein. Het noordelijke deel van het plein valt buiten het selectiegebied.
Nieuwe ontwikkelingen in het selectiegebied met bodemingrepen groter dan 100 m², zijn gebonden aan extra eisen. Dit bestemmingsplan heeft hiervoor een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Als voldoende aangetoond wordt dat de archeologische waarden gewaarborgd zijn, kan van dit stelsel worden afgeweken.
Inmiddels heeft een bureauonderzoek voor het gebied plaatsgevonden. Alleen in het selectiegebied zal nog nader onderzoek door boringen moeten plaatsvinden.
5.7 Bodem En Watersysteem
Zoals aangegeven paragraaf in 3.7, zijn de te ontwikkelen locaties al onderzocht. De conclusie is dat er naar verwachting geen verontreinigingen worden aangetroffen. De huidige bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het voorgenomen gebruik.
Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de gemeente Almere een termijn aangehouden van twee jaar (met uitloop tot vijf jaar), tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.
Als er (delen van) gebouwen gesloopt gaan worden kan de bodem door de sloop worden verontreinigd. Na de sloop moet daarom een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd in hoeverre de bodem kan zijn verontreinigd. Dit onderzoek kan worden gecombineerd met het onderzoek voor de nieuwbouw.
Bij het toepassen of hergebruiken van grond of bouwstoffen moet rekening worden gehouden met de bepalingen van het Besluit bodemkwaliteit.
Watertoets
De beslisboom uit het waterkader van Waterschap Zuiderzeeland is gevolgd. Op basis hiervan is gebleken dat het voorliggende plan de procedure kleine plannen gevolgd kan worden. Daartoe is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het waterkader van het waterschap.
Waterkwantiteit
In de toekomstige situatie blijft het plangebied nagenoeg geheel verhard. Uit de berekeningen verricht ten behoeve van het Waterplan Almere, bleek dat bij extreme neerslag situaties (Westlandbui) peilstijgingen, voorkomen van net boven de 0.5m eens per 10 jaar. Voor de toekomst wordt verwacht dat de neerslag veranderd, zowel in toename van de hoeveelheid als in toename van intensiteit. Dit betekent dat er vaker hoge peilstijgingen zullen optreden, en dat het langer duurt voordat dit water is weggepompt. Uit berekeningen van een neerslagsituatie met een herhalingstijd van meer dan 100 jaar bleek dat met name in het noordelijk deel van Almere-Stad de peilstijgingen aanzienlijk zijn, maar beperkt blijven tot onder het maaiveld en derhalve niet onacceptabel zijn.
Momenteel wordt het watersysteem van Almere-Stad met de nu beschikbare gegevens, waaronder ook het nu bekende verhardingspercentage bij doorgerekend. Een eventuele hieruit voortkomende wateropgave zal verder met het Waterschap worden besproken.
Om het watersysteem van Almere-Stad minder te belasten is het van belang het hemelwater zoveel mogelijk vast te houden. Hiertoe kunnen in het plangebied groene daken worden ontworpen die het hemelwater maximaal kunnen vasthouden. Deze daken kunnen worden vormgegeven als een gelaagd groen verblijfslandschap voor collectief of privaat gebruik.
Waterkwaliteit
Vanaf 1998 tot heden zijn in langdurige droge perioden, peildalingen in het watersysteem van Almere Stad gemeten tot 0.15 m. Deze droge perioden worden intenser door de verspelde grotere verdampingsoverschotten in de zomer Hierdoor zullen de geconstateerde dalingen in peil groter worden..
Tevens zijn door de grootte van het watersysteem in Almere-Stad , de verblijftijden in het oppervlaktewater met name in de zomer hoog.
Vanwege deze twee effecten zal in grachten weinig doorstroming zijn. Dit en de voedselrijkdom van het water in Almere-Stad zijn vooral de oorzaak voor het optreden van blauwalggroei en zuurstofloosheid. Dit betekent dat op sommige tijdstippen, beheer maatregelen noodzakelijk zullen zijn om een goede waterkwaliteit te realiseren.
Bouwstoffen.
