Staatsliedenwijk
Bestemmingsplan - gemeente Almere
Vastgesteld op 10-12-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Staatsliedenwijk met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP2Z07-vg01 van de gemeente Almere.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 afhaalpunt
een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingspercentage
een in dit plan genoemd percentage dat aangeeft hoeveel van het (bouwvlak van het) desbetreffende bestemmingsvlak of een bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd.
1.8 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt.
1.9 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waaronder detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel en andere vergelijkbare bedrijven.
1.10 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.11 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
1.12 bedrijfswoning
een (gedeelte van een) gebouw, dat kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.
1.13 beperkt kwetsbaar object
1.14 bestaand
- a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
- b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.24 cafetaria/afhaalrestaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken.
1.25 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.26 cultuur en ontspanning
diverse gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding waaronder ontspanningsvoorzieningen zoals een evenemententerrein of bowlingcentrum en culturele voorzieningen zoals een dansschool, muziekschool, filmhuis en bioscoop, één en ander met uitzondering van seksinrichtingen en detailhandelsbedrijven.
1.27 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt bij dat bouwwerk of gebied.
1.28 dansschool
een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- en dansevenementen.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt.
1.30 detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit
detailhandel vanuit vestigingen die als hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen hebben, waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en gelieerd is aan productiebedrijven en geen verkeers- en parkeerproblemen mag veroorzaken, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.
1.32 dierenweide
1.33 discotheek of bar-dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
1.34 dove gevel
- a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
- b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.
1.35 eigen terrein
een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen.
1.36 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.37 erfbebouwing
functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken. Hieronder vallen aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
1.38 erker
een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw.
1.39 gebied met mogelijk archeologische waarde
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 geluidsgevoelige objecten
geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, te weten:
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingstehuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven;
de aanwijzing als 'ander geluidsgevoelig gebouw' geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimte;
- c. geluidsgevoelige terreinen:
- 1. een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
- 2. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.42 gevel
bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.
1.43 hogere waarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.44 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.45 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.46 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor consumptie ter plaatse waaronder tevens worden begrepen een pension, bed & breakfast, herberg e.d.
1.47 internetwinkel
een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.
1.48 kampeermiddel
- a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
die worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.49 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.50 kantoor- en praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.51 kelder
een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen.
1.52 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.53 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.54 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.55 maatschappelijke voorzieningen
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.56 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming.
1.57 onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen.
1.58 ondergeschikte detailhandel
detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot een maximum van 20% van de totale omzet en/of maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum verkoopvloeroppervlak van 100 m2.
1.59 ondergeschikte horeca
een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/ functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak of maximaal 20% van de totale omzet.
1.60 ondergeschikte workshops
een bijeenkomst of cursus die gegeven wordt in een vestiging/voorziening die een andere hoofdbestemming of functie dan 'cultuur en ontspanning', 'sport' of 'maatschappelijk' heeft en waaraan de bijeenkomst of cursus aantoobaar gelieerd is aan de hoofdfunctie, en de verkeersaantrekkende werking niet die van de hoofdbestemming of functie overstijgt.
1.61 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.62 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken aan de logerende gasten.
1.63 reclameobjecten
bouwwerken, geen gebouwen zijnde of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.
1.64 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.65 recreatieve voorzieningen
op verblijf- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen, zoals een kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.66 restaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van (alcoholische) dranken.
1.67 risicovolle inrichting
een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.68 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.
1.69 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.70 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.71 stadsweide
een perceel grond dat in de agrarisch recreatieve sfeer wordt gebruikt voor het houden van dieren en/of insecten.
1.72 straatmeubilair
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken en speeltoestellen, alsmede telefooncellen, abri's.
1.73 supermarkt
detailhandel met tenminste 500 m² verkoopvloeroppervlak en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levens- en genotmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten.
1.74 verblijfsruimte
een verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder, te weten:
- leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
- onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
- theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
- ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.
1.75 verkoopvloeroppervlak
de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's.
1.76 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.
1.77 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.78 webwinkel
een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt.
1.79 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.
1.80 woning
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.
1.81 woon-zorg-combinatie
een zorggerelateerde woonvorm van beperkte omvang waarbij geen sprake is van (nagenoeg) zelfstandige bewoning, gehuisvest in één, dan wel maximaal 2 aaneengesloten reguliere woning(en).
1.82 zolder
de bovenste verdieping van een gebouw die is afgedekt met hellende daken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen alsmede bedrijven tot (ten hoogste) categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zoals bedoeld in Bijlage 1 bij deze regels, met de eventueel daarbij behorende ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte horeca of ondergeschikte workshops, een en ander voor zover deze naar aard en omvang passend zijn binnen de onderhavige bestemming;
met de daarbij behorende:
- b. erven;
- c. verkeers- en verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
- d. straatmeubilair en reclameobjecten;
- e. kunstobjecten
- f. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen,
- g. overige functioneel met de hiervoor genoemde bestemmingen verbonden voorzieningen;
3.2 Bouwregels
Op de in lid bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. indien een bouwvlak is aangegeven alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- c. ter plaatse van de aanduiding "zonder gebouwen" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
ten aanzien van overige bouwwerken:
- d. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
- e. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
- f. lichtmasten en masten voor beveiliging: bouwhoogte maximaal 9 m;
- g. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
- h. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
- i. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- j. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte maximaal 1 m boven die van het hoofdgebouw; oppervlakte maximaal 10 m2;
- k. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m;
- l. andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder privacy, windhinder en schaduwwerking.
3.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
- b. De in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige functies zijn toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van een geluidsgevoelig terrein niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging zijn genoemd , indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen, bermsloten en waterpartijen;
- c. waterberging;
- d. met de daarbij behorende
- e. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden;
- f. speel- en sportvoorzieningen;
- g. straatmeubilair
- h. jongerenontmoetingsplaatsen;
- i. kunstwerken en kunstobjecten;
- j. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- k. geluidwerende voorzieningen;
- l. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen;
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. op de gronden met deze bestemming uitsluitend nutsgebouwen mogen worden gebouwd, met een maximale hoogte van 3,5 meter en maximale oppervlakte van 25 m2;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte maximaal 1 m;
- c. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
- d. lichtmasten en masten voor beveiliging: bouwhoogte maximaal 9 m;
- e. speel- en sportvoorzieningen en overig straatmeubilair: bouwhoogte maximaal 5 m;
- f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
- g. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 10 m, oppervlakte maximaal 10 m2 ;
- h. kunstwerken: bouwhoogte maximaal 6 m;
- i. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte maximaal 4 m;
- j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 voor een gebouw of overkapping(en) ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van het gebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
- b. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
- c. het gebouw en de overkapping(en) moeten minimaal 50 m van woonbebouwing worden gerealiseerd;
- d. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
- e. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:
- 1. het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;
- 2. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 3. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- 4. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
- b. Het bepaalde in lid 4.4 onder a. is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Groen te wijzigen in de bestemming 'Wonen- 1' of 'Tuin' indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist en de eigendom van de gronden is overgedragen. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.
Artikel 5 Horeca
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca behorende tot ten hoogste categorie 3 van Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten;
cultuur en ontspanning, danscholen;
met de daarbij behorende:
- b. erven, verkeer- en verblijfsgebieden, waaronder terrassen en parkeervoorzieningen;
- c. straatmeubilair en reclameobjecten;
- d. groenvoorzieningen;
- e. kunstobjecten;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. overige functioneel met de bestemming 'Horeca' verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. gebouwen ten behoeve van horeca ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
- d. terrasafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1,5 m;
- e. overige erf-, terrein- en terrasafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
- f. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- g. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
- h. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
- i. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- j. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte maximaal de toegestane bouwhoogte van gebouwen op het betreffende bouwperceel, oppervlakte maximaal 10 m2;
- k. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
- l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, met de eventueel daarbij behorende ondergeschikte horeca, ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte workshops, een en ander voor zover deze naar aard en omvang passend zijn binnen de onderhavige bestemming;
met de daarbij behorende
- b. erven, speelterreinen, parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
- c. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- d. kunstobjecten;
- e. overige functioneel met de bestemming 'Maatschappelijk' verbonden voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
en aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
- c. ter plaatse van de aanduiding "zonder gebouwen" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- d. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
- e. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
- f. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- g. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
- h. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
- i. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- j. een kerktoren of minaret, bouwhoogte maximaal 25 m;
- k. een koepel op een religieus gebouw, bouwhoogte maximaal 4 m boven het dakvlak; oppervlakte maximaal 30 m2;
- l. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte maximaal de toegestane bouwhoogte van gebouwen op het betreffende bouwperceel;
- m. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m;
- n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder privacy, windhinder en schaduwwerking.
6.4 Specifieke gebruiksregels
De in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige functies zijn toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van een geluidsgevoelig terrein niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' deze bestemming te wijzigen in die zin dat de bestaande bebouwing mag worden uitgebreid, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. op eigen terrein dan wel - voor zover parkeren op eigen terrein in redelijkheid onvoldoende mogelijkheden biedt - conform de lijst van parkeernormen en de toegepaste parkeerbalans wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- b. de uitbreiding geen onredelijke aantasting oplevert voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en in het bijzonder het woongenot, waaronder privacy, schaduwwerking en geluidshinder;
- c. de maximale bouwhoogte van de uitbreiding in ieder geval niet meer dan 7.50 meter mag bedragen en een bouwafstand van tenminste 4 meter wordt aangehouden tot de gevels van aangrenzende woningen.
Artikel 7 Sport
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Sportvoorzieningen, met de eventueel daarbij behorende dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte horeca of ondergeschikte workshops, alsmede aan sport en dans verbonden evenementen en beurzen, een en ander voor zover deze naar aard en omvang passend zijn binnen de onderhavige bestemming;
met de daarbij behorende
- b. sportvelden;
- c. lichtmasten ten behoeve van veldverlichting;
- d. erven, parkeervoorzieningen, wegen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. speel- en nutsvoorzieningen;
- g. straatmeubilair, kunstwerken en kunstobjecten;
- h. ondergeschikte horeca;
- i. overige functioneel met de bestemming 'Sport' verbonden voorzieningen;
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen geldt dat:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage als maximum geldt per bestemmingsvlak;
- c. ter plaatse van de aanduiding "zonder gebouwen" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- d. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
- e. lichtmasten ten behoeve van veldverlichting: bouwhoogte maximaal 16 m;
- f. overige lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- g. ballenvangers: bouwhoogte maximaal 9 m;
- h. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
- i. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
- j. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- k. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte maximaal de toegestane bouwhoogte van gebouwen op het betreffende bouwperceel;
- l. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m;
- m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder privacy, windhinder en schaduwwerking.
7.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
- b. De in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige functies zijn toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van een geluidsgevoelig terrein niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Artikel 8 Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, behorend bij de hoofdgebouwen die op basis van de aangrenzende bestemming mogelijk zijn;
met de daarbij behorende
- b. (ongebouwde) parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten;
- c. groenvoorzieningen en water;
- d. overige functioneel met de bestemming 'Tuin' verbonden voorzieningen.
