KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
Artikel 4 Gemengd - 2
Artikel 5 Gemengd - 3
Artikel 6 Gemengd - 4
Artikel 7 Gemengd - 5
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen - 1
Artikel 15 Wonen - 2
Artikel 16 Leiding - Leidingstrook
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Vng 2009
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Lijst Van Parkeernormen
Bijlage 5 Eisen Wet Geluidhinder
Bijlage 6 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Bestemmingsplan
1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Karakteristieken Plangebied
2.2 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling
3.2 Bestemmingen
3.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen
3.4 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
Hoofdstuk 5 Omgevingstoets
5.1 Milieu-effectrapportage
5.2 Verkeer
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.7 Kabels En Leidingen
5.8 Ecologie
5.9 Waterparagraaf
5.10 Bodemkwaliteit
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
5.12 Radarverstoringsgebied
5.13 Overig
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek: Weg- En Railverkeer
Bijlage 3 Besluit Hogere Waarden
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek: Beoordeling Woon- En Leefklimaat De Binderij 65 En 67 Vanwege Verkeer Op De Binderij
Bijlage 5 Adviezen Omgevingsdienst Indirecte Hinder
Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid Bestemmingsplan Literatuurwijk
Bijlage 7 Kwantitatieve Risicoanalyse Buisleiding N-533-20 Bestemmingsplan Literatuurwijk
Bijlage 8 Bp Literatuurwijk Voor Planbesluit
Bijlage 9 Bp Literatuurwijk Na Planbesluit
Bijlage 10 Weg Voor Planbesluit Bp Literatuurwijk
Bijlage 11 Weg Na Planbesluit Bp Literatuurwijk
Bijlage 12 Advies Brandweer
Bijlage 13 Nadere Beschouwing (Bureauonderzoek) Bedrijven Op De Binderij
Bijlage 14 Inventarisatie Werklocaties
Bijlage 15 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Vng 2009
Bijlage 16 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 17 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 18 Nota Zienswijzen

Literatuurwijk

Bestemmingsplan - gemeente Almere

Vastgesteld op 15-11-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Link naar de toelichting op de Inleidende regels

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Literatuurwijk met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01 van de gemeente Almere.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

1.7 ambachtelijk bedrijf

bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.8 archeologisch waardevol terrein

terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een in dit plan genoemd percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt.

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waaronder detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel en andere vergelijkbare bedrijven.

1.14 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende erfbebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.15 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.16 bedrijfswoning

een (gedeelte van een) gebouw, dat kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.17 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.18 bestaande situatie

  1. a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  2. b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.25 bouwmarkt

een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden en de ondergeschikte verkoop van tuin gerelateerde artikelen.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het snel verstrekken van etenswaren, al dan niet voor de consumptie ter plaatse en al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken.

1.31 café

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren.

1.32 cultuur en ontspanning

diverse gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding waaronder ontspanningsvoorzieningen zoals een evenemententerrein of bowlingcentrum en culturele voorzieningen zoals een dansschool, muziekschool, filmhuis en bioscoop, één en ander met uitzondering van seksinrichtingen en detailhandelsbedrijven.

1.33 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt bij dat bouwwerk of gebied.

1.34 dansschool

een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- en dansevenementen.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt.

1.36 detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit

detailhandel vanuit een bedrijf dat als hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen heeft, waarvan de detailhandelsfunctie gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak;

1.37 detailhandel in ABC-goederen

detailhandel in auto's, boten, motoren en caravans.

1.38 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 discotheek/bar-dancing/danscafé

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren.

1.40 dove gevel

  1. a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

1.41 eigen terrein

een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen.

1.42 eetcafé

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse.

1.43 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.44 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken. Hieronder vallen aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.45 erker

een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw.

1.46 gebied met mogelijk archeologische waarde

gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld.

1.47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 geluidsgevoelige objecten

geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, te weten:

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
    1. 1. onderwijsgebouwen;
    2. 2. ziekenhuizen;
    3. 3. verpleeghuizen;
    4. 4. verzorgingstehuizen;
    5. 5. psychiatrische inrichtingen;
    6. 6. kinderdagverblijven;

de aanwijzing als 'ander geluidsgevoelig gebouw' geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimte;

  1. c. geluidsgevoelige terreinen:
    1. 1. een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
    2. 2. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.49 gevel

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

1.50 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren of leveren van goederen aan bedrijven, wederverkopers en aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.51 grootschalige detailhandel

een vestiging van detailhandel, met een minimum verkoopvloeroppervlak van 1.000 m2 per vestiging, waarvan uitgezonderd de branches food en warenhuizen en perifere detailhandel.

1.52 hogere waarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.53 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.54 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.55 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten

het verstrekken van maaltijden of dranken voor consumptie ter plaatse, waaronder tevens worden begrepen een pension, bed & breakfast, herberg e.d.

1.56 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen dan wel het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van tuinen voor derden met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan, tenzij ondergeschikt.

1.57 ijssalon

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor de consumptie ter plaatse.

1.58 internetwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

1.59 kampeermiddel

  1. a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;

die worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.60 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.61 kantoor- en praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.62 kelder

een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen.

1.63 kringloopwinkel

een vestiging welke bedrijfsmatige activiteiten en detailhandelsactiviteiten verricht, bestaande uit de inzameling "om niet" van een breed assortiment van tweedehands goederen van overwegend particulieren, de eventuele reparatie daarvan en verkoop van deze goederen (waaronder volumineuze) aan hoofdzakelijk particulieren.

1.64 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.65 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.66 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.67 lunchroom

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide of bewerkte etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse.

1.68 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.69 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming, electrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen.

1.70 ondergeschikte detailhandel

detailhandel vanuit een vestiging of voorziening dat een andere hoofdfunctie heeft en waarvan de detailhandelsfunctie gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging, een en ander met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak;

1.71 ondergeschikte horeca

een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.

1.72 ondergeschikte workshops

een bijeenkomst of cursus die gegeven wordt in een vestiging/voorziening die een andere hoofdbestemming of functie dan 'cultuur en ontspanning', 'sport' of 'maatschappelijk' heeft en waaraan de bijeenkomst of cursus aantoonbaar gelieerd is aan de hoofdfunctie, en de verkeersaantrekkende werking niet die van de hoofdbestemming of functie overstijgt.

1.73 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met maximaal één wand (waaronder ook de gevel van een woning), primair bedoeld als overkapping ten behoeve van een woning.

1.74 peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.

1.75 pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken aan de logerende gasten.

1.76 perifere detailhandel

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair/badkamers en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
  2. b. meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten.

1.77 pleziervaartuig

elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank.

1.78 prostitutie

het zich, tegen vergoeding, beschikbaar stellen voor seksuele handelingen.

1.79 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

1.80 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.81 recreatieve voorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, met uitzondering van seksinrichtingen, detailhandelsbedrijven en horecabedrijven.

1.82 restaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken.

1.83 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.84 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.

1.85 seksshop

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen van erotische dan wel pornografische aard.

1.86 short stay

het structureel aanbieden van zelfstandige woonruimte voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aansluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden.

1.87 showroom

uitstallingsruimte voor goederen ten behoeve van de detail- of groothandel, waarbij de goederen niet direct kunnen worden geleverd.

1.88 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen, gericht op sport, zoals een fitnesscentrum of sportveld, niet zijnde recreatieve voorzieningen.

1.89 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.90 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.91 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en telefooncellen.

1.92 supermarkt

detailhandel met tenminste 500 m² verkoopvloeroppervlak en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levens- en genotmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten.

1.93 tuincentrum

Een bedrijf dat binnen een ruimte of op een terrein, al dan niet overdekt, planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en/of diensten. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen. Onder volledig assortiment wordt begrepen:

  1. a. basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
  2. b. randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin benodigde artikelen, alsmede dieren, dierenbenodigdheden en –voeding, decoratie en woonaccessoires binnenshuis, dierenservice (trimmogelijkheid, medische- en preventieve zorg, advies), tuin- en waxkleding, buitenspeelgoed, 'buitenkoken' en accessoires, streekproducten zoals appels, peren, honing e.d.;
  3. c. gelegenheidsassortiment: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld Pasen en Kerstmis.

1.94 tuinmeubilair

bouwwerken, geplaatst in de tuin of erf behorend bij een woning, zoals pergola's, zonnewijzers, zandbakken, vlaggenmasten, barbecues e.d. en speeltoestellen zoals wipkippen, glijbanen, schommels.

1.95 verblijfsruimte

een verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder, te weten:

  • leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
  • theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

1.96 verkoopvloeroppervlak

de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's.

1.97 volkstuin

een perceel grond dat in de agrarische recreatieve sfeer wordt gebruikt voor het telen van groente of fruit en het kweken van siergewassen, ten behoeve van eigen gebruik.

1.98 voorgevelrooilijn

de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw;

1.99 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.100 webwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt.

1.101 werkruimte van een prostitutiebedrijf

het gedeelte van een prostitutiebedrijf waarin seksuele handelingen feitelijk worden verricht.

1.102 windmolen

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.103 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.

1.104 winkelondersteunende horeca

een inrichting die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen, waarbij in hoofdzaak dranken of etenswaren snel worden verstrekt of geserveerd en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden, zoals een ijssalon of een automatiek

1.105 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.

1.106 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, niet zijnde een pleziervaartuig, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.107 zendmast

bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken, bedoeld is voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Link naar de toelichting op de Inleidende regels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de hoogte van een windmolen

vanaf het peil tot en met de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de horizontale of verticale as van een windmolen

Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0001.png"

windturbines met horizontale en verticale as

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

Link naar de toelichting op de bestemming Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijf tot maximaal de aangegeven categorie (respectievelijk dus milieucategorie 2, 3.1 en 3.2) als bedoeld in de Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn toegestaan, inclusief bijbehorende ondergeschikte workshops;
  2. b. ondergeschikte horeca als bedoeld in de categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. afhaalpunt;
  4. d. detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit;
  5. e. cultuur en ontspanning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ook cultuur en ontspanning tot maximaal de aangegeven categorie (respectievelijk dus milieucategorie 2, 3.1 en 3.2) als bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 is toegestaan, inclusief bijbehorende ondergeschikte workshops;
  6. f. detailhandel in ABC-goederen;
  7. g. dienstverlening, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijven tot en met categorie 3.2' ook dienstverlening, inclusief bijbehorende ondergeschikte workshops, tot maximaal de aangegeven categorie (respectievelijk dus milieucategorie 2, 3.1 en 3.2) als bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 is toegestaan;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor kantoor;
  9. i. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ook maatschappelijke voorzieningen, inclusief bijbehorende ondergeschikte workshops, tot maximaal de aangegeven categorie (respectievelijk dus milieucategorie 2, 3.1 en 3.2) als bedoeld in de Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 en voor zover niet geluidsgevoelig als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn toegestaan;
  10. j. sportvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ook sportvoorzieningen tot maximaal de aangegeven categorie (respectievelijk dus milieucategorie 2, 3.1 en 3.2) als bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn toegestaan;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' uitsluitend voor wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor maximaal één bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenarts', tevens voor een dierenkliniek en kattenpension;
  14. n. opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk tot maximaal 10.000 kg per vestiging/inrichting, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;
  15. o. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende

  1. p. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. q. parkeervoorzieningen en verblijfsgebied;
  3. r. toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  4. s. straatmeubilair;
  5. t. overige functioneel met de hiervoor genoemde bestemmingen verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  1. u. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
  2. v. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  3. w. opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan in bedrijfswoningen, of in tot de bedrijfswoning behorende bijgebouwen;
  4. x. per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van bij het bedrijf behorende, niet-zelfstandige, kantooractiviteiten;
  5. y. per kavel de maximale oppervlakte van zelfstandige kantoren, als bedoeld onder h, niet meer dan 1.500 m2 b.v.o. bedraagt;

onder de voorwaarde dat:

  1. z. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 4 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. aa. de in lid z bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
  4. d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 4 m dient te bedragen, tenzij:
    1. 1. gebouwen aaneen zijn gebouwd of,
    2. 2. de zijdelingse perceelsgrens niet gedeeld wordt met een ander bouwperceel;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag uitsluitend worden gebouwd mits er een vrije doorgang overblijft ten behoeve van het verkeer;
  6. f. ondergronds bouwen is toegestaan;

ten aanzien van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van een (bedrijfs)woning geldt bovendien dat:

  1. g. ten hoogste 50% van het erf mag worden bebouwd met erfbebouwing, tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat in ieder geval 20 m2 is toegestaan;
  2. h. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  3. i. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum van 5 meter;
  4. j. in afwijking van de onder i. bepaalde maximale bouwhoogte, dakterrassen zijn toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige of géén afscherming te plaatsen);
  5. k. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. l. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 3 m;
  2. m. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 12 m;
  3. n. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  4. o. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  5. p. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. q. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan de gevel van het hoofdgebouw en zijn uitsluitend toegestaan binnen het gevelvlak;
  7. r. vrijstaande reclameobjecten: de maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  8. s. zonnecollectoren en zonnepanelen: bouwhoogte maximaal 4 meter bij een dakopstelling en maximaal 15 meter bij een grondopstelling;
  9. t. de hoogte van luifels: ten hoogste de bouwhoogte van het bijbehorende gebouw;
  10. u. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2

  1. a. onder d. ten einde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits uit brandweeradvies blijkt dat dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid verantwoord is. Aan deze omgevingsvergunning kunnen voorwaarden verbonden worden ter waarborging van de brandveiligheid;
  2. b. onder n. (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een hoogte van maximaal 40 meter.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel;
  2. b. Voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis gelden de volgende regels:
    1. 1. tot maximaal 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt.
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² vvo, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 3.1 onder z;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    6. 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. a. 3.1 onder a. om bedrijven toe te laten die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 voorkomen in twee categorieën hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de volgens de bestemmingsomschrijving toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG2009;
  2. b. 3.1 onder d. ten behoeve van een kringloopwinkel, mits het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  3. c. 3.1 onder h. voor een zelfstandig kantoor, met een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 1500 m² per vestiging en voor zover niet meer dan 25% van het bebouwd gebied van de bestemming ten behoeve van zelfstandige kantoren wordt of op grond van verleende omgevingsvergunningen kan worden gebruikt;
  4. d. 3.1 onder z:
    1. 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    2. 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 4 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
  5. e. 3.1 onder aa. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
  6. f. 3.4 onder b.sub 1, onverminderd het bepaalde onder 3.4 onder b. sub 3, 5 en 6, om tot maximaal 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits
    1. 1. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    2. 2. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;

Artikel 4 Gemengd - 2

Link naar de toelichting op de bestemming Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging;
  2. b. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt, maar inclusief bijbehorende ondergeschikte workshops;
  3. c. dienstverlening behorende tot ten hoogste categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging, inclusief ondergeschikte bijbehorende workshops;
  4. d. kantoor;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat alleen de functies tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan en voor zover het gaat om nieuwe geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder geldt bovendien het bepaalde in artikel 4.3 onder b;
  6. f. ondergeschikte horeca als bedoeld in de categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is tevens wonen toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens als onderdoorgang voor verkeer;

met de daarbij behorende:

  1. i. erven;
  2. j. verkeers- en verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
  3. k. straatmeubilair en reclameobjecten;
  4. l. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  5. m. overige functioneel met de hiervoor genoemde bestemmingen verbonden voorzieningen.

een en ander met dien verstande dat:

  1. n. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  2. o. opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan in woningen en tot de woning behorende bijgebouwen;

onder de voorwaarde dat:

  1. p. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 4 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. q. de in lid p. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. c. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
  2. d. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  3. e. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  4. f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  5. g. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  6. h. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  7. i. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte mag het gevelvlak van het hoofdgebouw niet overschrijden;
  8. j. vrijstaande reclameobjecten: bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  9. k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van coffeeshops, seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
  2. b. De (gevel)belasting van nieuwe geluidsgevoelige objecten genoemd in 4.1, mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeurswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere waarde;
  3. c. Voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis gelden de volgende regels:
    1. 1. tot maximaal 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt.
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² vvo, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 4.1 onder p;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    6. 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. a. 4.1 onder a, c. en e. teneinde bedrijven, dienstverlening of voorzieningen toe te laten die voorkomen in één categorie dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar, voor zover het betrokken (dienstverlenende) bedrijf of de voorziening naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 onder a, c. en e. toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  2. b. 4.1 onder a, c. en e. voor bedrijven, dienstverlening of voorzieningen die niet in de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn genoemd, voor zover het betrokken (dienstverlenende) bedrijf of de voorziening naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging;
  3. c. 4.1 onder p:
    1. 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    2. 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 4 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
  4. d. 4.1 onder q. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
  5. e. 4.3 onder c.sub 1, onverminderd het bepaalde onder 4.3 onder c. sub 3, 5 en 6, om tot maximaal 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits
    1. 1. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    2. 2. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;

Artikel 5 Gemengd - 3

Link naar de toelichting op de bestemming Gemengd - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen tot en met cat. B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging;
  2. b. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  3. c. detailhandel, inclusief bijbehorende ondergeschikte workshops, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' maximaal 1 een supermarkt is toegestaan;
  4. d. in afwijking van sub c. is ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgezonderd' geen detailhandel toegestaan anders dan ondergeschikt of als bedrijf aan huis;
  5. e. dienstverlening en kantoor tot en met cat. B van deStaat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  6. f. bedrijf behorende tot ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  7. g. ondergeschikte horeca als bedoeld in de categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  8. h. sportvoorzieningen tot en met cat. B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  9. i. speelterrein, recreatieve voorzieningen en voorzieningen in het kader van cultuur en ontspanning, beide tot en met cat. B van deStaat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  10. j. volkstuin;

met de daarbij behorende:

  1. k. met de daarbij behorende ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca;
  2. l. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  3. m. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen, fiets- en voetpaden;
  4. n. speelvoorzieningen en speelterreinen;
  5. o. water, groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  6. p. geluidwerende voorzieningen;
  7. q. overige functioneel met de bestemming 'Gemengd - 3' verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. r. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  2. s. het verkoopvloeroppervlak van een supermarkt maximaal 1500 m2 bedraagt;
  3. t. opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan;
  4. u. De (gevel)belasting van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in 5.1 en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de toe te kennen hogere waarde.

onder de voorwaarde dat:

  1. v. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 4 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte. Met dien verstande dat ter plaatse van Betje Wolffstraat 5 hierin dient te worden voorzien op eigen terrein;

waarbij:

  1. w. de in lid v. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  4. d. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder gebouwen' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen toegestaan;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. e. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
  2. f. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  3. g. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  4. h. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  5. i. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m;
  6. j. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  7. k. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte mag het gevelvlak van het hoofdgebouw niet overschrijden;
  8. l. vrijstaande reclameobjecten: bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  9. m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van coffeeshops, seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel;
  2. b. Voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis gelden de volgende regels:
    1. 1. tot maximaal 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt.
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² vvo, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 5.1 onder v;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    6. 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 5.1 onder a, e, f, h. en i teneinde voorzieningen of bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar, voor zover het betrokken bedrijf of de voorziening naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 onder a, e, f, h. en i toegelaten categorieën van de Staatvan Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  2. b. lid 5.1 onder a, e, f, h. en i. voor voorzieningen of bedrijven die niet in de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf of de voorziening naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging;
  3. c. lid 5.1 onder v:
    1. 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
  4. d. lid 5.1 onder w. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
  5. e. lid 5.3 onder c.sub 1, onverminderd het bepaalde onder 5.3 onder c. sub 3, 5 en 6 , om tot maximaal 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits
    1. 1. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    2. 2. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;

Artikel 6 Gemengd - 4

Link naar de toelichting op de bestemming Gemengd - 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met de daarbij behorende dienstverlening, ondergeschiktedetailhandel en ondergeschikte horeca in de categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horeca in de categorie 3 van de Staat vanHoreca-activiteiten;
  4. d. speelterrein;

met de daarbij behorende;

  1. e. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  2. f. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen, fiets- en voetpaden;
  3. g. speelvoorzieningen en speelterreinen;
  4. h. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  5. i. overige functioneel met de bestemming 'Gemengd - 4' verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. j. De (gevel)belasting van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in 6.1 en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde.

onder de voorwaarde dat:

  1. k. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 4 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. l. de in lid k. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder gebouwen' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag uitsluitend worden gebouwd mits er een vrije doorgang overblijft ten behoeve van het verkeer;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. f. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
  2. g. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  3. h. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 10 m;
  4. i. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  5. j. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m;
  6. k. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 10 m;
  7. l. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte mag het gevelvlak van het hoofdgebouw niet overschrijden;
  8. m. vrijstaande reclameobjecten: bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  9. n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van coffeeshops, seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel;
  2. b. Voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis gelden de volgende regels:
    1. 1. tot maximaal 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt.
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² vvo, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 6.1 onder k;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    6. 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. a. 6.1 onder c. om horecabedrijven toe te laten die voorkomen in categorie 4, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 6.1 onder c. toegelaten categorie van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. 6.1 onder c. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. 6.1 onder k:
    1. 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
  4. d. 6.1 onder l. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
  5. e. 6.3 onder b.sub 1, onverminderd het bepaalde onder 6.3 onder b. sub 3, 5. en 6, om tot maximaal 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits
    1. 1. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    2. 2. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;

Artikel 7 Gemengd - 5

Link naar de toelichting op de bestemming Gemengd - 5

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009, inclusief bijbehorende ondergeschikte workshops;
  2. b. ondergeschikte horeca;
  3. c. afhaalpunt;
  4. d. detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit;
  5. e. cultuur en ontspanning, met dien verstande dat alleen de functies tot en met categorie 1 van de Staatvan Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn toegestaan;
  6. f. detailhandel in ABC-goederen;
  7. g. dienstverlening, met dien verstande dat alleen de functies tot en met categorie 1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn toegestaan;
  8. h. kantoren;
  9. i. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat alleen de functies tot en met categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn toegestaan en met inachtname van het bepaalde in lid 7.1 onder u;
  10. j. short stay;
  11. k. sportvoorzieningen, met dien verstande dat alleen de functies tot en met categorie 1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn toegestaan;
  12. l. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, met inachtname van het bepaalde in lid 7.1 onder u;
  13. m. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende

  1. n. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. o. parkeervoorzieningen en verblijfsgebied;
  3. p. toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  4. q. straatmeubilair;
  5. r. overige functioneel met de hiervoor genoemde bestemmingen verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  1. s. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
  2. t. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  3. u. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 7.1 onder i. en l. en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de vastgestelde hogere waarde overeenkomstig de bij besluit d.d. 8-1-2018 vastgestelde gebiedsgerichte hogere waarde en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Eisen Wet geluidhinder, met dien verstande dat de gevelbelasting ten gevolge van het wegverkeer niet meer bedraagt dan 54 dB en de gevelbelasting ten gevolge van het railverkeer, ter plaatse van de aanduidingen 'geluidzone - spoor 1' en 'geluidzone - spoor 2', niet meer bedraagt dan in onderstaande tabel is weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0002.png"

  1. v. per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van bij het bedrijf behorende, niet-zelfstandige, kantooractiviteiten;

onder de voorwaarde dat:

  1. w. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. x. de in lid w. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
  4. d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 4 m dient te bedragen, tenzij:
    1. 1. gebouwen aaneen zijn gebouwd of,
    2. 2. de zijdelingse perceelsgrens niet gedeeld wordt met een ander bouwperceel;
  5. e. ondergronds bouwen is toegestaan;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. f. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 3 m;
  2. g. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 12 m;
  3. h. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  4. i. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  5. j. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. k. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan de gevel van het hoofdgebouw en zijn uitsluitend toegestaan binnen het gevelvlak;
  7. l. vrijstaande reclameobjecten: de maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  8. m. zonnecollectoren en zonnepanelen: bouwhoogte maximaal 4 meter bij een dakopstelling en maximaal 15 meter bij een grondopstelling;
  9. n. de hoogte van luifels: ten hoogste de bouwhoogte van het bijbehorende gebouw;
  10. o. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2

  1. a. onder d. ten einde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits uit brandweeradvies blijkt dat dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid verantwoord is. Aan deze omgevingsvergunning kunnen voorwaarden verbonden worden ter waarborging van de brandveiligheid;
  2. b. onder h. (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een hoogte van maximaal 40 meter.

7.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de opslag van goederen;
    2. 2. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
  2. b. Voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis gelden de volgende regels:
    1. 1. tot maximaal 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt.
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² vvo, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 7.1 onder w;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend, met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    6. 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. a. 7.1 onder a, e, g, i. en k. om functies toe te laten die voorkomen in de Staat van BedrijfsactiviteitenVNG 2009 in twee categorieën hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar, of die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de volgens de bestemmingsomschrijving toelaatbare categorie(ën) van de Staatvan Bedrijfsactiviteiten VNG 2009;
  2. b. 7.1 onder d. ten behoeve van een kringloopwinkel, mits het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  3. c. 7.1 onder w:
    1. 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    2. 2. voor functies die niet voorkomen in Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
  4. d. 7.1 onder x. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
  5. e. 7.4 onder b.sub1, onverminderd het bepaalde onder 7.4 onder b. sub 3, 5. en 6, om tot maximaal 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits
    1. 1. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    2. 2. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;

Artikel 8 Groen

Link naar de toelichting op de bestemming Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. waterberging;

met de daarbij behorende:

  1. c. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden,
  2. d. sport- en speelvoorzieningen;
  3. e. jongerenontmoetingsplaatsen;
  4. f. kunstwerken en kunstobjecten,
  5. g. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen,
  6. h. geluidwerende voorzieningen,
  7. i. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen;

8.2 Bouwregels

Op de in artikel 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken geen gebouw zijnde, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. nutsvoorzieningen: bouwhoogte 3,5 m en een oppervlakte van 25 m² ;
  2. b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
  3. c. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  4. d. masten voor beveiliging en licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  5. e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  6. f. kunstwerken, speel- en sportvoorzieningen en straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
  7. g. kunstobjecten: bouwhoogte 10 m, oppervlakte 10 m²;
  8. h. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 8 m;
  9. i. andere bouwwerken, geen gebouw zijnde: bouwhoogte 3 m;

8.3 Afwijken van de bouwregels

Nutsgebouwen

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 voor een nutsgebouw tot ten hoogste 5 meter hoog en met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2, mits het gebouw uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is.

