KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum-1
Artikel 4 Centrum-2
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Kantoor
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Waarde - Archeologie 1
Artikel 16 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Lijst Van Parkeernormen
Bijlage 4 Lijst Van Evenementenlocaties
Bijlage 5 Waarde Archeologie 5
Bijlage 6 Eisen Wet Geluidhinder
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Bestemmingsplan
1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Karakteristieken Plangebied
2.2 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling
3.2 Bestemmingen
3.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen
3.4 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
Hoofdstuk 5 Omgevingstoets
5.1 Milieu-effectrapportage
5.2 Geluid
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
5.6 Kabels En Leidingen
5.7 Ecologie
5.8 Waterparagraaf
5.9 Bodemkwaliteit
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
5.11 Radarverstoringsgebied
5.12 Overig
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader
Bijlage 2 Groepsrisico
Bijlage 3 Quick Scan Externe Veiligheid
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Samenvatting Watertoets
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Besluit Hogere Waarde Wgh
Bijlage 10 Nota Zienswijzen

Centrum Almere Buiten

Bestemmingsplan - gemeente Almere

Vastgesteld op 06-04-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Link naar de toelichting op de 'Inleidende regels'

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

1.5 ambachtelijk bedrijf

bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.6 archeologisch waardevol terrein

terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een in dit plan genoemd percentage dat aangeeft hoeveel van het (bouwvlak van het) desbetreffende bestemmingsvlak ten hoogste mag worden bebouwd.

of

een in dit plan genoemd percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.10 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt.

1.11 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waaronder detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel, afhaalpunt en andere vergelijkbare bedrijven.

1.12 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende erfbebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.13 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.14 bedrijfswoning

een (gedeelte van een) gebouw, dat kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.15 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.16 bestaande situatie

  1. a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  2. b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwmarkt

een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden en de ondergeschikte verkoop van tuin gerelateerde artikelen.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het snel verstrekken van etenswaren, al dan niet voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken;

1.29 café

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende)dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;

1.30 cultuur en ontspanning

diverse gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding waaronder ontspanningsvoorzieningen zoals een evenemententerrein of bowlingcentrum en culturele voorzieningen zoals een dansschool, muziekschool, filmhuis en bioscoop, één en ander met uitzondering van seksinrichtingen en detailhandelsbedrijven.

1.31 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt bij dat bouwwerk of gebied.

1.32 dansschool

een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- en dansevenementen.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel, kringloopwinkel en supermarkt.

1.34 detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit

detailhandel vanuit vestigingen die als hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen hebben, waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en gelieerd is aan productiebedrijven en geen verkeers- en parkeerproblemen mag veroorzaken, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.

1.36 discotheek/bar-dansing/danscafé

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;

1.37 dove gevel

  1. a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

1.38 eetcafé

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse;

1.39 eigen terrein

een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen.

1.40 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.41 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken. Hieronder vallen aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.42 erker

een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw.

1.43 expeditiehof

een gebied dat is bestemd voor laad- en losvoorzieningen ten behoeve van het op de aangrenzende gronden toegelaten gebruik.

1.44 fundering

dat deel van een bouwwerk dat ervoor zorgt dat het eigen gewicht ervan en de daarop uitgeoefende krachten worden overgedragen aan de draagkrachtige ondergrond.

1.45 gebied met mogelijk archeologische waarde

gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 geluidsgevoelige objecten

geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, te weten:

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
    1. 1. onderwijsgebouwen;
    2. 2. ziekenhuizen;
    3. 3. verpleeghuizen;
    4. 4. verzorgingstehuizen;
    5. 5. psychiatrische inrichtingen;
    6. 6. kinderdagverblijven;

de aanwijzing als 'ander geluidsgevoelig gebouw' geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimte;

  1. c. geluidsgevoelige terreinen:
    1. 1. een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
    2. 2. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.48 gevel

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

1.49 gevellijn

  1. a. de op de verbeelding aangeduide lijn die geldt als begrenzing van de gebouwen van de aan de weg gekeerde zijde van een bouwperceel, of;
  2. b. ingeval van een bestemmingsvlak, de denkbeeldige doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw.

1.50 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren of leveren van goederen aan bedrijven, wederverkopers en aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.51 grootschalige detailhandel

een vestiging van detailhandel, met een minimum verkoopvloeroppervlak van 1.000 m2 per vestiging, waarvan uitgezonderd de branches food en warenhuizen en perifere detailhandel.

1.52 hogere waarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.53 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.54 horeca

Een inrichting, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  1. a. het verstrekken van nachtverblijf;
  2. b. het verstrekken of bereiden van drank of etenswaren voor consumptie;
  3. c. het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.55 hotel

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.56 ijssalon

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor de consumptie ter plaatse;

1.57 internetwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

1.58 kampeermiddel

  1. a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;

die worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.59 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.60 kantoor- en praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.61 kelder

een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen.

1.62 koffie- of theehuis

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;

1.63 kringloopwinkel

een vestiging welke bedrijfsmatige activiteiten en detailhandelsactiviteiten verricht, bestaande uit de inzameling "om niet" van een breed assortiment van tweedehands goederen van overwegend particulieren, de eventuele reparatie daarvan en verkoop van deze goederen (waaronder volumineuze) aan hoofdzakelijk particulieren.

1.64 kunsthandel

het in- en verkopen, waaronder de uitstalling ten verkoop, van goederen met een overwegend artistieke waarde.

1.65 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.66 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.67 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.68 lunchroom

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide of bewerkte etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse;

1.69 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.70 niet-permanente standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het zomerseizoen.

1.71 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor niet langer dan een zomerseizoen.

1.72 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming, electrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen.

1.73 onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen.

1.74 ondergeschikte detailhandel

detailhandel vanuit vestigingen of voorzieningen die een andere hoofdfunctie hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie en geen verkeers- en parkeerproblemen mag veroorzaken, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

1.75 ondergeschikte horeca

een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.

1.76 ondergeschikte workshops

een bijeenkomst of cursus die gegeven wordt in een vestiging/voorziening die een andere hoofdbestemming of functie dan 'cultuur en ontspanning', 'sport' of 'maatschappelijk' heeft en waaraan de bijeenkomst of cursus aantoonbaar gelieerd is aan de hoofdfunctie, en de verkeersaantrekkende werking niet die van de hoofdbestemming of functie overstijgt.

1.77 onderheide bebouwing

een bouwwerk waarbij de fundering op heipalen rust.

1.78 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met maximaal één wand (waaronder ook de gevel van een woning), primair bedoeld als overkapping ten behoeve van een woning.

1.79 partycentrum

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het gelegenheid geven voor feesten en party's, al dan niet met het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken, etenswaren of maaltijden voor consumptie ter plaatse;

1.80 peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.

1.81 pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken aan de logerende gasten.

1.82 perifere detailhandel

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, bruin- en witgoed, keukens, sanitair/badkamers en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
  2. b. meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten;
  5. e. vrije tijd (sport/camping, creativiteit/hobby).

1.83 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.84 permanente standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en als nachtverblijf uitsluitend mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.85 plan

het bestemmingsplan Centrum Almere Buiten met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01 van de gemeente Almere.

1.86 platte afdekking

een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.87 pleziervaartuig

elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank.

1.88 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.89 prostitutie

het zich, tegen vergoeding, beschikbaar stellen voor seksuele handelingen.

1.90 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

1.91 restaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken;

1.92 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.93 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.

1.94 seksshop

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen van erotische dan wel pornografische aard.

1.95 showroom

uitstallingsruimte voor goederen ten behoeve van de detail- of groothandel, waarbij de goederen niet direct kunnen worden geleverd.

1.96 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen, gericht op sport, zoals een zwembad, fitnesscentrum of sportveld, niet zijnde recreatieve voorzieningen.

1.97 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.98 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.99 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen.

1.100 supermarkt

detailhandel met tenminste 500 m² verkoopvloeroppervlak en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levens- en genotmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten.

1.101 toeristische standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende een beperkte periode.

1.102 tuincentrum

Een bedrijf dat binnen een ruimte of op een terrein, al dan niet overdekt, planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en/of diensten. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen. Onder volledig assortiment wordt begrepen:

  1. a. basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
  2. b. randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin benodigde artikelen, alsmede dieren, dierenbenodigdheden en –voeding, decoratie en woonaccessoires binnenshuis, dierenservice (trimmogelijkheid, medische- en preventieve zorg, advies), tuin- en waxkleding, buitenspeelgoed, 'buitenkoken' en accessoires, streekproducten zoals appels, peren, honing e.d.;
  3. c. gelegenheidsassortiment: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld Pasen en Kerstmis.

1.103 tuinmeubilair

bouwwerken, geplaatst in de tuin of erf behorend bij een woning, zoals erfafscheidingen, pergola's, zonnewijzers, zandbakken, vlaggenmasten, barbecues e.d. en speeltoestellen zoals wipkippen, glijbanen, schommels.

1.104 verblijfsruimte

een verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder, te weten:

  • leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
  • theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

1.105 vergader- en congresfaciliteiten

een gebouw of ruimte in een gebouw voor het als bedrijfsmatige hoofdactiviteit organiseren van vergaderingen en congressen, hoofdzakelijk bij te wonen door externe bezoekers;

1.106 verkoopvloeroppervlak/ winkelvloeroppervlak

de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's.

1.107 voetgangersgebied

een openbaar toegankelijk gebied dat permanent of gedurende bepaalde periode(n) exclusief toegankelijk is voor voetgangers en waar de aanwezigheid van (brom)fiets- en autoverkeer gedurende deze periode(n) ontbreekt of waar dit verkeer het gebied via een afgebakende rijloper met aangepaste snelheid mag passeren.

1.108 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

1.109 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.110 webwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt.

1.111 werkruimte van een prostitutiebedrijf

het gedeelte van een prostitutiebedrijf waarin seksuele handelingen feitelijk worden verricht.

1.112 windmolen

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.113 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.

1.114 winkelondersteunende horeca

een bedrijf die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen, waarbij in hoofdzaak dranken of etenswaren snel worden verstrekt of geserveerd en waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden, zoals een ijssalon of een automatiek.

1.115 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.

1.116 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, niet zijnde een pleziervaartuig, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.117 zendmast

bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken, bedoeld is voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes.

1.118 zolder

de bovenste verdieping van een gebouw die is afgedekt met hellende daken.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Link naar de toelichting op de Inleidende regels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot en met de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de rotordiameter van een kleinschalige windmolen

Voor kleine horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter moet worden gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0001.png"

HAT VAT

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum-1

Link naar de toelichting op de bestemming 'Centrum-1'

(Buitenmere)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. De in de onderstaande tabel genoemde voorzieningen op de daarbij aangegeven plaatsen:
Bestemmingen 1e bouwlaag 2e bouwlaag
Bedrijven tot en met categorie B van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging ja nee
Cultuur en ontspanning, tot en met categorie B van bijlage 1Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging ja ja
Detailhandel, waaronder begrepen ondergeschikte horeca ja ja
Dienstverlening ja ja
Kantoor, inclusief vergader- en congresfaciliteiten en ondergeschikte workshops ja ja
Maatschappelijk , niet zijnde geluidsgevoelige objecten ja ja
Horecatot en met categorie A van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging met uitzondering van hotels en pensions ja ja
Horeca tot en met categorie B van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging met uitzondering van hotels en pensions ter plaatse van de aanduiding ter plaatse van de aanduiding
Sport, tot en met categorie B van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging ja ja
Wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis Ter plaatse v/d aanduiding 2e bouwlaag en hoger
webwinkel, internetwinkel, afhaalpunt, kringloopwinkel ja ja
Opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk ja nee
bij de toegestane doeleinden behorende werkplaats, atelier, kantoor expositieruimte en opslagruimte ja ja
ondergeschikte workshops ja ja
  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum-gemengd' uitsluitend de functies genoemd onder a zijn toegestaan op de 1e bouwlaag, met uitzondering van wonen. Wonen is op de 2e bouwlaag toegestaan;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1' is wonen op de 1e bouwlaag toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  3. d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' en 'maatschappelijk', niet zijnde geluidsgevoelige objecten, zijn kantoren en maatschappelijke voorzieningen in alle bouwlagen toegestaan;
  4. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - max categorie B' is horeca tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging met uitzondering van hotels/pensions, toegestaan in de 1e en 2e bouwlaag;
  5. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen', is uitsluitend wonen toegestaan;
  6. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum' - detailhandel uitgesloten, is geen detailhandel toegestaan;
  7. h. ter plaatse van de aanduiding 'casino' ook een casino is toegestaan;
  8. i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning - max categorie c' is ook cultuur en onstpanning van categorie c uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging in de 1e bouwlaag toegestaan;
  9. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kiosk' uitsluitend een kiosk voor detailhandel en/of horeca tot en met categorie A van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging, met uitzondering van hotels en pensions;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, groen, erven, toegangen, onderdoorgangen, overbouw, overkappingen, galerijopgangen, bergingen, dakterrassen, daktuinen en andere nevenruimten;
  2. l. straatmeubiliair, standplaatsen, uitstallingen, terrassen;
  3. m. (ondergrondse) (on)gebouwde parkeervoorzieningen;
  4. n. (brom)fietsenstalling;
  5. o. nutsvoorzieningen;
  6. p. voet- en fietspaden;
  7. q. overige functioneel met de bestemming 'Centrum-1' verbonden voorzieningen.

een en ander met dien verstande dat:

  1. r. opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk tot maximaal 10.000 kg per vestiging, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in artikel 1.2 en 1.3 van bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een beperkt kwetsbaar object of kwetsbaar object en een geprojecteerd beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;
  2. s. opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan in (bedrijfs)woningen of tot de (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen;
  3. t. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  4. u. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  5. v. binnen de bestemming maximaal 1 speelautomatenhal is toegestaan;
  6. w. aanpandig aan woningen uitsluitend bedrijfsactiviteiten van categorie A van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan;
  7. x. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn uitsluitend (ondergrondse) (on)gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan.;
  8. y. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarde overeenkomstig de bij besluit 4 april 2016 vastgestelde gebiedsgerichte hogere waarde en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 6 Eisen Wet geluidhinder.

onder de voorwaarde dat:

  1. z. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage 3 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. aa. de in lid z bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aangepaste bouwhoogte' heeft maximaal 20% van het bouwvlak een bouwhoogte van maximaal 36 meter;
  4. d. ten aanzien van een onderdoorgang is bebouwing vanaf de 2e bouwlaag toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-dove gevel' een dove gevel;
  6. f. dakterassen en daktuinen: bijbehorende toegangen met een oppervlakte van maximaal 10m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten opzichte van het dakvlak;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  1. g. ten aanzien van een overkapping dient een open ruimte met een hoogte van minimaal 3 m te worden aangehouden;
  2. h. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
  3. i. terrasafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1,5 m;
  4. j. overige erf-, terrein- en terrasafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  5. k. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. l. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  7. m. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 15 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  8. n. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  9. o. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
  10. p. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  11. q. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; oppervlakte maximaal 10 m2;
  12. r. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van: seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel;
  2. b. Het in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige object is toegestaan indien de gevel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-dove gevel' als dove gevel wordt uitgevoerd.
  3. c. Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 50%;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in bijlage 3 Lijst van parkeernormen;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van een bed & breakfast;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    6. 6. kinderdagverblijf, catering, seksinrichtingen en munitie- en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in lid 3.1 teneinde bedrijven, dienstverlening of voorzieningen toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar, indien het gewenste (dienstverlenende) bedrijf of voorziening naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging;
  2. b. van het bepaalde in lid 3.1 teneinde bedrijven, dienstverlening of voorzieningen toe te laten die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, indien het gewenste (dienstverlenende) bedrijf of voorziening naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  3. c. van het bepaalde in artikel 3.1 onder z mits:
  1. 1. uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
  2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst met parkeernormen indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
  1. d. het bepaalde in artikel 3.1 onder aa ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' te wijzigen in 'Centrum-1' met dien verstande dat:

  1. a. de maximale bouwhoogte is 32 meter, met dien verstande dat voor maximaal 60% van het wijzigingsgebied de bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt en voor 40% van van het wijzigingsgebied de bouwhoogte maximaal 32 meter bedraagt;
  2. b. de wijziging past binnen het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de wijziging mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of bouwwerken tot gevolg hebben;
  4. d. horeca tot en met maximaal categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging met uitzondering van een hotel/pension;
  5. e. er wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte. Bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen;
  6. f. nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn alleen toegestaan voor zover de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), een toe te kennen hogere waarde dan wel de vastgestelde hogere waarde.