8.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- 1. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 1 m;
- 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 2 m;
- b. Tevens zijn op de in lid 8.1 bedoelde gronden trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, overstekken en andere bouwonderdelen behorende tot een woning of ander gebouw ten behoeve van de bestemmingsomschrijving van een aangrenzende bestemming toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de diepte (buitenwerks gemeten) niet meer dan 1 meter mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen, kelders en onderbouwen niet daaronder begrepen, een en ander tot een maximale hoogte van 4 meter;
- 3. de breedte van het te bouwen bouwonderdeel niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de bestaande voorgevel. Dit geldt niet voor galerijen, hellingbanen, funderingen en overstekken;
- 4. maximaal één erker per woning is toegestaan.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, busbanen, fiets- en voetpaden en bermen;
- b. parkeerplaatsen, haltevoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen en reclameobjecten;
met de daarbij behorende
- c. groenvoorzieningen;
- d. kunstobjecten;
- e. kunstwerken;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte maximaal 3,5 m, oppervlakte maximaal 25 m2;
- b. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten, bouwhoogte 9 m;
- c. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuur: bouwhoogte 15 m;
- d. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
- e. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- f. kunstwerken: bouwhoogte 15 m;
- g. geluidwerende voorzieningen, bouwhoogte 5 m;
- h. reclameobjecten, bouwhoogte 6 m;
- i. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
- j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
- b. fiets- en voetpaden en bermen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeerplaatsen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, straatmeubilair, jongerenontmoetingsplaatsen, geluidwerende voorzieningen en reclameobjecten;
met de daarbij behorende
- e. speel- en sportvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. kunstobjecten;
- h. kunstwerken;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte maximaal 3,5 m, oppervlakte maximaal 25 m2;
- b. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- c. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuur: bouwhoogte 15 m;
- d. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
- e. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- f. kunstwerken: bouwhoogte 15 m;
- g. speel- en sportvoorzieningen: bouwhoogte 5 m;
- h. geluidwerende voorzieningen, bouwhoogte 5 m;
- i. reclameobjecten, bouwhoogte 6 m;
- j. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
- k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Nutsgebouwen
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 voor een nutsgebouw tot ten hoogste 5 meter hoog en met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2, mits het gebouw uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is.
Jongerenontmoetingsplaatsen
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 10.2 voor een gebouw of overkapping(en) ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van het gebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw of een overkappping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
- 3. het gebouw en de overkapping(en) moeten minimaal 50 m van woonbebouwing worden gerealiseerd;
- 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
- 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Tuin' indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist en de eigendom van de gronden is overgedragen. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterberging;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. recreatief medegebruik;
- d. aanleggelegenheid;
met de daarbij behorende:
- e. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, aanlegsteigers en (strek)dammen;
- f. (natuurlijke) oevers;
- g. straatmeubilair en kunstobjecten;
- h. voet- en fietspaden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- b. kunstwerken: bouwhoogte 15 m;
- c. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
- d. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- e. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- f. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
Artikel 12 Wonen - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' uitsluitend op de begane grond tevens voor dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel, alsmede bedrijven tot (ten hoogste) categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, inclusief ondergeschikte horeca en detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit en ondergeschikte workshops.
met de daarbij behorende:
- c. erven;
- d. groenvoorzieningen en water;
- e. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
- f. toegangspaden, in- en uitritten en
- g. overige functioneel met de bestemming 'Wonen - 1' verbonden voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
Ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) geldt dat:
- a. uitsluitend op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden, dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van die zijdelingse perceelsgrens;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' de gronden op de begane grond (tot 3 m boven het maaiveld) niet mogen worden bebouwd, met uitzondering van de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningscontructies, dan wel voor benodigde erfafscheidingen;
Ten aanzien van hoofdgebouwen geldt dat:
- c. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak,
- d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' op de begane grond uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd;
Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken geldt dat:
- f. Per bouwperceel ten hoogste 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat in ieder geval 20 m2 is toegestaan;
- g. De diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, gemeten vanuit de bouwgrens, niet meer mag bedragen dan 4 meter;
- h. De bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum van 4 meter;
- i. in afwijking van de onder f bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
- j. De goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- k. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 meter;
- l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 meter.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder privacy, windhinder en schaduwwerking.
12.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 verkoopvloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 50% regeling;
- 3. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 5. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 6. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- 7. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- 8. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
- a. van het bepaalde in lid 12.1 onder c teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn genoemd , indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen/bouwgrenzen
De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels en afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:
- a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan;
- b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.
14.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen
Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden, zonnepanelen, zonnecollectoren en windmolens worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:
- a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 4 meter bedraagt, en
- b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
15.1 Strijdig gebruik
- a. Tot een gebruik strijdig met de in het bestemmingsplan gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend het gebruik en wijzigen van gebruik van gronden en bouwwerken en het bouwen en uitbreiden van bouwwerken, indien niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normen, zoals in de bij deze regels behorende in bijlage 3 opgenomen Lijst van parkeernormen, alsmede voldoende gelegenheid voor laden en lossen;
- b. het verbod onder a geldt niet voor de bestemming Wonen - 1 voor zover het aaneengebouwde woningen (rijtjeswoningen) betreft die niet over een eigen terrein beschikken waarop geparkeerd kan worden;
15.2 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1:
- a. mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is voor het gebruik en wijzigen van gebruik van gronden of bouwwerken en het bouwen en uitbreiden van bouwwerken;
- b. om de parkeernorm vast te stellen voor functies die niet voorkomen in de bij deze regels behorende in bijlage 3 opgenomen Lijst van parkeernormen.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Afwijking
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
- c. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet met meer dan 10% worden vergroot.
16.2 Voorwaarden voor de afwijking
Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
16.3 Windmolens
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van windmolens, mits:
- a. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
- b. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
- c. de rotordiameter van de windmolens maximaal 2 m bedraagt.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, bevoegd om:
Algemeen
- a. de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor een bouwkundig danwel stedenbouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot;
Lijst van parkeernormen
- b. de Lijst van parkeernormen te wijzigen in die zin dat de in de in deze lijst opgenomen functies met de daarbij behorende parkeernormen kunnen worden gewijzigd, indien ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Artikel 18 Overige Regels
Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 19.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
19.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Lid 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
19.5 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
19.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
19.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Staatsliedenwijk.
Almere,
De griffier De voorzitter
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
(VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009; lijst SvB - Functiemenging, m.u.v. horecafuncties)
SBI-1993 | SBI-2008 | nr. | OMSCHRIJVING | categorie | ||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² | B | ||||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B | ||||||
0142 | 0162 | KI-stations | B | |||||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B | ||||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B | ||||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg meel/week | B | ||||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||
1584 | 10821 | 3 | - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B | ||||||
1584 | 10821 | 6 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B | ||||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B | |||||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B | |||||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | |||||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B | |||||||
182 | 141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | C | |||||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B | ||||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | |||||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||
221 | 581 | Uitgeverijen (kantoren) | A | |||||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | |||||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | ||||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B | ||||||
2224 | 1813 | Grafische reproduktie en zetten | B | |||||||
2225 | 1814 | Overige grafische aktiviteiten | B | |||||||
223 | 182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | |||||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | C | ||||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B | |||||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | ||||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² | B | ||||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | |||||||
28 | 25 | - | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | ||||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | ||||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | ||||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | ||||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | B | ||||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | B | ||||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | ||||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | |||||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | |||||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B | |||||||
40 | 35 | - | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B | ||||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A | ||||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | ||||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B | ||||||
41 | 36 | - | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B | ||||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B | ||||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Reparatie- en servicebedrijven | B | |||||||
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A | ||||||
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | B | |||||||
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | |||||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||
511 | 461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A | |||||||
5134 | 4634 | Grth in dranken | C | |||||||
5135 | 4635 | Grth in tabaksprodukten | C | |||||||
5136 | 4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |||||||
5137 | 4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |||||||
514 | 464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | C | |||||||
5148.7 | 46499 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | |||||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | C | ||||||
5153 | 4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||
5153 | 5153 | 1 | - algemeen | C | ||||||
5153 | 4673 | 2 | - indien b.o. =< 2000 m2 | B | ||||||
5153.4 | 5153.4 | 4 | zand en grind: | |||||||
5153.4 | 46735 | 6 | - indien b.o. =< 200 m² | B | ||||||
5154 | 4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||
5154 | 5154 | 1 | - algemeen | C | ||||||
5154 | 4674 | 2 | - indien b.o. =<2.000 m² | B | ||||||
5156 | 4676 | Grth in overige intermediaire goederen | C | |||||||
518 | 466 | 2 | Grth in machines en apparaten, exclusief machines voor de bouwnijverheid | C | ||||||
519 | 466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | C | |||||||
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||
5231 | 4773 | Apotheken | A | |||||||
527 | 952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | |||||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B | |||||||
6024 | 494 | 1 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² | C | ||||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B | |||||||
61, 62 | 50, 51 | - | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | |||||||
61, 62 | 50, 51 | A | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A | ||||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||
6321 | 5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | C | ||||||
6322, 6323 | 5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A | |||||||
633 | 791 | Reisorganisaties | A | |||||||
634 | 5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A | |||||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | |||||||
642 | 61 | A | Telecommunicatiebedrijven | A | ||||||
642 | 61 | B0 | zendinstallaties: | |||||||
642 | 61 | B2 | - FM en TV | B | ||||||
65, 66, 67 | 64, 65, 66 | - | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | |||||||
65, 66, 67 | 64, 65, 66 | A | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | B | ||||||
70 | 41, 68 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |||||||
70 | 41, 68 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | A | ||||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B | |||||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | C | |||||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |||||||
714 | 772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | C | |||||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | ||||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B | ||||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |||||||
74 | 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||
74 | 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 | A | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | A | ||||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |||||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A | |||||||
75 | 84 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||||||
75 | 84 | A | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | A | ||||||
7525 | 8425 | Brandweerkazernes | C | |||||||
80 | 85 | - | ONDERWIJS | |||||||
801, 802 | 852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | B | |||||||
803, 804 | 8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | B | |||||||
85 | 86 | - | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||
8512, 8513 | 8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A | |||||||
8514, 8515 | 8691, 8692 | Consultatiebureaus | A | |||||||
853 | 871 | 1 | Verpleeghuizen | B | ||||||
853 | 8891 | 2 | Kinderopvang | B | ||||||
90 | 37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
9001 | 3700 | B | rioolgemalen | B | ||||||
91 | 94 | - | DIVERSE ORGANISATIES | |||||||
9111 | 941, 942 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | A | |||||||
9131 | 9491 | Kerkgebouwen e.d. | B | |||||||
9133.1 | 94991 | A | Buurt- en clubhuizen | B | ||||||
92 | 59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||
9213 | 5914 | Bioscopen | C | |||||||
9232 | 9004 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | C | |||||||
9234 | 8552 | Muziek- en balletscholen | B | |||||||
9234.1 | 85521 | Dansscholen | B | |||||||
9251, 9252 | 9101, 9102 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | A | |||||||
926 | 931 | 0 | Zwembaden: overdekt | C | ||||||
926 | 931 | A | Sporthallen | B | ||||||
926 | 931 | B | Bowlingcentra | B | ||||||
926 | 931 | 0 | Schietinrichtingen: | |||||||
926 | 931 | 2 | - binnenbanen: boogbanen | A | ||||||
926 | 931 | F | Sportscholen, gymnastiekzalen | B | ||||||
9271 | 9200 | Casino's | C | |||||||
9272.1 | 92009 | Amusementshallen | B | |||||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B | ||||||
9301.3 | 96013 | B | Wasserettes, wassalons | A | ||||||
9302 | 9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A | |||||||
9303 | 9603 | 0 | Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A | ||||||
9304 | 9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B | |||||||
9305 | 9609 | B | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A |
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Lijst Van Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.
Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.
1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat bestemmingsplannen een geldigheidsduur van tien jaar hebben. Als deze periode afloopt, moet een nieuw bestemmingsplan of een nieuwe beheersverordening de regeling voor gebruik en bebouwing van gronden overnemen of een verlengingsbesluit genomen worden door de gemeenteraad. In het kader van deze wettelijk voorgeschreven actualisatieplicht voor bestemmingsplannen is een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor de Staatsliedenwijk. Omdat in het plan een aantal aanpassingen wordt doorgevoerd als gevolg van nieuwe ontwikkelingen, zoals een op basis van actueel beleid gebaseerde nieuwe regeling voor woningen, voorzieningen en bedrijven en verwerking van nieuw beleid, is het niet mogelijk een beheersverordening op te stellen.