Om het oppervlaktewater niet verder te belasten, dient bij het toepassen van bouwmaterialen geen verslechtering van de waterkwaliteit te ontstaan. Hiertoe worden er bouwstoffen toegepast, met name die in contact kunnen komen met afstromende neerslag, die niet uitloogbaar zijn.
Riolering en afwatering regenwater.
In het plangebied wordt aansluitend op het bestaande rioleringsstelsel een gescheiden stelsel aangelegd. In hoofdstuk 3 is hier al op ingegaan.
5.8 Kabels En Leidingen C.a.
Voor de realisatie van winterterrassen zal de leidingenstraat, die momenteel onder de Grote Markt is gelegen, tenminste vijf meter verder van de gevel worden verplaatst.
Straalverbindingen c.a.
De bouwhoogte van de bestaande bebouwing veranderd niet. Alleen op het plein zelf is de mogelijkheid opgenomen voor het plaatsen van een aantal kunstobjecten. Deze kunstobjecten vormen geen belemmeringen voor de aanwezige veiligheidszones waar sprake is in paragraaf 3.8.
5.9 Veiligheid
Sociale veiligheid
Rekeninghoudend met de gevolgen van meer horeca op het plein, zullen gewenste aanpassingen van de openbare ruimte worden doorgevoerd. Onveilige stegen en routes worden aangepast (betere verlichting etc). De taxistandplaats zal op de huidige locatie op het Muntmeestershof worden gehandhaafd. Specifiek beleid wordt ontwikkeld om de veiligheid van de omgeving van het plein en het plein zelf aanvaardbaar te houden.
De bedoeling is dat de dynamische afsluitpaal in de Koopmanstraat alleen tussen 07.00 - 11:00 uur naar beneden staat (venstertijden Grote Markt). Hierdoor wordt het niet mogelijk om met een voertuig buiten de venstertijden op de Grote Markt te zijn.
Vooral op het gebied van beheersing van overlast van de horeca op de omgeving zal veel aandacht vergen. Met beleid, Horecabeleid en APV zal veel gereguleerd kunnen worden.
Fysieke veiligheid
De huidige panden voldoen aan vluchtroutes en zijn goed bereikbaar voor nood -en hulpdiensten. Bij de (her)inrichting van de Grote Markt zal hier aandacht voor blijven.
Het gebied wordt druk bezocht en is 24 uur in bedrijf. Vooral in de weekendeinden is het noodzakelijk dat het plein veilig blijft.
Externe veiligheid en waterkeringen
Externe veiligheid
In het gebied zijn geen locaties gelegen voor de opslag en handel in gevaarlijke stoffen. Het ligt ook niet in ambities van dit bestemmingsplan dergelijke inrichtingen toe te staan. Het opslaan en verkoop van consumenten vuurwerk is geregeld in een apart paraplu bestemmingsplan vuurwerk.
Spoor
Over de Flevolijn zal naar verwachting vanaf begin 2013 transport van gevaarlijke stoffen gaan plaatsvinden. De opgave voor de gemeente is om uiteindelijk als onderdeel van ruimtelijke plannen, de risicoruimte tussen het toekomstige transport van gevaarlijke stoffen over de Flevolijn en de bebouwde omgeving duurzaam vast te leggen. Een complicatie hierbij is, dat de gemeente Almere te maken heeft met:
- a. Een bestuurlijke afspraak tussen de toenmalige minister van V&W en de gemeente Almere (2001). In essentie komt deze afspraak erop neer, dat binnen een strook van 30 m aan weerszijden van het spoor in principe geen nieuwe bebouwing mag komen. Aanvullend hierop, een beperking van het vervoer om het groepsrisico tot de oriëntatiewaarde te reduceren.
- b. Beleid: de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder circulaire RNVGS) van juli 2004 en gewijzigd en verlengd in 2008.
- c. Omzetting van beleid naar regelgeving. Het kader vormt de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (verder NVGS) van november 2005. De verdere uitwerking hiervan in het Basisnet Spoor in 2009 (vermoedelijke vaststelling hiervan door het Kabinet in 2011) en in het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV).