Artikel 4 Centrum-2

Link naar de toelichting op de bestemming 'Centrum-2'

Doemere

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. perifere detailhandel,
  2. b. maximaal 1 bedrijf categorie B van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging ten behoeve van verkoop/reparatie in auto's/motoren;
  3. c. cultuur en ontspanning, tot en met categorie B van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging;
  4. d. sport, tot en met categorie B van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  5. e. horeca behorende tot en met maximaal categorie A van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging met uitzondering van hotels of pensions, met een maximum van vijf vestigingen;
  6. f. webwinkel en afhaalpunt;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-wasstraat' is tevens een wasstraat toegestaan met een bijbehorende kiosk, met dien verstande dat zelfstandige detailhandel en/of horeca niet is toegestaan;
  8. h. maximaal één tuincentrum is toegestaan, met bijbehorende ondergeschikte horeca. Maximaal 800 m2 verkoopvloeroppervlak van het tuincentrum mag gebruikt worden ten behoeve van de verkoop van dieren en dierbenodigdheden;
  9. i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'reclamezuil' een reclameobject is toegestaan;
  10. j. opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk;

met de daarbij behorende:

  1. k. erven;
  2. l. verkeers- en verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
  3. m. straatmeubilair en reclameobjecten;
  4. n. groen- en nutsvoorzieningen,
  5. o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. p. overige functioneel met de bestemming 'Centrum-2' verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  1. q. opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk tot maximaal 10.000 kg per vestiging, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in artikel 1.2 en 1.3 van bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een beperkt kwetsbaar object of kwetsbaar object en een geprojecteerd beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;
  2. r. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  3. s. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.

onder de voorwaarde dat:

  1. t. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage 3 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. u. de in lid t bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- reclamezuil': maximale bouwhoogte van 50 meter en een maximum grondoppervlakte van 35m2;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. d. ten aanzien van een overkapping dient een open ruimte met een hoogte van minimaal 3 m te worden aangehouden;
  2. e. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
  3. f. terrasafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1,5 m;
  4. g. overige erf-, terrein- en terrasafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  5. h. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. i. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  7. j. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  8. k. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  9. l. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
  10. m. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; oppervlakte maximaal 10 m2;
  11. n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
  2. b. Ten aanzien van ondergeschikte horeca bij een tuincentrum geldt dat dit ten behoeve van en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie tuincentrum en de oppervlakte maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1 onder e teneinde horeca activiteiten toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar, indien het horeca bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden) geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.
  2. b. lid 4.1 onder e teneinde horeca-activiteiten toe te laten die niet zijn genoemd in de Staat van horeca-activiteiten, indien het horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.
  3. c. van het bepaalde in lid 4.1 onder c en d teneinde bedrijven, toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staatvan Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging.
  4. d. het bepaalde in artikel 4.1 onder t mits:
  1. 1. uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
  2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst van parkeernormen indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
  1. e. het bepaalde in artikel 4.1 onder u ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.

Artikel 5 Gemengd

Link naar de toelichting op de bestemming 'Gemengd'

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte workshops en ondergeschikte horeca;
  2. b. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-1' uitsluitend voor:
  1. 1. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie A van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging, uitgezonderd horeca;
  2. 2. detailhandel;
  3. 3. dienstverlening;
  4. 4. kantoor;
  5. 5. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. erven;
  2. e. verkeers- en verblijfsgebieden en gebouwde (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  3. f. straatmeubilair en reclameobjecten;
  4. g. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  5. h. overige functioneel met de bestemming 'Gemengd' verbonden voorzieningen;

onder de voorwaarde dat:

  1. i. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage 3 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. j. de in lid w bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. c. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
  2. d. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  3. e. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  4. f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  5. g. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  6. h. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  7. i. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
  8. j. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; oppervlakte maximaal 10 m2;
  9. k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. De (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 5.1Bestemmingsomschrijving en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde.
  2. b. Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 50%;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in bijlage 3 Lijst van parkeernormen;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    6. 6. kinderdagverblijf, catering, seksinrichtingen en munitie- en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. het bepaalde in artikel 5.1 onder i mits:
  1. 1. uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
  2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst met parkeernormen indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
  1. b. het bepaalde in artikel 5.1 onder j ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
  2. c. van het bepaalde in artikel 5.3 onder b, onverminderd het overige bepaalde in artikel 5.3 onder b, om de uitoefening van een bed & breakfast toe te staan, mits:
  1. 1. maximaal 5 gasten tegelijk aanwezig zijn;
  2. 2. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  3. 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.

Artikel 6 Groen

Link naar de toelichting op de bestemming 'Groen'

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen, bermsloten en waterpartijen;
  3. c. waterberging;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens paviljoens ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidgevoelige objecten en horeca in de categorie 1 en 3 van bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten;

met de daarbij behorende:

  1. e. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden;
  2. f. sport- en speelvoorzieningen,
  3. g. jongerenontmoetingsplaatsen;
  4. h. kunstwerken en kunstobjecten;
  5. i. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  6. j. geluidwerende voorzieningen;
  7. k. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

op de gronden met deze bestemming uitsluitend gebouwen ten behoeve van:

  1. a. nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd met bouwhoogte van 3,5 m en een oppervlakte van 25 m²;
  2. b. op de gronden met de aanduiding 'gemengd' mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. in totaal maximaal 3 gebouwen;
    2. 2. het maximum gebouwd vloeroppervlak per gebouw bedraagt 120 m2;
    3. 3. de maximum bouwhoogte bedraagt 6 meter.
  3. c. ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  4. d. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte maximaal 1 m;
  5. e. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  6. f. speelvoorzieningen: bouwhoogte maximaal 5 meter;
  7. g. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 meter;
  8. h. overig straatmeubilair: bouwhoogte maximaal 6 m;
  9. i. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  10. j. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 15 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  11. k. geluidscherm: bouwhoogte maximaal 9 m;
  12. l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
  2. b. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
  3. c. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
  4. d. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
  5. e. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artkel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' of 'Tuin', indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist en de eigendom van de gronden is overgedragen. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.

Artikel 7 Kantoor

Link naar de toelichting op de bestemming 'Kantoor'

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor- en praktijkruimte;
  2. b. congres- en vergaderaccommodatie;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. ondergeschikte horeca;
  5. e. ondergeschikte workshops;

met de daarbij behorende

  1. f. (on)gebouwde (ondergrondse) parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  2. g. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  3. h. overige functioneel met de bestemming 'kantoor' verbonden voorzieningen;

onder de voorwaarde dat:

  1. i. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage 3 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. j. de in lid i bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. c. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
  2. d. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  3. e. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  4. f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  5. g. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m2);
  6. h. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  7. i. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
  8. j. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  9. k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. bepaalde in artikel 7.1 onder i mits:
  1. 1. uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
  2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst met parkeernormen indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
  1. b. het bepaalde in artikel 7.1 onder j ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.

Artikel 8 Maatschappelijk

Link naar de toelichting op de bestemming 'Maatschappelijk'

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen inclusief ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte workshops en ondergeschikte horeca;

met de daarbij behorende:

  1. b. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  2. c. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  3. d. overige functioneel met de bestemming 'Maatschappelijk' verbonden voorzieningen;

onder de voorwaarde dat:

  1. e. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage 3 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. f. de in lid e bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. c. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m;
  2. d. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  3. e. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  4. f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  5. g. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m2;)
  6. h. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  7. i. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
  8. j. overige reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2;)
  9. k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

De (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 8.1Bestemmingsomschrijving en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. bepaalde in artikel 8.1 onder e mits:
  1. 1. uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
  2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst met parkeernormen indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
  1. b. het bepaalde in artikel 8.1 onder f ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.

Artikel 9 Sport

Link naar de toelichting op de bestemming 'Sport'

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen inclusief ondergeschikte workshops, ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca;

met de daarbij behorende:

  1. b. (on)gebouwde (ondergrondse)parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  2. c. groenvoorzieningen en water;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. overige functioneel met de bestemming 'Sport' verbonden voorzieningen;

onder de voorwaarde dat:

  1. f. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage 3 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. g. de in lid f bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  1. c. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
  2. d. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  3. e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  4. f. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m2);
  5. g. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. h. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
  7. i. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  8. j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. bepaalde in artikel 9.1 onder f mits:
  1. 1. uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
  2. 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst van parkeernormen indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
  1. b. het bepaalde in artikel 9.1 onder g ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.

Artikel 10 Tuin

Link naar de toelichting op de bestemming 'Tuin'

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

met de daarbij behorende

  1. b. (ongebouwde) parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten;
  2. c. groenvoorzieningen en water;
  3. d. overige functioneel met de bestemming 'Tuin' verbonden voorzieningen.

10.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 1 m.
  2. b. Tevens zijn op de in lid 10.1 bedoelde gronden trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, overstekken en andere bouwonderdelen behorende tot een woning of ander gebouw ten behoeve van de bestemmingsomschrijving van een aangrenzende bestemming toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte (buitenwerks gemeten) maximaal 1 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 0,25 meter bedraagt boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen niet daaronder begrepen, een en ander tot een maximale hoogte van 4 meter;
    3. 3. de breedte van het te bouwen bouwonderdeel niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de bestaande voorgevel. Dit geldt niet voor galerijen, hellingbanen, funderingen en overstekken;
    4. 4. maximaal één erker per woning is toegestaan.

Artikel 11 Verkeer

Link naar de toelichting op de bestemming 'Verkeer'

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, busbanen, fiets- en voetpaden en bermen;
  2. b. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen, taxistandplaatsen, pleinen, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten en straatmeubilair;

met de daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. kunstwerken en kunstobjecten;
  3. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. f. nutsvoorzieninge;
  5. g. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte maximaal 3,5m, oppervlakte maximaal 25 m2;
  2. b. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten, bouwhoogte 9 m;
  3. c. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  4. d. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
  5. e. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m2) ;
  6. f. geluidwerende voorzieningen, bouwhoogte 5 m;
  7. g. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  8. h. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
  9. i. geluidscherm: bouwhoogte maximaal 9 m;
  10. j. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 m.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 voor een nutsgebouw tot ten hoogste 5 meter hoog en met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2, mits het gebouw uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

Link naar de toelichting op de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens als locatie voor geluiddragende evenementen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overkapping' is een overkapping zonder gesloten wanden toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 4 m;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' bebouwing vanaf de tweede bouwlaag;

met de daarbij behorende:

  1. e. fiets- en voetpaden en bermen;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. speelvoorzieningen;
  4. h. (ondergrondse) parkeerplaatsen, fietsenstallingen, laad-en losvoorzieningen;
  5. i. haltevoorzieningen;
  6. j. pleinen, terrassen, uitstallingen en standplaatsen;
  7. k. voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling,
  8. l. jongerenontmoetingsplaatsen;
  9. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. n. kunstobjecten, reclameobjecten, kunstwerken;
  11. o. nutsvoorzieningen;
  12. p. geluidwerende voorzieningen;
  13. q. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen;

met dien verstande:

  1. r. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' uitsluitend evenementen zijn toegestaan zoals aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 4 Lijst van evenementenlocaties, met de daarbij behorende tijdelijke voorzieningen en tijdelijke bouwwerken.

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken gebouwd worden ten behoeve van:

  1. a. nutsvoorzieningen: bouwhoogte 3 meter en oppervlakte 25 m2;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' de gronden tevens dienen te worden ingericht als overbouw vanaf de tweede bouwlaag;

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. c. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  2. d. lichtmasten, bouwhoogte 9 m;
  3. e. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
  4. f. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m²);
  5. g. speeltoestellen, bouwhoogte 5 m;
  6. h. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
  7. i. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  8. j. geluidscherm: bouwhoogte maximaal 9 m;
  9. k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Nutsgebouwen

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 voor een nutsgebouw tot ten hoogste 5 meter hoog en met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2, mits het gebouw uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is.

Jongerenontmoetingsplaatsen

  1. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 12.2 voor voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
    3. 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
    4. 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
    5. 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.

12.4 Strijdig gebruik

Het gebruik van gronden voor evenementen die niet voldoen aan de norm voor het maximaal toegestane geluidsniveau.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artkel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' of 'Tuin', indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist en de eigendom van de gronden is overgedragen. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.

Artikel 13 Water

Link naar de toelichting op de bestemming 'Water'

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterberging;
  2. b. recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. c. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, steigers en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
  2. d. ligplaatsen en aanlegsteigers;
  3. e. straatmeubilair en kunstobjecten;
  4. f. voet- en fietspaden;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  1. i. ligplaatsen voor (woon)schepen niet zijn toegestaan;

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 1,2 m;
  2. b. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
  3. c. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  4. d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

Artikel 14 Wonen

Link naar de toelichting op de bestemming 'Wonen - 1'

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. b. gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' uitsluitend voor garageboxen;

met de daarbij behorende:

  1. d. erven;
  2. e. groenvoorzieningen en water;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. toegangspaden, in- en uitritten en
  5. h. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen;

onder de voorwaarde dat:

  1. i. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage 3 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;

waarbij:

  1. j. de in lid i bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

14.2 Bouwregels

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van hoofdgebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak,
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' een garagebox met een maximale bouwhoogte van 3 meter;

ten aanzien van erfbebouwing geldt dat:

  1. d. per bouwperceel ten hoogste 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden mag worden bebouwd met erfbebouwing, tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat in ieder geval 20 m2 is toegestaan;
  2. e. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing buiten het bouwvlak, gemeten vanuit de bouwgrens, niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  3. f. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum van 5 meter;
  4. g. in afwijking van de onder i bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
  5. h. de goothoogte van vrijstaande erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 3 meter;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  1. i. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 meter;
  2. j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en erfbebouwing mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 wvo, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 50% regeling;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in bijlage 3 Lijst van parkeernormen;
    4. 4. er wordt geen horeca uitgeoefend, met uitzondering van bed & breakfast;
    5. 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
    6. 6. er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    7. 7. kinderdagverblijf, catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
  2. b. De (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in 14.1 Bestemmingsomschrijving en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de verleende hogere waarde.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. bepaalde in artikel 14.1 onder i mits: uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    voor functies die niet voorkomen in bijlage 3 Lijst met parkeernormen indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
  2. b. het bepaalde in artikel 14.1 onder j ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 1

Link naar de toelichting op de bestemming 'Waarde - Archeologie 1'

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' bouwwerken te bouwen.
  2. b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    1. 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd zijn of zijn geweest met onderheide bouwwerken;
    2. 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².

15.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 15.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  4. d. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van de bodem;
    2. 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    3. 3. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    4. 4. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    5. 5. het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    6. 6. het wijzigen van het waterpeil;
    7. 7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    8. 8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    9. 9. het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid 15.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud van de gronden betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
    4. 4. betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
    5. 5. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  5. e. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artkel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
  2. b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt veranderd in de bestemming 'Waarde archeologie 5' van bijlag 5 van de regels voor gronden waar door middel van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 4

Link naar de toelichting op de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden op een diepte vanaf 50 cm onder maaiveld.

16.2 Bouwregels

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 4' bouwwerken te bouwen.
  2. b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    1. 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
    2. 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².

16.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 16.2 bedoelde verbod voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    4. 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.
  4. d. Een uitzondering op het verbod, zoals bedoeld in lid 16.2, sub b onder 2, is niet van toepassing als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in lid 16.2, sub b onder 2, van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten zoals genoemd in lid 16.4 sub a in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
    2. 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    3. 3. het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
    6. 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid 16.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud van de gronden betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
    4. 4. betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    5. 5. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    4. 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
  2. b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt veranderd in de bestemming 'Waarde archeologie 5' voor gronden waar door middel van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Link naar de toelichting op de Algemene regels

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen

De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels en afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van
gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:

  1. a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken
    overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan;
  2. b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.

18.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen

Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:

  1. a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 meter bedraagt, en
  2. b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.

Artikel 19 Algemene Gebruiksregels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

19.1 Laserstraalvrij gebied

  1. a. Op de gronden gelegen binnen dit gebied is een bestemming voor of een gebruik door een laserstraal die de vliegveiligheid kan verstoren niet toegestaan.
  2. b. Het eerste lid geldt niet voor zover de bestemming of het gebruik rechtmatig was op de dag vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Luchthavenbesluit Lelystad.

Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels

20.1 Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

21.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
  4. d. het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan op grond van de bepalingen van het plan minimaal is voorgeschreven.
  5. e. windmolens op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
  1. 1. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
  2. 2. de rotordiameter van de windmolen maximaal 2 m bedraagt.