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
Het nieuwe plangebied wordt globaal begrensd door:
- Het Beatrixpark aan de westzijde;
- Kruidenwijk, bedrijventerrein Markerkant en Waterwijk aan de noordzijde;
- Bedrijven- en kantorenterrein Randstad aan de oostzijde;
- De Flevolijn en het Zakencentrum Almere aan de zuidzijde.
In onderstaande figuur is de begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan weergegeven. Het plangebied sluit aan op de aangrenzende bestemmingsplannen (voor de Flevolijn een beheersverordening) voor bovengenoemde gebieden.
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Met een nieuw bestemmingsplan voor Staatsliedenbuurt worden de geldende bestemmingsplannen voor de betreffende gronden (deels) vervangen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:
Plannummer | Plannaam | Vervalt geheel | Vervalt gedeeltelijk | Vaststellingsdatum | Onherroepelijk |
BP2Z02 | 2Z | X | 7-02-1983 | 1983 | |
UP2Z04 | 2.Z.4a/5a | X | 26-08-1985 | 1985 | |
UP2Z06 | 2Z5j | X | 8-02-1994 | 1994 | |
UP2Z02 | 2.Z.5e en f | X | 2-10-1984 | 1985 | |
UP2Z07 | 2.Z.5b | X | 2-10-1984 | 1985 | |
UP2Z01 | 2.Z.4b | X | 30-10-1984 | 1985 | |
BP2Z04 | Staatsliedenwijk Midden | X | 9-06-2005 | 2006 | |
UP2Z03 | 2.Z.2c | X | 26-08-1985 | 1985 |
De diverse vigerende bestemmingsplannen voor de relatief kleine Staatsliedenwijk vormen een onoverzichtelijke puzzel. Het nieuwe bestemmingsplan, zoals omschreven in deze startnotitie beoogt al die snippers te vervangen. Dit bestemmingsplan voldoet aan de nieuwste standaarden en bevat het actuele ruimtelijk relevante beleid. Het nieuwe plan zal naadloos grenzen aan de grotendeels recente bestemmingsplannen van de omliggende gebieden, waaronder Markerkant, Stadscentrum en de beheersverordening Flevolijn.
1.5 Leeswijzer
Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Karakteristieken Plangebied
Ruimtelijk
De Staatsliedenwijk is een gemengde wijk gelegen aan de noordkant van de Flevolijn en het stadscentrum/zakencentrum Almere. De wijk bestaat vooral uit gestapelde woningen in de nabijheid van station Almere Centrum, maar deels ook uit eengezinswoningen in de iets verder van het centrum gelegen delen. De aanwezige kantoren, deel uitmakende van het zakencentrum vallen grotendeels buiten dit plangebied en zijn opgenomen in het recent vastgestelde bestemmingplan Stadcentrum. Verder bevinden zich enkele maatschappelijke voorzieningen in deze wijk, zoals een schoolcomplex voor middelbaar onderwijs, een basisschool, een buurtcentrum, een gezondheidscentrum, een moskee, een sportcomplex en met name in het westelijke deel enkele panden met kantoorfuncties en aanverwante dienstverlenende instellingen. Ook is er een partycentrum gevestigd.
In het plan Staatsliedenwijk worden twee verschillende woonbuurten samengevoegd in één bestemmingsplan.
Buurt ten westen Spoordreef
Op de eerste plaats is er de buurt ten westen van de Spoordreef (Keizerstraat, Koningstraat en omgeving). Dit deel wordt begrensd door een gracht in het noorden en het oosten, de Waddendreef in het zuiden en het Beatrixpark in het westen. Het bestaat voornamelijk uit woningbouw, maar aan de kant van de Waddendreef en tegen het Beatrixpark liggen ook andere functies.
De woningen bestaan uit een combinatie van gestapelde bouw en eengezinsrijenwoningen. Alle bebouwing stamt uit de tachtiger jaren en heeft een eenvoudige architectuur. De eengezinswoningen hebben een hoogte van 2 lagen plus kap. De gestapelde bebouwing heeft een hoogte van 3 tot 4 lagen en is dus beperkt van hoogte. Een kenmerkend element in het buurtje is een appartementenblok in de vorm van een halve cirkel.
Centraal tussen de woningen ligt een groene as die uitmond in een parkje. Dit gebied is dicht beplant met bomen, waardoor het een bijzonder karakter heeft. In combinatie met het Beatrixpark en de gracht heeft dit deel van de Staatsliedenwijk daarmee een groene uitstraling.
Tussen de woonbuurt en het spoor liggen kleinere eenlaagse gebouwen met daarin een kantoor en een basisschool. Tegen (of in) het Beatrixpark ligt een tenniscentrum met een flinke oppervlakte. Het bestaat uit 10 buitenbanen en een grote tennishal.
Buurt ten noorden zakencentrum
Op de tweede plaats is er de woonbuurt die begrenst wordt door de Spoordreef in het westen, Markerkant in het noorden, de Waddendreef in het oosten en het Zakencentrum in het zuiden. Ook deze buurt bestaat voor het grootste deel woningen met aan de rand lage gebouwen met voorzieningen en kantoortjes. De ruimtelijke structuur van dit deel is vrij gecompliceerd. De buurt heeft namelijk drie verschillende verkavelingsrichtingen. De komt voort uit de totale ruimtelijk structuur van stadsdeel Stad, waarbij de verkavelingsrichting om het Weerwater heen is gedraaid. Juist de Staatsliedenwijk vormt het scharnierpunt in dit stedenbouwkundige principe.
Het grootste deel van de woningen bestaat uit appartementen, een kleiner deel zijn eengezinsrijenwoningen. Aan de zuidkant staan 10 appartemententorentjes (zogenaamde Urban Villa's) met een hoogte van 7 tot 9 lagen. De vierkante torentjes stammen uit begin jaren '90 en de twee ovalen torentjes zijn in het jaar 2000 gerealiseerd. In ruimtelijke zin vormen zij de overgang tussen de kantoortorens van het zakencentrum aan de zuidkant en de gesloten bouwblokken ten noorden van deze urban villa's. De zes gesloten bouwblokken hebben allen dezelfde jaren 80 architectuur, ze zijn 4 lagen hoog, en hebben grote gemeenschappelijke binnentuinen. Voorts zijn er nog zes blokken eengezinsrijenwoningen: twee aan de westkant en vier aan de oostkant.
Aan de randen van dit woongebied liggen nog enkele gebouwen met andere functies. Aan de oostkant bij de entree Randstaddreef-Churchillweg liggen een moskee en twee scholen. Aan de westkant tussen de Spoordreef en de eengezinswoningen liggen drie kantoortjes die slechts één laag hoog zijn.
De woonbuurt heeft twee aansluitingen op de Dreven: één op de Spoordreef en één op de Randstaddreef. Binnen deze buurt zijn er twee grotere groenplekken. Een aan de westkant op de kruising Lieftinckstraat en Schermerhornpad en een aan de oostkant tussen de scholen de Watertuin en het Baken.
De twee woonbuurten worden van elkaar gescheiden door de kantoorbebouwing aan weerszijden van de Spoordreef en door het braakliggende gebied 2Z7 (eveneens toekomstig kantorengebied). Zij zijn geen onderdeel van het bestemmingsplan Staatsliedenwijk. De reeds gerealiseerde bebouwing op 2Z7 –een kantoor en een complex starterswoningen- zijn daarentegen wel in het plan opgenomen.
Wonen
De Staatsliedenwijk is een relatief kleine wijk, overwegend gebouwd in de periode 1985 - 1990. In 2007 zijn er (aan de Wisselweg) met het Startblock 97 (starters)woningen aan deze wijk toegevoegd. In totaal bestaat de Staatsliedenwijk uit 1.168 woningen. Het grootste deel van de woningen is gestapeld (78%). De rest van de woningvoorraad bestaat uit rijenwoningen. Bijna driekwart van de woningvoorraad in de wijk is een sociale huurwoning. De gemiddelde verkoopprijs van een verkochte woning in de Staatsliedenwijk ligt in 2014 iets boven de €140.000. In vergelijking met het Almeerse gemiddelde bevat deze wijk relatief veel gestapelde en sociale huurwoningen.
In de Staatsliedenwijk wonen in ruim 2.500 bewoners (Sociale Atlas 2013). De bevolking is relatief jong. Ruim driekwart van de wijk is jonger dan 45 jaar (in Almere gemiddeld is dat 63%). Daarnaast valt het grote aandeel alleenstaande huishoudens op (49%, tegenover 32% in Almere). Er wonen daarentegen relatief weinig gezinnen met kind(eren) (23% tegenover 36% stadsbreed). Het aantal inwoners per hectare woongebied in de Staatsliedenwijk is relatief hoog, 210 inwoners per hectare. Gemiddeld in Almere Stad is dat 153, terwijl dit voor Almere als geheel 148 is.
Met een aandeel van 16% langdurige minima huishoudens scoort de Staatsliedenwijk in Almere "het hoogst". Het aandeel ligt 10% boven het Almeers gemiddelde (6%). Het is dan ook niet verwonderlijk dat het gemiddeld besteedbaar inkomen (jaar 2010) ruim €10.000 onder het Almeers gemiddelde ligt (€24.400 tegenover €35.000).
Nieuwe ontwikkelingen
Voor de moskee aan de Churchillweg (nabij de entree vanaf de Randstaddreef) is tijdens de totstandkoming van het Ontwerp bestemmingsplan een verzoek tot uitbreiding van het gebouw (passend binnen de marges van het vigerende bestemmingsplan) ingediend. Op dit moment is nog niet bekend of en in hoeverre die uitbreiding daadwerkelijk zal plaatsvinden.
In het plangebied lopen op dit moment nog geen nieuwe ontwikkelingen op het gebied van het wonen.
Ondanks dat de dichtheid van deze wijk redelijk hoog is, zijn er nog wel enkele plekken beschikbaar in de wijk waar (op termijn) extra woningen toegevoegd zouden kunnen worden. Een van de plekken hiervoor zou de strook tussen Centre Point Almere en de Koninginneweg kunnen zijn. Als er nieuwe woningen aan de wijk worden toegevoegd dan moeten deze echter wel een meerwaarde hebben voor de wijk. Meer van hetzelfde is niet wenselijk.
Locatie Wisselweg (gebiedscode 2Z7) buiten plangebied gehouden
Het braakliggend terrein langs de Wisselweg is voor het grootste gedeelte nog uit te geven door de gemeente (westelijk deel). De oostelijk van de Haya van Somerenstraat gelegen grond wordt deels gebruikt voor parkeren ten behoeve van aangrenzende kantoorpanden. De meest oostelijke strook van dit parkeerterrein is in private eigendom.
De gronden zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan Staatsliedenwijk Midden bestemd voor kantoren en aanverwante functies. Voor de komende jaren is geen zicht op initiatieven tot ontwikkeling van het terrein vanwege de slappe (kantoren)markt en de vele leegstand van bestaande kantoorpanden in de omgeving. Meenemen van dit terrein aan de Wisselweg in de planherziening voor Staatsliedenwijk zou dan ook een probleem vormen als het gaat om de uitvoerbaarheid. Bovendien zal het de toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro) wellicht moeilijk doorstaan. Dit alles zal een flink risico betekenen voor de voortgang van het planproces.
Om deze reden is voorgesteld het onbebouwde terrein 2Z7 niet mee te nemen in voorliggende planherziening voor de Staatsliedenwijk. Indien in betere tijden alsnog (kantoor)ontwikkeling gewenst is kan op dat moment een herziening van de vigerende bestemmingsplan ter hand worden genomen dan wel een procedure omgevingsvergunning worden gestart.
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.