Jongerenontmoetingsplaatsen

  1. b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
    3. 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
    4. 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
    5. 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.

8.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
  2. b. Het bepaalde in lid 8.4 onder a. is niet van toepassing op:
    1. 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    2. 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin', indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist en de eigendom van de gronden is overgedragen. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
  2. b. De onder sub a. bedoelde wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de dubbelbestemming Leiding - Leidingstrook.

Artikel 9 Maatschappelijk

Link naar de toelichting op de bestemming Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen inclusief de daarbij behorende ondergeschikte horeca;
  2. b. ondergeschikte detailhandel;
  3. c. ondergeschikte workshops;
  4. d. speelterreinen;

met de daarbij behorende:

  1. e. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  2. f. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  3. g. overige functioneel met de bestemming 'Maatschappelijk' verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. h. de (gevel)belasting van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in 9.1 en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde.

onder de voorwaarde dat:

  1. i. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 4 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. j. de in lid i. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  1. d. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
  2. e. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  3. f. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 10 m;
  4. g. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  5. h. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m2;)
  6. i. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 10 m;
  7. j. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
  8. k. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  9. l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1

  1. a. onder i:
    1. 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    2. 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 4 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
  2. b. onder j, ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.

Artikel 10 Tuin

Link naar de toelichting op de bestemming Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

met de daarbij behorende:

  1. b. ongebouwde parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten;
  2. c. groenvoorzieningen en water;
  3. d. overige functioneel met de bestemming 'Tuin' verbonden voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 1 m. Tevens zijn op de in lid 10.1 bedoelde gronden trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, overstekken en andere bouwonderdelen behorende tot een woning of ander gebouw ten behoeve van de bestemmingsomschrijving van een aangrenzende bestemming toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de diepte (buitenwerks gemeten) maximaal 1 meter bedraagt;
  2. b. de bouwhoogte maximaal 0,30 meter bedraagt boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen niet daaronder begrepen, een en ander tot een maximale hoogte van 4 meter;
  3. c. de breedte van het te bouwen bouwonderdeel niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de bestaande voorgevel. Dit geldt niet voor galerijen, hellingbanen, funderingen en overstekken;
  4. d. maximaal één erker per woning is toegestaan.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van de bouw van erkers en tochtportalen aansluitend aan een op het perceel gelegen (hoofd)gebouw tot een grondoppervlak van niet meer dan 6 m² en een hoogte van niet meer dan 3 m.

Artikel 11 Verkeer

Link naar de toelichting op de bestemming Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, busbanen, fiets- en voetpaden;
  2. b. parkeerplaatsen, haltevoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten en beplantingen;
  3. c. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  2. b. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m2) ;
  3. c. geluidwerende voorzieningen, bouwhoogte 5 m;
  4. d. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  5. e. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
  6. f. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte maximaal 5 m;
  7. g. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 m.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

Link naar de toelichting op de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. parkeerplaatsen, fietsenstallingen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, geluidwerende voorzieningen en reclameobjecten;
  5. e. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, bouwhoogte 3,5 m, oppervlakte 25 m2,(tenzij elders in het plan een andere bouw- of goothoogte of oppervlakte is aangegeven);
  2. b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  3. c. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m²);
  4. d. speeltoestellen, bouwhoogte 5 m;
  5. e. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
  6. f. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  7. g. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte maximaal 8 m;
  8. h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Nutsgebouwen

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 voor een nutsgebouw tot ten hoogste 5 meter hoog en met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2, mits het gebouw uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is.

Jongerenontmoetingsplaatsen

  1. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 12.2 voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
    3. 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
    4. 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
    5. 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Additionele gronduitgifte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist en de eigendom van de gronden is overgedragen. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.

Artikel 13 Water

Link naar de toelichting op de bestemming Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterberging;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. verkeer en vervoer over water;
  4. d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. e. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, aanleggelegenheid en (terras)steigers en (strek)dammen welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
  2. f. (natuurlijke) oevers;
  3. g. straatmeubilair;
  4. h. sport- en speelvoorzieningen;
  5. i. kunstobjecten;
  6. j. voet- en fietspaden;
  7. k. bermen en groenvoorzieningen;
  8. l. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  1. m. ligplaatsen voor woonschepen niet zijn toegestaan;

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  2. b. kunstwerken: bouwhoogte 15 m;
  3. c. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
  4. d. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m²;
  5. e. licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  6. f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

Artikel 14 Wonen - 1

Link naar de toelichting op de bestemming Wonen -1 en Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens als onderdoorgang voor verkeer;

met de daarbij behorende:

  1. c. erven;
  2. d. groenvoorzieningen en water;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. toegangspaden, in- en uitritten en
  5. g. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.

met dien verstande dat:

  1. h. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in 14.1 en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), niet meer mag bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde;

onder de voorwaarde dat:

  1. i. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 4 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. j. de in lid i bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

14.2 Bouwregels

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) geldt dat:

  1. a. uitsluitend in of op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden, dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van die zijdelingse perceelsgrens;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een open ruimte met een hoogte van minimaal 3m wordt aangehouden;

ten aanzien van hoofdgebouwen geldt dat:

  1. c. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak,
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bijbehorende bouwwerken geldt dat:

  1. e. per bouwperceel ten hoogste 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat in ieder geval 20 m2 is toegestaan;
  2. f. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, gemeten vanuit de bouwgrens, niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  3. g. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum van 5 meter;
  4. h. in afwijking van de onder g. bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
  5. i. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  1. j. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 meter;
  2. k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis gelden de volgende regels:

    1. 1. tot maximaal 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt.
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² vvo, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 14.1 onder i;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend, met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    6. 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. a. 14.1 onder i:
    1. 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
  2. b. 14.1 onder j. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
  3. c. 14.3 sub 1, onverminderd het bepaalde onder 14.3 sub 3, 5. en 6, om tot maximaal 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits
    1. 1. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    2. 2. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;

Artikel 15 Wonen - 2

Link naar de toelichting op de bestemming Wonen -1 en Wonen - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. b. erven;
  2. c. groenvoorzieningen en water;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. toegangspaden, in- en uitritten en
  5. f. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.

met dien verstande dat:

  1. g. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in 15.1 en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde.

onder de voorwaarde dat:

  1. h. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 4 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. i. de in lid h. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

15.2 Bouwregels

Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) geldt dat:

  1. a. per bouwperceel ten hoogste 50% van de gronden mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
  2. b. per bouwperceel is ten hoogste 1 hoofdgebouw toegestaan;
  3. c. hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, vrijstaand dienen te worden gebouwd;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aaneen' het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken aan één zijde mag worden aangebouwd aan een ander hoofdgebouw of daaraan gebouwde bijbehorende bouwwerken;
  5. e. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken is maximaal 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen niet daaronder begrepen, een en ander tot een maximale hoogte van 5 meter;
  6. f. in afwijking van de onder e. bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
  7. g. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
  8. h. de afstand van het hoofdgebouw en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot de zijerfscheiding ten minste 2,5 m dient te bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' het hoofdgebouw of aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan één zijde in de zijerfscheiding mag worden gebouwd;
  9. i. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevel(lijn) van het hoofdgebouw minimaal 1 m bedraagt;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  1. k. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 meter;
  2. l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 meter.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis gelden de volgende regels:

    1. 1. tot maximaal 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt.
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² vvo, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 15.1 onder h;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend, met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    6. 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. a. 15.1 onder h:
    1. 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
  2. b. 15.1 onder i. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
  3. c. 15.3 sub 1, onverminderd het bepaalde onder 15.3 sub 3, 5. en 6, om tot maximaal 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits
    1. 1. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    2. 2. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;

Artikel 16 Leiding - Leidingstrook

Link naar de toelichting op de bestemming Leiding - Leidingstrook

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 13 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;
  2. b. andere kabels en leidingen;
  3. c. de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  4. d. overige functioneel met de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' verbonden voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s). Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Leiding -Leidingstrook' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    1. 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    3. 3. het aanbrengen of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en beplantingen;
    4. 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    5. 5. het aanleggen of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen.
  2. b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
    2. 2. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    3. 3. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten zijn.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend mits de veiligheid met betrekking tot de leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor de (permanente) opslag van goederen.

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' uit het plan wordt verwijderd, indien de leidingen ter plaatse zijn verwijderd.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1

Link naar de toelichting op de bestemming Waarde-Archeologie 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld.

17.2 Bouwregels

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' bouwwerken te bouwen.
  2. b. Het in lid a. bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    1. 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
    2. 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 500 m².
  3. c. Een uitzondering op het verbod, zoals bedoeld in lid 17.2, sub b. onder 2, is niet van toepassing als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in lid 17.2, sub b. onder 2, van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten zoals genoemd in lid 17.4 sub a. in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.

17.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 17.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 500 m².
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    4. 4. De voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
    2. 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    3. 3. het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
    6. 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid 17.4 onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud van de gronden betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
    4. 4. betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    5. 5. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    4. 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. De bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
  2. b. De bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie5 voor gronden waar door middel van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Link naar de toelichting op de Algemene regels

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

19.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen

De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres,
entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels en afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van
gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:

  1. a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken
    overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan;
  2. b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.

Dit artikel is niet van toepassing op gronden met de bestemming 'Tuin'.

19.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen

Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:

  1. a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 meter bedraagt, en
  2. b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.

Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

20.1 Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' zijn de gronden primair bestemd als aandachtsgebied voor een plasbrand vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding als genoemd in lid 20.1 onder a. zijn nieuwe kwetsbare objecten en/ of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.
  3. c. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.1 onder b. om nieuwe kwetsbare objecten en/ of beperkt kwetsbare objecten toe te staan, mits:
    1. 1. ingeval van een zeer kwetsbaar object: indien maatregelen worden getroffen aan de bronkant of aan de ontvangende kant, waardoor de kans op een ongewoon voorval of op het overlijden van een persoon als rechtstreeks gevolg van zo'n voorval verwaarloosbaar klein is;
    2. 2. de redenen worden vermeld die er toe hebben geleid om binnen de aanduiding nieuwe zeer kwetsbare, kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen;
    3. 3. de invloed op het groepsrisico, de hulpverlening en het plasbrandaandachtsgebied voldoende is gemotiveerd conform de motiveringseisen van de artikelen 7, 8 en 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.

20.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' wordt gewijzigd of verwijderd, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven en / of het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor ter plaatse is gewijzigd of beëindigd.

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

21.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat dit niet geldt voor de verkoopvloeroppervlakte van een supermarkt;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
  4. d. het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan op grond van de bepalingen van het plan minimaal is voorgeschreven;
  5. e. de bouw van windmolens, mits:
    1. 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
    2. 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 meter wordt overschreden;
    3. 3. de rotordiameter van de windmolens maximaal 2 meter bedraagt.

21.2 Voorwaarden voor de afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

22.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor een bouwkundige danwel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.

22.2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.

22.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.

22.4 Staat van Horeca-activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van horeca kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de omgevingsbelasting van de desbetreffende typen van horecafuncties daartoe aanleiding geeft.

22.5 Lijst van parkeernormen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de Lijst van parkeernormen te wijzigen, in die zin dat:

  1. a. functies met de daarbij behorende parkeernormen kunnen worden gewijzigd, indien nieuwe ontwikkelingen of wet- en regelgeving daartoe aanleiding geven.
  2. b. nieuwe functies met de daarbij behorende parkeernorm kunnen worden toegevoegd;

Artikel 23 Overige Regels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

23.1 Overige regelingen en verordeningen

Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Link naar de toelichting op de Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 24.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

24.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Literatuurwijk.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Vng 2009

Bedrijven:

SBI-
CODE
SBI-
CODE 2008
OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS categorie
nr G
E
U
R
S
T
O
F
G
E
L
U
I
D
G
E
V
A
A
R
groot-ste afstand
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100C 50R 100D 3.2
151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 0 100C 50R 300 4.2
151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100C 50R 100 3.2
151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 50 0 50C 30 50 3.1
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 0 50 10 50 3.1
151 101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 50 3.1
152 102 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 102 2 - conserveren 200 0 100C 30 200 4.1
152 102 3 - roken 300 0 50C 0 300 4.2
152 102 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 300 10 50C 30 300D 4.2
152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 10 50 30 100 3.2
152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 50 3.1
1531 1031 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 300 30 200C 50R 300 4.2
1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 10 50 50R 50 3.1
1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 50 10 100C 10 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 50 10 100C 10 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 10 100C 10 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 300 10 200C 30 300 4.2
1532, 1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 10 100C 10 300 4.2
1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 30 100C 30R 200 4.1
1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 50 300CZ 50R 300 4.2
1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 10 100C 100R 200 4.1
1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 10 300CZ 200R 300 4.2
1543 1042 0 Margarinefabrieken:
1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 100 10 200C 30R 200 4.1
1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 200 10 300CZ 50R 300 4.2
1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100C 50R 100 3.2
1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 100 0 300CZ 50R 300 4.2
1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 50 50 300C 50R 300 4.2
1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100C 50R 100 3.2
1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 30 2
1561 1061 0 Meelfabrieken:
1561 1061 1 - p.c. >= 500 t/u 200 100 300CZ 100R 300 4.2
1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 100 50 200C 50R 200 4.1
1561 1061 Grutterswarenfabrieken 50 100 200C 50 200D 4.1
1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 200 50 200C 30R 200 4.1
1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 300 100 300CZ 50R 300 4.2
1571 1091 0 Veevoerfabrieken:
1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 100 200C 30 300 4.2
1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 50 200C 30 200 4.1
1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 100 300CZ 50R 300 4.2
1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200C 30 200 4.1
1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30C 10 30 2
1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100C 30 100 3.2
1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100C 30 100 3.2
1583 1081 0 Suikerfabrieken:
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 30 50 30 100 3.2
1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 30 50 30R 300 4.2
1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30R 100 3.2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1
1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200D 4.1
1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50R 200 4.1
1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2
1589.2 1089 2 - met poederdrogen 300 50 50 50R 300 4.2
1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1
1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 30 200C 30 300 4.2
1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 30 200C 30R 200 4.1
1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 300 50 300C 50R 300 4.2
1596 1105 Bierbrouwerijen 300 30 100C 50R 300 4.2
1597 1106 Mouterijen 300 50 100C 30 300 4.2
1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50R 100 3.2
16 12 -
16 12 - VERWERKING VAN TABAK
160 120 Tabakverwerkende industrie 200 30 50C 30 200 4.1
17 13 -
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 10 30 300 Z 50 300 4.2
173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
18 14 -
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
19 15 -
19 15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
191 151, 152 Lederfabrieken 300 30 100 10 300 4.2
192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50D 3.1
193 152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
20 16 -
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 16101 Houtzagerijen 0 50 100 50R 100 3.2
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1
21 17 -
21 17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 1711 Vervaardiging van pulp 200 100 200C 50R 200 4.1
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50C 30R 50 3.1
2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 50 200CZ 50R 200 4.1
2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 200 100 300CZ 100R 300 4.2
212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100C 30R 100 3.2
2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100C 30R 100 3.2
2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200CZ 30R 200 4.1
22 58 -
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100C 10 100 3.2
2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
23 19 -
23 19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
2320.1 19201 Aardolieraffinaderijen 1500 100 1500CZ 1500R 1500 6
2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30R 100 3.2
2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 0 100 50R 300 4.2
2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 0 200 50R 300D 4.2
233 201, 212, 244 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 10 10 100 1500 1500D 6
24 20 -
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200C 200R 200D 4.1
2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 100 30 300C 300R 300D 4.2
2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 10 200C 300R 300D 4.2
2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 100 0 200C 100R 200 4.1
2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 200 0 300CZ 200R 300 4.2
2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 300 0 200C 100R 300 4.2
242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 300 30 200C 300R 300D 4.2
2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 200 10 200C 300R 300 4.2
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50R 50 3.1
2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 100 200C 100R 300 4.2
2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 30 50C 50R 300 4.2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2
2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50R 100 3.2
2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50R 50 3.1
2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 30 100C 200R 200D 4.1
247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 30 300C 200R 300 4.2
25 22 -
25 22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 221101 Rubberbandenfabrieken 300 50 300C 100R 300 4.2
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 50 100 50R 200 4.1
2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50R 100D 3.2
252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 222 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100R 200 4.1
252 222 2 - met fenolharsen 300 50 100 200R 300 4.2
252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1
26 23 -
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 231 0 Glasfabrieken:
261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 30 100 300CZ 50R 300 4.2
261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 100 100 30 300 4.2
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1
264 233 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100R 200 4.1
2651 2351 0 Cementfabrieken:
2652 235201 0 Kalkfabrieken:
2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30R 200 4.1
2653 235202 0 Gipsfabrieken:
2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30R 200 4.1
2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 10 100 200 30 200 4.1
2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 10 100 300 30 300 4.2
2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2
2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 30 200 300 Z 30 300 4.2
2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 10 100 3.2
2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 30 200 300 Z 10 300 4.2
2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50R 100 3.2
2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 30 200 300 Z 200R 300 4.2
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 100D 3.2
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 10 30 50 0 50 3.1
267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 10 100 300 10 300 4.2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 50D 3.1
2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 2399 A1 - p.c. < 100 t/u 300 100 100 30 300 4.2
2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 100 200 300CZ 30 300 4.2
2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100C 50 200 4.1
2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100D 3.2
2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1
2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 200 100 300 Z 50 300 4.2
27 24 -
27 24 - VERVAARDIGING VAN METALEN
271 241 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:
271 241 2 - p.c. >= 1.000 t/j 1500 1000 1500CZ 300R 1500 6
272 241 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 300 30 300 4.2
274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 100 100 300 30R 300 4.2
274 244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300C 30R 300 4.2
2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300C 30R 300 4.2
28 25 -
28 25, 31 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
281 251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 50 200 300 Z 30 300 4.2
2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 300 30R 300 4.2
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1
284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1
284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100D 3.2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50D 3.1
2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2851 2561, 3311 10 - stralen 30 200 200 30 200D 4.1
2851 2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100D 3.2
2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50R 100D 3.2
2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30R 100D 3.2
2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2851 2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50R 100 3.2
2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 100 3.2
2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100D 3.2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 10 30 50 10 50D 3.1
287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 30 30 50 10 50 3.1
29 27, 28, 33
29 27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100D 3.2
29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 30 200 30 200D 4.1
29 28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30 300D 4.2
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 -
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 30 2
31 26, 27, 33 -
31 26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 30 30 50 200 4.1
312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1
313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100R 200D 4.1
314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2
315 274 Lampenfabrieken 200 30 30 300R 300 4.2
3162 2790 Koolelektrodenfabrieken 1500 300 1000CZ 200R 1500 6
32 26,33 -
32 26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50D 3.1
3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
33 26, 32, 33 -
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 30 2
34 29 -
34 29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 100 10 200C 30R 200D 4.1
341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 200 30 300 Z 50R 300 4.2
3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30R 200 4.1
3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1
343 293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30R 100 3.2
35 30 -
35 30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
351 301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50R 100 3.2
351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1
352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2
352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30R 300 4.2
353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1
354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30R 100 3.2
355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100D 3.2
36 31 -
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100D 3.2
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50D 3.1
37 38 -
37 38 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING
372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 30 100 300 10 300 4.2
372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 300 50 100 50R 300 4.2
372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 200 200 300C 50 300 4.2
40 35 -
40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
40 35 A4 - kerncentrales met koeltorens 10 10 500C 1500 1500D 6
40 35 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 50 100 30R 100 3.2
40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 50 100 30R 100 3.2
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA 0 0 30C 10 30 2
40 35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50C 30 50 3.1
40 35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100C 50 100 3.2
40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 0 0 300CZ 50 300 4.2
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 0 0 300C 100 300 4.2
40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50C 50R 50 3.1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E1 - stadsverwarming 30 10 100C 50 100 3.2
41 36 -
41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50C 30 50 3.1
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW 0 0 30C 10 30 2
41 36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100C 10 100 3.2
41 36 B3 - >= 15 MW 0 0 300C 10 300 4.2
45 41, 42, 43 -
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 100 3.2
45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 50 3.1
45 41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10 30 50 10 50 3.1
45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 30 2
50 45, 47 -
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 10 10 100 10 100 3.2
5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30R 50 3.1
51 46 -
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30R 50 3.1
5121 4621 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 100 100 300 Z 50R 300 4.2
5122 4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
5123 4623 Grth in levende dieren 50 10 100C 0 100 3.2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50R 50 3.1
5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50R 50 3.1
5134 4634 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10V 30 2
5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50V 50 3.1
5148.7 46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2
5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200R 200D 4.1
5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300R 300D 4.2
5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 30 300 300 10 300 4.2
5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 50 3.1
5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 30 2
5153.4 46735 4 zand en grind:
5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 0 30 100 0 100 3.2
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 30 2
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2
5155.1 46751 Grth in chemische produkten 50 10 30 100R 100D 3.2
5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30R 30 2
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 10 30 100 30 100 3.2
5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 50 3.1
5157.2/3 4677 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 10 30 100 10 100D 3.2
5157.2/3 4677 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 50 3.1
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
518 466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2
60 47 -
60 49 - VERVOER OVER LAND
6021.1 493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 0 10 100C 0 100D 3.2
6023 493 Touringcarbedrijven 10 0 100C 0 100 3.2
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 0 0 100C 30 100 3.2
6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0 0 50C 30 50 3.1
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30C 10 30D 2
63 52 -
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.1 52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 52241 2 - stukgoederen 0 30 300C 100R 300D 4.2
6311.1 52241 7 - tankercleaning 300 10 100C 200R 300 4.2
6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 52241 1 - containers 0 10 300 50R 300 4.2
6311.2 52242 10 - tankercleaning 300 10 100 200R 300 4.2
6311.2 52242 2 - stukgoederen 0 10 100 50R 100D 3.2
6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 30 200 300 30 300 4.2
6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 50 300 200 50R 300 4.2
6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 50 300 300 50 300 4.2
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 30 10 50C 50R 50D 3.1
6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30C 10 30 2
6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100C 30 100 3.2
64 53 -
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30C 0 30 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10C 0 10 1
71 77 -
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50D 3.1
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50D 3.1
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30D 2
72 62
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 58, 63 B Datacentra 0 0 30C 0 30 2
74 63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82 -
74 63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50D 3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30C 10 30 2
7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 50 30 200C 50R 200 4.1
90 37, 38, 39 -
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 200 10 100C 10 200 4.1
9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 10 200CZ 10 300 4.2
9001 3700 B rioolgemalen 30 0 10C 0 30 2
9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30R 50 3.1
9002.1 381 C Vuiloverslagstations 200 200 300 30 300 4.2
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2
9002.2 382 A3 - verwerking radio-actief afval 0 10 200C 1500 1500 6
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30R 100D 3.2
9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 200 300CZ 50 300D 4.2
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30R 30 2
9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 300 200 300 10 300 4.2
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2
9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 200 4.1
9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100R 200 4.1
93 96 -
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50C 30 50 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30R 30 2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2

Cultuur en ontspanning, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen:

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS
- - nummer G
E
U
R
S
T
O
F
G
E
L
U
I
D
G
E
V
A
A
R
G A
R F
O S
O T
T A
S N
T D
E
C
A
T
E
G
O
R
I
E
80 85 - ONDERWIJS
801, 802 852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 0 0 30 0 30 2
803, 804 8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 10 0 30 10 30D 2
85 86 -
85 86 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8511 8610 Ziekenhuizen 10 0 30C 10 30 2
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 0 0 10 0 10 1
8514, 8515 8691, 8692 Consultatiebureaus 0 0 10 0 10 1
853 871 1 Verpleeghuizen 10 0 30C 0 30 2
853 8891 2 Kinderopvang 0 0 30 0 30 2
91 94
91 94 - DIVERSE ORGANISATIES
9111 941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) 0 0 10 0 10 1
9131 9491 Kerkgebouwen e.d. 0 0 30 0 30 2
9133.1 94991 A Buurt- en clubhuizen 0 0 30C 0 30D 2
9133.1 94991 B Hondendressuurterreinen 0 0 50 0 50 3.1
92 59 -
92 59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
921, 922 591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30C 10 30 2
9213 5914 Bioscopen 0 0 30C 0 30 2
9232 9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen 0 0 30C 0 30 2
9233 9321 Recreatiecentra, vaste kermis e.d. 30 10 300 10 300D 4.2
9234 8552 Muziek- en balletscholen 0 0 30 0 30 2
9234.1 85521 Dansscholen 0 0 30C 0 30 2
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 0 0 10 0 10 1
9253.1 91041 Dierentuinen 100 10 50C 0 100 3.2
9253.1 91041 Kinderboerderijen 30 10 30C 0 30 2
926 931 0 Zwembaden:
926 931 1 - overdekt 10 0 50C 10 50 3.1
926 931 2 - niet overdekt 30 0 200 10 200 4.1
926 931 A Sporthallen 0 0 50C 0 50 3.1
926 931 B Bowlingcentra 0 0 30C 0 30 2
926 931 C Overdekte kunstijsbanen 0 0 100C 50R 100 3.2
926 931 D Stadions en open-lucht-ijsbanen 0 0 300C 50R 300 4.2
926 931 E Maneges 50 30 30 0 50 3.1
926 931 F Tennisbanen (met verlichting) 0 0 50C 0 50 3.1
926 931 G Veldsportcomplex (met verlichting) 0 0 50C 0 50 3.1
926 931 H Golfbanen 0 0 10 0 10 1
926 931 I Kunstskibanen 0 0 30C 50R 50 3.1
926 931 0 Schietinrichtingen:
926 931 1 - binnenbanen: geweer- en pistoolbanen 0 0 200C 10 200 4.1
926 931 10 - buitenbanen met voorzieningen: pistoolbanen 10 0 1000 200 1000 5.3
926 931 11 - buitenbanen met voorzieningen: boogbanen 0 0 30 30 30 2
926 931 2 - binnenbanen: boogbanen 0 0 10C 10 10 1
926 931 3 - vrije buitenbanen: kleiduiven 0 0 200 300 300 4.2
926 931 4 - vrije buitenbanen: schietbomen 0 0 500 1500 1500 6
926 931 5 - vrije buitenbanen: geweerbanen 10 0 1500 1500 1500 6
926 931 6 - vrije buitenbanen: pistoolbanen 10 0 1500 1500 1500 6
926 931 7 - vrije buitenbanen: boogbanen 0 0 10 200 200 4.1
926 931 8 - buitenbanen met voorzieningen: schietbomen 10 0 300 500 500 5.1
926 931 9 - buitenbanen met voorzieningen: geweerbanen 10 0 1000 1500 1500 6
926 931 A Skelter- en kartbanen, in een hal 10 0 50 10 50 3.1
926 931 B Skelter- en kartbanen, open lucht, < 8 uur/week in gebruik 50 30 500 30 500 5.1
926 931 C Skelter- en kartbanen, open lucht, >=8 uur/week in gebruik 50 50 1000Z 30 1000 5.3
926 931 D Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., < 8 uur/week in gebruik 100 50 700 50 700 5.2
926 931 E Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., >=8 uur/week in gebruik 100 100 1500Z 50 1500 6
926 931 F Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30C 0 30 2
926 932 G Jachthavens met diverse voorzieningen 10 10 50C 30 50 3.1
9271 9200 Casino's 10 0 30C 0 30 2
9272.1 92009 Amusementshallen 0 0 30C 0 30 2
9272.4 93299 Modelvliegtuig-velden 10 0 300 100 300 4.2
93 93 -
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 10 1
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen:
9303 9603 1 - uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1
9303 96031 2 - begraafplaatsen 0 0 10 0 10 1
9303 96032 3 - crematoria 100 10 30 10 100 3.2
9304 9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30C 0 30 2
9305 9609 A Dierenasiels en -pensions 30 0 100C 0 100 3.2
9305 9609 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10C 0 10D 1