21.2 Voorwaarden voor de afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

Link naar de toelichting op de 'Algemene regels'

22.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor een bouwkundige danwel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.

22.2 Lijst van Parkeernormen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bijlage 3Lijst van parkeernormen te wijzigen in die zin dat:

  1. a. functies met de daarbij behorende parkeernomen kunnen worden gewijzigd, indien nieuwe ontwikkelingen of wet- en regelgeving daartoe aanleiding geven;
  2. b. nieuwe functies met de daarbij behorende parkeernormen kunnen worden toegevoegd.

22.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.

22.4 Staat van Horeca - activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van horeca kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de omgevingsbelasting van de desbetreffende typen van horecafuncties daartoe aanleiding geeft.

Artikel 23 Overige Regels

Link naar de toelichting op de Algemene regels

23.1 Overige regelingen en verordeningen

Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Link naar de toelichting op de Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 24.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

24.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Centrum Almere Buiten.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 6 april 2017.



de voorzitter, de griffier,

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

(VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009; lijst SvB - Functiemenging)

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING
- nummer CATEGORIE
01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 0162 KI-stations B
15 10, 11 -
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 1071 1 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg meel/week B
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 3 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 10821 6 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17 13 -
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18 14 -
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer B
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) C
20 16 -
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22 58 -
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 581 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 1814 A Grafische afwerking A
2223 1814 B Binderijen B
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten B
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten B
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24 20 -
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken C
26 23 -
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² B
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28 25 -
28 25 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30 26, 28, 33 -
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie B
33 26, 32, 33 -
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie B
36 31 -
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B
40 35 -
40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA B
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E2 - blokverwarming B
41 36 -
41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW B
45 41, 42, 43 -
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50 45, 47 -
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 45204 B Autobeklederijen A
5020.5 45205 Autowasserijen B
503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51 46 -
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 4634 Grth in dranken C
5135 4635 Grth in tabaksprodukten C
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton C
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 5153 1 - algemeen C
5153 4673 2 - indien b.o. =< 2000 m2 B
5153.4 5153.4 4 zand en grind:
5153.4 46735 6 - indien b.o. =< 200 m² B
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 5154 1 - algemeen C
5154 4674 2 - indien b.o. =<2.000 m² B
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen C
518 466 2 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voor de bouwnijverheid C
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 47 -
52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 47 A Detailhandel voor zover n.e.g. A
5211/2,5246/9 471 Supermarkten, warenhuizen B
5222, 5223 4722, 4723 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A
5224 4724 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A
5231, 5232 4773, 4774 Apotheken en drogisterijen A
5249 4778 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
55 55 -
55 55 - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512 5510 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra A
553 561 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. A
554 563 1 Café's, bars A
554 563 2 Discotheken, muziekcafé's B
5551 5629 Kantines A
5552 562 Cateringbedrijven B
60 49 -
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven B
6024 494 1 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² C
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 50, 51 -
61, 62 50, 51 - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63 52 -
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 791 Reisorganisaties A
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64 53 -
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C
642 61 A Telecommunicatiebedrijven A
642 61 B0 zendinstallaties:
642 61 B2 - FM en TV B
65, 66, 67 64, 65, 66 -
65, 66, 67 64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70 41, 68 -
70 41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed A
71 71 -
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 62 -
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 58, 63 B Datacentra B
73 72 -
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 74 -
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 84 -
75 84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 84 A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 8425 Brandweerkazernes C
80 85 -
80 85 - ONDERWIJS
801, 802 852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85 86 -
85 86 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 8691, 8692 Consultatiebureaus A
853 871 1 Verpleeghuizen B
853 8891 2 Kinderopvang B
90 37, 38, 39 -
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 B rioolgemalen B
91 94 -
91 94 - DIVERSE ORGANISATIES
9111 941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 9491 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 94991 A Buurt- en clubhuizen B
92 59 -
92 59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 5914 Bioscopen C
9232 9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 8552 Muziek- en balletscholen B
9234.1 85521 Dansscholen B
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
926 931 0 Zwembaden: overdekt C
926 931 A Sporthallen B
926 931 B Bowlingcentra B
926 931 0 Schietinrichtingen:
926 931 2 - binnenbanen: boogbanen A
926 931 F Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 9200 Casino's C
9272.1 92009 Amusementshallen B
93 96 -
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B
9301.3 96013 B Wasserettes, wassalons A
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 9609 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie 1 (ondergeschikte horeca)

een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.

Categorie 2 (logies of zaalaccommodatie)

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten.

Categorie 3 (lichte horeca)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- of theehuis.

Categorie 4 (middelzware horeca)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé.

Categorie 5 (zware horeca)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren, zoals, een discotheek/bar-dancing/danscafé of een partycentrum.

Bijlage 3 Lijst Van Parkeernormen

Bijlage 4 Lijst Van Evenementenlocaties

Bijlage 5 Waarde Archeologie 5

Bijlage 6 Eisen Wet Geluidhinder

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de geldigheidsduur van bestemmingsplannen 10 jaar bedraagt. Na afloop van deze periode dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld of een verlengingsbesluit te worden genomen.

In het kader van de actualiseringslag van alle bestemmingsplannen heeft dit bestemmingsplan prioriteit gekregen vanwege het feit dat het om een plan gaat van voor de inwerkingtreding van de Wro (1 juli 2008). Het te actualiseren bestemmingsplan is op 14 augustus 2007 in werking getreden. Voor gebieden waarvoor een WRO-bestemmingsplan tussen 1 juli 2003 en 1 juli 2008 onherroepelijk is geworden, dient binnen tien jaar na die datum een Wro-bestemmingsplan te worden vastgesteld. Het is dus noodzakelijk een nieuw, actueel plan te laten vaststellen door de gemeenteraad, zodat de legesheffing van aanvragen om omgevingsvergunningen gewaarborgd is.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied wordt begrensd door:


Het plangebied voor het nieuwe plan Centrum Almere Buiten ligt in Almere Buiten en wordt begrensd door:

  • watergang en de daarachter liggende Molenbuurt aan de noordwestelijke zijde;
  • een park en de daarachter liggende Seizoenenbuurt aan de noordoostelijke kant;
  • aan de oostzijde het Meridiaanpark;
  • de Evenaar en de Bloemenbuurt erachter aan de zuidoostelijke zijde;
  • de achtertuinen van de huizen aan de Bleyenbeekstraat, het Geuzenpad en de Polderdreef aan de zuidwestelijke en westelijke kant.


In onderstaande figuur is de begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0002.jpg"

Het plangebied wordt doorsneden door de Flevospoorlijn. Omdat voor de Flevolijn als geheel recent een beheersverordening is vastgesteld, ligt deze spoorlijn en het station buiten het plangebied.

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

In het plangebied gelden momenteel één bestemmingsplan en een herziening op dit plan. De plannen vervallen geheel.

Bestemmingsplan Belangrijkste bestemming(en) In werking getreden Vervalt na inwerkingtreding nieuw bp
1 Centrum Almere Buiten Centrumdoeleinden, Kantoren, Maatschappelijke doeleinden, bedrijfsdoeleinden, openbare parkeergarages, recreatie en uit te werken doeleinden 05-06-07 gedeeltelijk
2 Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening centrumdoeleinden 08-12-2009 ja
3 Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark Gemengde doeleinden gedeeltelijk

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 1 Beleidskader en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken Plangebied

Het plangebied ligt centraal in Almere Buiten, tussen de woonbuurten en rondom het treinstation. In het midden van het plangebied ligt het winkelcentrum Buitenmere dat door het spoor wordt verdeeld, in een noordelijk en een zuidelijk winkelgebied. In het zuidelijke winkelgebied is ook vrijetijdscentrum 'De Vrijbuiter' gelegen. In het winkelcentrum zijn veelal woningen boven de winkels gerealiseerd. In het noordelijke deel van het winkelgebied zijn een kerk en een gezondheidscentrum gesitueerd.

Ten westen van het winkelcentrum ligt het themacentrum DoeMere. In DoeMere is hoofdzakelijk perifere detailhandel aanwezig.
Aan de oostzijde grenst het winkelcentrum aan de Hoofdstedenbuurt, bestaande uit aaneengebouwde- en gestapelde woningen. Aan het Atheneplantsoen, in de Hoofdstedenbuurt, is een verzorgingstehuis met aanleunwoningen gevestigd.
Het regionaal opleidingscentrum (ROC) en parkeerterrein met manifestatieterrein liggen aan de zuidzijde van het plangebied. Evenals de groenzone langs de Evenaar.

Het gebied wordt doorsneden door de Flevospoorlijn. Omdat voor de Flevolijn als geheel recent een beheersverordening is vastgesteld, liggen deze spoorlijn en het station buiten het plangebied.


Winkelcentra Buitenmere en DoeMere zijn de afgelopen jaren vernieuwd en uitgebreid om zo de aantrekkelijkheid te vergroten. Daarvoor zijn de belangrijkste stedelijke functies centraal en dichtbij elkaar gevestigd, duidelijke randen gerealiseerd, pleinen verbeterd en winkelroutes aangepast. Aan de overige functies is weinig veranderd.

2.2 Nieuwe Ontwikkelingen

Met dit bestemmingsplan wordt het planologisch regime geactualiseerd naar huidig beleid en het huidige gebruik. Daarom wordt voorgesteld om een bestemmingsplan op te stellen met een conserverend karakter, maar met voldoende globaliteit en flexibiliteit. Dat betekent dat in principe bestemd wordt wat er nu is, met een verruiming waar dat op basis van vastgesteld beleid mogelijk is. Hieronder volgt een opsomming van nieuw beleid wat is vertaald in dit bestemmingsplan.

Archeologie

Het is verplicht op grond van de Erfgoedwet en de Wet ruimtelijke ordening om (te verwachten) behoudenswaardige archeologische waarden te beschermen via het bestemmingsplan en daarin integraal op te nemen. Dit is vastgelegd in gemeentelijk beleid (zie bijlage 1, paragraaf Socialestructuur, onderwijs en cultuur). Deze verplichting op grond van de Erfgoedwet en de Wet ruimtelijke ordening gold nog niet zo ten tijde van het vorige bestemmingsplan.

Vestigingsvisie Horeca Almere

Ten aanzien van horeca is een nieuw beleidskader vastgesteld. Voor centrumgebieden wordt gewerkt met de functiemengingslijst. Het nieuwe beleid is verwerkt in dit bestemmingsplan. Zie ook paragraaf 3Centrum-1 en paragraaf 3.2 Werk in de stad.

Gemeentelijke visie Werklocaties in Almere

De nieuwe Gemeentelijke visie Werklocaties in Almere geeft een kader voor het vestigen van economische activiteiten. Voor centrummilieus, zoals centrum Almere Buiten, geldt dat vele functies naast elkaar kunnen bestaan. Het nieuwe beleid is verwerkt in dit bestemmingsplan. Zie ook paragraaf 3.2 Werk in de stad.

Detailhandel
Uit de Detailhandelsvisie 2014 komt naar voren dat Almere ruimte wil bieden aan ondernemers. Een vraaggericht locatieaanbod is het streven. Wat de gemeente wil, is voorzien in vestigingsmogelijkheden en het faciliteren van kansrijke ontwikkelingen. Dit beleid is verwerkt in het plan.

Onbebouwde gronden

Centrum Almere Buiten is nagenoeg gerealiseerd. Er zijn nog een aantal blokken die (nu nog) onbebouwd zijn. Het gaat om de blokken 5, 9, 16, 17 en 18.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0003.jpg"

Hierna wordt omschreven hoe de onbebouwde blokken zijn meegenomen in dit actualisatieplan.

Blok 5 en 9

Blok 5 en 9 zijn gelegen rondom het Baltimoreplein. De bouwvlakken uit het voormalige plan zijn overgenomen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor blok 5. De bestemming Verkeer- Verblijfsgebied kan, onder voorwaarden, gewijzigd worden in Centrum-1.

Blok 16

Het nog onbebouwde gedeelte van blok 16, aan de zuidzijde van het plangebied, wordt ingevuld met woningen. Beoogd wordt op deze plek 2 en 3 kamerappartementen in de sociale huursector te realiseren. De behoefte aan commerciële ruimtes is kleiner dan oorspronkelijk in het Ontwikkelingsplan is aangenomen. Omdat blok 16 aan de rand van het stadsdeelcentrum ligt is een commerciële plint voor het functioneren van het winkelcentrum niet direct noodzakelijk. Er is wel een grote behoefte aan woningen. Daarom wordt wonen op de begane grond toegestaan.

De toegestane bouwhoogtes in dit blok zijn aangepast, waardoor het blok in ruimtelijke zin beter aansluit bij de rest van het stadsdeelcentrum en er tegelijkertijd meer ruimte ontstaat voor het realiseren van woonappartementen. Op de hoek busbaan - Evenaar wordt de bouwhoogte verhoogd naar 35 meter waardoor hier een woontoren gebouwd kan worden. Hiermee wordt deze belangrijke hoek beter gemarkeerd. Tegelijkertijd wordt de bouwhoogte aan het Zuideinde verlaagd naar 14 meter. Hierdoor zal deze bebouwing beter aansluiten bij de bestaande woningen aan het Zuideinde.

Blok 17

Op de hoek Rio de Janeirostraat en Evenaar (blok 17) is met een omgevingsvergunning medewerking verleend aan de bouw van appartementen. Deze omgevngsvergunning is meegenomen in dit plan.

Blok 18

In het voorgaande bestemmingsplan zat een uit te werken bestemming voor de locatie Bogotastraat (blok 18). Voor deze locatie bestond een woningbouwprogramma. Dit bouwplan is meegenomen in het bestemmingsplan Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark en wordt nu weer opgenomen in dit bestemingsplan. De bestemmingsomschrijving uit het plan Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark voor dit perceel is toegeschreven op een specifiek bouwplan. Dit bouwplan wordt niet meer uitgevoerd. In dit bestemmingsplan is voor deze locatie een bouwvlak met een maximale hoogte opgenomen. Het bestemmingsplan is voor deze locatie flexibeler geworden dan het voormalige plan.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Centrum-1

Algemeen

Op Buitenmere en Doemere is het beleid van toepassing uit de Gemeentelijke visie Werklocaties in Almere (hierna: GvW), de Detailhandelsvisie Almere 2014 en de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016.

Centrum Almere Buiten is in de GvW aangewezen als centrummilieu. Dit houdt in dat de functies onderling uitwisselbaar zijn en er flexibiliteit wordt geboden bij zowel de invulling van het centrumgebied als binnen één gebouw. Voor de functies is een tabel opgenomen in de regels waarin wordt aangegeven of deze functies op de eerste bouwlaag (inclusief kelders en onderbouw) en op tweede bouwlaag en hoger zijn toegestaan. Sommige functies zijn alleen toegestaan op plaatsen waar een specifieke aanduiding is opgenomen. Ook zijn er functies die alleen onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Voor de leesbaarheid van het plan heeft Buitenmere de bestemming 'Centrum-1' en DoeMere de bestemming 'Centrum-2' gekregen. Ook omdat de invulling van Buitenmere en DoeMere sterk van elkaar verschilt.


Functionele mogelijkheden

De volgende functies zijn binnen de bestemming 'Centrum-1' toegestaan:

Bestemmingen 1e bouwlaag 2e bouwlaag
Bedrijven tot en met categorie B van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging ja nee
Cultuur en ontspanning, tot en met categorie B van bijlage 1Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging ja ja
Detailhandel, waaronder begrepen ondergeschikte horeca ja ja
Dienstverlening ja ja
Kantoor, inclusief vergader- en congresfaciliteiten en ondergeschikte workshops ja ja
Maatschappelijk ja ja
Horecatot en met categorie A van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging met uitzondering van hotels en pensions ja ja
Horeca tot en met categorie B van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging met uitzondering van hotels en pensions ter plaatse van de aanduiding ter plaatse van de aanduiding
Sport, tot en met categorie B van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging ja ja
Wonen , al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis ter plaatse van de aanduiding 2e bouwlaag en hoger
webwinkel, internetwinkel, afhaalpunt ja ja
Opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk ja ja
bij de toegestane doeleinden behorende werkplaats, atelier, kantoor expositieruimte en opslagruimte
ja ja
ondergeschikte workshops ja ja

Uitgangspunt is dat deze functies zowel op de eerste als tweede bouwlaag zijn toegestaan. Daar waar deze functies niet zijn toegestaan op de tweede bouwlaag is de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - Gemengd' opgenomen. Wonen is alleen toegestaan vanaf de 2e bouwlaag, tenzij anders op de verbeelding staat aangegeven.