In de uitvoeringspraktijk van het stedelijke ontwikkelingsproces is, vanaf 2004 een integrale visie toegepast over de wijze waarop met externe veiligheid kan worden omgegaan in de planvorming, gebaseerd op:
- de bestuurlijke afspraak;
- het vigerende beleid: de circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen (circulaire RNVGS)
- het denkkader “veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen, ordenen en ontwerpen”. Zie het kader op de volgende pagina.
Combinatie van de bestuurlijke afspraak en de risicobenadering uit de circulaire RNVGS leidt tot de volgende 'no regret' randvoorwaarden/uitgangspunten voor externe veiligheid:
- a. Geen nieuwe kwetsbare objecten (o.a. woningen, ziekenhuizen, scholen, kantoren > 1.500 m2 etc.) binnen 30 m.
- b. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten (o.a. bedrijfsgebouwen, kantoren < 1.500 m2, kleine winkels, sporthallen, kampeerterreinen etc.) zijn in uitzonderingsgevallen toegestaan.
- c. Beperking van het vervoer om het groepsrisico tot de oriëntatiewaarde te reduceren.
Het plangebied ligt buiten de toekomstige veiligheidszone van 30 m aan weerzijden van het spoor. De vereiste basisbescherming wordt geboden.
Het plangebied ligt grotendeels binnen het invloedsgebied (1%-letaliteit voor het maatgevende scenario 'warme BLEVE' is ca. 310 m) van de Flevolijn. Over deze spoorlijn (nu 2-sporig en bij het centraalstation 4-sporig) zal in de toekomst (naar verwachting vanaf 2013) transport van gevaarlijke stoffen gaan plaatsvinden. Het plangebied ligt slechts voor een klein deel binnen een afstand van 200 m van de Flevolijn.
Verantwoordingsplicht groepsrisico (VGR):
Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is het omkleuren van de Grote Markt naar een horecaplein, waarbij de bestaande functies grotendeels blijven bestaan, maar omkleuring naar horeca direct mogelijk gemaakt wordt.
Deze beperkte ontwikkelingen leiden naar verwachting tot een geringe toename van het aantal aanwezige personen t.o.v. de huidige situatie. In combinatie met de afstand van het plangebied tot het spoor, leidt dit naar verwachting tot een verwaarloosbare toename van het groepsrisico.
Dit is nagegaan via een tweetal indicatieve berekeningen met behulp van het rekenprogramma RBMII.
Als eerste is het groepsrisico berekend, door het aantal personen in het plangebied van de Grote Markt (ca. 3,8 ha) op nul te stellen. Vervolgens is het aantal personen in dit plangebied (conform PGS 1, deel 6 voor een woongebied/stadsbebouwing) op in de dag- en nacht periode op respectievelijk 60 en 120 personen/ha gesteld. Uit onderstaande tabel blijkt dat de invloed van dit plangebied op het groepsrisico van het maatgevende kilometertraject verwaarloosbaar is. Voor de details zie de bijgevoegde rapportages uit RBM II.
Scenario | Normwaarde Groepsrisico |
Grote Markt : 0 pers/ha | 3,4 |
Grote Markt 120 pers/ha | 3,4 |
Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid:
De beperkte ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied leiden naar verwachting niet tot een negatieve invloed:
- op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval op het spoor;
- op de mogelijkheden om zich in veiligheid te brengen indien zich een ongeval voordoet op het spoor.
Conclusie
Omdat het plangebied grotendeels buiten de 200 m ligt, het vooral bestaande bebouwing betreft waarin geen grote fysieke ingrepen gaan plaatsvinden en de invloed op het groepsrisico verwaarloosbaar is, is het niet effectief om voor dit plangebied mogelijkheden voor ruimtelijke maatregelen te onderzoeken. Bij ruimtelijke maatregelen wordt gedacht aan stedenbouwkundige opzet, bouwkundige voorzieningen en voorzieningen mbt de openbare ruimte.
De brandweer Flevoland is gevraagd om advies uit te brengen. Op 6 oktober 2009 heeft de brandweer Flevoland aangegeven hier geen gebruik van te maken gelet op de beperkte omvang van het gebied, bestaande situatie en opzet van het plan.