3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Opzet van de planregels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:
- in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
- hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
- in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
- hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.
Globaliteit
De globaliteit uit zich vooral in de bestemmingsomschrijvingen. Binnen de bestemmingen zijn vaak veel varianten aan voorzieningen mogelijk (zie hierna onder de diverse bestemmingen). Een maxiamaal boebouwingspercentage en maximale bouwhoogte voor gebouwen binnen het bestemmings- of bouwvlak vormen de belangrijkste beperkingen.
Flexibiliteitsbepalingen
In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.
Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.
Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.
3.2 Bestemmingen
3.2.1 Gemengd
Staatsliedenwijk is een gemengd woongebied met verspreid liggende en hier en daar geclusterde wijkgebonden voorzieningen en lichte bedrijvigheid/kantoren/dienstverlening. De in de bestemming 'Gemengd' toegestane functies zijn gebaseerd op de actuele feitelijke situatie en de voorgaande bestemmingsplannen voor de betreffende locaties binnen Staatsliedenwijk. De mogelijkheden variëren van kantoren, dienstverlening en lichte bedrijven tot maatschappelijke voorzieningen. Horeca en detailhandel zijn toegestaan als ondergeschikte bedrijfsactiviteit.
Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is enerzijds actualisatie van de bestaande situatie, maar anderzijds ook optimale flexibiliteit. Dit met behoud van een goed woon- en leefklimaat. Niet langer wordt uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging. Daarom is de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' toegepast. In paragraaf 5.5 Functiemenging en milieuzonering wordt hier verder op ingegaan. Categorie A en B activiteiten, zoals bedoeld in deze Staat, zijn toegestaan binnen deze bestemming. Daar waar wonen en werken zijn geïntegreerd in hetzelfde gebouw (in plinten van of op hoeksituaties in woongebouwen) is alleen categorie A toegestaan (zie verder onder 3.2.10 Wonen - 1).
De voornaamste beperkingen qua bouwmogelijkheden voor gebouwen zijn een maximum bebouwingspercentage en een maximale bouwhoogte.
In artikel 3 zijn de planregels van de bestemming Gemengd opgenomen.
3.2.2 Groen
Zowel het structureel groen in vorm van parken, groenzones langs (hoofd)wegen, busbanen en watergangen (inclusief langzaam verkeersroutes, oevers en kleinere waterpartijen) als gekoesterde groenelementen in woonbuurten hebben de bestemming "Groen" gekregen.
Binnen de bestemming zijn voet- fiets- en ruiterpaden, bruggen, speelvoorzieningen, kunstobejcten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en andere functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen toegestaan.
Regelmatig komen er verzoeken van bewoners om snippergroen aan te kopen van de gemeente. Deze gronden hebben meestal de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied, maar soms ook Groen. Om deze gronden dan ook te kunnen gebruiken als erf dan wel tuin is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Op grond van deze bevoegdheid is het mogelijk de bestemming Groen te wijzigen in de bestemming Wonen-1 of Tuin. Een besluit tot wijziging is mogelijk, wanneer in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist. Conform beleid zal de wijziging worden doorgevoerd voor een gehele wijk en zo mogelijk in een keer voor het gehele plangebied.
In artikel 4 zijn de planregels van de bestemming Groen opgenomen.
3.2.3 Horeca
In het bestemmingsplan is voor het dans- en partycentrum 'The Lake' aan de Willem Dreesweg een horecabestemming opgenomen. Het gaat hier om horeca tot en met categorie 3 in de staat van horeca activiteiten (bijlage 2 planregels).
In artikel 5 zijn de planregels van de bestemming Horeca opgenomen.
3.2.4 Maatschappelijk
Het gebied bevat een aantal maatschappelijke voorzieningen:
- een school voor middelbaar onderwijs (Baken Stad);
- een tweetal basisscholen, waarvan één in combinatie met bijzonder onderwijs;
- een tweetal kinderopvangvoorzieningen;
- een buurtcentrum (Kardoes);
Genoemde voorzieningen hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Deze bestemming is ruim, in die zin dat alle soorten maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Hierdoor is een zo groot mogelijke vorm van flexibiliteit mogelijk. Andere functies zijn niet rechtstreeks toegestaan.
De voornaamste beperkingen qua bouwmogelijkheden zijn een maximaal bebouwingspercentage en een maximale bouwhoogte. Voor de locatie van de moskee aan de Churchillweg is de bestaande situatie vastgelegd. Een eventuele uitbreiding kan gerealiseerd worden via een wijzigingsbevoegdheid. Middels die procudure kunnen bewonersbelangen worden afgewogen (privacy, schaduwwerking, geluid) en de parkeermogelijkheden worden geborgd.
In artikel 6 zijn de planregels van de bestemming Maatschappelijk opgenomen.
3.2.5 Sport
Het sportcentrum Centerpoint heeft deze bestemming gekregen. Naast binnen- en buitentennis worden in het complex en de aanwezige grotere sporthal ook andere sporten beoefend. Te noemen zijn diverse zaalsporten, fitness en squash. Ook biedt de accommodatie ruimte voor een dansschool. Ondergeschikt aan de sportactiviteiten is er horeca aanwezig.
De bouwregels bieden nog enige uitbreidingsruimte binnen het aangegeven bouwvlak. In artikel 7 zijn de planregels van de bestemming Sport opgenomen.
3.2.6 Tuin
De bestemming 'Tuin' is toegekend aan voor- en/ of zijtuinen bij voornamelijk woningen. Deze gronden zijn daarom bestemd voor een gebruik als tuin, die behoort bij de op hetzelfde perceel gelegen woning. Het is niet de bedoeling dat de gronden worden volgebouwd met schuurtjes of andere bouwwerken. Daarom zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 1 meter hoog toegestaan. Ook zijn trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers en overstekken mogelijk. Voor erkers gelden beperkingen qua omvang.
In artikel 8 zijn de planregels van de bestemming Tuin opgenomen.
3.2.7 Verkeer
De auto-ontsluiting van het plangebied op de omgeving wordt verzorgd door aansluitingen (van west naar oost) op de Waddendreef, de Spoordreef, de Randstaddreef en de Landdrostdreef.
De delen van de dreven die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen.
Centraal door het gebied loopt de vrije busbaan vanaf het busplein noordwaarts. Ter hoogte van buurtcentrum Kardoes en het gezondheidscentrum De Driehoek splits deze zich in een westelijke aftakking richting Kruidenwijk/Stad West en een oostelijke aftakking richting Almere Buiten. Ook de busbaan heeft de bestemming 'Verkeer' gekregen.
In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming Verkeer opgenomen.
3.2.8 Verkeer-Verblijfsgebied
Deze bestemming is toegekend aan de erftoegangswegen (buurtontsluiting, woonstraten) en de overige openbare ruimte die niet binnen de bestemming Groen, Water of andere bestemmingen valt. Onder de noemer verblijfsgebied zijn diverse gebruiksvormen en objecten te rekenen, zoals parkeren, afvalinzameling, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen.
Regelmatig komen er verzoeken van bewoners om snippergroen aan te kopen van de gemeente. Deze gronden hebben meestal de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Om deze gronden dan ook te kunnen gebruiken als erf dan wel tuin is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Op grond van deze bevoegdheid is het mogelijk de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied te wijzigen in de bestemming Wonen-1 of Tuin. Een besluit tot wijziging is mogelijk, wanneer in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist.
In artikel 10 zijn de planregels van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen.
3.2.9 Water
De belangrijkste waterggangen die door het planbgebied lopen zijn de Parkwetering en de Stadswetering. Deze maken deel uit van het hoofdwatersysteem van Almere (zie paragraaf 5.8). Daarnaast liggen nog enkele andere watergangen in het gebied die hiermee in verbinding staan.
Deze waterlopen hebben een bestemming 'Water' gekregen. Naast waterhuishoudkundige betekenis hebben de waterlopen ook een recreatieve functie. De Parkwetering en de Stadswetering zijn recreatieve vaarroutes. Ook aanleg- en visgelegenheid zijn mogelijke vormen van recreatief gebruik. Voorts hebben het water en de oevers ook een ecologische en landschappelijke functie.
In artikel 11 zijn de planregels van de bestemming Water opgenomen.
3.2.10 Wonen - 1
De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen e.d. zijn toegestaan op grond van deze bestemming.
Vrije beroepen
Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de bestemming "Wonen - 1", tenminste voor zover het vrije beroep vanuit het gebouw waarin wordt gewoond, wordt uitgeoefend. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De in de bestemming "Wonen - 1" opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft en het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 50 % van het totale vloeroppervlak en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten
Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in de onderstaande lijst. Deze lijst is niet limitatief.
Omschrijving | Voorwaarden/toelichting |
Vrije beroepen | bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant |
Uitgeverijen | Kantoren |
Grafische afwerking | |
Reproductiebedrijven opgenomen media | |
Vervaardiging van sieraden e.d. | |
Reparatie t.b.v. particulieren | bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder |
Reisorganisaties | |
Verzekeringsbedrijf/kantoor | |
Verhuur van en handel in onroerend goed | |
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | |
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | |
Hoveniersbedrijven | Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn |
Meubel- en woningstoffeerderijen | |
Cursussen | |
Workshops | |
Kantoor algemeen | |
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures | |
Bed&breakfast | Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn 5 gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen. |
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven | Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie |
Wassalons en wasserettes | Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleverenc van kleding |
Kappers | |
Detailhandel | Maximaal 25 m2 w.v.o. Ook zijn webwinkels en internetwinkels toegestaan. Als daar ook een showroom of afhaalmogelijkheid bij hoort, valt dat onder de regeling van kleinschalige detailhandel aan huis (dus tot 25 m2 verkoopvloeroppervlak). |
Buiten de hierboven genoemde gevallen | Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten. |
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming "Wonen - 1".
Tuinvergrotingen
In het plangebied hebben de afgelopen jaren wijzigingen plaatsgevonden in de grenzen tussen openbare ruimte en particulier terrein bij woningen. Stukjes openbaar groen zijn door verkoop overgedragen aan bewoners, ter vergroting van hun tuin. Zo zijn onrechtmatige tuinvergrotingen onderzocht en ofwel teruggebracht naar de formele eigendomsgrenzen of door verkoop gelegaliseerd.
Gronden die zijn verkocht, hebben in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming 'Wonen - 1' of 'Tuin' gekregen. Gronden waarvoor een bruikleenovereenkomst geldt, maar die in principe ook verkocht kunnen worden, hebben eveneens een bestemming 'Wonen - 1' of 'Tuin' gekregen.
Mogelijk worden de komende jaren nog meer gronden verkocht aan bewoners. In het vorige bestemmingsplan was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in het geval van verkoop van gronden een wijziging naar de bestemmingen 'Wonen - 1' of 'Tuin' mogelijk te maken. Deze wijzigingsbevoegdheid is ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. In de praktijk wordt deze wijzigingsbevoegdheid bijna nooit toegepast. Bestemmingsveranderingen als gevolg van toekomstige grondverkopen zullen in ieder geval over 10 jaar bij de volgende actualisatie van het bestemmingsplan worden verwerkt.
Gronden die in bruikleen zijn gegeven omdat ze vanwege de aanwezigheid van of leidingen niet kunnen worden verkocht, hebben een bestemming 'Groen' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' gehouden. Om de aanwezige kabels en leidingen te beschermen, mogen deze gronden niet worden gebouwd met bijvoorbeeld schuurtjes. Als de bewoner die gronden in bruikleen heeft, wordt bij verhuizing met een volgende bewoner in principe geen nieuwe overeenkomst gesloten.