Verklaring van gebruikte afkortingen:

< kleiner dan d dag

> groter dan w week

= gelijk aan j jaar

cat. categorie B bodemverontreiniging

e.d. en dergelijke C continue

kl. klasse D divers

n.e.g. niet elders genoemd L luchtverontreiniging

o.c. opslagcapaciteit R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogeljk van toepassing )

p.c. productiecapaciteit V vuurwerkbesluit van toepassing

p.o. productieoppervlak G goederenvervoer

v.c. verwerkingscapaciteit P personenvervoer

u uur

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

SBI-1993 SBI-2008 nr. OMSCHRIJVING categorie
01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 0162 KI-stations B
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 1071 1 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg meel/week B
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 3 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 10821 6 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer B
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) C
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 581 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 1814 A Grafische afwerking A
2223 1814 B Binderijen B
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten B
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten B
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken C
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² B
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28 25 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie B
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie B
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B
40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA B
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E2 - blokverwarming B
41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW B
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 45204 B Autobeklederijen A
5020.5 45205 Autowasserijen B
503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 4634 Grth in dranken C
5135 4635 Grth in tabaksprodukten C
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton C
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 5153 1 - algemeen C
5153 4673 2 - indien b.o. =< 2000 m2 B
5153.4 5153.4 4 zand en grind:
5153.4 46735 6 - indien b.o. =< 200 m² B
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 5154 1 - algemeen C
5154 4674 2 - indien b.o. =<2.000 m² B
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen C
518 466 2 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voor de bouwnijverheid C
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
5249 4778 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven B
6024 494 1 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² C
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 50, 51 - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 791 Reisorganisaties A
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C
642 61 A Telecommunicatiebedrijven A
642 61 B0 zendinstallaties:
642 61 B2 - FM en TV B
65, 66, 67 64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70 41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed A
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 58, 63 B Datacentra B
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 84 A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 8425 Brandweerkazernes C
80 85 - ONDERWIJS
801, 802 852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85 86 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 8691, 8692 Consultatiebureaus A
853 871 1 Verpleeghuizen B
853 8891 2 Kinderopvang B
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 B rioolgemalen B
91 94 - DIVERSE ORGANISATIES
9111 941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 9491 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 94991 A Buurt- en clubhuizen B
92 59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 5914 Bioscopen C
9232 9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 8552 Muziek- en balletscholen B
9234.1 85521 Dansscholen B
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
926 931 0 Zwembaden: overdekt C
926 931 A Sporthallen B
926 931 B Bowlingcentra B
926 931 0 Schietinrichtingen:
926 931 2 - binnenbanen: boogbanen A
926 931 F Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 9200 Casino's C
9272.1 92009 Amusementshallen B
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B
9301.3 96013 B Wasserettes, wassalons A
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 9609 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie 1 (ondergeschikte horeca)

een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.

Categorie 2 (logies of zaalaccommodatie)

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten.

Categorie 3 (lichte horeca)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- of theehuis.

Categorie 4 (middelzware horeca)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé.

Categorie 5 (zware horeca)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren, zoals, een discotheek/bar-dancing/danscafé of een partycentrum.

Bijlage 4 Lijst Van Parkeernormen

De parkeernormen in deze lijst zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals gepubliceerd in de CROW-publicatie 'Kencijfers en verkeersgeneratie' 317. De volgende normen, uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, zitplaats, baan dan wel bedrijfsvloeroppervlak (afgekort: bvo) zijn van toepassing. Voor dit gebied geldt een norm voor sterk stedelijk gebied in de rest bebouwde kom.

Bedrijfsverzamelgebouw 3,0 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief 1,1 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief 2,3 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie) 2,4 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Kantoor (zonder baliefunctie) 1,8 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Supermarkt:
Buurtsupermarkt
Discountsupermarkt
Full service supermarkt (laag en middellaag prijsniveau)
Full service supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau)

4,2 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
7,1 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
6,1 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
5,6 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Tuincentrum (incl. buitenruimte) 2,7 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Kringloopwinkel 1,7 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Café/Bar/Cafetaria 6,7 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Restaurant 13,3 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Theater 10,7 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Wellness 9,3 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Kinderspeelcentrum 7,4 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Gezondheidscentrum 2,3 parkeerplaatsen per behandelkamer
(Tand)arts/Maatschap/Therapeut 2,5 parkeerplaatsen per behandelkamer (met een min. van 3pp/praktijk)
Sociaal cultureel centrum / wijkgebouw 2,9 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Kerk, religieuze instelling 0,2 parkeerplaatsen per bidplaats
Crèche/Peuterspeelzaal/KDV - parkeerplaatsen per 100m2 bvo op basis van rekentool CROW
Basisschool - parkeerplaatsen per leslokaal op basis van rekentool CROW
Middelbare school 5,0 parkeerplaatsen per 100 leerlingen
Dagopvang /dagbesteding 0,8 parkeerplaats per werknemersplaats
Verpleeg- en verzorgingshuis 0,7 parkeerplaats per wooneenheid
Sporthal/gymzaal (met avondfunctie) 2,8 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Sportschool/dansstudio/fitnessstudio 4,9 parkeerplaatsen per 100m2 bvo
Tennisclub 2,9 parkeerplaatsen per baan
Sportvelden 25,6 parkeerplaatsen per hectare netto terrein
Volkstuinen 1,4 parkeerplaatsen per 10 tuinen
Koopwoning (grondgebonden):
Vrijstaand
Twee-onder-een-kap
Tussen/hoek

2,1 parkeerplaatsen per woning
2,0 parkeerplaatsen per woning
1,8 parkeerplaatsen per woning
Huurwoning (grondgebonden):
Vrije sector
Sociaal

1,8 parkeerplaatsen per woning
1,5 parkeerplaatsen per woning
Appartement
< 60m2 gbo
61-90m2 gbo
91-120m2 gbo
> 120m2 gbo

1,0 parkeerplaats per woning
1,5 parkeerplaatsen per woning
1,7 parkeerplaatsen per woning
1,9 parkeerplaatsen per woning
Studentenwoning 0,3 parkeerplaats per kamer
Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten) 0,7 parkeerplaats per kamer
Aanleunwoning, serviceflat (zelfstandige woning met beperkte voorziening) 1,1 parkeerplaatsen per woning

De parkeernormen voor niet genoemde functies worden door de verkeerskundig specialist van de gemeente Almere op basis van de meeste recent gepubliceerde kengetallen CROW, publicatie 317, gesteld. De gemeente is verantwoordelijk voor het aandeel parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Om overmaat te voorkomen wordt daarbij de parkeerbalans gehanteerd. Met dit instrument wordt de (on)balans tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied in kaart gebracht, zodat parkeeroplossingen op maat kunnen worden aangeboden. Of gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen mogelijk is, zal per situatie beoordeeld moeten worden.

In de balans kan worden gerekend met dubbelgebruik, hiervoor is het noodzakelijk dat parkeerplaatsen te allen tijden openbaar toegankelijk zijn. Voor deze berekeningen worden aanwezigheidspercentages gehanteerd. Ook de aanwezigheidspercentages worden door de verkeerskundig specialist van de gemeente Almere vastgesteld op basis van eerder genoemde publicatie.

Bijlage 5 Eisen Wet Geluidhinder

Eisen voor gronden vallend binnen de zone van een weg of rail in de zin van de Wet Geluidhinder

  1. 1. Laagbouw woningen (maximaal 3 bouwlagen) komen in aanmerking voor een hogere waarde mits voldaan is aan het volgende:
    1. a. er is minimaal 1 stille zijde per woning.

Een stille zijde wordt gedefinieerd als een gevel (of geveldeel) die niet rechtstreeks wordt belast met een geluidsniveau boven de voorkeurswaarde.

    1. a. een buitenruimte op de begane grond dient zo mogelijk aan de meest geluidsluwe zijde geprojecteerd te zijn.
  1. 2. Ingeval er geen maatregelen getroffen kunnen worden om overschrijding van de voor de situatie geldende maximale geluidsbelasting te voorkomen, dan geldt het volgende:

de aan de Wet geluidhinder te toetsen gevels (en evt. dak) van het gebouw/object dienen dusdanig te zijn uitgevoerd/afgeschermd dat deze niet meer hoeven te worden getoetst aan de Wet geluidhinder.

b.v. de desbetreffende gevels als 'dove gevel' zoals gedefinieerd in de Wgh uitvoeren, of het toepassen van vliesgevels en daar gelijk gestelde (innovatieve) oplossingen, e.e.a. in overleg met de gemeente toe te passen. Voor complexe situaties is het aan te bevelen in overleg te treden met bevoegd gezag.

Bijlage 6 Waarde - Archeologie 5

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) primair bestemd voor de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in het gebied.


4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. a. deze bouwwerken voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2 onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de herkenbaarheid, inrichting en/ of markering van de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 10 m en een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  3. c. ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen geen bouwwerken worden gebouwd.


4.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 4.2 bedoelde verbod voor
    bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
    4. 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2. en 3. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.


4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. Het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
    2. 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    3. 3. Het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
    6. 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
    8. 8. Alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid 4.4 onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  4. d. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  5. e. De voorwaarden als bedoeld onder 1, 2. en 3. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.


4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn ondergebracht.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat bestemmingsplannen een geldigheidsduur van tien jaar hebben. Als deze periode afloopt, moet een nieuw bestemmingsplan of een nieuwe beheersverordening de regeling voor gebruik en bebouwing van gronden overnemen. In het kader van deze wettelijk voorgeschreven actualisatieplicht voor bestemmingsplannen is een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het gebied Literatuurwijk. Omdat er in het plan een aantal kleinschalige, maar wel nieuwe ontwikkelingen als gevolg van het overnemen van nieuw beleid en nieuwe wet- en regelgeving is verwerkt, is het niet mogelijk een beheersverordening in plaats van een bestemmingsplan op te stellen.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

Voorliggend plangebied betreft het woongebied Literatuurwijk en het bedrijventerrein De Binderij, westelijk begrensd door de Hogering, noordelijk door de Flevolijn en de Hollandsedreef, oostelijk door de Havendreef en zuidelijk door de bedrijventerreinen Gooisekant en De Uitgeverij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0003.png"

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

In het plangebied zijn nu drie bestemmingsplannen van toepassing. Hieronder is aangegeven wat de belangrijkste bestemming is en het jaar van vaststelling of goedkeuring van het plan.

Bestemmingsplan Belangrijkste bestemming Goedgekeurd door GS of vastgesteld door B&W*
Bestemmingsplan 2J Woondoeleinden 15 november 1995
Uitwerkingsplan Literatuurwijk West I Woondoeleinden * 26 september 2000
Uitwerkingsplan Literatuurwijk West II 2.J.3 P t/m T Woondoeleinden * 3 juli 2001
* goedkeuring door GS niet nodig gezien de regeling in het 'moederplan'

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk Relevante beleidskaders) en de Omgevingstoets (hoofdstuk Omgevingstoets). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk Implementatie) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken Plangebied

Het plangebied ligt in de zuidwesthoek van het Stadsdeel Stad. Het gebied is eind jaren negentig van de vorige eeuw en begin 21e eeuw ontwikkeld.

Het plangebied betreft een woonwijk met buurten die rond een centrale groen ruimte zijn gelegen. Precies in het midden van deze centrale groene ruimte liggen de winkels en de belangrijkste wijkvoorzieningen. Binnen de structuur van buurten past het bedrijventerreinen de Binderij op vanzelfsprekende wijze.

2.2 Nieuwe Ontwikkelingen

Dit bestemmingsplan betreft voornamelijk een actualisatie van het geldende bestemmingsplan van het gebied. Het plangebied is al gerealiseerd. Het gaat met name om het actualiseren van het planologisch regime naar huidig beleid en het huidige gebruik. Daarom is dit bestemmingsplan vooral conserverend van karakter, maar voorzien van voldoende globaliteit en flexibiliteit. Dat betekent dat in principe bestemd wordt wat er nu is, met een verruiming waar dat mogelijk is. In enkele gevallen is er echter voor gekozen om de ruimere mogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan over te nemen.

Voor twee deelgebieden is er wel een verruiming/functiewijziging ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een transformatiemogelijkheid van twee bestaande kantoorpanden naar wonen en de mogelijkheid van functiemening op het bedrijventerrein De Binderij.

Overheden dienen op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) nieuwe stedelijke ontwikkeling conform de ladder voor duurzame verstedelijking te motiveren. Het toestaan van nieuwe functies binnen bestaand bebouwd gebied kan een nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in art. 3.1.6 lid 2 van het Bro zijn. Hieronder wordt per mogelijke functiewijziging ingegaan op de ladder.

Transformatiemogelijkheid naar woningen van twee kantoorpanden

In dit bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om 2 bestaande kantoorpanden op De Binderij (nr. 65 en nr. 67) te transformeren naar wonen. Beide panden kampen al langere tijd met leegstand. Voor beide panden zijn er plannen om deze om te bouwen tot studio's of kleine appartementen. Vanuit de gemeente is aangegeven positief te staan tegenover de omkleuring.

De behoefte aan en de vraag naar kleine en betaalbare woningen kan op verschillende wijzen worden onderbouwd. Allereerst kan uit woonwensenonderzoek worden gefilterd hoe groot de vraag is naar goedkope woningen. Daarnaast kan uit de verhuurgegevens van de Almeerse corporaties een beeld worden geschetst van de populariteit van dergelijke woningen. Dit bij elkaar vormt de onderbouwing van de transformatiemogelijkheid naar wonen van de kantoorpanden aan de Binderij.

Woningmarktonderzoek

De gemeente Almere heeft in 2015 (samen met o.a. Stadsregio Amsterdam en woningcorporatie Ymere) deelgenomen aan het onderzoek Wonen in de regio Amsterdam 2015. In het onderzoek (met meer dan 1.600 respondenten in Almere) worden de respondenten onder andere bevraagd op hun huidige woonsituatie en hun woonwensen. Ruim de helft van de huishoudens in Almere is in meer of mindere mate verhuisgeneigd. Circa 24% van de huishoudens wil zeker binnen twee jaar verhuizen terwijl 27% misschien binnen twee jaar wil verhuizen. In totaal zijn er ruim 28.000 huishoudens die verhuisgeneigd zijn, en in Almere zouden willen wonen. Dit zijn zowel huishoudens die al in Almere wonen en daar willen blijven wonen, als ook huishoudens die in de regio wonen en aangeven naar Almere te willen verhuizen. Van de verhuisgeneigden wil 41% een sociale huurwoning (een woning met een huur tot €711). Iets meer dan een kwart van de respondenten wil een goedkope koopwoning (tot € 249.000). De rest wil een middeldure of dure huur- dan wel koopwoning. Verder wil iets minder dan de helft van de verhuisgeneigden (45%) verhuizen naar een meergezinswoning.

Verhuur corporatiewoningen

Alle sociale huurwoningen (woningen met een maximale huur van € 710,68) in Almere worden verdeeld via Woningnet. Alle vraag en aanbod aan sociale huurwoningen komen daar bij elkaar. Momenteel (cijfers 2e kwartaal 2016) staan er ruim 35.000 huishoudens ingeschreven. Een aanzienlijk aantal aangezien er in Almere totaal circa 81.000 huishoudens leven. Meer dan 40% staat dus ingeschreven voor een sociale huurwoning. Sinds enige jaren worden de beschikbare sociale huurwoningen in Almere verdeeld volgens twee methodes: de helft wordt toegewezen op basis van inschrijftijd, de andere helft van de woningen wordt verloot. In het onderstaande overzicht staat de benodigde inschrijftijd voor een sociale huurwoning:

Kwartaal 2015 - 1 2015 - 2 2015 - 3 2015 - 4 2016 -1 2016 - 2
Benodigde inschrijftijd 7,3 jaar 7,4 jaar 7,1 jaar 7,0 jaar 7,0 jaar 7,1 jaar

Gemiddeld staan huishoudens dus circa 7 jaar ingeschreven voordat ze een woning hebben.

Conclusie

Zowel uit de vraag naar goedkope huurwoningen, als ook uit de daadwerkelijke verhuurgegevens blijkt dat er een aanzienlijke behoefte bestaat aan goedkope huurwoningen.

Functiemenging op De Binderij

Daarnaast worden op De Binderij naast bedrijven tevens maatschappelijke (niet geluidgevoelige) en overige voorzieningen toegestaan. Het betreft hier een verruiming van de gebruiksmogelijkheden, zonder dat er extra ruimtebeslag plaatsvindt. Bovendien betreft het hier functies waarvoor in Almere onvoldoende vestigingslocaties geboden worden als gevolg van de planmatige opzet van Almere en de oorspronkelijke scheiding van functies. Veel lokale voorzieningen die passen in of bij woonwijken, komen nu op bedrijventerreinen terecht vanwege gebrek aan (passende) ruimte. Feitelijk vindt er nu min of meer een inhaalslag plaats van het zoeken naar geschikte vestigingsmilieu 's voor met name bevolkingsvolgende voorzieningen. Het mogelijk maken van deze voorzieningen binnen de bedrijvenbestemming zal niet leiden tot leegstand elders in de stad waar deze voorzieningen al wel mogelijk zijn. Terwijl het benutten van beschikbare gronden/panden door transformatie toe te staan naar diverse maatschappelijke of overige voorzieningen, waarbij het gebruik ten behoeve van reguliere bedrijvigheid mogelijk blijft, leegstand ter plaatse voorkomt en een rendabele exploitatie van de panden mogelijk maakt.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Gemengd - 1

Deze bestemming betreft het binnenstedelijke bedrijventerrein De Binderij. De panden De Binderj 65 en 67 vallen niet onder deze bestemming. Hiervoor geldt de bestemming Gemengd - 5.

Functionele mogelijkheden

De hoofdactiviteit op De Binderij bestaat uit bedrijfsactiviteiten. Daarnaast zijn er enkele panden in gebruik als kantoor en vinden er enkele activiteiten plaats op het gebied van gezondheidszorg en persoonlijke dienstverlening.

Op grond van het bestemmingsplan 2J zijn/waren hier bedrijven tot en met categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan en kantoren. Beleidsmatig is het sinds de vasstelling van de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) de intentie om op binnenstedelijke bedrijventerreinen een ruimer vestigingsklimaat te bieden en andere functies (functiemenging) toe te staan. In de opvolger van de GVV, de Gemeentelijke Visie Werklocaties in Almere (GVW, 2016), is dit beleid voortgezet, waarbij het beleid aangeeft dat op de meeste binnenstedelijke werkmilieus alleen bedrijven in de categoriën A, B of C van de functiemengingslijst kunnen worden geaccomodeerd. Naar aanleiding van de zienswijzen die op het ontwerpbestemmingsplan zijn ingediend, is echter gebleken dat op De Binderij een relatief groot aantal bedrijven aanwezig is dat niet past in de functiemengingslijst. Daarom is er voor gekozen om voor De Binderij toch de functiescheidingslijst toe te passen, afgestemd op de bestaande situatie en de mogelijke realisatie van woningen in twee bestaande kantoorpanden aan de rand van het terrein. Middels aanduidingen is op de verbeelding aangegeven waar maximaal milieucategorie 3.2 dan wel 3.1 is toegestaan. Zie voor de motivering van de milieucategoriën hoofdstuk 5.6.

De in dit bestemmingsplan toegestane 'andere functies' dan bedrijfsactiviteiten betreffen maatschappelijke voorzieningen (niet geluidgevoelig) en voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie.

Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen vallen in beginsel ook kinderdagverblijven en scholen. Kinderdagverblijven en ook onderwijsgebouwen zijn echter geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder. De (gevel)belasting van geluidsgevoelige objecten mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de toe te kennen hogere waarde. Dit is lastig te realiseren zonder bouwkundige maatregelen te nemen of een hogere waarde toe te kennen. Ook kan een geluidsgevoelige functie beperkend werken voor omliggende bedrijven. Daarom zijn maatschappelijke voorzieningen wel overal binnen de bestemming 'Gemengd - 1' toegestaan, maar geluidsgevoelige, zoals kinderdagverblijven niet.

kantoren/kantoorhoudendheid

Op grond van het bestemmingsplan 2J waren zelfstandige kantoren toegestaan op De Binderij. Op grond van het beleid, nl. GVW (2016) (zie Relevante beleidskaders en Werk in de stad) worden in dit bestemmingsplan voorwaarden gesteld aan de vestiging van nieuwe kantoren (afwijkingsregeling). Per vestiging mag de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 1500 m² bedragen en mag het gezamenlijk grondoppervlak niet meer bedragen dan 25% van het bebouwd gebied. Als in één pand meerdere functies zijn gehuisvest, waaronder één of meerdere kantoren, telt dus alleen (maximaal) het bebouwde grondoppervlakte mee voor de 25%-bepaling. De bestaande kantoren zijn op de verbeelding aangeduid. Nieuwvestiging buiten deze aanduidingen kan dus alleen na afwijking onder de hiervoor geschetste voorwaarden.

Bedrijven mogen tot maximaal 50% per bedrijf bij het bedrijf behorende kantooractiviteiten verrichten (kantoorhoudendheid).

Afhaalpunten

Afhaalpunten zijn op grond van het beleid (Detailhandelsvisie 2014, uitwerking Afhaalpunten, zie Relevante beleidskaders en Werk in de stad) onder de voorwaarde dat de locatie een directe en korte aansluiting heeft op de hoofdwegenstructuur op bedrijventerreinen toegestaan. De Binderij heeft een korte en directe aansluiting op de hoofdwegenstructuur. Afhaalpunten zijn daarom bij recht mogelijk.

Webwinkels

Een webwinkel is een logistieke bedrijfsactiviteit waarbij geen sprake is van fysiek klantcontact en verkoop en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt. Hierbij is geen sprake van detailhandel, maar van een bedrijf. Webwinkels zijn op De Binderij toegestaan, als bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel, waarbij wel sprake is van fysiek klantcontact of eeen showroom is daarentegen een vorm van reguliere detailhandel en daarom niet toegestaan binnen het plangebied.

Detailhandel

Reguliere detailhandel is niet toegestaan op De Binderij. Overeenkomstig de Detailhandelsvisie 2014 is detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit alleen nog toegestaan bij productiebedrijven, tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

Op grond van de Detailhandelsvisie 2014 is uitbreiding van perifere detailhandel niet gewenst op De Binderij. De vestiging van nieuwe perifere detailhandel, met uitzondering van detailhandel in ABC-goederen, is net als in het vorige bestemmingsplan niet toegestaan.

Kringloopwinkels zijn na afwijking toegestaan onder de voorwaarde dat het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.

Horeca

In de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 (bijlage 2 bij de GVW 2016) wordt als algemeen uitgangspunt gesteld dat horeca daar thuis hoort waar ook detailhandel primair hoort als ondersteuning van de centrumfuncties. Dus vanuit de optiek van de centra is meer horeca toestaan op de bedrijventerreinen eigenlijk geen wenselijke optie. In dit betemmingsplan is voor De Binderij daarom alleen ondergeschikte horeca mogelijk gemaakt. Naar aanleiding van concrete initiatieven kan, binnen randvoorwaarden, via een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan besloten worden horeca in de categorie 2 t/m 5 toe te staan op basis van de GVW.

Wonen

De bestaande bedrijfswoningen op De Binderij hebben een aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen. Hier zijn alleen bedrijfswoningen toegestaan en geen 'burger'woningen. In de bedrijfswoning is de combinatie met de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan. Er zijn geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan (zie voor de motivering hoofdstuk 5.6).

Zie voor meer informatie over de regeling betreffende aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis paragraaf 3.2.12.

Bebouwing

De bouwhoogte en het bebouwingspercentage zijn uit het vorige bestemmingsplan overgenomen.

In artikel 3 zijn de planregels van de bestemming Gemengd - 1 opgenomen.