Uitbreiding spoorinfrastructuur:
Naast het feit dat er vanaf 2013 goederentransport gaat plaatsvinden, wordt in het kader van OV-SAAL korte termijn pakket, het spoortraject tussen station Muziekwijk en Almere-centraal uitgebreid naar 4-sporigheid. Verder is perronverlenging aan de westzijde en het realiseren van keersporen direct aansluiten op Almere-centraal aan de orde. Volgens de planning moet dit maatregelenpakket in 2013/2014 gereed zijn.
Een verbreding van een deel van de bestaande spoorinfrastructuur ter plaatse van dit plangebied is dus mogelijk. Dit heeft tot gevolg, dat het transport van goederen dichter bij aanwezige/-geprojecteerde kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten kan plaatsvinden. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de risico's en de 30 meter veiligheidszone. De exacte consequenties hiervan dienen t.z.t. - als onderdeel van voor de uitbreiding van deze infrastructuur benodigde Tracébesluit door Rijkswaterstaat in beeld te worden gebracht.
5.10 Toegankelijkheid
Het gebied is en blijft goed bereikbaar voor ook minder valide personen. Er zijn geen hoogteverschillen tussen de entrees van de gebouwen en de openbare ruimte. Indien er toch problemen optreden, zullen deze door middel van bouwkundige ingrepen verholpen worden zodat toegankelijkheid voor een idere is gegarandeerd.
5.11 Beheer
Het gebied valt onder Stadsbeheer. Hiervoor wordt het bestaande beleid voortgezet, waarbij specifiek de relatie horeca en wonen gemonitord wordt. Overlast is een gegeven bij horeca, maar het plan is erop gericht de functie in goede harmonie te kunnen laten bestaan.
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Planning En Fasering
Het bestemmingsplan is het juridisch kader voor de transformatie van de Grote Markt naar het horecaplein van Almere Stad.
Parallel met het bestemmingsplan vindt de herinrichting van het plein plaats. Dit bestaat uit een herprofilering van het plein door andere straatbekleding en beplantingen. De sloop van het podium is inmiddels afgerond. De herinrichting zal gefaseerd worden en zoveel mogelijk buiten het terassenseizoen. In het voorjaar van 2010 zou alles moeten zijn afgerond.
Uiterlijk 2013 zal sprake zijn van een integraal bestemmingsplan Centrum Almere Stad, waarin dit bestemmingsplan wordt geintegreerd.
6.2 Bestemmingsregeling
Regels
Artikel 3 Bedrijfsdoeleinden
Nutsvoorzieningen, waaronder bebouwing voor elektrische voorzieningen, zijn doorgaans bouwvergunningsvrij. Het gaat dan om schakelkasten of andere bouwwerken die niet hoger zijn dan 2 meter met een oppervlakte van 4 m². Aan de Kassierstraat staat een gebouw van de Nuon. Hiervoor is een aparte bestemming opgenomen met bouwregels.
Artikel 4 Centrum
De diversiteit van het centrum wordt benadrukt. Horeca krijgt de boventoon. In verband met bestaande belangen is gekozen voor een mix van functies. Op een aantal plekken is specifiek gekozen om alleen horeca categorie 1 toe te staan, vanwege de bestaande woningen erboven of ernaast. Het gebied moet leefbaar blijven voor bewoners. Met het hooguit toestaan van horeca 1 wordt voor de bewoners de overlast zoveel mogelijk beperkt. Rekening wordt daarbij ook gehouden met belendende panden waar ook geluidsoverlast van kan ontstaan. Op die manier is een grens getrokken tussen lichte en zware horeca.
In de praktijk blijkt dat er nog sporadisch boven de winkels wordt gewoond. De meeste ruimten boven de winkels dienen als kantoor of opslag.
Specifiek voor de horeca is een zone aangegeven voor het plaatsen van winterterassen, die een permanent karakter hebben.
Artikel 4.1.1. Bro jo. 3.23 Wro kent de mogelijkheid tot het verlenen van een buitenplanse ontheffing voor evenementen, met een beperking tot 5 keer per jaar. Vanwege een aantal jaarlijks terugkerende aantal evenementen is aan de Grote Markt een aanduiding (ev) gegeven. Hierdoor wordt het houden van meer evenementen met bij behorende bouwwerken mogelijk zonder ontheffingen.