Bouwen
De woonbestemming is ruimer bestemd dan in het vorige bestemmingsplan. In het vorige bestemmingplan waren goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld. In het nieuwe plan is niet meer met goothoogten gewerkt. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans vier meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen zeven meter en voor drie bouwlagen tien meter. Voor veel bouwblokken is een hoogtemaat genomen, waarbij het hoogste deel bepalend is. Dat betekent dat voor een flink aantal woningen nog een extra laag/dakopbouw mogelijk is. Er is ook minder met aanduidingen gewerkt en meer met rechtstreekse bouwmogelijkheden. Het nieuwe bestemmingsplan Staasliedenwijk is dus veelal globaler en flexibeler van opzet dan het oude plan.
Bebouwing in voortuinen
In de voortuinen is de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is. Uitbouwen aan de voorzijde van de woningen vallen qua hoogte niet onder de basisregel van één bouwhoogte per bouwblok. Uitbouwen aan de voorzijde van de woning zijn qua hoogte bestemd zoals ze zijn.
Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen
Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de erfbebouwingsregeling. Dit is om iedereen gelijke bouwrechten te geven. Als de achtergevel van het hoofdgebouw geen rechte lijn is (dus zonder eventuele uitbouwen) is het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe wel recht getekend, waardoor er dus uitbreidingsruimte in het bouwvlak ontstaat. Waar dit tot hinder van de buren zou kunnen leiden (schaduw of verminderde lichttoetreding) is de oorspronkelijke achtergevel gevolgd. Voor de erfbebouwings- mogelijkheden is aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008. Deze regeling is van toepassing op bijvoorbeeld schuurtjes en garages. Om te voorkomen dat het erf wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m2) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd. Qua maatvoering en positionering moet de erfbebouwing ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter. Vrijstaande erfbebouwing heeft een goothoogte van maximaal 3 meter. Boven op de aanbouwen mag een dakterras worden gebouwd.
Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen
Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Wel moet minimaal 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is hier dus doorgetrokken tot de zijdelingse perceelsgrens. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden, waar dit leidt tot parkeerproblemen, tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier last van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen. Overigens zijn hierbij zoveel mogelijk de rechten uit de nog geldende bestemmingsplannen aangehouden.
Specifieke aanduidingen
Ter plaatse van de aanduiding "gemengd" is op de begane grond een bedrijfsruimtetoegestaan, gekoppeld aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Maximaal categorie A is toegestaan. Ook 'normale' beroepen-en bedrijven aan huis kunnen uiteraard als zelfstandig bedrijf worden gerealiseerd.
De gevolgde lijn hier is de bestaande en ook reeds in het voorgaande bestemmingsplan opgenomen bedrijfsruimtes te continueren, maar op voorhand geen nieuwe locaties of kansenzones aan te wijzen. Mede gelet op de huidige economische situatie ligt het meer in de rede intiatieven af te wachten en desgewenst mogelijk te maken via een omgevingsvergunning met afwijking.
Detailhandel is (net als bij bedrijfsactiviteiten aan huis) tot maximaal 25 m2 toegestaan. Alleen waar een groter oppervlak aan detailhandel reeds legaal is gevestigd, is deze positief bestemd middels een nadere functieaanduiding 'detailhandel'.
Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn garages en/of bergingen toegestaan. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'onderdoorgang' dient een open doorgang gewaarborgd te blijven.
In artikel 12 zijn de planregels van de bestemming Wonen - 1 opgenomen.
3.3 Overige Regels
3.3.1 Inleidende regels
Begripsbepalingen
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.
Wijze van meten
In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten.
3.3.2 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
In artikel 13 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
Overschrijding grenzen
In artikel 14.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.
Ondergeschikte bouwonderdelen op daken
In artikel 14.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.
Gebruiksregels
In arikel 15 zijn enekel algemene gebruiksregels ten behoeve van het parkeren opgenomen met een koppeling naar de Lijst van Parkeernormen (bijlage bij plantoelichting) en ten behoeve van het laden en lossen.
Afwijkingsregels
In artikel 16 zijn drie afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:
- het afwijken van maten (maximaal 10 %);
- het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
- het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen.
De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Kleine windmolens
Kleine windmolens mogen bij recht op de grond worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m (als bouwwerk geen gebouw zijnde). Via een afwijkingsbevoegdheid, opgenomen in lid 16.3, mogen ze ook op een hoofdgebouw of aan de gevel ervan op voorwaarde dat de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw met maximaal 3 m wordt overschreden en de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt. Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.
HAT VAT
De landschappelijke effecten zijn beperkt tot stedelijk niveau: zichtbaarheid is nauwelijks. Bovendien moeten voor deze molens vergunningen worden aangevraagd, waardoor toetsing aan veiligheidseisen, Wet Geluidhinder en Wet milieubeheer zal plaatsvinden.
Wijzigingsregels
In artikel 17 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgmeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.
Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.
Overige regelingen
In artikel 18 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
3.3.3 Overgangs- en slotregels
In artikel 19 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
In artikel 20 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn daarom niet in tabel 4.1 opgenomen.
Beleidsdocument | Beleidsuitgangspunt | Vertaling in het bestemmingsplan |
Rijksbeleid | ||
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte | Ladder voor duurzame verstedelijking | Mogelijke nieuwe ontwikkelingen/functiewijzigingen zijn beperkt, kleinschalig en lokaal gericht. Voorts vinden deze plaats binnen het bestaande stedelijk gebied. Het plan omvat geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden op onbebouwde gronden. |
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012) | Radarverstoringsgebieden | Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines. |
Provinciaal en regionaal beleid | ||
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011) | Binnen het plangebied zijn geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig en geen onderzoeksplichtige gebieden aangewezen. | |
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008) | Bescherming van archeologische waarden. | Opnemen van een dubbelbestemming ten behoeve van Waarde-Acheologie -1 voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. |
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2010-2015 (2010) | Voldoende water; veiligheid | Opnemen van mogelijkheid voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen de meeste bestemmingen. |
Gemeentelijk beleid | ||
Programmaplan Almere stad | Vergroten stedelijke dynamiek van Almere Stad; Versterken vitaliteit woonwijken en bedrijfsterreinen. | Aanwezige functies flexibel bestemmen, zodat uitwisseling van functies mogelijk is; werken in de wijk continueren; verruiming regeling werken aan huis, waaronder kleinschalige detailhandel. |
Beleidsnota kleine bouw | Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. | Toetsingskader uit de nota overnemen in woonbestemming. |
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999) | Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken. | Geen mogelijkheid opnemen voor het plaatsen van zendmasten. |
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 | Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. | Voor het grootste deel is de situatie actueel in het plangebied. Op enkele locaties worden nog tuinvergrotingen uitgevoerd. Bij nieuwe tuinvergrotingen kan de bestemming van de gronden worden gewijzigd door toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. |
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013) | Geen ligplaatsen in het plangebied. Er lopen twee watergangen door het plangebied, maar toegestane afmeeroevers liggen juist buiten het plangebied. | Binnen bestemming 'Water' geen ligplaatsen en geen mogelijkheid tot aanleggelegenheid opnemen. |
Prostitutiebeleid Almere (2000) | Vestigingsbeleid seksinrichtingen | Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen. Thuisprostitutie op grond van regeling voor beroepsuitoefening aan huis wel toegestaan. |
Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013) | Vestigingsbeleid coffeeshops | Geen mogelijkheid opnemen voor een coffeeshop. |
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000) | Vestigingsbeleid benzineverkooppunten | Geen mogelijkheid opnemen voor een benzineverkooppunt. |
Nota Archeologische Monumentenzorg (2009) | Voor de binnendijkse gebieden: Behoud van een representatieve steekproef van archeologische waarden uit de Steentijd. Dit vertaalt zich in een onderzoeksplicht in selectiegebieden voor bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm (ten opzichte van het maaiveld). | Binnen het plangebied zijn geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig en geen onderzoeksplichtige gebieden aangewezen. |
Archeologieverordening | Bescherming archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden overeenkomstig de verordening. | Binnen het plangebied zijn dubbelbestemmingen ten behoeve van archeologie niet aan de orde. |
Voorzieningen binnendijkse waterrecreatie (1999) | Verdere concretisering van de recreatieve mogelijkheden van de Almeerse waterlopen en recreatieplassen. | Gewenste voorzieningen, zoals steigers (geen gebouwen), mogelijk maken in de betreffende bestemmingen. |
Horecanota Almere (2000) | Voor woongebieden geldt dat solitaire horeca in beginsel niet is toegestaan, tenzij op specifiek geschikte locaties voor lichte horeca. In buurthuizen is lichte horeca wel toegestaan. | Zelfstandige horeca in de woonwijk niet toestaan. Het partycetnrum annex dansschool aan de W. Dreesweg wordt positief bestemd. Deze ligt op de grens van de woonwijk en het kantorengebied behorend bij het stadcentrum/zakencentrum. Verder uitsluitend lichte en aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca opnemen in het buurthuis 't Kardoes en in tenniscentrum Centerpoint. |
Detailhandelsvisie Almere (2014) | Uitgangspuntdetailhandelsstructuur: - Fijnmazigheid winkelvoorzieningen - Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere. - Ruimte bieden aan ondernemers. - E-commerce faciliteren. | Ondergeschikte detailhandel bij aanwezige voorzieningen???.... In woningen en bedrijfswoningen is per woning 25 m2 aan detailhandel toestaan. Webwinkels en internetwinkels zijn ook toegestaan. Afhaalpunten niet. |
Werken in de wijk (2005) | Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen. | Opnemen criteria uit de nota in woonbestemming. Geen kansenzones aanwijzen. Bestaande zelfstandige bedrijfsruimtes continueren. Eventuele toevoeging van dergelijke vestigingen af laten hangen van de marktvraag, dus via een (partiële) herziening van het plan of een afwijkingsprocedure. |
Kleur aan Groen (2014) | Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere | Van toepassing op tenniscentrum Centerpoint, de Stadswetering (oostzijde plangebied) en de meer westelijk gelegen watergang. Centerpoint is aangeduid als Voorzieningenpark, de watergangen als waterverbinding en als recreatieve verbinding. |
Waterplan Almere (2005) | De gemeente en het waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen. | In overleg met het Waterschap een watertoets uitvoeren. |
Almere Waterstad! Toeristisch recreatief beleidsplan (1996) | Het stimuleren van toeristisch recreatieve (bedrijfs)vestigingen en gebruik(smogelijkheden) in Almere. | De vaarroutes die zowel aan de west- als oostzijde de grens vormen van het plangebied en die het Weerwater verbinden met de Noorderplassen respectievelijk de Leeghwaterplas/ Hogevaart behouden. |
Inrichting schoolpleinen (1999) | Schoolpleinen dienen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school te zijn. | Het begrip speelterrein wordt expliciet toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming Maatschappelijk. |
Sportnota 2013-2016 (2013) | Almere: sportieve stad! | Opnemen binnen de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer- en Verblijfsgebied'' en 'Sport' van de mogelijkheid voor sport- en spelvoorzieningen. |
Tabel 4.1 Beleidskader
Hoofdstuk 5 Omgevingstoets
Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
5.1 Milieu-effectrapportage
Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in de bijlagen bij het Besluit milieueffectrapportage. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.
De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:
- 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
- 2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
- 3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).
Voor de volgende gevallen geldt een mer-beoordelingsplicht:
- de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven met 250.000 bezoekers of meer per jaar, een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied (D 10);
- de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (D 11.2).
In het bestemmingsplan Staatsliedenwijk worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied niet in of nabij bijzondere gebieden ligt, kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Een mer-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.
5.2 Geluid
Volgens de Wet geluidhinder hebben bepaalde industrieterreinen, inrichtingen en/of (spoor)wegen een geluidszone. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied afgebakend waarbinnen regels van de Wet geluidhinder van kracht zijn. De Wet geluidhinder geldt alleen binnen deze geluidzones. Een akoestisch onderzoek richt zich dan ook altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen deze geluidszone aanwezig zijn of kunnen worden gerealiseerd.
Het plangebied ligt binnen de zones van de volgende wegen en spoorweg:
- Waddendreef
- Spoordreef
- Randstaddreef
- Flevolijn
Wegen waarop een 30 km/h-regime van toepassing is en wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied, hebben op basis van artikel 74 van de Wet geluidhinder geen geluidszone.
Binnen het plangebied zijn vier geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig waarvoor in het verleden een hogere waarde is verleend op grond van de Wet geluidhinder.
Voor woningen aan de Gouverneurstraat en Presidentstraat zijn in het kader van het Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad, maatregelen korte termijn, hogere waarden vastgesteld van 60 dB (2 woningen) en 61 dB (2 woningen) vanwege de Flevolijn.
De opzet van het bestemmingsplan is globaal van aard, met een conserverend karakter. Vanwege de bestuurlijke wens tot globaal bestemmen is er sprake van een verruiming van de (bouw)mogelijkheden ten opzichte van de bestaande situatie. Zo worden bouwhoogten, bouwvlakken e.d. globaler geregeld dan in de vigerende bestemmingsplannen en zijn de bestemmingsgrenzen op detailniveau gewijzigd. Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in het plangebied mogelijk gemaakt op locaties waar de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarden. Om dit te borgen zijn hiervoor regels opgenomen.
De wegen in het plangebied worden niet gewijzigd en er worden binnen de zones van de wegen geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt op locaties waar de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarden. Er hoeft daarom geen akoestisch onderzoek voor deze wegen te worden uitgevoerd.
5.3 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling zijn (onder andere) de volgende niet in betekenende mate bijdragende (luchtkwaliteitseisen) projecten vrijgesteld van toetsing:
- Woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
- Kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
- Projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
In het plangebied is geen sprake van (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen en er is daarmee geen sprake van nadelige gevolgen voor het woon- leefklimaat.
5.4 Externe Veiligheid
Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn onderstaande documenten opgesteld:
- Quickscan externe veiligheid bestemmingsplan Staatsliedenwijk, januari 2015 (zie Bijlage 4);
- Risicoberekeningen bestemmingsplan Staatsliedenwijk, januari 2015 (zie Bijlage 5).
De conclusies zijn als volgt :
Inrichtingen
Er wordt voldaan aan het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers (= plaatsgebonden risico). Met dit bestemmingsplan worden alleen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die deze milieukwaliteiteis op gebied van externe veiligheid in stand houden.
De verantwoordingsplicht groepsrisico en hulpverlening zijn niet van toepassing op deze risicobron.
Transport
Plaatsgebonden risico
Weg:
De Markerdreef/Spoordreef (een niet Basisnetroute) heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar. Hiermee wordt voldaan aan het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers.
Spoor:
Het spoor heeft een basisnetafstand van 6 m, gemeten uit het hart van de spoorbundel.
Groepsrisico
Weg:
Uit toepassing van de vuistregels blijkt, dat het groepsrisico onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijft.
Spoor:
Het groepsrisico met en zonder plangebied Staatsliedenwijk bedraagt ca. 0,85 maal de oriëntatiewaarde. Het plangebied heeft geen significante invloed op de hoogte van het groepsrisico.
Verantwoording groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied
Verantwoording groepsrisico
Weg:
Het groepsrisico hoeft niet te worden verantwoord, omdat het toekomstig groepsrisico niet hoger wordt dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Spoor:
Het groepsrisico hoeft niet te worden verantwoord, omdat het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt én het toekomstig groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft.
Verantwoording hulpverlening spoor
Er zijn voldoende mogelijkheden om het plangebied van meerdere zijden te bereiken en tevens voldoende mogelijkheden om het plangebied te ontvluchten. Er worden geen ruimtelijke maatregelen in dit bestemmingsplan getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.
De Brandweer Flevoland is in het kader van het ambtelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over:
- de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op het spoor;
- de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op het spoor een ramp voordoet.
De belangrijkste conclusies zijn:
- 1. door de conserverende aard van het bestemmingsplan zijn maatregelen om het risico te beperken niet opportuun;
- 2. het plangebied is voldoende bereikbaar en heeft voldoende bluswater;
- 3. in het plangebied zijn, mede door de bruggen over de gracht, voldoende mogelijkheden om uit het effectgebied te vluchten.
- 4. bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert).
Het is niet noodzakelijk om in dit bestemmingsplan ruimtelijke maatregelen te treffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.
Verantwoording plasbrandaandachtsgebied spoor
Deze verantwoording is niet van toepassing. Het plasbrandaandachtsgebied van 30 m ligt deels binnen het plangebied. In dat gebied ligt alleen de bestemming Verkeer (V). Deze laat geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe. Het is dus niet nodig om een specifieke aanduiding voor dit plasbrandaandachtsgebied op de plankaart op te nemen.
Ruimtelijke consequenties voor het bestemmingsplan
De basisnetafstand van 6 m, te meten uit het hart van de spoorbundel ligt binnen de spoorbundelbreedte van circa 14 m en daarmee buiten het plangebied. Hiermee voldoet dit bestemmingsplan (automatisch) aan de toe te passen basisnetafstand, conform artikel 3 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.
5.5 Functiemenging En Milieuzonering
Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en overige milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijf en verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan.
De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging, is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009] (hierna: publicatie).
Functiemenging
In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gebied, waarin slechts in beperkte mate ontwikkelingen worden toegestaan. Het bestaat uit een overwegend woongebied met bijbehorende wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid. Rondom deze voorzieningen en bedrijven liggen soms op korte afstand woningen, te karakteriseren als een '(deel)gebied met functiemenging'. De richtafstanden uit bijlage 1 van de publicatie zijn dan niet haalbaar.
Deze vorm van functiemenging dient te worden gefaciliteerd en gestimuleerd. Daarom is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast. Zie bijlage 3 voor een algemene toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten – Functiemenging.
In deze Staat worden niet alleen 'bedrijven', maar ook 'overige milieubelastende functies' (zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) genoemd. Categorie A en B activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan binnen de bestemming Gemengd. Categorie C niet, vanwege het ontbreken van een goede ontsluiting op de verkeershoofd-infrastructuur (zonder dat er woningen worden gepasseerd). De hieraan verbonden relatief grote verkeersaantrekkende werking is in dit geval ongewenst en zou kunnen leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is verder gekeken of (bedrijfs)activiteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. De functies horeca en detailhandel (?)zijn niet opgenomen in de Staat. Uit een inventarisatie via 'deskresearch' en 'veldonderzoek' van de bestaande (bedrijfs)activiteiten (zie bijlage ?? Inventarisatie (bedrijfs)activiteiten), blijkt dat deze (vrijwel) alle binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorieën A en B vallen.
Milieuzonering
Een goed woon- en leefklimaat voor de woningen langs de Stadswetering, tegenover bedrijventerrein Randstad (omgevingstype: 'rustige woonwijk'), wordt geregeld via een inwaartse zonering van de bedrijvigheid op bedrijventerrein Randstad. In het geldende bestemmingsplan Randstad is geregeld, dat in de zone direct grenzend aan de Staatsliedenwijk alleen bedrijven zijn toegestaan tot ten hoogste categorie 2. De richtafstand tot een 'rustige woonwijk' bedraagt 30 m, terwijl in de praktijk de afstand groter is dan 50 m.
Een goed woon- en leefklimaat voor de woningen langs de busbaan, tegenover bedrijventerrein Markerkant (omgevingstype: 'gemengd gebied' vanwege de busbaan), wordt geregeld via een zonering van de bedrijvigheid op bedrijventerrein Markerkant. In het geldende bestemmingsplan Markerkant is geregeld, dat in de zone direct grenzend aan de Staatsliedenwijk alleen bedrijven zijn toegestaan tot ten hoogste categorie 3.2 zijn toegestaan. De richtafstand tot een 'gemengd gebied' bedraagt 50 m, terwijl in de praktijk de afstand groter of gelijk is aan 50 m.
Aan de Koninginneweg ligt een vrij groot sportcomplex, bestaande uit een combinatie van tennisbanen (met verlichting) en een (grote) sporthal. Een tennisbaan met verlichting en een sporthal, vallen elk volgens de publicatie onder milieucategorie 3.1. De afstand van de sporthal en de tennisvelden naar de dichtstbijgelegen woningen bedraagt respectievelijk ca. 30 m en 50 m.
Het woongebied tussen het Prinsenpad, Graafpad en Koninginneweg kan als een 'gemengd gebied' worden beschouwd, vanwege de ligging direct langs de Waddendreef en het spoor. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 m, te meten vanaf de grens waar de gevel van een woning volgens het bestemmingsplan mogelijk is, tot de bestemming waar de sporthal en de tennisvelden zijn toegestaan.
Het woongebied ten noorden van het Graafpad wordt als 'rustige woonwijk' beschouwd. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 m, te meten vanaf de grens waar de gevel van een woning volgens het bestemmingsplan mogelijk is, tot de bestemming waar de sporthal en de tennisvelden zijn toegestaan.
Aan deze afstanden wordt voldaan zodat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Deze afstanden zijn in dit bestemmingsplan geborgd, door de bestemming 'Sport' op minimaal 30 m of 50 m van de bestemming 'Wonen' te leggen.
5.6 Kabels En Leidingen
Bestaande situatie
Algemeen
Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen (K&L), gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteit aanpassing en onderhoud gewaarborgd.
Hoofdtransportleidingen
Evenwijdig aan de busbaan-tracés ligt zoals gebruikelijk in Almere, de hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor een gedeelte van het plangebied.
Leidingenstraat
In het plangebied ligt geen leidingenstraat met de status als die langs de Hogering.
Stadsverwarmingsnet
Het gebied is aangesloten op het stadsverwarmingsnet.
Hoogspanningslijn
Een bovengrondse hoogspanningslijn bevindt zich niet in dit gebied.
Straalverbindingen
In dit plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.
Toekomstige ontwikkelingen
Algemeen
Door de kabel- en leidingenbeheerder de ligging in de kabel- en leidingenzone voor te schrijven wordt aanpassingen van- en ruimte claims in de bestaande en nog te ontwikkelen plannen binnen het gebied zoveel mogelijk voorkomen. In het kader van mogelijke reconstructies en toekomstige aanpassingen binnen het gebied zullen mogelijk diverse nutsleidingen en riolen verlegd worden. Er zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de bestaande K&L infrastructuur.
Hoogspanningslijn
Voor het plangebied wordt met betrekking tot dit onderwerp geen relevante ontwikkeling verwacht.
Straalverbindingen
Voor het plangebied worden met betrekking tot dit onderwerp geen relevante ontwikkelingen verwacht.
5.7 Ecologie
Boswet
Het gehele plangebied valt binnen de bebouwde kom zoals die is vastgesteld voor de Boswet (2013). Daarmee valt een eventuele voorgenomen houtvelling niet onder de werking van de Boswet. Voorgenomen vellingen hoeven daarom niet te voren worden aangemeld en is er geen herplantplicht. Bovendien vallen de houtopstanden binnen dit plangebied ook vanwege structuur en grootte (laanbeplanting en zelfstandige eenheden van minder dan 100 are) niet onder de werking van de Boswet. Tenslotte is een velling ook niet voorzien in dit conserverend bestemmingsplan.
Ecologische hoofdstructuur
Gezien de ligging van het plangebied (op ruime afstand van EHS- en Natura 2000-gebieden) en de aard van de voorgestelde ontwikkelingen (conserverend bestemmingsplan) zijn negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden (EHS) en instandhoudingsdoelen (Natura 2000) op voorhand uit te sluiten. Het plangebied wordt niet gebruikt door soorten waarvoor EHS-waarden of Natura 2000-instandhoudingsdoelen in nabijgelegen natuurgebieden zijn geformuleerd. Op voorhand kan een negatief effect op deze waarden en doelen (externe werking) worden uitgesloten.