3.2.2 Gemengd - 2

De bestemming Gemengd-2 is van toepassing op kleinschalige bedrijfsunits verspreid gelegen over het plangebied.

Functionele mogelijkheden

Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan.

bedrijven (behorende tot ten hoogste categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging)
In deze bestemming zijn bedrijven tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegestaan. Ook is bij het bedrijf behorende horeca en detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit toegestaan. Webwinkels (geen fysiek klantcontact, alleen verzending van goederen) die onder het begrip 'bedrijf' vallen zijn ook toegestaan.

detailhandel
Alle vormen van detailhandelsvestigingen zijn op grond van deze bestemming toegestaan, waaronder ook een internetwinkel. Die valt immers onder het begrip 'detailhandel'.

dienstverlening, inclusief ondergeschikte bijbehorende workshops
Onder de functie dienstverlening vallen bedrijfsfuncties waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Daarbij kan een balie aanwezig zijn, maar dat hoeft niet. Het gaat bijvoorbeeld om een belwinkel, accountantskantoor of reclamebureau.

kantoor
Binnen deze bestemming zijn kantoren, al dan niet in combinatie met de aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening toegelaten. Binnen de kantoorbestemming zijn ook vergader- en congresfaciliteiten mogelijk.

maatschappelijke voorzieningen
Dit zijn in het plangebied met name scholen en kinderdagverblijven, maar ook andere maatschappelijke functies, zoals een gezondheidscentrum of religieuze instelling vallen hieronder. Nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn uitsluitend toegestaan als wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

wonen
Binnen deze gemengde bestemming is, op de locaties die de aanduiding 'wonen' hebben, ook wonen toegestaan. Het wonen mag in combinatie met de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel met bedrijfsactiviteiten aan huis. Zie daarvoor paragraaf 3.2.12.

Bebouwing
De maximale bouwhoogten en bebouwingspercentages zijn conform de huidige en/of vergunde situatie.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet er op eigen terrein voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit Lijst van parkeernormen bij de regels.

In artikel 4 zijn de planregels van de bestemming Gemengd - 2 opgenomen.

3.2.3 Gemengd - 3

Functionele mogelijkheden

Deze bestemming betreft de voormalige basisschool de Limmerick en tijdelijke vestiging van het Groenhorst College aan de Betje Wolffstraat 5, het wijkcentrum Het Boegbeeld en aangrenzende gebouwen en het buurtwinkelcentrum (Vomar). Al deze gebieden hadden in het bestemmingsplan 2J de bestemming Woondoeleinden II, waarbinnen een grote verscheidenheid aan gebruik was toegestaan. Deze gebruiksmogelijkheden zijn in dit bestemmingsplan overgenomen om zoveel mogelijk flexibilieit te bieden voor een eventuele herontwikkeling. Zo zijn er maatschappelijke voorzieningen (zoals een kinderdagverblijf), dienstverlening, een speelterrein, bedrijven tot maximaal milieucategorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging en wonen toegestaan. Detailhandel is alleen in het buurtwinkelcentrum toegestaan. In verband met de grote verkeersaantrekkende werking van een supermarkt, het frequente aantal te verwachten verkeersbewegingen als gevolg van korte bezoeken, het laden en lossen en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor het woon- en leefklimaat, is een supermarkt alleen toegestaan waar dat is aangeduid op de verbeelding. Webwinkels (geen fysiek klantcontact, alleen verzending van goederen) zijn ook toegestaan (zie het begrip bedrijf). Ondergeschikte horeca, als onderdeel van één van de andere toegestane functies, is binnen deze bestemming overal mogelijk. Het wonen mag in combinatie met de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel met bedrijfsactiviteiten aan huis. Zie daarvoor paragraaf 3.2.12.

Met name voor de locatie Betje Wolffstraat 5 is de verwachting dat deze locatie in de toekomst zal worden getransformeerd naar een woongebied. Ontwikkelingen met ander gebruik worden echter ook niet uitgesloten.

Bebouwing

In beginsel zijn de maximale bouwhoogten overgenomen uit het bestemmingsplan 2J om zoveel mogelijk flexibiliteit te bieden bij een eventuele herontwikkeling. Deze bouwhoogtes kunnen dus hoger zijn dan de bestaande situatie. Voor de locatie Betje Wolffstraat 5 is echter een lagere hoogte (namelijk maximaal10 m.) opgenomen voor de bestaande bebouwing dan op grond van het bestemmingsplan 2J mogelijk was (die was 15 m. voor getapelde bouw). De motivering hiervoor luidt als volgt : De bestaande bebouwing is gelegen in het verlengde van een hoekperceel. Een hoogte van 15 meter zou vanuit stedenbouwkundig oogpunt ten opzichte van deze hoeksituatie niet bezwaarlijk zijn. Aan de zijde Clare Lennartstraat is het wegprofiel in beginsel ook voldoende breed om een hoogte van 15 meter op te vangen. Echter, vanwege de schaduwwerking in de maanden september/oktober is het wenselijker om voor het bouwvlak zoals opgenomen in het bestemmingsplan (ter plaatse van het bestaande schoolgebouw) een maximale hoogte van 10 meter op te nemen. Op grotere afstand van de woningen, richting de busbaan, zou in verband met het groengebied aan de overzijde van de busbaan, een hogere hoogte (dan 15 m.) juist wenselijker zijn. Een dergelijke ontwikkeling is op dit moment echter nog niet aan de orde en daarom ook niet opgenomen in dit bestemmingsplan. De verwachting is echter dat het gebied in de toekomst getransformeerd zal worden tot een woongebied, waarbij rekening moet worden gehouden met een oplopende hoogte naarmate de afstand tot de bestaande woningen groter is.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet er voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit Lijst van parkeernormen bij de regels.

In artikel 5 zijn de planregels van de bestemming Gemengd - 3 opgenomen.

3.2.4 Gemengd - 4

Deze bestemming betreft bestaande maatschappelijke voorzieningen, zoals een school, een creche en het gezondheidscentrum/woonzorgcentrum De Archipel, waar op grond van de bestemming in het 'Uitwerkingsplan Literatuurwijk West I' maatschappelijke voorzieningen en wonen waren toegestaan.

Functionele mogelijkheden

De gebruiksmogelijkheden uit het uitwerkingsplan zijn in dit bestemmingsplan overgenomen (wonen en maatschappelijke functies inclusief een speelterrrein). Het wonen mag in combinatie met de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel met bedrijfsactiviteiten aan huis. Zie daarvoor paragraaf 3.2.12. Het bestaande restaurant, De Ziel, is met de aanduiding 'horeca' op de verbeelding opgenomen en is daarmee positief bestemd. Voor het overige is ondergeschikte horeca toegestaan als onderdeel van een maatschappelijke functie.

Bebouwing

De maximale bouwhoogten zijn gebaseerd op de huidige en/of vergunde situatie. Bij uitbreidingen en gebruikswijzigingen moet er voorzien worden in voldoende mogelijkheden voor parkeren en laden en lossen conform de parkeernorm uit Lijst van parkeernormen bij de regels.

In artikel 6 zijn de planregels van de bestemming Gemengd - 4 opgenomen.

3.2.5 Gemengd - 5

Deze bestemming betreft de percelen De Binderij 65 en 67. De hier gerealiseerde kantoorpanden kampen al langere tijd met leegstand. Voor beide panden zijn de afgelopen jaren verscheidene verzoeken ingediend om te mogen transformeren naar wonen of (nr. 65) een vorm van short stay .

De GVW biedt de mogelijkheid om mee te werken aan een transformatie naar wonen aan de randen van binnenstedelijke bedrijventerreinen. (zie hierover hoofdstuk 3.3 Werk in de stad en hoofdstuk 5.6Bedrijven en milieuzonering)

Om vanuit het bestemmingsplan deze transformatiewens zoveel mogelijk te faciliteren, hebben beide percelen een gemengde bestemming gekregen waarbinnen wonen en short stay rechtsreeks mogelijk is.

Uit het geluidsonderzoek (zie hiervoor hoofdstuk 5.3) is gebleken dat de voorkeurswaarden voor zowel weg- als railverkeerslawaai worden overschreden, maar dat het mogelijk is hogere waarden te verlenen (zie het besluit hogere waarde d.d. 8-1-2018 in bijlage 3). De geluidsbelasting als gevolg van de Flevolijn en de Hollandsedreef levert een milieugezondheidskwaliteit op die wordt gekwalificeerd als matig tot zeer matig. Voor wonen op een bedrijventerrein wordt een lagere woonkwaliteit acceptabel geacht dan in reguliere woonwijken. Om hier toch een voldoende woonkwaliteit te garanderen wordt de eis gesteld dat elke woning dient te zijn voorzien van minimaal één geluidsluwe gevel en zo mogelijk van een geluidsluwe buitenruimte.

Naast wonen blijft ook het gebruik ten behoeve van kantoren, bedrijven en maatschappelijke en 'overige' voorzieningen mogelijk, net als op de rest van De Binderij, met dien verstande dat de maximale milieucategorie in beginsel is beperkt tot categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009. Voorwaarde voor alle gebruiksmogelijkheden is dat er voldoende parkeergelegenheid voor het gewenste gebruik wordt gerealiseerd.

Het wonen mag in combinatie met de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel met bedrijfsactiviteiten aan huis. Zie daarvoor paragraaf 3.2.12.

Bebouwing

De bouwhoogte en het bebouwingspercentage zijn uit het vorige bestemmingsplan overgenomen.

In artikel 7 zijn de planregels van de bestemming Gemengd - 5 opgenomen.

3.2.6 Groen

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Groen' is alleen toegewezen aan de structurele groengebieden in dit plan. Binnen deze bestemming zijn ten behoeve van de openbare inrichting meerdere bouwwerken toegestaan, zoals bruggen, sluizen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, maar ook verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden. Het is belangrijk dat gronden met een groenbestemming ook, indien nodig, voor waterberging gebruikt kunnen worden. Daarom is deze functie aan de bestemming toegevoegd. Verder is het mede op grond van de gemeentelijke Sportnota (zie bijlage 1 beleidskader, paragraaf 3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur wenselijk dat bewoners dichtbij huis laagdrempelige sportmogelijkheden hebben. In de bestemmingsomschrijving is dan ook opgenomen dat het plaatsen van sport- en speelvoorzieningen (alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde) is toegestaan.

Nota Kleur aan Groen

In Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 3.4 Groene stad zijn de consequenties van de beleidsnota Kleur aan Groen voor dit bestemmingsplan beschreven. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven goed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, is ervoor gekozen de bestemming 'Groen' niet op voorhand uit te breiden met mogelijke nieuwe functies. Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Groen' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

Tuinvergrotingen

In artikel 8.5 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Groen' gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen- 2' of 'Tuin'.

Bebouwing

Binnen de bestemming 'Groen' zijn alleen bouwwerken en bouwwerken toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouw zijnde. Ten behoeve van nutsvoorzieningen is een gebouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 25m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter. Met een afwijkingsbevoegdheid kan er een groter gebouw gerealiseerd worden.

Artikel 8.3 bevat een afwijkingsbevoegdheid om onder voorwaarden een jongerenontmoetingsplaats (= JOP) te kunnen realiseren. Voorwaarde is bijvoorbeeld dat de afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) minimaal 50 m bedraagt.

In artikel 8 zijn de planregels van de bestemming Groen opgenomen.

3.2.7 Maatschappelijk

Deze bestemming betreft de oecumenisch basisschool De Omnibus aan de A. Roland Holstlaan 54, de openbare basisschool Letterland aan de A. Roland Holstlaan 58 en het pand aan de Jacob van Maerlantstraat 100 (kinderdagverblijf).

Functionele mogelijkheden

Binnen deze bestemming zijn alle soorten maatschappelijke voorzieningen, waaronder een speelterrein, toegestaan. Hiermee wordt zoveel mogelijk flexibiliteit geboden. Bij de maatschappelijke voorziening zijn ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte workshops en ondergeschikte horeca behorende tot de hoofdfunctie toegestaan. Overigens zijn in het plangebied wel meer maatschappelijke voorzieningen te vinden, maar die vallen onder één van de gemengde bestemmingen.

Bebouwing

Qua bouwmogelijkheden zijn een maximaal bebouwingspercentage of een bouwvlak en een maximale bouwhoogte of een bouwvlak opgenomen.

In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming Maatschappelijk opgenomen.

3.2.8 Tuin

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Tuin' is gegeven aan voor- en/ of zijtuinen bij met name woningen, maar soms ook bij andere bestemmingen indien dit ruimtelijk wenselijk is. Deze gronden zijn bestemd voor een gebruik als tuin, die behoort bij het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

Bebouwing

Het is niet de bedoeling dat de gronden worden volgebouwd met schuurtjes of andere bouwwerken. Daarom zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 1 meter hoog toegestaan. Ook zijn trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers en overstekken mogelijk. Voor deze bouwwerken gelden beperkingen qua omvang.

In artikel 10 staan alle regels voor het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden binnen de bestemming 'Tuin'.

3.2.9 Verkeer

Functionele mogelijkheden

Voor wegen die primair bedoeld zijn voor de afwikkeling van het (auto)verkeer is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, busbanen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeersgebieden. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen en geluidwerende voorzieningen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstobjecten en water.

Bebouwing

In de bouwregels zijn mogelijkheden opgenomen voor het oprichten van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter een een oppervlakte van maximaal 25 m².

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, kunstobjecten en geluidwerende voorzieningen is een maximum maatvoering opgenomen.

Voor de realisatie van een groter nutsgebouw is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben.

In artikel 11 zijn de planregels van de bestemming Verkeer opgenomen.

3.2.10 Verkeer-Verblijfsgebied

Functionele mogelijkheden

Voor straten die naast een verkeersfunctie ook een verblijfsfunctie hebben, is de bestemming 'Verkeer -Verblijfsgebied' opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals groenvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals straatmeubilair, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten en water.

Almere wil zoals beschreven in de Sportnota (Bijlage 1 Beleidskader bij paragraaf 3.6) laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving de mogelijkheid voor sport- en speelvoorzieningen (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde) opgenomen.

In artikel 12.4 is verder een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen - 1, Wonen - 2 of Tuin'.

Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeers- en verblijfsgebieden.

Bebouwing

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen en via afwijking een jongerenontmoetingsplaats (JOP). Voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen. Binnen de bestemming zijn gebouwen voor nutsvoorzieningen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 3,5 meter en een oppervlakte van maximaal 25 m². Overige bouwwerken zoals terras-, erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten zijn ook toegestaan, maar zijn wel gebonden aan een maximum maatvoering.

In artikel 12 zijn de planregels van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen.

3.2.11 Water

In het plangebied ligt een aantal waterlopen die van ruimtelijk belang zijn, omdat ze deel uitmaken van het hoofdwatersysteem van Almere. Het betreft alle waterpartijen, grachten en sloten.

Zie voor de wettelijke verplichte watertoets hoofdstuk 5.9

Nota Kleur aan Groen

In Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 3.4 Groene stad zijn de consequenties van de beleidsnota Kleur aan Groen voor dit bestemmingsplan beschreven. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven goed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, is ervoor gekozen de bestemming 'Water' niet op voorhand uit te breiden met mogelijke nieuwe functies. Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Groen' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

In artikel 13 zijn de planregels van de bestemming Water opgenomen.

3.2.12 Wonen -1 en Wonen - 2

Algemeen

Literatuurwijk is een middelgrote wijk, overwegend gebouwd in de periode 1997 – 2003. Het belangrijkste gebruik in het plangebied is wonen, al dan niet in combinatie met beroep/bedrijf aan huis. Er zijn voorts enkele bijzondere woonvormen in Literatuurwijk zoals begeleid wonen van zorgaanbieder Kwintes.

In totaal bestaat Literatuurwijk uit circa 3.400 woningen. Het grootste deel van de woningen in de wijk is grondgebonden (86%). De rest van de woningvoorraad bestaat uit appartementen. Het eigen woningbezit in de wijk is hoog, ruim 75%. Gemiddeld is dit in de stad circa 67%. Slechts een op de vijf woningen is een corporatiewoning. De gemiddelde verkoopprijs van een verkochte woning in Literatuurwijk ligt in 2015 iets boven de €220.000. In Almere totaal ligt deze gemiddeld €30.000 lager.

In Literatuurwijk wonen bijna 10.000 inwoners (Sociale Atlas 2013). De leeftijdsopbouw van de wijk ligt ongeveer rond het Almeerse gemiddelde. Circa tweederde van de wijk is jonger dan 45 jaar. Daarnaast valt het grote aandeel gezinnen met kind(eren) op (48%, tegenover 36% in Almere). Er wonen daarentegen relatief weinig alleenstaanden) (25% tegenover 32% stad breed ).

Met een aandeel van 4% langdurige minima huishoudens scoort Literatuurwijk beter dan Almere gemiddeld (6%, Sociale Atlas 2013). Het gemiddeld inkomen per huishoudens ligt iets boven het Almeers gemiddelde.

Naast de (binnen de woonbestemming opgenomen) mogelijkheid voor bedrijf aan huis zijn er in de wijk ook kleinschalige (zelfstandige) bedrijfsruimten (zie de bestemming Gemengd - 1) gevestigd.

Functionele mogelijkheden

De gronden met de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2 zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen (vrije beroepen) en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (zie hierna). Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen e.d. zijn toegestaan op deze bestemming.

Beide regelingen bevatten een wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van woon-zorgcombinaties. De voorwaarden betreffen o.a. de minimale onderlinge afstand en de hoeveelheid s.

De bestemming Wonen - 1 bevat de regeling voor rijenwoningen, geschakelde woningen en appartementengebouwen. De bestemming Wonen - 2 bevat een regeling voor de vrijstaande woningen.

Werken binnen de bestemming wonen

De maatschappij wijzigt continu, waaronder ook de manier van werken. Was het vroeger gebruikelijker om naar een kantoor of bedrijf te gaan om te gaan werken (scheiding van functies), is er naar de huidige maatschappelijke inzichten meer behoefte aan flexibiliteit en thuiswerken (functiemenging). Redenen hiervoor zijn de betere communicatiemiddelen (mobiel, internet), fileproblemen, meer tweeverdieners en de meer flexibele combinatie van werken en zorg voor het gezin. Almere wil hierin meegaan en ruimte bieden aan het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. De ambitie is om Almere te ontwikkelen tot een aantrekkelijke, vitale stad met voldoende werkgelegenheid voor alle inwoners, met krachtige economische activiteiten en ontwikkelingsruimte voor nieuwe initiatieven. Bedrijvigheid aan huis levert ook een bijdrage aan de leefbaarheid in een woonomgeving. Doel is ruimte te bieden aan diverse typen werkmilieus en voldoende flexibiliteit te geven. Daarom worden in Almere beroepen en bedrijven aan huis over het algemeen onder bepaalde voorwaarden als passend binnen de woonfunctie beschouwd.

Beroepen en bedrijven aan huis kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld.

Vrije beroepen

Volgens vaste jurisprudentie is het uitoefenen van vrije beroepen in een woning in overeenstemming met de bestemming "Wonen”. Dit is dus bij recht toegestaan; een afwijkingsprocedure is niet nodig. Reden is dat het uitoefenen van een vrij beroep in een woning niet ongebruikelijk is en dat daardoor aan het woonkarakter geen afbreuk wordt gedaan zolang de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt, dat wil zeggen dat de woning voor minimaal 2/3 deel voor wonen wordt gebruikt en dus het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 1/3. Het gaat om de traditionele beroepspraktijken aan huis: dienstverlening, geleverd door professionals met een academische of vergelijkbare hogere beroepsopleiding, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een dierenarts, makelaar, accountant of psycholoog. De in de bestemming "Wonen" opgenomen bouwmogelijkheden zijn ook van toepassing bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep.

Aan-huis-verbonden-beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn niet gelijk te stellen met vrije beroepen. Echter gelet op de inleiding hierboven zijn die tot een bepaalde omvang ook bij recht toegestaan binnen de woonbestemming. Bepalend is in hoeverre een beroep of bedrijf aan huis nog te rijmen is met de woonfunctie. Daarbij is de ruimtelijke uitstraling van dat gebruik van belang gelet op de aard, omvang en intensiteit van dat gebruik. In de begripsbepalingen van de planregels is opgenomen dat bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis de woonfunctie primair moet blijven en de ruimtelijke uitstraling van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in overeenstemming dient te zijn met die woonfunctie. Verder is in de planregels opgenomen dat de omvang van het beroep of bedrijf is beperkt tot maximaal 33% van het oppervlak van de woning (net als bij een vrij beroep), moet er zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dient het beroep of bedrijf door de bewoner van die woning te worden uitgeoefend. Bepaalde vormen van beroep of bedrijf die niet passend zijn binnen de woonbestemming zijn expliciet uitgesloten in de planregels: horeca, catering, seksinrichtingen en munitie- of vuurwerkopslag. Onder deze concrete voorwaarden is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis ruimtelijk aanvaardbaar en passend binnen de woonbestemming. Deze voorwaarden waarborgen namelijk het kleinschalig houden van deze activiteiten (ondergeschikt aan de woonfunctie en geen overlast voor de omgeving), zodat deze verenigbaar zijn in een woonmilieu.

Met een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan kan binnenplans meegewerkt worden aan een verruiming van het oppervlak voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis tot maximaal 50%, mits dit niet leidt tot afbreuk van het woonkarakter en er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer. Ook kan met deze afwijking toestemming worden gegeven voor de vestiging van een bed & breakfast in een woning onder de extra voorwaarde dat het gaat om maximaal 5 gasten tegelijk.

In de onderstaande niet limitatieve lijst is een aantal voorbeelden van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis opgesomd, waaraan kan worden gedacht:

Omschrijving Voorwaarden/toelichting
Vrije beroepen bijv. notaris, huisarts, tandarts, accountant
Uitgeverijen Kantoren
Grafische afwerking
Reproductiebedrijven opgenomen media
Vervaardiging van sieraden e.d.
Reparatie t.b.v. particulieren bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder
Reisorganisaties
Verzekeringsbedrijf/kantoor
Verhuur van en handel in onroerend goed
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
Hoveniersbedrijven Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn
Meubel- en woningstoffeerderijen
Cursussen
Workshops
Internetbedrijven / e-commerce Max 25 m2 w.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt
Kantoor algemeen
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures
Bed&breakfast Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. De woning moet wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen. In beginsel zijn ten hoogste 5 gasten tegelijk mogelijk om nog ondergeschikt aan de woonfunctie te zijn.
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie
Wassalons en wasserettes Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding
Kappers
Detailhandel Maximaal 25 m2 w.v.o.
Buiten de hierboven genoemde gevallen Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de Specifieke gebruiksregels van de planregels.

De bouw- en gebruiksmogelijkheden voor woningen zijn ook van toepassing op aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Detailhandel in de woning

In paragraaf Werk in de stad wordt ingegaan op de Detailhandelsvisie 2014. Op grond van dit beleid is detailhandel in een woning onder voorwaarden toegestaan. De voorwaarden die in de Detailhandelsvisie 2014 worden genoemd, zijn:

  • De winkelruimte is zeer kleinschalig in omvang: maximaal 25 m2 wvo.
  • De winkelruimte voldoet aan de normen van wet- en regelgeving, zoals op het gebied van (brand)veiligheid, bouw, reclame-uitingen en milieu (milieucategorie 1).
  • Het bedrijf staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Detailhandelsbedrijven in levensmiddelen zijn tevens verplicht zich te registreren bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
  • De aanvrager toont aan dat de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de winkel niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de te vestigen winkel.
  • Het karakter van een woonstraat in een woonwijk moet na de vestiging van de detailhandel behouden blijven.
  • Er zijn voldoende parkeerfaciliteiten.
  • De activiteit wordt door de bewoner zelf uitgeoefend.
  • Horeca wordt niet toegestaan.

Deze voorwaarden zijn verwerkt in de regeling voor bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel aan huis in de Specifieke gebruiksregels van de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2.

Tuinvergrotingen

In het plangebied hebben de afgelopen jaren enkele wijzigingen plaatsgevonden in de grenzen tussen openbare ruimte en particulier terrein bij woningen. Verschillende stukjes openbaar groen zijn door verkoop overgedragen aan bewoners, ter vergroting van hun tuin.

Gronden die zijn verkocht, krijgen in dit bestemmingsplan een bestemming Wonen - 1, 'Wonen - 2', of 'Tuin'. Gronden waarvoor een bruikleenovereenkomst geldt, maar die in principe ook verkocht kunnen worden, krijgen eveneens een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin'.

Gronden die in bruikleen zijn gegeven omdat ze vanwege de aanwezigheid van kabels of leidingen niet kunnen worden verkocht, krijgen een bestemming 'Groen' of 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Om de aanwezige kabels en leidingen te beschermen, mogen deze gronden niet worden bebouwd met bijvoorbeeld schuurtjes. Als de bewoner die gronden in bruikleen heeft, verhuist, wordt met een volgende bewoner in principe geen nieuwe overeenkomst gesloten.

Bebouwingsmogelijkheden Wonen - 1

Verruiming van de bouwmogelijkheden
De woonbestemming is ruimer bestemd dan in het vorige bestemmingsplan. Daar waar in het vorige bestemmingplan goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld waren, is in het nieuwe bestemmingplan niet meer met goothoogten gewerkt . Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen.

Bebouwing in voortuinen
In de voortuinen is de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, inclusief aangebouwde uitbouwen getrokken, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is. Een uitzondering hierop zijn situaties waarbij een deel van de woningen al een uitbouw heeft en een deel niet. In dat geval is de grens van het bouwvlak zo getrokken dat de woningen die nog geen uitbouw hebben, deze ook kunnen realiseren.

Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen
Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de bijgebouwenregeling. Dit is om iedereen gelijke bouwrechten te geven.

Als de achtergevel van het hoofdgebouw geen rechte lijn is (dus zonder eventuele uitbouwen) is het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe wel recht getekend, waardoor er dus uitbreidingsruimte in het bouwvlak ontstaat. Waar dit tot hinder van de buren zou kunnen leiden (schaduw of verminderde lichttoetreding) is de oorspronkelijke achtergevel gevolgd.