Bedrijven
Bedrijven zijn binnen de bestemming toegestaan tot en met categorie B van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Aanpandig aan woningen zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan van categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Cultuur en ontspanning
Cultuur en ontspanning toegestaan die genoemd staan onder categorie A en B van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Het gaat bijvoorbeeld om een dansschool, bowlingbaan, muziekschool of atelier. Binnen het plangebied is een casino gelegen. Deze is met aanduiding op de verbeelding weergegeven. In het zuidelijke gedeelte van blok 5 is ook cultuur en ontspanning mogelijk tot en met categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Dit is in overeenstemming met het oude plan.


Detailhandel
Voor detailhandel is het beleid van toepassing uit de Detailhandelsvisie 2014. In Buitenmere is zowel dagelijkse als niet-dagelijkse detailhandel mogelijk. Dagelijkse detailhandel zijn winkels gericht op verkoop van voeding-en genotsmiddelen en drogisterijen. Niet-dagelijks aanbod zijn alle overige soorten winkels. Hieronder vallen ook grootschalige- en perifere detailhandel. Ook een kringloopwinkel is toegestaan.

De blokken 16, 17 en 18 worden ingevuld met woningen. In de plint was het mogelijk om ook voorzieningen te realiseren zoals detailhandel. In dit plan is de mogelijkheid van detailhandel in de plint niet langer mogelijk. De blokken 16, 17 en 18 liggen buiten het winkelgebied. Uitbreiding van het bestaande winkelgebied is niet wenselijk.

Voor supermarkten in een stadsdeelcentra gelden geen omvangbeperkingen. Ook zijn afhaalpunten en web-en internetwinkels mogelijk (E-commerce).

Ondergeschikte horeca is toegestaan.


Dienstverlening

Onder de functie dienstverlening vallen bedrijfsfuncties waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Daarbij kan een balie aanwezig zijn, maar dat hoeft niet. Het gaat bijvoorbeeld om een kapsalon, reisbureau, accountantskantoor of reclamebureau.


Horeca

In de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 is Centrum Almere Buiten aangewezen als stadsdeelcentrum. In een stadsdeelcentrum wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegepast. Voor de centra kan in beginsel horeca van categorie A en categorie B worden toegestaan. De menging van horecafuncties, met andere functies, binnen één pand is ook toegestaan.

Binnen de centra kunnen accenten gelegd worden. Voor Buitenmere geldt dat het Baltimoreplein zich leent voor horeca tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Rondom het Baltimoreplein is namelijk zwaardere horeca aanwezig, zoals een muziekcafé. Voor het overige gedeelte van Buitenmere is horeca toegestaan tot en met categorie A. De functiemengingslijst noemt o.a. de activiteiten: restaurant, cafetaria, snackbar, ijssalon, viskramen e.d.

In Buitenmere is bij recht geen hotel of pension toegestaan. Een initiatief voor een hotel of pension is alleen mogelijk met een omgevingsvergunning. Hiervoor is een ruimtelijk-economische onderbouwing vereist. Qua ruimtelijke onderbouwing zullen initiatiefnemers moeten voldoen aan ruimtelijke-fysieke eisen met betrekking tot de haalbaarheid van een hotelconcept per locatie (naast het aantonen van de behoefte). Zie hiervoor ook de toelichting, bijlage 3.2Werk in de stad, vestigingsvisie Horeca Almere 2016.


Kantoor
Op grond van de GvW zijn zelfstandige kantoren toelaatbaar in centrummilieus zoals Buitenmere.


Maatschappelijke voorzieningen
Maatschappelijke voorzieningen zijn ook geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. De bestaande maatschappelijke voorzieningen zijn direct toegestaan. Nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn alleen toegestaan, indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. Maatschappelijke voorzieningen zijn zowel op de begane grond als de eerste verdieping toegestaan, tenzij anders op de verbeelding staat aangegeven.


Sportvoorzieningen
Op basis van de GvW zijn ook voorzieningen op het gebied van sport toegestaan die genoemd staan onder categorie A en B van de functiemenginglijst. Het gaat bijvoorbeeld om een sportschool.

Kiosk

Aan het Rio de Janeiroplein zijn twee kiosken mogelijk. De kiosken zijn met een aanduiding en bouwvlak op de verbeelding opgenomen. Een kiosk mag gebruikt worden voor de functies: detailhandel en horeca tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, uitgezonderd hotels en pensions.


Vuurwerk
Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 3 Beleidskader, Vuurwerknota) is binnen de bestemmingen 'Centrum-1' en 'Centrum-2' de opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan tot maximaal 10.000 kg per vestiging. Dit is alleen toegestaan indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object of geprojecteerd beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd.

De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning, bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken.


Wonen

Vanaf de 2e bouwlaag zijn woningen toegestaan. Op een aantal plaatsen is wonen op de begane grond toegestaan. Deze locaties staan op de verbeelding aangegeven met een aanduiding. Woningen zijn geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. De bestaande woningen in het gebied zijn direct toegestaan. Nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn alleen toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde is verleend of geluidsmaatregelen kunnen worden getroffen. Indien dit niet het geval is dan is vestiging van de functie wonen op grond van dit bestemmingsplan niet mogelijk. Zie verder de toelichting bij 'Wonen'.

Parkeren

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.


Overige voorzieningen
Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, erven, straatmeubilair, standplaatsen, uitstallingen en openbare toiletten. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.


Bebouwing
Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Voor de bouwhoogten is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande bouwhoogten in het gebied of de bestaande mogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen.


In de bouwregels zijn regels opgenomen voor een 'overkapping'.
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, antennes en masten voor telecommunicatie en reclameobjecten is een maximum maatvoering opgenomen.

Afwijken

Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen bedrijven en voorzieningen (= cultuur en ontspanning, horeca, sport, dienstverlening en maatschappelijk), worden toegestaan die niet genoemd staan in de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging of bedrijven en voorzieningen die een hogere categorie hebben dan is toegestaan. Daarnaast is het mogelijk met een omgevingsvergunning bedrijven en voorzieningen toe te staan die voorkomen in een categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving is toegestaan. Bijvoorbeeld van categorie A naar B. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning dient getoetst te worden of het bedrijf/voorziening naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een bedrijf/voorziening tot de toegestane categorie. Hierbij wordt gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de maatgevende milieuaspecten. Voor horeca wordt gelet op de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlak en openingstijden.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de parkeernormen en van de afmetingen van een parkeerplaats.

Wijzigingsbevoegdheid

In het Ontwikkelingsplan voor het centrum van Almere Buiten is er tussen de blokken 5, 6, 7 en 9 een groot plein (het Baltimoreplein) gedacht aan weerszijden van de busbaan. Nu dit plan gedeeltelijk is uitgevoerd zijn de ideeën omtrent dit gebied deels gewijzigd. Het Baltimoreplein dreigt een te grote openbare ruimte worden met een onherbergzaam karakter. Bovendien ligt het deel aan de kant van blok 5 in de schaduw en is dit gebied daarom ook niet aantrekkelijk. Het zou beter zijn om het Baltimoreplein kleiner te maken. Dit kan worden bereikt door de rooilijn van blok 5 aan de busbaanzijde in lijn met de rooilijn van blok 3 te leggen. Het bouwblok wordt daardoor groter. De precieze vorm en functie van blok 5 moeten nog verder onderzocht worden. Daarom wordt deze vergroting van het bouwblok niet direct bestemd, maar als wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Te zijner tijd zal over het uitgewerkte plan nog een aparte procedure gevoerd moeten worden. De maximale hoogte van de uitwerking is 32 meter, gelijk aan de maximale hoogte van de rest van het blok. Het is niet de bedoeling dat het blok over de volledige oppervlakte deze hoogte krijgt. Dat zal in de volgende fase verder worden uitgewerkt (op eenzelfde wijze is in het verleden blok 3 gerealiseerd). De zuidoosthoek van het blok is afgeschuind, zodat er een goede aansluiting is op blok 7. Ook dit moet in het vervolg nog verder worden uitgewerkt. Hetzelfde geldt voor het maken van een doorsteek door dit blok in de richting van Doemere. Voor blok 5 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Onder voorwaarden kan de bestemming 'Verkeer- Verblijfsgebied' gewijzigd worden in 'Centrum-1'.


In artikel 3 zijn de planregels van de bestemming 'Centrum-1' opgenomen.

3.2.2 Centrum-2

Functionele mogelijkheden

De volgende functies zijn binnen de bestemming toegestaan:

Bedrijf

Bedrijven zijn niet toegestaan met uitzondering van de aanwezige wasstraat en één vestiging ten behoeve van verkoop/reparatie in auto's/motoren, maximaal categorie B van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Cultuur & ontspanning en sport

Op basis van de GvW en het voorgaande bestemmingsplan zijn ook voorzieningen op het gebied van cultuur & ontspanning en sport toegestaan. Het gaat om voorzieningen die genoemd staan onder categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Dat zijn bijvoorbeeld een bibliotheek, dans- of sportschool.

Detailhandel

In themawinkelcentrum DoeMere is uitsluitend perifere detailhandel toegestaan. Onder perifere detailhandel wordt verstaan: een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, bruin- en witgoed, keukens, sanitair/badkamers en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
  2. b. meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten;
  5. e. vrije tijd (sport/camping, creativiteit/hobby).

Maximaal één tuincentrum is toegestaan.

De detailhandelsvisie geeft DoeMere experimenteer mogelijkheid. Een initiatief dat niet past binnen de bestemmingsomschrijving, maar wel een kwalitatieve aanvulling geeft voor het gebied, kan met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt worden. Bij de toetsing of met een omgevingsvergunning medewerking kan worden verleend aan het initiatief, wordt gekeken of een nieuwe markt wordt aangeboord, het initiatief een kwalitatieve aanvulling is en of het initiatief een bovenlokale functie vervult.

E-commerce

Electronic commerce (ook wel e-commerce genoemd) is de verzamelnaam van alle manieren waarop via computernetwerken (bijvoorbeeld het internet of een extranet) handel bedreven kan worden. Vormen van E-commerce worden gefaciliteerd. Het gaat om webwinkel en afhaalpunt.

Horeca

In de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 is Centrum Almere Buiten en daarmee DoeMere aangewezen als stadsdeelcentrum. In een stadsdeelcentrum wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegepast. Voor de centra kan in beginsel horeca van categorie A en categorie B worden toegestaan. De menging van horecafuncties, met andere functies, binnen één pand is ook toegestaan.

Voor DoeMere geldt dat horeca tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging is toegestaan. Uitgezonderd zijn hotels en pensions. Omdat het niet de bedoeling is dat er een nieuwe concentratie komt van horeca, is het aantal horeca vestigingen gemaximaliseerd tot en met vijf vestigingen.

Vuurwerk
Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 3 Beleidskader, Vuurwerknota) is binnen de bestemmingen 'Centrum-1' en 'Centrum-2' de opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan tot maximaal 10.000 kg per vestiging. Dit is alleen toegestaan indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object en een geprojecteerd beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd.

De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning, bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken.

Parkeren

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

Bebouwing

De maximale bouwhoogten zijn conform de huidige en/ of vergunde situatie. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Overkappingen zijn toegestaan.

Afwijken

Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen bedrijven en voorzieningen (= cultuur en ontspanning, horeca en sport), worden toegestaan die niet genoemd staan in bijlage 3Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging of bedrijven en voorzieningen die een hogere categorie hebben dan is toegestaan. Daarnaast is het mogelijk met een omgevingsvergunning bedrijven en voorzieningen toe te staan die voorkomen in een categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving is toegestaan. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning dient getoetst te worden of het bedrijf/voorziening naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een bedrijf/voorziening tot de toegestane categorie. Hierbij wordt gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de maatgevende milieuaspecten. Voor horeca wordt gelet op de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlak en openingstijden.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de parkeernormen en van de afmetingen van een parkeerplaats.

In artikel 4 zijn de planregels van de bestemming 'Centrum-2' opgenomen.

3.2.3 Gemengd

Functionele mogelijkheden

In het pand aan de Staalstraat 1 is gezondheidscentrum 'De Molenwiek' en aan het Atheneplantsoen is zorgcentrum 'Buitenhaeghe' gevestigd. Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn hier de functies maatschappelijk en wonen (al dan niet gestapeld) toegestaan. Deze functies worden in het nieuwe plan gecontinueerd. De gronden krijgen de bestemming 'Gemengd'.

In het plangebied zijn twee bedrijfsunits aanwezig. Deze bedrijfsunits hebben de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd -1' gekregen. Op basis van het beleid zijn in deze units diverse functies toegestaan.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.


Bebouwing

De maximale bouwhoogten en bebouwingspercentages zijn conform de huidige en/ of vergunde situatie.

In artikel 5 zijn de planregels van de bestemming 'Gemengd' opgenomen.

3.2.4 Groen

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Groen' is alleen toegewezen aan de structurele groengebieden in dit plan. Dit zijn de randen van het plangebied, structurele groene gebieden in de wijk en groengebieden langs de Evenaar. Binnen deze bestemming zijn ten behoeve van de openbare inrichting meerdere bouwwerken toegestaan, zoals bruggen, sluizen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, maar ook verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden. Het is belangrijk dat gronden met een groenbestemming ook indien nodig voor waterberging gebruikt kunnen worden. Daarom is deze functie aan de bestemming toegevoegd. Verder is het mede op grond van de gemeentelijke Sportnota (zie bijlage 1 beleidskader, paragraaf 3.6) wenselijk dat bewoners dichtbij huis laagdrempelige sportmogelijkheden hebben. In de bestemmingsomschrijving is dan ook opgenomen dat het plaatsen van sport- en speelvoorzieningen (alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde) is toegestaan.

Paviljoens

In de groene strook tussen de Evenaar is het toegestaan om maximaal drie paviljoens te realiseren. In de paviljoens zijn maatschappelijke voorzieningen (geen geluidgevoelige objecten) en horeca in de categorie 1 en 3 van bijlage 2Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Het gaat om vormen van ondergeschikte en lichte horeca. Bijvoorbeeld een lunchroom.

Jongerenontmoetingsplaats
Artikel 6.3 bevat een afwijkingsbevoegdheid onder voorwaarden om een jongerenontmoetingsplaats (= JOP) te kunnen realiseren. Voorwaarde is bijvoorbeeld dat de afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) minimaal 50m bedraagt.

Tuinvergroting

In artikel 6.4 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Groen' gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen' of 'Tuin'.

In artikel 6 zijn de planregels van de bestemming 'Groen' opgenomen.

3.2.5 Kantoor

Functionele mogelijkheden

Aan Westeinde is een kantorenlocatie aanwezig en de gronden worden bestemd als 'Kantoor'. Binnen deze bestemming zijn kantoren en dienstverlening toegelaten. Ook vergader- en congres faciliteiten zijn toegestaan binnen deze bestemming. Bij de bestemming behorende ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops zijn ook toegestaan.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

In artikel 7 zijn de planregels van de bestemming Kantoor opgenomen.

3.2.6 Maatschappelijk

Functionele mogelijkheden

Het plangebied bevat een aantal maatschappelijke voorzieningen die uitsluitend voor maatschappelijke doeleinden zijn bestemd. Het gaat om:

  • wijkkerkcentrum De Drieklank;
  • kinderdagverblijf Buitelaar;
  • ROC.


Deze voorzieningen zijn als gezegd bestemd voor 'Maatschappelijk'. Deze bestemming is ruim, in die zin dat alle soorten maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Hierdoor is een zo groot mogelijke vorm van flexibiliteit mogelijk. Andere functies zijn niet rechtstreeks toegestaan, ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte workshops en ondergeschikte horeca zijn wel toegestaan.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

Bebouwing

Qua bouwmogelijkheden zijn een maximaal bebouwingspercentage of een bouwvlak en een maximale bouwhoogte opgenomen.

In artikel 8 zijn de planregels van de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen.

3.2.7 Sport

Functionele mogelijkheden

Zwembad De Vrijbuiter heeft de bestemming Sport gekregen. Ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte workshops en ondergeschikte horeca zijn eveneens toegestaan.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

Bebouwing

Bebouwing is mogelijk binnen het bouwvak. Er is een maximale bouwhoogte opgenomen.

In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming 'Sport' opgenomen.

3.2.8 Tuin

Functionele mogelijkheden

De voortuinen van woningen krijgen de bestemming 'Tuin'. Deze gronden mogen niet bebouwd worden. Een uitzondering wordt gemaakt voor een erker en erfafscheidingen tot 1 m hoog.

In artikel 10 zijn de planregels van de bestemming 'Tuin' opgenomen.

3.2.9 Verkeer

Functionele mogelijkheden

Voor wegen die primair bedoeld zijn voor de afwikkeling van het (auto)verkeer is de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, busbanen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeersgebieden. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen en geluidwerende voorzieningen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstobjecten en water.