Flora- en faunawet
Gezien het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is, zijn de beschermingsbepalingen van de Flora- en faunawet op dit moment niet in het geding. In 2010 is in het BP-gebied een Flora- en fauna-inventarisatie uitgevoerd en deze wordt - conform de door de gemeente gehanteerde vijfjaarlijkse cyclus - weer in 2015 geactualiseerd. Gezien het terrein (sterk verstedelijkt) zijn de natuurwaarden gering.
Uit de inventarisatie blijken plaatselijk groeiplaatsen van rietorchis op de oevers van weteringen aanwezig te zijn. Een deel van deze oevers zijn in 2013 heringericht en natuurvriendelijk omgevormd. Daarmee is voor deze soort een groter potentieel areaal geschapen. Bovendien zijn er geen verdere ontwikkelingen beoogd aan de oevers en watergangen.
Uit inventarisaties blijken verder huismus, spreeuw (beide met nesten in bebouwing) en boerenzwaluw (nesten onder bruggen) in het stedelijk gebied aanwezig te zijn. De nesten van deze soorten zijn jaarrond beschermd. Dit betekent dat bij sloop of renovatie de Flora- en faunawet in het geding kan zijn. Dit bestemmingsplan is echter conserverend van aard.
Het plangebied is - net als andere delen van de stad - in gebruik als leefgebied van een aantal vleermuissoorten (meervleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger). Gezien de conserverende aard van het bestemmingsplan worden hiervan geen negatieve effecten op de staat van instandhouding verwacht.
Resumerend kan gesteld worden dat de beschermde waarden in het gebied door ontwikkelingen van dit bestemmingsplan niet geschaad zullen worden. Bovendien zal de Flora- en faunawet ook bij een eventuele Omgevingsvergunning aan de orde komen (bijvoorbeeld bij sloop, her- of nieuwbouw).
Naast de eigen inventarisatiegegevens is ook de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) geraadpleegd. Uit deze database zijn geen andere onder de Flora- en faunawet beschermde soorten naar voren gekomen.
De (nieuwe) Wet Natuurbescherming:
Het rijk is voornemens om de natuurbeschermingswetgeving in één wet onder te brengen en te vereenvoudigen. In de wet Natuurbescherming zullen de bepalingen uit de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet, de Boswet en de Ecologische Hoofdstructuur (welke dan Nationaal Natuurnetwerk zal heten) worden opgenomen en vereenvoudigd. Het streven is deze wet in 2015 van kracht te laten zijn. De huidige conceptteksten geven geen aanleiding om het oordeel over de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan anders in te schatten dan op basis van de nu bestaande wetgeving het geval is.
5.8 Waterparagraaf
Watersysteem
De waterhuishouding wordt beschreven middels de bodemopbouw , het watersysteem, als onderdeel van het watersysteem van Almere-Stad en de waterketen.
Het watersysteem in het plangebied is een onderdeel van het watersysteem van Almere-Stad. Aspecten van zowel oppervlaktewater als geohydrologie hebben een belangrijke rol gespeeld bij het waterhuishoudkundig ontwerp van het watersysteem van Almere-Stad. Naast het ontwerp van het grachtenstelsel binnen het stedelijke gebied speelde het vraagstuk hoe de aansluiting van het stedelijk water op de Hoge Vaart tot stand diende te komen.
Maaiveldligging, bodemopbouw en grondwater
Het maaiveldniveau ligt tussen ca. 3. m- NAP en 4 m –NAP . De oorspronkelijke bodem bestaat uit lichte klei. Deze klei behoort tot de holocene deklaag, die op de pleistocene zandlagen (het watervoerende pakket) is gelegen. Het stedelijk gebied is integraal opgehoogd met 1m zand.
De bodem in het gehele gebied van Almere en ook in dit plangebied zal naar verwachting nog verder dalen. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de verdere rijping van klei. De verwachting is dat tot 2050 de bodem in dit gebied nog ongeveer 30 tot 40 cm gedaald is. Als gevolg van de lage ligging van het “Nieuwe Land” temidden van de hoge waterpeilen in het Markermeer en de randmeren staat het gebied onder invloed van kwel.
Met name door het graven van de grachten is de holocene laag verstoord, waardoor hier ter plaatse de kwel aanzienlijk hoger ligt dan in de overige delen van het plangebied.
Oppervlaktewater
Het watersysteem in het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van geheel Almere-Stad. Het watersysteem van Almere-Stad (streefpeil = -5.50 NAP) is voor de afwatering afhankelijk van de Hoge Vaart en wordt middels het vijzelgemaal (3 m3/s) Leeghwater op de Hoge Vaart. (streefpeil – 5.20 m NAP) uitgemalen.
Het peil van -5.50 m NAP is vastgelegd in “Peilbesluit stedelijk gebied gemeente Almere”. Het peil in de grachten en Weerwater is naast de ontwateringsnormen ook bepaald door de noodzaak om bepaalde verkeersaders dieper te leggen.
Bij het ontwerpen van het open water zijn voor Almere-Stad de volgende normen gehanteerd:
- 7% open water
- 0.4 a 0.5 m peil peiloverschrijding in de grachten bij een frequentie van 1 x per 10 jaar
- De toelaatbare grachtafstanden lopen uiteen van 400 tot 1100 m
- De stroomsnelheid in de watergangen bedraagt onder maatgevende omstandigheden maximaal 0.3 m/s
- De maximale afvoer vanuit het stedelijk gebied is gesteld op 1.5 l/s/ha
Het plangebied wordt aan de west- en oostzijde begrensd door de de Parkwetering respectievelijk de Stadswetering. Deze grachten behoren tot de hoofdvaarroutes en legt de verbinding tussen het Weerwater en de Noorderplassen respectievelijk de Leeghwaterplas. De grachten in de hoofdvaarroutes zijn doorgaans 15 tot 25 m breed en hebben een ontwerpdiepte van 1.5 m. Middels een gemaal wordt water vanuit de Leeghwaterplas uitgeslagen op de Hoge Vaart. Het grootste deel van de oevers is voorzien van beschoeiing. Gezien de grote (> 1.5 m) drooglegging wordt een voldoende uitstroom van drainage en HWA(HemelWaterAfvoer) mogelijk gemaakt en zijn de benodigde ontwateringsdiepten realiseerbaar.
Het beheer is gericht op het bergen en afvoeren van overtollige neerslag en kwel. Door vertraging in de afvoer kunnen overschotten worden verspreid, waardoor het gemaal Leeghwater voldoende capaciteit blijft houden en grote peilstijgingen kunnen worden voorkomen. Bij normale omstandigheden is het peil van Almere-Stad voldoende te beheersen met behulp van gemaal Leeghwater.
Voor de toekomst wordt verwacht dat de neerslag toeneemt, zowel in hoeveelheid als in intensiteit. Dit betekent dat er vaker hoge peilstijgingen zullen optreden, en dat het langer duurt voordat het water is weggepompt. Uit berekeningen van een neerslagsituatie met een herhalingstijd van meer dan 100 jaar bleek dat de peilstijgingen aanzienlijk zijn, maar beperkt blijven tot onder het maaiveld en derhalve niet onacceptabel zijn.
In de praktijk zijn vanaf 1998 tot heden, in langdurige droge perioden, peildalingen gemeten tot 0.15 m. In toekomstige drogere perioden kan de uitzakking nog groter worden en kan het inlaten van water noodzakelijk zijn. Bij de voor de toekomst voorspelde grotere verdampingsoverschotten in de zomer zal het watertekort groter worden.
Door de ruime dimensionering van het watersysteem zijn de verblijftijden in het water met name in de zomer hoog. Wanneer water van een matige kwaliteit lange tijd stilstaat kan overlast optreden in de vorm van algengroei, zuurstofloosheid, opeenhoping van drijfvuil, en daarmee het optreden van vissterfte en stankoverlast.
Waterkwaliteit
Het beheer conform het rietbeheerplan, het niet gebruiken van onkruidbestrijdingsmiddelen en het onderhoud van de uitstroombakken van het hemelwaterriool (zie onder waterketen), hebben een positief effect op de kwaliteit van de Parkwetering en de Stadswetering.
waterketen Staatsliedenbuurt
Waterketen
In het plangebied is een gescheiden stelsel aangelegd. Hierbij wordt het vuile huishoud/bedrijfsafvalwater via een stelsel van riolen (rood op bovenstaande kaart), rioolgemalen en persleidingen, afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) op de Vaart.
Gescheiden hiervan stroomt het hemelwater (HWA, blauw op bovenstaande kaart) middels een buizenstelsel via uitstroombakken in het oppervlaktewater. Deze bakken vangen slib en daarmee verontreinigingen af.
Dit systeem voorkomt echter niet dat verontreinigingen bijvoorbeeld van de drukke wegen, de Spoordreef en de Landdrostdreef, met het hemelwater uitstromen in de Parkwetering en Stadswetering.
Watertoets
Overeenkomstig artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Bro geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets, zoals beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets (bijlage bij Kamerstukken II 2001/02, 27 625, nr. 4) te volgen. Dat zal in veel gevallen leiden tot overleg met de waterbeheerder in het betreffende gebied. Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in deze Waterparagraaf. Aangezien het plan van conserverende aard is, is het voor de onderhavige watertoets voldoende om te verwijzen naar bovenstaande teksten. Onderhavig plan wordt in het kader van het vooroverleg afgestemd met het Waterschap.
5.9 Bodemkwaliteit
Uit onderzoek blijkt dat de ondergrond van Randstad uit oorspronkelijke afzettingen van klei- en/of veenlagen met een dikte van ca. 5 tot 8 meter bestond, afkomstig uit het Holoceen-tijdperk, die zijn gelegen op een zandpakket uit het Pleistoceen-tijdperk. Voor de bouwactiviteiten en om civieltechnische redenen is het terrein in het verleden opgespoten met ca. 1 meter zand.
Het maaiveld niveau ligt op ca 3,5 meter onder NAP. Door wateronttrekking uit de holocene lagen en samendrukking van deze lagen door het gewicht van het ophoogzand is er mogelijk nog een daling van het maaiveld te verwachten. In tegenstelling tot het ongerijpte kleipakket uit het Holoceen worden in het pakket opgespoten zand door de goede doorlatendheid en de slechte bindingsmogelijkheden, stoffen snel uitgespoeld. De zandgronden zijn niet bemest. Tijdens een verkenning van het terrein zijn geen bronnen van verontreiniging waargenomen.
Gelet op het bovenstaande zijn er geen belemmeringen in de vorm van bodemverontreiniging.
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
Cultuurhistorische waarden is de verzamelnaam voor het geheel aan waarden die een historische, en menselijke oorsprong hebben. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen historisch-geografische waarden, (steden)bouwkundige waarden en archeologische waarden worden onderscheiden.
Historische-geografische en (steden)bouwkundige waarden
Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.
In het plangebied “Staatsliedenbuurt” zijn geen waardevolle historisch-geografische structuren onderscheiden die in de toekomst een rol zouden kunnen spelen als elementen bij de inrichting van het gebied. In het plangebied zijn geen beschermde bouwkundige monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er is wel een aantal, in architectonische zin, bijzondere gebouwen in het gebied aanwezig, zoals de starterswoningen aan de Wisselweg 200-303 (Atelier Dutch, 2007) en de Abou Bakr Assadik moskee aan de Clemenceaustraat 1 (Buro Tigchelaar, 2000).
Archeologische waarden
Algemeen
Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.
Rond het jaar nul is in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstaat later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit is en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd wordt. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere (maar nog niet in dit plangebied) zijn gevonden.
Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het plangebied zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) geen selectiegebieden aangegeven. Er is in het verleden één archeologisch onderzoek uitgevoerd (J.W.H. Hogestijn, 2002: Eindrapport archeologisch vooronderzoek Plangebied 2E2 Kantorenstrook, Archeologische Rapporten Almere 72). Er zijn toen geen behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen.
Figuur 1: Uitsnede Archeologische Beleidskaart Almere binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Staatsliedenbuurt (rode omkadering)
Toevalsvondsten
Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.
Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.
5.11 Radarverstoringsgebied
Radars voor militaire luchtvaart
Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordeningis aangegeven (zie Bijlage1 Beleidskader, Hoofdstuk 1 Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van reguliere (grote) windturbines niet mogelijk. Kleine windmolens op gebouwen, waaronder woningen zijn wel mogelijk gemaakt, maar de toegestane hoogte hiervan ligt ruim onder de toetsingshoogte.
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.
LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.
Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).
In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.
Figuur Hoogteradialen luchtvaartverkeer
Voor het plangebied geldt geen toetsingsvlak voor bouwwerken omdat het plangebied op een afstand van meer dan 3 km vanaf de antenne is gelegen. Voor het plangebied geldt wel een toetsingsvlak voor windturbines. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van grotere windturbines niet mogelijk. De bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan hebben dan ook geen invloed op de installaties van de Luchtverkeersleiding Nederland.
5.12 Overig
Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:
- trillingen
- geurhinder
- ammoniak en veehouderij
- energie (zie overigens voor kleine windmolens op gebouwen paragraaf 3.3.2.
- windhinder
- bezonning
- uitzicht.
Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Planning En Fasering
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.
Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de bouwvergunning. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.
Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:
- a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
- c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,
of
bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):
- d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
- e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
- f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.
Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.
Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.
Toets of bestemmingsplan economische uitvoerbaar is
Een plan is economisch uitvoerbaar indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen als subsidie. In het bestemmingsplangebied Staatsliedenwijk vindt geen ontwikkeling plaats die op grond van artikel 6.2.1 Bro leidt tot verplicht kostenverhaal. De mogelijke uitbreiding van de moskee aan de Churchillweg waar het bestemmingsplan rekening mee houdt valt reeds binnen de uitbreidingsruimte van het voorgaande bestemmingsplan.
De bouwmogelijkheden van de in het gebied aanwezige woningen worden verruimd doordat het mogelijk wordt de schuine kap te vervangen voor een extra verdieping. Het te realiseren extra oppervlak bedraagt minder dan de in bovengenoemd artikel genoemde grens van 1000 m2.
Op grond van bovenstaande analyse blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is verzekerd waar het nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden betreft. Dientengevolge is het niet noodzakelijk een exploitatieplan gelijktijdig met dit actualisatie bestemmingsplan vast te stellen.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak
De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan voor de Staatsliedenwijk is hoofdzakelijk een actualisatie van de vorige, geldende bestemmingsplannen.
Er is dan ook voor gekozen over dit plan geen voorafgaande inspraak te houden, maar direct de Wro-procedure te volgen. Dit houdt in dat - na het ambtelijk vooroverleg - het nieuwe bestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders als ontwerp voor een periode van zes weken ter visie wordt gelegd (conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht).
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn onderstaande instanties gevraagd om desgewenst een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:
Brandweer Flevoland;
Kamer van Koophandel;
KPN;
Ministerie van Defensie;
Natuur en Milieu Flevoland;
Pro Rail;
Provincie Flevoland;
Tennet;
Vereniging Bedrijfskring Almere;
Vitens;
Waterschap Zuiderzeeland.
Brandweer Flevoland heeft op 7 april 2015 via e-mail gereageerd. Brandweer Flevoland heeft de onderbouwing beoordeeld conform Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), artikel 13, lid 3. Het advies richt zich op de risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor bestrijding en beperking van een incident met gevaarlijke stoffen.
Risicobron
Het plangebied (met name "ten westen Spoordreef") ligt nabij de Flevolijn (basisnet) en lokale wegen.
Beperking van de omvang
Door de conserverende aard zijn maatregelen om het risico te beperken niet opportuun.
Zelfredzaamheid
Om bij een incident zelfredzaam te zijn moeten burger op de hoogte zijn van risico's in hun omgeving en een idee hebben wat ze kunnen doen ten tijde van een incident. Veiligheidsregio en gemeente verzorgen vooraf de risicocommunicatie.
Bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert).
In het plangebied zijn, mede door de bruggen over de gracht, voldoende mogelijkheden om uit het effectgebied te vluchten.
Bestrijdbaarheid
Het plangebied is voldoende bereikbaar en heeft voldoende bluswater.
Antwoord Gemeente
De reactie van Brandweer Flevoland geeft geen aanleiding het ontwerp bestemmingsplan aan te passen.
Waterschap Zuiderzeeland heeft op 24 april 2015 per brief gereageerd.
Het waterschap concludeert dat dat de waterhuishoudkundige uitgangspunten voldoende in het concept ontwerp bestemmingsplan Staatsliedenwijk zijn opgenomen en het heeft dan ook geen op- en/of aanmerkingen op het concept ontwerp.
Antwoord gemeente
De reactie wordt voor kennisgeving aangenemen.
Van ontwerp naar vaststelling
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 10 juni 2015 ingestemd met het ontwerp bestemmingsplan en met het ter inzage leggen daarvan. Van maandag 15 juni 2015 tot en met maandag 27 juli 2015 (zes weken) heeft het ontwerp bestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegen.
Op 29 juni 2015 heeft een inloopavond plaatsgevonden in buurtcentrum 't Kardoes, centraal gelegen in de Staatsliedenwijk. Onderwerp van discussie was met name de moskee op de hoek Clemenceaustraat - Churchillweg vanwege hun mogelijke uitbreidingsplannen.
Zowel de bewoners rond de moskee (waaronder een brief met 40 medeondertekenaars) als het moskeebestuur hebben hun zienswijze ingediend. In totaal zijn 4 zienswijzen ingediend. In Bijlage 7 is de Nota zienswijzen opgenomen.
Naar aanleiding van de zienswijzen is het ontwerp bestemmingsplan in die zin gewijzigd vastgesteld dat het wijzigingsgebied op de verbeelding (plankaart) is verkleind aan zowel de west- als de zuidzijde. Met deze aanpassingen wordt enerzijds tegemoet gekomen aan de bewoners door met name het vergroten van de minimale bouwafstanden en anderzijds onder voorwaarden (met name op het punt van parkeergelegenheid) toch een flinke uitbreidingsmogelijkheid wordt geboden voor de moskee.
Voorts is in de bouwregels van artikel 6 ('maatschappelijk') een nadere regel opgenomen om de bouw van een koepel mogeijk te maken op het dak van de moskee. De hoogte van het bestaande deel was immers in het ontwerp al teruggebracht van 15 naar 12 meter. Met de nieuwe bouwregel is realisatie van een koepel toch mogelijk op een eventuele derde bouwlaag op dat deel van het gebouw.
Tijdens de politieke behandeling van het raadsvoorstel ter vaststelling van het bestemmingsplan (december 2015) is een amendement aangenomen. Hierbij is een wijziging doorgevoerd in de bouwregels onder de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in regel 6.5. De 'getrapte' afstandsregels (3 en 5 meter afstand voor resp. 4 en 8 meter bouwhoogte) onder c. zijn vervangen door één afstand van 4 meter tot de aangrenzende woningen en maximaal 7.50 bouwhoogte. Op de verbeelding is het wijzigingsgebied verder teruggelegd tot 4 meter van de gevels van het aangrenzende woonblok.
Pas via toepassing van de procedure van de wijzigingsbevoegdheid zal blijken in hoeverre het college concreet zal kunnen meewerken aan een definitieve bouwaavraag tot uitbreiding van de moskee.
Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog beroep open bij de Raad van State.
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader
Hoofdstuk 1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:
- 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
- 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
- 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
- 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
- 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
- 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
- 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.
Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:
- er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. Binnen het plangebied zijn geen nieuwbouwlocaties opgenomen, waar op dit moment nog niet gebouwd is. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.
Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.
De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:
- Mainportontwikkeling Rotterdam
- Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
- Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
- Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
- Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
- Uitoefening van defensietaken
Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):
- Veiligheid rond rijksvaarwegen
- Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
- Elektriciteitsvoorziening
- Ecologische hoofdstructuur
- Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- Verstedelijking in het IJsselmeer
- Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken
De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.
Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.
Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf5.11 Radarverstoringsgebiedwordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.
Overig rijksbeleid
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet direct van belang voor het plangebied. Het betreft de volgende nota's:
- Europese Kaderrichtlijn Water (2000);
- Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008);
- Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009);
- Rijksbeleid en wetgeving voor cultuurhistorische waarden (o.a. Monumentenwet 1988 (herziening 2007), Besluit ruimtelijke ordening, met name artikel 3.1.6 (2008) en de notitie Kunst van leven, hoofdlijnen cultuurbeleid (2007).
Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid
Omgevingsplan Flevoland 2006
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008
In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.
In dit bestemmingsplan zijn geen behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen aangetroffen. Bescherming middels dubbelbestemmingen is derhalve niet aan de orde binnen het plangebied. (zie nadere uitwerking in paragraaf 5.10 Archeologie encultuurhistorie).
Beleidsregel Windmolens 2008
Het windmolenbeleid is uitgewerkt in deze beleidsregel. Dit voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie (= situatie 9 juni 2005). Door opschaling kan met minder molens meer vermogen worden gerealiseerd en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin worden gehaald. Door de tijdelijke stop op nieuwe windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. Op 29 oktober 2014 hebben provinciale staten besloten een voorbereidingsbesluit te nemen om de bouw van nieuwe windmolens planologisch te bevriezen.
Dit plan maakt geen nieuwe grote windmolens mogelijk, wel kleinschalige. Zie bij Bijlage 1 Beleidskader gemeentelijk beleid 3.1 Ruimtelijke ontwikkeling.
Waterkader 2007
Het Waterschap Zuiderzeeland heeft in januari 2007 in het rapport “Waterkader, hoe kom ik tot een wateradvies” een handreiking opgenomen om te komen tot de verplichte watertoets bij bestemmingsplannen.
Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in de Waterparagraaf, zie onder 5.8. Aangezien het plan van conserverende aard is, kan voor de watertoets inhoudelijk worden verwezen naar deze tekst. Onderhavig plan wordt in het kader van het vooroverleg afgestemd met het Waterschap.
Overig provinciaal en regionaal beleid
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het plangebied (meer) bevonden. Het betreft de volgende nota's:
- Omgevingsplan Flevoland (2006)
- Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008)
- Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011
- Waterbeheerplan 2010-2015 (2010)
- Beleidsregel windmolens (2008)
- Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied (2008)
- Verordening groenblauwe zone
Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):
Categegorie 1: "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke.
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, die in de praktijk nauwelijks van detailhandel kan worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
1b. Overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg- of afhaalservice); Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van overlast voor omwonenden en de aanwezigheid van parkeergelegenheid.
1c. Restaurant met bezorg- of afhaalservice. Bij deze categorie dient, behalve de afweging onder 1b ook een afweging plaats te vinden ten aanzien van de vekeersontsluiting in verband met de verkeersaantrekkende werking.
Categorie 2: "middelzware horeca"
Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking.
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
2a. Bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m². Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met de relatief grote verkeersaantrekkende werking.
2b. Bedrijven die ook 's nachts geopend kunnen zijn en aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra en zalenverhuur. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals (centrum)gebieden met primair een functie voor detailhandel, horeca en voorzieningen.
Categorie 3: "zware horeca"
Bedrijven die grote hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden, zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze hinder kan onder andere ontstaan door een combinatie van openingstijden 's nachts en een grote verkeersaantrekkende werking. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Flexibiliteitsbepalingen
De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2a, maar ook van categorie 1c naar 1b. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.
Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.