Voor de bijgebouwenregeling is aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008.

Deze regeling is van toepassing op aan- en bijgebouwen zoals schuurtjes en garages. Om te voorkomen dat het erf wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m²) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken.

Qua maatvoering en positionering moeten bijbehorende bouwwerken ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter. Vrijstaande bijgebouwen hebben een goothoogte van maximaal 3 meter. Boven op de aanbouwen mag een dakterras worden gebouwd.

Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen
Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is hier dus doorgetrokken tot de zijdelingse perceelsgrens. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden als dit leidt tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier last van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen.

Kleine windmolens
Kleine windmolens mogen via een afwijkingsbevoegdheid op een hoofdgebouw of aan de gevel ervan op voorwaarde dat de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw met maximaal 3 m wordt overschreden en de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt.

In artikel 14 zijn de planregels van de bestemming Wonen -1 opgenomen.

Bebouwing Wonen - 2

Deze bestemming bevat een regeling voor de vrijstaande woningen. Hierbij wordt geen bouwvlak aangegeven, zoals bij 'Wonen - 1' het geval is. Conform het beleid uit de nota Kleine Bouw is een bebouwingspercentage van 50% toegestaan en zijn de regels rond bijbehorende bouwwerken iets anders. De voortuinen van de vrijstaande woningen hebben de bestemming Tuin gekregen.

Ook hier geldt dat is afgestapt van de regeling van goothoogtes. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen.

Kleine windmolens
Kleine windmolens mogen via een afwijkingsbevoegdheid op een hoofdgebouw of aan de gevel ervan op voorwaarde dat de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw met maximaal 3 m wordt overschreden en de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt.

In artikel 15 zijn de planregels van de bestemming Wonen - 2 opgenomen.

3.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:

3.3.1 Leiding - Leidingstrook

Door het groengebied langs de Hogering loopt een leidingstrook. De zich hier bevindende leidingen worden met dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' beschermd. De belemmeringenstrook voor de gasleiding die op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen in het bestemmingsplan dient te worden opgenomen is niet zelfstandig terug te vinden. De bestemming Leiding - Leidingstrook heeft de breedte gekregen die nodig is om alle aanwezige leidingen te beschermen. De belemmeringenstrook van de gasleiding valt hierbinnen. Voorts zijn alleen bouwwerken ten behoeve van de dubbelbestemming rechtstreeks toegestaan, zoals bijvoorbeeld drukregelstations. Met een afwijking en nadat de leidingbeheerder om advies is gevraagd, zijn ook bouwwerken ten behoeve van de hoofdbestemmingen mogelijk. De aanleg van werken en werkzaamheden zijn omgevingsvergunningplichtig.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen verbiedt het om kwetsbare objecten toe te laten binnen de belemmeringenstrook die in het kader van dat besluit in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Daarom is uitdrukkelijk in artikel 16.3 opgenomen dat kwetsbare objecten binnen deze dubbelbestemming niet zijn toegelaten.

In artikel 16 zijn de planregels van de bestemming Leiding - Leidingstrook opgenomen.

3.3.2 Waarde-Archeologie 1

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Ter bescherming van deze gebieden zijn zogenaamde dubbelbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt.

Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie 1'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

In artikel 17 zijn de planregels van de bestemming 'Waarde-Archeologie 1' opgenomen. In Bijlage 6 zijn de regels opgenomen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 5'

3.4 Overige Regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel 18 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel 19.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 19.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Afwijkingsregels

In artikel 21 zijn vier afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
  • het bouwen van windmolens op of aan hoofdgebouwen.

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

De kleinschalige windmolens zijn te beschouwen als 'overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen'.

Voor het toestaan van dergelijke windmolens moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • de windmolens mogen op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd:
  • de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
  • de rotordiameter van de windmolens mag maximaal 2 meter bedragen.

Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0004.png"

HAT VAT

Wijzigingsregels

In artikel 22 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgmeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.

Overige regelingen

In artikel 23 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In artikel 24 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel 25 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In Bijlage 1 Beleidskader worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn daarom niet in tabel 4.1 opgenomen.

Beleidsdocument Beleidsuitgangspunt Vertaling in het bestemmingsplan
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam - Almere - Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) Dit bestemmingsplan betreft bestaand stedelijk gebied waar al bebouwingsmogelijkheden zijn opgenomen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (20212)
Radarverstoringsgebieden Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.
Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan.
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015) Robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem. Bestaande waterpartijen zijn bestemd voor water en waterberging. Binnen de bestemming Groen is eveneens water/waterberging mogelijk
Provinciaal en regionaal beleid
Omgevingsplan Flevoland (2006) Stedelijk gebied: evenwichtige ontwikkeling met ruimte voor wonen, bedrijven en voorzieningen. Bijzondere archeologische, gebieden verdienen bescherming. Het bestemmingsplan bestemt de bestaande woningen en voorzieningen zo flexibel mogelijk. In het plan worden verder de bestaande waarden op gebied van archeologie beschermd.
Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011) Locatiebeleid Het bestemmingsplan biedt ruimte voor werken, kantoren en voorzieningen. Deze voorzieningen zijn al mogelijk op basis van de voorgaande plannen.
RO Visie Werklocaties 2015 (2015) Het bestemmingsplan biedt ruimte voor werken, kantoren en voorzieningen. Deze voorzieningen zijn al mogelijk op basis van de voorgaande plannen.
Beleidsregel Windmolens 2008 (2008) Opschalen en saneren van windmolens Geen ruimte bieden aan nieuwe windmolenopstellingen.
Wel ruimte bieden aan kleine windmolens op gebouwen. De landschappelijke effecten zijn beperkt tot stedelijk niveau: zichtbaarheid is nauwelijks. Bovendien moeten voor deze molens vergunningen worden aangevraagd, waardoor toetsing aan veiligheidseisen, Wet Geluidhinder en Wet milieubeheer zal plaatsvinden.
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008) Archeologisch aandachtsgebied
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2025 (2016) Bevat lange termijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebieds-partners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema 'water en ruimte'. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen. Voor het plan is een watertoets gedaan.
Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009) Tekort aan ruimte voor woningen Ruimte bieden aan de opgave om 15.000 woningen te bouwen.
Gemeentelijk beleid
Ruimtelijke ontwikkeling
Almere Principles (2009) Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling:
1. Koester diversiteit
2. Verbind plaats en context
3. Combineer stad en natuur
4. Anticipeer op verandering
5. Blijf innoveren
6. Ontwerp gezonde systemen
7. Mensen maken de stad
Omgevingsvisie Almere (2017) Bevat de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen van Almere Het betreft een actualisatieplan in bestaand stedelijk gebied; het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Almere.
Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012) Ontwerpen van gezonde systemen voor een duurzame ontwikkeling van de stad.
Energie Werkt! (2015) In 2022 is Almere energieneutraal (minder CO2 uitstoot). Dit leidt ook tot nieuwe economie: nieuwe technieken en innovatie. Primair gaat transitie door stimuleren van zonne-energie, duurzame warmteopwekking, koude-/ warmteopslag, nieuwe technieken en minder met windenergie Kleine windmolens op een hoofdgebouw of aan de gevel toestaan. De landschappelijke effecten zijn beperkt tot stedelijk niveau: zichtbaarheid is nauwelijks. Bovendien moeten voor deze molens vergunningen worden aangevraagd, waardoor toetsing aan veiligheidseisen, Wet Geluidhinder en Wet milieubeheer zal plaatsvinden.
Woonvisie Almere 2.0 (2009) Beleid ten aanzien van wonen Het plangebied is onderdeel van de bestaande stad en heeft geen ontwikkeltaak. De geformuleerde ambities kunnen in principe in de bestaande bestemmingen en binnen de planregels worden gerealiseerd.
Welstandsnota Almere 2014 (2015) Welstandstoezicht voor:
- het groenblauwe raamwerk
- de hoofdstructuur
- de centrumgebieden
- bijzondere gebieden
- reclame.
Het plangebied is welstandsvrij met uitzondering van de hoofdinfrastructuur en grote gebouwen langs deze hoofdinfrastructuur.
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010) Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis Toetsingskader uit de nota overnemen voor de functie wonen.
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999) Plaatsing van masten is niet mogelijk in woonwijken
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013) Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. In het plangebied heeft geen projectmatige aanpak van tuinvergrotingen plaatsgevonden. Verkochte gronden hebben wel de bestemming Wonen - 1, Wonen - 2 of 'Tuin' gekregen. Bij nieuwe tuinvergrotingen kan de bestemming van de gronden worden gewijzigd door toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013) Ligplaatsen voor woonschepen en
vaste ligplaatsen .
In het plangebied zijn afmeeroevers aangewezen.
Binnen de bestemming 'Water' de mogelijkheid opnemen voor aanleggelegenheid, maar niet voor woonschepen.
Prostitutiebeleid Almere (2000) Vestigingsbeleid seksinrichtingen Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen.
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012) Vestigingsbeleid coffeeshops Opnemen van een verbodsbepaling voor coffeeshops.
Bereikbaarheid en mobiliteit
Nota Mobiliteitsplan Almere (2012) Gemeentelijk beleid over verkeer en vervoer; inpassing van infrastructuur in het stedelijk gebied; openbaar vervoer; verkeersveilige schoolomgeving; parkeren; parkeernormen (zie bijlage 1 Beleidskader); reservering voor IJmeerverbinding. Het bestaande verkeerssysteem voldoet aan de uitgangspunten van deze nota.
Vooralsnog is een reservering voor de IJmeerverbinding niet nodig.
Parkeernormen in bestemmingsplan opnemen.
Verkeersveiligheid rond basisscholen(2001) Beleid om verkeersdrukte rond scholen via maatregelen veilig in te passen in stedenbouwkundige plannen en woonwijken. Voor de bestaande scholen is rekening gehouden met deze nota.
Werk in de stad
Gemeentelijke visie Werklocaties in Almere (incl. Horecavisie) (2016) Gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en voldoende werkgelegenheid bieden.

Het beleid beschrijft het gebruik wat op binnenstedelijke bedrijventerreinen wordt voorgestaan.

Daarnaast bevat dit beleid een aantal verruimingen voor gebruiksmogelijkheden op binnenstedelijke bedrijventerreinen en in woonwijken waarvan het niet de bedoeling is om zonder concrete initiatieven al de mogelijkheid voor dat gebruik in het bestemmingsplan op te nemen. Dit betreft:
- de mogelijkheid om aan de rand eventueel burgerwoningen toe te staan.
- de mogelijkheid voor horeca anders dan ondergeschikt. Uitgangspunt is om horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin en daar te mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca alleen toegestaan mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening. Concrete initiatieven zullen aan de hand van het beleid worden beoordeeld.
Op het binnenstedelijke bedrijven- terrein indien mogelijk de volgende functies toestaan:
- bedrijvigheid t/m milieucategorie C;
- zelfstandige kantoren tot een oppervlak van maximaal 1500 m² bvo per vestiging en met een maximum van 25% van het bebouwd gebied van het binnenstedelijk bedrijventerrein;
- kantoorhoudendheid van bedrijven is maximaal 50% b.v.o;
- maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal en niet geluidgevoelig;
- overige voorzieningen; hieronder wordt verstaan voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.) t/m milieucategorie C;
- ABC branches van Perifere detailhandel (PDV);
- Webwinkels en afhaalpunten;
- Kringloopwinkels toestaan;
- horeca in de categorie 1 (ondergeschikt);

Voor De Binderij 65 en 67 zijn er initiatieven voor een transformatie naar wonen. Deze mogelijkheid in het bestemmingsplan opnemen indien wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening;
Detailhandelsvisie Almere 2014 (2014) In de Literatuurwijk is een buurtwinkelcentrum gevestigd. Hier is detailhandel toegestaan, waarvan een supermarkt met een max van 1500m2
In de woonwijk: winkel aan huis max. 25 m2 wvo onder voorwaarden; detailhandel in bedrijfsruimten toegestaan.

Op binnenstedelijke bedrijfsterreinen: ondergeschikte detailhandel, webwinkels en afhaalpunten, geen internetwinkel, kringloopwinkel , ABC-branches van perifere detailhandel.

Niet toestaan: doelgerichte detailhandel (pdv).
Afhaalpunten (2014) Afhaalpunten toestaan op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart. Afhaalpunten ook mogelijk in wijk- en buurtwinkelcentra. Op het binnenstedelijk bedrijventerrein afhaalpunten toestaan.
Afhaalpunten toestaan in buurwinkelcentrum Wim Kanplein
Kringloopwinkels (2014) Op het binnenstedelijk bedrijventerrein is een kringloopwinkel mogelijk. Waar detailhandel is toegestaan, is tevens een kringloopwinkel toegestaan.
Werken in de wijk (2005) Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
mogen onder voorwaarden maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen.
Kleinschalige bedrijfsruimten in woonwijken opnemen bedoeld voor verschillende kleinschalige activiteiten en bedrijvigheid.
Opnemen in woonbestemming aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, incl. criteria uit de nota Werken in de wijk en de nota Kleine Bouw in
woonbestemming.
In de wijk zijn op verschillende locaties kleinschalige bedrijfsruimten gerealiseerd met een bestemming gemengde doeleinden.
Groene stad
Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017) De gemeente en het waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.
In overleg met het Waterschap een watertoets uitvoeren.
Kleur aan groen (2014) In Literatuurwijk is het water een identiteitsdragende waterverbinding. Bestemmingen 'Groen' en 'Water' maken nieuwe initiatieven niet rechtstreeks mogelijk. Initiatieven worden eerst getoetst aan de nota Kleur en Groen. Medewerking vindt plaats door (partiële) herziening van het plan of een buitenplanse afwijkingsprocedure.
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 (2003) Wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen.
Veiligheid
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist
veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2003)
Checklist voor ontwikkelingen in het openbare en semi-openbare gebied Bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden, bedrijventerreinen, uitgaangsgebieden, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005) Vuurwerkopslag en -verkoop is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven Op een aantal plaatsen is binnen het plangebied de opslag en verkoop van vuurwerk toegestaan.
Sociale structuur, onderwijs en cultuur
Sportief in beweging, Almeers sportbeleid 2017-2020 (2017) Sport en bewegen is een gezonde en leuke vrijetijdsbesteding, maar draagt bij aan de identiteit van de stad en de maatschappelijke opgaven. Doelen: sportclubs versterken, sportgebouwen toegankelijker maken, ontwikkeling van talent centraal stellen en extra aandacht voor focussporten. Opnemen binnen de bestemmingen 'Groen', ' Verkeer - Verblijfsgebied' van de mogelijkheid voor sport- en spelvoorzieningen.
Inrichting schoolpleinen (1999) Schoolpleinen dienen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school te zijn. Het begrip speelterrein wordt expliciet toegevoegd aan de bestemmings-omschrijving van de bestemming Maatschappelijk, Gemengd - 3 en Gemengd - 4.
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016) Beschermen van archeologische waarden Onderzoeksplicht opnemen bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 4 en voor ''Waarde - Archeologie 6'.
Archeologieverordening (2016) Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd Opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 6'.

Tabel 4.1 Beleidskader

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).

De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.

De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  1. 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  2. 2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  3. 3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

Voor de volgende gevallen geldt bijvoorbeeld een mer-beoordelingsplicht:

  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven met 250.000 bezoekers 100 ligplaatsen , een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied (D 10);
  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (D 11.2).

In dit bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die worden genoemd in bijlagen C of D van het Besluit mer. Ook ligt het gebied niet in de buurt van een Natura-2000-gebied. Voor Flevoland zijn dit de Lepelaarsplassen, de Oostvaarderplassen, het IJmeer/Markermeer en het Eemmeer/Gooimeer. Een milieueffectrapportage of een mer-beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

5.2 Verkeer

Parkeren

Literatuurwijk is voornamelijk een woonwijk met aan de randen en paar kleinschalige bedrijventerreintjes te weten de Uitgeverij (buiten het plangebied voor dit bestemmingsplan) en de Binderij. De parkeervoorzieningen zijn hierop aangepast. Bij de ontwikkeling van de wijk is een gemiddelde parkeernorm van 1.5 pp/woning gehanteerd. Centraal in de wijk, aan de Prozastraat, ligt de wijksupermarkt. Hiervan is bekend dat op piekmomenten het parkeren soms krap is. De woningen langs het aangrenzende bedrijventerrein de Gooisekant bestaan grotendeels uit vrijstaande kavels. Voor dit deelgebied geldt dat circa 0,75 pp per woning als de parkeernorm voor het openbare gebied is gehanteerd.

Voor het bedrijventerrein de Binderij geldt de norm dat het parkeren op eigen kavel wordt opgelost. Hier bevinden zich dan ook geen parkeerplaatsen in het openbaar gebied.

Snelverkeer

Ontsluiting

De wijk is alzijdig goed ontsloten door een set hoofdwegen. Aan de westzijde beschikt de wijk over 2 aansluitingen op de Hogering. Via de Herman Gorterweg en de Annie MG Schmidtweg kan men hierdoor de wijk in westelijke richting verlaten. Aan de Noordzijde heeft het gebied met twee uitgangen via de Multatuliweg en de Couperusweg een goede ontsluiting via de Hollandsedreef naar het centrum. Aan de oostzijde is het ook nog mogelijk via de Dick Laanweg en Elschotweg op de Havendreef te komen om vervolgens gemakkelijk naar het centrum en naar de A6 te kunnen rijden.

Binnen de wijk is het gebied opgedeeld in sectoren waardoor het haast onmogelijk is met de auto de wijk te doorkruisen. Van sluipverkeer is in de wijk dan ook nauwelijks sprake.

Snelheid

Binnen de wijk geldt net als in de rest van Almere een snelheidsregiem van 30/u. De wijk is bij haar realisatie sober maar doelmatig hierop ingericht.

Langzaam verkeer

Fietser

Zoals de rest van Almere beschikt ook de Literatuurwijk over een fijnmazig fietsnetwerk. Gekoppeld aan de spoorzone loopt er het Spoorbaanpad dat heel Almere doorkruist als onderdeel van het netwerk doorstroomassen. Verder loopt langs de gracht een 2e doorstroom as naar de Muziekwijk en naar het stadshart. Deze route loopt, net als de overige routes, deels over vrij liggende fietspaden en deels over woonstraten. De bestrating is hierbij van asfalt. Rood asfalt is alleen incidenteel op kruispunten toegepast. Doordat het gebied vooral een woonwijk is, zijn er nauwelijks openbare fietsstalgelegenheden. Alleen bij de basisscholen, de bushalten en bij de supermarkt kun je openbare fietsklemmen vinden.

Voetganger

Voor de voetgangers liggen langs de meeste straten aan twee zijden een trottoir. Door de centrale groene as in de wijk lopen een aantal schelpenpaden.

De Binderij

Bestaande situatie

Almere kent een specifieke verkeersstructuur waarbij de verschillende stadsdelen en wijken worden ontsloten via dreven. Daar geldt een maximum snelheid van 50 km/uur en is het langzame verkeer gescheiden van het autoverkeer. In woonwijken en op bedrijventerreinen wordt een regime van 30 km/uur gehanteerd waarbij fiets- en autoverkeer gemengd gebruik maakt van de weg. De Binderij is een kleinschalig bedrijventerrein dat grenst aan een woonwijk waar ook een 30km/uur regime geldt.

De hoeveelheid verkeer dat op De Binderij is geteld komt op maximaal 1000 motorvoertuigen per etmaal. Dat betekent nog geen 100 motorvoertuigen in het drukste uur. Een rustige woonstraat in Almere kent een etmaalintensiteit van ongeveer 500-1000 mvt/etmaal. Een drukke woonstraat ongeveer 2000-2500 mtv/etmaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0005.png"

Parkeren

Voor bedrijventerreinen geldt dat parkeren en laden en lossen op eigen terrein moet worden opgelost. Voor het merendeel van de bedrijven gaat dit goed, maar voor aan aantal bedrijven is echter rondom deze bedrijven een parkeerdruk in de openbare ruimte. Doordat langs de straatkant wordt geparkeerd zijn niet alle inritten naar de verschillende percelen even goed bereikbaar. Het instellen van een parkeerverbod en toevoegen van parkeervoorzieningen in de openbare ruimte kan hiervoor een oplossing zijn.

Langzaam verkeer

De Binderij wordt aan twee zijden omsloten door een vrijliggend fietspad wat deel uitmaakt van het fijnmazige fietsnetwerk van Almere. Op De Binderij zelf zijn geen aparte voorzieningen voor de fiets. De fiets maakt daar gewoon gebruik van de rijweg.

Onlangs is een calamiteiten doorsteek voor nood- en hulpdiensten gemaakt richting het spoor waardoor fietsers een rechtstreekse verbinding vanaf De Binderij hebben naar het Spoorbaanpad.

Voor voetgangers is eenzijdig langs de hele Binderij een trottoir aanwezig.

Transformatie De Binderij 65 en 67

Op dit moment zijn de plannen voor transformatie van De Binderij 65 en 67 als volgt:

De Binderij 65: 54 tot 60 zelfstandige, gemeubileerde, studio's (huur). Doelgroep: expats en bijv. mensen die in scheiding liggen en voor een paar maanden woonruimte nodig hebben.

De Binderij 67: ca. 20 koop appartementen van ca. 60 tot 100 m2.

Parkeren

Voor elk nieuw gebruik geldt de eis (zoals opgenomen in het bestemmingsplan) dat wordt voldaan aan de geldende parkeernormen. Dit betekent dat er op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. De parkeernormen worden in het bestemmingsplan opgenomen en zijn gebaseerd op de meest recent gepubliceerde kentallen van de CROW. Voor woningen worden de volgende parkeernormen gehanteerd:

Koopwoning (grondgebonden):
Vrijstaand
Twee-onder-een-kap
Tussen/hoek

2,1 parkeerplaatsen per woning
2,0 parkeerplaatsen per woning
1,8 parkeerplaatsen per woning
Huurwoning (grondgebonden):
Vrije sector
Sociaal

1,8 parkeerplaatsen per woning
1,5 parkeerplaatsen per woning
Appartement
< 60m2 gbo
61-90m2 gbo
91-120m2 gbo
> 120m2 gbo

1,0 parkeerplaats per woning
1,5 parkeerplaatsen per woning
1,7 parkeerplaatsen per woning
1,9 parkeerplaatsen per woning
Studentenwoning 0,3 parkeerplaats per kamer
Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten) 0,7 parkeerplaats per kamer
Aanleunwoning, serviceflat (zelfstandige woning met beperkte voorziening) 1,1 parkeerplaatsen per woning

Bij de huidige plannen betekent dit dat er bij de Binderij 65, 38 tot 42 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd en bij De Binderij 67, 30 parkeerplaatsen.

De Binderij 67 heeft reeds voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein. Het aantal bestaande parkeervoorzieningen voor De Binderij 65 is niet afdoende om aan de parkeervraag te voldoen. Om toch te voorzien in het benodigde aantal parkeerplaatsen bestaat de mogelijkheid om het naast gelegen stuk grond hiervoor aan te kopen en daarop de benodigde parkeerplaatsen te realiseren.

Voor beide percelen is dus een invulling met wonen realiseerbaar die aan de parkeernorm voldoet. Vanuit het oogpunt van parkeren is er geen bezwaar tegen het mogelijk maken van wonen op deze twee percelen in het bestemmingsplan.

Ontsluiting

De auto-ontsluiting van de panden De Binderij 65 en 67 vindt plaats via de bestaande in- en uitritten aan De Binderij.

De hoeveelheid verkeer dat wordt gegenereerd door de transformatie is zeer beperkt en ligt tussen 150 en 180 motorvoertuigen per etmaal. Dat betekent dat in een spitsuur minder dan 15 motorvoertuigen zich van en naar De Binderij 65 en 67 verplaatsen.

De voormalige functie van kantoren (zonder baliefunctie) had een verkeersgeneratie van 165 tot 230 motorvoertuigen per etmaal.

De bestaande verkeersstructuur kan dit prima opvangen.

Naar aanleiding van de zienswijzen hebben wij begrepen dat het vrachtverkeer, in verband met het inrijden van de individuele percelen, De Binderij tegen de klok in rond rijdt. Dit betekent dat (nagenoeg) al het (vracht)verkeer op De Binderij voor de te transformeren panden langs rijdt.

Vanuit verkeerskundig oogpunt is deze praktijk slechts in zoverre interessant dat het de verkeersveiligheid ten goede komt. Gezien het aantal voertuigbewegingen, vergelijkbaar met de aantallen in een rustige woonwijk, is een andere ontsluiting van het terrein niet nodig en ook niet wenselijk. Via de Multatuliweg wordt zowel De Binderij als de woonwijk aangesloten op de hoofdontsluiting; de Hollandsedreef. Op dreven staat de doorstroming centraal. Extra aansluitingen die de doorstroming frustreren zijn niet gewenst.

In verband met een goede en veilige ontsluiting van De Binderij 65 en 67 voor alle verkeer zal voorzien worden in de aanleg van aanvullende voetgangersvoorzieningen. Voetgangers kunnen zich dan goed en veilig verplaatsen via de trottoirs. Fiets en autoverkeer kunnen gebruik maken van de bestaande verkeersstructuur. De Binderij ligt in een 30 km/u zone waarbij het normaal is dat langzaam en snel verkeer mengt.

Conclusie

Vanuit verkeerkundig optiek zijn er geen bezwaren tegen een transformatie van de panden nr. 65 en 67 naar woningen, wanneer wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en de aanleg van de aanvullende voetpaden.

5.3 Geluid

Vanwege de actualisatie van het bestemmingsplan Literatuurwijk is nagegaan op welke wijze nieuwe (bedrijfs)woningen kunnen worden gerealiseerd op het bedrijventerrein De Binderij.

Op grond van het huidige bestemmingsplan (2J) zijn bedrijfswoningen op De Binderij toegestaan. In het geactualiseerde bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.