De Grote Markt heeft een multifunctioneel karakter. Dit wordt mogelijk gemaakt door onder andere het direct toelaatbaar achten van zomerterassen en evenementen (ev). Bebouwing is niet toegestaan, afgezien van kunstobjecten waaronder een fontein.
Het openbaar gebied bestaat uit voetgangersgebied, wijkwegen en fietspaden. Binnen de bouwvlakken wordt een fietsstalling gefaciliteerd.
Artikel 5 Tuin
De tuinen van de bewoning aan de Bankierbaan zijn een groene oase in de overwegend stenen omgeving. Aangezien deze tuinen deels publieke toegankelijk zijn, is voor een aparte bestemming gekozen zonder bouwtitel.
Artikel 6 Verkeer-Verblijfsgebied
Het openbaar gebied heeft voornamelijk een verkeersfunctie voor zowel snel- als langzaam verkeer. Daarnaast biedt deze bestemming de mogelijkheid tot het oprichten van bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde aan de bestemming gerelateerde zoals lichtmasten etc.
Artikel 8 Waarde-Archeologie-1
De voor Waarde – Archeologie – 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden. Het is in principe niet toegestaan om bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde op te richten, tenzij de ontwikkeling niet groter is dan 100 m². In het andere geval heeft het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid vrijstelling te verlenen als voldoende is aangetoond dat de archeologische waarden gewaarborgd zijn.
Ten aanzien van bouwwerken geen gebouw zijnde en werkzaamheden die geen bouwwerken als gevolg hebben, kan dit alleen nadat een aanlegvergunning hiervoor is afgegeven.
Handhaving
In dit gebied zal handhavend worden opgetreden.
Belangrijke redenen voor handhaving zijn:
- de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft; inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
- handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen; een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
- niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan; het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Specifiek door de combinatie van een woonfunctie met horeca zal vooral op het gebied van de Wet milieubeheer handhavend worden opgetreden, ten einde een fysiek aantrekkelijke woonomgeving te waarborgen.
Onderscheid wordt gemaakt tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten.
Onder preventieve instrumenten wordt verstaan: voorlichting, verlenen van ontheffingen en bouw-, aanleg- en sloopvergunningen worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn ondermeer controle en toezicht, opsporing, en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, planvorm, normstelling, daadwerkelijk kunnen handhaven en controleerbaarheid van normen eveneens een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
- de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
- het ontheffingenbeleid.
Evenals de provincie Flevoland acht ook de gemeente Almere handhaving van haar beleid van belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteiten binnen het plangebied te garanderen.
De gemeente streeft naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatie mogelijkheden. Ook worden er aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
Exploitatieplan
Ingevolge artikel 6.4 van de Wro dient bij uitbreidingen van meer dan 1.000 m² aan kantoren en horeca, de bouw van meer dan 10 woningen en wijziging van functies, een exploitatieplan te worden vastgesteld. w1
Als basis voor de toetsing heeft gediend het Programma van Eisen inzake de inrichting van de Grote Markt, dat in het derde kwartaal van 2009 is goedgekeurd door het college.
De kosten zullen gedekt worden uit verschillende budgetten vermeld in de programmabegroting 2009 van de gemeente Almere. Daarnaast zullen er gronduitgiften plaatsvinden ten behoeve van winterterrassen op de Grote Markt.
Met de wijziging van de bestemming van de Grote Markt naar horecabestemming is het mogelijk dat eigenaren/bewoners een schadeclaim indienen in verband met waardevermindering van hun vastgoed. Voor deze schadeclaims is een planschadeanalyse gemaakt. Naar aanleiding van deze analyse is budget voor planschade opgenomen in de kosten baten analyse.
Op grond van de beschikbaar gestelde budgetten en de opbrengsten uit gronduitgiften is een sluitende kosten baten analyse mogelijk.