Bebouwing

In de bouwregels zijn mogelijkheden opgenomen voor het oprichten van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter een een oppervlakte van maximaal 25 m².

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, kunstobjecten en geluidwerende voorzieningen is een maximum maatvoering opgenomen.

Voor de realisatie van een groter nutsgebouw is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben.

In artikel 11 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer' opgenomen.

3.2.10 Verkeer-Verblijfsgebied

Functionele mogelijkheden

Voor straten die naast een verkeersfunctie ook een verblijfsfunctie hebben, is de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals groenvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals straatmeubilair, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten en water.

Almere wil zoals beschreven in de Sportnota (Bijlage 1 Beleidskader bij paragraaf 3.6) laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving de mogelijkheid voor sport- en speelvoorzieningen (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde) opgenomen.

In artikel 14.4 is verder een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen' of 'Tuin'.


Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeers- en verblijfsgebieden.

Evenementen

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 3 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'.


Bebouwing

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen een kiosk. Via een afwijkingsmogelijkheid is ook een jongerenontmoetingsplaats (JOP) mogelijk. Voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen. Binnen de bestemming zijn gebouwen voor nutsvoorzieningen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 3,5 meter en een oppervlakte van maximaal 25 m². Voor de realisatie van een groter nutsgebouw is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben. Overige bouwwerken zoals terras-, erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten zijn ook toegestaan, maar zijn wel gebonden aan een maximum maatvoering.

In artikel 12 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen.

3.2.11 Water

Functionele mogelijkheden

Al het water heeft de gelijknamige bestemming gekregen. In de Waterparagraaf wordt nader ingegaan op de aspecten ten aanzien van waterhuishouding (onder andere de kwaliteit en kwantiteit).

Bebouwing

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals kunstwerken, straatmeubilair en en kunstobjecten is een maximum maatvoering opgenomen.

In artikel 13 zijn de planregels van de bestemming 'Water' opgenomen.

3.2.12 Wonen

Functionele mogelijkheden

In het plangebied zijn aaneengebouwde- en gestapelde woningen aanwezig. Vrijstaande woningen komen niet voor. De woningen krijgen de bestemming 'Wonen' en de gronden zijn bestemd het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen e.d. zijn toegestaan op deze bestemming.

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied of in een van de vijf openbare parkeergarages. Een omgevingsvergunning voor bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage 3 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

Vrije beroepen

Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de bestemming 'Wonen', tenminste voor zover het vrije beroep vanuit het gebouw waarin wordt gewoond, wordt uitgeoefend. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De in de bestemming 'Wonen' opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft en het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 50%.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten

Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in de onderstaande lijst. Deze lijst is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving Voorwaarden/toelichting
Vrije beroepen bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant
Uitgeverijen Kantoren
Grafische afwerking
Reproductiebedrijven opgenomen media
Vervaardiging van sieraden e.d.
Reparatie t.b.v. particulieren bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder
Reisorganisaties
Verzekeringsbedrijf/kantoor
Verhuur van en handel in onroerend goed
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
Hoveniersbedrijven Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn
Meubel- en woningstoffeerderijen
Cursussen
Workshops
Internetbedrijven / e-commerce Max 25 m2 w.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt
Kantoor algemeen
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures
Bed&breakfast Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. De woning moet wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie.
Wassalons en wasserettes Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleverenc van kleding
Kappers
Detailhandel Maximaal 25 m2 w.v.o.
Buiten de hierboven genoemde gevallen Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Wonen'. Het gebruik dient zich te beperken tot maximaal 50% van het vloeroppervlak van de woning. Hierdoor blijft het kleinschalig en leidt een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteit in een woning niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu en/of doet het afbreuk aan het woonkarakter van de wijk c.q. buurt. Horeca is niet toegestaan, met uitzondering van een bed & breakfast..

Detailhandel in de woning

In paragraaf 3.2 Werk in de stad wordt ingegaan op de Nota detailhandel 2012. Op grond van dit beleid is detailhandel in een woning mogelijk met een maximum van 25 m2 wvo. Deze 25 m2 wvo maakt onderdeel uit van de 50% regeling.

Tuinvergrotingen

Mogelijk wordt er de komende jaren openbaregronden verkocht aan bewoners. In artikel 14.4 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen' of 'Tuin'.

Bebouwing

Verruiming van de bouwmogelijkheden

De woonbestemming is ruimer bestemd dan in de vorige bestemmingsplannen. In die plannen waren goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld. In dit nieuwe plan is niet meer met goothoogten gewerkt behalve bij vrijstaande erfbebouwing. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans vier meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen zeven meter en voor drie bouwlagen tien meter. Voor veel bouwblokken is een hoogtemaat genomen, waarbij het hoogste deel bepalend is. Ook zijn bij woningrijen, waar in het verleden meerdere vergunningen zijn verleend voor een extra bouwlaag, dit nu bij recht voor de hele rij toegestaan. Dat betekent dat voor een flink aantal woningen nog een extra laag/dakopbouw mogelijk is. Er is ook minder met aanduidingen gewerkt en meer met rechtstreekse bouwmogelijkheden. Het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Buiten is dus globaler en flexibeler van opzet dan de oude plannen.

Bebouwing in voortuinen
In de voortuinen is de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is. Uitbouwen aan de voorzijde van de woningen vallen qua hoogte niet onder de basisregel van één bouwhoogte per bouwblok. Uitbouwen aan de voorzijde van de woning zijn qua hoogte bestemd zoals ze zijn.


Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen
Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de erfbebouwingsregeling. Dit is om iedereen gelijke bouwrechten te geven. Als de achtergevel van het hoofdgebouw geen rechte lijn is (dus zonder eventuele uitbouwen) is het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe wel recht getekend, waardoor er dus uitbreidingsruimte in het bouwvlak ontstaat. Waar dit tot hinder van de buren zou kunnen leiden (schaduw of verminderde lichttoetreding) is de oorspronkelijke achtergevel gevolgd. Voor de erfbebouwings- mogelijkheden is aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008. Deze regeling is van toepassing op bijvoorbeeld schuurtjes en garages. Om te voorkomen dat het erf wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m²) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd. Qua maatvoering en positionering moet de erfbebouwing ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 5 meter. Vrijstaande erfbebouwing heeft een goothoogte van maximaal 3 meter. Boven op de aanbouwen mag een dakterras worden gebouwd.


Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen
Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Wel moet minimaal 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is hier dus doorgetrokken tot de zijdelingse perceelsgrens. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden, waar dit leidt tot parkeerproblemen, tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier last van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen. Overigens zijn hierbij zoveel mogelijk de rechten uit de nog geldende bestemmingsplannen aangehouden.

Garagebox
Garageboxen en bergingen die niet aan de naastgelegen woningen gekoppeld zijn, zijn aangeduid op de verbeelding met 'garagebox'.


In artikel 14 zijn de planregels van de bestemming 'Wonen' opgenomen.

3.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:

3.3.1 Waarde-Archeologie 1

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Ook is door middel van onderzoek een aantal behoudenswaardige vindplaatsen opgespoord die zeker archeologisch waardevol zijn. Ter bescherming van deze gebieden zijn zogenaamde dubbelbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt.


Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde -Archeologie 1'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.


De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

In artikel 15 zijn de planregels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen.

3.3.2 Waarde - Archeologie 4

Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 50 cm onder maaiveld (op oeverwallen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie 4'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

In artikel 'Waarde - Archeologie 4' zijn de planregels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen.

3.3.3 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

Volgens het Basisnet Spoor geldt voor de Flevolijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. In het PAG dient rekening te worden gehouden met de effecten van een incident met brandbare vloeistoffen. Bij een incident kan de stof uit de ketelwagen vrijkomen en ontbranden (plasbrand). Dit kan in een gebied tot circa 30 meter langs de spoorbaan tot slachtoffers leiden. Voor het PAG geldt volgens artikel 8 van het Besluit transport routes externe veiligheid een bijzondere verantwoordingsplicht voor nieuwe bouwwerken (aanvullend op de verantwoordingsplicht groepsrisico) speciaal gericht op het effect van een eventuele plasbrand. Verder worden in dit gebied via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijk gebied.


Het PAG heeft de aanduiding 'Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen' gekregen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er geen sprake is van functies voor verminderd zelfredzame personen;
  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrandaandachtsgebied te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand is voldoende gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).


Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden.

In artikel 20.1.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijkestoffen 2' opgenomen.

3.4 Overige Regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel 17 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel 18.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 18.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Algemene gebruiksregels (parkeren)

Parkeren vindt plaats in het openbaargebied en in de (openbare)parkeergarages.

Bij de algemene gebruiksregels is een artikel opgenomen over parkeren. Bij het (wijzigen van het) gebruik van gronden of bouwwerken en het bouwen of uitbreiden van bouwwerken moet zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De parkeernormen zijn in bijlage 3 Lijst van parkeernormen van de regels opgenomen. Ook moet er voldoende ruimte zijn om te laden en te lossen, indien dat aan de orde is. Een omgevingsvergunning is dan ook gekoppeld aan de voorwaardelijke verplichting dat er voldoende parkeergelegenheid of laad- en losruimte moet zijn. Afwijken is mogelijk, bijvoorbeeld met een parkeerbalans.


Afwijkingsregels

In artikel 21 zijn vier afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
  • kleine windmolens.

Kleine windmolens
Via een afwijkingsbevoegdheid mogen kleine windmolens op een hoofdgebouw of aan de gevel ervan gebouwd worden, op voorwaarde dat de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw met maximaal 3 m wordt overschreden en de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt. Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0004.png"

HAT VAT

Voorwaarden afwijkingsregel

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In artikel 22 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgmeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.

Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd:

  • de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.
  • de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van horeca kan worden gewijzigd. het is denkbaar dat het algemeen beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, kan burgemeester en wethouders met een wijzigingsplan de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan passen.

Overige regelingen

In artikel 23.1 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In artikel 24 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel 25 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In de onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader.

Beleidsdocument Beleidsuitgangspunt Vertaling in het bestemmingsplan
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Ontwikkelingen motiveren op grond van de Ladder voor duurzame verstedelijking Nieuwe ontwikkelingen vinden plaats binnen het bestaand stedelijk gebied of op percelen waar al een bebouwingsmogelijkheid was opgenomen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012) Radarverstoringsgebieden Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.
Provinciaal en regionaal beleid
Omgevingsplan Flevoland (2006) Het gebied is aangeduid als 'stedelijk- en speerpuntgebied'. Als stedelijk en speerpunt gebied biedt het gebied ruimte voor evenwichtige ontwikkeling van wonen en werken.
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008) Bescherming van archeologische waarden. Opnemen van een dubbelbestemming voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd.
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011) Het gebied valt onder 'centrummilieu'. Het bestemmingsplan biedt ruimte voor werken, kantoren en voorzieningen.
Gemeentelijk beleid
Ruimtelijke ontwikkeling
Structuurplan Almere 2010 (2003) Hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere: uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod, meer verscheidenheid qua woningen, ruimte bieden aan ondernemers. Het gebied is onderdeel van bestaand stedelijk gebied en leent zich goed voor functiemenging.
Concept structuurvisie Almere 2.0 (2010) Uitwerking van het IAK: Integraal richtinggevend beleidskader voor de schaalsprong Almere (60.000 inwoners extra en 100.000 arbeidsplaatsen).: meerkernige opzet benutten, verkleuren naar diverse samenleving, sterke en gedifferentieerde economie. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid tot functiemenging. Dit draagt bij aan versterking van de bestaande stad en een sterkere economie. Dit was al in het vorige bestemmingsplan.
Programmaplan Wijkgericht Werken 2015-2019 (2015) Doorontwikkeling tot attractief stadsdeelcentrum De genoemde ambities uit het programmaplan kunnen binnen de bestemmingsplanregels uitgevoerd worden.
Beleidsnota kleine bouw
(2010)
Beleidsuitgangspunten voor kleine
bouwplannen en uitbreidingen. Regeling
voor aan-huis-verbonden beroepen of
bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Toetsingskader uit de nota
overnemen in de woonbestemming.
Werk in de stad
Gemeentelijke visie Werklocaties (2016) Een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en het bieden van voldoende werkgelegenheid. Uitgangspunt is zoveel mogelijk functiemenging toestaan in het gebied.
Detailhandelsvisie Almere (2014) Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere
- Ruimte bieden aan ondernemers
- E-commerce faciliteren
In Buitenmere en Doemere detailhandel mogelijk. Doemere is specifiek bestemd voor perifere detailhandel. Ook e-commerce is mogelijk.
Werken in de wijk (2005) Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in bedrijfsruimten. Opnemen criteria uit de nota in woonbestemming. Geen nieuwe kansenzones aanwijzen.
Afhaalpunten (2014) Afhaalpunten toestaan op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart Afhaalpunten zijn toegestaan in Buitenmere.
Kringloopwinkels (2014) Kringloopwinkels toestaan op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen Een kringloopwinkel valt onder de bestemming detailhandel.
Horecavisie Almere (2016) De nota is een weergave van de situatie op moment van vaststelling ervan , geeft uitgangspunten maar biedt ruimte voor uitzonderingen. Voor centrumgebieden geldt dat de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging wordt toegepast. Horeca in de categorie A van de Staatvan Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging is toegestaan binnen de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2. VRondom het Baltimoreplein is ook categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging toegestaan.
Groene stad
Kleur aan Groen (2014) Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere Van toepassing op de Evenaar: dit is voorzieningenpark en een recreatieve verbinding. Mogelijke voorzieningen zijn sport, evenementen binnen een groene omgeving, fiets- en wandelpaden en ondersteunende functies als eten&drinken, kunst en cultuur. In de groene middenzone zijn nog geen paviljoens gebouwd , maar die mogelijkheid biedt het plan wel. Dit past in de Nota Kleur aan groen.
Waterplan Almere (2005)
De gemeente en het waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen. In overleg met het Waterschap een watertoets uitvoeren.
Energie werkt! (2015) Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en via afwijking kleine windmolens op of aan gebouwen mogelijk.
Veiligheid
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005) Vuurwerkopslag en -verkoop kan uitsluitend plaatsvinden in winkelcentra (zonder woningen erboven) en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag van vuurwerk is mogelijk in het plangebied.
Sociale structuur, onderwijs en cultuur
Archeologienota (2016) Beschermen van archeologische waarden Opnemen van de dubbelbestemmingen 'Waarde -Archeologie 1' en 'Waarde -Archeologie 4'.
Archeologieverordening
(2016)
Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd Opnemen van de dubbelbestemmingen 'Waarde -Archeologie 1' en 'Waarde -Archeologie 4'.
Sportnota 2013 Almere: sportieve stad! Sportvoorzieningen die dichtbij huis liggen zijn in het plangebied gevestigd (speel- en sportvoorzieningen in de openbare ruimte).
Inrichting schoolpleinen (1999) Schoolpleinen dienen zowel een wijkvoorziening als een voorziening
voor de school te zijn.
Het begrip speelterrein wordt expliciet toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming Maatschappelijk.

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).


De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.


De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:
1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).


Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied niet in of nabij bijzondere gebieden ligt, kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Een mer-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

5.2 Geluid

Geschiedenis

Bij de vorige bestemmingsplannen is, omdat toen de woningen in het plangebied grotendeels nog gebouwd moesten worden, akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen, met name woningen, zijn in het verleden door de provincie hogere grenswaarden verleend.

Op 15 december 2011 is het Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol, Amsterdam, Almere, Lelystad vastgesteld. Dit is 'vertaald' in de beheersverordening 'Flevolijn (Tracébesluit)', die op 5 september 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Almere. Voor het Tracébesluit is akoestisch onderzoek gedaan. Daaruit bleek dat er hogere geluidschermen geplaatst dienen te worden bij de in 2007 aanwezige woningen en scholen. Bij een aantal woningen en scholen kan echter de toename van de geluidsbelasting niet geheel worden weggenomen. Daar zijn dus hogere waarden voor nodig. Omdat echter met het treffen van maatregelen wordt bewerkstelligd dat de toekomstige akoestische situatie gelijk is aan de situatie van het bestemmingsplan uit 2009, blijven de eerder vastgestelde hogere grenswaarden in stand. De geluidswaarden zijn wel omgezet naar de actuele maat 'Lden'.

Voor de volgende locaties zijn hogere grenswaarden verleend:
afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0005.jpg"

Wettelijk kader

Voor nieuwe situaties bedraagt ingevolge het wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde 48 dB en voor railverkeerslawaai 55 dB. Is de geluidsbelasting lager, dan gelden er volgens de Wgh geen beperkingen. Is deze hoger, dan kan een hogere waarde van maximaal 58 dB (weg) en 68 dB (rail) door het college van Almere worden vastgesteld. Ontheffing is alleen mogelijk als maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot 48 of 55 dB onvoldoende doeltreffend zijn of stuiten op stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële bezwaren. Ten allen tijde dient een geluidsniveau van maximaal 33 dB binnenin de woning gewaarborgd zijn. Wettelijk is er aftrek mogelijk met maximaal 5 dB. Verder dient rekening te worden gehouden met cumulatie van verschillende geluidsbronnen, waarvan de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt. Als akoestisch relevant jaar voor het onderzoek inzake wegverkeer zijn de cijfers voor 2030 gebruikt. Almere zal de komende jaren namelijk groeien (groeiopgave RRAAM) met 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen. In de cijfers van 2030 is daar rekening mee gehouden (worst-case scenario). Voor het railverkeer is gebruik gemaakt van het model van het Tracébesluit OVSAAL met als prognosejaar 2020.

Akoestisch onderzoek

In en rondom het plangebied zijn wegen en een spoorlijn aanwezig met een zone op grond van de Wet geluidhinder, te weten de Evenaar, de busbaan en de Flevospoorlijn. Voor het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8 Akoestisch onderzoek). In het plangebied zijn vele kavels bebouwd, maar nog niet alle (zie kopje nieuwbouwprojecten in paragraaf 2.2 Nieuwe ontwikkelingen. Op grond van de Wet geluidhinder dient opnieuw akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd voor de locaties waar geluidsgevoelige objecten worden mogelijk gemaakt. Het nog te realiseren programma en de reële inschatting voor de kavels waar nog geen concreet initiatief is, is als volgt:

kavel huidige situatie plan
kavel 5 kavel onbebouwd initiatieffase
kavel 9 kavel onbebouwd initiatieffase
kavel 16 kavel onbebouwd woningbouw, ca 75 appartementen
kavel 17 kavel onbebouwd woningbouw, via omgevingsvergunning
kavel 18 kavel onbebouwd woningbouw, ca 175 appartementen

Resultaten onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat de busbaan, de Evenaar en de Flevospoorlijn op de nog in te vullen kavels een geluidsbelasting veroorzaken die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Op basis van het programma is een berekening gemaakt van het aantal woningen die een hogere waarde nodig hebben. Daarbij is geen rekening gehouden met compenserende maatregelen; dit kan pas als het ontwerp duidelijk is. Voor het wegverkeerslawaai en het railverkeerslawaai zijn de volgende hogere waarden nodig (zie paragrafen 4.1-4.3 uit het Akoestisch onderzoek:

  1. 1. Wegverkeer
  • vanwege de Evenaar in de klasse 48 tot 53 dB 14 woningen;
  • vanwege de Evenaar in de klasse 54-58 dB 49 woningen;
  • vanwege de busbaan in de klasse 48-53 dB 11 woningen.
  1. 1. Railverkeer

Vanwege de Flevolijn zijn in de klasse 56-58 dB 125 woningen, in de klasse 59-63 dB 31 woningen en in de klasse 64-68 dB 49 woningen voorzien met een hogere waarde.

Hogere waarden

Nu vaststaat dat de voorkeurswaarden voor zowel weg- en railverkeerslawaai op meerdere woningen worden overschreden, moet worden beoordeeld of deze vastgesteld mogen worden. Hogere waarden mogen wettelijk gezien namelijk alleen worden vastgesteld, indien maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting op overwegende bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Het geluidscherm langs de Flevolijn wordt vanwege het Tracébesluit deels vervangen door een hoger scherm. Het is ondoelmatig om de schermen verder te verhogen. Om het geluid vanwege de busbaan en de Evenaar te reduceren is de enige optie het vervangen van het huidige asfalt door een geluidsreducerend type asfalt. Vanuit financieel oogpunt is dit echter niet doelmatig. Een deel van de Evenaar was in het verleden van dergelijk asfalt voorzien, maar dit had een zeer korte levensduur door het grote aantal kruisingsvlakken, oversteken en snelheidsremmers. Het nemen van bronmaatregelen in de vorm van geluidsreducerend asfalt of in de overdracht zijn als niet doelmatig beschouwd.

Vanwege de soms hoge geluidsbelasting moet per bouwblok/ kavel worden gezocht naar een effectieve verdeling van geluidgevoelige en geluidongevoelige functies, waarbij de geluidonvoelige functies afscherming bieden voor de geluidgevoelige functies. Net als in het voorheen geldende bestemmingsplan wordt gestreefd naar een zo laag mogelijk geluidsniveau. Bij de bouwplanontwikkeling dient met behulp van maatregelen een voldoende aanvaardbaar woon- en leefklimaat te worden gewaarborgd. Daarom gelden de volgende compenserende randvoorwaarden:

  1. 1. laagbouwwoningen t/m drie bouwlagen:
      • één geluidsluwe gevel/ buitenruimte;
      • afschermende functie.
  2. 2. woningen vanaf vier bouwlagen en hoger:
      • één geluidsluwe gevel;
      • zo mogelijk balkon aan de geluidsluwe zijde;
      • akoestisch gunstige woningindeling;
      • zo mogelijk afscherming door niet-geluidsgevoelige functies;
      • zoveel mogelijk creatief omgaan met geluidsafschermende elementen in het ontwerp.

Wanneer het onderzoek plaatsvindt op grond van de Wet geluidhinder en de bronsoort wegverkeer betreft, moet bovendien worden bedacht dat in de bijdrage(n) van de wegverkeersbron(nen) aan het cumulatieve niveau geen rekening is gehouden met de aftrek op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder. Uit tabel 4.1 van het akoestisch onderzoek blijkt dat alleen bij Blok 16 sprake kan zijn van cumulatie.
Cumulatie is alleen relevant als de geluidsbelasting van de afzonderlijke bronnen hoger is dan de voorkeurswaarde. Voor Blok 16 is dit alleen relevant voor de westgevel. De geluidsbelasting op deze gevel bedraagt van zowel de busbaan als de Evenaar maximaal 51 dB. De gecumuleerde geluidsbelasting
is daarmee maximaal 54 dB en licht daarmee ruimschoots onder de maximaal vast te stellen hogere waarde van 58 dB vanwege wegverkeer. De gecumuleerde geluidsbelasting wordt als aanvaardbaar
beoordeeld.

De benodigde hogere waarden zullen in een apart besluit, waarvan de procedure parallel loopt aan de bestemmingsplanprocedure, worden vastgesteld (zie bijlage 9 ontwerp besluit hogere waarden).

Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet geluidhinder.

5.3 Luchtkwaliteit

Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

5.4 Externe Veiligheid

Algemeen
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en
transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke grondstoffen zoals vuurwerk, LPG en
benzine. De term externe veiligheid wordt gehanteerd, omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke
stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Deze is weergegeven in het
plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar.
Naast de bescherming van het individu moet de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers worden afgewogen en verantwoord; het groepsrisico (GR). Deze verantwoordingsplicht houdt in, dat de wijziging van het GR ten gevolge van een ruimtelijk plan moet worden onderbouwd én verantwoord inclusief de
mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen. Hierbij is de oriëntatiewaarde
van belang voor (het bepalen van) de omvang van het GR.

Inhoudelijk

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn onderstaande documenten opgesteld:
1. Memo 'Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Centrum Almere Buiten', augustus 2016 (bijlage 3 quick scan externe veiligheid);


2. Rapport 'Verantwoording hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied bestemmingsplan, Centrum Almere Buiten', augustus 2016 (bijlage 2 groepsrisico).

De conclusies zijn als volgt:

Het spoortransport is de enige voor het plangebied relevante risicobron met mogelijke ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid.


Plaatsgebonden risico

De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden, er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van het spoor.


Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied

Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De in het rapport 'Verantwoording hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied spoor' augustus 2016, opgenomen informatie bevat de overwegingen, die hebben geleid tot onderhavige invulling van deze verantwoordingsplicht.

Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten, verantwoord het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Door middel van de hieronder genoemde ruimtelijke maatregelen wordt het groepsrisico en de potentiële effecten verkleind en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid verhoogd.

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's, als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.

Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar. Dit mede gelet op de in het kader van het Tracébesluit getroffen calamiteitenvoorzieningen.

Tot slot:

Risico- en veiligheidsinformatie wordt gekenmerkt door onzekerheden; rekenpartijen geven geen resultaten die de werkelijkheid nauwkeurig zullen beschrijven. Er is dus een zekere speelruimte voor afwijkende uitkomsten.


Onderbouwing
Plaatsgebonden risico:
De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden, er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van het spoor.


Groepsrisico:
Het groepsrisico van de Flevolijn voor het planbesluit bedraagt ca. 0,11 maal de oriëntatiewaarde. Na het planbesluit neemt het groepsrisico toe tot ca. 0,12 maal de oriëntatiewaarde. De bepalende kilometer voor het groepsrisico en de locatie met het hoogste groepsrisico blijven ongeveer op dezelfde locatie.


Verantwoording groepsrisico:
Het groepsrisico van het spoor hoeft niet te worden verantwoord, omdat het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt ten opzichte van de situatie vóór vaststelling van het ruimtelijk besluit en het groepsrisico na vaststelling van het besluit onder de oriëntatiewaarde blijft.

Verantwoording hulpverlening:
De zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid is als voldoende beoordeeld. Derhalve worden geen ruimtelijke maatregelen in dit bestemmingsplan getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

Om de omvang van de effecten van een eventuele plasbrand te beperken, wordt de vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar in het plasbrandaandachtsgebied alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid met omgevingsvergunning indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.


Verantwoording plasbrandaandachtsgebied:

Voor de vestiging van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten in dit gebied, geldt de verantwoording plasbrandaandachtsgebied (inclusief de extra bouwbesluit eisen). Daarom wordt onderstaande aanduiding op de plankaart opgenomen.


Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

Het plasbrandaandachtsgebied heeft de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' gekregen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid met omgevingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er geen sprake is van functies voor verminderd zelfredzame personen;
  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrandaandachtsgebied te vestigen;
  • de keuze om de bouw, vestiging of aanleg van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken wordt beargumenteerd gelet op de effecten van een mogelijk ongeval met brandbare vloeistoffen en in samenhang met deze afweging aandacht wordt besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand. Het gaat hierbij om de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw.


Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden verder aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012). In dit besluit zijn voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden.


Vuurwerk
Buitenmere is een stadsdeelwinkelcentrum en Doemere een themacentrum in perifere detailhandel. Conform het vuurwerkbeleid van de gemeente Almere (zie Bijlage 1, 3.4 Veiligheid) is opslag en verkoop van consumentenvuurwerk hier toegestaan, mits het gaat om minder dan 10.000 kg. Dit is alleen toegestaan, indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object of geprojecteerd beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd. De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning, bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken. Deze voorwaarden zijn verwerkt in de regels.

5.5 Bedrijven En Milieuzonering

Algemeen
Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en overige milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijf en verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan. De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009].

In de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging wordt een onderscheid gemaakt in drie categorieen: A, B en C. Hierna worden deze activiteiten omschreven en wordt aangegeven hoe de gemeente hier mee omgaat:
Categorie A: Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze
aanpandig of onder aan woningen of andere gevoelige functies kunnen worden uitgevoerd. De eisen
uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B: Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige
milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere
gevoelige functies dienen plaats te vinden. Onder bouwkundig afgescheiden wordt begrepen dat de
panden los van elkaar dienen te staan of dat er andere bouwkundige voorzieningen zijn getroffen
waardoor milieubelasting voorkomen wordt op vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding.
Categorie C: Activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.


Uitgangspunten

In de Gemeentelijke visie Werklocaties (GvW) is centrum Almere buiten aangewezen als centrummilieu. In een centrummilieu is functiemenging mogelijk en ook wenselijk. Functiemenging tot en met categorie A is mogelijk in combinatie met aan-/inpandig wonen. Indien wonen bouwkundig is gescheiden van de bedrijfsactiviteit of voorziening dan is categorie B mogelijk. Als de bedrijfsactiviteit/voorzieningen bouwkundig is gescheiden en aangesloten op hoofdinfrastructuur dan is categorie C toegestaan.

In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan voor een combinatie van een bestaand gebied en een gebied met nog onbebouwde kavels (blok 5, 9, 16, 17 en 18). Het plangebied bestaat deels uit centrumgebied en deels uit woongebied. Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Bedrijven en voorzieningen

DoeMere is een retailcentrum uitsluitend bedoelt voor perifere detailhandel. Met uitzondering van 1 bedrijf voor de verkoop/reparatie van auto's en/of motoren en 1 bedrijf voor een autowasstraat, zijn hier geen bedrijven toegestaan. Wel zijn de voorzieningen sport en cultuur en ontspanning tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegestaan.

In BuitenMere zijn vanwege de aanwezigheid van de functie wonen bedrijfsactiviteiten en voorzieningen toegestaan tot en met categorie B en in de 2 bedrijfsunits zijn bedrijven en voorzieningen tot en met categorie A zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegestaan. Het gaat om de bestemmingen 'Centrum-1' en 'Gemengd'. In de planregel is opgenomen dat aanpandig aan woningen uitsluitend categorie A bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.

Op basis van de voorgaande bestemmingsplannen en met toepassing van de GvW zijn de volgende voorzieningen, maximaal tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging, toegestaan voor Buitenmere: Cultuur en ontspanning, dienstverlening, maatschappelijk en Sport.

Vanwege de aard en omvang van categorie C bedrijven en voorzieningen zijn deze niet bij recht in dit plan toegestaan.

Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.6 Kabels En Leidingen

Kabels

Bestaande situatie
Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen (K&L), gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteit aanpassing en onderhoud gewaarborgd. Evenwijdig en langs de Evenaar ligt hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor naastliggende gebieden en het plangebied. Evenwijdig aan de busbaan-tracés ligt zoals gebruikelijk in Almere, hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor een gedeelte van het plangebied.


In het plangebied ligt geen leidingenstraat met de status als die langs de Hogering. In dit gebied is geen hoogspanningslijn aanwezig.

Riolering

Er wordt een gescheiden rioolstelsel gehanteerd. Vuilwater wordt afgevoerd via het droogweerafvoerstelsel en het regenwaterafvoerstelsel.

Toekomstige ontwikkelingen
Door aan de kabel- en leidingenbeheerder de ligging in de kabel- en leidingenzone voor te schrijven worden aanpassingen van- en ruimteclaims in de bestaande en nog te ontwikkelen plannen binnen het gebied zoveel mogelijk voorkomen.

Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad

Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchthavenlucht-verkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingen-gebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchthavenluchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0006.png"

Op het plangebied is het laserstraalvrije gebied van toepassing. In dit gebied is het gebruik van laserstralen die een verstorend effect kunnen hebben op de vliegveiligheid verboden. Een reeds bestaand gebruik of een bestemming, overeenkomstig artikel 13, derde lid luchthavenbesluit Lelystad, is toegestaan indien het gebruik of die bestemming rechtmatig was vóór het moment van inwerkingtreding van dit luchthavenbesluit. In artikel Laserstraalvrij gebied is deze regel verankerd.

5.7 Ecologie

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet regelt onder meer de bescherming van Natura 2000-gebieden (internationaal belangrijke natuurgebieden). De Natura 2000-gebieden van en rond Flevoland zijn op zo'n grote afstand
van het plangebied dat - mede gelet op de met dit bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen - een
negatief effect op de 'instandhoudingsdoelen' op voorhand kan worden uitgesloten.

Naar verwachting zal in de loop van 2016 de Nieuwe Wet Natuurbescherming van kracht worden. In deze nieuwe wet zullen de bepalingen van de Boswet, Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur (deze laatste zal dan het Nationaal Natuur Netwerk gaan heten) opgenomen en vereenvoudigd worden. Op basis van de nu beschikbare concept-wetteksten kan geoordeeld worden dat ook de Nieuwe Wet Natuurbescherming de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

Natuurnetwerk Nederland

Het Nationaal Natuurnetwerk werd vroeger de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd. Het Natuurnetwerk is een Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van natuurnetwerk, zoals aangewezen door de provincie Flevoland. Het dichtstbijzijnde EHS-gebied is de noordelijke groenzone van Almere. Hier liggen de lepelaarsplassen, Vaartsluisbos, Wilgeneiland en Wilgenbos en Oostvaardersbos. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, zoals grootschalige woningbouw of nieuwe bedrijfsvestigingen. De kleinschalige ontwikkelingen die op perceelsniveau mogelijk worden gemaakt, leiden tot de conclusie dat effecten of externe werking op het Natuurnetwerk kunnen worden uitgesloten.

Flora- en faunawet
In 2011 is het plangebied geïnventariseerd op onder de Flora- en faunawet beschermde plant- en
diersoorten. Deze inventarisatie vindt plaats in het kader van de cyclus waarbij de gehele bestaande stad iedere vijf jaar onderzocht wordt. Uit de inventarisatie blijkt dat in het plangebied een aantal beschermde soorten voorkomt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor een aantal van deze beschermde soorten een vrijstelling (al dan niet op basis van een door het ministerie van Economische zaken goedgekeurde gedragscode). Dit zijn het ruig klokje, de wilde kievietsbloem, daslook, de boerenzwaluw en de boomkruiper. Daarnaast komt de Gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis in het plangebied voor. Voor deze soort geldt dat deze zwaar beschermd is (tabel 3 soort). Deze soort is algemeen in het stedelijk gebied van Almere, waar zij vaak onderdak vindt in spouwmuren, achter daklijsten en in andere kleine ruimten. De functionaliteit van het leefgebied staat daarom niet onder druk. Bovendien zijn met dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen voorzien waarbij de gunstige staat van instandhouding in het gedrang komt.

Boswet
Houtopstanden die buiten de bebouwde kom (volgens de Boswet) liggen, vallen -behalve een paar
uitzonderingen - onder de werkingssfeer van deze wet. Dit betekent dat melding gedaan moet worden van voorgenomen vellingen en dat herplant van de houtopstanden vereist is. Het plangebied valt echter binnen de vastgestelde komgrens inzake de Boswet. Herplanting op grond van de Boswet door gevelde houtopstanden is niet aan de orde.

Ecologisch Masterplan
In het Ecologisch Masterplan is de ecologische structuur van Almere vastgelegd maar ook welke nog aan te leggen ecologische verbindingen wenselijk zijn in de toekomst. Het plangebied behoort niet tot de in het Ecologisch Masterplan benoemde brongebieden of bestaande ecologische verbindingszones, maar grenst wel aan een bestaande ecologische verbindingszone aan de oostzijde van het plangebied namelijk het Meridiaan park. Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen zal mogelijk maken, heeft dit daarop geen invloed.

5.8 Waterparagraaf

De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wro. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om vijf thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw oppervlaktewater.

Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland. Het conceptontwerpbestemmingsplan is aan het waterschap Zuiderzeeland voorgelegd voor advies en een reactie. Daarmee is water op een goede wijze in het plan vastgelegd. Zie bijlage 6 voor de watertoets.


Onderstaand wordt ingegaan op de vijf waterthema's.

Waterkwantiteit

Het plangebied watert af op de grachten van Almere Buiten. Deze grachten, aan de rand van het plangebied hebben een waterpeil van 5,8 -NAP. Deze grachten wateren op hun beurt af op de Lage Vaart met een bemalen peil van 6,2 -NAP. De streefpeilen zijn aan schommeling onderhevig. Maatgevend voor de inrichting van het openbaar gebied en de vloerpeilen van de woningen is een maximale peilstijging van de lage Vaart met 1,20m tot een peil van 5,0 -NAP. De ontwerpdiepte van de waterpartijen bedraagt 1,2 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0007.png"

Water in plangebied (bron: Almere in kaart)

Door watersystemen goed in te richten, wordt regionale wateroverlast geminimaliseerd. De waterlopen die een waterhuishoudkundige functie hebben, zijn specifiek bestemd als 'Water'.


Waterkwaliteit

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese wet met als doel dat alle lidstaten in alle wateren in Europa uiteindelijk een goede chemische en ecologische waterkwaliteit weten te bereiken. Een goede ecologische kwaliteit betekent dat plant- en diersoorten die ‘van nature' in bepaalde wateren voorkomen daar ook daadwerkelijk in (kunnen) leven en zich voortplanten. Daar wordt naar gestreefd in alle wateren.

Natuurvriendelijke oevers zijn oevers waarlangs planten en dieren zich meer thuis voelen dan langs traditionele oevers. Ze hebben ook een positieve invloed op de waterkwaliteit doordat ze van het land afstromend regen en grondwater filteren.

Waterkeringen

In de Legger primaire, secundaire en regionale waterkeringen (hierna: Legger) zijn de eisen vastgelegd waaraan de waterkeringen volgens de wettelijke veiligheidsnorm moeten voldoen naar richting, vorm, afmeting en constructie. In de Legger van de primaire waterkering zijn ook de juridische begrenzingen opgenomen. Dit zijn het waterstaatswerk, de binnen-, tussen- en buitenbeschermingszones, het profiel van vrije ruimte en de ruimtelijke reserveringszone in verband met dijkversterking. In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Afvalwaterketen

In het plangebied is een gescheiden stelsel aangelegd. Dit betekent dat al het regenwater naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd. Dus ook het verontreinigde regenwater stroomt in het oppervlaktewater uit.

Het vuilwater wordt afgevoerd via het droogweerafvoerstelsel (DWA) en het regenwaterafvoerstelsel (RWA) is bedoeld voor de afvoer van neerslagwater. Het vuilwater voert onder vrij verval naar gemalen en wordt vervolgens naar de zuiveringsinstallatie getransporteerd. Het RWA-stelsel voert het neerslagwater van daken, straatkolken en drainage af naar het oppervlaktewater.

Beheer & onderhoud van nieuw oppervlaktewater

In het plangebied wordt geen nieuw oppervlaktewater mogelijk gemaakt.

5.9 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van het plangebied ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichsellen) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg.

Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggemaakt, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem (polder) werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd.

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

In het centrum van Almere-Buiten zijn in het verleden een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd.

Het algemene beeld in het centrum van Almere-Buiten laat zien dat de bodem weinig verontreinigingen bevat. Op een groot aantal plaatsen is er echter in de bovengrond een laag aanwezig waarin licht tot sterke hoeveelheden gebroken puin wordt aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan barium, koper, kobalt, minerale olie, PCB en PAK aangetroffen. In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan chroom, koper, zink en EOX aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zink, arseen, barium, kwik, xylenen, fenolen, trichloormethaan, trichlooretheen en perchlooretheen aangetroffen.

Geschiktheidsverklaring

Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven. Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gool- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuzedakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat.

In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.

Vanwege het grote aantal gevallen waarin gebroken puin in de bovengrond wordt aangetroffen kan de bodemkwaliteitskaart van Almere niet zonder meer gebruikt worden als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de grond. Van grond die vrijkomt in dit gebied dient dan ook voor toepassing elders de kwaliteit bepaald te worden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan moet contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.

Grondwater

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil en wordt in Almere op ca 1,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld gehouden. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

5.10 Archeologie En Cultuurhistorie

Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden


Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.

Veel groen en een overzichtelijke, heldere stedelijke structuur zijn kenmerken van Almere-Buiten. In het plangebied 3AD Centrum Almere Buiten zijn geen historisch-geografische waarden, beschermde bouwkundige monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Op basis van de inventarisatie 'Iconen van Almere' (2016) zijn er wel potentieel te beschermden waarden aanwezig. Dit betreft met name het zeer herkenbare gebied van DoeMere. Andere architectonisch opvallende elementen zijn Kerkcentrum De Drieklank met de vrijstaande klokkentoren (G.E. van de Veen, 1984) en de "Kaboutergarage" aan de Straat van Florida (Mei architects and planners, 2010).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0008.jpg"

Doemere. Locatie: New Yorkweg. Architect: Chiel Verhoef. Bouwjaar: 1988.

Archeologische waarden

Algemeen
Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0009.jpg"Uitsnede Archeologische Beleidskaart met (benaderde) begrenzing van het plangebied (blauw) en uitgevoerde onderzoeken (rood gearceerd).

Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere (maar nog niet in dit plangebied) zijn gevonden.


Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap en de bij de Eem behorende oeverwallen in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het plangebied zijn in het verleden enkele archeologische onderzoeken uitgevoerd. Daarbij zijn geen behoudenswaardige vindplaatsen uit de prehistorie aangetroffen.


Binnen de bestemmingsplangrenzen zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) verschillende terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld omdat ze als onderzocht of bebouwd zijn, of anderszins verstoord zijn. Deze terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donker grijze kleur. De overige gebieden zijn aangeduid met 'Waarde - Archeologie1' of 4. Waarde-Archeologie 4 betreft een klein oppervlak dat alleen in het noordelijkste puntje van het plangebied voorkomt. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen.

Binnen de bestemmingsplangrenzen zijn drie onderzoeken uitgevoerd naar het voorkomen van archeologische waarden. Daarbij zijn geen behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen. Er zijn in het plangebied geen prehistorische vindplaatsen bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0010.jpg"

Overzicht met uitgevoerde onderzoeken

Er zijn in het plangebied geen scheepswraklocaties bekend, en de aanwezigheid van verdere scheepswrakken en -restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten.


In het plangebied liggen /geen wettelijk beschermde vindplaatsen.


Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden
Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.


Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen
Overeenkomstig de vastgestelde beleidsuitgangspunten, moeten vastgestelde behoudenswaardige archeologische vindplaatsen beleidsconform worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan.

Voor ingrepen op het beschermde rijksmonumenten is op grond van de Erfgoedwet altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.


Toevalsvondsten
Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform de Erfgoedwet gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

5.11 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordeningis aangegeven (zie Beleidskader, Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0011.png"

figuur radarstations

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0012.jpg"
Figuur hoogteradialen luchtvaartverkeer

Voor Almere is het toetsingsvlak behorend bij de VOR/DME Muiden relevant. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0-meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m ten opzichte van NAP op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf de genoemde 51,56m tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines. Voor het plangebied zou dit toetsingsvlak alleen gelden voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Dit plan maakt geen windturbines mogelijk (alleen kleinschalige windturbines op gebouwen).

5.12 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:

  • verkeer;
  • trillingen
  • geurhinder
  • ammoniak en veehouderij
  • energie
  • windhinder
  • bezonning
  • uitzicht.


Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan


Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.


Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.


Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  1. a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  3. c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  1. d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  2. e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  3. f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt in principe tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Een plan is economisch uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen, zoals subsidie.

Toets of bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is

Met het bestemmingsplan Centrum Almere Buiten is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Het betreft een actualiseringsplan, waarin ten opzichte van het vorige bestemmingsplan geen nieuwe, andere ontwikkelingen zijn meegenomen. Echter een deel van het gebied is nog niet ontwikkeld c.q. gerealiseerd. De gemeente is zelf eigenaar van de nog niet bebouwde gronden in het plangebied. Bij uitgifte van deze gronden zijn de kosten van de grondexploitatie in de grondprijs verdisconteerd. Het kostenverhaal is daarmee anderszins verzekerd. Verder is het niet nodig om een tijdvak of fasering op te nemen of eisen en/of regels voor het bouwrijp maken te stellen (zie artikel 6.13, lid 1 onder c respectievelijk artikel 6.13 lid 2 onder b, c of d Wet ruimtelijke ordening). Voor de gronden van het plangebied die niet (meer) in eigendom van de gemeente zijn geen verhaalbare kosten aanwezig (voor zover het voorliggend bestemmingsplan een aangewezen bouwplan behelst als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening). Deze terreinen zijn al ingericht en de kosten daarvan zijn in het verleden bij de gronduitgifte verhaald. Voor de nog onbebouwde delen van het plangebied zijn of worden anterieure overeenkomsten gesloten voor het verhaal van de kosten.

Conclusie is dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Planschade

Het vaststellen van een bestemmingsplan is op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een aangewezen handeling die in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de planschade. De inschatting is dat met het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet of slechts beperkt tot een tegemoetkoming in de planschade leidt aangezien het voorliggend bestemmingsplan voornamelijk een actualisatie en voortzetting van het vigerend planologisch regime betreft.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro zijn onderstaande instanties gevraagd om een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:

Vooroverlegpartner inspraakreactie reactie gemeente

Brandweer Flevoland
advies ontvangen advies is opgenomen in de toelichting onder 5.4 Externe veiligheid
Gasunie Geen reactie ontvangen
KvK Geen reactie ontvangen
Liander Geen reactie ontvangen
KPN Geen reactie ontvangen
Min van defensie Geen reactie ontvangen
Prov Flevoland Geen reactie ontvangen
Rijkswaterstaat Geen reactie ontvangen.
Tennet Geen reactie ontvangen
Vereniging Bedrijfskring Almere Geen reactie ontvangen
Vitens Geen reactie ontvangen
Waterschap Zuiderzeeland Graag de uitgangspunten van het Waterbeheerplan 2016-2021 (WBP3) in de toelichting op het plan overnemen. In de toelichting op het plan stond nog het oude Waterbeheerplan genoemd. De toelichting (bijlage 2 Provinciaal enregionaal beleid) is aangepast op het nieuwe Waterbeheerplan 2016-2021.
Winkeliersvereniging Buitenmere geen reactie ontvangen
Ondernemersvereniging Doemere geen reactie ontvangen
Urban Interest Ten aanzien van Doemere:
Tuincentrum (1 vestiging) Op grond van artikel 6 lid 1 sub c en sub d. van het vigerende bestemmingsplan is het toegestaan om één tuincentrum te vestigen. In artikel 5 van het concept bestemmingsplan is die bestemming niet meer opgenomen.
Dit zien wij graag ongewijzigd conform vigerend plan.
In de planregels is toegevoegd dat er maximaal 1 tuincentrum binnen de bestemming centrum-2 is toegestaan.
Auto/motorrijwielbedrijf (1 vestiging) Op grond van artikel 6 lid 1 sub e. van het vigerende bestemmingsplan is het toegestaan om één auto/motorrijwielbedrijf (maximaal categorie III) te vestigen. In artikel 5 van het concept bestemmingsplan is die bestemming niet meer opgenomen.
Dit zien wij graag ongewijzigd conform vigerend plan.
In de planregels is toegevoegd dat er 1 bedrijf is toegestaan voor de verkoop van auto's en/ of motoren.
Wijzigingsbevoegdheid Zowel in het vigerende bestemmingsplan als in het concept bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de "Staat van Horeca-activiteiten". De tekst in het concept bestemmingsplan (artikel 5.5) wijkt echter af van de tekst in het vigerend bestemminsplan (artikel 6 lid 5). Wij willen de vigerende tekst van artikel 6 lid 5 handhaven aangezien dat lid positiever is geformuleerd. Artikel 5.5 van het concept bestemmingsplan lijkt namelijk te impliceren dat ook een "negatieve" wijziging mogelijk is, in die zin dat bepaalde activiteiten van de lijst af kunnen worden gehaald. Artikel 6 lid 5 van het vigerend bestemmingsplan spreekt slechts over het toelaten van bedrijven die (nog) niet worden genoemd. De standaard almeerse wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het wijzigingen van de staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging. De categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.

Met een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk, onder voorwaarden, dat bedrijven die niet staan genoemd of een categorie hoger dan toegestaan gerealiseerd kunnen worden.
T.a.v. Buitenmere
Bovenkant blok 5 Het navolgende gebouw op de navolgende linker afbeelding (concept plankaart) hebben we vergeleken met de bovenste helft van "blok 5" op de navolgende rechter afbeelding (vigerende plankaart).
Het gebouw op de concept plankaart heeft de bestemming "Centrum 1" (artikel 4 concept bestemmingsplan). De bovenste helft van "blok 5" heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming "Centrum III" (artikel 5 vigerend bestemmingsplan).
aanduiding parkeergarage In artikel 4 van het concept bestemmingsplan staat dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding parkeergarage een (ondergrondse) parkeergarage is toegestaan. Die aanduiding zien we echter niet terug op het concept plankaart. Dat zien we graag behouden (ondergrondse) parkeergarages zijn binnen de bestemming centrum-1 toegestaan. Conform het voorgaande plan zijn ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' uitsluitend parkeergarages toegestaan. Het niet opnemen van deze aanduiding beteknt een aanzienelijke uitbreiding van functies langs het spoor.
Dakterras/daktuin In artikel 5 lid 3 sub b. van het vigerend bestemmingsplan staat expliciet genoemd dat dakterrassen en daktuinen zijn toegestaan alsmede bijbehorende toegangen met een oppervlakte van 10m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten opzichte van het dakvlak. Dit zie ik in het concept bestemmingsplan niet terug komen. Dit zien we graag behouden is toegevoegd aan de planregels.
Afwijkingsbevoegdheden / wijzigingsbevoegdheden Over het algemeen ruimer geworden. Echter, voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid voor de "Staat van Horeca-activiteiten" adviseer ik de tekst uit het vigerend bestemmingsplan te hanteren (zie onze opmerking bij Doe Mere). zie reactie bij Doemere.
onderkant blok 5 De onderkant van het op de navolgende afbeelding aangeduide "blok 5" heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming "Centrum 3" (artikel 5) en is het concept bestemmingsplan de bestemming "Centrum-Centrumgebied" (artikel 3).
Grootschalige detailhandel In het vigerend bestemmingsplan is grootschalige detailhandel toegestaan. In het concept bestemmingsplan is grootschalige detailhandel eveneens toegestaan, maar geldt een maximum van 2.800 m2.

Hier verlangen wij de mogelijkheid om maximaal 5.000 m2 grootschalig te kunnen realiseren.
In het bestemmingsplan Centrum Almere Buiten (2007) en 1e partiële herziening (2009) geldt voor blok 3 en 5 dat detailhandel is toegestaan met een max van 5600m2 bvo. In het nieuwe bestemmingsplan worden geen m2 voor GDV opgenomen. De aanduiding voor blok 5 is verwijderd uit de verbeelding en planregels.
Nadere eisen In artikel 3.3 staat dat het college van burgemeester en wethouders diverse nadere eisen mogen stellen aan de situering van een bouwwerk. Dat recht staat als zodanig niet in artikel 5 van het vigerend bestemmingsplan.

Voor ons derhalve niet akkoord.
Is verwijderd uit de planregels.
Dakterras / daktuin In artikel 4 lid 3 sub c. van het vigerend bestemmingsplan staat expliciet genoemd dat dakterrassen en daktuinen zijn toegestaan alsmede bijbehorende toegangen met een oppervlakte van 10m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten opzichte van het dakvlak. Dit zien we in het concept bestemmingsplan niet terug komen en is niet akkoord voor ons. Is toegevoegd aan de planregels.
Afwijkingsbevoegdheden / wijzigingsbevoegdheden In tegenstelling tot het vigerend bestemmingsplan, is in artikel 3 van het concept bestemmingsplan geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor "Staat van Horeca-activiteiten". wijzigingbevoegdheid is opgenomen en onder artikel 23 geplaats 'algemene wijzigingsregels'. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor bedrijven die niet staan genoemd op de functiemengingslijst of voor bedrijven uit een categorie hoger dan is toegestaan.
Algemeen Wij kunnen ons niet geheel vinden in de mogelijkheden die "Centrum-Centrumgebied" (artikel 3) biedt. "blok 5" moet immers nog ontwikkeld worden. Wij verlangen in ieder geval de navolgende aanvullende bestemmingen (wat is op grond van de concept tekst niet mogelijk is):
- Bioscoop/theater, max 4.000 m2 bvo;
- Supermarkt, max 2.000 m2 bvo;
- Horeca, categorie 2a (groter dan 250 m2).
Een bioscoop/theater valt onder cultuur en ontspanning. Cultuur en ontspanning is alleen mogelijk tot en met categorie B van de functiemengingslijst. Een bioscoop/theater is categorie C. Met een afwijkingsmogelijkheid kunnen bedrijven toegelaten worden uit een hogere categorie.

Een supermarkt is toegestaan en er geldt geen maximaal bvo.

Horeca is toegestaan tot en met categorie 3. Er geldt geen omvangbeperking.
Blok 9 Het op de navolgende afbeeldingen aangeduide "Blok 9" heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming "Centrum 2" (artikel 4) en is het concept bestemmingsplan de bestemming "Centrum-Centrumgebied, kantoren" (artikel 3).
Nadere eisen In artikel 3.3 staat dat het college van burgemeester en wethouders diverse nadere eisen mogen stellen aan de situering van een bouwwerk. Dat recht staat als zodanig niet in artikel 4 van het vigerend bestemmingsplan en is voor ons derhalve niet akkoord.
is verwijderd uit de planregels.
Dakterras / daktuin In artikel 4 lid 3 sub c. van het vigerend bestemmingsplan staat expliciet genoemd dat dakterrassen en daktuinen zijn toegestaan alsmede bijbehorende toegangen met een oppervlakte van 10m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten opzichte van het dakvlak. Dit zien we in het concept bestemmingsplan niet terug komen. is toegevoegd aan de planregels.
Afwijkingsbevoegdheden / wijzigingsbevoegdheden In tegenstelling tot het vigerend bestemmingsplan, is in het concept bestemmingsplan geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor "Staat van Horeca-activiteiten" in artikel 3. Een afwijkiungs- en wijzigingbevoegdheid is opgenomen.
Algemeen Los van het voorgaande, is het van belang dat jullie je in algemene zin kunnen vinden in de mogelijkheden die "Centrum-Centrumgebied, kantoren" (artikel 3) biedt. "Blok 9" moet immers nog ontwikkeld worden.

Wij verlangen in ieder geval de navolgende aanvullende bestemmingen (dat is op grond van de concept tekst niet mogelijk):
- Hotel.
Op basis van huidige bestemmingsplannen en de concept vestigingsvisie Horeca zijn hotels/pensions niet bij recht toegestaan. Nieuwe initiatieven worden eventueel alleen toegestaan via een buitenplanse afwijkingsprocedure met een ruimtelijk-economische onderbouwing.
Blok 6 Het op de navolgende afbeeldingen aangeduide "Blok 6" heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming "Centrum 3" (artikel 5) en is het concept bestemmingsplan de bestemming "Centrum 1" (artikel 4).
Aanduiding parkeergarage In artikel 4 van het concept bestemmingsplan staat dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding parkeergarage een (ondergrondse) parkeergarage is toegestaan. Die aanduiding zien we echter niet terug op het concept plankaart. is verwijderd uit de planregels.
Dakterras / daktuin In artikel 5 lid 3 sub b. van het vigerend bestemmingsplan staat expliciet genoemd dat dakterrassen en daktuinen zijn toegestaan alsmede bijbehorende toegangen met een oppervlakte van 10m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten opzichte van het dakvlak. Dit zien we ik in het concept bestemmingsplan niet terug komen. is toegevoegd aan de planregels.
Afwijkingsbevoegdheden / wijzigingsbevoegdheden Over het algemeen ruimer geworden. Echter, voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid voor de "Staat van Horeca-activiteiten" willen wij de tekst uit het vigerend bestemmingsplan hanteren (zie mijn opmerkingen bij Doe Mere).
zie reactie onder Doemere.
CBRE Het door u aangeleverde concept geeft ons op dit moment geen aanleiding voor op-of aanmerkingen. voor kennisgeving aangenomen.
Achmea vastgoed geen reactie ontvangen

6.2.2 Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 29 december 2016 tot en met 8 februari 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. De beantwoording van de zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen zijn opgenomen in bijlage 10 nota 'ontwerpbestemmingsplan Centrum Almere Buiten'.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  1. 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  3. 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  6. 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  7. 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  8. 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  9. 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  10. 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe locaties opgenomen voor stedelijke ontwikkelingen. De locaties in Centrum Almere buiten waar nog gebouwd zou kunnen worden, zijn al mogelijk op grond van het voorgaande bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Voor het plangebied zijn de nieuwe regels voor radarverstoringsgebieden van belang. Kern hiervan is dat tot 15 km horizontaal ten opzichte van het waarnemingspunt van de radar een hoogtebeperking voor gebouwen en windturbines geldt. De hoogtebeperking wordt mede bepaald door de hoogte van de waarnemingsradar ten opzichte van NAP. De hoogtebeperking voor windturbines geldt tot een afstand van 60 km van de radar. Voor Almere zijn de radars te Soesterberg en Nieuw Milligen van belang. Deze liggen op meer dan 15 km afstand van Almere, zodat in Almere geen beperkingen van bouwhoogten aan de orde zijn. Omdat Almere wel valt binnen de genoemde 60 km, geldt voor windturbines een maximumhoogte van 118 meter +NAP. Het plan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk. Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.11 Radarverstoringsgebied is dit nader toegelicht.

Voor het overige is op het plangebied geen van de onderwerpen of gebieden van toepassing waarvoor in het Barro en Rarro ruimte voor wordt gevraagd.

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is ondermeer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland (2006)

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Hoofddoel is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in Flevoland, waarbij de verstedelijking is ingepast in een hoogwaardige landelijke omgeving en past bij de huidige en toekomstige infrastructuur. Creatie van aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maakt Flevoland onderscheidend van andere provincies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3AD01-vg01_0013.png"

Het plangebied valt op grond van het Omgevingsplan binnen de aanduiding 'Stedelijk gebied 2015',

Stedelijk gebied

Almere is onderdeel van het stedelijk netwerk van de Noordvleugel en de Randstad. Het biedt dus ruimte aan functies vanuit de Randstad. In Almere kunnen groene woonmilieus worden gerealiseerd in samenhang met ecologische functies. Tot 2030 zullen daarom 60.000 woningen in Almere worden gebouwd (afspraak Rijk en Noordvleugelpartners). Het stedelijk gebied omvat zowel huidig en toekomstig bebouwd als onbebouwd gebied en biedt voldoende ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur, (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen en gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied. Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene uitgangspunten, waaronder:

  • De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken.
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.

De uitgangspunten zijn vertaald in stedelijke profielen. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. De gemeenten dienen bij de uitwerking van het bundelingsbeleid een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied mogelijk te maken, waarbij tijdig voldoende ruimte voor wonen, bedrijven, voorzieningen en overige stedelijke functies wordt geboden. Daarbij dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande bebouwd gebied. Volgens het stedelijk profiel van Almere is de stedenbouwkundige ontwikkeling binnen Almere in hoofdzaak een gemeentelijke aangelegenheid. De gemeente neemt dus het initiatief. De provincie rekent het tot haar taak te zorgen voor een goede regionale inbedding van de groei van Almere in al haar facetten, zowel in Flevoland zelf als op bovenregionaal niveau. Meerzijdige ontwikkeling blijft het uitgangspunt en is ook noodzakelijk voor de voorziene opvangtaak van Almere.


Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van het Omgevingsplan Flevoland.

Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. De provincie geeft in deze beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Op grond van de beleidsregel kan Centrum Almere buiten worden aangemerkt als centrummilieu. De locaties zijn geschikt voor kleine tot middelgrote kantoren (waarbij indicatief gedacht wordt aan maximaal 1.500 m2 bvo) en lokale of regionale (afhankelijk van de positie in de stedelijke hoofdstructuur) voorzieningen. Daarnaast geldt ten aanzien van de bereikbaarheid het volgende:
a. dat er sprake is van een zodanige ontsluiting met het openbaar vervoer, dat de locaties in de directe nabijheid van een openbaar vervoer knooppunt zijn gelegen (m.u.v. het centrum van Urk) en dat het in de spits gaat om minimaal 2 busverbindingen per uur per hoofdrichting;

b. dat de gemeente motiveert hoe de potenties voor openbaar vervoer optimaal benut worden;

c. dat er een goede fietsontsluiting is, die de woongebieden en de werkgebieden rechtstreeks met elkaar verbindt;

d. dat inzichtelijk gemaakt wordt dat in het centrumgebied en de directe omgeving hiervan, de parkeercapaciteit voldoende is.

e. dat een mobiliteitstoets wordt uitgevoerd zoals bedoeld in de regionale Nota Mobiliteit.

Ten aanzien van leefbaarheid geldt: dat er sprake is van een zodanige kwalitatieve inrichting en architectonische vormgeving waardoor zowel gevoelsmatig als daadwerkelijk een veilige omgeving bereikt wordt.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het locatiebeleid.

Beleidsregel Windmolens 2008 (2008)

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.


Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen windmolens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen wordt wel mogelijk gemaakt met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Zie nadere uitwerking in paragraaf 3.4.2 Algemene regels. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel windmolens.

Noodverordening wind (2015)
De provincie Flevoland heeft beleid voor opschalen en saneren van windmolens. Doel van dit beleid is dat met minder windmolens meer elektriciteit wordt opgewekt. Dit beleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens 2008. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Wind op land. Hierin zijn binnen Flevoland zoekgebieden voor nieuwe windmolens aangegeven. Verder geldt voor het windmolenbeleid in Flevoland de 5e tranche en de 7e tranche van de Crisis- en herstelwet. De 5e tranche bepaalt dat in Flevoland omgevingsvergunningen kunnen worden afgegeven die voor een termijn van maximaal 25 jaar gelden. De 7e tranche bepaalt dat in Flevoland gebruik kan worden gemaakt van het moderniseringsartikel van de Wro waarbij dat artikel meer is toegesneden op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens.

Het beleid voor wind wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. De bedoeling van het proces is tevens dat hieruit projecten voortkomen die passen binnen het (nieuwe) beleid voor opschalen en saneren. Voor realisatie van het beleid en die projecten zullen de bestaande bestemmingsplannen moeten worden aangepast. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen. Tot die tijd kunnen gemeenten te maken krijgen met aanvragen om een omgevingsvergunning die mogelijk passen binnen het geldende bestemmingsplan.

De combinatie provinciale Noodverordening wind met daaraan voorafgaand een voorbereidingsbesluit biedt daartegen bescherming. Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2014 het voorbereidingsbesluit wind vastgesteld dat op 31 oktober 2014 in werking is getreden. De Noodverordening wind is op 12 maart 2015 in werking getreden.

Een windmolen is in de Noodverordening wind omschreven als: een turbine voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast, waarmee de bewegingsenergie van de lucht (wind) wordt omgezet in rotatie-energie voor het opwekken van elektriciteit, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen. Het gaat om turbines voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast. Kleine windmolens - veelal in de vorm van een turby - die op gebouwen gangbaar zijn worden hier niet onder begrepen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen mogelijk van turbines voorzien van wieken op een hoge mast. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is, met een afwijkingsbevoegdheid, wel mogelijk. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Noodverordening wind.


Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In het bestemmingsplan zijn de te verwachten behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening.

Waterbeheerplan 2016-2021

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte.

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water. Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.

Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In bijlage 6 is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterkader.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid

Bijlage 2 Groepsrisico

Bijlage 3 Quick Scan Externe Veiligheid

Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;

horecaconcentratiegebieden;

zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;

(delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). In de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging worden niet alleen bedrijfsactiviteiten genoemd, maar ook andere functies zoals horeca en maatschappelijke voorzieningen. De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  4. 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Flexibiliteit

De lijst zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de lijst. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten


De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de
problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het
opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee
samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van
Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke
Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te
voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom
in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende
vormen van hinder:
• geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
• (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/
parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor


hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
• het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
• het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
• het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën
in het algemeen toelaatbaar.


De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het
algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere
ruimtelijke afweging per locatie plaats.


Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de
basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed
vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de
praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In
aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende
ruimtelijk relevante criteria:

• de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke
openingstijden;
• de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder
bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de

volgende categorieën onderscheiden:


Categorie 1 Winkelondersteunende horeca

Een inrichting die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen, waarbij in hoofdzaak
dranken of etenswaren worden verstrekt voor consumptie ter plaatse en waarvoor de
winkelsluitingstijden worden aangehouden, zoals een ijssalon of een automatiek.


Het betreft aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, die in de praktijk nauwelijks van
detailhandel kan worden onderscheiden.


Categorie 2 Ondergeschikte horeca

Een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een
hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.


Het betreft horeca die plaatsvindt binnen een andere hoofdfunctie en die ondergeschikt is aan
die hoofdfunctie.


Categorie 3 Logies en zaalaccommodatie
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of
zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor
gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en
congresfaciliteiten.


Het betreft horeca waarin de mogelijkheid voor nachtverblijf of zaalverhuur voor
vergaderingen of congressen wordt geboden, of een combinatie daarvan.


Categorie 4 Lichte horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of
etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant,
lunchroom of koffie- of theehuis.


Het betreft horeca waarin vooral maaltijden of etenswaren kunnen worden gekocht en
genuttigd en die vooral overdag en ’s avonds geopend zijn.


Categorie 5 Middelzware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische)
dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter
plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé.


Het betreft horeca waarin vooral (alcoholische) dranken kunnen worden genuttigd en die ook
’s nachts geopend kunnen zijn.


Categorie 6 Zware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning
door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het
verstrekken van (alcoholische) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking
van etenswaren of maaltijden, zoals een discotheek/bar-dancing/danscafé of een partycentrum.


Het betreft horeca waarin vooral gelegenheid wordt geboden voor het luisteren naar muziek,
dansbeoefening of het nuttigen van (alcoholische) dranken, etenswaren of maaltijden, of een
combinatie daarvan.


Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horecaactiviteiten
in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de
Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2, maar ook van categorie 4 naar 3. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.


Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn
genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom bepaald dat met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van
Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan
worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.


Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van
Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 7 Samenvatting Watertoets

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 9 Besluit Hogere Waarde Wgh

Bijlage 10 Nota Zienswijzen