Op grond van de GVW kan op De Binderij wonen (dus ook burgerwoningen) mogelijk worden gemaakt aan de randen, mits wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.

In het bestemmingsplan wordt de transformatie van de panden De Binderij 65 en De Binderij 67 naar woningen mogelijk gemaakt.

Op grond van de Wet geluidhinder ligt langs weg- en railverkeersbronnen, met uitzondering van wegen die liggen binnen een woonerf en wegen waar de snelheid niet hoger is dan 30 km/u, een zone. Ten noorden van De Binderij ligt de Flevolijn en ten westen de Hollandsedreef. De Binderij 65 en 67 liggen binnen de zones van deze wegen. Op grond van de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarin is beoordeeld of kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder (zie bijlage 2.

In het kader van de beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting vanwege verkeer op De Binderij op De Binderij 65 en De Binderij 67 onderzocht (zie bijlage 4.

Tenslotte is in het kader van de zorgplicht, indirecte hinder als gevolg van verkeersaantrekkende werking van een maatgevende inrichting op De Binderij onderzocht (zie bijlage 5.

Beoordeling Wet geluidhinder

De geluidsbelasting vanwege de Hollandsedreef ligt op De Binderij 65 en 67 hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB met een maximum van 54 dB.

Omdat op voorhand niet bekend is of en op welke wijze op De Binderij 65 en 67 woningen / appartementen worden gerealiseerd, worden gebiedsgerichte hogere waarden vastgesteld voor weg- en railverkeerslawaai vanwege de Hollandsedreef en de Flevolijn.

Wegverkeerslawaai

Vanwege de geluidbelasting van de Hollandsedreef wordt een hogere waarde vastgesteld van 54 dB voor het gebied tussen de 48 dB contour en de Hollandsedreef, zoals in de volgende figuur (schetsmatig) is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0006.png"

Railverkeerslawaai

De geluidsbelasting vanwege de Flevolijn is op vrijwel de hele Binderij hoger dan de voorkeurswaarde van 55 dB met een maximum van 63 dB.

De geluidsbelasting is sterk afhankelijk van de waarneemhoogte vanwege de afschermende werking van het geluidsscherm langs de Flevolijn op lagere waarneemhoogtes. Er worden hogere waarden vastgesteld in twee gebieden tot een waarneemhoogte van 0 tot 6 meter (begane grond en eerste verdieping) en van 6 tot 11 m (maximale bouwhoogte).

In de volgende tabel worden de vast te stellen hogere waarden weergegeven per gebied en per waarneemhoogte. In de figuur worden de twee gebieden weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0008.png"

Advies voor aanvullende eisen voor een goed woon- en leefklimaat

Om een voldoende woonkwaliteit te garanderen voor woningen wordt geadviseerd om in het bestemmingsplan vast te leggen dat elke woning die gerealiseerd wordt, dient te zijn voorzien van minimaal één geluidsluwe gevel en zo mogelijk een geluidsluwe buitenruimte.

Beoordeling geluidbelasting vanwege verkeer op De Binderij

Op het ontwerp-bestemmingsplan zijn zienswijzen ingediend. Een aantal zienswijzen gaan in op het ontbreken van een onderzoek naar de geluidbelasting vanwege de huidige ontsluitingsweg en het ontbreken van een onderbouwing of bij de nieuw te realiseren woningen in De Binderij 65 en 67 sprake is van een acceptabele leefomgeving vanwege verkeer op De Binderij.

Er is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting op de Binderij 65 en 67 vanwege verkeer op De Binderij. Omdat er geen verkeersgegevens beschikbaar waren van De Binderij, zijn gedurende twee weken verkeerstellingen uitgevoerd. Op basis van de verkregen verkeersgegevens, de toekomstige toename van verkeer vanwege de verkeersaantrekkende werking door de realisatie van woningen in De Binderij 65 en 67 en een inventarisatie van het aantal middelzware- en zware verkeersbewegingen bij relevante bedrijven op De Binderij zijn de uiteindelijke verkeersgegevens bepaald.

In het rapport 'Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Literatuurwijk beoordeling woon- en leefklimaat De Binderij 65 en 67 vanwege verkeer op De Binderij' van 26 juni 2017, opgesteld door de afdeling ROM van de gemeente Almere, zijn de resultaten van het onderzoek vastgelegd (zie bijlage 4.

De hoogste geluidbelasting bedraagt 48 dB en doet zich voor op de westgevel van De Binderij 67. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB zoals gesteld in de Wet geluidhinder. Geconcludeerd wordt dat als gevolg van het geluid van verkeer op De Binderij het woon- en leefklimaat voldoende is.

Indirecte hinder

Bij indirecte hinder gaat het om geluidhinder die niet wordt veroorzaakt door activiteiten of installaties binnen een inrichting, maar die wel aan een inrichting is toe te rekenen. In het Activiteitenbesluit komt de term 'indirecte hinder' niet voor. Ook is in het Activiteitenbesluit niets geregeld over indirecte geluidhinder van verkeersaantrekkende werking van inrichtingen. Daarom is de zorgplicht van toepassing op verkeersaantrekkende werking van een inrichting die nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV) is een advies uitgebracht wat betreft indirecte hinder op 29 maart 2017. Op 5 juli 2017 is een aanvulling op het advies uitgebracht. Zie voor beide adviezen bijlage 5. Voor indirecte hinder door mobiele geluidsbronnen (bijvoorbeeld vrachtwagens) geldt een beperkte reikwijdte. Die reikwijdte is op verschillende manieren vast te stellen. Voor de situatie op een bedrijventerrein blijft de reikwijdte in principe beperkt tot dat gebied waarbinnen de voertuigen van en naar de inrichting nog niet op een voor meerdere bedrijven functionerende ontsluitingsroute rijden.

Op De Binderij zou dus de afweging ter zake van de met die ontsluitingsroute gepaard gaande geluidsbelasting niet op het microniveau van de individuele inrichting houder moeten worden gemaakt maar op macroniveau in het bestemmingsplan. Dit is ook gebeurd in het onderzoek 'Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Literatuurwijk beoordeling woon- en leefklimaat De Binderij 65 en 67 vanwege verkeer op De Binderij' van 26 juni 2017 (zie bijlage 4.

Om nu toch een volledig beeld te krijgen wanneer maatwerkvoorschriften noodzakelijk zouden kunnen zijn, is in het advies van de OFGV uitgegaan van het microniveau van een individuele inrichting.

Om te bepalen of maatwerkvoorschriften eventueel benodigd zijn, zijn berekeningen uitgevoerd waarbij de volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:

1. Als leidraad is gehanteerd de Schrikkelcirculaire (circulaire van 29 februari 1996 van de Minister van VROM, getiteld 'Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer). In deze circulaire wordt een bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) en de maximale grenswaarde van 65 dB(A) op de gevels van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen acceptabel geacht.

2. Al het mogelijke verkeer passeert De Binderij 65 en 67 en het verkeer is niet opgenomen in het overige verkeer op het bedrijventerrein De Binderij.

3. In het onderzoek is uitgegaan van gegevens opgegeven door bedrijven zelf. Onderzocht is of per bedrijf nog voldaan wordt aan de circulaire. De rijsnelheid bedraagt 30 km/uur.

4. Van het aandachtsgebied is een driedimensionaal rekenmodel gemaakt dat voldoet aan het gestelde in de Handleiding Rekenen en Meten Industrielawaai (HRMI uitgave 1999).

5. Gerekend is met opgegeven voertuigen welke kunnen bestaan uit lichte (personenwagens), middelzware (bestel) en zware (vrachtwagens) voertuigen. Het geluidsbronvermogen (Lw) bedraagt respectievelijk 90, 94 en 102 dB(A) per voertuig.

6. Normstelling is overeenkomstig de circulaire gesteld op 50 dB(A) etmaalwaarde. De ten hoogst toegestane waarde overeenkomstig de circulaire bedraagt 65 dB(A).

De geluidbelasting ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking bedraagt 54 dB(A) etmaalwaarde. De normstelling van 50 dB(A) etmaalwaarde uit de circulaire wordt overschreden maar is wel vergunbaar. Er is geen extra onderzoek naar de geluidwering van de gevel nodig omdat de Ga,k van de gevels van de te transformeren kantoren overeenkomstig het Bouwbesluit ten minste 20 dB dient te bedragen en de binnenwaarde van 35 dB(A) is daarmee gewaarborgd.

Rekening houdend met de berekende geluidbelasting kan worden geconcludeerd dat vergunning verlening mogelijk is. De huidige bedrijven worden niet gehinderd in hun bedrijfsvoering, uitgaande van de onderzochte verkeersaantrekkende werking. Er is dus sprake van een goede ruimtelijke ordening.

5.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 en maakt onderdeel uit van een wijziging van de Wet milieubeheer. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

• er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

• een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;

• een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL;

• een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

In het bestemmingsplan De Binderij is overwegend sprake van een bestaande situatie, met uitzondering van De Binderij 65 en 67 waar circa 85 woningen mogelijk worden gemaakt.

De grens in welk geval een nieuwe woningbouwlocatie in ieder geval “niet in betekenende mate” bijdraagt ligt bij 1500 woningen bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Dit betekent dat het project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging. In het kader van dit bestemmingsplan is een onderzoek naar luchtkwaliteit niet noodzakelijk omdat het plan per saldo niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hiermee voldoet het bestemmingplan aan de Wet luchtkwaliteit en zijn er op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmeringen te verwachten.

Op grond van de monitoringstool NSL (National Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) zijn er geen knelpunten in Almere. Met betrekking tot luchtkwaliteit doen zich aldus binnen het plangebied geen problemen voor in de zin van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde, ook niet bij De Binderij 65 en 67.

5.5 Externe Veiligheid

Kernboodschap

Het spoortransport, transport over de Hogering en een hogedrukaardgas transportleiding, zijn de voor het plangebied relevante risicobronnen met mogelijke ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid.

Plaatsgebonden risico

De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden, er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van spoor/weg/buis. Dit wordt in dit bestemmingsplan geborgd middels ruimtelijke maatregelen.

Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied

Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De onderstaande informatie bevat de overwegingen, die hebben geleid tot onderhavige invulling van deze verantwoordingsplicht.

Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten, verantwoord het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Door middel van de verderop genoemde ruimtelijke maatregelen wordt het groepsrisico en de potentiële effecten verkleind en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid verhoogd.

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's, als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.

Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar. Dit mede gelet op de in het kader van het Tracébesluit getroffen calamiteitenvoorzieningen bij de Flevolijn.

Tot slot:

Risico- en veiligheidsinformatie wordt gekenmerkt door onzekerheden; rekenpartijen geven geen resultaten die de werkelijkheid nauwkeurig zullen beschrijven.

Onderbouwing

Plaatsgebonden risico

Het spoor heeft ter hoogte van het plangebied een basisnetafstand van 1 m of 6 m. Deze basisnetafstand, te meten uit het midden tussen de buitenste sporen van de spoorbundel, ligt binnen de spoorbundelbreedte van minimaal circa 13 m en daarmee buiten het plangebied.

De Hogering en de buisleiding hebben geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar.

De wettelijke basisbescherming wordt geboden en geborgd.

Groepsrisico

Het groepsrisico van de Hogering voor en na het planbesluit (aanname 50% toename van de personendichtheid) bedraagt ca. 0,12 maal de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico van de Flevolijn voor en na het planbesluit (aanname 50% toename van de personendichtheid) bedraagt ca. 0,06 maal de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico van de buisleiding voor en na het planbesluit (aanname 50% toename van de personendichtheid) bedraagt in de toekomst ca. 0,002 maal de oriëntatiewaarde.

Verantwoording groepsrisico

Het groepsrisico van de Hogering hoeft niet te worden verantwoord, omdat het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt ten opzichte van de situatie vóór vaststelling van het ruimtelijk besluit en het groepsrisico na vaststelling van het besluit onder de oriëntatiewaarde blijft.

Het groepsrisico van het spoor hoeft niet te worden verantwoord, omdat het toekomstige groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico van de buisleiding hoeft niet te worden verantwoord, omdat het toekomstig groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Verantwoording hulpverlening spoor/weg

De Brandweer Flevoland is in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het concept ontwerp bestemmingsplan over:

  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op spoor/weg/buis;
  • de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op spoor/weg/buis een ramp voordoet.

Zie bijlage 12 voor dit advies. De belangrijkste conclusies zijn:

  1. 1. er zijn geen ruimtelijke maatregelen mogelijk om de risico's aan de bron te beperken;
  2. 2. gezien de conserverende aard van het bestemmingsplan is het niet opportuun nadere ruimtelijke maatregelen in de gebouwde omgeving te nemen om de effecten in het plangebied te beperken;
  3. 3. het plangebied kent voldoende mogelijkheden om van de verschillende risicobronnen af te vluchten;
  4. 4. bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert);
  5. 5. het plangebied kent voldoende primair, secundair en tertiair bluswater en heeft een goede bereikbaarheid;
  6. 6. In het kader van het Tracébesluit SAAL krijgt de Flevolijn nieuwe voorzieningen voor het bestrijden van treinincidenten.

Reactie gemeente op advies:

De zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn als voldoende beoordeeld. Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan worden geen ruimtelijke maatregelen getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

Verantwoording plasbrandaandachtsgebied spoor

Het plasbrandaandachtsgebied van 30 m, te meten vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaande verkeer, ligt binnen het plangebied. In dat gebied ligt de bestemmingen Verkeer-Verblijfsgebied (V-VB) en Groen (G)). Binnen deze zone liggen geen (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten.

Behoudens stationsomgevingen, is hier tot nu toe ook geen behoefte aan. Dit is als het ware een 'bestendige gedragslijn', die tot nu toe is opgenomen in andere bestemmingsplannen langs de Flevolijn. Om dit ook in dit bestemmingsplan te borgen wordt een aanduiding op de plankaart ('Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen') opgenomen.

De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrand-aandachtsgebied te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand is voldoende gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effect reducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden verder aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 en paragraaf 2.4 van de bijbehorende regeling, voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden. Die voorschriften zijn tegelijkertijd in werking getreden met de wijziging van de Wet Basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid.

Ruimtelijke maatregelen:

De volgende ruimtelijke maatregelen worden in dit bestemmingsplan getroffen:

  • de basisnetafstand van 1 m en 6 m, te meten uit het hart van de spoorbundel, ligt binnen de spoorbundelbreedte van ca. 13 m en daarmee binnen de plangrenzen van de Beheersverordening en buiten het onderhavige plangebied. Hiermee voldoet dit bestemmingsplan (automatisch) aan de toe te passen basisnetafstand, conform artikel 3 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.
  • een aanduiding 'Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen' op de verbeelding, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan in combinatie met de mogelijkheid om hiervan af te wijken met omgevingsvergunning, indien aan de daarvoor gelden motiverings-voorwaarden wordt voldaan.

Onderliggende documenten

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn onderstaande documenten opgesteld:

5.6 Bedrijven En Milieuzonering

Algemeen

Bij bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen en andere bestaande bedrijvenlocaties is milieuzonering volgens vaste jurisprudentie noodzakelijk. Dit vanwege de mogelijke vestiging van nieuwe bedrijfsactiviteiten en de uitbreiding van de activiteiten van gevestigde bedrijven en de benodigde afstemming hiervan met milieugevoelige functies in de omgeving van en/of op een bedrijventerrein. Hierbij dient de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (hierna publicatie) als hulpmiddel.

Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.

Beleid

In de Gemeentelijke Visie Werklocaties (verder: GVW) is De Binderij aangewezen als een binnenstedelijk bedrijventerrein waar functiemenging mogelijk is. In eerste instantie wordt hiermee bedoeld, het planologisch aansluiten bij de zich in de praktijk gevestigde mix van 'bedrijven' en overige milieubelastende functies''. In tweede instantie gaat het om de vraag of en zo ja in welke mate, ook nieuwe milieugevoelige functies op het bedrijventerrein kunnen worden toegelaten.

Bestaande situatie

Op De Binderij hebben zich andere functies dan traditionele bedrijvigheid gevestigd, zoals (persoonlijke) dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, een dierenarts en enkele vestigingen op het gebied van gezondheidszorg en sport. Verder zijn hier een aantal bedrijfswoningen gelegen: de strook met 28 woon-werkeenheden aan de Multatuliweg en 6 overige bedrijfswoningen. Er is in elk geval sprake van een gemengd gebied.

Het vigerende bestemmingsplan bevat geen milieuzonering, maar laat in algemene zin bedrijven tot maximaal categorie 3 toe en bedrijfswoningen.

Nieuwe situatie

Vertrekpunt voor het nieuwe bestemmingsplan is de planologisch toegestane en de feitelijke ontstane situatie:

  1. 1. Op het hele bedrijventerrein zijn, op grond van het geldende bestemmingsplan, 'bedrijven' mogelijk in milieucategorie 3 (volgens de huidige milieucategorie-indeling 3.2), er zitten 3 bedrijven in milieucategorie 3.2 (zie bijlage 13);
  2. 2. Op grond van het geldende bestemmingsplan is per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan. Er zijn er tot nu toe zes gerealiseerd aan De Binderij en 28 aan de Multatuliweg.

Voor het nieuwe bestemmingsplan moet worden beoordeeld of deze situatie aan een goede ruimtelijke ordening c.q. een adequaat woon- en leefklimaat voldoet.

Daarnaast moet onderzocht worden of de transformatie van de leegstaande kantoorpanden op de percelen De Binderij 65 en 67 mogelijk is.

Tot slot wordt op verzoek van de bewoners de mogelijkheid van 'burger'bewoning van de bedrijfswoningen aan Multatuliweg onderzocht.

Hierbij worden twee uitganspunten van een goede ruimtelijke ordening gehanteerd:

  • aan de bestaande bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen blijven uitoefenen;
  • reeds in het ruimtelijke spoor hinder en gevaar voorkomen of zoveel mogelijk beperken bij woningen en andere milieugevoelige functies (= aanvaardbaar woon- en leefklimaat).

Beoordeling planologisch toegestane en feitelijke ontstane situatie:

Het bedrijventerrein en de burgerwoningen aan de zuidzijde van de Multatuliweg zijn qua omgevingstype een gemengd gebied.

De aan te houden richtafstanden tussen 'bedrijven' en 'wonen' (en andere milieugevoelige functies) zijn dan:

Milieucategorie Richtafstand nieuwvestiging tot omgevingstype gemengd gebied Richtafstand bestaande
situatie tot omgevingstype
gemengd gebied
1 0 m 0 m
2 10 m 0 m
3.1 30 m 10 m
3.2 50 m 30 m

Gevolgen milieuzonering:

  1. 1. Als inwaarts wordt gezoneerd vanuit de burgerwoningen langs de Multatuliweg, dan zijn in de bedrijfswoningen hier tegenover alleen milieucategorie 1 en 2 toegestaan. In de hierachter bij de bedrijfswoningen behorende gescheiden bedrijfsunits en de daar weer achterliggende bedrijfskavels zou, alleen rekening houdend met deze burgerwoningen, milieucategorie 3.2 zijn toegestaan.
  2. 2. Als vervolgens inwaarts wordt gezoneerd vanuit de bedrijfswoningen langs de Multatuliweg, dan is in de hierachter bijbehorende gescheiden bedrijfsunits alleen milieucategorie 1 en 2 toegestaan (tussenruimte ca. 10 m) en in de daar weer achterliggende bedrijfskavels milieucategorie 3.2. Aan deze bedrijfswoningen (onderdeel uitmakend van het bedrijventerrein) wordt in dit specifieke geval vanwege de bestaande situatie een lager kwaliteitsniveau van het woon- en leefklimaat geboden. Met als gevolg, dat in de bijbehorende bedrijfsunits milieucategorie 3.1 wordt toegestaan.
  3. 3. Als tenslotte inwaarts wordt gezoneerd vanuit de gerealiseerde zes bedrijfswoningen op het middenterrein (ook een bestaande situatie met een aanvaardbaar lager kwaliteitsniveau van het woon- en leefklimaat), dan kan op 10 m afstand milieucategorie 3.1 toegestaan worden en op 30 m afstand milieucategorie 3.2.
afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0010.png"

Figuren: inwaartse zonering van 50 m vanuit de burgerwoningen (linker figuur) en de bedrijfswoningen (rechter figuur) langs de Multatuliweg

Als we de consequenties hiervan op de kaart beschouwen, dan kan voor de bestaande situatie vanwege de gerealiseerde bedrijfswoningen (op het middenterrein), milieucategorie 3.2 slechts op een deel van het bedrijventerrein worden toegestaan (oranje vlekken in onderstaande figuur).

Uit een nadere inventarisatie van de bestaande bedrijven binnen de 30 m cirkels (zie bijlage 13) vanaf de bestaande bedrijfswoningen blijkt, dat 3 bedrijven in ieder geval milieucategorie 3.2 zijn: Koenders, Geerink en Limitrans. Van Raaijen en Ben Overwater zitten dicht tegen deze milieucategorie aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0011.png"

Figuur: mogelijkheden voor milieucategorie 3.2. bedrijven op basis van een inwaartse zonering van 30 m vanuit de zes bedrijfswoningen op het middenterrein.

Gezien het feit dat het hier gaat om een bestaande situatie en mede op verzoek van de gevestigde ondernemers, worden de belangen van de bedrijven zwaarder gewogen dan de kwaliteit van het woon- en leefklimaat van diezelfde ondernemers. Daarom is ervoor gekozen om voor het hele middenterrein milieucategorie 3.2 in stand laten. Dit in combinatie met het niet meer toestaan van nieuwe gevoelige functies en de bestaande – te handhaven – gevoelige functies strak begrenzen.

Gevolg hiervan is dat deze zes bedrijfswoningen een lager kwaliteitsniveau van het woon- en leefklimaat krijgen. Dat vinden we in dit specifieke geval aanvaardbaar. De ondernemers hebben aangegeven dat zij juist voor dit bedrijventerrein hebben gekozen omdat het hier mogelijk was te wonen bij een 3.2 bedrijf. Hierbij wordt tevens overwogen dat de eventuele 'hinder' van de buurman niet te onderscheiden is van de 'hinder' van de eigen bedrijfsactiviteiten.

Beoordeling transformatie kantoorpanden De Binderij 65 en 67 tot burgerwoningen:

Gezien de ligging op een bedrijventerrein wordt voor deze voorgenomen burgerwoningen uitgegaan van een aanvaardbaar lager kwaliteitsniveau van het woon- en leefklimaat, vergelijkbaar met dat van bedrijfswoningen, ten gevolge van industrielawaai.

Uitgaande van het bestaande recht (planologisch toegestaan milieucategorie 3.2) voor de bedrijven, geldt daarbij een richtafstand van 50 meter voor een nieuwe situatie. Toepassing van deze richtafstand (zie de groene lijnen vanaf de kavels van de omliggende bedrijven op onderstaande tekening), laat zien dat de planologische 'milieuruimte' van de bedrijven de gewenste te transformeren panden overlapt. Woningen zijn bij het respecteren van de volledige planologisch toegestane 'milieuruimte' alleen mogelijk in onderstaande paarse vlek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0012.png"

Figuur: afstanden van 50 m gemeten vanaf de omliggende kavels.

Echter, de (bestuurlijke) beleidsmatige gemeentelijke wens (GVW) is, om transformatie van leegstaande kantoorpanden op binnenstedelijke bedrijventerreinen mogelijk te maken.

Vanuit dit beleid redenerend, dient een richtafstand van 10 m te worden aangehouden tot bedrijven in milieucategorie 2. En van 30 m en 50 m tot bedrijven in milieucategorie 3.1 respectievelijk 3.2.

Onderstaande kaart laat de feitelijke afstanden zien vanaf de kavelgrenzen van de omliggende kavels tot het bepalende te transformeren kantoor. Uitgangspunt hierbij is, dat de transformatieplannen plaatsvinden zonder dat deze panden dichter bij de omliggende kavels komen te liggen. Dit dient in het te actualiseren bestemmingsplan te worden geborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0013.png"

Figuur: afstanden van de omliggende kavels tot het bepalende te transformeren kantoor. De afstand van kavel 06912 tot het te transformeren kantoor is ca. 50 m.

Dit betekent dat voor onderstaande kavels een beperking in toegestane milieucategorieën ten opzichte van het geldende bestemmingsplan bij nieuwvestiging moet worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

Er is bureauonderzoek gedaan naar de vraag of deze verlaging in milieucategorieën haalbaar is, zonder de bestaande al gevestigde bedrijven onevenredig te schaden in hun bedrijfsvoering.

Hiertoe zijn de milieucategorieën van de huidige bedrijfsactiviteiten nader beschouwd (zie bijlage, onderste deel van de tabel). De Binderij 70-72 wordt ingeschat als maximaal milieucategorie 1, De Binderij 69 als maximaal milieucategorie 2 en De Binderij 2-4 als maximaal milieucategorie 1.

Hieruit volgt, dat de huidige bedrijfsactiviteiten een lagere maximale milieucategorie niet in de weg staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0014.png"

Figuur: In rood een afstand van 50 m gemeten vanaf de bestaande gebouwen Binderij 65 en 67. In groen de kavels met hierin aangegeven de beperking in milieucategorieën.

Toekomstplannen

Uit nader onderzoek is gebleken dat het bedrijf dat nu gevestigd is aan De Binderij 69 van plan is om zich elders te gaan vestigen omdat zij uit hun jasje groeien. Zij hebben om die reden een huurcontract met een opzegtermijn van een jaar voor het huidige pand bedongen. De eigenaar/verhuurder van De Binderij 69 heeft aangegeven, na vertrek van het huidige bedrijf, zijn eigen aannemerswerkplaats met houtbewerking in het pand te willen vestigen. De oppervlakte van het kadastrale perceel bedraagt ca. 800 m2. De oppervlakte van de verdieping van het bestaande kantoorpand bedraagt naar boven afgerond 150 m2. Het maximale bedrijfsoppervlak bij de huidige bebouwing is < 1.000 m2. Een 'gemiddeld' modern aannemersbedrijf met werkplaats met een bedrijfsvloeroppervlak < 1.000 m2 wordt in de publicatie aangemerkt als milieucategorie 2.

Hieruit volgt dat ook de door de perceeleigenaar kenbaar gemaakt toekomstplannen een lagere maximale milieucategorie niet in de weg staan.

Beoordeling mogelijkheid 'burger'bewoning van bedrijfswoningen Multatuliweg:

Het feitelijk woon- en leefklimaat ter plaatse is niet afhankelijk van het feit of sprake is van een bedrijfs-of burgerwoning.

Het beleid (GVW) staat nieuwe burgerwoningen aan de rand van het bedrijventerrein toe.

Er is geen sprake van een nieuwe ruimtelijke situatie; er wordt namelijk al gewoond. Alleen van een planologisch nieuwe situatie (burgerwoning versus bedrijfswoning). Dus kan een kortere richtafstand (voor bestaande situaties) van 30 m (tot milieucategorie 3.2 planologisch toegestaan) gemotiveerd worden, zoals ook voor de bedrijfswoningen op dit bedrijventerrein wordt gedaan. Aan deze afstand wordt van kavel tot kavel voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0015.png"

De feitelijke woonkwaliteit (ten gevolge van de milieubelasting van de bedrijven) is naar verwachting beter, dan dat deze theoretisch zou zijn op grond van deze richtafstand. Over het algemeen is geluid namelijk bepalend voor de woonkwaliteit. Door de grotere afstand tot de gevel (40 m feitelijk in plaats van 30 m richtafstand) en de afscherming ten gevolge van de bedrijfsunits achterop de kavel, is sprake van vermindering van de milieubelasting ten gevolge van de bedrijven.

Hieruit volgt dat 'burger'bewoning kan worden toegestaan. De (burger)woningen langs de Multatuliweg houden eenzelfde kwaliteitsniveau van de woon- en leefomgeving als de bestaande bedrijfswoningen.

Samengevat

  1. 1. Vanwege de activiteiten van de gevestigde bedrijven (vooral milieucategorie 3.1 en 3.2) en hun eigen wens om te wonen bij 3.2 bedrijven, blijft in het te actualiseren bestemmingsplan milieucategorie 3.2 op het binnenterrein gehandhaafd. Dit in combinatie met het niet meer toestaan van nieuwe milieugevoelige functies (o.a. bedrijfwoningen) en de bestaande – te handhaven – milieugevoelige functies strak begrenzen.
  2. 2. De transformatieplannen zoals die er nu liggen, zijn in principe niet mogelijk uitgaande van het bestaande geldende planologische recht van de bedrijven (milieucategorie 3.2) in de directe omgeving van De Binderij 65 en 67.
  3. 3. Echter, de (bestuurlijke) beleidsmatige gemeentelijke wens om mee te werken aan transformatie van leegstaande kantoorpanden op binnenstedelijke bedrijventerreinen weegt in dit geval zwaarder. De consequenties hiervan zijn als volgt:
  • de betreffende te transformeren kantoorpanden mogen niet dichter bij de omliggende kavels komen te liggen;
  • de planologisch toegestane milieucategorie dient voor drie omliggende kavels te worden verlaagd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
  1. 4. Uit nader bureauonderzoek blijkt, dat deze verlaging in milieucategorieën haalbaar is zonder hierbij de bestaande gevestigde bedrijven onevenredig te schaden in hun bedrijfsvoering. Hun huidige bedrijfsactiviteiten staan een lagere milieucategorie niet in de weg.
  2. 5. Het aanduiden van de bestaande bedrijfswoningen langs de Multatuliweg als (gewone) woningen en daarmee 'burger'bewoning toestaan, is mogelijk. Deze woningen krijgen eenzelfde kwaliteitsniveau van de woon- en leefomgeving als de bestaande bedrijfswoningen.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde milieuzonering en verlaging voor maximaal 2 percelen tot milieucategorie 3.1 en voor één perceel tot milieucategorie 2, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

Op onderstaande figuur is de gekozen milieuzonering voor het hele terrein indicatief verbeeld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0016.png"

Afwijken van de gebruiksregels

De toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Vooral komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal twee categorieën hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.

Motivering Staat van Bedrijfsactiviteiten

De in dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op Lijst 1 Activiteiten van bijlage 1 van de VNG-publicatie.

Ten opzichte van Lijst 1 Activiteiten, zijn alle activiteiten weggelaten die niet passen op een bedrijventerrein of die rechtstreeks via de bestemmingsomschrijving toelaatbaar worden gesteld, bijvoorbeeld als nevenfunctie. Hier zijn de volgende activiteiten uit Lijst 1 Activiteiten van bijlage 1 geschrapt:

  • de meeste landbouw, jacht en bosbouwactiviteiten;
  • winning van delfstoffen;
  • horeca-activiteiten;
  • detailhandel;
  • overheidsdiensten, onderwijs, gezondheidszorg en welzijnszorg;
  • zakelijke dienstverlening.

Functiemenging woonwijk

De woonwijk bestaat naast woningen uit wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid. Rondom deze voorzieningen en bedrijven liggen soms op korte afstand woningen, te karakteriseren als een '(deel)gebied met functiemenging'. De richtafstanden uit bijlage 1 van de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009] (hierna: publicatie) zijn dan niet toepasbaar. Deze vorm van functiemenging dient te worden gefaciliteerd en gestimuleerd. Daarom wordt hier uitgegaan van functiemenging, en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast.

Categorie A activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan binnen de bestemming Gemengd – 2 (GD-2) en categorie A en B binnen de bestemming Gemengd - 3 (GD-3). Categorie C niet, vanwege het ontbreken van een goede ontsluiting op de verkeershoofdinfrastructuur (zonder dat er woningen worden gepasseerd). De hieraan verbonden relatief grote verkeersaantrekkende werking is in dit geval ongewenst en zou kunnen leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Uit een inventarisatie via 'deskresearch' en 'veldonderzoek' van de bestaande wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid blijkt dat deze allen binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorieën A en B vallen. Het is dus niet nodig om een specifieke aanduiding of maatbestemming op te nemen.

5.7 Kabels En Leidingen

Riolering

In literatuurwijk is een gescheiden rioolstelsel aanwezig waarbij het hemelwater wordt afgevoerd naar het in de wijk aanwezig oppervlaktewater. Het huishoudelijk afvalwater wordt via het vuilwaterstelsel ingezameld en afgevoerd naar de AWZI op het industrieterrein de Vaart. Vanuit het vuilwaterstelsel kunnen geen overstorten plaats vinden naar het oppervlaktewater. Over het functioneren van zowel het hemelwaterstelsel alsook het vuilwaterstelsel zijn geen problemen bekend.

Het oppervlaktewatersysteem in Literatuurwijk is een afzonderlijk peilvak op een niveau van NAP -4,80m. Middels een drietal stuwen watert dit peilvak af op het peilvak van de rest van Almere Stad (NAP -5,50m.). Ook over het functioneren van het oppervlaktewatersysteem zijn geen problemen bekend.

In het openbaar gebied is een drainagestelsel aanwezig. Dit stelsel is toereikend voor de ontwatering van het openbare gebied. Voor de ontwatering van het uitgegeven gebied is de eigenaar verantwoordelijk. Veelal is ook hier drainage aanwezig. De drainage (zowel openbaar als particulier) in het gehele gebied loost (via het hemelwaterriool) op het oppervlaktewater in de wijk.

Nutsvoorzieningen

Algemeen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen gelegen in de gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd.

Evenwijdig aan de busbaan-tracés ligt, zoals gebruikelijk in Almere, de hoofd-infrastructuurstructuur voor de nutsvoorzieningen voor het plangebied.

De wijken in het plangebied hebben stadsverwarming.

Leidingenstraat

Aan de westzijde van het plangebied, evenwijdig aan de Hogering en aan de oostzijde van de geluidswal loopt de leidingenstraat. Deze is gedeeltelijk gekoppeld aan wegen. De gemeentelijke leidingenstraat is de hoofdader voor het voeden van de verschillende stadsdelen. Voor deze leidingenstraat geldt een belemmeringenstrook.

Straalverbindingen c.a.

Voor de radar Soesterberg en die van Nieuw Millingen geldt dat bouwwerken hoger dan 78 meter (hoogte geldt ten opzichte van NAP) kunnen leiden tot verstoring van de radar. Het onderhavige plangebied valt binnen het toetsingsvlak van de radar Soesterberg. De toegestane hoogtes in het plangebied leiden niet tot problemen i.v.m. de radar Soesterberg.

5.8 Ecologie

Nationaal Natuurnetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur)

Het plangebied maakt geen deel uit van de Nationaal Natuurnetwerk. Zij is hiervan gescheiden door de Hoge Ring in het westen. Gezien de toegestane ontwikkelingen binnen het plangebied en de ruimtelijke scheiding tussen plangebied en de EHS is geen effect op de EHS te verwachten.

Gebiedsbescherming - Wet natuurbescherming (Wnb)

Binnen en rond Almere liggen enkele gebieden die onder de Wnb als Natura 2000 gebied zijn aangewezen. Dit zijn 'de Lepelaarplassen', 'de Oostvaardersplassen', 'het IJmeer en Markermeer', 'het Gooimeer-zuidoever en Eemmeer'. Op grotere afstand liggen de gebieden 'het Naardermeer' en 'de Veluwe'. Van ieder plan of project dient te worden bepaald of deze een negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelen van die gebieden. Hier valt derhalve ook de externe werking onder. Gezien de toegestane ontwikkelingen en de ligging van het plangebied ten opzichte van de Natura 2000 gebieden is geen negatief effect te verwachten op de instandhoudingsdoelen.

Boswet

Het plangebied valt binnen de komgrens Boswet zoals deze in Almere is vastgesteld. Daarmee zijn de bepalingen uit de Boswet (meldingsplicht bij voorgenomen velling en herplantplicht) niet van toepassing.

Soortbescherming – Wnb

Het plangebied is in 2014 op beschermde flora en fauna onderzocht (van Groen en van Straaten, 2014, Almere Stad-West, inventarisatie in het kader van de Flora- en faunawet, rapport 2014-40 van der Goes en Groot). Het gaat hierbij in Almere Stad West specifiek om de soortgroepen beschermde flora (tabel 2 en 3 soorten), vissen, (tabel 2 en 3

soorten), Rugstreeppad, Ringslang, broedvogels (jaarrond beschermde soorten en enkele soorten van categorie 5 en Rode Lijstsoorten), vleermuizen en Bever.

Uit deze inventarisatie komt naar voren dat van de voornoemde categorieën Wilde Marjolein, Prachtklokje, Rietorchis, Spreeuw, Huismus, Ruige en Gewone Dwergvleermuis in het gebied voorkomen.

Planten

Het Prachtklokje en Wilde Marjolein zijn in Almere geen natuurlijke verschijning, de planten komen plaatselijk en vaak maar tijdelijk voor waar deze vanuit particuliere tuinen verwilderen. Net als de Rietorchis behoort de Wilde Marjolein en het Prachtklokje tot de categorie (tabel 2) waarvoor vrijstelling van de Flora- en Faunawetverboden geldt als men werkt volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode.

Broedvogels

Het gebied is niet op alle broedvogels onderzocht, maar aangenomen kan worden dat vrijwel alle struik en bosbeplantingen broedvogels herbergen. Daarnaast vinden vogels broedplaatsen langs watergangen (o.m. Knobbelzwaan, Meerkoet, Kleine Karekiet). Al deze soorten genieten met name tijdens het broedproces op grond van de Flora- en Faunawet bescherming. Van een aantal soorten geldt dat het nest jaarronde bescherming geniet. Het gaat daarbij om soorten die jaar op jaar het zelfde nest gebruiken en daarvan dan ook afhankelijk zijn. In het plangebied is van deze categorie alleen de Huismus en de Spreeuw broedend aangetroffen. Het vernietigen van dergelijke nesten buiten de feitelijke broedperiode kan slechts op basis van ontheffing (onder voorwaarden).

Zoogdieren

Van de Ruige en de Gewone Dwergvleermuis zijn vaste verblijfplaatsen (baltsverblijfplaatsen) in het plangebied aangetroffen. Voor beide soorten blijken bovendien de watergangen en bospercelen een belangrijke vliegroutes en foerageergebieden. Voor de vleermuizen geldt dat aantasting van het leefgebied alleen is toegestaan als daar ontheffing onder de Flora- en Faunawet voor is verkregen.

Onderzoek van Zoogdiervereniging VZZ en Landschapsbeheer Flevoland naar de aanwezigheid van vleermuizen in Flevoland toont aan dat er in het plangebied geen vaste verblijf- en baltsplaatsen van vleermuizen zijn (Reinhold et al 2007).

De resultaten zijn in onderstaande tabel samengevat:

Beschermingsmiveau Flora- en faunawet Voorkomende soorten
Streng beschermde soorten (tabel 3 AMvB) -
Vogels Diverse stadsvogels zoals Koolmees, Pimpelmees en Houtduif
Overige sorten (tabel 2 AMvB) -
Soorten met algemene vrijstelling (tabel 1 AMvB) Grote kaardenbol, Meerkikker, Bruine kikker

5.9 Waterparagraaf

Watertoets

Overeenkomstig artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets, zoals beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets (bijlage bij Kamerstukken II 2001/02, 27 625, nr. 4) te volgen. Dat zal in veel gevallen leiden tot overleg met de waterbeheerder in het betreffende gebied. Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in deze Waterparagraaf. Aangezien het plan voornamelijk van conserverende aard is, is het voor de onderhavige watertoets voldoende om te verwijzen naar hetgeen in deze paragraaf is toegelicht. Onderhavig plan is afgestemd met het Waterschap.

Waterstructuur

Het watersysteem van Almere Stad is in de jaren zeventig ontworpen met 3% van het bruto stedelijk gebied als oppervlaktewater. In het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is aangegeven dat rekening moet worden gehouden met een toename van de neerslag en een grotere intensiteit van regenbuien.

Op grond van het peilbesluit stedelijk gebied Almere geldt een vastgesteld streefpeil van NAP -4,80 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0017.png"

Peilgebieden

De afwatering van Literatuurwijk en De Binderij vindt plaats naar de in het plangebied gelegen grachten. Deze grachten hebben een streefpeil van – 4.80 m NAP en zijn met een drietal stuwen gescheiden van het peilgebied NAP -5.50 m van Almere Stad. Vanuit de Leeghwaterplas wordt het water met een vijzelgemaal uitgeslagen op de peilgebied van de Hoge Vaart NAP -5,20 m.

Het watersysteem van Almere stad in zijn algemeenheid heeft op dit moment genoeg waterberging en is voldoende robuust.

Waterberging

Het plan voldoet aan de normen qua waterberging, ook in het naastgelegen peilgebied Almere stad (ALM-3) is voldoende robuust aangelegd en kent geen bergingsproblemen.

Riolering

In literatuurwijk is een gescheiden rioolstelsel aanwezig waarbij het hemelwater wordt afgevoerd naar het in de wijk aanwezig oppervlaktewater. Het huishoudelijk afvalwater wordt via het vuilwaterstelsel ingezameld en afgevoerd naar de AWZI op het industrieterrein de Vaart. Vanuit het vuilwaterstelsel kunnen geen overstorten plaats vinden naar het oppervlaktewater. Over het functioneren van zowel het hemelwaterstelsel alsook het vuilwaterstelsel zijn geen problemen bekend.

Het oppervlaktewatersysteem in Literatuurwijk is een afzonderlijk peilvak op een niveau van NAP -4,80m. Middels een drietal stuwen watert dit peilvak af op het peilvak van de rest van Almere Stad (NAP -5,50m.). Ook over het functioneren van het oppervlaktewatersysteem zijn geen problemen bekend.

In het openbaar gebied is een drainagestelsel aanwezig. Dit stelsel is toereikend voor de ontwatering van het openbare gebied. Voor de ontwatering van het uitgegeven gebied is de eigenaar verantwoordelijk. Veelal is ook hier drainage aanwezig. De drainage (zowel openbaar als particulier) in het gehele gebied loost (via het hemelwaterriool) op het oppervlaktewater in de wijk.

Nieuwe ontwikkelingen

In het gebied zijn geen grote ingrepen te verwachten ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerpplan. In de dagelijks praktijk, zonder grote nieuwe niet eerder voorziene ontwikkelingen, kan worden gesteld dat het huidige watersysteem voldoende robuust is.

5.10 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van het plangebied ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggemaakt, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem (polder) werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd.

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

In het plangebied ‘Literatuurwijk’ zijn in het verleden een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Het algemene beeld in de Literatuurwijk laat zien dat de bodem weinig verontreinigingen bevat. Op een aantal plaatsen zijn in de bodem lichte bijmengingen met puin of kooltjes aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan PAK, minerale olie en EOX aangetroffen. In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan nikkel en minerale olie aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan nikkel, chroom, arseen, zink, cadmium, diverse vluchtige aromaten, gehalogeneerde koolwaterstoffen en minerale olie aangetroffen.

Geschiktheidsverklaring

Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw, wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven. Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit. Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.

Grondwater

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil en wordt in Almere op ca 1,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld gehouden. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

5.11 Archeologie En Cultuurhistorie

Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden

In het plangebied “Literatuurwijk en De Binderij” zijn geen waardevolle historisch-geografische structuren onderscheiden die in de toekomst een rol zouden kunnen spelen als elementen bij de inrichting van het gebied. In het plangebied zijn ook geen beschermde bouwkundige monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er is wel een aantal, in architectonische zin, bijzondere complexen en gebouwen in het gebied aanwezig. Zo is de wijk rond de Slauerhoffstraat heel herkenbaar door de toepassing van de kenmerken van de Amsterdamse School: lange blokken, zorgvuldig gemaakte poorten met woningen er boven en een plastisch gebruik van baksteen (Claudia Hoekwater, 2003) en het complex 'Maliebaan' aan de Poëziestraat, uitgevoerd in roze en witte baksteen in combinatie met slanke stalen zuilen en transparante bouwdelen (Wytze Patijn, 2003). Ook zijn er de interieurwoningen, geïnspireerd op koloniaal-romantische woningen, gegroepeerd in 3 hofjes aan de Jaap ter Haarstraat en het Han. G. Hoekstrahof (Jan des Bouvrie, 2001). Een opvallend gebouw is verder De Archipel (Marianne Loof en Jurriaan van Stigt, 2001) met in de tuin staat de boomsculptuur 'Noli me Tangere' van de Belgische kunstenaar Luk van Soom (2007). Van Herman Herzberger (2003) zijn de groeiwoningen aan de Jan Hanlostraat, en het Italiaans geïnspireerde Parc Domenica aan het Ed van der Elskenhof is van INBO architecten BNA (2000). Een markant kantoorgebouw op De Binderij is 'De Sfinx' (John van Dijk / i.s.m. 19 Het Atelier, 2002). Bijzondere kunstwerken zijn de 'Berg van licht', een glazen sculptuur van Jan Wolkers (1998) aan de Godfried Bomansstraat en het vanaf de Hoge Ring zichtbare 'Schrijfkanon' van Peter Zegveld (2001).

Het stroomgebied en delta van de voormalige rivier de Eem vormen een belangrijke aardkundige waarde. Deze zijn echter buiten het plangebied gelegen.

In het plangebied zijn geen beschermde bouwkundige monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er zijn ook geen potentiële gebouwde of groene monumenten bekend.

Archeologische waarden

Algemeen

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere (maar nog niet in dit plangebied) zijn gevonden.

Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap en de bij de Eem behorende oeverwallen in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het plangebied zijn in het verleden diverse / slechts beperkt / nog geen archeologische onderzoeken uitgevoerd (Bijv. Oostvaardersdijk, 1995; De Vaart, 2001). Er zijn in het plangebied nog geen behoudenswaardige vindplaatsen uit de prehistorie bekend. Deze mogen op basis van onderzoek in de directe omgeving wel verwacht worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0018.png"Uitsnede Archeologische Beleidskaart

Binnen de bestemmingsplangrenzen van zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) verschillende terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld omdat ze bebouwd zijn of in het verleden bebouwd zijn geweest, of anderszins verstoord zijn. Deze terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donker grijze kleur. De overige gebieden zijn aangeduid met “Waarde-Archeologie 1” 2, 3 , 4, 5, of 6. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen.

Binnen de bestemmingsplangrenzen is geen onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van archeologische waarden.

Er zijn in het plangebied geen prehistorische vindplaatsen bekend, maar de aanwezigheid van vindplaatsen in de ondergrond is niet uit te sluiten.

Er zijn in het plangebied geen scheepswraklocaties bekend, maar de aanwezigheid van scheepswrakken en –restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten.

In het plangebied liggen geen wettelijk beschermde vindplaatsen.

Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden

Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.

Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen

Overeenkomstig de vastgestelde beleidsuitgangspunten, moeten vastgestelde behoudenswaardige archeologische vindplaatsen beleidsconform worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan.

Voor ingrepen op het beschermde rijksmonumenten is op grond van de Erfgoedwet altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform de Erfgoedwet gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

5.12 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Bijlage 1 Beleidskader, Hoofdstuk 1Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van Herwijnen, AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van Herwijnen 90 m, van AOCS Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Komen de tippen van de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0019.png"

figuur: radars voor militaire luchtvaart

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk en voldoet aan de eisen van radarverstoringsgebieden Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM (voorheen VOR/DME Muiden) opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2J02-vg01_0020.jpg"

Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m (NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.

Het plangebied bevindt zich in het deel van het toetsingsvlak dat enkel van toepassing is op windturbines. Voor andere bouwwerken dan windturbines geldt binnen dit deel van het toetsingsvlak geen toetsingshoogte.

5.13 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:

  • trillingen;
  • geurhinder;
  • ammoniak en veehouderij;
  • energie;
  • windhinder;
  • lichthinder;
  • bezonning;
  • uitzicht.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan


Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.

Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000 m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.


Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  1. a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  3. c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  1. d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  2. e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  3. f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.

Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

Alleen de mogelijkheid van transformatie van de kantoorpanden De Binderij 65 en 67 kunnen worden aangemerkt als bouwplannen in de zin van art. 6.2.1 Bro omdat hiermee de realisatie van meer dan 10 woningen mogelijk wordt gemaakt. In verband met het verhaal van kosten zijn anterieure overeenkomsten gesloten met de eigenaren van de twee transformatiepanden. Voor het realiseren van eventueel extra benodigde parkeerplaatsen bij het pand De Binderij 65 zal er sprake zijn van gronduitgifte. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet verplicht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan is een actualisatie van de vorige, geldende bestemmingsplannen. Grote nieuwe ontwikkelingen zijn niet in dit plan opgenomen en nieuw beleid heeft weinig tot geen gevolgen voor het plan. Er is daarom voor gekozen om geen voorafgaande inspraak te houden.


Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro zijn onderstaande instanties gevraagd om een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:

Vooroverlegpartner Samenvatting overlegreactie Reactie gemeente
Brandweer Flevoland Het plan is beoordeeld op het aspect veiligheid. Gezien de conserverende aard is het niet opportuun nadere maatregelen te nemen. Een nadere uitwerking van het advies is bijgevoegd. Het advies van de brandweer Flevoland is verwerkt in paragraaf 5.5 van de toelichting op het plan.
Provincie Flevoland geen opmerkingen
Luchtverkeersleiding Nederland LVNL verzoekt uit te gaan van het nieuwe toetsingsvlak van de VOR/DME PAM en het figuur "Hoogteradialen luchtvaartverkeer" op p. 85 (h. 5.12) aan te passen. De tekst en de figuur zijn aangepast conform het verzoek.
Gasunie In het plangebied ligt een gastransportleiding. Gasunie verzoekt de ligging te controleren aan de hand van de aangeleverde digitale bestanden.

Gasunie verzoekt in de regels van de dubbelbestemming een rangorde aan te geven door het woord 'mede' te vervangen door het woord 'primair'.

Gasunie verzoekt de wijzigingsbevoegdheden van art. 7 Groen uit te breiden met nader omschreven regels.







Gasunie verzoekt de druk en diameter niet op te nemen in de planregels.
De verbeelding is gecontroleerd aan de hand van de geleverde bestanden. Aanpassing was niet nodig.

De regels van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' zijn coform het verzoek vwb de rangorde aangepast.


N.a.v. de reactie is geconstateerd dat het niet wenselijk is gronden met de dubbelbestemming Leiding - Leidingstrook' alsnog uit te geven aan particulieren. De wijzigingsmogelijkheid voor additionele gronduitgifte van art. 7 is uitgesloten voor gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook'.

Het verzoek de druk en diameter niet op te nemen is niet gehonoreerd. Het betreft hier een maximale druk en diameter. Verkleining/vermindering is hierdoor mogelijk. Het bij recht tevens mogelijk maken van een vergroting van de druk/diameter zou betekenen dat deze mogelijkheid nu al moet zijn voorzien van een verantwoording van het risico van de maximaal mogelijke diameter en druk terwijl er op dit moment geen plannen bekend zijn om een dergelijke vergroting binnen de looptijd van het plan te realiseren.
Waterschap Zuiderzeeland Het Waterschap heeft geen op of aanmerkingen op het bestemmingsplan. Wel wordt voorgesteld een alinea onder 'Waterstructuur' te verwijderen, betreffende de herziening van het peilbesluit in het naastgelegen gebied, omdat dit los staat van de waterstructuur van Literatuurwijk en De Binderij. De betreffende alinea is verwijderd.
Liander geen reactie ontvangen
Min. van defensie geen reactie ontvangen
GGD Flevoland geen reactie ontvangen
Politie Flevoland geen reactie ontvangen
Prorail geen opmerkingen
KPN geen reactie ontvangen
Rijkswaterstaat geen reactie ontvangen
Staatsbosbeheer geen reactie ontvangen
Tennet geen reactie ontvangen
Vereniging Bedrijfskring Almere geen reactie ontvangen
Vitens geen reactie ontvangen
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geen reactie ontvangen

Zienswijzen

Voor het ontwerp bestemmingsplan wordt de Wro-procedure gevolgd. Dit houdt in dat het nieuwe bestemmingsplan als ontwerp voor een periode van zes weken ter visie (van 1 december 2016 tot en met 11 januari 2017) is gelegd (conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht). Ook is tijdens de terinzagelegging, op 14 december 2016, een inloopavond gehouden waar bewoners en bedrijven informatie konden krijgen over het plan.

Naar aanleiding van de inloopavond zijn er tijdens de ter inzage termijn nog individuele gesprekken met ondernemers geweest om uitleg te geven en vragen te beantwoorden over het ontwerpbestemmingsplan. Er zijn 13 zienswijzen ingediend.

Op 30 maart 2017 is een eerste voorstel voor aanpassing van het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijzen besproken met de reclamanten die hadden aangegeven dat hun bedrijven niet pasten in het ontwerpbestemmingsplan. Op verzoek van een aantal ondernemers heeft op 2 mei 2017 een bezoek van wethouder M. Pol aan het bedrijventerrein plaatsgevonden. Bij dit bezoek zijn toezeggingen gedaan over een aantal nadere onderzoeken. Bij de beoordeling van de zienswijzen zijn deze nadere onderzoeken meegenomen.

De zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.

De Nota zienswijzen is opgenomen in Bijlage 18 van deze toelichting. In deze Nota zienswijzen staat ook welke wijzigingen zijn aangebracht in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  1. 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  3. 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  6. 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  7. 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  8. 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  9. 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  10. 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.

Almere maakt onderdeel uit van het MIRT-gebied Noordwest-Nederland. Het MIRT-gebied Noordwest-Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een opgaven van nationaal belang in dit gebied is onder meer het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met betrokken overheden (RRAAM).

Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 ruim 140.000 woningen).

Verder is in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro: artikel 3.1.6 lid 2). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de ladder moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Dit bestemmingsplan betreft voornamelijk een actualisatie van het geldende bestemmingsplan van het gebied. Voor twee deelgebieden is er wel een verruiming/functiewijziging ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een transformatiemogelijkheid van twee bestaande kantoorpanden naar wonen en de mogelijkheid van functiemening op het bedrijventerrein De Binderij. Hoofdstuk 2.2 Nieuweontwikkelingen gaat in op de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.12 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.
Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)

Het Nationaal Waterplan (NPW2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016
tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene
strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van
het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn
samengevat in een routekaart.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw)
vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en
taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode
2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht
inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het
voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam
beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de
wateropgaven te ontwikkelen.

Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het
waterbewustzijn in Nederland.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Bestaande waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is ondermeer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

Overig rijksbeleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden.

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008, 2009, 2015)

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro. Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan op 2 november 2006 is bepaald dat het onderdeel waterhuishouding van het plan in 2009 op twee onderwerpen nader uitgewerkt wordt in een partiële herziening. Het eerste onderwerp is waterkwaliteit, naar aanleiding van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In deze partiële herziening worden de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw of kortweg WB21. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan in 2009 was er nog onvoldoende duidelijkheid over de omvang van de wateropgave en de wijze waarop deze in onze zich nog sterk ontwikkelende provincie kan worden opgelost. In deze partiële herziening zijn de aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de partiële herzieningen van het Omgevingsplan.

Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)

Met de vaststelling van de Omgevingsvsie FlevolandStraks is deel I van het Omgevingsplan Flevoland 2006 ingetrokken.

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities de provincie heeft voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de jongste provincie van Nederland vormt de basis van de visie.

De visie in hoofdlijnen:

"In 2030 en verder is Flevoland de kroon op de Nederlandse poldertraditie. Het toont waar Nederland groot in is: land maken uit water en hierin een samenleving tot bloei laten komen. Bij nieuwe ontwikkelingen is er evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten. We durven hierbij te vernieuwen. Omdat we ervan overtuigd zijn, dat op basis van eigentijdse inzichten betere oplossingen mogelijk zijn. Gelijktijdig koesteren we de eigenzinnige schoonheid van de oorspronkelijke opzet van de polders (Het Verhaal van Flevoland). En benutten we het in Flevoland aanwezige talent alsmede de potenties, kracht en ondernemerschap van de samenleving (Krachtige Samenleving).

Belofte

In Flevoland is de belofte van bestuurlijke vernieuwing ingelost (Ruimte voor Initiatief). We zetten de maatschappelijke opgaven centraal. We treden met gemeenten en waterschap op als één bestuur. Dit noemen we complementair bestuur. Periodiek leggen we de opgaven en oplossingen van de provincie voor aan een representatieve groep Flevolanders. Zijn we met de goede maatschappelijke vragen op de goede manier bezig?

Flevoland biedt ruimte voor ondernemingen en mensen die hun ideaal willen realiseren. De begintijd van de bepalende overheid en de maakbare samenleving hebben we achter ons gelaten. Iedereen die wil bijdragen aan de toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd. We zetten de stap van “nee tenzij” naar “ja mits”. Door deze opstelling zijn er meer mogelijkheden voor initiatieven van inwoners en bedrijven .

Excellent

Flevoland draait grotendeels op duurzame energievoorziening (Duurzame Energie). Overal – in stad en land – zijn de gevolgen van de energietransitie merkbaar. Huishoudens en bedrijven zijn energieneutraal. Energie wordt duurzaam opgewekt. Nieuwe woonwijken zijn aangelegd zonder gasnet. De energierekeningen van de inwoners zijn fors gereduceerd en er zijn vele Flevolandse bedrijven gespecialiseerd in duurzame energie en energiebesparing. Flevoland heeft in economisch, maatschappelijk en fysiek opzicht geprofiteerd van de energietransitie.

In Flevoland zijn vele nieuwe economische activiteiten. Ondernemers pakken de kansen van de veranderende economie. Hieronder ook de circulaire economie (Circulaire Economie). Het woord afval heeft een andere betekenis gekregen: het is grondstof voor productie. Flevoland is de grondstoffenleverancier voor de circulaire economie. Groene grondstoffen en gebruikte materialen bewerken we zodanig dat ze hun weg vinden naar afzetmarkten.

In 2030 en verder onderscheidt Flevoland zich bovenregionaal met een aantal voorzieningen, die van excellente kwaliteit is (Regionale Kracht). Voorzieningen met een aantrekkingskracht en een reputatie die zich over de provinciegrenzen heen uitstrekken. Het gaat onder meer om de toplandbouw, de ontwikkeling van Almere en Lelystad (o.a. Lelystad Airport) tot knooppunten in de regionale netwerken, excellente woonmilieus in Almere en Lelystad en prachtige groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de waterrijke randen van de Flevopolders. Het zijn de authentieke krachten van Flevoland, die naar een volgend – hoger – niveau zijn doorontwikkeld. Liggend aan het IJmeer, Markermeer en IJsselmeer zijn Almere en Lelystad de buitenplaatsen voor de Noordvleugel: de nationale economische motor. De pracht en kracht van de jonge natuur dringt met het Nationaal Park Nieuw Land door tot in het hart van beide steden. De steden vormen de (inter)nationale toegangspoort voor woningzoekenden in de metropoolregio. De randmeren in de gemeenten Zeewolde en Dronten hebben een aantrekkelijk recreatief en toeristisch aanbod, waar velen van genieten.

De agrarische sector (Landbouw: Meerdere Smaken) staat er ondanks de onzekerheden op de wereldmarkt sterk voor. Flevoland – en in het bijzonder Noordoostpolder, Dronten, Lelystad en Zeewolde – staat bekend om haar toplandbouw. Of het nu gaat om grootschalige productie, biobased economy, natuur inclusief of koppeling met gezondheid. In Flevoland zitten de voorlopers van de sector, die worden gesteund door onderzoek, onderwijs en overhead.

Ruimte voor duurzame ontwikkeling

In heel Flevoland is een samenleving waar mensen met elkaar optrekken en naar elkaar omkijken. Hier zijn kansen voor iedereen voor ontplooiing, ontwikkeling en ontspanning. Flevoland biedt in 2030 en verder ruimte voor duurzame ontwikkelingen met oog voor fysieke, sociale en economische aspecten. Deze toekomst maken we samen: inwoners, bedrijven, organisaties, overheden.

De Omgevingsvisie is een uitnodiging van de provincie Flevoland aan iedereen die wil bijdragen. Samen vormen we de omgeving van deze visie: de Omgevingsvisie FlevolandStraks." (bron: Omgevingsvisie FlevolandStraks)

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie

Beleidsregel Windmolens 2008 (2008)

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.


Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen windmolens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen wordt wel mogelijk gemaakt met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid (zie Artikel 21 Algemeneafwijkingsregels). Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel windmolens.

Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie (2016)

De provincie wil optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten aan te tasten. Daarvoor moet op termijn het aantal windmolens afnemen, maar tegelijk het opgesteld vermogen toenemen en de landschappelijke kwaliteit verbeteren door ordening van molens in lijnopstellingen op een beperkt aantal locaties: principe 'opschalen en saneren'. Nieuwe molens mogen ook alleen voor een bepaalde periode. Uitzondering zijn solitaire windmolens op bedrijventerreinen, kleine windmolens en testwindmolens te Lelystad. Nieuwe molens kunnen alleen na indienen van een projectplan en onder bepaalde voorwaarden.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe molens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is wel toegestaan. Het plan is in overeenstemming met deze partiële herziening.

Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)

In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland zijn in één verordening alle publiekrechtelijkeregelingen voor Flevoland opgenomen. De verordening omvat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Verordening.

Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

De Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 is op 28 september 2011 vastgesteld door Provinciale Staten en is een nadere concretisering van het Omgevingsplan Flevoland 2006. De Structuurvisie heeft betrekking op bedrijventerreinen en kantorenlocaties in de stedelijke gebieden van de provincie en geeft invulling aan de programmatische uitwerking van het economisch beleid. In de Structuurvisie wordt een meer vastomlijnd kader gegeven voor een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV). Dit houdt onder ander het volgende in:

  • er wordt inzicht verlangd in de bestaande en geplande omvang van bedrijvigheid;
  • voor het aanwijzen van vestigingslocaties moet de SER-ladder (sinds 2012 de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling genaamd) worden toegepast (eerst intensiveren en herstructureren, dan pas nieuwe locaties ontwikkelen);
  • gemeenten wordt nadrukkelijk gevraagd te overwegen om een herstructureringsfonds en parkmanagement op nieuwe - en zo mogelijk op bestaande - bedrijventerreinen in te stellen en een visie op zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit op te stellen;
  • gemeenten wordt aanbevolen om in de GVV grondbeleid en beleid voor het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen op te nemen;
  • het verdient de voorkeur om de GVV in een structuurvisie neer te leggen;
  • zowel overschotten als tekorten aan bedrijventerreinen moeten worden voorkomen. De omvang van nieuw aan te leggen bedrijventerreinen en kantoorlocaties is neergelegd in de provinciale Visie werklocaties Flevoland 2030+;
  • de provincie wil dat ook ruimte geboden wordt aan informele werklocaties;
  • de provincie hecht nadrukkelijker aan (bestuurlijke) afstemming op bovengemeentelijke schaal.

Naar aanleiding van de Structuurvisie is de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied uit 2008 in 2011 aangevuld. In de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011 hebben Gedeputeerde Staten (GS) criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De motivering die aan een ruimtelijk plan ten grondslag ligt dient opgenomen te worden in de GVV, voor zover dit betrekking heeft op vestigingslocaties in het stedelijk gebied van de gemeente. In de GVV wordt voor een periode van telkens 4 jaar, met een doorkijk over 10 en 20 jaar, de concrete kwalitatieve en kwantitatieve uitbreidingsbehoefte vastgelegd voor de gemeente op het gebied van vestigingslocaties en wordt de inzet benoemd voor instandhouding en herstructurering van de bestaande voorraad. De kaders voor het opstellen van de GVV worden gevormd door het Omgevingsplan Flevoland 2006, de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011, de provinciale Visie Werklocaties Flevoland 2030+ (deze is inmiddels vervangen door de vastgestelde RO Visie werklocatie 2015), het Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP), het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 en de beleidsregel. Gedeputeerde Staten zullen aan de hand van deze beleidskaders beoordelen of een GVV voldoet aan het provinciaal beleid. De beoordeling van een verzoek aan GS om in te stemmen met de GVV zal plaatsvinden op basis van algemene criteria en inhoudelijke criteria.

Met betrekking tot algemene criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Voor de huidige en toekomstige werklocaties wordt in het plan beschreven tot welke provinciale locatietype(n) deze worden gerekend.
  • Per locatie wordt binnen het provinciale locatietype aangegeven welke typen bedrijven er gevestigd kunnen worden.
  • De voorgestelde locatietype(n) en de hierbinnen bestaande en geplande omvang van de
    bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en daarnaast binnen de herijking van het rapport Visie Werklocaties Flevoland dat een doorkijk geeft naar de komende 10 jaar en gemiddeld om de 3 à 4 jaar wordt herzien.
  • Als een gemeente voor een locatie geheel of gedeeltelijk wil overgaan tot een ander type bedrijvigheid dan in een eerder vastgestelde GVV is mogelijk gemaakt, dan wordt in het ruimtelijk plan ingegaan op de noodzaak, de gevolgen voor het aanbod voor het oorspronkelijke type bedrijvigheid en eventuele compensatie hiervan.
  • De GVV bevat een onderbouwde gemeentelijke opgave op het gebied van werklocaties voor de korte en de lange termijn.
  • Over de planning en programmering van werklocaties heeft afstemming plaats gevonden op
    regionaal niveau.

Met betrekking tot inhoudelijke criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Bij de aanwijzing van werklocaties dient de SER-ladder (sinds 2012 de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling) onverkort toegepast te worden zodat ligging, omvang en categorie van de locaties conform de SER-ladder wordt afgewogen door te toetsen aan:
    1. a. de behoefte als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag;
    2. b. de mogelijkheid om deze behoefte door herstructurering of intensivering van bestaande locaties te ondervangen;
    3. c. clustering binnen of in aansluiting op bestaand bebouwd gebied;
    4. d. de inpasbaarheid ten opzichte van woonbebouwing;
    5. e. het optimaliseren van bereikbaarheid en vervoersaspecten.
  • De herstructureringsopgave is afgestemd op de meest recente versie van het Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP).
  • Intergemeentelijke afstemming vindt plaats ten aanzien van de aanbodzijde (programmering en ontwikkeling van zowel bestaande als nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties) en herstructurering van bestaande bedrijven- en kantoren locaties.
  • De GVV wordt bij voorkeur als structuurvisie (een thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie) vastgesteld. Indien de gemeente besluit de GVV niet vast te stellen als thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie dient zij dat nader te onderbouwen hoe het GVV-beleid is afgestemd op het beleid voor andere beleidsterreinen.

De provincie heeft met het vaststellen van de RO Visie Werklocaties 2015 (zie hieronder) afscheid genomen van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijke gebied 2011'. Voor het overige blijft deze beleidsregel van kracht.

De gemeente heeft de GVW vastgesteld. Hiermee is de GVV uit 2010 vervangen. In paragraaf 3.3 Werk in destad ten aanzien van de Gemeentelijke Visie Werklocaties wordt hier nader op ingegaan.

RO Visie Werklocaties 2015 (2016)

Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 28 juni 2016 de RO Visie Werklocaties Flevoland 2015 vastgesteld. Doel is te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties, zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. De visie is vooral faciliterend, ondersteunend en regisserend en dient strategische doelen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het maatschappelijk effect dat de provincie vooral wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:

  1. 14. De Ladder voor duurzame verstedelijking (borging in het Bro sinds 1-10-2012) staat centraal. De provincie gaat geen aanvullende juridische vereisten toevoegen, maar is verantwoordelijk voor het generiek toezicht op de toepassing van de ladder.
  2. 15. Echte stappen zetten in het creëren van marktspanning en deprogrammeren: met gemeenten wordt de regionale behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en winkels uitgewerkt en gekeken naar het aanwezige en toekomstige aanbod. Waar nodig zal de provincie met de gemeente plannen en locaties deprogrammeren.
  3. 16. Dynamisch voorraadbeheer: 1) werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, 2) waar mogelijk schrappen van plannen zonder die beoogde kwaliteit en 3) onder voorwaarden toevoegen en goede, nieuwe voorraad.
  4. 17. Aanpak herstructurering en duurzaam beheer: tot eind 2015 kunnen aanvragen voor de PHP-regeling worden ingediend. Verwacht wordt dat de middelen uit het PHP dan ook op zijn. Om de herstructureringsopgave in de toekomst ook aan te pakken zijn er 2 sporen: 1) terugbrengen van het overaanbod en 2) stimuleren van meer private actie op bedrijventerreinen.
  5. 18. Duurzaamheid: streven naar energiezuinige en klimaatbestendige werklocaties door de energievraag te beperken, duurzame energiebronnen in te zetten en energiebronnen zuinig en efficiënt te gebruiken en naar duurzame mobiliteit door nieuwe werklocaties te realiseren rond multimodale verkeersknooppunten.
  6. 19. Grip op de bestaande voorraad en monitoring: doel is het verbreden van de ontwikkeling van het instrument van de kwaliteitskaart naar alle Flevolandse gemeenten en voor de overige segmenten. (vergelijkbaar met de monitor werklocaties van het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord.
  7. 20. Meer ruimte aan het veld via uitnodigingsplanologie: de komende jaren ligt er een flink aantal opgaven ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. De rol van de provincie is voornamelijk regisserend en bovenlokaal. De daadwerkelijke aanpak geschiedt in cocreatie met gemeenten, marktpartijen en andere partners. De provincie gebruikt hierbij de 'Ladder van Overheidsparticipatie' om de precieze provinciale rol te bepalen.
  8. 21. Stimuleren van pioniers en ruimte voor experiment: de veranderopgave roept om creatieve oplossingen. De provincie wil daarom ruimte blijven bieden aan pioniers en 'het experiment'. Per gemeente of regio wil de provincie één of enkele experimenten of voorbeeldprojecten starten.

Voor Almere is er met name een opgave voor bedrijventerreinen (daar is sprake van een mismatch door afnemende en veranderende marktvraag, planvoorraad is te groot), kantoren (afnemende vraag, leegstand loopt op) en winkels (minder vraag, kansrijke en kansarme winkelgebieden onderscheiden).

In het locatiebeleid worden twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.

    1. a. Formele werklocaties zijn scherp afgebakend, monofunctioneel, bestemd voor handel, industrie en bedrijven in de hogere milieucategorieën. Enige (commerciële) dienstverlening is toegestaan. Beleid is schrappen en deprogrammeren en het tijdelijk anders bestemmen van gronden.
    2. b. Informele werklocaties zijn locaties in milieucategorieën 1 tot en met 3, waarbij sprake is van een zekere menging met andere functies.

Kantorenlocaties: de opgave is een kwalitatieve groei zonder dat de kwantiteit toeneemt; keuze maken tussen locaties waar uitbreiding mag die echt iets toevoegt aan de bestaande voorraad en locaties waar het aantal kantoren verminderd moet worden; aanvalsplan voor de leegstand opstellen.

Winkels: gemeenten moeten aangeven welke winkelgebieden kansrijk zijn; nieuwe winkelgebieden of grote uitbreidingen worden getoetst aan de Ladder en mogen niet buiten 'stedelijk gebied'; detailhandel op bedrijventerreinen mag niet.

Leisure biedt kansen om de (be)leefbaarheid te vergroten; inspelen op kansrijke ontwikkelingen: kwaliteit toevoegen en toetsen aan de Ladder.

Maatschappelijk vastgoed en zorg: de ladder is bij nieuwe ontwikkelingen bepalend.

Landelijk gebied: zie bestaand beleid in Omgevingsplan 2006, beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008, agenda Vitaal Platteland 2015 en onderzoek ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland 2013.

De visie bevat een veranderagenda als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat gemeenten de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact. Het gaat om:

1. Van ontwikkelaarsdenken naar beleggersdenken: toekomstbestendig werklocatiebeleid

2. Bedrijventerreinen: minder en beter

3. Naar kantoren met toekomstwaarde

4. Borgen van levendige centra in Flevoland

5. Meer aandacht en zorg voor maatschappelijk vastgoed

6. Leisure als kans en smeermiddel

7. Nieuwe economische dragers in het landelijk gebied/VAB's

8. Meten is weten: grip op de bestaande voorraad

9. Ruimte voor het experiment: Flevolands pionieren

10. Financieel toezicht: reductie financiële risico's

11. Actuele en realistische convenanten.

Voor het plangebied heeft deze visie weinig gevolgen. De Ladder is als gezegd bij de SVIR niet van toepassing. Daarnaast is het plan flexibel (gemengde bestemmingen) waarin meerdere functies zijn toegestaan. In het gebied zijn de gemengde functies, voor zover bekend, al gerealiseerd. Uitwisseling tussen bedrijfs-, kleinschalige horeca- en detailhandelvoorzieningen is daar mogelijk.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In het bestemmingsplan zijn de te verwachten behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2025 (2015)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water.

Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan.

Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.

Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In 5.9 Waterparagraaf is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.

Overig provinciaal en regionaal beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden.

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid

Het beleidskader van de gemeente Almere en een overzicht van de beleidsdocumenten kan worden geraadpleegd via de website: http://www.almere.nl/bestuur/gemeentelijk-beleid/

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek: Weg- En Railverkeer

Bijlage 3 Besluit Hogere Waarden

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek: Beoordeling Woon- En Leefklimaat De Binderij 65 En 67 Vanwege Verkeer Op De Binderij

Bijlage 5 Adviezen Omgevingsdienst Indirecte Hinder

Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid Bestemmingsplan Literatuurwijk

Bijlage 7 Kwantitatieve Risicoanalyse Buisleiding N-533-20 Bestemmingsplan Literatuurwijk

Bijlage 8 Bp Literatuurwijk Voor Planbesluit

Bijlage 9 Bp Literatuurwijk Na Planbesluit

Bijlage 10 Weg Voor Planbesluit Bp Literatuurwijk

Bijlage 11 Weg Na Planbesluit Bp Literatuurwijk

Bijlage 12 Advies Brandweer

Bijlage 13 Nadere Beschouwing (Bureauonderzoek) Bedrijven Op De Binderij

Bijlage 14 Inventarisatie Werklocaties

Bijlage 15 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Vng 2009

Algemene toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' voor bedrijventerreinen

Algemeen

Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruik gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

Toepassing 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' voor bedrijventerreinen

Algemeen

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan in verschillende situaties gehanteerd worden, bijvoorbeeld:

  • om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen;
  • in buitengebieden;
  • op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwoningen;
  • om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid.

In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten.

Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteiten (en overige milieubelastende activiteiten zoals landbouw, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen, ziekenhuizen, verblijfsrecreatie) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden.

Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen, burgerwoningen of andere gevoelige functies (zoals een kinderdagverblijf) op een bedrijventerrein.

Omgevingstype rustige woonwijk

In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied

In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Gevoelige functies op een bedrijventerrein

De richtafstanden kunnen niet zonder meer worden toegepast indien gevoelige functies op een bedrijventerrein voorkomen. B.v. een historisch gegroeide situatie waar burgerwoningen verspreid of gegroepeerd zijn vermengd met bedrijvigheid. Het gaat ook om gevoelige functies die bewust op een bedrijventerrein zijn gesitueerd zoals bedrijfswoningen of een kinderdagverblijf. Deze situaties vallen buiten de kaders van de richtafstanden. Voor deze gevoelige functies is niettemin een minimaal beschermingsniveau noodzakelijk in combinatie met het voorkomen van onevenredige belasting van de naburige bedrijven.

Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn altijd gelieerd aan bedrijvigheid en in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

Te hanteren richtafstanden

De Staat van Bedrijfsactiviteiten onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan. Gedetailleerd onderzoek naar de daadwerkelijke milieubelasting van concrete activiteiten maakt eveneens een onderbouwde afwijking mogelijk.

milieucategorie richtafstand (in meters)
rustige woonwijk gemengd gebied
1 101 0
2 30 102
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300
5.2 700 500
5.3 1.000 700
6 1.500 1.000

1 Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.

2 Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving zelfs toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing in gemengde gebieden.

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn ook bedrijven opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft:

  • bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
  • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.

De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten

De in dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten komt in verregaande mate overeen met de Voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie.

Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Zie hiervoor de hoofdstuk 5.6.

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag (meestal college van burgemeester en wethouders) een dergelijk bedrijf toch via een omgevingsvergunning kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze vergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze vergunning te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking van het bestemmingsplan middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

Bijlage 16 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  4. 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Flexibiliteit

De lijst zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de lijst. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 17 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:

• geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;

• (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

• het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;

• het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;

• het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

• de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;

• de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende categorieën onderscheiden:

Categorie 1 Ondergeschikte horeca

Een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.

Het betreft horeca die plaatsvindt binnen een andere hoofdfunctie en die ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

Categorie 2 Logies en zaalaccommodatie

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten.

Het betreft horeca waarin de mogelijkheid voor nachtverblijf of zaalverhuur voor vergaderingen of congressen wordt geboden, of een combinatie daarvan.

Categorie 3 Lichte horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- of theehuis.

Het betreft horeca waarin vooral maaltijden of etenswaren kunnen worden gekocht en genuttigd en die vooral overdag en ’s avonds geopend zijn.

Categorie 4 Middelzware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische)dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé.

Het betreft horeca waarin vooral (alcoholische) dranken kunnen worden genuttigd en die ook ’s nachts geopend kunnen zijn.

Categorie 5 Zware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholische) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren of maaltijden, zoals een discotheek/bar-dancing/danscafé of een partycentrum.

Het betreft horeca waarin vooral gelegenheid wordt geboden voor het luisteren naar muziek, dansbeoefening of het nuttigen van (alcoholische) dranken, etenswaren of maaltijden, of een combinatie daarvan.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horecaactiviteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 4 naar 3, maar ook van categorie 5 naar 4. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.

Bijlage 18 Nota Zienswijzen