6.4 Inspraak En Overleg
Inspraak
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan (voorontwerp bestemmingsplan) kan het gemeentebestuur de bevolking en andere belanghebbenden betrekken. Deze inspraak is geregeld in de gemeentelijke inspraakverordening.
In dit geval gaat het hier om een klein plangebied waar in feite de bestaande situatie wordt vastgelegd. Met de bewoners, ondernemers en andere belanghebbenden wordt in het kader van de herinrichting van het plan, de inrichtingsplannen besproken en ook de opzet van het bestemmingsplan. Er zal tevens een informatiemarkt worden gehouden. Gelet hierop en de geringe impact van het bestemmingsplan, wordt in dit geval geen inspraak gegeven op het bestemmingsplan maar zal gelijk een ontwerp ter inzage worden gelegd.
Overleg
Het gemeentebestuur overlegt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan ((voor))ontwerpbestemmingsplan) met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 13 juli tot en met 24 augustus 2009 voor zienswijzen ter inzage gelegen. Gedurende die termijn is één zienswijze ontvangen. In de nota zienswijzen is de zienswijze opgenomen. In het kort komt het er op neer dat in de toelichting een paragraaf ontbrak met betrekking tot railverkeerslawaai en de uitbreiding van het spoor en toekomstig vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Dit heeft geleid tot het toevoegen van twee paragraven in de toelichting.
Tevens is een verzoek ontvangen om het bestemmingsplan aan te passen zodat meewerking kan worden verleend aan een bouwplan om aan de Kassierstraat twee units op te richten. Dit heeft geleid tot wijziging van de plangrens bij de Kassierstraat en het opnemen van 2 bouwvlakken waarin gebouwd kan worden.
6.5 Communicatie
Gelijktijdg met de plannen voor de herinrichting van De Grote Markt is het bestemmingsplan op de informatiedag/avond gepresenteerd. Tevens vinden met de ondernemers en de exploitanten en verhuurders van panden, geregeld overleggen plaats over de herinrichting en het bestemmingsplan.
Bijlagen
Bijlage 1 Watertoets
Overeenkomstig artikel 3.1.6 lid b Bro geldt voor het (ontwerp)bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets, zoals beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets (bijlage bij Kamerstukken II 2001/02, 27 625, nr. 4). Dat zal in veel gevallen leiden tot overleg met de waterbeheerder in het betreffende gebied.
Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in de subparagrafen 'blauw', 'duurzaamheid' (watergebruik), 'watersysteem', 'riolering' en 'externe veiligheid en waterkeringen'. Deze onderwerpen vormen tezamen met de bedoelde beschrijving de watertoets.
In de watertoets is opgenomen:
- een beschrijving van het proces hoe is omgegaan met het advies van het waterschap
- een beschrijving van het aan water gerelateerde beleid (doelen en randvoorwaarden)
- een beschrijving van het plangebied met daarbij de toegekende waterfuncties en de huidige toestand van het watersysteem
- een beschrijving van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding
- de wateropgave die voortvloeit uit Waterbeheer 21e eeuw en de Europese Kaderrichtlijn Water (zowel kwalitatief als kwantitatief), inclusief mitigerende en compenserende maatregelen
- eventuele overwegingen die hebben geleid tot bijstellingen van het plan
- de vertaling naar plankaart en regels van de waterfuncties
- een overzicht van afspraken op het gebied van het watersysteem met het oog op het verdere verloop van het ontwikkelingsproces
Sinds 1 juni 2005 geldt de provinciale beleidsregel 'Beleidsregel Watertoets Flevoland'. Deze beleidsregel is opgenomen in de 'Handreiking gemeentelijke plannen'.
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
2.1 Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan.
2.2 Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruik gemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
2.3 Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):
- 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden.
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke;met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
1b. overige lichte horeca: restaurants
1c. restaurant met bezorg- en/of afhaalservice tot 250m² bvo
2. "middelzware horeca":
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden.
2a. Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en/of daar door aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.
2b. Bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m² bvo.
3. "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en/of grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
2.4 Flexibiliteit
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In 4.6 van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een ontheffing één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat ontheffing tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een ontheffing worden verleend.
Tenslotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde horecabedrijven en activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen.