KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Woongebied
Artikel 9 Bedrijventerrein - Uit Te Werken
Artikel 10 Leiding-water
Artikel 11 Waarde-archeologie 1
Artikel 12 Waarde-archeologie 2
Artikel 13 Waarde-archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Vng 2009
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging-2
Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Afstemmings- En Ontheffingsregels Wgh
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Bestemmingsplannen
2.1 Begrenzing
2.2 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied
3.1 Algemeen
3.2 Verkeer
3.3 Groen, Blauw, Natuur
3.4 Cultuurhistorische Waarden
3.5 Bodem En Watersysteem
3.6 Kabels En Leidingen C.a.
3.7 Veiligheid
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
4.1 Rijk
4.2 Provincie En Waterschap
4.3 Gemeente
Hoofdstuk 5 Stedenbouwkundig Plan
5.1 Ruimtelijk Concept
5.2 Wonen, Voorzieningen En Werken
5.3 Verkeer
5.4 Groen, Blauw En Natuur
5.5 Duurzaamheid En Leefbaarheid
5.6 Cultuurhistorische Waarden
5.7 Bodem En Watersysteem
5.8 Kabels En Leidingen C.a.
5.9 Veiligheid
5.10 Toegankelijkheid
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Planning En Fasering
6.2 Bestemmingsregeling
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
6.4 Inspraak En Overleg
Bijlagen
Bijlage 1 Watertoets, Advies Van Het Waterschap
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Zandophoging Almere Hout, Mei 2002
Bijlage 3 Vleermuisonderzoek
Bijlage 4 Berekening Groepsrisico Wegtransport
Bijlage 5 Akoestische Onderzoek
Bijlage 6 Besluit Hogere Waarden Met Bijlagen
Bijlage 7 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 8 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 9 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Almere Hout Noord

Bestemmingsplan - gemeente Almere

Vastgesteld op 13-02-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Almere Hout Noord van de gemeente Almere.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01.

1.3 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.5 archeologisch waardevol terrein

terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang.

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

een in de regels genoemd percentage dat aangeeft hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.10 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende erfbebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.11 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale bruto vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.12 bedrijfswoning

een (gedeelte van een) gebouw, dat kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting relatie heeft met de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.13 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelders, onderbouwen en zolders, mits de hoogte ergens minimaal 1.50 m bedraagt.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 business facilities

al dan niet geconcentreerde servicevoorzieningen gerelateerd aan bedrijven waarbinnen de volgende ondersteunende functies worden toegelaten:

  • kantoorruimten waaronder begrepen functies als een postagentschap, kopieerinrichting en dergelijke;
  • horecavoorzieningen behorende tot ten hoogste categorie 2a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • detailhandel;
  • maatschappelijke voorzieningen, als een kinderdagverblijf,
  • vergaderruimten;
  • opstelplaatsen voor bedrijfs- en vrachtauto's;
  • parkeervoorzieningen;
  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen.

1.24 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.25 cafetaria/afhaalrestaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken.

1.26 collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO)

particulieren verwerven in groepsverband een kavel met woonbestemming. Hiervoor organiseren zij zich meestal in een vroeg stadium in een stichting of vereniging zonder winstoogmerk, die als opdrachtgever naar architect en aannemer van het project optreedt. De woningen worden in groepsverband gerealiseerd.

1.27 cultuur en ontspanning

diverse gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding waaronder ontspanningsvoorzieningen zoals een evenemententerrein of bowlingcentrum en culturele voorzieningen zoals een dansschool, muziekschool, filmhuis en bioscoop, één en ander met uitzondering van seksinrichtingen en detailhandelsbedrijven.

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt bij dat bouwwerk of gebied.

1.29 dansschool

een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en/of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- en dansevenementen.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel en tuincentrum.

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.

1.32 dierenweide

een perceel grond dat in de recreatieve sfeer wordt gebruikt voor het houden van dieren en toegankelijk is voor publiek.

1.33 discotheek of bar-dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen.

1.34 ecologische waarde

waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu.

1.35 eigen terrein

een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen.

1.36 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.37 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken.

1.38 expeditiehof

een gebied dat is bestemd voor laad- en losvoorzieningen ten behoeve van het op de aangrenzende gronden toegelaten gebruik.

1.39 gebied met mogelijk archeologische waarde

gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidsgevoelige functies

geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidgevoelige gebouwen:

1. onderwijsgebouwen (delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidgevoelige onderwijsactiviteiten maken geen deel uit van de geluidgevoelige bestemming);

2. ziekenhuizen;

3. verpleeghuizen;

4. de volgende andere gezondheidszorg gebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen:

verzorgingstehuizen;

psychiatrische inrichtingen;

medische centra;

poliklinieken;

medische kleuterdagverblijven.

geluidgevoelige terreinen

  1. c. terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  2. d. woonwagenstandplaatsen.

1.42 geurbronnen (wonen in combinatie met het hobbymatig houden van paarden met inbegrip van weidegang)

als geurbronnen worden gerekend de stal, de mestplaat, de mestbak, opslag van voedsel en overige bronnen die geur kunnen verspreiden en die rechtstreeks verband houden met het hobbymatig houden van paarden.

1.43 gevel

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

1.44 gevellijn

de op de verbeelding aangeduide lijn die geldt als begrenzing van de gebouwen van de aan de weg gekeerde zijde van een bouwperceel,

of

ingeval van een bestemmingsvlak, de denkbeeldige doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw

1.45 grondgebonden agrarisch gebruik

agrarisch gebruik dat niet in gebouwen plaatsvindt.

1.46 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan bedrijven, wederverkopers en aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.47 grootschalige detailhandel (GDV)

een vestiging van detailhandel, met een minimum winkelvloeroppervlak (WVO) van 1.000 m2 per vestiging, waarvan uitgezonderd de branches food en warenhuizen en perifere detailhandel.

1.48 hobbymatig houden van paarden

een activiteit waarbij paarden worden gehouden uitsluitend bestemd om te worden aangewend voor recreatief gebruik in de gezinssfeer, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van een vergunningplichtige inrichting ingevolge de Wet milieubeheer, en er geen activiteiten voor en door derden worden uitgevoerd.

1.49 hoofdgebouw

gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.50 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.51 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse waaronder tevens worden begrepen een pension, bed & breakfast, herberg e.d.

1.52 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen dan wel het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van tuinen voor derden met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan, tenzij ondergeschikt.

1.53 individueel particulier opdrachtgeverschap (PO)

woningbouw waarbij de bewoner volledige juridische zeggenschap heeft en verantwoordelijk is voor het gebruik van de grond en het ontwerp van zijn woning. Indien meerdere bewoners gezamenlijk een woongebouw realiseren zijn zij georganiseerd in een rechtspersoon zonder winstoogmerk.

1.54 infrastructuur (bovenplans)

het geheel aan voorzieningen ten behoeve van het vervoer van mensen en/of goederen, zoals voorzieningen ten behoeve van autoverkeer, fietsverkeer, railverkeer, met bijbehorende kunstwerken kabels en leidingen, buis- en pijpleidingen

1.55 jongeren ontmoetingsplaats

een ontmoetingsplaats in de vrije (openbare) ruimte, waar tieners en jongeren elkaar kunnen ontmoeten en kunnen recreëren.

1.56 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.57 kantoor- en praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.58 kassen

bouwwerken geheel of grotendeels van glas of ander lichtdoorlatend materiaal.

1.59 kelder

een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen.

1.60 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.61 kleinschalige verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen bij wijze van minicamping of met gebruikmaking van pensions of kampeerboerderijen.

1.62 kunsthandel

het in- en verkopen, waaronder de uitstalling ten verkoop, van goederen met een overwegend artistieke waarde.

1.63 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.64 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.65 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.66 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.67 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.68 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden, het houden van wedstrijden of andere evenementen en horeca (kantine), mits ondergeschikt.

1.69 natuur(lijke) waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen zowel afzonderlijk als in onderling verband.

1.70 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, ondergrondse inzamel depots, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming, electrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen, en overige voorzieningen van openbaar nut.

1.71 onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen.

1.72 ondergeschikte detailhandel

detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot een maximum van 20% van de totale omzet en/of maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum verkoopvloeroppervlak van 100 m2.

1.73 ondergeschikte horeca

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/ functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak en/of maximaal 20% van de totale omzet.

1.74 peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.

1.75 pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten.

1.76 perifere detailhandel (PDV)

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, keukens, sanitair, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  2. b. woninginrichting inclusief meubels en stoffering;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten.

1.77 platte afdekking

een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.78 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.79 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

1.80 recreatieve voorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, met uitzondering van seksinrichtingen, detailhandelsbedrijven en horecabedrijven.

1.81 restaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van (alcoholische) dranken.

1.82 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.83 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.

1.84 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.85 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.86 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, abri's.

1.87 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en/of de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond en de ondergeschikte verkoop van dieren en dierenbenodigdheden en de huis en tuin gerelateerde artikelen.

1.88 tuinmeubilair

bouwwerken, geplaatst in de tuin of erf behorend bij een woning, zoals erfafscheidingen, pergola's, zonnewijzers, zandbakken, vlaggenmasten, barbecues e.d. en speeltoestellen zoals wipkippen, glijbanen, schommels.

1.89 verblijfsgebied

gebied bestemd voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, waaronder fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, voorzieningen ten behoeve van de (ondergrondse) afvalinzameling, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, jongeren ontmoetingsplaatsen, speel- en groenvoorzieningen, terrassen ten behoeve van aangrenzende horeca, water, oevervoorzieningen en steigers.

1.90 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

1.91 waterwoning

een woning die op het water drijft danwel op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond onder het water.

1.92 winkelvloeroppervlak (wvo)

de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's.

1.93 webwinkel

een online etalage waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via het internet.

1.94 weidegang

weide ten behoeve van dieren zoals paarden en koeien.

1.95 windmolen

een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.96 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.

1.97 winkelondersteunende horeca

een bedrijf, dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleine maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, frisdranken en zwak alcoholische dranken.

1.98 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.

1.99 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.100 woonwerkeenheid

een gebouw met woon- en werkfunctie, waarbij er een functionele relatie is tussen woon- en werkgedeelte.

1.101 woonzorgvoorziening

bebouwing bestaande uit zorggerelateerde woningen in combinatie met maatschappelijke voorzieningen en ondersteunende woonzorgfuncties, in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van de woningen zoals voorzieningen en functies in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening.

1.102 zendmast

gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang bedoeld zijn voor het dragen en laten functioneren van zend- en/of ontvangstantennes.

1.103 zonnecollector

een bouwwerk ter opwekking van warm water door benutting van zonkracht.

1.104 zonnepaneel

een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van zonkracht.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten, windmolens, zonnepanelen, zonnecollectoren en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 het bruto vloeroppervlak

de oppervlakte van een ruimte of groep ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies conform de NEN 2580 (versie 2007).

2.6 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen, gemeten vanaf enig deel van het bouwwerk, waarbij duidelijk ondergeschikte bouwdelen, zoals waterafvoerpijpen en goten c.q. dakoverstekken tot maximaal 50 cm uit de gevel niet worden meegerekend.

2.7 afstanden tussen bouwwerk en de zijdelingse bouwperceelsgrens

de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van dat bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard van het bouwwerk tot maximaal 0,5 m. buiten beschouwing blijven, en haaks op de bouwperceelgrens.

2.8 afstanden tussen bouwwerken onderling

afstanden tussen bouwwerken onderling worden loodrecht gemeten vanaf enig deel van het bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.9 de bouwhoogte van een windmolen

vanaf het peil danwel het hoogste punt van een gebouw tot aan de as of rotor van de windmolen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf, ter plaatse van de aanduiding "nutsbedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor een openbaar nutsbedrijf ten behoeve van een drinkwaterstation met de daarbij behorende

  1. a. kantoor- en bedrijfsruimten;
  2. b. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten;
  3. c. groenvoorzieningen en verhardingen;
  4. d. overige functioneel met het openbaar nutsbedrijf verbonden voorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen en windmolens;

met dien verstande dat

  1. f. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 12 meter bedraagt;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:

  1. b. erf- en terreinafscheidingen een bouwhoogte van maximaal 3 m mogen hebben;
  2. c. lichtmasten een bouwhoogte maximaal 9 m mogen hebben;
  3. d. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast een bouwhoogte van maximaal 15 m mogen hebben;
  4. e. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  5. f. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. g. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; oppervlakte maximaal 10 m2;
  7. h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.
  8. i. zonnecollectoren en zonnepanelen: bouwhoogte maximaal 4 meter bij een dakopstelling en maximaal 15 meter bij een grondopstelling.

3.3 Afwijken van Bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 onder h. ten behoeve van de bouw van windmolens, mits:

  1. 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
  2. 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 meter wordt overschreden;
  3. 3. de rotordiameter van de windmolens maximaal 2 meter bedraagt.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Op eigen terrein dient te worden voorzien in ruimte voor het laden en lossen.
  2. b. Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte van zowel eigen medewerkers als bezoekers.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen behorende totcategorie A, B of C van de bij deze regels behorende Bijlage 2 Staat van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1, met uitzondering van de in deze Staat opgenomen detailhandel;
  2. b. horeca behorende tot ten hoogste categorie 1 van de bij deze regels behorende Bijlage 4 Staat vanHoreca-activiteiten, waarbij een grotere bedrijfsvloeroppervlakte dan 250 m2 is toegestaan;
  3. c. bedrijfswoningen en woonwerkeenheden;
  4. d. wegverkeer, openbaar vervoer en langzaamverkeer, al dan niet ten behoeve van de ontsluiting van het bedrijventerrein en de verbinding met overige gebieden, voorzover er niet meer dan 2 rijstroken worden geprojecteerd waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5Afstemmings- en ontheffingsregels Wgh gelden;
  5. e. voor opslag, herverpakking en/of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;
  6. f. nutsvoorzieningen, en windmolens, zonnepanelen en zonnecollectoren.

met de daarbij behorende

  1. g. terreinen, erven, verhardingen, paden en verblijfsgebieden;
  2. h. toegangspaden, in- en uitritten;
  3. i. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen;
  4. j. voorzieningen voor afvalinzameling;
  5. k. geluidwerende voorzieningen;
  6. l. kunstwerken en kunstobjecten;
  7. m. straatmeubilair;
  8. n. water en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  9. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  10. p. overige functioneel met de hiervoor genoemde bestemmingen, verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. q. opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan in bedrijfswoningen en woonwerkenheden of tot deze woningen behorende bijgebouwen;
  2. r. op eigen terrein dient te worden voorzien in ruimte voor laden en lossen en ruimte voor het parkeren voor zowel de eigen medewerkers als voor bezoekers;
  3. s. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Leiding-Water", ze mede bestemd zijn voor de instandhouding van leidingen voor het transport van water, energie en stoffen door gebruikmaking van kabels en leidingen, en het bepaalde in artikel 10 Leiding-Water van toepassing is;
  4. t. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Waarde-Archeologie 1", ze mede bestemd zijn voor de bescherming van mogelijke ter plaatse aanwezige archeologische waarden, en het bepaalde in artikel 11 Waarde-Archeologie 1 van toepassing is;
  5. u. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Waarde-Archeologie 2", ze mede bestemd zijn voor de bescherming van ter plaatse aanwezige archeologische waarden, en het bepaalde in artikel 12Waarde-Archeologie 2 van toepassing is;
  6. v. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Waarde-Archeologie 3", ze mede bestemd zijn voor de bescherming van ter plaatse aanwezige archeologische waarden, en het bepaalde in artikel 13Waarde-Archeologie 3 van toepassing is;
  7. w. ter plaatse van de functieaanduiding "verkeer" is een verkeersverbinding voor wegverkeer, openbaar vervoer en, al dan niet langzaamverkeer, met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, opstelstroken, langzaamverkeerroutes en verblijfsgebied daar niet onder begrepen, toegestaan waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Afstemmings- enontheffingsregels Wgh gelden;
  8. x. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in 4.1 en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde overeenkomstig de bij besluit d.d. 16 februari 2012 vastgestelde gebiedsgerichte hogere waarde en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Afstemmings- en ontheffingsregels Wgh.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving worden ingericht en bebouwd met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 12 meter bedraagt, waarvan per bestemmingsvlak 10% van de oppervlakte van dit bestemmingsvlak een grotere bouwhoogte mag hebben tot een maximum van 20 meter;
  2. b. het maximum bebouwingspercentage 70% per bouwperceel bedraagt;

ten aanzien van bedrijfswoningen geldt aanvullend dat:

  1. c. de maximale bouwhoogte 12 meter bedraagt indien de woning niet is opgenomen in het bedrijfsgebouw;

4.3 Specifieke bouwregels

Ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

  1. a. lichtmasten een bouwhoogte maximaal 9 m mogen hebben;
  2. b. overkappingen: bouwhoogte 7 m;
  3. c. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast een bouwhoogte van maximaal 15 m mogen hebben;
  4. d. kunstobjecten een bouwhoogte van maximaal 6 m en een oppervlakte van maximaal 10 m2 mogen hebben;
  5. e. vlaggenmasten een bouwhoogte van maximaal 9 m mogen hebben;
  6. f. reclameobjecten een bouwhoogte van maximaal 6 m en een oppervlakte van maximaal 10 m2 mogen hebben;
  7. g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde een bouwhoogte van maximaal 3 m mogen hebben;

4.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in

  1. a. lid 4.1, onder r, voor het afwijken van laden en lossen op eigen terrein indien hiervoor voldoende ruimte in het openbaar gebied aanwezig is, en indien dit niet ten koste gaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de benodigde parkeergelegenheid van de in lid 4.1 toegestane functies;
  2. b. lid 4.1 onder r voor het afwijken van parkeren op eigen terrein mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied, of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie;
  3. c. lid 4.2 voor het afwijken van de bouwregels, indien de stedenbouwkundige inrichting van het gebied daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat het bepaalde in lid 4.1 q tot met x, onverminderd van kracht blijft;
  4. d. lid 4.3 voor het afwijken van de specifieke bouwregels, indien de stedenbouwkundige inrichting van het gebied daartoe aanleiding geeft;
  5. e. lid 4.3 onder g. ten behoeve van de bouw van windmolens, mits:
  1. 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
  2. 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 meter wordt overschreden;
  3. 3. de rotordiameter van de windmolens maximaal 2 meter bedraagt.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het vestigen van zelfstandige detailhandel;
  2. b. het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van opslag;

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken

  1. a. van het bepaalde in lid 4.1 onder a. voor het toestaan van bedrijven, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen die niet in de bij deze regels behorende Bijlage 2 Staat vanBedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1 zijn genoemd, indien en voor zover de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de onder a bedoelde activiteiten;
  2. b. van het bepaalde in lid 4.1 onder b, voor het vestigen van horeca behorend tot ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten, onder voorwaarde dat er geen onevenredige overlast voor de omgeving ontstaat;
  3. c. van het bepaalde in lid 4.1 onder a. voor het toestaan van een motorbrandstoffenverkooppunt zonder lpg, onder voorwaarde dat er geen onevenredige overlast voor de omgeving ontstaat.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om

  1. a. Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen voor horeca bedrijven die niet in deze Staat zijn genoemd en die wat betreft de belasting van het omringende woongebied gelijk zijn aan de typen bedrijven die in de Staat zijn genoemd;
  2. b. Bijlage 2 Staat van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1 te wijzigen, indien een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. bosbeleving, waaronder speel-, educatieve- en culturele voorzieningen;
  3. c. duurzame instandhouding van natuur;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. ondergeschikt grondgebonden agrarisch gebruik;
  7. g. weidegang;
  8. h. dagrecreatie;
  9. i. houtproductie;
  10. j. waterberging;

met de daarbij behorende

  1. k. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden;
  2. l. ontsluitingswegen;
  3. m. kunstwerken en kunstobjecten;
  4. n. parkeervoorzieningen;
  5. o. geluidwerende voorzienigen;
  6. p. waterhuishoudingsvoorzieningen;
  7. q. nutsvoorzieningen;
  8. r. overige functioneel met de bestemming Bos verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat

  1. s. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Leiding-Water", ze mede bestemd zijn voor de instandhouding van leidingen voor het transport van water, energie en stoffen door gebruikmaking van kabels en leidingen, en het bepaalde in artikel 10 Leiding-Water van toepassing is;
  2. t. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Waarde-Archeologie 1", ze mede bestemd zijn voor de bescherming van mogelijke ter plaatse aanwezige archeologische waarden, en het bepaalde in artikel 11 Waarde-Archeologie 1 van toepassing is;
  3. u. ter plaatse van de functieaanduiding "verkeer" is een verkeersverbinding voor wegverkeer, openbaar vervoer en, al dan niet langzaamverkeer, met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, opstelstroken, langzaamverkeerroutes en verblijfsgebied daar niet onder begrepen, toegestaan waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Afstemmings- enontheffingsregels Wgh gelden;
  4. v. ter plaatse van de functieaanduiding "infrastructuur" zijn de gronden tevens gereserveerd voor een mogelijke realisering van railverkeer en spoorverkeer.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg een bouwhoogte van maximaal 1 m mogen hebben;
  2. b. overige erf- en terreinafscheidingen een bouwhoogte van maximaal 2 m mogen hebben;
  3. c. speelvoorzieningen en overig straatmeubilair een bouwhoogte van maximaal 4,5 m mogen hebben;
  4. d. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast een bouwhoogte van maximaal 15 m mogen hebben;
  5. e. kunstobjecten mogen een bouwhoogte van maximaal 6 m en een oppervlakte van maximaal 10 m2 hebben;
  6. f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen een bouwhoogte van maximaal 3 m hebben;
  7. g. windmolens, zonnecollectoren en zonnepanelen een bouwhoogte van maximaal 4 meter bij een dakopstelling, en maximaal 15 meter bij een grondopstelling mogen hebben.

5.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 Bouwregels teneinde gebouwen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving toe te staan met een maximum oppervlakte van 50 m2 per gebouw en een maximale toegestane hoogte van 4 meter.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 Bouwregels teneinde een hogere bouwhoogte toe te staan voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van 15 meter, met uitzondering van masten ten behoeve van telecommunicatie waarvoor afwijking tot 40 meter mag worden verleend;

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. c. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. d. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. e. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

Het bepaalde in lid 5.4 onder a.,b. en c. is niet van toepassing op:

  1. f. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
  2. g. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming en aanduidingen.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bos te wijzigen in de bestemming

  1. a. Woongebied, ter plaatse van de gebiedsaanduidingen "wro-zone wijzigingsgebied 1" en "wro-zone wijzigingsgebied 2".

Hierbij gelden de regels zoals opgenomen in Artikel 8 Woongebied, met dien verstande dat:

  1. b. de gezamenlijke oppervlakte van de bestemming Woongebied, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "wro-zone wijzigingsgebied 1", elk maximaal 1 ha, en de bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt;
  2. c. de gezamenlijke oppervlakte van de bestemming Woongebied, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "wro-zone wijzigingsgebied 2" maximaal 2 ha, en de bouwhoogte maximaal 49 meter bedraagt;
  3. d. aanvullend geldt voor de gebiedsaanduiding "wro-zone wijzigingsgebied 2", dat de vrije doorvaart voor het vervoer over het water van de Hoge Vaart wordt gegarandeerd en dat rekening wordt gehouden met het beheer van de oever en de beschoeiingen van de Hoge Vaart;
  4. e. de noodzakelijke boscompensatie en natuurcompensatie voorafgaand aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid in voldoende mate is verzekerd;
  5. f. de geluidbelasting als gevolg van wegverkeer op een gevel van een geluidsgevoelig object of ruimte zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), niet meer mag bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel een verkregen hogere waarde;
  6. g. de geldende dubbelbestemmingen zoals genoemd in 5.1 s voor "Leiding-Water", en 5.1 t voor "Waarde-Archeologie 1", de functieaanduiding zoals genoemd in 5.1 u voor "verkeer" en de bestemming Water zoals genoemd in Artikel 7 Water worden opgenomen in het desbetreffende wijzigingsplannen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. b. busbanen;
  3. c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  4. d. haltevoorzieningen;
  5. e. bermen, geluidwerende voorzieningen en beplantingen;
  6. f. water;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. kunstobjecten;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. overige functioneel met de bestemming Verkeer verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat

  1. k. de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Afstemmings- enontheffingsregels Wgh gelden;
  2. l. ter plaatse van de functieaanduiding "infrastructuur" de gronden tevens gereserveerd zijn voor een mogelijke realisering van railverkeer en spoorverkeer danwel busbaan.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten, bouwhoogte 9 m;
  2. b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  3. c. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
  4. d. kunstobjecten, bouwhoogte 9 m;
  5. e. geluidwerende voorzieningen, bouwhoogte 9 m;
  6. f. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
  7. g. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 m;
  8. h. windmolens, zonnecollectoren en zonnepanelen, een bouwhoogte van maximaal 4 meter bij een dakopstelling, en maximaal 15 meter bij een grondopstelling.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 voor het toestaan van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 40 meter en een maximale oppervlakte van 25 m2.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding "infrastructuur" van de kaart wordt verwijderd, indien voldoende duidelijk is dat de rail-, spoorverbinding niet zal worden gerealiseerd.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen;
  2. b. waterpartijen;
  3. c. wateraanvoer;
  4. d. vervoer over water;
  5. e. waterberging;

met de daarbij behorende:

  1. f. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, steigers en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
  2. g. geluidwerende voorzieningen;
  3. h. straatmeubilair en kunstobjecten;
  4. i. voet- en fietspaden;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. overige functioneel met de bestemming Water verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  1. l. ter plaatse van de aanduiding "verkeer" is een verkeersverbinding voor wegverkeer, openbaar vervoer en, al dan niet langzaamverkeer, met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, opstelstroken, langzaamverkeerroutes en verblijfsgebied daar niet onder begrepen, toegestaan waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Afstemmings- enontheffingsregels Wgh gelden;
  2. m. ter plaatse van de aanduiding "infrastructuur" zijn de gronden tevens gereserveerd voor een mogelijke realisering van railverkeer en spoorverkeer.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  2. b. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
  3. c. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  4. d. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 9 m;
  5. e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de minimale bouwhoogte van kunstwerken over de Hoge Vaart; deze dient zodanig te zijn dat de vrije doorvaart van het vervoer over water gegarandeerd is;
  2. b. de situering van aanlegsteigers in de Hoge Vaart; deze dient zodanig te zijn dat de vrije doorvaart voor het vervoer over water gegarandeerd is.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de voorgeschreven bouwhoogte van overige bouwwerken in lid 7.2 voor de realisatie van kunstwerken tot een maximum van 20 meter, indien het type kunstwerk hiertoe aanleiding geeft.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. b. woonzorgvoorzieningen;
  3. c. wonen in combinatie met het hobbymatig houden van paarden met inbegrip van weidegang;
  4. d. bedrijfswoningen en woonwerkeenheden;
  1. e. bedrijven, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke-, culturele en op ontspanning gerichte-, sport- en overige voorzieningen behorende tot categorie A en categorie B van de bij deze regels behorende Bijlage 3 Staat van bedrijfactiviteiten - Functiemenging-2;
  2. f. brandweerkazerne behorende tot categorie C van de bij deze regels behorende Bijlage 3 Staat vanbedrijfactiviteiten - Functiemenging-2
  3. g. horeca behorende tot ten hoogste categorie 2 van de bij de regels behorende Bijlage 4 Staat vanHoreca-activiteiten;
  1. h. wegverkeer, openbaar vervoer en langzaamverkeer, al dan niet ten behoeve van de ontsluiting van het woongebied en de verbinding met overige gebieden, voorzover er niet meer dan 2 rijstroken worden geprojecteerd, waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5Afstemmings- en ontheffingsregels Wgh gelden;
  2. i. nutsvoorzieningen en windmolens, zonnepanelen en zonnecollectoren, met een maximale bouwhoogte van 5 meter;

met de daarbij behorende

  1. j. tuinen en erven;
  2. k. groenvoorzieningen en water;
  3. l. weidegang inclusief schuilhutten en paardenbakken;
  4. m. verblijfsgebied;
  5. n. kunstwerken;
  6. o. kunstobjecten;
  7. p. parkeervoorzieningen;
  8. q. geluidwerende voorzieningen;
  9. r. sport-, en speelvoorzieningen, jongeren ontmoetingsplaatsen;
  10. s. zuiveringsvoorzieningen voor huishoudelijk afvalwater, aanlegsteigers;

met dien verstande dat

  1. t. voor bedrijven, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke-, culturele en op ontspanning gerichte-, sport- en overige voorzieningen geldt dat op eigen terrein dient te worden voorzien in ruimte voor laden en lossen en ruimte voor parkeren voor zowel eigen medewerkers als bezoekers;
  2. u. voor het wonen in combinatie met het hobbymatig houden van paarden, zoals opgenomen onder 8.1 c een afstand geldt van 30 meter vanaf de aanwezige geurbronnen tot voor bebouwing in aanmerking komende gronden op aangrenzende bouwpercelen die geen onderdeel uitmaken van deze specifieke vorm van wonen, onder voorwaarden dat:
  • de afstand vanaf de geurbron tot voor bebouwing in aanmerking komende gronden geldt op het (bouw)perceel waar de geurbron aanwezig is;
  • er maximaal 5 paarden per woningbouwproject zoals genoemd onder 8.1 c, mogen worden gehouden;
  1. v. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Leiding-Water", ze mede bestemd zijn voor de instandhouding van leidingen voor het transport van water, energie en stoffen door gebruikmaking van kabels en leidingen, en het bepaalde in artikel 10 Leiding-Water van toepassing is;
  2. w. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Waarde-Archeologie 1", ze mede bestemd zijn voor de bescherming van mogelijke ter plaatse aanwezige archeologische waarden, en het bepaalde in artikel 11 Waarde-Archeologie 1 van toepassing is
  3. x. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Waarde-Archeologie 2", ze mede bestemd zijn voor de bescherming van ter plaatse aanwezige archeologische waarden, en het bepaalde in artikel 12Waarde-Archeologie 2 van toepassing is;
  4. y. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Waarde-Archeologie 3", ze mede bestemd zijn voor de bescherming van ter plaatse aanwezige archeologische waarden, en het bepaalde in artikel 13Waarde-Archeologie 3 van toepassing is;
  5. z. ter plaatse van de aanduiding "verkeer" een verkeersverbinding voor wegverkeer, openbaar vervoer en, al dan niet langzaamverkeer, met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, opstelstroken, langzaamverkeerroutes en verblijfsgebied daar niet onder begrepen, is toegestaan waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Afstemmings- enontheffingsregels Wgh gelden;
  6. aa. ter plaatse van de aanduiding "natuurwaarde", met de inrichting van het woongebied rekening dient te worden gehouden met de (eventuele) -ter plaatse en in het aangrenzende gebied met de bestemming Bos- aanwezigheid van de bever en de watervleermuis, in die zin dat de instandhouding van de functionaliteit van het leefgebied van deze soorten gewaarborgd blijft;
  7. ab. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in 8.1 Bestemmingsomschrijving en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde overeenkomstig de bij besluit d.d. 16 februari 2012 vastgestelde gebiedsgerichte hogere waarde en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Afstemmings- enontheffingsregels Wgh

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving worden ingericht en bebouwd met inachtneming van onderstaande tabellen

  1. a. bouwregels voor woningen, genoemd onder 8.1 a, b en c
aantal
woningen
totaal
verschijnings-
vorm
aantal
gestapelde
woningen
bouwhoogte
niet gestapeld
bouwhoogte gestapeld
maximaal 5.000 vrijstaand, twee aaneen, rijwoningen, waterwoningen, gestapeld maximaal 25%
van het totaal
aantal woningen
maximaal 16 meter maximaal 40 meter
  1. b. bouwregels voor bedrijfswoningen, woonwerkeenheden, bedrijven en kantoren, horeca, detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke-, culturele en op ontspanning gerichte-, sport- en overige voorzieningen, genoemd onder 8.1 d,e,f,g
omvang bedrijven en
kantoren
omvang bedrijven en kantoren tot 150 m² omvang horeca,
detailhandel, dienstverlening
omvang
voorzieningen
verschijningsvorm
bedrijfswoningen,
woonwerkeenheden, genoemd onder 8.1 d
maximaal 15.000 m2 bvo 8.500 m² bvo 10.000 m² bvo 40.000 m² bvo
7.200 m² grond tbv speelplekken
vrijstaand, twee aaneen, in een rij, opgenomen in een bedrijf
verschijnings-
vorm
bedrijven en voorzieningen, genoemd onder 8.1 e,f,g
bouwhoogte bouwhoogte indien opgenomen in gestapelde woningen, danwel aanpandig aan woningen
vrijstaand, twee aan een, aanpandig aan woningen, opgenomen in gestapelde woningen 16 meter,
35% van deze gebouwen mag een hogere bouwhoogte hebben
de toegestane bouwhoogte van de desbetreffende (gestapelde) woningen
  1. c. bouwregels groenvoorzieningen en water, verblijfsgebied, en de aanduiding verkeer genoemd onder 8.1 k, m en z
bouwhoogte
gebouwen
bouwhoogte
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
9 meter,
waarvan 25% een grotere bouwhoogte mag hebben
15 meter,
waarvan 25 % een grotere bouwhoogte mag hebben

8.3 Specifieke bouwregels

Voor niet gestapelde woningen, niet zijnde woonwerkeenheden, bedrijfswoningen en waterwoningen, gelden de volgende specifieke bouwregels:

Ten aanzien van erfbebouwing geldt:

  1. a. per bouwperceel ten hoogste 50% van de in het achtererfgebied behorende bij het hoofdgebouw gelegen gronden, mag worden bebouwd met erfbebouwing, tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat in ieder geval 20 m2 is toegestaan;
  2. b. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 4 meter;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder 8.3 a en b gelden deze voorwaarden en beperkingen niet voor vrijstaande woningen en geschakelde woningen, met dien verstande dat bij deze woningen ten hoogste 50 % van de in het achtererfgebied behorende bij het hoofdgebouw gelegen gronden, mogen worden bebouwd met erfbebouwing;
  4. d. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum van 4 meter;
  5. e. in afwijking van de onder 8.3 d. bepaalde maximale bouwhoogte, zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige of géén afscherming te plaatsen);
  6. f. de goothoogte van vrijstaande erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 3 meter.

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:

  1. g. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan niet hoger mogen zijn dan 1 meter;
  2. h. overige erf- en terreinafscheidingen mogen niet hoger zijn dan 2 meter;
  3. i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet hoger mogen zijn dan 3 meter.

Ten aanzien van bebouwing ten behoeve van woningen in combinatie met hobbymatig houden van paarden (8.1 onder c) geldt verder dat

  1. 1. de afstand op het perceel waar een paardenbak aanwezig is, tot voor bebouwing met gebouwen in aanmerking komende aangrenzende gronden tenminste 30 meter moet bedragen;
  2. 2. de oppervlakte van een mestplaat of de inhoud van een mestbak ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden maximaal 20m² respectievelijk 10m³ mag bedragen.

8.4 Afwijken van bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in

  1. a. lid 8.1, onder e voor het toestaan van bedrijven, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke-, culturele en op ontspanning gerichte-, sport- en overige voorzieningen die niet in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Staat van bedrijfactiviteiten - Functiemenging-2 zijn genoemd, indien de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de onder 8.1 e. bedoelde activiteiten;
  2. b. lid 8.1 onder e. voor het toestaan van bedrijven, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke-, culturele en op ontspanning gerichte-, sport- en overige voorzieningen die voorkomen in categorie C van de bij deze regels behorende Bijlage 3 Staat van bedrijfactiviteiten -Functiemenging-2, indien en voorzover het betrokken bedrijf of voorziening naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieu-aspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(en) A en B van de bij de regels behorende Bijlage 3 Staat van bedrijfactiviteiten -Functiemenging-2;
  3. c. lid 8.1 onder g voor het toestaan van horeca die niet is genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten, indien de betrokken bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de onder 8.1 g. bedoelde horeca bedrijven;
  4. d. lid 8.1 onder g voor het toestaan van horeca uit categorie 3 van de bij deze regels behorende Bijlage 4Staat van Horeca-activiteiten onder voorwaarde dat dit geen onevenredige verstoring van het woongenot met zich meebrengt;
  5. e. lid 8.1, onder t., voor het afwijken van het laden en lossen op eigen terrein indien hiervoor voldoende ruimte in het openbaar gebied aanwezig is, en indien dit niet ten koste gaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de benodigde parkeergelegenheid van de in lid 8.1 toegestane functies;
  6. f. lid 8.1, onder t, voor het afwijken van parkeren op eigen terrein mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie;
  7. g. lid 8.2 voor het afwijken van de bouwregels, indien de stedenbouwkundige inrichting van het gebied daartoe aanleiding geeft;
  8. h. lid 8.3 voor het afwijken van de specifieke bouwregels, indien de stedenbouwkundige ligging van de gebouwen daartoe aanleiding geeft;
  9. i. lid 8.1 onder i. ten behoeve van de bouw van windinstallaties voor het opwekken van duurzame energie, mits:
    1. 1. de windinstallaties worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
    2. 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 meter wordt overschreden;
    3. 3. de rotordiameter van de windinstallaties maximaal 2 meter bedraagt.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en erfbebouwing mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
  2. b. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. d. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  5. e. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
  6. f. er wordt geen detailhandel uitgeoefend met uitzondering van ondergeschikte detailhandel en detailhandel via webwinkel;
  7. g. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
  8. h. een kinderdagverblijf, catering, seksinrichting en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.5 onder a. indien het gewenste gebruik van het hoofdgebouw en erfbebouwing daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat hetgeen bepaald is in lid 8.5 onder b. t/m h onverminderd van kracht blijft.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeerster en wethouders zijn bevoegd om

  1. a. de bij deze regels behorende Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen voor horeca bedrijven die niet in deze Staat zijn genoemd en die wat betreft de belasting van het omringende woongebied gelijk zijn aan de typen bedrijven die in de Staat zijn genoemd;
  2. b. de bij deze regels behorende Bijlage 3 Staat van bedrijfactiviteiten - Functiemenging-2 te wijzigen, indien een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de aanduiding "natuurwaarde", genoemd onder 8.1 aa. te verwijderen indien blijkt dat de bever en de watervleermuis niet meer aanwezig zijn ter plaatse en in het aangrenzende gebied met de bestemming Bos.

Artikel 9 Bedrijventerrein - Uit Te Werken

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein - Uit te werken, aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, behorende tot ten hoogste categorie 3.2 van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staatvan Bedrijfsactiviteiten VNG 2009;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in 9.1, a, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2", voor bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staatvan Bedrijfsactiviteiten VNG 2009;
  3. c. bedrijfswoningen en woonwerkeenheden alsmede woonschepen en/of waterwoningen met inbegrip van de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2";
  4. d. detailhandel, uitsluitend gericht op perifere detailhandel en grootschalige detailhandel;
  5. e. dienstverlening en business facilities;
  6. f. cultuur en ontspanning;
  7. g. horeca behorende tot ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Bijlage 4 Staat vanHoreca-activiteiten;
  8. h. een verkooppunt ten behoeve van motorbrandstoffen, met uitzondering van de verkoop van lpg;
  9. i. wegverkeer, openbaar vervoer en langzaamverkeer, al dan niet ten behoeve van de ontsluiting van het bedrijventerrein en de verbinding met overige gebieden, voorzover er niet meer dan 2 rijstroken worden geprojecteerd waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5Afstemmings- en ontheffingsregels Wgh gelden;
  10. j. opslag, herverpakking en/of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk, waarbij de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;
  11. k. nutsvoorzieningen en windmolens, zonnepanelen en zonnecollectoren met een maximale bouwhoogte van 8 meter bij een dakopstelling en 15 meter bij een grondopstelling;

met de daarbij behorende:

  1. l. terreinen, verhardingen, paden en verblijfsgebieden;
  2. m. toegangspaden, in- en uitritten;
  3. n. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen;
  4. o. straatmeubilair;
  5. p. water en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  6. q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  7. r. overige functioneel met de hiervoor omschreven bestemming, verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. s. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  2. t. per kavel ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) mag worden gebruikt ten behoeve van niet zelfstandige kantooractiviteiten;
  3. u. op eigen terrein dient te worden voorzien in ruimte voor laden en lossen en ruimte voor het parkeren voor zowel de eigen medewerkers als voor bezoekers,
  4. v. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in 9.1 Bestemmingsomschrijving en zoals gedefinieerd volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder), mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde overeenkomstig de bij besluit d.d. 16 februari 2012 vastgestelde gebiedsgerichte hogere waarde en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Afstemmings- enontheffingsregels Wgh
  5. w. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Leiding-Water", ze mede bestemd zijn voor de instandhouding van leidingen voor het transport van water, energie en stoffen door gebruikmaking van kabels en leidingen, en het bepaalde in artikel 10 Leiding-Water van toepassing is;
  6. x. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Waarde-Archeologie 2", ze mede bestemd zijn voor de bescherming van ter plaatse aanwezige archeologische waarden, en het bepaalde in artikel 12Waarde-Archeologie 2 van toepassing is;
  7. y. voor zover de gronden tevens zijn aangewezen voor "Waarde-Archeologie 3", ze mede bestemd zijn voor de bescherming van ter plaatse aanwezige archeologische waarden, en het bepaalde in artikel 13Waarde-Archeologie 3 van toepassing is;
  8. z. ter plaatse van de aanduiding "verkeer" is een verkeersverbinding voor wegverkeer, openbaar vervoer en, al dan niet langzaamverkeer, met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken, opstelstroken, langzaamverkeerroutes en verblijfsgebied daar niet onder begrepen, toegestaan waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 5 Afstemmings- enontheffingsregels Wgh gelden;
  9. aa. ter plaatse van de aanduiding "infrastructuur" zijn de gronden tevens gereserveerd voor een mogelijke realisering van railverkeer en spoorverkeer danwel busbaan.

9.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 9.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de dubbelbestemmingen zoals genoemd in 9.1 w "Leiding-Water", x "Waarde-Archeologie 2", en y "Waarde-Archeologie 3" en de aanduidingen zoals genoemd onder 9.1 z "verkeer" en aa."infrastructuur" dienen te worden opgenomen in het desbetreffende uitwerkingsplan;
  2. b. er dienen bouwregels te worden opgenomen ten aanzien van de bedrijfsgebouwen alsmede de bedrijfswoningen, woonwerkeenheden en woonschepen en/of waterwoningen, waarbij de maximale bouwhoogte van de bedrijfgebouwen 30 meter bedraagt en de de maximale bouwhoogte van bedrijfswoningen voor zover niet opgenomen in het bedrijfsgebouw, woonwerkeenheden en woonschepen en/of drijvende woningen 12 meter bedraagt;
  3. c. in afwijking van 9.2 b. mag 10% van de bebouwing, inclusief bouwwerken zoals reclamemasten een hogere bouwhoogte hebben tot maximaal 45 meter;
  4. d. perifere- en grootschalige detailhandel is toegestaan tot een maximum van 30 hectare uitgeefbaar terrein;
  5. e. er dient te worden opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.1, onder u., voor het afwijken van het laden en lossen op eigen terrein indien hiervoor voldoende ruimte in het openbaar gebied aanwezig is, en indien dit niet ten koste gaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de benodigde parkeergelegenheid van de in lid 9.1 toegestane functies;
  6. f. er dient te worden opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 9.1 onder u. voor het afwijken van parkeren op eigen terrein mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied, of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie;
  7. g. er dient te worden opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.1 g. voor het toestaan van horeca uit categorie 3 van de Staat vanHoreca-activiteiten onder voorwaarde dat dit geen onevenredige verstoring van de omringende bedrijfsactiviteiten en het woongebied met zich meebrengt;
  8. h. er dient te worden opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.1 h.. voor het toestaan van de verkoop van lpg bij het motorbrandstoffenverkooppunt indien kan worden voldaan aan de geldende veiligheidsnormen;
  9. i. er dient te worden opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.1 t.. voor het toestaan van zelfstandige kantoren met een totale maximale omvang van 10.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte bvo, onder voorwaarde dat er geen onevenredige verstoring van de kantorenmarkt in Almere optreedt;
  10. j. er dient te worden opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor bedrijven, die niet in de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn genoemd, indien en voor zover de betrokken bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de onder 9.1 a. en 9.1b. bedoelde bedrijven;
  11. k. er dient te worden opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 onder a. en b., teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in een categorie hoger dan op basis van het bepaalde in dit lid toelaatbaar is, indien en voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieu-aspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(en) van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staatvan Bedrijfsactiviteiten VNG 2009;
  12. l. er dient een wijzigingsbevoegdheid te worden opgenomen voor het wijzigen van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven daartoe aanleiding geeft;
  13. m. er dient een wijzigingsbevoegdheid te worden opgenomen voor het wijzigen van de bij deze regels behorende Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten voor horeca bedrijven die niet in deze Staat zijn genoemd en die wat betreft de belasting van het omringende woongebied gelijk zijn aan de typen bedrijven die in de Staat zijn genoemd;
  14. n. er dient een wijzigingsbevoegdheid te worden opgenomen voor het verwijderen van de functieaanduiding "Infrastructuur" indien voldoende duidelijk is dat de rail-, spoorverbinding niet zal worden gerealiseerd;
  15. o. er dienen bouwregels te worden opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, waarbij de specifieke bouwregels onder 4.3 worden overgenomen;
  16. p. er dient te worden opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2 o. voor het toestaan van de bouw van windmolens mits:
  1. 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
  2. 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 meter wordt overschreden;
  3. 3. de rotordiameter van de windmolens maximaal 2 meter bedraagt.

9.3 Voorlopig bouwverbod

Op de gronden, bedoeld in lid 9.1 Bestemmingsomschrijving, mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een onherroepelijk uitwerkingsplan.

Dit verbod is niet van toepassing op de aanleg van (bovenplanse) infrastructuur, watergangen en tijdelijke gebouwen en bouwwerken die ten behoeve van de realisatie van het bedrijventerrein noodzakelijk zijn.

9.4 Afwijking bouwverbod

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.3Voorlopig bouwverbod, onder voorwaarde dat:

  1. a. het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerpuitwerkingsplan;

of indien

  1. b. aannemelijk is dat het bouwplan in overeenstemming is met een concept uitwerkingsplan.

Artikel 10 Leiding-water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding-Water aangewezen gronden zijn, naast de andere op de plankaart voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor transport van water, energie en stoffen door gebruikmaking van kabels en leidingen met bijbehorende bouwwerken.

Op deze gronden is tevens weidegang toegestaan.

10.2 Bouwregels

ten behoeve van de dubbelbestemming

Op de als Leiding-Water bestemde gronden mogen uitlsuitend ten behoeve van de doeleinden genoemd in lid 10.1 Bestemmingsomschrijving worden gebouwd:

  1. a. gebouwen met een maximale hoogte van 4 m en een maximale oppervlakte van 20 m2;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale hoogte van 6 m;

ten behoeve van de basisbestemming

  1. c. de bouwwerken ten behoeve van de basisbestemming op deze gronden zijn slechts toelaatbaar, indien en voorzover de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
  2. d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de basisbestemming wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

10.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de maten van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, genoemd in 10.2 onder a. en b., onder voorwaarde dat de belangen van de leiding(en) daardoor niet evenredig worden geschaad.

Artikel 11 Waarde-archeologie 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie 1 bouwwerken te bouwen.
  1. a. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    1. 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd zijn of zijn geweest met onderheide bouwwerken;
    2. 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².

11.3 Afwijking van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 11.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 11.3 a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 11.3 a.kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  4. d. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de ontheffing te stellen kwalificaties en eisen.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie 1, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
    1. 1. Het ophogen van de bodem;
    2. 2. Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    3. 3. Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    4. 4. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    5. 5. Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    6. 6. Het wijzigen van het waterpeil;
    7. 7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    8. 8. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    9. 9. Het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid 11.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. Het normale onderhoud van de gronden betreffen;
    2. 2. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. 4. Betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
    5. 5. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
    3. 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  5. e. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. De bestemming Waarde-Archeologie 1 van de kaart wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
  2. b. De bestemming Waarde-Archeologie 1 wordt gewijzigd in de bestemming Waarde-Archeologie 2 en/of Waarde-Archeologie 3, voor gronden waar door middel van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.

Artikel 12 Waarde-archeologie 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in het aangrenzende gebied met de bestemming Waarde-Archeologie 3.

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

12.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 12.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 12.3 a. zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder 12.3 a.kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. De verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
    2. 2. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
    3. 3. De verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  4. d. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de ontheffing te stellen kwalificaties en eisen.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie 2, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
    1. 1. Het ophogen van de bodem;
    2. 2. Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    3. 3. Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    4. 4. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    5. 5. Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    6. 6. Het wijzigen van het waterpeil;
    7. 7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    8. 8. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    9. 9. Het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren;
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid 12.4 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
    3. 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  5. e. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde-Archeologie 2 wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.

Artikel 13 Waarde-archeologie 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming en ten behoeve van samenvallende bestemmingen geen bouwwerken worden gebouwd.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie 3, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk de volgende werken, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. Het ophogen van de bodem;
    2. 2. Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    3. 3. Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    4. 4. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    5. 5. Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    6. 6. Het wijzigen van het waterpeil;
    7. 7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    8. 8. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen;
    9. 9. Het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid 13.3 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat de archeologische waarde in voldoende mate zijn zeker gesteld.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of
    3. 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  5. e. De opgravingen en/of de te treffen maatregelen en/of de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde-Archeologie 3 wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

  1. a. De bestemmingsgrenzen en de grenzen van de uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en functieaanduidingen mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt.
  2. b. Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten/liftmachineruimten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden, zonnepanelen, zonnecollectoren en windmolens worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw mits:
  1. 1. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 4 meter bedraagt, en;
    1. a. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds ontheffing kan worden verleend - worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijdingen van bestemmingsgrenzen, grenzen van de uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en functieaanduidingen, indien de overschrijdingen er niet toe leiden dat de desbetreffende vlakken met meer dan 10% worden vergroot danwel verkleind;
  3. c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
  4. d. het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor nutsvoorzieningen met dien verstande dat deze niet hoger mogen zijn dan één bouwlaag van maximaal 5 meter met een maximum brutovloeroppervlakte van 50 m2 per gebouw.

16.2 Voorwaarden voor de afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en functieaanduidingen te wijzigen, waarbij het desbetreffende vlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot danwel verkleind.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Het artikel 2.5.30.Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, uit de bouwverordening van de gemeente Almere is aanvullend van toepassing.

18.2 Verwijzing naar regelgeving

Daar waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp (17 oktober 2011) van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgwekene van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Overgangsrecht gebruik

  1. d. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. e. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid d, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. f. Indien het gebruik, bedoeld in lid d, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. g. Lid d is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Dit plan kan worden aangehaald onder de naam Almere Hout Noord.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Vng 2009

(VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009; lijst gespecificeerd voor bedrijventerreinen (max cat. 4))

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING
nr. grootste afstand cat.
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 3.2
151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 50 3.1
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 50 3.1
151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
152 102 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 102 2 - conserveren 200 4.1
152 102 3 - roken 300 4.2
152 102 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 300 4.2
152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 3.2
152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 3.1
1531 1031 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 300 4.2
1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 300 4.2
1532, 1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 4.2
1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1543 1042 0 Margarinefabrieken:
1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 100 3.2
1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 300 4.2
1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 300 4.2
1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 100 3.2
1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 2
1561 1061 0 Meelfabrieken:
1561 1061 1 - p.c. >= 500 t/u 300 4.2
1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 200 4.1
1561 1061 Grutterswarenfabrieken 200 4.1
1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 200 4.1
1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 300 4.2
1571 1091 0 Veevoerfabrieken:
1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 4.2
1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 4.1
1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 4.2
1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 4.1
1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 2
1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 3.2
1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 3.2
1583 1081 0 Suikerfabrieken:
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 3.2
1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 4.2
1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 3.2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 3.1
1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083 2 - theepakkerijen 100 3.2
1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 4.1
1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 4.1
1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 4.1
1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 100 3.2
1589.2 1089 2 - met poederdrogen 300 4.2
1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 4.1
1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 4.2
1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 4.1
1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
1596 1105 Bierbrouwerijen 300 4.2
1597 1106 Mouterijen 300 4.2
1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 100 3.2
16 12 - VERWERKING VAN TABAK
160 120 Tabakverwerkende industrie 200 4.1
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 100 3.2
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 100 3.2
172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 300 4.2
173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 3.1
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 50 3.1
1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 200 4.1
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 50 3.1
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer 50 3.1
183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 3.1
19 15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
191 151, 152 Lederfabrieken 300 4.2
192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 3.1
193 152 Schoenenfabrieken 50 3.1
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 1 - met creosootolie 200 4.1
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 50 3.1
202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 3.2
203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 100 3.2
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 50 3.1
21 17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 1711 Vervaardiging van pulp 200 4.1
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 3.1
2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 200 4.1
2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 300 4.2
212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 100 3.2
2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 100 3.2
2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 200 4.1
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 100 3.2
2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 100 3.2
23 19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.
2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 100 3.2
2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 4.2
2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 4.2
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 4.1
2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 4.2
2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 4.2
2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 300 4.2
2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 300 4.2
242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 300 4.2
2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 300 4.2
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 3.1
2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 4.2
2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 4.2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 3.2
2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 100 3.2
2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 3.1
2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 4.1
247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 4.2
25 22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 221101 Rubberbandenfabrieken 300 4.2
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 3.1
2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 4.1
2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 3.2
252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 222 1 - zonder fenolharsen 200 4.1
252 222 2 - met fenolharsen 300 4.2
252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 3.1
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 231 0 Glasfabrieken:
261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 100 3.2
261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 4.2
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 50 3.1
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 100 3.2
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 200 4.1
264 233 B Dakpannenfabrieken 200 4.1
2651 2351 0 Cementfabrieken:
2652 235201 0 Kalkfabrieken:
2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
2653 235202 0 Gipsfabrieken:
2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 200 4.1
2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 300 4.2
2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 100 3.2
2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 300 4.2
2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 100 3.2
2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 100 3.2
2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 300 4.2
2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 100 3.2
2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 300 4.2
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 100 3.2
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 50 3.1
267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 300 4.2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 50 3.1
2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 2399 A1 - p.c. < 100 t/u 300 4.2
2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 4.1
2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 100 3.2
2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 200 4.1
2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 300 4.2
27 24 - VERVAARDIGING VAN METALEN
273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 300 4.2
274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 300 4.2
2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 300 4.2
2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 300 4.2
28 25, 31 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
281 251, 331 1 - gesloten gebouw 100 3.2
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 50 3.1
281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 200 4.1
281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 300 4.2
2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 300 4.2
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 200 4.1
284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 200 4.1
284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 100 3.2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 50 3.1
2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311 1 - algemeen 100 3.2
2851 2561, 3311 10 - stralen 200 4.1
2851 2561, 3311 11 - metaalharden 100 3.2
2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 3.2
2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 100 3.2
2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 3.2
2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 3.2
2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 100 3.2
2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 100 3.2
2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 100 3.2
2851 2561, 3311 8 - emailleren 100 3.2
2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 100 3.2
2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 100 3.2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 50 3.1
287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 200 4.1
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 100 3.2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 50 3.1
29 27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 100 3.2
29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 200 4.1
29 28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 2
31 26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 4.1
312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 4.1
313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 200 4.1
314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 3.2
315 274 Lampenfabrieken 300 4.2
32 26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 50 3.1
3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 3.1
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 2
34 29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 200 4.1
341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 300 4.2
3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 200 4.1
3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 200 4.1
343 293 Auto-onderdelenfabrieken 100 3.2
35 30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 50 3.1
351 301, 3315 2 - kunststof schepen 100 3.2
351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 200 4.1
352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317 1 - algemeen 100 3.2
352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 200 4.1
354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 100 3.2
355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 100 3.2
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 310 1 Meubelfabrieken 100 3.2
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 10 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 50 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 50 3.1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 30 2
3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 50 3.1
37 38 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING
372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 300 4.2
372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 300 4.2
372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 300 4.2
40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 3.2
40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 100 3.2
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA 30 2
40 35 C2 - 10 - 100 MVA 50 3.1
40 35 C3 - 100 - 200 MVA 100 3.2
40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 300 4.2
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 300 4.2
40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 50 3.1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E1 - stadsverwarming 100 3.2
41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 50 3.1
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW 30 2
41 36 B2 - 1 - 15 MW 100 3.2
41 36 B3 - >= 15 MW 300 4.2
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 100 3.2
45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 50 3.1
45 41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 50 3.1
45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 30 2
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 100 3.2
5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 100 3.2
5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 50 3.1
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 50 3.1
5121 4621 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 300 4.2
5122 4622 Grth in bloemen en planten 30 2
5123 4623 Grth in levende dieren 100 3.2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 3.1
5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 50 3.1
5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 50 3.1
5134 4634 Grth in dranken 30 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 30 2
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 30 2
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 2
5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 30 2
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 30 2
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 30 2
5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 50 3.1
5148.7 46499 5 - munitie 30 2
5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 50 3.1
5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 200 4.1
5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 300 4.2
5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 3.2
5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 300 4.2
5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 100 3.2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 50 3.1
5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 30 2
5153.4 46735 4 zand en grind:
5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 100 3.2
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 30 2
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 50 3.1
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 30 2
5155.1 46751 Grth in chemische produkten 100 3.2
5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 30 2
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 30 2
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 100 3.2
518 466 2 - overige 50 3.1
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 30 2
60 49 - VERVOER OVER LAND
6021.1 493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 100 3.2
6023 493 Touringcarbedrijven 100 3.2
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 100 3.2
6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 50 3.1
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 30 2
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.1 52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 52241 2 - stukgoederen 300 4.2
6311.1 52241 7 - tankercleaning 300 4.2
6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 52241 1 - containers 300 4.2
6311.2 52242 10 - tankercleaning 300 4.2
6311.2 52242 2 - stukgoederen 100 3.2
6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 300 4.2
6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 300 4.2
6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 300 4.2
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 50 3.1
6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 30 2
6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 100 3.2
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 30 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 10 1
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 50 3.1
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 50 3.1
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 30 2
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 58, 63 B Datacentra 30 2
74 63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 30 2
7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 200 4.1
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 200 4.1
9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 4.2
9001 3700 B rioolgemalen 30 2
9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 3.1
9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 50 3.1
9002.1 381 C Vuiloverslagstations 300 4.2
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 100 3.2
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 3.1
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 3.2
9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 4.2
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 30 2
9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 300 4.2
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 3.2
9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 4.1
9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 4.1
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 50 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 50 3.1
9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 30 2

Verklaring van gebruikte afkortingen:

< kleiner dan d dag

> groter dan w week

= gelijk aan j jaar

cat. categorie B bodemverontreiniging

e.d. en dergelijke C continue

kl. klasse D divers

n.e.g. niet elders genoemd L luchtverontreiniging

o.c. opslagcapaciteit R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogeljk van toepassing )

p.c. productiecapaciteit V vuurwerkbesluit van toepassing

p.o. productieoppervlak G goederenvervoer

v.c. verwerkingscapaciteit P personenvervoer

u uur

b.o. bedrijfsoppervlak

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1

(VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009; lijst SvB - Functiemenging, m.u.v. horecafuncties)

SBI-1993 SBI-2008 nr. OMSCHRIJVING categorie
01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 0162 KI-stations B
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 1071 1 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg meel/week B
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 3 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 10821 6 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer B
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) C
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 581 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 1814 A Grafische afwerking A
2223 1814 B Binderijen B
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten B
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten B
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken C
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² B
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28 25 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie B
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie B
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B
40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA B
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E2 - blokverwarming B
41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW B
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 45204 B Autobeklederijen A
5020.5 45205 Autowasserijen B
503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 4634 Grth in dranken C
5135 4635 Grth in tabaksprodukten C
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton C
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 5153 1 - algemeen C
5153 4673 2 - indien b.o. =< 2000 m2 B
5153.4 5153.4 4 zand en grind:
5153.4 46735 6 - indien b.o. =< 200 m² B
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 5154 1 - algemeen C
5154 4674 2 - indien b.o. =<2.000 m² B
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen C
518 466 2 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voor de bouwnijverheid C
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
5249 4778 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven B
6024 494 1 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² C
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 50, 51 - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 791 Reisorganisaties A
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C
642 61 A Telecommunicatiebedrijven A
642 61 B0 zendinstallaties:
642 61 B2 - FM en TV B
65, 66, 67 64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70 41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed A
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 58, 63 B Datacentra B
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 84 A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 8425 Brandweerkazernes C
80 85 - ONDERWIJS
803, 804 8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85 86 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 8691, 8692 Consultatiebureaus A
853 871 1 Verpleeghuizen B
853 8891 2 Kinderopvang B
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 B rioolgemalen B
91 94 - DIVERSE ORGANISATIES
9111 941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 9491 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 94991 A Buurt- en clubhuizen B
92 59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 5914 Bioscopen C
9232 9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 8552 Muziek- en balletscholen B
9234.1 85521 Dansscholen B
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
926 931 0 Zwembaden: overdekt C
926 931 A Sporthallen B
926 931 B Bowlingcentra B
926 931 0 Schietinrichtingen:
926 931 2 - binnenbanen: boogbanen A
926 931 F Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 9200 Casino's C
9272.1 92009 Amusementshallen B
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B
9301.3 96013 B Wasserettes, wassalons A
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 9609 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging-2

(VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009; lijst SvB - Functiemenging, m.u.v. horecafuncties)

SBI-1993 SBI-2008 nr. OMSCHRIJVING categorie
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 581 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 1814 A Grafische afwerking A
2223 1814 B Binderijen B
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten B
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten B
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie B
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie B
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B
40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA B
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E2 - blokverwarming B
41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW B
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 4634 Grth in dranken C
5135 4635 Grth in tabaksprodukten C
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen C
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 47 A Detailhandel voor zover n.e.g. A
5211/2,5246/9 471 Supermarkten, warenhuizen B
5222, 5223 4722, 4723 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A
5224 4724 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A
5231, 5232 4773, 4774 Apotheken en drogisterijen A
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven B
6024 494 1 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² C
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 50, 51 - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 791 Reisorganisaties A
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C
642 61 A Telecommunicatiebedrijven A
642 61 B0 zendinstallaties:
642 61 B2 - FM en TV B
65, 66, 67 64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70 41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed A
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 58, 63 B Datacentra B
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 84 A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 8425 Brandweerkazernes C
80 85 - ONDERWIJS
801, 802 852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85 86 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 8691, 8692 Consultatiebureaus A
853 871 1 Verpleeghuizen B
853 8891 2 Kinderopvang B
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 B rioolgemalen B
91 94 - DIVERSE ORGANISATIES
9111 941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 9491 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 94991 A Buurt- en clubhuizen B
92 59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 5914 Bioscopen C
9232 9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 8552 Muziek- en balletscholen B
9234.1 85521 Dansscholen B
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
926 931 0 Zwembaden: overdekt C
926 931 A Sporthallen B
926 931 B Bowlingcentra B
926 931 F Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 9200 Casino's C
9272.1 92009 Amusementshallen B
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B
9301.3 96013 B Wasserettes, wassalons A
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 9609 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie I: lichte horeca

Bedrijven die beperkte hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze bedrijven zijn in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden). Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante lichte horeca (tot en met 250 m² bedrijfsvloeroppervlak)

- automatiek;

- broodjeszaak;

- cafetaria;

- croissanterie;

- koffiebar;

- lunchroom;

- ijssalon;

- snackbar;

- tearoom;

- traiteur.

1b. Overige lichte horeca (tot en met 250 m² bedrijfsvloeroppervlak)

- bistro;

- restaurant (zonder bezorg- of afhaalservice);

- hotel of pension.

1c. Restaurant met bezorg- of afhaalservice (tot en met 250 m² bedrijfsvloeroppervlak)

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. horeca die in beginsel vooral s'avonds en 's nachts geopend is:

- bar;

- bierhuis;

- biljartcentrum;

- café;

- proeflokaal;

- shoarma/grillroom;

- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen);

2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:

- bedrijven genoemd onder subcategorie 1a, 1b of 1c met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m²;

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die grote hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit een combinatie van openingstijden 's nachts en een grote verkeersaantrekkende werking.

3. Zware horeca:

- dancing;

- discotheek;

- nachtclub;

- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Bijlage 5 Afstemmings- En Ontheffingsregels Wgh

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Almere Hout Noord, heeft betrekking op het noordelijk deel van het nieuwe stadsdeel Almere Hout. Dit stadsdeel zal zich gaan onderscheiden van andere kernen van Almere door een ruime opzet en een groen karakter vanwege de bestaande bosgebieden van de Boswachterij Almeerderhout, het Kievitsbos en het golfterrein van de golfclub Almeerderhout.

Bij de ontwikkeling van het woongebied Almere Hout Noord is een andere ontwerp wijze gevolgd dan tot nu toe gebruikelijk was. De gemeente heeft de wijk niet zelf ontworpen maar heeft drie woningbouwcorporaties gevraagd om een masterplan op te stellen voor de wijk. In de "uitvraag" van deze opdracht is de corporaties meegegeven dat Hout Noord zou moeten worden ontworpen volgens het Almere Principle 'Mensen maken de stad'. Dit betekent dat er ruimte voor initiatieven van bewoners en ondernemers zou moeten worden geboden en dat er een sociaal duurzame wijk kan ontstaan.

Deze "uitvraag" heeft geleid tot de selectie van woningbouwcorporatie Ymere en het masterplan 'Wijk voor initiatieven'. In dit masterplan is een sociaal duurzame wijk beschreven waarin ruimte is voor een actieve rol van bewoners. Bewoners worden betrokken bij de ontwikkeling, de inrichting en het beheer van de wijk en ze bouwen daarmee niet alleen aan de wijk, maar ook aan de maatschappij.

Dit masterplan is vervolgens uitgewerkt in een ontwikkelingsplan, dat de basis biedt voor de integrale gebiedsontwikkeling om van Almere Hout Noord een echte woon- en werkwijk te maken.

Almere Hout Noord biedt in Nobelhorst ruimte voor ca. 4.300 woningen, een breed scala aan werk- en bedrijfsruimten, en bijbehorende voorzieningen zoals scholen, winkels, sport en gezondheidszorg.

De gemeenteraad heeft op 10 juni 2010 ingestemd met het ontwikkelingsplan en het bijbehorende financiële kader in de vorm van een grondexploitatie en de Nota Omslag Grote Werken (NOGW).

Het masterplan is gericht op de woonwijk. Tegelijkertijd ontwikkelt de gemeente het bedrijventerrein Twentsekant met een omvang van 85 ha langs de A6. Dit bedrijventerrein is ook in dit bestemmingsplan voor Almere Hout Noord opgenomen.

In dit bestemmingsplan wordt de totstandkoming van de wijk juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Daarbij is gekozen voor een globale bestemmingsregeling met directe bouw- en gebruiksregels voor het woongebied en een globale bestemmingsregeling met uitwerkingsregels voor het werkgebied. Op deze wijze kan de ontwikkeling van Hout Noord , waarbij bewoners, ondernemers en instellingen zelf met initiatieven komen, optimaal gefaciliteerd worden.

Digitaal bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische/digitale weg vastgelegd en beschikbaar gesteld via www.ruimtelijkeplannen.nl. Het bestemmingsplan wordt ook in die vorm, dus digitaal vastgesteld. Een volledige verbeelding op papier van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de verbeelding op papier daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

1.2 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de begrenzing van het plangebied en op de vigerende bestemmingsplannen/beheersverordeningen. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het huidige plangebied -kort- beschreven. De relevante beleidskaders staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. In het zesde en laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de planning en fasering, de bestemmingsregeling, de economische uitvoerbaarheid en op de inspraak en het ambtelijk overleg. De watertoets en de ten behoeve van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken zijn als bijlage opgenomen.

Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Bestemmingsplannen

2.1 Begrenzing

De plangrens wordt bepaald door:

  • noordzijde: de grens van het bestemmingsplan Hoofdwegen (A6);
  • oostzijde: de toekomstige verlengde Tussenring;
  • zuidzijde: golfterrein Almeerderhout;
  • westzijde: het hart van de Hoge Vaart.

Het plangebied van het ontwikkelingsplan heeft een omvang van circa 335 ha., waarvan circa 250 ha. wordt ontwikkeld als woongebied met bijbehorende voorzieningen en ruimte voor wijk economie. Daarbij is er in het gebied circa 75 ha. bestaand bos aanwezig. De zone langs de A6, het bedrijventerrein Twentsekant bedraagt circa 85 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0002.png"

De ligging van het plangebied in de omgeving

Het exploitatiegebied is voor een groot gedeelte al opgehoogd met zand en het wordt momenteel gebruikt voor tijdelijke landbouw. Het gebied is ingebed in belangrijke groene elementen, de bossen van Almeerderhout en Buitenhout, het golfpark en de oever van de Hoge Vaart. Door het gebied loopt het Kievitsbos en de Kievitstocht met daarin een ecologische verbindingszone tussen de Hoge en de Lage Vaart. Verder zijn er drie (landbouw)wegen: de Kievitsweg, de Vinkweg en de Watersnipweg. Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich de Reinwaterkelder 'Westerterp' van Vitens. Deze voorziening voedt het drinkwaternet van Almere.

In het plangebied zijn de eerste bouwvelden van fase 1 inmiddels bouwrijp gemaakt. De eerste nieuwe infrastructuur, - wegen, watergangen en kabels en leidingen - zijn aangelegd. Op het eerste bouwveld is de woningbouw gestart; in het najaar van 2013 zijn de eerste woningen opgeleverd. Deze werken zijn mogelijk gemaakt via omgevingsvergunningen waarbij is afgeweken van het oude vigerende bestemmingsplan "Almere West en Oost" uit 1983.

2.2 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan "Almere West en Oost" uit 1983, uitgezonderd de Reinwaterkelder Westerterp. De huidige bestemming is voornamelijk "agrarische doeleinden", maar ook "verkeersdoeleinden". Tevens bestaat een wijzigingsbevoegdheid om het gebied, onder voorwaarden, te bestemmen voor stedelijke ontwikkeling. Aangezien het vigerende bestemmingsplan al 30 jaar oud is wordt er geen gebruik meer gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid maar wordt er een nieuw, actueel, bestemmingsplan gemaakt.

Voor het gebied van de Reinwaterkelder Westerterp is het bestemmingsplan "Overvaart" (1983) van kracht. De bestemming is 'bedrijfsdoeleinden' met de aanduiding 'nutsbedrijf/drinkwaterstation'. De westelijke rand van het bedrijventerrein Twentsekant kent hier de bestemming 'leidingenstraat'. Deze voert van de Reinwaterkelder naar Almere Stad en naar het villapark Vogelhorst.

Voor beide plannen geldt dat een straalpad, met een hoogte-aanduiding van 55 dan wel 56 meter, op de plankaart is opgenomen. Dit pad verbindt Lelystad met 't Gooi.

Ten behoeve van de eerste zandopspuiting in het gebied is in 2002 een artikel 19 lid 1 WRO procedure doorlopen. Aan dit -eerste- ruimtelijke plan is destijds een MER gekoppeld. Het betreft hier de zandopspuiting in het noordelijke deel van gebied.

Ten behoeve van de aanleg van de toekomstige ontsluiting vanaf de A6 (Verlengde Tussenring) is in 2006 een artikel 19 lid 2 WRO procedure doorlopen. Het betreft een strook in het bestaande bosvak langs de A6 (Ibisbos).

Sinds 2013 zijn de eerste omgevingsvergunningen verleend voor de bouw in fase 1/bouwveld 1en 3 voor (vrijstaande) woningen, huurwoningen, appartementen en voor de bouw van een pannenkoekenrestaurant. Bij deze omgevingsvergunningingen is tevens afgeweken van het oude vigerende bestemmingsplan "Almere West en Oost" uit 1983.

Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied

3.1 Algemeen

Dit deel van Flevoland behoort tot het oude stroomgebied van de rivier de Eem, met zandruggen en kreken. De zandruggen werden in de Steentijd, circa 6.000 jaar geleden, bewoond door mensen die van jacht en visserij leefden. In het plangebied zijn sporen van bewoning uit die steentijd (sporen van zogenaamde anthropogene handelingen) aangetroffen. Na het verdrinken van dit gebied is het lange tijd deel geweest van de Zuiderzee. Dit water werd bevist en bevaren. In de bodem zijn en worden dan ook scheepswrakken uit verschillende perioden gevonden.

In 1932, met het afsluiten van de Zuiderzee, ontstond het IJsselmeer. In 1968 is het gebied van het stadsdeel Hout als onderdeel van de polder Zuidelijk Flevoland drooggevallen. Daarna is het in cultuur gebracht en voor agrarische doeleinden in gebruik genomen.

Ten behoeve van de drinkwatervoorziening van Almere is in het begin van de zeventiger jaren de reinwaterkelder Westerterp gerealiseerd.

Het plangebied vormt een onderdeel van de 5e kern van Almere, Almere Hout. In het structuurplan Almere van 1983 is het gebied van Hout aangeduid als een reservering voor stedelijke ontwikkeling. In het vigerende bestemmingsplan ‘Almere west en oost’ uit 1982 is hiervoor ook ruimte gereserveerd. In afwachting van een verdere stedelijke ontwikkeling is het gebied is gebruik genomen als tijdelijk landbouwgebied, en deels met bomen en bos ingeplant. Dit groen vormt een voorinvestering in de verdere stedelijke ontwikkeling. Het Oeverbos langs de Hoge Vaart en het Kievitsbos zijn hier exponenten van.

Om de ontwikkeling en bebouwing van het plangebied mogelijk te maken is het in 2002 grotendeels opgehoogd met circa 1 meter zand. In de afgelopen periode zijn de eerste bouwvelden in Nobelhorst bouwrijp gemaakt en is de bouw van de eerste woningen gestart.

3.2 Verkeer

In het plangebied is een aantal (landbouw)wegen aanwezig:

  • De Vinkweg die horizontaal door het plangebied loopt, deze weg is bij het bouwrijp maken deels verdwenen. De stedenbouwkundige oriëntatie blijft echter wel intact, de belangrijkste laan in het nieuwe plan, de Nobellaan, heeft ook een oost-west ligging.
  • In 2011/2012 zijn de eerste nieuwe wegen aangelegd, o.a. de Nobellaan en de Marie Curielaan.
  • De Kievitsweg vormt thans de verbinding vanaf de Vogelweg in noordelijke richting via de Eksterweg met de Buitenhoutsedreef in Almere Buiten. Het tracé van deze Kievitsweg blijft in het nieuwe plan ook grotendeels in stand, maar zal in de toekomst aansluiten op de verlengde Tussenring.
  • De Watersnipweg, gelegen langs de Hoge Vaart blijft in het nieuwe plan zijn ligging en functie behouden.

3.3 Groen, Blauw, Natuur

Groen

Het plangebied is ingebed in belangrijke groene elementen:

  • de bossen van de Boswachterij Almeerderhout ten westen van het plangebied;
  • de bossen van de Buitenhout ten noorden van het plangebied;
  • de golfbaan Almeerderhout ten zuiden van het plangebied;
  • het bos langs de Hoge Vaart aan de westrand van het plangebied;

Vrij centraal ligt een oost-west gerichte groenzone (type stadsbos) het Kievitsbos dat in het ontwikkelingsplan het Beverbos wordt genoemd. Deze zone met een breedte van circa 200 meter sluit aan op het Oeverbos langs de Hoge Vaart. Het is een boskam met een gemengd assortiment bomen. Aan de zuidkant van dit bos bevindt zich een watergang die op gezette afstand breed uitwaaiert in vier poelen. De watergang en de poelen hebben een brede oeverzone met rietruigte.

De Kievitsweg kent een enkelzijdige laanbeplanting met twee rijen essen. De Paradijsvogelweg kent eveneens een enkelzijdige laanbeplanting, met een enkele rij populieren.

Boswet

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Boswet dient een melding te worden gedaan. Bovendien is hierbij sprake van een herplantplicht. Onder de Boswet vallen alle houtopstanden die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Boswet bevinden. Een aantal boomsoorten valt niet onder de Boswet. Dit zijn linde, paardekastanje, Italiaanse populier en treurwilg. Ook wegbeplantingen en éénrijige beplantingen langs landbouwgronden beide voorzover bestaan uit populier en wilg vallen niet onder de Boswet, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen.

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen en gedeeltelijk buiten de bebouwde kom Boswet. Dit betekent dat de in het plangebied aanwezige laanbeplantingen en houtopstanden vallen onder de meldings- en herplantplicht voor zover het bomen in de zin van de Boswet zijn.

Blauw

De bestaande wegen worden begeleid door bermsloten. De zuidzijde van het Kievitsbos wordt begrensd door een wat grillig verlopende waterloop. De Kievitstocht, die parallel aan de Kievitsweg loopt, zorgt voor de verdere afwatering op de Lage Vaart.

Natuur

Gebiedsbescherming - Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van gebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven, waardoor natuurgebieden hun waarde verliezen. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming de EHS, welke zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang.

Binnen het plangebied bevinden zich geen gebieden van de nationale Ecologische Hoofdstructuur. Het grenst echter wel aan de gebieden Boswachterij Almeerderhout (ten westen van het plangebied) en Buitenhout (ten noorden van het plangebied) die vallen onder de Ecologische Hoofdstructuur. Als gevolg van de ontwikkeling van Hout Noord kan er sprake zijn van externe werking op deze gebieden. Deze bosrijke gebieden zijn aangemerkt als 'overige EHS'. Dit zijn gebieden met vaak een hoge lokale waarde, deels door de ligging in of nabij kernen, maar soms ook door bijzondere abiotische waarden of bijvoorbeeld als landschappelijk element. De omvang of de gebruiksdruk zijn echter zodanig dat het alleen met hoge beheersinspanningen mogelijk is om deze waarden duurzaam te blijven beheren.

De Boswachterij Almeerderhout is een vrijwel aaneengesloten loofbos afgewisseld door graslanden, watergangen, een voormalige vuilnisbelt en een volkstuinencomplex. Verreweg het grootste deel bestaat uit het beheertype vochtig bos met productie. Tevens zijn de beheertypen zoete plas, kruiden- en faunarijk grasland en bomenlaan aanwezig. De doelsoorten zijn bosgebonden soorten, als diverse broedvogels van bos en struweel en de boommarter, in meerdere of mindere mate watergebonden soorten als de bever, kleine modderkruiper, ringslang en waterspitsmuis, en diverse vleermuissoorten. Het gebied is voorzien van een dicht padenstelsel en wordt doorkuist door de N305 (Waterlandseweg) en de N706 (Vogelweg). Het regionale belang van het Almeerderhout is dat het het grootste aaneengesloten loofbos in Almere is en dat het als stapsteen fungeert voor migrerende bosgebonden soorten.

Buitenhout is een tamelijk versnipperd gebied dat bestaat uit afwisselend bos en grasland met aan de noordzijde de Lage Vaart. Het bestaat uit de beheertypen vochtig bos met productie en kruiden- en faunarijk grasland. De doelsoorten zijn diverse broedvogels van bos en struweel, in meerdere of mindere mate watergebonden soorten als de bever, rivierdonderpad, ringslang en waterspitsmuis, en diverse vleermuissoorten. Het gebied is voorzien van een dicht padenstelsel is en is doorsneden door diverse drukke (ontsluitings)wegen. Er is in het gebied veel verstoring door geluid en licht als gevolg van deze verlichte wegen, maar ook van de naastgelegen snelweg A6. Het regionale belang van het Buitenhout is dat het als stapsteen fungeert voor migrerende bosgebonden soorten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0003.jpg"

De ligging van de overige EHS gebieden (licht groen) ten opzichte van het plangebied (rood).

Bron: Omgevingsplan Flevoland 2006.

Gebiedsbescherming - Ecologische structuur Almere

In het Ecologische Masterplan 2006 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Een deel van de ecologische verbindingszones zijn al aanwezig, een deel moet nog ingericht worden.

Ecozone Hoge Vaart-Lage Vaart

Midden door het plangebied loopt een bestaande ecologische verbindingszone (zie onderstaande figuur). Deze verbindingszone, die de Boswachterij Almeerderhout met het oostelijk gelegen polderlandschap en het toekomstige Oostvaarderswold verbindt, vormt een natte-droge corridor voor grond- en oevergebonden soorten zoals bijvoorbeeld de bever en de ringslang. Uit waarnemingen is ook gebleken dat de watervleermuis gebruik maakt van deze verbindingszone.

De inrichting bestaat globaal uit een watergang met een brede rietoever van minimaal 20 meter breed. In de huidige situatie zijn er binnen het plangebied nog knelpunten aanwezig bij de aansluiting van de Bevertocht op zowel de Hoge Vaart als de Kievitstocht en bij de onderdoorgang van de Kievitstocht onder de Kievitsweg. Bovendien is op sommige plekken de oever te steil.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0004.jpg"

De ligging van de bestaande ecologische verbindingszone (groene lijn) met de knelpunten die binnen het plangebied vallen (rode cirkels).

De knelpunten op bovenstaande afbeelding zijn van boven naar beneden: de onderdoorgang van de Kievitstocht onder de Kievitsweg, de aansluiting van de Bevertocht op de Kievitstocht en de aansluiting van de Bevertocht op de Hoge Vaart

Ecozone Buitenhout

De noordwestelijke hoek van het plangebied wordt doorkruist door de aan te leggen verbindingszone Buitenhout, die de boswachterij Almeerderhout, via het Buitenhout met het oostelijk gelegen polderlandschap en het toekomstig Oostvaarderswold moet verbinden. De mogelijke ligging van deze verbindingszone is afgebeeld in onderstaande figuur. In het projectvoorstel voor deze verbindingszone ligt vastgelegd dat de inrichting en maatvoering waar mogelijk wordt afgestemd op model das en ree van de provincie Flevoland. De bouwstenen voor deze soorten zijn:

  • houtsingel van 20-30 meter breedte;
  • bosjes (stapstenen) van enkele hectaren oppervlak;
  • diverse poelen.

De onderdoorgang onder de A6 vormt een knelpunt voor deze verbindingszone. In de huidige situatie bestaat de onderdoorgang uit een brede onderdoorgang bestaande uit braakliggend terrein, met aan één kant een stobbenwal.

Het gedeelte van de verbindingszone dat zich in het plangebied bevindt is op het moment nog niet ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0005.jpg"

De ligging de nog te realiseren ecologische verbindingszone Buitenhout (groene lijn).

Knelpunten zijn aangegeven met rode cirkels.

Gebiedsbescherming – Natuurbeschermingswet 1998

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet)

De Nbwet heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000 gebieden) en beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

Het plangebied Almere Hout Noord maakt geen deel uit van een Natura 2000 gebied. Uit een passende beoordeling (vogeleffectstudie voor het bedrijventerrein de Vaart IV) is gebleken dat kiekendieven die broeden in de Oostvaardersplassen mogelijk Almere Hout gebruiken om op te foerageren. Kiekendieven foerageren in relatief open terrein waar veel veldmuizen voorkomen. Dit kan agrarisch gebied zijn, maar ook opgespoten zandvlakten met ruigtevegetatie. De inrichting van het terrein als zandopspuiting maakt het mogelijk geschikt als foerageergebied. Foerageergebied van kiekendieven uit de Oostvaardersplassen kan beschermd zijn als het van belang is voor het in stand houden van de soort. Het gebruik van het plangebied door kiekendieven is onderdeel geweest van een groter onderzoek naar foeragerende kiekendieven in en rondom de Oostvaardersplassen in 2010 en 2011.

Soortbescherming – Flora- en faunawet

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor soortenbescherming geïmplementeerd in de Flora- en faunawet (Ffwet). De Ffwet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ffwet behorende besluiten en regelingen.

De Ffwet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings - of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 2 van de Ffwet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven.

In 2007 en 2011 is het gebied geïnventariseerd op beschermde soorten door het ecologisch adviesbureau Van der Goes & Groot (Groen & Nederpel 2007). Bij de inventarisatie in 2011 is alleen gekeken naar zwaar beschermde soorten uit tabel 2 en 3 van de AMvB art 75 Flora- en faunawet. Voor soorten uit tabel 1 geldt immers dat een vrijstelling geldt op basis van een door de minister EL&I goedgekeurde gedragscode.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het leefgebied van een aantal beschermde soorten. Hieronder staan ze per soortgroep benoemd.

Vaatplanten

In het Oeverbos langs de Hoge Vaart en in het Beverbos/Kievitsbos zijn exemplaren van de brede wespenorchis aangetroffen (2007). Dit is een licht beschermde soort (tabel 1). Zwaarder beschermde plantensoorten zijn in beide inventatisaties niet in het plangebied aangetroffen.

Vissen

Binnen het plangebied zijn wel geschikte watergangen aanwezig voor de kleine modderkruiper en de bittervoorn. Bij gerichte inventarisaties met schepnetten zijn deze en andere beschermde soorten zowel in 2007 als in 2011echter niet aangetroffen

Amfibieën

Binnen het plangebied zijn in de watergangen diverse algemene amfibieën aangetroffen, namelijk de gewone pad, de bruine kikker, de soorten uit het groene kikkercomplex en de kleine watersalamander (2007). Dit zijn allemaal licht beschermde soorten (tabel 1). De zwaarder beschermde rugstreeppad is niet aanwezig in het plangebied. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten.

Reptielen

Binnen het plangebied zijn geen ringslangen aangetroffen. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten.

Zoogdieren

Binnen het plangebied komen meerdere soorten algemene grondgebonden zoogdieren voor als konijn, haas, mol, (spits)muizen, wezel, egel, vos en ree. Allen zijn licht beschermde soorten (tabel 1).

Bevers

In het Kievitsbos/Beverbos is in de Bevertocht een burcht van de bever aanwezig, waarbij niet bekend is hoeveel bevers er gebruik van maken. De aanwezigheid van de bever in de omgeving van het plangebied was al bekend, maar deze burcht is recent. Het is niet bekend of er voortplanting plaatsvindt, maar gezien de aanwezigheid van bevers in de omgeving, heeft het gebied potentie als voortplantingsgebied

Vleermuizen

Het gebied is in 2007 geïnventariseerd op de aanwezigheid van foerageergebied en migratieroutes. De bomenlanen binnen het plangebied worden gebruikt als foerageergebied en/of migratieroute door een aantal soorten vleermuizen, namelijk de ruige dwergvleermuis, de gewone dwergvleermuis, de rosse vleermuis en de laatvlieger. De watergangen en het omliggend groen worden op een zelfde manier gebruikt door de watervleermuis.

De aanwezigheid van verblijfplaatsen van de meeste van deze soorten binnen het plangebied kan worden uitgesloten, vanwege het ontbreken van geschikte structuren als oude bomen met holtes, oude kelders of bunkers.

De gewone dwergvleermuis en de laatvlieger zijn gebouwbewoners, waarvan verblijfplaatsen buiten het plangebied bekend zijn. De rosse vleermuis en de watervleermuis kunnen verblijfplaatsen in bomen hebben, maar waarschijnlijk zijn er geen geschikte bomen in het plangebied aanwezig. De bomen in het plangebied zijn namelijk relatief jong en bevatten geen grote holtes.

Voor de ruige dwergvleermuis kan worden aangenomen dat in ieder bos in Flevoland (balts)verblijfplaatsen in bomen aanwezig zijn en dus ook in het stadsbos langs de A6, het Oeverbos en het Beverbos/Kievitsbos, omdat deze soort slechts zeer kleine holtes nodig heeft.

De verblijfplaatsen van alle vleermuissoorten en de functionele omgeving ervan zijn zwaar beschermd (tabel 3/bijlage IV Habitatrichtlijn).

Inventarisaties van soorten uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn hebben een geldigheid van drie jaar. Het onderzoek naar de aanwezigheid van foerageergebied en migratieroutes stamt uit 2007 en is dan ook geactualiseerd. Tevens is er aanvullend onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen in bomen.

De uitkomsten van dit inventarisatie onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 3 Vleermuisonderzoek.

Vogels

Tijdens het broedseizoen zijn vele soorten broedvogels in het plangebied aanwezig. De belangrijke structuren voor deze vogels zijn de watergangen, de bosschages en de weides.

Binnen het plangebied bevinden zich 3-5 nesten van de buizerd, in het stadsbos langs de A6, in het Oeverbos langs de Hoge Vaart en in het Kievitsbos/Beverbos. De havik heeft in het verleden een nest gehad binnen het plangebied, maar deze is de laatste jaren niet meer in gebruik. Nestlocaties van de buizerd en de havik zijn jaarrond beschermd. Andere soorten met jaarrond beschermde nesten zijn niet aangetroffen in de omgeving. Wel zijn er meerdere soorten uit categorie 5 (niet jaarrond beschermd, inventarisatie wel gewenst) aanwezig. Dit zijn de boerenzwaluw, huiszwaluw, grote bonte specht, koolmees, pimpelmees, boomkruiper en de zwarte kraai. De populatiegrootte en -ontwikkeling van deze soorten in en rond Almere is van dien aard dat duurzame instandhouding gegarandeerd is. Een verdere inventarisatie is daarom niet noodzakelijk.

3.4 Cultuurhistorische Waarden

Algemeen

Elfduizendvijfhonderd jaar geleden, aan het einde van het Paleolithicum (Oude Steentijd), was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestaat dan uit een glooiend zandlandschap waardoorheen de rivier de Eem stroomt.

Aanvankelijk, rond 9000 voor Chr., is het gebied van Almere nog schaars begroeid met wat lage struiken. Maar als snel groeien er berken (circa 7000 voor Chr.), vervolgens komen daar dennen bij en ontwikkelt zich een loofbos.

Door afsluiting van de kust (reeks duinen / strandwallen) ten westen van Almere, ongeveer ter plaatse van de huidige kust, stagneert de afvoer van water vanuit het binnenland. Hierdoor is er ten oosten van de kust een brede natte zone ontstaan, waarin veen groeit. Door het alsmaar natter worden, gepaard gaand met het oprukkende veen en de oostwaartse verplaatsing van de kust, is het gebied van Almere rond circa 4000 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied waar de zee twee keer per dag binnendringt: er zijn openingen in de kust ontstaan. Wonen hier wordt steeds moeilijker, en is tenslotte niet langer mogelijk. Maar voor die tijd is het goed toeven hier. Een landschap vol allerhande voedselbronnen – groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Daar hebben mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens het Mesolithicum is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw. Resten van deze bewoning liggen overal in Almere in de ondergrond en kunnen ook in het onderhavige plangebied worden verwacht.

Rond het jaar nul zijn in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Mare Flevum of Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstaat het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit is en in de schriftelijke bronnen van die periode genoemd wordt. Een opening in de kust bij het huidige Den Helder verbindt het Aelmere met de Noordzee. Dit Aelmere wordt later de Zuiderzee genoemd. De term “Sudersee” wordt in 1340 voor het eerst in historische bronnen vermeld, ter onderscheiding van de Noordzee. Hiermee wordt het verzilte binnenwater bedoeld dat ontstaan was in de periode 838-1287 ten gevolge van talrijke stormrampen waarbij vanuit de Noordzee steeds meer zout water het gebied binnen kwam.

De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland.Op de Zuiderzee is zeker al in de Middeleeuwen gevaren, getuige de scheepswrakken, die ook in Almere zijn gevonden.

In heel Flevoland zijn sinds de inpoldering ca. 450 scheepswrakken aangetroffen. Op 26 plekken zijn scheepsresten bekend binnen de gemeente Almere. Er zijn 22 wrakken bekend. Van deze 22 zijn er in Almere 17 bewaard gebleven in de bodem. Deze scheepswrakken liggen buiten het plangebied Hout Noord (Almere Hout).

Archeologische waarden

In de reeds onderzochte delen van het plangebied Hout Noord zijn drie behoudenswaardige vindplaatsen uit de Steentijd aangetroffen. Uit het onderzoek is gebleken dat op deze locaties op 8,34 tot 8,98 meter min NAP bewerkt vuursteen, natuursteen, houtskool en verkoolde hazelnootdoppen aanwezig zijn.

De vondsten zijn gedateerd als ouder dan 5500 voor Chr., dat wil zeggen Midden-Steentijd (8800-5300 v. Chr). Waarschijnlijk betreft het kampementen van jagers en verzamelaars. Bij de waardering van de vindplaatsen kwam vast te staan dat deze (zeer) waardevol zijn: in lokaal, regionaal, nationaal en Europees opzicht zijn ze uiterst zeldzaam qua datering en paleolandschappelijke context. De vindplaatsen kunnen bijzondere nieuwe informatie over de levenswijze van onze voorouders leveren in een periode waarvan zeer weinig bekend is. Het kan nieuw licht werpen op de overgang van het jagers- verzamelaars bestaan naar een meer sedentaire boerensamenleving.

In het plangebied Hout Noord (Almere Hout) is op de Archeologische Beleidskaart Almere 2009 één klein selectiegebied aangegeven, dat grenst aan de Steentijdvindplaats 5Z_2. Van de vindplaats 5Z_2 is de westelijke grens nog niet vastgesteld. In dit selectiegebied heeft bureau onderzoek plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0006.png"

De drie behoudenswaardige archeologische vindplaatsen (in rood) en het selectiegebied (in beige).

Er zijn nog geen scheepswrakken bekend, maar die kunnen er wel liggen.

In de Archeologieverordening worden regels gegeven die het bestuur hanteert in de omgang met bekende en verwachte archeologische waarden die zijn aangegeven op de Archeologische Beleidskaart Almere (zie Hoofdstuk 4).

3.5 Bodem En Watersysteem

Bodem en maaiveld.

Het maaiveld in het plangebied loopt geleidelijk af in noordoostelijke richting. Nabij de Hoge Vaart ligt het maaiveld op – 4.25 m NAP. Nabij de A27 is de maaiveldhoogte – 5.00 m NAP. Het is daarmee een laag gelegen gebied binnen Zuidelijk Flevoland.

Ten behoeve van de vereiste minimale drooglegging in het plangebied en het verkrijgen van voldoende draagkracht van de bodem is op grote delen van het plangebied een zandophoging nodig van circa 1 meter. Het maaiveld is reeds op sommige plaatsen t.b.v. het bouwrijp maken, opgehoogd met zand. Afhankelijk van de situatie in de verschillende deelgebieden zal er integraal, dan wel partieel ophoging plaatsvinden.

De holocene deklaag direct onder het oppervlak (holocene laag) of onder de ophooglaag van zand, bestaat voornamelijk uit klei met plaatselijk verslagen veenlagen. De pleistocene laag hieronder bestaat voornamelijk uit zand. In de onderstaande figuur wordt de diepte van het pleistoceen t.o.v. het maaiveld weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0007.jpg"

De holocene laag is 3 tot 8 m dik. In het maaiveld is in geringe mate reliëf aanwezig. Dit reliëf wordt veroorzaakt door zettingverschillen.

Deze zettingverschillen hangen samen met de dikte en samenstelling van de holocene bodemlaag en met de ontwatering en de dientengevolge optredende rijping. In het algemeen geldt dat des te dikker de holocene laag, des te groter de zettinggevoeligheid. Daarnaast neemt de zettinggevoeligheid toe naarmate het aandeel veen in de bodem groter is. In het gebied variëren de zettingen en geven tot 2050 autonome bodemdalingen te zien van 15 tot 50 cm.

Hydrogeologie.

In onderstaande tabel zijn de diktes (D) van de watervoerende lagen en scheidende lagen ( weerstand c in dagen) weergegeven. De opbouw is heterogeen. De aanwezigheid, dikte en diepteligging van de verschillende lagen varieert sterk. Als gevolg van onder andere glaciale dalen en stroomgeulen varieert de dikte (D) , het materiaal (zie onder lithologie)en doorlatendheid (kD) van vooral het 2e watervoerende pakket.

Diepte in m. NAP Omschrijving Lithologie Parameter
- 4.5 tot -5.0 Maaiveld
- 5.0 tot -10 Deklaag, Holoceen Klei, Veen c = 2500 d
- 10 tot -20 Watervoerend pakket 1 Zand Matig grof kD = 20 – 150 m2/d
-20 tot - 25 Scheidende laag 1 Klei c = 1500 -2000 d
- 25 tot - 55 Watervoerend pakket 2A Zand kD = 250 – 500 m2/d
-55 tot - 65 Scheidende Laag 2A (afwezig in het ZO van plangebied) Klei,Leem c = 10.000 – 50.000 d
- 65 tot – 100 Watervoerend pakket 2B
(aanwezig in het ZO deel plangebied)
Zand matig tot uiterst grof kD = 250- 1000 m2/d
-100 tot - 115 Scheidende laag 2B Klei en keileem c = 0 – 20.000 d
115 tot 225 Watervoerend pakket 3 Zand , matig tot uiterst grof kD = 2000- 3500 m2/dag
-225 Hydrologische basis

Grondwaterbeschermingsgebied

In Zuidelijk Flevoland speelt het diepe zoete grondwater in het 3e watervoerende pakket ook in de toekomst een belangrijke rol in de drinkwatervoorziening. Er zijn in dit gebied wellicht mogelijkheden voor extra grondwateronttrekkingen.

Daarom dient het zoete grondwater in het 3e watervoerende pakket op basis van het voorzorgprincipe gereserveerd te blijven voor de openbare drinkwatervoorziening.

Dit reserveringsgebied wordt in onderstaande figuur weergegeven als boringsvrije zone (ten zuiden van de rode onderbroken lijn). Binnen de boringsvrije zone is in de Verordening van de fysieke leefomgeving Flevoland een verbod opgenomen voor bepaalde bodemverstoringen. In de Verordening is opgenomen wat onder bodemverstoring wordt verstaan. De maximale diepte tot waar bodemverstoringen nog toelaatbaar zijn is met de onderstaande legenda aangegeven.

Het plangebied van Hout Noord valt geheel in de boringsvrije zone, met uitzondering van het gedeelte ten noorden van de rode onderbroken lijn. Op grond van de provinciale "Verordening voor de fysieke leefomgeving" gelden hier specifieke regels ten aanzien van activiteiten waarbij de grond wordt geroerd, doorboord of anderszins wordt doordrongen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0008.jpg"

Pleistoceen zandpakket.

Bij ontgrondingen o.a. ten behoeve van waterpartijen, is het gebruikelijk om het holocene klei- veen pakket af te graven. De vrijkomende grond is vaak moeilijk te gebruiken en hiermee is een gesloten grondbalans slecht te realiseren. Daarentegen is afgegraven zand goed her te gebruiken. Een bijkomend voordeel is dat de holocene klei, als deze nog in voldoende mate ongerijpt is, gebruikt kan worden als afdekmateriaal en kan weerstand leveren tegen het opkwellende voedselrijke grondwater.

Het zand dient daarbij van een goede kwaliteit te zijn en tevens dient er een niet te dikke laag holocene afzettingen afgegraven te worden. De aanwezigheid op korte diepte van mariene klei, de 1e scheidende laag, en de dikte holocene pakket van ca. 5 m, zijn ongunstig.

Daarbij kan het afgraven van de zandlaag uit het pakket 2A vanwege het genoemde verbod (grondwaterbeschermingsgebied) niet plaatsvinden. Laag 1 is slechts ca. 10 m dik wat het gebruik van deze zandlaag economisch onrendabel maakt. Mogelijk biedt het gebruik maken van de “onderzuigtechniek” nog perspectief.

Slochteren Formatie.

In het plangebied is in de diepe ondergrond een watervoerend pakket aanwezig dat mogelijkheden kan bieden voor het toepassen van geothermie. Het betreft hier een pakket, een zandsteen, uit de Slochteren Formatie.

Uit de seismische sectie onder Almere Hout Noord blijkt dat de dikte van de laag constant blijft en de diepte toeneemt. De gemiddelde diepte waarop deze laag in het onderzoeksgebied voorkomt varieert van 2000 tot 2500 meter onder maaiveld. Het water heeft op deze diepte een te verwachten temperatuur van 80 graden of hoger.

Er is vastgesteld dat een vervolgonderzoek noodzakelijk is om te bepalen of de hydrogeologische eigenschappen van de ondergrond dusdanig zijn, dat in potentie gebruik gemaakt kan worden van geothermie. Omdat de boringen buiten het grondwaterbeschermingsgebied geplaatst kunnen worden, zal het verbod tot het plaatsen van boringen voor deze techniek geen belemmering zijn.

Watersysteem.

In de waterhuishouding van Flevoland wordt onderscheid gemaakt tussen de hoge en de lage afdeling. Het waterpeil in de afdelingen is respectievelijk NAP – 5.20 en NAP – 6.20. De afwatering in dit deel van Zuidelijk Flevoland verloopt via de kavelsloten naar de tochten (Kievitstocht, Gruttotocht) en uiteindelijk naar de Lage Vaart (zie Peilbesluit). In het provinciaal omgevingsplan zijn aan de tochten de functie “agrarisch water” toegekend.

Hoewel de Hoge Vaart langs het plangebied stroomt hoort het plangebied grotendeels tot de Lage afdeling, die afwatert op de Lage Vaart.

Oppervlaktewaterkwaliteit.

In het oppervlaktewater worden variërende concentraties aan stoffen gemeten. Deze variatie wordt vooral toegeschreven aan variaties in grondwaterkwaliteit, de kwelintensiteit en het landgebruik. Deze variaties zijn dusdanig dat normen van stoffen zoals stikstof, chloride en fosfaat, overschreden worden. Daarbij is het grondwater ijzerrijk.

Zo is het water in de Hoge Vaart van relatief betere kwaliteit, een lager gehalte aan voedingsstoffen, dan het water in de Lage Vaart.

Door de geplande verstedelijking van het gebied zal de functie agrarisch water op termijn veranderen in stedelijk water. Door de verandering van gebruik zal de uitspoeling van meststoffen en bestrijdingsmiddelen uit de landbouwpercelen geleidelijk afnemen. Daartegenover staat in de toekomst een toename van de belasting met microverontreinigingen/diffuse verontreinigingen als PAK, zware metalen en minerale olie door het stedelijke gebruik.

Kwel.

In het gebied is sprake van zeer zwakke tot matig sterke kwel. De matig sterke kwel bevindt zich in het zuid-westen van het plangebied en neemt af in de richting van de A27. De kwelintensiteit hangt af van de stijghoogte in het (grond)watervoerende pakket, de doorlatendheid (de c-waarde) van de afsluitende holocene klei/veenlagen en het peil van het oppervlaktewater.

Om de negatieve invloed van het voedselrijke kwelwater op de kwaliteit van het oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken, is het gewenst de waterpeilen te verhogen (hoe hoger de waterpeilen des te lager de kwelintensiteit). Het verhogen van de waterpeilen is ook vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst (onder andere zichtbaarheid van het water). Hierbij stelt uiteraard het grondgebruik van het gebied (minimale drooglegging) ook eisen aan de waterpeilen.

3.6 Kabels En Leidingen C.a.

Nutsvoorzieningen

Langs de Kievitsweg ligt een waterleiding. Langs de westgrens van het A6-park ligt een leidingenstrook (met gas, water, elektra, telecom en rioolpersleiding) die vanaf Sallandsekant naar het villapark Vogelhorst voert. Reinwaterkelder Westerterp is aangesloten op het water- en elektriciteitsnet.

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (figuur 9) is in het plangebied een bovenlokale drinkwater­transportleiding opgenomen. Deze figuur is indicatief.

In het gebied is de reinkelder Westerterp het enige ongerioleerde object. Hiervan wordt het huishoudelijk afvalwater via een septic tank geloosd.

Straalverbindingen c.a.

Straalpaden worden door KPN gebruikt voor het doorgeven van telefoon-, radio- en televisiesignalen. Voor een goede signaaloverdracht moet tussen de zender en ontvanger een strook worden vrijgehouden van hoogopgaande elementen, en ook van windturbines.

Voor het gebied rond Almere loopt er een straalverbinding en wel die van Hilversum-Toren naar Lelystad-Toren. Deze straalverbinding heeft een beschermde status volgens artikel 10 van het Bouwbesluit. Dat wil zeggen dat er niet gebouwd mag worden in het traject met een hoogte die belemmerend zou werken die hoogte, deze hoogte is afhankelijk van het traject.

De straalverbinding is 200 meter breed, 100 meter ter weerszijden van de hoofdas.

Er hoeft geen vergunning aangevraagd te worden buiten de normale vergunningen die er nodig zijn voor een bouwwerken. Het volstaat de beheerder van de beschermde straalverbinding (KPN) te informeren door middel van het toezenden van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0009.jpg"

Kaart:straalpad in paars

Toegestane bouwhoogtes.

De verbinding van Hilversum naar Lelystad kruist de Gooimeerdijk. Ter plekke mag er niet hoger dan 59 meter gebouwd worden. Het volgende punt ligt bij de Kemphaanpad en ligt op 56 meter en het volgende punt op 55 meter. Bij het Buitenhout is de maximale bouwhoogte 49 meter en bij de kruising van de Buitenringweg mag de maximale bouw hoogte 51 meter zijn en tussen de Kottertocht en Aaktocht 54 meter.

Alle hoogtes zijn ten opzichte van NAP. In het bestemmingsplan wordt een maat van 49 meter als maximale bouwhoogte binnen het straalpad aangehouden. Hierdoor vormt het bestemmingsplan geen belemmering vormt voor dit straalpad.

Radarverstoringsgebied

Het plangebied ligt ook in het radarverstoringsgebied van Soesterberg, welke een luchtverkeersleidings- en luchtverdedigingstaak heeft (zie onderstaand figuur). In verband hiermee gelden bouwhoogtebeperkingen voor gebouwen boven +78 meter NAP (zie ook § 5.8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0010.png"

radarverstoringsgebied Soesterberg

3.7 Veiligheid

Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG, ammoniak en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Zij nemen geen deel aan de activiteit die het risico met zich meebrengt. Het gaat dus om mensen die extern zijn ten opzichte van die activiteit.

Bij onderzoek in het kader van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen twee grootheden. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Met het GR en PR kan de relatie worden uitgedrukt tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en hun omgeving. De beoordeling van het risico vindt onder meer plaats op de gevolgen die ontstaan voor mensen in kwetsbare bestemmingen (wonen, kinderdagverblijf, ziekenhuis etc.) en beperkt kwetsbare bestemmingen (werken, winkels, recreëren).

Voor Hout-Noord is het volgende van belang.

Inrichtingen

In het plangebied zijn geen risicovolle inrichting(en) (d.w.z. bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid van toepassing is) gevestigd. Evenmin valt het plangebied binnen het invloedgebied [Gebied waarin volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied begint bij de risicobron en eindigt bij de 1% letaliteitgrens (uitgezonderd LPG-tankstations)] van een buiten het plangebied gelegen risicovolle inrichting(en). Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet van toepassing.

Er zijn geen vuurwerkbedrijven en bedrijven die ontplofbare stoffen voor civiel gebruik opslaan (zoals b.v. munitie) in het plangebied gevestigd. Het Vuurwerkbesluit en de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, zijn niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0011.jpg"

Figuur: professionele risicokaart provincie Flevoland.

Transport van gevaarlijke stoffen

Buis:

In of langs het plangebied liggen geen hoge druk aardgasbuisleidingen en/of buisleidingen-stroken die voor externe veiligheid relevant zijn.

Water:

Het plangebied ligt langs de Hoge Vaart. Deze vaarweg die door de binnenvaart wordt gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, maakt deel uit van het Basisnet water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0012.jpg"

Figuur: Basisnet water.

De Hoge Vaart is niet opgenomen in bijlage 6 van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS). Dit betekent volgens paragraaf 6.1.3. van deze circulaire, dat het plaatsgebonden risico op het water kleiner is dan 10-6 per jaar. En dat het groepsrisico niet beoordeeld en verantwoord hoeft te worden, omdat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over deze vaarwegen worden vervoerd niet of nauwelijks van invloed zijn op het groepsrisico.

Weg:

Het plangebied ligt langs de A6 en op ca 1.000 m afstand van de A27. Deze wegen maken deel uit van het Basisnet weg en zijn opgenomen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS). Dit betekent volgens paragraaf 6.1.3. van deze circulaire, dat de berekening van het plaatgebonden risico achterwege kan blijven. In plaats daarvan gelden de afstanden (veiligheidszone, gemeten vanaf het midden van de weg) die in deze circulaire zijn opgenomen.

Voor de in het kader van dit bestemmingsplan relevante wegvakken van deze wegen (A6 wegvak F41 en F56 en A27 wegvak F3) gelden afstanden van 0 m. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen op het midden van deze wegvakken niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Er wordt voldaan aan de normen voor het plaatsgebonden risico.

Bij de berekening van het groepsrisico dient mede uit te worden gegaan van de in Bijlage 4 Berekeninggroepsrisico wegtransport vermelde vervoerscijfers voor LPG. In Bijlage 4 Berekening groepsrisicowegtransport zijn de resultaten van de groepsrisico-berekeningen opgenomen. In de bestaande situatie is het hoogste groepsrisico per km tracé ongeveer een factor 500 kleiner dan de oriëntatiewaarde. Met andere woorden in de bestaande situatie ligt het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde.

Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders

4.1 Rijk

Hieronder wordt nader ingegaan op enkele nota's van de rijksoverheid die van belang zijn voor het gebied Hout Noord.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. De voorgenomen stedelijke ontwikkelingen zijn reeds opgenomen in het Structuurplan Almere (2003) en vormen onderdeel van de Schaalsprong Almere. In 2010 zijn over de realisering van de gebiedsontwikkelingen i.h.k.v. de Schaalsprong Almere (Almere 2.0, w.o. Almere Hout Noord) wederkerige afspraken gemaakt in het Integraal Afsprakenkader Almere (IAK). Deze afspraken zijn in het najaar van 2013 wederom bevestigd in de Bestuursovereenkomst RRAAM en Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (IAK 2).

Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van grootschalige windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 3.6 en 5.8 wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

Schaalsprong Almere

Als uitwerking van de Nota Ruimte, die nu vervangen is door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), zijn in het kader van de Schaalsprong van Almere afspraken gemaakt over de verdere groei van Almere naar circa 350.000 inwoners. Een beperkt deel van deze groei zal plaatsvinden aan de oostzijde van de stad, waaronder Almere Hout Noord. In de afgelopen periode zijn ontwikkelingsvarianten opgesteld voor de Schaalsprong, onder meer voor Almere Oost inclusief Almere Hout. De ontwikkeling van Almere Hout Noord is daarbij als uitgangspunt meegenomen. De ontwikkelingsvarianten zijn uitgewerkt tot een ontwikkelingsstrategie, Almere 2.0. In november 2009 heeft het kabinet besloten dat de Schaalsprong Almere door moet gaan. Het kabinetsbesluit is opgenomen in de raambrief (Rijksbesluit Amsterdam, Almere, Markermeer) en in het daaruit voortvloeiende Integraal Afspraken Kader Almere (2010). Op basis van het IAK zijn de plannen van Almere 2.0 uitgewerkt in gebiedsontwikkelingen. Dit heeft geresulteerd in de Rijksstructuurvisie Amsterdam Almere Markermeer (AAM), de Bestuursovereenkomst RRAAM en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (IAK2), waarin de wederkerige afspraken zijn bevestigd over de gebiedsontwikkelingen in Almere, w.o. Almere Hout Noord.

Een ander project in het kader van het upr-contract is het project OV-SAAL, verbetering van de infrastructuur in de regio Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad (SAAL). Onderdeel van dit project is de verdubbeling van de rijksweg A6. In de plannen voor Almere Hout Noord is rekening gehouden met deze verdubbeling, waarvoor onlangs het Tracébesluit is genomen. Ter hoogte van Almere Hout Noord is in dit Tracébesluit voor de A6 een onderdoorgang voor openbaar vervoer en fietsverkeer, en een nieuwe dwarsverbinding over de A6 voor fietsverkeer opgenomen. Het Tracébesluit wordt gevolgd door een bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0013.png"

Impressie uitwerking Concept Structuurvisie Almere 2.0

Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.

4.2 Provincie En Waterschap

Hieronder wordt nader ingegaan op enkele nota's van de provincie die van belang zijn voor het gebied Hout Noord.

4.2.1 Ruimtelijk beleid

Omgevingsplan Flevoland (2006)

In het Omgevingsplan Flevoland (2006) is het integrale omgevingsbeleid opgenomen voor de periode tot 2015, met een doorkijk tot 2030. Voor Almere is er ruimte voor doorgroei met 70.000 woningen tussen 2010 en 2030, waaronder aan de oostzijde groene woonmilieus. Ter versterking van de samenhang met het economisch kerngebied van Utrecht dient een meerzijdige ontsluiting van Almere te worden ontwikkeld.

De provincie geeft ruimte voor doorgroei van de verstedelijking in de provincie tot ongeveer 650.000 inwoners in 2030. Almere heeft in 2030 bijna 350.000 inwoners als tussen 2010 en 2030 70.000 woningen worden gebouwd. Het bij de doorgroei behorende provinciale groeitempo van gemiddeld 5.600 woningen per jaar hangt af van economische en demografische ontwikkelingen. Binnen de provincie zal tenminste gebouwd worden voor eigen behoefte met een jaarlijkse groei van het woningbestand van ruim 2.000. Daarmee wordt een inwonertal van maximaal 500.000 inwoners bereikt in 2030.

Als uitwerking van het Omgevingsplan kent de provincie de Beleidsregel Windmolens 2008, waarmee wordt beoogd de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving te verbeteren. De beleidsregel betekent een beperking voor de uitbreiding van windturbine parken en geeft aan onder welke condities bestaande windmolens door minder, maar hogere windmolens kunnen worden vervangen. In het Omgevingsplan is het gebied Almere Hout Noord onderdeel van het grondwaterbeschermingsgebied voor drinkwatervoorziening. In dit gebied gelden aanvullende regels om een bijzonder beschermingsniveau van het grondwater te waarborgen.

4.2.2 Facetbeleid

Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

In deze Beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. De provincie geeft in deze Beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Op grond van de Beleidsregel kan het bedrijventerrein Twentsekant worden aangemerkt als een specifieke werkmilieu en is te typeren als een regulier bedrijventerrein waar ook het voorzieningen milieu voorkomt. Reguliere bedrijventerreinen zijn in eerste instantie bedoeld voor de vestiging van bedrijven. Op Twentsekant wordt een zone voor het voorzieningen milieu geprojecteerd waar ruimte wordt geboden voor grootschalige detailhandel, maar ook voor perifere detailhandelsvoorzieningen die vanwege specifieke ruimtelijke eisen moeilijk inpasbaar zijn in bestaande winkelgebieden en overige voorzieningen.

De binnenstedelijke bedrijventerreinen in het woongebied van Hout Noord zijn te typeren als gemengd woonwerkmilieu. Deze zijn geschikt voor individuele of clusters van bedrijven, kantoren en voorzieningen in combinatie met de woonfunctie.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In dit bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd (zie nadere uitwerking in paragraaf 3.4 Cultuurhistorische waarden en )5.6 Cultuurhistorische waarden.

Beleidsregel Windmolens 2008

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. In de Beleidsregel Windmolens 2008 heeft Gedeputeerde Staten dit windmolenbeleid nader uitgewerkt. Het beleid voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Onder ‘huidige situatie’ wordt in dit verband verstaan de situatie zoals die is gerealiseerd op basis van het windenergiebeleid dat gold tot 9 juni 2005 en de regeling ‘Tijdelijke stop plaatsing windmolens’ van gelijke datum. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt.
Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.

In paragraaf 5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid is nader ingegaan op dit beleid.

Waterbeheerplan 2010 2015

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden.

Momenteel is het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht.

Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar drie belangrijke doelen en vijf thema’s:

De drie doelen zijn veiligheid, voldoende water en schoon water. De vijf thema's zijn stedelijk water, calamiteitenbestrijding, vergunning verlening en handhaving, communicatie en de belevingswaarde van water.

Waterkader (2007)

Het waterschap Zuiderzeeland heeft in januari 2007 in het rapport “Waterkader, hoe kom ik tot een wateradvies” een handreiking opgenomen om te komen tot de verplichte watertoets bij bestemmingsplannen. Voor Almere Hout Noord is specifiek overleg met het waterschap over de watertoets. Zie voor verdere uitwerking paragraaf 3.5 Bodem en watersysteem en 5.7 Bodem enwatersysteem.

4.3 Gemeente

Hieronder wordt nader ingegaan op enkele beleidsnota's van de gemeente die van belang zijn voor het gebied Hout Noord.

4.3.1 Duurzaamheid

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad.

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

4.3.2 Ruimtelijke ontwikkeling

Structuurplan Almere 2010 (vastgesteld door de raad op 25 september 2003)

Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030.

Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners (met nieuwe stadsdelen zoals Almere Poort, Almere Hout en Almere Pampus (binnendijks, inclusief kustzone). De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:

  1. 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
  2. 2. betere benutting water;
  3. 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
  4. 4. verbetering interne bereikbaarheid;

Verder zijn er de vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  1. 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
  2. 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
  3. 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
  4. 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
  5. 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.

Het structuurplan gaat uit van een westelijke oriëntatie voor Almere. Opgenomen is dat er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Almere Poort en aan het planvormingsproces voor het binnendijkse deel van Almere Pampus (inclusief kustzone). Tevens wordt er gewerkt aan Overgooi. Voor Almere Hout is er in het structuurplan in de periode tot 2010 een rol weggelegd in het kader van de kwaliteitsverbetering van de stad als geheel. De ontwikkeling van het westelijke deel van Almere Hout wordt hierbij voor de periode tot 2010 opgevoerd in het kader van de extra opgaven om in Almere meer verscheidenheid in woon- en werkmilieus te bewerkstelligen. Hier komen, naast suburbane wijken, zogenaamde woon- werklandschappen.

Het Structuurplan Almere 2010 vervangt het structuurplan uit 1983 en de recenter vastgestelde structuurplannen voor Overgooi (juli 1999), Almere Poort (december 1999) en Almere Hout (mei 2001). De ruimtelijke hoofdstructuur die in deze structuurplannen voor deelgebieden is vastgelegd, is in het structuurplan overgenomen.

Hout Noord is in het structuurplan opgenomen als suburbane wijk, gecombineerd met bedrijventerrein voor het gedeelte dat grenst aan de A6. Voor wat betreft infrastructuur is er een reservering voor een railverbinding met het Gooi opgenomen die deels door het gebied loopt.

Het knooppunt A6/A27 is als strategisch knooppunt opgenomen.

Concept structuurvisie Almere 2.0 (vastgesteld door de raad op 18 februari 2010)

De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is vastgesteld als richtinggevend integraal beleidskader (ecologie, sociaal, economie, ruimtelijk) voor de uitwerking van het Integraal Afspraken Kader (IAK), waarbij de belangrijkste richtinggevende inhoudelijke kaders betreffen:

  1. 1. Almere benut en versterkt de oorspronkelijke suburbane meerkernige opzet van Almere

De suburbane meerkernige opzet in een blauwgroene omgeving wordt verbreed en versterkt door het toevoegen van nieuwe milieus in Pamus, de Weerwaterzone en Oosterwold. Een klassieke grootschalige binnenstedelijke verdichting in kader van de schaalsprong past niet in de oorspronkelijk meerkernige suburbane opzet. De meerkernige opzet is tevens basis voor de diversiteit en leefbaarheid van de stad.

  1. 2. De groenblauwe structuur is de drager van de huidige stad en de toekomstige ontwikkelingen

Verbondenheid van stad en natuur geeft Almere een onderscheidende kwaliteit ten opzichte van de metropoolregio. De waterlandschappen aan de westzijde en de groene landschappen aan de oostzijde en de ca. 40 km kustlengte vormen condities om de diversiteit te vergroten. De groenblauwe structuur blijft de drager van de nieuwe ontwikkelingen; zowel aan de westkant (ecologische impuls IJmeer en Markermeer) als aan de oostzijde (uitbreiding van het groenblauwe casco in het polderlandschap).

  1. 3. Almere verkleurt van gezinsstad naar een diverse samenleving

De bevolkingssamenstelling in Almere is nog weinig gedifferentieerd. De bestaande stad moet versterkt worden door kwaliteiten toe te voegen en de diversiteit te vergroten. Bij de verdere groei van Almere moeten nieuwe bevolkingsgroepen (studenten, 55- plussers, hoger opgeleiden en creatieve beroepen, bevolkingsgroepen die belangrijke dragers zijn van een stedelijke cultuur) worden aangetrokken. De ruimtelijke keuzes, het woningaanbod en het voorzieningenpakket worden hierop afgestemd.

  1. 4. In Almere ontwikkelt een sterke en gedifferentieerde economie

Meer en diversere werkgelegenheid is van belang voor een duurzame ontwikkeling van de stad. De ambitie is het creëren van 100.000 arbeidsplaatsen tot 2030. Dat leidt tot een sterkere positie in de regio en een evenwichtige woonwerkbalans. De brede groeistrategie is gericht op maximalisatie van bevolkingsvolgende en autonome groei werkgelegenheid, en de (door)groei van economische clusters in de kenniseconomie (logistiek en handel, ict en media, luchthaven Lelystad, health, welness en life sciences, duurzaamheid), deels in samenhang met de metropoolregio en regio Utrecht.

  1. 5. De primaire westelijke groei van Almere versterkt de Noordelijke Randstad met de IJmeerlijn als nieuwe drager van de metropoolvorming

De groei met 60.000 woningen betekent per definitie een groei aan de oost- en westflank van de stad: versterkte oriëntatie op de metropoolregio Amsterdam en op de Utrechtse regio. Aan de westzijde van de stad komt het zwaartepunt te liggen van de nieuwe gebiedsontwikkelingen. De IJmeerlijn is de drager van de metropoolvorming en conditionerend voor de westelijke ontwikkeling van Almere.

  1. 6. De grootschalige gebiedsontwikkelingen vinden plaats langs de schaalsprongas met dicht stedelijke ontwikkelingen aan de westzijde (Almere Pampus, eventueel Almere IJland), een nieuwe centrumontwikkeling (Almere Centrum Weerwater) en ruimte voor organische groei aan de oostkant (Almere Oosterwold)

De ontwikkeling van west - en oostzijde biedt mogelijkheden voor nieuwe en gedifferentieerde woon-, werk- en leefmilieus, van belang voor de metropoolregio en de diversiteit binnen Almere.

Met aanleg van de IJmeerlijn wordt binnendijks ruimte gecreëerd voor Almere Pampus, dat zo verbonden is met het centrum van Almere én het centrum van de metropoolregio. Mogelijkheden om in relatief hoge dichtheden te bouwen aan een boulevard.

Optioneel is de ontwikkeling van Almere IJland voor de kust van Almere Pampus (gekoppeld aan de IJmeerlijn). Hier doet zich de gelegenheid voor om unieke woon-, werk- en recreatiemilieus te koppelen aan de ecologische ambities voor het IJmeer.

De verbrede A6 wordt bij het Weerwater overkluisd, zodat midden in de stad een hoogwaardige ontwikkellocatie ontstaat. De uitstekende ontsluiting en centrale ligging bieden mogelijkheden voor grootschalige nieuwe woon- en werkconcepten voor de uitbreiding van het stadscentrum.

Almere Oosterwold biedt veel ruimte voor ontwikkeling van individuele woon- en werkidealen en organische groei in een groene omgeving; een voortzetting van de woonmilieus in de Gooi- en Vechtstreek, als tegenhanger van de meer geplande stedelijke westelijke ontwikkeling.

  1. 7. Almere loopt voorop bij innovaties op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling

De omvang van de schaalsprong biedt kansen om tot fundamentele systeemkeuzes bij de opzet van een stad te komen, namelijk systemen voor energie, mobiliteit, water en grondstoffen. Almere moet de (inter)nationale duurzame stad van de 21e eeuw worden.

Het structuurplan `Almere 2010´ wordt vooralsnog gehandhaafd als ruimtelijke ordeningskader. In dit structuurplan is de ontwikkeling van Hout Noord opgenomen.

Ontwikkelingsplan Hout Noord

De raad heeft in zijn vergadering van 10 juni 2010 de hoofdlijnen van het ontwikkelingsplan voor Hout Noord vastgesteld. Dit ontwikkelingsplan vormt de basis voor het bestemmingsplan "Almere Hout Noord".

Het stedenbouwkundig plan voor Hout Noord wordt in hoofdstuk 5 van dit bestemmingsplan toegelicht.

Welstandsnota Almere (vastgesteld door de raad op 28 juni 2007)

De Woningwet (art. 12A) bepaalt dat het gemeentelijk welstandsbeleid moet worden vastgelegd in een Welstandsnota welke door de gemeenteraad moet worden vastgesteld. In de Welstandsnota zijn criteria opgenomen waaraan bouwplannen worden getoetst. Deze bouwplannen dienen te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'. Door middel van de Welstandsnota krijgen planindieners, burgers, ondernemers, professionele opdrachtgevers en ontwerpers per gebied vooraf inzicht in de welstandscriteria waarop het plan getoetst wordt.

In de Welstandsnota worden voor de verschillende gebieden in Almere vier welstandsniveaus onderscheiden:

  1. 1. Welstandsvrij;
  2. 2. Basistoets, in Almere is dit geldend voor 80% van het gemeentelijk grondgebied. Uitgangspunt is een basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebieden;
  3. 3. Basis plus toets: specifieke toets met extra criteria vanwege bijzondere ruimtelijke kenmerken, kwaliteit of ambitie.
  4. 4. Uitgebreide welstandstoets, geldend voor de meeste openbare delen van de stad waar een hoog kwaliteits- en ambitieniveau geldt.

Tevens zijn drie typen welstandscriteria opgesteld in het kader van de welstandsbeoordeling:

  • Genrecriteria: Toets door de welstandscommissie aan de hand van een onderverdeling in genres: soorten of typen woon- en werkgebouwen;
  • Gebiedsspecifieke criteria: Toets door de welstandscommissie en alleen van toepassing op een specifiek gebied;
  • Algemene criteria: gericht op architectonisch ontwerp. Toets door welstandscommissie bij omgevingsplichtige bouwplannen.

Voor Twentsekant zal de Basistoets worden gehanteerd.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (vastgesteld door college van B&W op 2 maart1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Dit beleid houdt in dat zendmasten niet in woonwijken en natuurgebieden mogen worden geplaatst. Wel is plaatsing mogelijk op bedrijventerreinen, sportparken en langs hoofdinfrastructuur.

Voor Hout Noord is deze regeling overgenomen.

Woonvisie "Almere 2.0 op weg naar 2030” (vastgesteld door de raad op 5 november 2009)

De Woonvisie 'Almere 2.0 - Op weg naar 2030' geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. De ambities van de Woonvisie zijn op 5 november 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  1. a. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  2. b. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Bovenstaande geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  3. c. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt.
  4. d. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 30% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  5. e. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Het beleid uit de woonvisie was uitgangspunt bij de uitnodiging aan de woningbouwcorporaties om een visie te ontwikkelen voor een "sociaal duurzame wijk".

Kadernota Grondbeleid (vastgesteld door de raad op 14 mei 2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.

Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.

Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.

Het inspelen op de Schaalsprong. Dat omvat de bouw van 60.000 woningen in twintig jaar (gemiddeld 3.000 woningen per jaar) en de realisatie van de accommodatie voor 100.000 banen (gemiddeld 5.000 banen per jaar). Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven. Voorts moet het grondbeleid eraan bijdragen dat de gevolgen voor de Schaalsprong voor de gemeente positief zijn.

Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.

Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.

Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap. Uit het vorige punt vloeit vooral dat het grondbeleid in een deel van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering gunstige condities schept voor individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap.

Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen. Het grondbeleid gaat noodzakelijkerwijze gepaard met financiële risico's voor de gemeente, marktpartijen en huishoudens. Het grondbeleid dient er mede op gericht te zijn dat de financiële risico's voor de gemeente adequaat worden beheerst, en voorts dat kansen op positieve exploitatieresultaten worden benut.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

De Kadernota Grondbeleid is uitgangspunt bij de ontwikkeling van Almere Hout Noord.

Nota kleine bouw 2008

(vastgesteld door college van B&W op 21 april 2009, partiële herziening vastgesteld op 31 augustus 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  1. a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  2. b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  3. c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  4. d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  5. e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  6. f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  7. g. oprichten van antenne-installaties.

Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels van Artikel 8Woongebied.


Ligplaatsen voor woonboten (vastgesteld door college van B&W op 07 maart 1995)

De nota geeft inzicht in randvoorwaarden en de mogelijke locaties om ligplaatsen voor woonboten te realiseren en geeft tevens hiermee aan dat bij diverse ontwikkelingen aan ligplaatsen voor woonboten gedacht kan worden. De nota beperkt zich tot het beleid voor ligplaatsen voor varende en niet-varende woonschepen (vaste ligplaatsen).

Er zijn op korte en middellange termijn geen concrete locaties te wijzen. Op langere termijn liggen er kansen in herontwikkelingsgebieden. Afhankelijk van de toekomstige visies bieden de oostkant van de Lage Vaart en het gebied ten zuiden van de Lage Vaart, mogelijkheden voor ligplaatsen voor woonboten.

Mogelijkheden voor ligplaatsen voor woonboten op langere termijn worden gezien in Almere Pampus.

Voor Hout Noord wordt in eerste instantie niet voorzien in woonboten maar wel in waterwoningen.

Prostitutiebeleid Almere (vastgesteld door de raad op 14 februari 2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn m.b.t. sluitingstijden).

In de Nota Prostitutiebeleid wordt vestiging van een seksbedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is.

Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden, en maximaal drie parenclubs in de gemeente Almere. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden.

Voor Hout Noord betekent dit dat prostitutie is uitgesloten binnen het woongebied van Nobelhorst en het bedrijventerrein Twentsekant.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (vastgesteld door de burgemeester op 18 december 2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van coffeeshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere zijn maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Aangezien dit maximum van vier bereikt is, worden verdere aanvragen afgewezen, hetgeen betekent dat in Hout Noord niet wordt voorzien in de vestiging van een coffeeshop.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (vastgesteld door het college van B&W op 18 juli 2000)

Op 19 mei 2000 heeft het college van B&W het 'uitgiftebeleid benzineverkoop' vastgesteld. Het beleid gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Voor Hout Noord (Twentsekant) wordt voorzien in een motorbrandstoffen verkooppunt. Of hier ook de verkoop van LPG zal worden toegestaan moet nog nader worden bezien. Ook de mogelijkheid van verkoop van alternatieve brandstoffen moet nog nader worden bezien, maar wordt niet op voorhand uitgesloten.

4.3.3 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (vastgesteld door de raad op 8 maart 2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  1. 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  2. 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  3. 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  4. 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  5. 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  6. 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  7. 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  8. 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.


Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.


Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.

Parkeernormen voor woningen (vastgesteld door het college van B&W op 13 februari 2001)

De geldende parkeernormen in Almere zijn in 2001 opnieuw tegen het licht gehouden. De in het verleden vastgestelde parkeernorm van 1,25 parkeerplaats per woning leek niet meer te voldoen. De nieuwe parkeernorm is vastgesteld op gemiddeld 1,5 parkeerplaats per nieuw te bouwen eengezinswoning.

Voor het plangebied betekent dit dat hiermee rekening is gehouden.

4.3.4 Werk in de stad

Economisch Actieplan Almere (Groei in goede banen) (vastgesteld door de raad op 11 januari 2007)

Met de voorgenomen doorgroei naar 350.000 inwoners, vastgelegd in het UpR contract Schaalsprong Almere 2030, krijgt Almere ook behoefte aan een grootstedelijke economie en grootstedelijke voorzieningen. Meer nadruk moet worden gelegd op sectoren die tevens een duurzame bijdrage leveren aan de stad, zoals voorzieningen op het gebied van onderwijs, vrije tijd, cultuur en zorg.

De Almeerse inwoners moeten een keuze hebben waar ze willen werken. Vooral voor parttimers en lager geschoolden is het belangrijk om werk in Almere te vinden, omdat ze een beperktere bereidheid of mogelijkheid hebben om te forenzen. Er moeten meer bedrijven en instellingen worden aangetrokken en al gevestigde bedrijven moeten goed worden gefaciliteerd in hun groei.

Behalve aan het aantrekken van (hoogwaardige) bedrijvigheid moet ook worden gewerkt aan andere factoren om hoger opgeleiden te binden aan de stad. Zo kunnen particulier opdrachtgeverschap en economische groei veel voor elkaar betekenen. Ook het versterken van de kenniseconomie en het hoger onderwijs zijn belangrijk.

De strategische ligging, de ruimte om te ondernemen, de ruime arbeidsmarkt en het aangename woon- en leefklimaat zijn voor bedrijven belangrijke factoren. Almere scoort hierop heel hoog binnen de Noordvleugel van de Randstad.

Voor het plangebied betekent dit dat er gewerkt wordt aan een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven op het A 6 park, maar dat er ook een klimaat zal worden geschapen om de wijk economie tot ontwikkeling te laten komen. In het bestemmingsplan zal de vestiging van uiteenlopende activiteiten in het woongebied mogelijk worden gemaakt, hetgeen ook in overeenstemming is met de onderstaande nota "Werken in de wijk".

Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid Almere (2010)

De raad heeft op 18 februari 2010 de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) vastgesteld. In de GVV heeft de raad het beleidskader neergelegd voor de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van de vestigingslocaties in Almere. Qua programmering wordt het A6 Park in Almere beschouwd als een 'Regulier bedrijventerrein' met als programma 'modern gemengd 'met een PDV cluster, waarbij de opmerking is gemaakt dat dit een zogenaamd "zacht plan" is. Qua locatie-eisen is het mogelijk dat het gemengde deel deels als "hoogwaardig" zal worden ontwikkeld.

Binnen locatietype "Regulier bedrijventerrein":

  • worden bedrijven tot en met milieucategorie 3 toegestaan;
  • worden (bedrijfs)woningen niet toegestaan;
  • wordt detailhandel alleen als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan;
  • mag 50% van het brutovloeroppervlak per bedrijf worden benut voor kantoordoeleinden en 100% van het brutovloeroppervlak in daarvoor aangewezen zones;
  • wordt perifere detailhandel in volumineuze artikelen toegestaan in de branches: auto's, boten, caravans, motoren, fietsen, keukens, caravans, tenten, sanitair, grove bouwmaterialen, bouwmarkten, tuincentra en woninginrichting;
  • wordt grootschalige detailhandel niet toegestaan;
  • worden maatschappelijke voorzieningen alleen toegestaan in business facility points;
  • worden voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (categorie A en B van de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging) alleen toegestaan in business facility points;
  • moet parkeren op eigen of gedeeld terrein plaatsvinden.

De bestemming voor het bedrijventerrein Twentsekant is in overeenstemming met het locatietype 'Regulier bedrijventerrein' met PDV.

Detailhandelsvisie 2012

In maart 2012 heeft de gemeenteraad de “Detailhandelsvisie 2012” vastgesteld. Detailhandel vormt een belangrijk onderdeel van de kwaliteit van het woon- en leefklimaat en is een bron van ondernemerschap en werkgelegenheid. Detailhandel bepaalt voor een deel het imago van de stad. Het is dan ook van groot belang voor stad en bewoners om deze te behouden en te versterken.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen en de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere.

Ruimtelijk van belang zijn de volgende onderdelen van de visie:

  • Concentratie dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra en stadscentrum;
  • Concentratie niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra en stadscentrum; daarbij beperkt afwijken mogelijk;
  • Toestaan van pdv op modern gemengde bedrijventerrein;
  • Clustering van pvd-gdv in enkele themacentra: Doemere, Olympiakwartier en A6-Park (Twentsekant);
  • Toepassen 'SER-ladder' voor initiatieven op Twentsekant;
  • Verruimen mogelijkheden kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden;
  • Branchering alleen op grond van ruimtelijke overwegingen.

De visie is vertaald naar een kaart en een toelatingskader. Dit kader luidt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0014.png"

In paragraaf 5.2 Wonen, voorzieningen en werken wordt verder op deze detailhandelsvisie ingegaan.

Werken in de wijk (vastgesteld door het college van B&W op 8 februari 2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd.

Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.

Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleg gebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleg gebieden kunnen in bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten tot 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleg gebieden, door bijvoorbeeld reserve ruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte.

Voor het plangebied is rekening gehouden met het beleid van werken in de wijk. Almere Hout Noord moet een echte woon- en werkwijk worden. In de plannen is een breed scala van bedrijfsruimten opgenomen

Horecanota Almere (vastgesteld door de raad op 09 maart 2000)

De horeca heeft als branche te maken met vele regelingen en beleidsmaatregelen die de gemeente Almere behartigt. Omwille van een eenduidig overzicht en toegankelijk beleid is een nota opgesteld die dit in een meer integraal kader plaatst.

De Horecanota bevat in hoofdzaak een 'foto' van het bestaande gemeentelijke horecabeleid anno 2000. Deze 'foto' is in overleg met diverse in- en externe betrokkenen gemaakt.

Wat betreft ruimtelijk beleid is aangegeven dat ten behoeve van de bestemmingsplannen een uniforme omschrijving van drie gedefinieerde typen horeca (licht-, middel- en zware horeca) zal worden gehanteerd. Deze is opgesteld en wordt als Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in de bestemmingsplannen.

Verder is er een indeling gemaakt van gebieden waar horeca kan worden toegevoegd of verminderd:

  • Consolidatiegebied: geen uitbreiding van horeca mogelijk;
  • Ontwikkelingsgebied: nieuwe horeca is mogelijk;
  • Concentratiegebied: sterke concentratie van horeca is mogelijk;
  • Deconcentratiegebied: horeca zal worden verminderd.

Deze indeling van gebieden is vertaald naar woongebieden, centra, Poort, Hout, bedrijventerreinen en kantoorgebieden en buitengebied, stadscorridors en parken. Voor Almere Hout Noord wordt uitgegaan van deze nota.

Nota Hotelmarkt Almere, hotelvestigingsbeleid Almere (vastgesteld door het college van B&W op 4 juni 2002)

Met de Nota Hotelmarkt is beoogd een productbeleidsstrategie te ontwikkelen gericht op het verkrijgen van een adequaat hotelproduct in Almere, dat voldoet aan de toekomstige vraag vanuit toeristische, zakelijke, beurs/congres en vergadersector. De nota bevat een overzicht van de marktverhoudingen in Almere en omgeving (in 2002), toekomstige marktpotenties, randvoorwaarden in verband met vestiging en een ontwikkelingsstrategie (onder meer locatieonderzoek geschikte locaties, en planning/fasering vestiging). In de nota is beschreven waar in Almere bepaalde typen hotels met welke omvang kunnen worden gevestigd.

In Hout Noord wordt vooralsnog uitgegaan van de vestiging van een hotel op Twentsekant.

Economisch Masterplan voor de locatie A6/A27 (vastgesteld door de raad op 18 maart 2004)

In dit Masterplan is een economische visie opgesteld voor de locatie A6/A27 voor de middellange en lange termijn. Ruimte voor bedrijvigheid is belangrijk bij de verdere ontwikkeling van Almere en Zeewolde. In dit kader hebben Almere en Zeewolde het voornemen om een groot gebied van circa 650 ha langs de A6 en de A27 te ontwikkelen tot werklocatie. Deze locatie ligt op het grondgebied van beide gemeenten, voor het grootste gedeelte in Zeewolde. De locatie, als entree van de noordvleugel van de Randstad en ingebed in de oostflank, heeft een dusdanig oppervlak dat het mogelijk is meerdere typen werkgebieden te realiseren. Op deze manier kunnen verschillende typen bedrijfsactiviteiten worden gefaciliteerd.

Er worden deelgebieden onderscheiden die ruimtelijk en functioneel te typeren zijn. In het zuidelijk deel van het plangebied (ten zuiden van de A6) krijgen de volgende zones een plaats: Groene campus en PDV-gebied (ten zuidwesten van de A27), werkwijk, reguliere bedrijvigheid, transport en productie en institutenlandschap (ten noordoosten van de A27). In het noordelijk deel (ten noorden van de A6) is de ontwikkelingsruimte beperkt door de reserveringen die er in dit deel zijn voor het samenkomen van verschillende infrastructuurtracés, de status van het gebied als ecologische zone en de huidige inrichting van het gebied. Ten noorden van de A6 is er dan ook ruimte voor incidentele, intensieve bebouwing in een overwegend landschappelijke en natuurlijke omgeving (natuurzone).

Een deel van deze locatie zal worden ontwikkeld in Hout Noord (bedrijventerrein Twentsekant). De uitgangspunten van dit economisch masterplan zijn meegenomen in het ontwikkelingsplan en zullen ook worden vertaald in dit bestemmingsplan.

4.3.5 Groene stad

Waterplan Almere (vastgesteld door de raad op 15 september 2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden.

Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Voor het plangebied betekent dit dat er in overleg met het Waterschap een watertoets wordt opgesteld voor het plangebied Hout Noord.

Parkennota 'Almere Parkstad' (vastgesteld door de raad op 15 mei 2003)

Deze nota heeft betrekking oop de bestaande parken in Almere en is niet van toepassing op het ontwikkelgebied Hout Noord.

Ecologisch Masterplan (vastgesteld door de raad op 02 juni 2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  1. a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  2. b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  3. c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  4. d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad.
  5. e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  6. f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  7. g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  8. h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.


Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.


Voor het plangebied betekent dit dat de Ecologische Structuur zoals aangegeven op onderstaande kaart moet worden nagestreefd. Door het plangebied van Hout Noord loopt een bestaande ecologische verbinding die de Boswachterij Almeerderhout met het Buitenhout in noordelijke richting, en het gebied gelegen ten oosten van Almere met elkaar verbindt. In de plannen voor Almere Hout Noord wordt de functie van de ecologische verbinding gehandhaafd

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0015.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0016.png"

Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (vastgesteld door de raad op 12 juni 2003)

Het beleidsplan 'wandelen en hardlopen 2003-2010 is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juni 2003. Hierin staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden.

Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreëerd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars. Het aantal hardlooproutes kan uitgebreid worden in Buiten en Haven. Naast het realiseren van routes wordt in het plan aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen. Voorbeelden hiervan zijn horecagelegenheden en uitspanningen, rustpunten, informatie voorzieningen op parkeerplaatsen in buitengebieden etc.

Bij de ontwikkeling van Hout Noord wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit deze nota.

4.3.6 Veiligheid

Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces) (vastgesteld door het college van B&W op 16 december 2003)

In de Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk.

De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op ontheffingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland.

De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Hout Noord wordt ontwikkeld volgens de principes van deze nota.

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (vastgesteld door het college van B en W op 6 december 2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, met nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk.

De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Voor het plangebied betekent dit dat verkoop van vuurwerk in ieder geval zal worden toegestaan op het A6 park dat grenst aan het woongebied.

4.3.7 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Sociale Structuurschets, 'Almere mensenwerk' (2004) (vastgesteld door de raad op 29 januari 2004)

De kern van de sociale structuurschets vormen de begrippen sociale dynamiek, sociale diversiteit en sociale samenhang. Centraal staat in de ambitie de ontwikkeling naar meer stedelijkheid en het bieden van ruimte aan sociale diversiteit en sociale dynamiek. Dat betekent een trendbreuk met de eenzijdige suburbane ontwikkeling, die tot op heden plaatsvond. Almere wil ruimte bieden aan en aantrekkelijk zijn voor mensen met verschillende leefstijlen en leeftijden, inkomens van hoog tot laag en voor mensen vanuit verschillende herkomstlanden. Sociale binding van de huidige en inwoners aan de stad is cruciaal voor een duurzame, evenwichtige ontwikkeling van de toekomstige stad. Op basis van de sociale analyse van Almere zijn de volgende zes sociale ambities geformuleerd:

  1. 1. meer jongeren in het straatbeeld;
  2. 2. oog voor ouderen;
  3. 3. meer stedelijkheid;
  4. 4. kleur in de stad;
  5. 5. aanpak “onvermijdelijke” stadsproblemen;
  6. 6. groeimarkt vrije tijd voor stad en regio.

De ontwikkeling van Hout Noord volgens het principe "mensen maken de wijk" sluit aan op de thema's uit deze nota.

Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (vastgesteld door de raad op 19 mei 2005)

De notitie “Jonge stad, stad voor jeugd en jongeren” geeft in de vorm van 2 programma's, “jeugdvoorzieningen” en “zorg voor jeugd”, aan wat de doelstellingen zijn voor het samenhangend jeugdbeleid op het gebied van de maatschappelijke voorzieningen in de periode 2005-2009.

Een van de ruimtelijk relevante doelstellingen is het voldoende en tijdig opleveren van onderwijshuisvesting in multifunctionele accommodaties. Kern van de gedachte is dat een samenhangend voorzieningenniveau op buurtniveau rond de school moet worden georganiseerd. Sociaal cultureel werk, peuteropvang, buitenschoolse opvang kunnen in een gebouw of samengestelde complexen verzorgd worden. Verder moet in de ruimtelijke planontwikkeling rekening gehouden worden met voldoende ruimte voor kinderopvang.

In Hout Noord zijn de uitgangspunten van deze nota opgenomen en is er veel aandacht voor een samenhangend jeugdbeleid.

Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (vastgesteld door de raad op 7 april 2008)

De Toekomstvisie Vrije tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:

  1. 1. het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
  2. 2. het versterken van de identiteit van de stad.

De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:

  1. 1. Het huis uit, de wijk in;
  2. 2. Verbinden en versterken;
  3. 3. Volwaardige stad in de regio.

Om een hechte samenleving te bereiken, dient zonder aarzelen te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

In Hout Noord is rekening gehouden met de uitgangspunten van deze nota.

Cultuurnota 2009-2012 (vastgesteld door het college van B&W op 25 november 2008)

Deze cultuurnota vloeit voort uit een integrale toekomstvisie op vrije tijd. De Visie Vrije Tijd (2008) geeft richting aan de ontwikkelingen in vrijetijdsbeleid tot 2020 en biedt een breder kader voor de langere termijn.

Deze Cultuurnota gaat uit van het versterken van cultuur in de stad op drie niveau's: de eigen woonomgeving, het niveau van de stad en het (boven)regionale niveau.

Eigen woonomgeving: Het is wenselijk dat zoveel mogelijk Almeerders dichtbij huis aan culturele activiteiten kunnen deelnemen. Dit betekent dat er op wijkniveau – waar mogelijk gekoppeld aan (brede) scholen – laagdrempelige activiteiten moeten zijn die aansluiten bij de interesses en wensen van de bewoners ter plekke. Afhankelijk van de locatie en de bevolkingssamenstelling kan het voorzieningenpakket per wijk overigens variëren.

Stedelijk niveau: Naast het laagdrempelige aanbod op wijkniveau zal de stedelijke culturele infrastructuur verder versterkt worden. Het gaat hier in de eerste plaats om versterking van de bestaande stedelijke instellingen op bestuurlijk gebied, maar ook op het vlak van marketing en publieksbereik. In de tweede plaats gaat het over de uitbreiding van de culturele infrastructuur om zo een complete stad te worden.

In Nobelhorst wordt met de ontwikkeling van de diverse z.g. Buurtschuren initiatiefnemers ruimte geboden om culturele activiteiten te ontplooien. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan de doelstelllingen van de Cultuurnota.

Sportnota 2009-2012 (vastgesteld door het college van B&W op 25 november 2008)

Het sportbeleid vloeit voort uit een integrale toekomstvisie op vrije tijd. De Visie Vrije Tijd (2008) geeft richting aan de ontwikkelingen in vrijetijdsbeleid tot 2020 en biedt een breder kader voor de langere termijn.

De sportnota gaat uit van het versterken van sport in de stad op drie niveau's:

  • de eigen woonomgeving;
  • het stedelijke niveau;
  • (boven)regionale profilering.

De eigen woonomgeving: Het is wenselijk dat elke Almeerder dichtbij huis kan sporten. Dit houdt in dat er op wijkniveau - waar mogelijk gekoppeld aan (brede) scholen - laagdrempelige voorzieningen voor meervoudig gebruik aanwezig moeten zijn. Denk aan gymzalen, sportief ingerichte schoolpleinen, sportzalen en multifunctionele playgrounds. In de uitvoering moet worden gekeken hoe activiteiten kunnen worden gebundeld en versterkt. Afhankelijk van de locatie, bebouwing en bevolkingssamenstelling kan het voorzieningenpakket per wijk variëren. Combinatie met onderwijshuisvesting biedt interessante mogelijkheden.
Naast het laagdrempelige aanbod op wijkniveau kan en moet het stedelijke sportvoorzieningenniveau worden versterkt. Een bundeling van voorzieningen en partijen middels de realisering van sportclusters, verdeeld over de stad, heeft daarbij voorkeur. Deze sportclusters bestaan uit combinaties van bijvoorbeeld sportverenigingen, commerciële sportaanbieders, zorginstellingen, wellness, kantoren van sportbonden, kinderopvang en sport- en beweegopleidingen. Dergelijke sportclusters sluiten aan op trends als commercialisering en individualisering.

(Boven)regionale profilering: Een grote publiekstrekker op het gebied van cultuur, sport of recreatie staat de komende jaren hoog op de agenda. De precieze invulling is nog niet duidelijk, maar is in ieder geval op het gebied van vrije tijd. Almere heeft als nieuwe stad de kans anders en innovatief te zijn. Dit betekent dat het vrijetijdsaanbod voor iedereen duidelijk maakt: dáárvoor moet je in Almere zijn.

Bij deze identiteit past een thema als Sportstad: watersport, sport in de openbare ruimte, commerciële sport en enkele goed gekozen takken van topsport met daarbij behorende topsport accommodaties.

Sport past bij de identiteit van een jonge en dynamische stad. Bovendien zijn in Almere de voorwaarden waaronder sport goed gedijd aanwezig: goede positionering, ruimte, water en groen. Almere wil haar profiel van sportstad derhalve verder versterken, zowel voor de eigen bewoners als voor de regio. De mogelijkheid voor de realisering van een of enkele topsport accommodaties wordt onderzocht. Ook valt te denken aan de uitbreiding van recreatieve sportvoorzieningen zoals golf. Deze voorzieningen zijn ook beschikbaar voor sport opleidingen en het aantrekken van aansprekende evenementen.


In het verlengde van bovenstaande visie luidt de hoofddoelstelling van het Almeerse sportbeleid 2009-2012 als volgt:

  • het stimuleren van de deelname aan sport- en bewegingsactiviteiten,
  • het bevorderen van een sterke organisatorische sportinfrastructuur en
  • het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig sportaanbod.


Voor het plangebied betekent dit dat er een ontmoetingsroute komt voor skaters, hardlopers en wandelaars en een sportloket voor de organisatie van sporten en sportevenementen. Daarnaast zijn er diverse gymzalen en sportzalen die mogelijk deels worden gecombineerd tot een sporthal.

Inrichting schoolpleinen

Op 30 maart 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders kennis genomen van de "Rapportage Werkgroep schoolpleinen". Mede op basis van deze rapportage heeft het college besloten dat schoolpleinen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school dienen te zijn. Tevens is een regeling getroffen met de schoolbesturen over de verdeling van de kosten voor aanleg en onderhoud van de schoolpleinen.

Voor het plangebied betekent dit dat schoolpleinen expliciet als "speelterrein" worden toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Maatschappelijk".

Archeologienota 2009 (vastgesteld door de raad op 18 juni 2009)

De gemeente Almere voert een actief archeologisch monumentenbeleid, gericht op het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente en het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen.

In 2007 trad de Wet op de de Archeologische Monumentenzorg in werking. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud van waardevolle archeologische resten ter plaatse ('in situ');
  • de verstoorder (van de bodem) betaalt;
  • vooronderzoek van de bodem in een zo vroeg mogelijk stadium van de planontwikkelingen doen;
  • de verplichting om in ruimtelijke plannen rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • de verantwoordelijkheid voor archeologische monumentenzorg wordt bij gemeenten neergelegd;
  • de opgravingsmarkt wordt geliberaliseerd.

Het gemeentelijk beleid, als uitwerking van deze wet, is neergelegd in de Archeologienota 2009. De nota gaat in op het gemeentelijke selectiebeleid voor archeologie vanaf 2008 tot 2012. Het selectiebeleid geeft door middel van locaties op de Archeologische Beleidskaart Almere 2009 aan welke gebieden verwachtingsvol c.q. mogelijk behoudenswaardig zijn. Er wordt gefocust op gebieden waarin zich (representatieve) prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit vooral hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen. Door de strengere selectie wordt in een kleiner oppervlak van de gemeente archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Projecten buiten de geselecteerde gebieden zijn wat archeologie betreft vergunningsvrij, behalve scheepswrakken. Het doel is om uiteindelijk op de belangrijke plaatsen wél een betere onderzoekskwaliteit te bereiken.

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan drie condities is voldaan:

  1. 1. Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m2 of groter, en;
  2. 2. het plangebied betreft een terrein dat niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen, en ;
  3. 3. het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm.

De nota is juridisch verankerd in de gemeentelijke archeologieverordening (zie hieronder).


Gemeentelijke archeologieverordening (vastgesteld door de raad op 18 juni 2009)

In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt.

Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Op het terrein waarin zich de kern van een archeologische vindplaats bevindt is geen andere inrichting toegestaan dan die het behoud, beheer onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Middels een aanlegvergunningenstelsel kan hiervan - onder strike voorwaarden - worden afgeweken. Als het onvermijdelijk is dat ingrepen zullen worden gedaan, dan dient de vindplaats te worden opgegraven voordat de aanlegvergunning kan worden verstrekt. Om de kern ligt een zogenaamde bufferzone. Hiervoor geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel ingrepen kunnen worden toegestaan. Dit mag als het gebied waarvoor de aanlegvergunning wordt verleend niet meer oppervlakte beslaat dan 10% van de totale bufferzone. Daarnaast geldt er nog een aantal voorwaarden.

De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Dit zijn de zogenaamde selectiegebieden uit de eerdergenoemde Nota Archeologische Monumentenzorg. Genoemde gebieden zijn aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen de genoemde gebieden zijn met enkele uitzonderingen, alle werkzaamheden / projecten dus aanlegvergunningplichtig.

De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden.

In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en selectiegebieden (als vermeld op de Archeologische Beleidskaart Almere) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

Het geldende archeologiebeleid is in dit bestemmingsplan verwerkt.

Hoofdstuk 5 Stedenbouwkundig Plan

noot: de meeste namen die in dit hoofdstuk worden gebruikt zijn werknamen, zoals ze in het ontwikkelingsplan Hout Noord zijn opgenomen; de definitieve namen zullen door de Naamgevingscommissie Openbare Ruimte Almere, worden bepaald.

5.1 Ruimtelijk Concept

Het ruimtelijke concept van Almere Hout Noord faciliteert en versterkt de 'Wijk voor Initiatieven', zodat de wijk kan uitgroeien tot een echte woon- en werkwijk. Het plan heeft ruimte voor organische groei. Dit gebeurt binnen een sterke hoofdstructuur als ruimtelijk raamwerk, met brede groene stadslanen, een ontmoetingsroute en een robuuste waterstructuur. Deze hoofdstructuur ontsluit de wijk en de verschillende kleine buurten en verbindt deze met de rest van Almere en het omringende landschap.

De lagenbenadering

Het stedenbouwkundig plan is verankerd op zijn plek door een landschappelijke onderlegger in meerdere lagen. De lagen vormen samen de ruggengraat van de wijk. Zij zijn opgebouwd uit de volgende elementen:

  • Bodem en waterstructuur: archeologie, robuuste waterstructuur van sloten en vaarten door het hele gebied.
  • Duurzaam landschap: bestaande bossen handhaven en versterken, de stad en het landschap verbinden via nieuwe monumentale lanen.
  • Infrastructureel netwerk: sterke gebiedsentrees, heldere hoofdstructuur, fijnmazige netwerken voor voetgangers, fietsers, openbaar vervoer en autoverkeer in de buurten.
  • Raamwerk en invulling: bebouwing, voorzieningen en activiteiten gebundeld rondom het raamwerk van lanen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0017.jpg"

De randen: menging en diversiteit

Aan de randen van de wijk en langs de hoofdstructuur zijn wonen en werken vervlochten en gemengd tot op microniveau. Buurtvoorzieningen zijn verspreid in dit fijnmazige netwerk.

De buurten

De opbouw van de buurten wordt bepaald door een aantal basisprincipes. Elementen als oriëntatie, sociale cohesie en veiligheid zijn daarbij leidend. Daarbinnen wordt op termijn en naar gelang de vraag geschoven met de diverse verkavelingsvarianten. De buurten hebben een sterke en heldere voorkant naar de ruimtelijke hoofdstructuur van de lanen. Binnen de buurten worden de voorkanten gericht op de ontsluitingen en buitenruimten. Deze ontsluiting is direct aangetakt op de naastgelegen lanen. De waterstructuur die door de gehele wijk loopt heeft een doorgaand karakter en is bepalend voor de opbouw van de buurt. Er kan mee geschoven worden, mits de doorstroming en aansluiting op de andere buurten gehandhaafd blijft. De verkavelingen grenzen waar mogelijk met de achterkanten aan de vaarten en tochten.

Wijkeconomie en voorzieningen

De belangrijkste ader van de wijk wordt de Nobellaan, die vanaf de verlengde Tussenring doorloopt tot de Hoge Vaart. Omdat de laan lang is, komen er twee concentratieplekken ('brinken') voor voorzieningen, die de laan herkenbaarheid en trekkracht geven. Het belangrijkste concentratiepunt voor commerciële voorzieningen en horeca is de Brink nabij de verlengde Tussenring. Commerciële voorzieningen zullen zich daarnaast vooral kunnen vestigen in de plint van de Nobellaan. Verder zijn enkele binnenstedelijke bedrijventerreinen opgenomen op strategische plekken in de wijk: grenzend aan en een overgang vormend met het bedrijventerrein Twentsekant en gelegen nabij de verlengde Tussenring. Op een deel van deze terreinen wordt ook een menging van bedrijvigheid met wonen mogelijk.

Markante gebouwen en iconen

Almere Hout Noord zal straks ook herkenbaar zijn door meerdere markante gebouwen die aansluiten bij het karakter van de wijk. Het Sluishuis is zo'n icoon; het is de plek waar het water straks de wijk binnenkomt en waar de overgang naar de Hoge Vaart wordt ervaren. Het Sluishuis biedt ruimte voor bijzondere functies, zoals een educatiecentrum voor duurzaamheid (experience point), een horecagelegenheid en appartementen op de verdiepingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0018.jpg"

Ook andere iconen vormen straks de herkenningspunten in de wijk, bijvoorbeeld de Buurtschuren en architectonische en landschappelijke uitingen zoals een groene poort of een markant gebouw op de Brink.

Laagbouw en hoogbouw

Het grootste deel van het woningprogramma wordt uitgevoerd als laagbouw. Deze zal dus in hoge mate het aanzien van de wijk bepalen. Ongeveer een kwart van het woningprogramma bestaat uit appartementen. De combinatie van voorzieningen en bedrijfsruimte met appartementen is daarbij een van de mogelijkheden. De meeste appartementen liggen aan de Nobellaan, langs de Hoge Vaart, de bosrand en aan de oostzijde van het plangebied. Op deze plekken bestaat de mogelijkheid om hoger te bouwen.

Aansluiting woonwijk en het bedrijventerrein Twentsekant

Bijzondere aandacht gaat uit naar de grenzen tussen het bedrijventerrein Twentsekant en de woonwijk en naar de doorgaande (langzaam) verkeersroutes door de woonwijk en het bedrijventerrein Twentsekant. De overgang tussen wonen en werken dient op een heldere en prettige manier vorm te krijgen. De korrelgrootte (bouwvolume) van de opstallen zal aan de zijde van de woonwijk in omvang 'S' oplopen naar korrelgrootte 'XXL' aan prominente zichtlocaties langs de rijksweg A6. Daarmee wordt de overgang van wonen naar bedrijven soepel vormgegeven.

5.2 Wonen, Voorzieningen En Werken

Wonen

In Almere Hout Noord ontstaat meer dan een woonmilieu; het is een wijk waar wonen, werken en ontplooien samengaan. Dat betekent dat ontwikkelingen geïntegreerd en gelijktijdig zullen plaatsvinden. Het vereist afstemming tussen de verschillende programmaonderdelen, waar dubbelgebruik, flexibiliteit en bestemming kunnen samengaan. Het programma omvat de onderdelen wonen, wijkeconomie (inclusief winkels) en (maatschappelijke) voorzieningen. Deze programmaonderdelen zullen in een samenhangende mix per buurt een plek krijgen. Voor elke functie is het mogelijk te evolueren; dat kan zijn doordat een functie zich uitbreidt of omdat een functie kan wijzigen. Door hiervoor zoveel mogelijk ruimte te scheppen, wordt in Hout Noord organische groei mogelijk.

doelgroepen in een duurzame wijk

Almere Hout Noord is van meet af aan een gemengde wijk. Er komen woningen in alle prijsklassen en eigendomsvormen. Doelgroepen voor de wijk zijn zowel starters en doorstromers uit Almere als bewoners van buiten Almere. Het gaat om mensen die iets willen bijdragen aan de leefbaarheid en het buurtgevoel in de wijk, ieder op hun eigen manier. Deze doelgroepen vormen een kleurrijk palet als het gaat om gezinssamenstelling, opleiding, inkomen, levensstijl en (zorg)behoeften. Specifiek wordt in Almere Hout Noord gemikt op de bewoner die wonen en werken wil combineren.

het programma

Uitgangspunten
- een dynamisch stadsdorp met verschillende woon-en werksferen;
- circa 4.300 woningen, met variëteit en flexibiliteit in gebruik en in tijd;
- 70% vrije sector (koop/huur): circa 3.000 woningen;
- 30% sociaal (koop/huur) met indicatieve segmentering: circa 1.300 woningen;
- 30% van het totaal te realiseren in (collectief) particulier opdrachtgeverschap: circa 1.300 woningen .

De wijk krijgt een programma dat alle ingrediënten voor flexibiliteit in zich heeft. Zo zal een wijk ontstaan met gevarieerde buurten van elk ongeveer 200-300 woningen met een eigen woonsfeer en diverse woningtypen. Als inspiratiebron zijn vier typen woonmilieus beschreven, die nadere invulling in ruimtelijke en programmatische zin zullen krijgen.

Vier woonmilieus
Stadswonen: langs de hoofdas of bij voorzieningen, in de buurt van het toekomstige station ;
Landelijkwonen: in of langs de bosrand, in korte rijen met veel uitbreidingsmogelijkheden ;
Menu-wonen: combinaties van wonen en werken, ruimte voor opdrachtgeverschap
Buurtwonen: meer rijenwoningen en gesloten woonblokken, de straat als ontmoetingsplek

Het streven is om 30% van de woningen te realiseren in (collectief ) particulier opdrachtgeverschap, een totaal van circa 1.300 woningen.

De kavels van diverse omvang zullen worden uitgegeven in zowel wonen als in combinaties van wonen en werken. Er zal worden gewerkt met kavelpaspoorten, die per kavel aangeven wat de criteria zijn ten aanzien van de massa, hoogte en situering van de bebouwing op de kavels en die gegevens zoals kaveloppervlakte en prijs van de kavel bevatten. Er wordt gewerkt met de volgende uitgangspunten:

(Collectief) Particulier Opdrachtgeverschap

Uitgangspunten
Verspreid over de diverse buurten binnen de wijk
In alle woningtypen; rijenwoning, appartement, drijvende of vrijstaande woningen
In alle prijssegmenten van koop (cpo/po)
Ook mogelijk voor bedrijfsgebouwen of voorzieningen
Individueel Particulier Opdrachtgeverschap (PO)
Met particulier opdrachtgeverschap of eigenbouw wordt bedoeld: Woningbouw waarbij de bewoner volledige juridische zeggenschap heeft over en verantwoordelijk is voor het gebruik van de grond en het ontwerp van zijn woning. Indien meerdere bewoners gezamenlijk een woongebouw realiseren zijn zij georganiseerd in een rechtspersoon zonder winstoogmerk.

Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO)
Hiervoor wordt de volgende definitie van het ministerie van IenM gehanteerd: 'Particulieren verwerven in groepsverband een kavel met woonbestemming. Hiervoor organiseren zij zich meestal in een vroeg stadium in een stichting of vereniging zonder winstoogmerk, die als opdrachtgever naar architect en aannemer van het project optreedt. De woningen worden in groepsverband gerealiseerd.'

Voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen en bijzondere woonvormen

De maatschappelijke voorzieningen en bijzondere woonvormen in Hout Noord zijn gericht op:

  • onderwijs en ontplooiing;
  • opvang en zorg;
  • ontmoeting;
  • ontspanning.

Onderwijs en ontplooiing

Talentontwikkeling is veel breder dan 'leren op school'. Het gaat dan ook om leren na school, buiten school en van elkaar. En het gaat om de koppeling van onderwijs met sport, ondernemen en zorg. Dit betekent niet alleen iets voor de schoolbesturen en de schoolgebouwen maar ook iets voor de plek waar ze komen te staan en de manier waarop het leren is georganiseerd. Het ervaringsgericht leren betekent dat scholen zoveel mogelijk gekoppeld worden met andere functies. Voor het primair onderwijs zijn dit scholen met de koppeling aan bijvoorbeeld welzijn, peuterspeelzalen en ruimten voor bso/nso. Hiervoor is gemiddeld 250 – 500 m2 per school nodig. Wonen boven de basisscholen, al dan niet uitgevoerd als gebouwen bestaande uit schoolwoningen, is als mogelijkheid meegenomen.

Ook komt er een (voorlopig) kleine school voor voortgezet onderwijs (vo). Ook voor het voortgezet onderwijs geldt dat koppeling aan sport en het ondernemende karakter van de wijk een bijzondere meerwaarde kan geven. Een plek dicht bij de entree van de wijk, en bij het ondernemerscentrum heeft daarom de voorkeur. De school kan in meerdere lagen gebouwd worden en zal in principe geen woningen boven de school krijgen.

Opvang en zorg

Bijzondere woonvormen

Er is in Almere behoefte aan zorgwoningen, zowel voor ouderen als voor jongere zorgbehoevende mensen. Deze woningen zullen worden gerealiseerd binnen het totale programma. Dit betekent dat aan deze woningen bijzondere eisen worden gesteld.

Niet-zelfstandige woonvormen

Almere wil ook huisvesting bieden voor mensen die om de een of andere reden (tijdelijk) niet in staat zijn zelfstandig te wonen of dit niet willen. In Almere Hout Noord zou bijvoorbeeld kunnen worden voorzien in de behoefte aan opvang van verslaafden.

Mensen met afwijkend woongedrag

Voor Almeerse huishoudens met minder alledaagse problemen wordt in Almere Hout Noord een vangnet geboden. Dit vraagt om woonvormen die stabiliteit en veiligheid bieden aan de bewoners en aan hun omgeving. Dit betekent ook dat bewoners met gerichte hulp (bijvoorbeeld 'achter de voordeur') worden geholpen. Per fase zal gekeken worden welke woonvorm past (binnen de buurt) en hoeveel ruimte hiervoor gereserveerd wordt.

Zorg

Een wijk van deze omvang vraagt ook om maatschappelijke voorzieningen op het gebied van gezondheid, begeleiding en opvang. In de eerste fase zal een aantal van deze functies een tijdelijke plek krijgen. De functies krijgen hun definitieve plek in een gezondheidscentrum op een centrale plek in de wijk van circa 2.000 m² bvo. In het gezondheidscentrum worden in elk geval ondergebracht: drie tot vier normpraktijken voor huisartsen (in combinatie met een algemeen geriater en een jeugdarts), ruimten voor onder meer fysiotherapie, tandarts, een apotheek, een ouderkindpunt (met een consultatiebureau, verloskundige hulp en jeugdgezondheidszorg). Aanvullend kan gedacht worden aan een buurtrestaurant met ruimte voor educatie (gezond koken), een welzijnscentrum/talentenhuis voor jong en oud en een dienstenruimte voor de wijkmanager. Een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal en een naschoolse opvang zullen zo veel mogelijk bij de scholen een plaats krijgen.

Ontmoeting

De rol van ontmoeting is groot als het gaat om sociale duurzaamheid. Dit kan fysiek, digitaal en organisatorisch gestimuleerd worden. In elke buurt van circa 200 tot 300 woningen is een ruimte gereserveerd voor ontmoeting. Fysiek in de vorm van een Buurtschuur, of ruimtelijk als locatie waar buurtbewoners zelf invulling geven aan hun behoefte. Bijvoorbeeld als moes- of bloementuin, trapveldje of speelplek. Buurtschuren zijn vaste of verplaatsbare units van uiteenlopende grootte met een herkenbaar karakter die alle mogelijke functies, die buurtbewoners met elkaar afspreken, kunnen huisvesten. Ze suggereren tijdelijkheid, gezelligheid en aanpasbaarheid. Bij aanvang van de ontwikkeling en bewoning van Almere Hout Noord zijn de buurtschuren focuspunt; ze zijn bedoeld voor gemeenschapsopbouw. Bovendien kunnen ze tal van functies huisvesten die van belang zijn voor de eerste bewoners (een tijdelijk wijkgezondheidscentrum, een tijdelijke buurtsupermarkt) of die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van de wijk (een informatiepunt voor particuliere bouwers). De ligging van de buurtschuur is altijd gekoppeld aan de informele ruimten binnen de buurten.

Ontspanning

Sport

Sport en bewegen bepalen in belangrijke mate het welzijn van mensen. Goede sportvoorzieningen in de wijk stimuleren ook participatie, net als mogelijkheden voor sport door ouderen en mensen met een handicap. Professionele ondersteuning is voor iedereen belangrijk. Sport gaat in Almere Hout Noord samen met onderwijs, groen en natuur. Vanuit het karakter van de wijk, de bevordering van gezond leven en ontmoeting zal er ruimte en aandacht zijn voor zowel het georganiseerde als het niet georganiseerde sporten. In het plan is opgenomen:

  • een Ontmoetingsroute/track voor skaten, joggen en hardlopen door de wijk;
  • een Wijksportloket: organisatie van sporten en sportevenementen;
  • faciliteren van particuliere 'bewegings'initiatieven;
  • gym- en sportzalen (zie onderwijs)
  • aanleg van extra grote buitenspeelplekken (playgrounds) deels bij de scholen, eventueel in de vorm van een Cruijff-court.

Speelplekken

Volgens gemeentelijke normeringen heeft elke buurt per 500 inwoners 1 speelplek, ter grootte van 1,1 m2 per woning, bedoeld voor 0-4 jarigen. Behalve deze speelplekken, dichtbij de woning, worden de speelplekken in Almere Hout Noord breder ingezet, namelijk als een plek, waar kinderen en tieners kunnen sporten, bewegen en recreëren. De exacte omvang, invulling en programmering wordt mede met bewoners bepaald. Een speelplek is toegankelijk, sociaal veilig en zichtbaar, zodat het gebruik gestimuleerd wordt. Ze kunnen ook als overlast worden ervaren, daarom moeten de plekken zorgvuldig gekozen worden. Multifunctioneel gebruik is bepalend voor het aantal en de oppervlakte. Voor de grootte van de speelplek geldt een minimum variant van ± 1.200 m2 (type playground) en een maximum variant van ± 4.000 m2 (type Cruijff Court).

Initiatieven

Verder kunnen in Almere Hout Noord particuliere initiatieven worden ontplooid voor bijvoorbeeld een fitnesscentrum, een klim- en speelroute of kan eventueel in combinatie met één van de zorgfuncties een klein zwembad gerealiseerd worden. In Wijk voor Initiatieven kunnen voorzieningen worden ingevuld -en zo mogelijk beheerd - met de betrokkenen: de wijkvestigers, jong en oud.

Werken

Speerpunten zijn
Werken terugbrengen in de wijk
Wonen en werken dichter bij elkaar
Ondernemen als katalysator van levendigheid
Keuzemogelijkheden tussen zolderkamer en bedrijventerrein
Bewoners betrekken via ondernemerschap
Ondernemers en bewoners binden, leidt tot ontplooiing en ervaringsgericht leren

Wijkeconomie

Bij de doelstelling van 'de ondernemende wijk' hoort het stimuleren van de wijkeconomie op diverse manieren en via diverse (huisvestings)middelen. In Almere Hout Noord krijgen lokaal ondernemerschap en werknemerschap veel kansen. Er zal, net als in elke andere wijk, vanuit huis worden gewerkt. Maar ook worden er ruime kavels aangeboden waarop bedrijfsruimten gerealiseerd kunnen worden. Kleine bedrijventerreinen in de wijk geven daarnaast ruimte aan activiteiten op het snijvlak van ambacht, ondernemen en voorzieningen. En in het Ondernemershuis wordt niet alleen gewerkt, maar netwerken mensen ook met elkaar; faciliteiten delen en flexibel huren zijn hier het uitgangspunt. Als ondernemers en werknemers ook in de wijk wonen, komt dat de wijkbinding ten goede.

Indicatief programma wijkeconomie
Werken aan huis tot maximaal 50%
Commerciële voorzieningen: circa 8.500 m² bvo geconcentreerd en verspreid
Binnenstedelijke bedrijventerreinen in verschillende omvang: circa 9 ha bruto
Bedrijfshuisvesting: circa 1,5 ha (Ondernemerskavels, Kanspanden, (werk)herenhuizen, Ondernemershuis) Zelfstandige bedrijfsunits: circa 8.500 m² bvo, onder meer in robuuste Kanspanden

Commerciële voorzieningen

Almere Hout Noord krijgt een breed palet aan dagelijkse voorzieningen; winkels, horeca en commerciële voorzieningen, gevestigd in het wijkwinkelcentrum of meer gespreid over de wijk; een en ander op basis van de Structuurvisie Almere en de Detailhandelsvisie en verder uitgewerkt in het Ontwikkelingsplan Hout Noord. Horeca kan een bindende functie hebben in de wijk. Omdat horeca ook overlast kan geven is zorgvuldige inpassing belangrijk. Kansen voor horeca zijn er vooral als onderdeel van het winkelcentrum (circa 750 m² horeca), langs de Nobellaan, de brinken, in het Ondernemershuis en het Sluishuis.

Winkelconcentratie op de Brink: circa 6.500 – 7.500 m² bvo

Voor hun levensvatbaarheid is het essentieel om het grootste deel van de winkelvoorzieningen te concentreren aan de Brink. Die trekkracht is noodzakelijk omdat het minimum draagvlak oploopt naar 15.000 inwoners; deze concentratie zal dus ook enige koopkracht van buiten de wijk moeten kunnen trekken, zoals vogelhorst en overig Almere Hout. Het hart wordt gevormd door twee supermarkten in verschillende prijs/ kwaliteitsegmenten. Daarnaast is er een goed aanbod van winkels voor dagelijkse en frequent benodigde niet dagelijkse artikelen, en horeca. Gezien de omvang van de wijk zal de concentratie 6.500-7.500m2 bruto vloeroppervlak beslaan, waarvan ruim 3.000 m2 bvo voor de supermarkten (verhouding bruto:netto meters is circa 5:4). Belangrijke randvoorwaarden zijn een goede auto bereikbaarheid, voldoende parkeerplaatsen (norm: 5 plaatsen per 100 m2 bvo), goede OV-bereikbaarheid, ruimte voor laden en lossen, vermijden van stapeling, voldoende fietsenstallingen en een aantrekkelijke en goed onderhouden publieke ruimte. Uitbreidingsruimte voor de supermarkten op langere termijn is aanbevelenswaardig. Door de concentratie aan de Brink en uitlopend langs de Nobellaan ontstaat een gezellige sfeer in de openbare ruimte.

Verspreide winkels en voorzieningen: circa 1.000 m² bvo

Naast de winkelconcentratie en direct omliggende (winkel)voorzieningen is er ruimte (circa 1.000 m2 bvo) voor verspreide winkels en ruimte voor overige commerciële voorzieningen. Afhankelijk van de vraag biedt de wijk ruimte voor overige commerciële voorzieningen, zoals fitness centra en vrij gevestigde medische beroepen. Vanwege goede bereikbaarheid en zichtbaarheid zijn de plinten langs de Nobellaan en aan de brink geschikte vestigingslocaties. De panden krijgen hier voor een deel ook een bij voorkeur hogere verdiepingshoogte (circa 4 meter) op de begane grond.

Indicatieve duiding commerciële voorzieningen: type, m2 bvo en locatie

Type commerciële voorziening Bruto vloeroppervlak (m2 bvo) Type locatie
Supermarkten Ca. 3.000 - 3.750 100% winkelconcentratie
Overige dagelijkse artikelen Ca. 1.000 90% winkelconcentratie; 10% verspreid (Noorderhoutlaan)
Niet dagelijkse artikelen Ca. 1.000 – 1.250 80% winkelconcentratie; 20% verspreid (Noorderhoutlaan)
Horeca Ca. 1.000 80% winkelconcentratie; 20% verspreid (o.a. Sluishuis, Noorderhoutlaan); concentraties van levendigheid, niet in woonbuurten
Verzorgende diensten Ca. 1.500 50% winkelconcentratie; 50% verspreid (Noorderhoutlaan)
Totaal Ca. 7.500 – 8.500 Zie locaties I en II

Binnenstedelijke bedrijventerreinen

Aan de randen van het woongebied nabij de hoofdontsluitingswegen, krijgen drie binnenstedelijke bedrijventerreinen een plek. Deze terreinen zijn bedoeld voor de ondernemer voor wie de woon-werkcombinaties te weinig ruimte bieden en waarvoor Twentsekant nog een stap te ver is.

Op de binnenstedelijke bedrijventerreinen kan een mix ontstaan van milieubelastende en milieugevoelige functies. Dit draagt bij aan een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor de voorzieningen. Daarom wordt er voor deze terreinen voor wat de milieubelasting betreft niet uitgegaan van functiescheiding maar van functiemenging.

Voor deze menging zijn 3 categorieën te onderscheiden. In categorie A vallen activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. In categorie B vallen activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter zodanig dat zij bouwkundige afgescheiden van woningen en andere gevoelige functie dienen plaats te vinden. In categorie C vallen activiteiten waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Alle categorieën bedrijven, voorzover passend binnen de bestemmingsomschrijving zijn op de binnenstedelijke bedrijven terrein toegelaten. Aangezien de terreinen aan de randen van het woongebied liggen nabij de hoofdontsluiting komen ze ook in aanmerking voor vestiging van bedrijven in categorie C.

De toegelaten bedrijven op de binnenstedelijke bedrijventerreinen zijn opgenomen in bij de Regels van dit plan behorende Bijlage 2 Staat van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1.

Binnen de woongebied zijn alleen categorie A en B toegelaten. Hiervoor is Bijlage 3 Staat vanbedrijfactiviteiten - Functiemenging-2 die bij de Regels is gevoegd van toepassing.

Het aanbod van kavels en ruimten loopt uiteen in kwaliteit en huur-/koopprijzen; passend bij de vraag en het gewenste ondernemerschap.

Het merendeel van de percelen zal worden uitgegeven als kleinschalige percelen van 500 tot 2.500 m². Door middel van een rug-aan-rugverkaveling kan een rommelige uitstraling worden voorkomen. De uiteindelijke diepte en breedte van de kavels zal naar verwachting fluctueren tussen de 20 m en 50 m. Ook hier geldt dat potentiële ondernemers zoveel mogelijk betrokken zullen worden bij de indeling van het gebied.

Indicatieve maatvoering kavels binnenstedelijke bedrijventerreinen

Omvang kavels % van totaal
500-800 m²
800-1.500 m²
1.500-2.000 m²
2.000-2.500 m²
20%
40%
30%
10%

Aan de hand van statistieken en marktonderzoek zijn drie kansrijke clusters van bedrijvigheid gedefinieerd. Ze kunnen deels worden gemengd met wonen, maar met name de goederen- en bouwgerelateerde bedrijven zullen zich eerder op het kleinschalige bedrijventerrein thuis voelen.

Kansrijke clusters van bedrijvigheid in Almere Hout Noord:
Goederengericht cluster: bouw-en onderhoudsgerelateerde bedrijvigheid en (semi)-ambachtelijke activiteiten zoals installatiebedrijven, onderhoud en productvervaardiging. Dit cluster profiteert van en draagt bij aan de fysieke ontwikkeling en verzorging van groeistad Almere;
Zakengericht cluster: zakelijke en facilitaire dienstverlening. De uitbestedingstrend, de ontwikkeling van nieuwe diensten en de doorgaande groei van Almere geeft een robuuste groeimarkt voor deze activiteiten, die veel onderlinge netwerken vormen. Binnen dit cluster is veel behoefte aan combinaties van wonen en werken en aan gemeenschappelijke faciliteiten die o.a. in bedrijfsverzamelgebouwen worden geboden.
Consumentgericht cluster: wellness-diensten gericht op gezondheid, sport en spel, persoonlijke verzorging, beleving en ontwikkeling. Het gaat hier om een snelgroeiend activiteitencluster in de economie, dat gezien de groei van Almere extra kansen krijgt. Ook hier worden combinaties van wonen en werken gewaardeerd en geeft lokale clustervorming meerwaarde.

Bedrijfshuisvesting verspreid in de wijk

Ook verspreid in de wijk wordt aanbod van bedrijfshuisvesting mogelijk gemaakt. In ieder woonhuis kan maximaal 50% van het woonoppervlak worden gebruikt voor beroep of bedrijf aan huis. In de volgende tabel worden verschillende typen van woonwerkeenheden aangegeven die in Almere Hout Noord gevestigd kunnen worden. Flexibiliteit staat bij alle types bedrijfshuisvesting centraal. Bedrijfsruimten kunnen relatief gemakkelijk worden vergroot of verkleind, samengevoegd of gedeeld. De omschreven types bedrijfshuisvesting vragen in totaal voor zuiver de bedrijfsfunctie een grondbeslag van in totaal 4,4 ha. Een deel hiervan is al in de bruto meters binnenstedelijk bedrijventerrein verwerkt.

Indicatief ruimtebeslag wijkeconomie: bedrijfshuisvesting


Type

Aantal
Functie-verdeling m2 bvo b.g indicatief Footprint/kavel m²
1. Herenhuizen* 100 b.g. werken, boven wonen Ca. 75 m² 7.500 m² bvo
2. Ondernemerskavels* 50 50% werken, 50% wonen Ca. 150 m² werkfunctie (kavel 500-1.000 m²) 20.000 m² grond
(t.b.v. onderneming)
3. Ondernemershuis 1 100% werken, geen wonen Ca. 3.000 m² 1.250 m² grond
4. Kanspanden (bedrijfsverzamel) 3 b.g. werken, boven wonen Ca. 1.000 m² – 5.000 m² 15.000 m² grond
5. Bedrijfsunits** 84 100% werken Ca. 100 m² Totaal 8.400 m²
Zie Ondernemerskavels/Kanspanden

* Herenhuizen (woon-werkwoningen) en ondernemerskavels zijn eveneens onderdeel van het woonprogramma, de woonfuncties worden separaat gecalculeerd.

. ** Voorgeschreven in Planvormingskader

Het bedrijventerrein Twentsekant

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0019.jpg"

Het bedrijventerrein Twentsekant ( het paarse gedeelte op bovenstaande kaart) maakt deel uit van de wijk Almere Hout Noord. Het totale bedrijventerrein Twentsekant is circa 85 hectare groot. Het gebied kenmerkt zich door zijn ligging aan de rijkswegen A6 en bij de beoogde verdere doorgroei ook aan de A27. Door deze ligging is er sprake van een uitstekende bereikbaarheid. De directe relatie met de te ontwikkelen woonwijk Almere Hout Noord zorgt ook voor bijzondere dynamiek. Het bedrijventerrein Twentsekant sluit aan bij deze wijk en biedt daarmee ook plek voor ondernemers uit de wijk zelf. Anderzijds wordt het bedrijventerrein Twentsekant een bedrijvenpark van (boven)regionale waarde, vanuit de ambitie het park in te vullen met concepten die bovenregionale aantrekkingskracht hebben. Wat betreft segmentering wordt het bedrijventerrein Twentsekant een modern gemengd bedrijvenpark, dat deels zal bestaan uit een detailhandelszone (PDV) en deels uit een gemengd bedrijventerrein in een hoogwaardige en duurzame vorm.

Twentsekant: detailhandelszone

Vanwege de ligging, omvang en opzet is het bedrijventerrein Twentsekant een kansrijke detailhandelslocatie. Op het terrein van detailhandel en ontspanning/recreatie zijn er in Nederland ontwikkelingen gaande, die beogen aan te sluiten bij nieuwe behoeften en mogelijkheden van de consument. Almere heeft de kans hierop in te spelen met een ontwikkeling die een veel groter consumenten- en toeristenbereik beoogt dan de eigen bevolking. Ook vanuit de focus op optimale economische structuurversterking ligt hier een kans.

Het kernprogramma van de detailhandelszone zal bestaan uit een (of meer) woonconcept(en) en vormt een onderdeel van de perifere detailhandel (PDV). Deze ontwikkeling is een uitwerking van het beleid dat was opgenomen in de detailhandelsnota van 2004 en ook is opgenomen in de "Detailhandelsvisie Almere 2012".

Een belangrijk doel van dit nieuwe beleid is het versterken van het stadscentrum (detailhandel in combinatie met stedelijke voorzieningen) en het bieden van ruimte aan ondernemers. Dit betekent een detailhandelsaanbod in verschillende prijsklassen en segmenten. Wat betreft de detailhandelsvoorzieningen die naar hun aard en omvang een groot oppervlak nodig hebben, de zogenaamde perifere detailhandelsvoorzieningen, streeft de gemeente daarbij naar clustering van specifieke PDV en GDV in een beperkt aantal 'themacentra'. In de Detailhandelsvisie wordt beschreven dat Almere met Doemere over zo'n themacentrum beschikt en dat het A6 Park (Twentsekant) in Hout Noord voor de langere termijn beschikbaar is. In de nota zijn een aantal criteria opgenomen waaraan een dergelijk themacentrum dient te voldoen, nl. ruimtelijk relevante randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden en lossen en milieu-eisen.

Conform de Detailhandelsvisie zal de gemeente de detailhandelszone op Twentsekant vooralsnog niet actief ontwikkelen. Verder is opgenomen dat de 'SER-Ladder' oftewel 'Ladder Duurzame Stedelijke Ontwikkeling' wordt toegepast voor initiatieven die zich te zijner tijd aandienen voor Twentsekant. In 2013 zijn er gesprekken gevoerd met georganiseerde vertegenwoordigers van de detailhandel, groot- en kleinschalig vastgoed en deskundigen over het Almeerse detailhandelsbeleid. Het verslag hiervan is beschreven in de rapportage “Kiezen en Delen” (De Krom Advies, augustus 2013). Hierin wordt het beleid van de Detailhandelsvisie bevestigd om de detailhandelszone Twentsekant voorlopig niet actief te ontwikkelen, ca. 5 jaar te temporiseren.

Het programma voor Twentsekant, zoals dat is opgenomen in dit bestemmingsplan binnen de bestemming 'Bedrijventerrein- uit te werken', voldoet aan de Detailhandelsvisie 2012. In aansluiting op dit beleid is ervoor gekozen om een uit te werken bestemming op te nemen. Dit is in lijn met het uitgangspunt dat de gemeente zelf deze locatie vooralsnog niet zal ontwikkelen. Tevens maakt het mogelijk om optimaal in te kunnen spelen op de dynamiek in de detailhandel en als er zich te zijner tijd een concreet project aan doet dit te kunnen afwegen binnen de randvoorwaarden van het dan vigerende beleid

In 2009 is onderzoek uitgevoerd door Panteia naar de ontwikkelingsmogelijkheden van een concept voor detailhandel en leisure op het bedrijventerrein Twentsekant. Uit dit onderzoek bleek dat een detailhandelsconcept dat is gericht op wonen en woninginrichting -het woonconcept- qua locatiefactoren (bereikbaarheid, parkeren en ruimte) goed past op het bedrijventerrein Twentsekant. Het woonconcept kan uit meerdere varianten bestaan, waar mogelijk in combinatie met elkaar. Een combinatie van bijvoorbeeld ruimte voor een woonboulevard, ruimte voor landelijke grote woonconcepten en ruimte voor innovatieve woonconcepten biedt goede mogelijkheden. Dit concept moet worden gezien als kernprogramma.

Daarnaast moet er binnen de detailhandelszone ruimte zijn voor elkaar versterkende leisureactiviteiten, zowel grootschalig als kleinschalig.

Met het concept wordt beoogd het huidige aanwezige winkelaanbod op gebied van wonen, dat sterk versnipperd is gevestigd op een groot aantal bedrijfsterreinen, te concentreren en te versterken. Hierdoor zullen er meer aankopen in Almere zelf worden gedaan. Bovendien biedt de groei van Almere (schaalsprong) verdere uitbreidingsmogelijkheden en zal een concept met onderscheidend vermogen ook gericht zijn op de bovenregionale markt. Dit wordt opgenomen in een effectverkenning die zal worden opgesteld indien er een aanvraag uit de markt wordt ingediend.

Voor een woonboulevard wordt in eerste instantie gedacht aan 30.000 – 35.000 m² wvo voor detailhandel en 5.000 – 10.000 m² aan leisurevoorzieningen (45.000 – 55.000 m² bvo). Uitgaande van twee lagen, enige groenvoorziening en parkeren komt dit op een kaveloppervlak van ca. 50.000 – 60.000 m². Inclusief bijv. een groot woonconcept en innovatieve concepten betekent dit ca. 125.000 m² bvo en een uitgeefbaar kaveloppervlak van ca. 140.000 m².

Zichtbaarheid en bereikbaarheid van de woonconcepten naast elkaar is van belang; goed ontsloten voor zowel de auto als het openbaar vervoer. Het concept moet beantwoorden aan de eisen van de moderne consument. Om als retail- en leisureconcept blijvend succesvol te zijn en een duurzaam concept te realiseren is het reserveren van uitbreidingsruimte voor de langere termijn noodzakelijk. Gezien de dynamiek in de detailhandel zullen daarbij eventuele aanvullende detailhandelsconcepten/branches in de toekomst niet worden uitgesloten, mits passend binnen de Almeerse detailhandelstructuur. Op deze wijze kan een concept innoveren en ontwikkelen. Om dit gebruik te zijner tijd mogelijk te maken wordt in dit bestemmingsplan een uit te werken bestemming Bedrijventerrein Twentsekant opgenomen.

Twentsekant: modern gemengd bedrijventerrein

Op een gemengd bedrijventerrein kunnen zich meerdere typen bedrijven vestigen. Hierbij gaat het om bedrijvigheid tot een maximale milieucategorie 3.2. Aantrekkelijke doelgroepen zijn bijvoorbeeld groothandelscentra, datacentra en hoogwaardige productiefaciliteiten waaronder de grafische industrie, ict en pharma. Het bedrijventerreinTwentsekant wordt markttechnisch gezien als een opvolgmilieu voor de Veluwsekant (West) en de Lagekant. De locatie is vooral interessant voor de eigen thuismarkt en de regio Amsterdam/Gooi.

Voor het terrein geldt een kantoorhoudendheid van maximaal 50% per kavel. Deze regeling maakt uitwisseling van kantoormeters tussen bedrijven binnen een pand mogelijk. Een voorbeeld: op een kavel van 2.000 m² mag 1.000 m² niet zelfstandig kantoor gerealiseerd worden. Drie bedrijven gebruiken kantoor en hal. Het ene bedrijf heeft een verhouding 30% kantoor/70% hal. De (in theorie) niet gebruikte 20% kantoor kan ten goede komen aan de anderen bedrijven die bijvoorbeeld 60% kantoor gebruiken en 40% hal. Bij het opnemen van een regel met kantoorhoudendheid per bedrijf (in plaats van per kavel) is dit niet mogelijk. De regeling maakt het overigens niet mogelijk om zelfstandige kantoren te realiseren.

De hoogwaardigheid van het bedrijventerrein uit zich vooral in een hoogwaardige kwaliteit van de gebouwen en de openbare ruimte. Evenals voor de detailhandelszone geldt dat flexibiliteit, inspelen op de markt en duurzaamheid speerpunten zijn. Diversiteit in kavelomvang draagt hieraan bij. De volgende kavels worden aangeboden:

  • middelgrote kavels: indicatief circa 2.500 -5.000 m²(met uitloop tot 7.000 m²;
  • grote kavels: indicatief circa 5.000 m² -20.000 m² en incidenteel groter tot 40.000 m².

Splitsing en samenvoeging van kavels en het kiezen van een geschikte kaveldiepte zijn mogelijk. De verhouding breedte:diepte van de kavels ligt binnen een range van 1:2 tot 1:1. Parkeren, laden en lossen vindt op eigen terrein plaats.

Om een juiste overgang van de woonwijk naar het bedrijvenpark te bewerkstelligen, is ervoor gekozen om de randen van het bedrijvenpark in te vullen met relatief kleine kavels. De grootste kavels komen langs de A6 te liggen.

Twentsekant: duurzaamheid

Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Twentsekant zijn de Almere Principles het centrale thema en het beleidskader. De gemeente zal de uitvoering van dit thema door middel van stimuleren en verleiden vormgeven en niet dwingend opleggen in de planregels bij dit bestemmingsplan. Ook worden in de regels geen voorwaarden aan materialen opgelegd.

De duurzaamheidsmaatregelen worden bij de ontwikkeling van het gebied nader uitgewerkt, bijvoorbeeld via het inzetten van een duurzaamheidsscan. Hiermee is bij andere bedrijventerreinen in de gemeente al ervaring mee opgedaan.

In algemene zin gelden binnen Twentsekant de volgende ambities.

  • hoogwaardige inrichting: door te kiezen voor het gebruik van duurzame en hoogwaardige materialen en strikte regie te voeren op de inrichting van openbare plekken ontstaat een inrichting die uitstraling en allure heeft.
  • ruime en groene opzet: door binnen het bedrijventerrein Twentsekant ruimte te geven aan groen (mogelijk in parkstructuur) en te kiezen voor een ruime opzet (overmaat) ontstaat een plek waar mensen graag werken en verblijven.
  • duurzaamheidsambities: deze zijn onder meer gericht op CO²-uitstoot, warmteverbruik, toepassing van bepaalde materialen en invulling van de kavel in relatie tot haar omgeving.
  • duurzaamheidsplatform: in dit platform komen werken, leren en ontwikkeling samen (business & science centre). Fysiek kan dit een start krijgen in een duurzaamheidsplein. Hier vestigen zich de eerste gebruikers. Ook biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om bedrijfswoningen - op een beperkt gedeelte van het bedrijventerrein- te realiseren voor ondernemers die bij hun bedrijf willen wonen. Deze ondernemers vormen een dynamische gemeenschap van waaruit een verdere ketenintegratie op gang kan komen: verticaal (met onderwijsinstellingen) en horizontaal (met verwante bedrijven). Innovatieve en hoogwaardige kennis en ervaring, jong en oud, stageplaatsen, regionaal en internationaal georiënteerd gaan hier samen. Het plein vormt de kern van een woon-werkgemeenschap van ondernemers die excelleren in de toepassing van het duurzaamheidsdenken. Een doelbewust clusterbeleid bevordert en faciliteert de horizontale en verticale sectorale en thematische ketenintegratie.

Twentsekant: ruimtelijke reserveringen

  • Het totale bedrijventerrein Twentsekant is circa 85 ha groot.
  • Voor het gemengde bedrijventerrein wordt ruim 30 ha gereserveerd.
  • Voor woonconcept(en)/PDV, inclusief leisureactiviteiten, wordt circa 14 ha gereserveerd.
  • Uitbreidingsruimte voor retail-en leisureconcept circa 12 ha.
  • Reservering voor plaatsing windmolens: voor het opwekken van afdoende duurzame energie voor het bedrijvenpark en de woonwijk zal het plaatsen van 4 windturbines langs de A6 nader worden verkend en is daarom niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Indien de plaatsing beleidsmatig en ruimtelijk mogelijk blijkt zal hiervoor een juridisch-planologische procedure worden gestart.
  • Reservering voor spoorverbinding Almere-Utrecht (Stichtselijn): vanuit de Schaalsprong die Almere maakt tot 2030, is een reservering opgenomen voor een spoorverbinding die Almere verbindt met Utrecht. Totaal ruimtebeslag van deze reservering is 7 hectare. Deze spoorverbinding wordt niet binnen de periode van dit bestemmingsplan(10 jaar) aangelegd. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat realisering na 2030 zal plaatsvinden. Er is echter wel een ruimtelijke reservering opgenomen in het bestemmingsplan, zodat de eventuele reservering van spoorverbinding niet onmogelijk wordt gemaakt.
  • Infrastructuur (wijkontsluiting, fietsverbindingen, hoofdinfrastructuur): voor de juiste ontsluiting van het bedrijventerrein (die tevens de woonwijk zal ontsluiten) en de nodige groenvoorziening en water inpassing, is 22,5 hectare opgenomen.

5.3 Verkeer

5.3.1 Autoverkeer

Almere Hout Noord ligt direct aan de A6 en zal op termijn worden ontsloten door de verlengde Tussenring. Door deze ligging is de wijk onderdeel van een uitgebreidere netwerkstructuur. Met de auto wordt de wijk zowel via de oostkant als de zuidkant ontsloten. De wijk heeft niet één hoofdentree, maar een aantal entrees met eigen kenmerken en herkenningspunten.

Ontsluiting Twentsekant

Het bedrijventerrein Twentsekant krijgt een eigen toegang vanuit de verlengde Tussenring. Deze toegang ontsluit ook een deel van de woonwijk.

Verkeerseffecten op de afwikkeling van het verkeer op de A6

Op het bedrijventerrein Twentsekant is het in principe mogelijk om 30 ha voor detailhandel in te richten. De verkeerseffecten van de afwikkeling van het verkeer van deze toekomstige detailhandleszone op de A6 zijn nader in beeld gebracht met behulp van een dynamisch verkeersmodel. Hiervoor is een projectgroep geformeerd bestaande uit ambtenaren van Rijkswaterstaat, de Gemeente Almere en een extern specialist dynamische verkeersmodellen. In gezamenlijk overleg zijn de kaders en randvoorwaarden vastgesteld voor de verkeersberekeningen met het dynamisch model. Centrale vraag in het verkeersonderzoek was of de verkeersafwikkeling van de detailhandelszone langs de A6 gefaciliteerd kan worden.

Om dit te onderzoeken zijn 3 modellen uitgewerkt:

  • 2020 referentiemodel met een minimum variant voor de detailhandelszone en het reguliere programma voor Nobelhorst en het gemengde bedrijvendeel Twentsekant;
  • 2030 laag met een middenvariant detailhandelszone, regulier programma Nobelhorst/Twentsekant en beperkte ontwikkeling Oosterwold;
  • 2030 hoog met maximale detailhandelszone, regulier programma Nobelhorst/Twentsekant en volledige ontwikkeling Oosterwold.

Elk model is besproken, waarna er ruimte was voor optimalisering wanneer nodig. Vervolgens werd doorgegaan naar het volgende model.

De conclusie uit de verkeersberekeningen is dat de piekbelasting, veroorzaakt door de detailhandelszone op Twentsekant op zaterdagmiddag, afgewikkeld kan worden. Zelfs in het hoge scenario waarin zowel de detailhandel op Twentsekant als Almere Oosterwold volledig ontwikkeld zijn. Het verkeer op de A6 zal dus geen hinder ondervinden van de aanwezigheid van de grootschalige detailhandel.

Ontsluiting Nobelhorst

Nobelhorst krijgt vanaf de verlengde Tussenring vier toegangen, waarvan de Nobellaan en de Zuiderhoutlaan de twee belangrijkste zijn. Ook de toegang vanuit het zuiden via de Kievitsweg wordt uitgewerkt tot volwaardige entree. De lanen in de wijk vormen zo met de verlengde Tussenring en de Kievitsweg een doelmatige hoofdstructuur van stroomdreven, wijkontsluitingen-plus en gewone wijkontsluitingen. Vanuit de lanen worden de buurten direct ontsloten. Binnen de buurten kan niet worden rond gedwaald, want alle wegen leiden de gebruikers direct naar de lanen en de hoofdstructuur. De woonstraten worden allemaal dertig kilometer gebied. Verschillen in verkeersintensiteit, rijsnelheid en daarbij horende kruispunt oplossingen zullen binnen de herkenbare en doorlopende profielen worden opgelost en uitgewerkt.

5.3.2 Parkeren

De parkeerstrategie is gekoppeld aan de bebouwingstypologie volgens de parkeernormen van de gemeente, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 13 februari 2001. De kleinschalige opzet van de bebouwing maakt een grote differentiatie in parkeeroplossingen mogelijk. De parkeerstrategie voor woningen, werken en voorzieningen wordt nader uitgewerkt waarbij wordt nagestreefd dat 50 % op eigen terrein en in gebouwde voorzieningen; en 50 % in openbaar gebied wordt gesitueerd.

Voor Almere Hout Noord worden de volgende parkeernormen gehanteerd:

voorziening parkeernorm pp op eigen terrein pp op openbaar gebied
appartement (sociale huur) 1,25 per woning 0 1,25
appartment (vrije sector) 1,75 per woning 0 1,75
eengezinswoning (sociaal) 1,5 per woning 0 1,5
eengezinswoning (vrije sector in een rij) 1,75 per woning 1 0,75
eengezinswoning (vrijstaande woningen) 2 per woning 1 1
bedrijfsruimte 2,4 per 100 m² bvo
woon/werkeenheid 2 per unit of
2 per 100 m² bvo
kantoor met baliefunctie 2,7 per 100 m² bvo
kantoor zonder balie 1,7 per 100 m² bvo
commerciële voorz. 2 per 100 m² bvo
maatschappelijke voorz. 3 per 100 m² bvo
kerk 0,2 per zitplaats
zorgvoorziening 2 per behandelkamer
school (BO) 4 per klaslokaal
school (VO) 1,5 per klaslokaal
supermarkt 5 per 100 m² bvo
overige detailhandel 3,3 per 100 m² bvo
café 7 per 100 m² bvo
restaurant 10 per 100 m²

De parkeernormen van eventuele overige functies die niet in bovenstaande tabel zijn opgenomen, zijn ter bepaling door de gemeente op basis van kengetallen CROW (ASVV 2004).

Deze normen worden gebruikt voor de parkeerbalans. In de balans kan worden gerekend met dubbelgebruik, hiervoor is het noodzakelijk dat parkeerplaatsen te allen tijden openbaar toegankelijk zijn. Voor deze berekeningen worden aanwezigheidspercentages gehanteerd.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen bewoners/werknemers parkeren en bezoekersparkeren.

Voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen (Artikel 4) en het bedrijventerrein Twentsekant (Artikel 9) is in de planregels opgenomen, dat dient te worden voorzien in ruimte voor laden en lossen en parkeren op eigen terrein. In het woongebied van Nobelhorst (Artikel 8) is ook vestiging van bedrijven mogelijk. Voor bedrijven en voorzieningen wordt ook hier uitgegaan van parkeren op eigen terrein, tenzij uit de parkeerbalans voor het te ontwikkelen plangebied blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is en dat voor de omliggende woningen aan de parkeernormen kan worden voldaan.

5.3.3 Langzaam verkeer

Fietsen in Almere Hout Noord is de norm; de Ontmoetingsroute speelt daarin een prominente rol. Aan deze route liggen voorzieningen, zodat deze op een snelle en verkeersveilige manier toegankelijk zijn. Behalve de Ontmoetingsroute heeft Almere Hout Noord een fietsnetwerk dat aansluit op en onderdeel vormt van het Almeerse fietsnetwerk. Via de Watersnipweg langs de Hoge Vaart en via een fietsroute langs de toekomstige busbaan wordt Hout Noord met Almere Stad verbonden. Daarnaast is er een fietsverbinding over de A6 gepland die aansluiting zal geven op het bestaande woongebied van Almere. Met de realisering van deze fietsverbinding zal ook rekening gehouden worden met de geplande verdubbeling van de A6. In de verdere uitwerking zullen goede en onbelemmerde kruisingen van het fietsnetwerk met de overige infrastructuur gerealiseerd worden.

5.3.4 Openbaar vervoer

De bus sluit direct aan op het bestaande netwerk naar Almere Stad. Deze rijdt vanaf Sallandse kant onder de A6 door het plangebied binnen, vervolgt zijn weg via de Dwarslaan over de Nobellaan, en eindigt bij de verlengde Tussenring. Hier is op termijn het treinstation gepland. De bus zal 50 kilometer per uur kunnen rijden over een eigen rijbaan, die integraal onderdeel uitmaakt van het profiel van de lanen. Bushaltes komen onder meer op de beide brinken, Twentsekant en een binnenstedelijke bedrijventerrein. Hiermee ligt het grootste deel van de wijk binnen loopafstand (500 meter) van een bushalte.

De bus zal zo spoedig mogelijk na de oplevering van de eerste woningen de wijkbewoners bedienen.

5.4 Groen, Blauw En Natuur

5.4.1 Groen

Algemeen

De ecologische structuur in Almere Hout Noord wordt gedragen door de bestaande boskammen, Kievitsbos en Oeverbos, en de ecologische verbindingszone, die is ingericht langs het Kievitsbos en de Kievitstocht (Ecologisch Masterplan (2006)). Het bos is omvangrijk (zo'n 75 ha), heeft expressieve ecologische waarde en geeft identiteit aan de wijk. Bovendien is het van cruciaal belang dat de ecologische relatie met de omgeving robuust blijft. Zonder deze verbinding met de omgeving krijgt het bos in de wijk geen betekenis. De bestaande ecologische verbinding via de Kievitstocht zal daarom worden gehandhaafd en versterkt. Bij de uitwerking van de oostrand van het plangebied zal onderzocht worden of de ecologische verbinding verbeterd kan worden door omlegging van de Kievitstocht in samenhang met mogelijke ontwikkelingen ten oosten van het plangebied en de aanleg van een nieuwe Bevertocht aan de oostkant van het Beverbos.

Wat betreft het beheer van het bos wordt in principe aangesloten bij het beheer van Staatsbosbeheer. Het bestaande populierenbos wordt gedeeltelijk omgevormd tot een nat, enigszins ondoordringbaar 'Beverbos'. Door de verjonging van de populierenopstanden met andere soorten (onder meer eiken en beuken) door te zetten, ontstaat een soortenrijkdom met een breed palet planten en dieren. De beide dwarslanen door het bos zullen gedeeltelijk verhoogd op poten worden aangelegd. Deze lanen worden sociaal veilig ontworpen met deels bebouwing en goede verlichting. Waar de Ontmoetingsroute langs de bosrand slingert is het bos opener en overzichtelijk; ook zijn er natuurlijke spelaanleidingen. Samen met Staatsbosbeheer zal worden onderzocht welke transformaties in het bos kunnen plaatsvinden om meer gebruiks- en belevingsmogelijkheden te creëren voor de nieuwe bewoners.

Boswet

Als gevolg van het realiseren van Hout Noord zullen het bos langs de A6 (globaal tussen de 20 en 25 ha) en de bomenrijen langs de Kievitsweg, Vinkweg en de Paradijsvogelweg (globaal tussen de 4 en 5 km) en delen van het Oeverbos verdwijnen. omenrijen en bos onder het regime van de Boswet vallen worden deze gecompenseerd. Hiervoor is een contract gesloten tussen de gemeente en Staatsbosbeheer. Binnen dit contract, waarbij alle te compenseren gebieden binnen de gemeentegrens van Almere zijn betrokken wordt ook het gebied Almere Hout Noord betrokken.. Zie verder voor de achtergronden van de Boswet hetgeen is opgenomen in paragraaf 3.3 Groen, blauw, natuur.

5.4.2 Blauw

Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen in paragraaf 5.7 Bodem en watersysteem is opgenomen.

5.4.3 Natuur

Gebiedsbescherming - Ecologische Hoofdstructuur

Binnen het plangebied bevinden zich geen EHS gebieden. De mogelijke effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van EHS zijn dan ook beperkt tot externe werking door verstoring, zoals geluidsverstoring en optische verstoring.

Het plangebied ligt ruimtelijk gescheiden van het EHS-deel van het gebied Boswachterij Almeerderhout door de Hoge Vaart en de Oeverbossen langs deze vaart en de Watersnipweg. Deze twee structuren vormen een buffer tussen de nieuwe ontwikkeling en het EHS gebied. Mogelijke toekomstige bebouwing binnen het Oeverbos (na gebruikmaking van de in dit bestemmingsplan geboden wijzigingsbevoegdheid) zullen de functie van dit bos als buffer niet aantasten.

Effecten op de wezenlijk kenmerken en waarden van de Boswachterij Almeerderhout kunnen dan ook worden uitgesloten.

Het plangebied ligt gescheiden van het EHS gebied Buitenhout door de snelweg A6. De A6 levert een aanzienlijke verstoring op in het EHS gebied, die vele malen groter is dan het effect van de ontwikkeling van Hout Noord. Effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van Buitenhout kunnen dan ook worden uitgesloten.

Gebiedsbescherming - Ecologische structuur Almere

Binnen het gebied worden een aantal uitgangspunten van het Ecologisch Masterplan uitgewerkt. De relevante uitgangspunten zijn:

  • Uitgangspunt 1: de aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt. Hiermee wordt de rol van deze natuur als boegbeeld van het Almeerse groen en water versterkt.
  • Uitgangspunt 2: de kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor de toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • Uitgangspunt 3: Het blauwgroene casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels, zodat het één functionele ecologische structuur wordt.
  • Uitgangspunt 5: Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd, met als doel de biodiversiteit van het openbaar groen te vergroten.

Natuurvriendelijke oevers

Binnen de nieuwe wijk worden in minimaal 40% van de watergangen natuurvriendelijke oever gerealiseerd. Natuurvriendelijke oeverinrichting van de watergangen biedt kansen voor water en oevergebonden soorten en bevordert de waterkwaliteit. Een geleidelijke oever met begroeiing fungeert als foerageergebied, voortplantingsgebied en verblijfplaats voor watervogels, amfibieën, vissen en insecten. In de plannen zijn voor de watergangen in Hout Noord natuurvriendelijke oevers voorzien, hier wordt rekening mee gehouden bij het ruimtebeslag.

Door het realiseren van natuurvriendelijke oevers wordt invulling gegeven aan uitgangspunten 1 en 5.

Bestaande Ecozone Almeerderhout-Lage Vaart

Binnen het plan wordt de functie van de bestaande ecologische verbindingszone, die de Hoge Vaart met de Lage Vaart verbindt, gehandhaafd en verder versterkt. Dit gebeurt door de onderstaande drie knelpunten aan te pakken, door de oevers waar noodzakelijk beter geschikt worden gemaakt voor soorten als de ringslang en de bever en door nieuwe infrastructuur dusdanig in te passen dat de functionaliteit van de verbindingszone niet aangetast wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0020.jpg"

Voor de knelpunten van de aansluiting van de Bevertocht op de Hoge Vaart enerzijds en de Kievietstocht anderzijds is een open verbinding (door verschillen in waterpeil en waterkwaliteit) niet mogelijk respectievelijk niet wenselijk.

Voor de functionaliteit van de verbindingszone is een ongestoorde migratie echter wel van groot belang. Deze knelpunten worden daarom "op het droge" aangepast zodat de doelsoorten veilig de oversteek over het land kunnen maken (bijvoorbeeld door middel van een droge faunatunnel). Verder is de verbinding tussen de Kievietstocht en de Paradijsvogeltocht niet optimaal (geen ecoduiker). Dit derde knelpunt, de duiker onder Kievitsweg, zal zodanig aangepast worden dat hij ook passeerbaar wordt voor oevergebonden soorten, hetgeen in de huidige situatie niet het geval is. Dit kan plaatsvinden door de huidige verbinding te vervangen voor een ecoduiker of door loopstroken aan te leggen die aansluiten op de oever.

Op een aantal plekken is de oever op het moment te steil, waardoor de functionaliteit van de verbindingszone voor oevergebonden soorten verminderd is. Door de oever met een geleidelijker talud te vergraven kan dit verholpen worden.

De Beverbruggen, die de Bevertocht gaan overspannen, worden gedeeltelijk verhoogd op poten aangelegd om barrièrewerking tegen te gaan. Bij de aanleg van infrastructuur moet ook expliciet rekening worden gehouden met de watervleermuis, vanwege de strikte bescherming die deze soort op grond van de Flora- en faunawet geniet.. De watervleermuis is zeer gevoelig voor lichtverstoring, wat consequenties heeft voor het lichtplan van de directe omgeving van de ecologische verbindingszone. Hiermee wordt rekening gehouden bij het opstellen van het lichtplan.

Hieronder zijn de plekken aangegeven waar de watervleermuis is gesignaleerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0021.jpg"

Er wordt verkend of de verbindingszone in het oostelijk deel verlegd kan worden door de Bevertocht naar het oosten door te trekken naar de A27. Deze oplossing zou betekenen dat de verbindingszone niet meer door de woonwijk heen loopt, wat gunstig is voor de functionaliteit ervan, vanwege minder (licht)verstoring.

Te realiseren Ecozone Buitenhout, Ecologisch Masterplan Almere

Bij het realiseren van Hout Noord moet rekening gehouden worden met de aanleg in de toekomst van de Ecozone Buitenhout. Er moet 20 – 30 meter ruimte gereserveerd worden voor de verbindingszone vanaf het punt waar het onder de A6 doorkomt tot de Hoge Vaart. Tevens moet de onderdoorgang onder de A6 zo gerealiseerd worden dat er geen barrièrewerking optreedt. In deze onderdoorgang is een busbaan en een fietspad gepland. Bij het opstellen van het lichtplan dient te worden voorkomen dat er uitstraling is op de stobbenwal.

Een optie is ook om de verbindingszone door te trekken aan de noordzijde van de A6 en de onderdoorgang te laten plaatsvinden bij de Hoge Vaart. Hierdoor wordt een eventueel knelpunt met de busbaan vermeden en bij de Hoge Vaart is er meer ruimte.

Door rekening te houden met de toekomstige aanleg van de ecozone Buitenhout wordt invulling gegeven aan uitgangspunt 3.

Kleinschalige aanpassingen in de wijk

De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen. Hiervoor zal een uitvoeringsplan worden opgesteld, hetgeen geïmplementeerd zal worden in de nieuwe wijk.

Door de kleinschalige aanpassingen in de wijk wordt invulling gegeven aan uitgangspunt 5

Gebiedsbescherming – Natuurbeschermingswet 1998

Het plangebied Hout Noord maakt geen deel uit van een Natura 2000 gebied. Mogelijk maakt het plangebied echter onderdeel uit van het foerageergebied van de bruine en blauwe kiekendief. Beide soorten zijn een instandhoudingsdoel voor het Natura 2000 gebied Oostvaardersplassen. Kiekendieven foerageren in relatief open terrein waar veel veldmuizen voorkomen. Dit kan agrarisch gebied zijn, maar ook opgespoten zandvlakten met ruigte vegetatie.

De huidige inrichting van het terrein als akkerbouwgebied en de grote afstand van de Oostvaardersplassen maakt het gebied hooguit marginaal geschikt voor bruine kiekendieven. Blauwe kiekendieven foerageren zelfs helemaal niet op landbouwgebieden. Binnen de nieuwe foerageergebieden die voor de kiekendieven van de Oostvaardersplassen zijn gerealiseerd aan de Trekweg en in het toekomstig Oostvaarderswold is nog voldoende ruimte voor de compensatie van de gebieden die in Hout Noord verloren gaan.

Uit twee jaar onderzoek blijkt dat er in in 2010 en 2011 geen enkele kiekendief is gesignaleerd in Hout Noord. In de onderzoeksrapporten wordt gesteld dat gebieden op meer dan 6 kilometer van nestplaatsen hooguit een marginale betekenis hebben. De grens van het plangebied ligt voor het meest nabije territorium op meer dan 6,5 km afstand. Bovendien liggen tussen plangebied en broedggebied diverse barrières. Daarnaast is het huidige plangebied voor jagende kiekendieven te besloten en is het grondgebruik ongeschikt voor een foerageergebied. Deze factoren leiden afzonderlijk al tot de conclusie dat het plangebied geen rol speelt voor de instandhoudingsdoelen.

Soortbescherming – Flora- en faunawet

Binnen het plangebied zijn meerdere onder de Flora- en faunawet beschermde soorten aanwezig. Wanneer volgens de gedragscode Flora- en faunawet van de gemeente Almere 'Omgaan met beschermde planten en dieren in Almere' wordt gewerkt, hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden voor het overtreden van verbodsbepalingen ten aanzien van tabel 1 (licht beschermd) en tabel 2(overig beschermd) soorten. Tevens wordt hiermee gewaarborgd dat aan de zorgplicht wordt voldaan.

In het plangebied komen ook de zwaar beschermde bever en diverse vleermuissoorten voor (tabel 3/bijlage IV Habitatrichtlijn). Schade aan deze soorten moet voorkomen worden. Er worden naar aanleiding van de op dit moment voorziene werkzaamheden geen effecten verwacht op de functionaliteit van de beverburcht in de Bevertocht, omdat de tocht zelf en het omliggende bos slechts minimaal worden aangetast.

Aanvullend is in dit bestemmingsplan een strook ter breedte van 40 meter ten zuiden van het Beverbos opgenomen met de aanduiding natuurwaarden, waarvoor in Artikel 8 Woongebied is opgenomen dat met de inrichting van het woongebied rekening dient te worden gehouden met de op dat moment geconstateerde aanwezigheid van de bever en de watervleermuis in het aangrenzende bos.

De bever is bovendien een soort die niet erg gevoelig is voor verstoring. Mochten toekomstige ontwikkelingen aanleiding zijn om toch nog effecten op de beverburcht te verwachten, dan zal er een mitigatieplan worden opgesteld en ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet bij het Ministerie van EZ worden aangevraagd.

Voor vleermuizen is het onderzoek naar het foerageergebied en vliegroutes geactualiseerd. Daarbij is het belang van de bomenrijen en de watergangen voor de vleermuizensoorten onderzocht en er is onderzocht of het verwijderen of veranderen van deze bomenrijen en watergangen leidt tot verlies van functionaliteit van verblijfplaatsen.

Op basis van dit onderzoek is gebleken dat er geen overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet ontstaat en dat er geen mitigatieplan hoeft te worden opgesteld, omdat is gebleken dat er voldoende alternatieve vliegroutes behouden blijven en dat de functionaliteit van de verblijfsplaatsen in tact blijft.

Verder bevat het rapport een aanbeveling om deze alternatieve vliegroutes te verbeteren om deze zodoende aantrekkelijker te maken voor vleermuizen. Dit kan door een rijkere begroeiing te ontwikkelen in de vorm van bredere struwelen en natuurvriendelijke oevers. Ook is het belangrijk om rondom de resterende potentiële vliegroutes zo min mogelijk verlichting te plaatsen. Door de alternatieve vliegroutes te verbeteren en het aanbieden van voldoende alternatief foerageergebied in de nieuwe situatie wordt de gunstige instandhouding van de vleermuissoorten gewaarborgd.

Zie voor de resultaten van het onderzoek Bijlage 3 Vleermuisonderzoek.

Uit inventarisaties is bekend dat de buizerd broedt in het plangebied. Aangezien de buizerd afhankelijk is van bestaande nesten, is hun nest jaarrond beschermd. Deze nesten kunnen echter ook door natuurlijke oorzaken (bijvoorbeeld door stormen) verdwijnen. Om een actueel beeld te krijgen worden de exacte lokaties van deze nesten in de winter voorafgaand aan de werkzaamheden vastgesteld, wanneer er geen bladeren aan de boom zitten. Als bij vellingen en kapwerkzaamheden nesten verdwijnen dienen deze lokaties gemitigeerd te worden. Hiervoor zal een mitigatieplan worden opgesteld en ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet bij het Ministerie van EZ worden aangevraagd.

Tenslotte is een ransuil met jongen waargenomen op het terrein van Reinwaterkelder van Vitens. Op dit terrein zullen geen bomen, ten gevolge van de bouwplannen van Hout Noord, verdwijnen.

5.5 Duurzaamheid En Leefbaarheid

5.5.1 Duurzaamheid

De ambitie is om van Almere Hout Noord een duurzame wijk te maken, zowel sociaal, economisch als (milieu)technisch. Duurzame gebiedsontwikkeling met sociale duurzaamheid als centraal thema en een zorgvuldig evenwicht tussen people, planet en profit.

Ambities sociale duurzaamheid

Almere Hout Noord wordt een sociaal duurzame wijk. Belangrijke pijlers daarbij zijn: het verbinden van mensen met elkaar, een betaalbaar en divers programma, fysieke ontmoetingsplekken en de organisatie via de Buurtcoöperatie. Sociaal duurzaam is mensen ruimte bieden voor initiatieven, gelegenheid om talenten te ontplooien en te ondernemen, netwerken op te bouwen én perspectieven bieden aan mensen met problemen. Een sociaal duurzame wijk staat voor een omgeving die met zoveel zorg en kwaliteit is ontworpen en gerealiseerd dat ze door de jaren heen haar aantrekkelijkheid behoudt en versterkt. Voor de ontwikkeling van de wijk betekent dit een robuust ruimtelijk en groen/blauw raamwerk, die de basiskwaliteit van de omgeving vastlegt en waarbinnen een organische invulling van de buurten en bouwvelden kan plaatsvinden, incl. aanpasbaarheid van opstallen.

Sociale duurzaamheid in fysieke zin vertaald, valt of staat met de waardering van bewoners en ondernemers voor de kwaliteit van de omgeving en de beleving van de wijk. Almere heeft hiervoor de Almere Principles geformuleerd en Ymere heeft in haar inzending acht kwaliteitsdoelstellingen hiervoor gedefinieerd. De wijk moet met zoveel zorg en kwaliteit worden ontworpen en gerealiseerd dat ze in de toekomst aantrekkelijk blijft. De wijk heeft daardoor een 'onbeperkte houdbaarheid'.

Ambities economische duurzaamheid

Almere Hout Noord biedt ruimte voor ondernemerschap. Een bedrijf beginnen, laten groeien en volwassen laten worden, moet in de wijk zelf mogelijk zijn. In fysieke zin, doordat er in de woningen kan worden gewerkt, doordat er bedrijfsruimten bij en soms gecombineerd met woningen kunnen worden gerealiseerd en doordat er in de wijk zelf bedrijfsverzamelgebouwen en kleine binnenstedelijke bedrijfsterreinen komen. En wordt het bedrijf nog groter, dan biedt het bedrijventerrein Twentsekant daarvoor voldoende vestigingsruimte. Maar ook in organisatorische en financiële zin wordt ondernemerschap gestimuleerd. In het Ondernemershuis en in de Bedrijfsverzamelgebouwen kunnen verbanden worden gelegd tussen ondernemers onderling. In het Talentenhuis en door onderwijsinstellingen kunnen relaties worden gelegd tussen ondernemers en het onderwijs. Door inzet van flexibele huurcontracten en aangepaste huren wordt het starten van een onderneming in Almere Hout Noord kansrijker.

Ambities milieu(technische) duurzaamheid

Ambities milieu(technische) duurzaamheid Almere Hout Noord
Klimaatneutraal: energie binnen de wijk die in gebouwen wordt gebruikt voor wonen en werken wordt opgewekt uit energie zonder fossiele oorsprong, zolas bijvoorbeeld zonneenergie.
Energieonafhankelijk: de voor wonen en werken benodigde energie wordt bij voorkeur in de wijk geproduceerd uit lokale, hernieuwbare energiebronnen.
Bewustwording: duurzaamheid zichtbaar en tastbaar maken en zo een bijdrage leveren aan het duurzaamheidsbewustzijn van mensen in de wijk.

Almere Hout Noord moet een 100% klimaatneutrale (C02-reductie) en energieonafhankelijke wijk worden én een bijdrage leveren aan het duurzaamheidsbewustzijn van bewoners in de wijk. Er is veel aandacht voor milieutechnische maatregelen. Klimaatneutraal bouwen is een belangrijk speerpunt, aangevuld met het doel de materiaalkringloop cradle to cradle te maken. Uitgangspunt is ook 'de natuur als partner', wat is uitgewerkt in een robuust groen raamwerk met een ecologisch waterstelsel. Dit robuuste netwerk vergroot de belevingswaarde en de identiteit van de wijk.

Ambitieus, pragmatisch en realistisch is ten slotte vertaald in een specifieke aanpak. Gebaseerd op bewezen technieken in slimme arrangementen (portfoliobenadering) en maximalisatie via de Trias Energetica: eerst besparen, dan duurzaam toepassen en dan eventueel niet-duurzame brandstof efficiënt benutten. Dit leidt voor Almere Hout Noord tot een hoge inzet op windenergie, duurzame energie en waterbeheer en kleinschalige individuele systemen, in een optimale mix van maatregelen.

Ambitie bewustwording

Een belangrijke ambitie is duurzaamheid zichtbaar en tastbaar te maken en zo een bijdrage te leveren aan het duurzaamheidsbewustzijn van mensen in de wijk. Met kleine dingen die een rol spelen in het dagelijks leven of continu zichtbaar laten zien dat er aan een duurzame omgeving wordt gewerkt. Educatie op georganiseerde wijze, maar ook door spontane ontmoetingen met duurzaamheidsmaatregelen. Dit kan bijvoorbeeld vorm krijgen door de wijk vogelvriendelijk te maken overeenkomstig een initiatief van Vogelbescherming Nederland om stadsvogels in de wijk te krijgen en te houden. Wanneer zichtbare maatregelen worden gecombineerd met financiële voordelen wordt het draagvlak naar verwachting vergroot.

5.5.2 Milieu-effectrapportage

Ten behoeve van de eerste zandopspuiting in Almere Hout Noord is in 2002 een artikel 19 lid 1 procedure (WRO) doorlopen. In dat kader is een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd voor het hele gebied ten noorden van de Vogelweg, dus inclusief het hele plangebied van Almere Hout Noord. Deze rapportage ging uit van in totaal 520 hectare bedrijventerrein (al dan niet gemengd met nevengeschikte andere functies) en de bouw van circa 20.000 woningen.

Hiermee is aan de m.e.r.-plicht voldaan voor de locaties waar de zandophoging heeft plaatsgevonden en de daarmee samenhangende locaties van het grondgebied, waar nu Almere Hout Noord met ongeveer 5.000 woningen wordt ontwikkeld.

De "Ruimtelijke Onderbouwing Zandophoging Almere Hout" van mei 2002 waarin ook het "Toetsingsadvies over het milieueffectrapport " van de "commissie voor de milieueffectrapportage" is opgenomen, is in de bijlagen van dit bestemmingsplan opgenomen (zie bijlage 2 RuimtelijkeOnderbouwing Zandophoging Almere Hout, Mei 2002).

5.5.3 Geluid

Speerpunten
Creëer geluidluwe gebieden en rust in woonwijken
Maak gebruik van inventieve oplossingen om geluid te reduceren/weren in de volgorde bron, overdracht, stedenbouwkundige oplossingen (of een combinatie hiervan)
Optimaliseer de bereikbaarheid van voorzieningen (zoveel als mogelijk per fiets/OV bereikbaar = vermindering (geluids)hinder door verkeer)
Optimaliseer de infrastructuur (vermindering kilometrage in woongebieden)

Een van de speerpunten van een sociaal duurzaam woonmilieu is onder meer rust en ontspanning. Verstoring door geluid van weg-, spoor-en industrielawaai en windturbines moet over het algemeen worden voorkomen. In een vroeg stadium rekening houden met geluidshinder, draagt bij aan een duurzaam en toekomstbestendig leefmilieu. Dat wil dus niet zeggen dat het gehele gebied 'geluidsluw' moet worden uitgevoerd. De uitdaging zal zijn om de woonmilieus die worden gesitueerd op plekken waar het 'bruist' van de activiteiten dan wel direct grenzen aan OV-knooppunten of bedrijventerreinen, toch een leefbaar akoestisch klimaat te bieden.

Bij de ontwikkeling van Almere Hout Noord moet rekening worden gehouden met wegverkeerslawaai van de A6 en de lokale wegen, mogelijk met industrielawaai en windturbines en in de toekomst met geluidsbelasting van een raillijn. Op dit moment is echter nog niet duidelijk wanneer en in welke vorm de raillijn gerealiseerd zal worden.

De woonwijk valt deels binnen de invloedssfeer van de A6. Gezien het feit dat alleen het ruimtelijk raamwerk en de hoofdstructuur is uitgewerkt en niet de wegen in de buurten, is het moeilijk een definitieve uitspraak te doen over de te verwachten verkeersbewegingen. Wel kunnen op basis van aannames de volgende conclusies worden getrokken. In Almere Hout Noord, een dynamische woon- en werkwijk, dient voornamelijk te worden gelet op de A6, de busbaan, de wegen en verschillende reserveringen langs de A6 en de verlengde Tussenring. In het plan zijn geluidsgevoelige programmaonderdelen zo gesitueerd dat deze zoveel als mogelijk buiten de 53 dB-geluidszone van de A6 vallen.

Binnen het verkeersnetwerk in de wijk is de nodige overlast te verwachten. Langs de lanen vormt een hogere bebouwing de beschutting voor de rustigere buurt erachter. Op grond van het tracébesluit zal de A6 van dubbellaags ZOAB worden voorzien.

Akoestisch Onderzoek

Het bestemmingsplan Almere Hout Noord is een bestemmingplan met een globale bestemmingsregeling met directe bouw- en gebruiksregels. Om na te gaan of de globale bestemmingen binnen de wettelijke kaders van de Wet geluidhinder kunnen worden uitgevoerd, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 5 Akoestische Onderzoek.

Dit akoestisch onderzoek maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan. In dit onderzoek is de onderbouwing opgenomen hoe het college gekomen is tot de gebiedsgerichte ontheffing hogere waarde welke opgenomen is in het plan. Tevens is in de onderbouwing te vinden alsmede de kaders waarbinnen de uit te werken dan wel de te wijzigen delen van het bestemmingsplan akoestisch gezien - in het kader van de Wet geluidhnider en Wro ( goede ruimtelijke ordening) - dienen te geschieden.

Op basis van de rekenresultaten mag worden geconcludeerd dat binnen de kaders van de Wet geluidhinder de globale bestemming “woongebied” kan plaatsvinden. Verder bevat het onderzoek enkele praktische richtlijnen die het mogelijk moet maken om:

  • een duurzaam akoestisch klimaat per deelgebied te ontwikkelen;
  • aan de eisen van de wet te voldoen om op plaatsen te kunnen bouwen waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden;
  • te komen tot een aanvraag hogere grenswaarde geluid – indien nodig -;
  • akoestisch invulling te geven aan het begrip 'goede ruimtelijke ordening'.

Verder blijkt dat binnen de akoestische grenzen van het Tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere, de uitwerkingsplannen voor het bedrijventerrein Twentsekant en de globale bestemming voor het woongebied gerealiseerd kunnen worden.

5.5.4 Luchtkwaliteit

Inleiding

Op 15 november 2007 zijn de nieuwe Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5 “Luchtkwaliteitseisen”). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project /bedrijf op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden.

Projecten die gestart zijn voordat de nieuwe 'Wet Luchtkwaliteit' in werking trad (15-11-2007), vallen onder een speciaal overgangsrecht. Uitgangspunt is dat deze projecten op grond van het oude recht, het Besluit Luchtkwaliteit 2005, worden afgerond. Bepalend hierbij is de datum van vaststelling van het (ontwerp)besluit.

Toetsingsregels

Het doel van hoofdstuk 5 van de Wm is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn m.n. stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):

Stof Daggemiddelde
(µg/m3)
Jaargemiddelde (µg/m3) Datum in werking (na derogatie EU) Achtergrondconc. 2010 Almere (µg/m3)
NO2 - 40 1-1-2015 < 25
PM10 50
(mag 35 keer/jaar overschreden worden)
40 1-1-2011 <25

Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wm geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te geschieden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen;


Met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht:

  • Besluit & Regeling “Niet in betekenende mate” (NIBM);
  • Regeling “Beoordeling luchtkwaliteit 2007” (RBL), gew. Dec. 2008, mrt '09;
  • Regeling “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007”;
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Naast de Wet milieubeheer (Wm) geldt ook de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). De koppeling Wro en luchtkwaliteit wordt via het aspect "goede ruimtelijke ordening” vorm gegeven. De onderbouwing hiervan kan op basis van vier aspecten geschieden:

  1. 1. Beschrijven van het blootstellingrisico (hoeveel mensen en in welke mate);
  2. 2. Scheiden: in hoeverre is milieuzonering toepasbaar;
  3. 3. Voorkomen van voorzienbare hinder;
  4. 4. Beschermen: 'meest kwetsbare groep op de minst vervuilde plek'.


Beoordeling situatie

Vigerende situatie

Momenteel is het plangebied een agrarisch landschap zonder veel infrastructuur, behoudens de A6. Op grond van de luchtkwaliteitberekeningen 2009 van de monitoringstool (de landelijke rekentool waarin de monitoring van de luchtkwaliteit van Nederland plaatsvindt) (zie fig 1 en 2), zijn er geen overschrijdingen van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0023.jpg"

Nieuwe situatie

Het plangebied zal na realisering bestaan uit diverse woonwijken en een bedrijventerrein met de benodigde infrastructuur.

Toetsing wetgeving

Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL, project nr. 104). Projecten die zijn opgenomen in het Nationaal Saneringsprogramma Luchtkwaliteit hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden. Gezien de huidige verkeersprognoses voor het project (zie akoestisch onderzoek) en het feit dat in deze regio de achtergrondconcentraties laag zijn waardoor er geen knelpunten zijn of zullen ontstaan (zie uitkomsten monitoringstool, fig 1&2), mag hiermee worden verondersteld dat het project geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen teweeg zal brengen.

Conclusie

Op basis van de huidige inzichten en de prognoses voor de komende 10 jaar, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering.

5.5.5 Afvalinzameling

Huisvuil wordt in de woongebieden in Almere ingezameld via ondergrondse inzameldepots (oid) en via inzamelcontainers (duobakken). Alhoewel de verwachte ontwikkelingen op het gebied van het inzamelen en verwerken van grond- en afvalstoffen wellicht zullen leiden tot wijzigingen in de huidige aanpak van de huisvuilinzameling wordt in Almere Hout Noord vooralsnog gestart met het huidige systeem (een combinatie van duobakken aan huis en ondergrondse inzameldepots in de straat/buurt). Daarbij is er de potentie om met de eerste wijkvestigers de beoogde verdere scheiding aan de bron op te pakken. Het laten ophalen van bedrijfsafval is een verantwoordelijkheid van de ondernemers. Ook zij zullen worden gestimuleerd om de beoogde verdere scheiding door te voeren. In het ruimtelijk plan moet rekening worden gehouden met voldoende en afgeschermde opstelplaatsen (hoog-en laagbouw), ruimte voor oid's en met een goede bereikbaarheid voor het bijbehorende logistieke verkeer.

5.5.6 Energie en duurzaam bouwen

Energie

Om de duurzaamheidsambities te bereiken is wat betreft energievoorziening gekozen voor een portfoliostrategie, met de inzet van een mix van bewezen en flexibele technische maatregelen. Ingezet wordt op een combinatie van maatregelen:

  • Energievraagbeperking (laag energievragend casco en gedragsverandering)
  • Duurzaam warmteaanbod
  • Duurzaam elektriciteitsaanbod

Uiteindelijk zullen verschillende energieportfolio's worden toegepast op verschillende delen/fasen in de wijk waardoor een mix ontstaat van duurzame maatregelen die gezamenlijk bijdragen aan de ambities. Initiatieven van bewoners en vanuit de markt krijgen daarbij de ruimte. En in de toekomst kunnen vernieuwende duurzame maatregelen en systemen worden toegevoegd.

De meest effectieve milieutechnische besparingen op energiebehoefte zijn te behalen door een uitgekiend ontwerpproces (dat moet leiden tot benutting van passieve zonne-energie en additioneel isoleren met natuurlijke materialen). Woningen en andere gebouwen worden voorzien van goede isolatie, hoogwaardig glas en een goede kierdichting. Doel hiervan is om de energievraag voor verwarmen te minimaliseren. Ook zullen de woningen zoveel mogelijk op de zon worden georiënteerd, zonder dat dit leidt tot te warme woningen in de zomer.

Door toenemend gebruik van elektrische apparatuur vertoont het energiegebruik van huishoudens al jaren een stijgende trend. De ambitie voor Almere Hout Noord is dat met deze trend wordt gebroken en dat het energiegebruik wordt teruggebracht. Voor een groot deel heeft dit te maken met bewonersgedrag. Toch kunnen ook in het ontwikkelproces een aantal dingen worden gedaan om het energiegebruik te (helpen) verminderen:

  • goede daglichtbenutting waardoor minder kunstlicht nodig is;
  • toepassen van energiezuinige pompen en ventilatoren (is al standaard);
  • kiezen voor zuinige verlichting (indien verlichting wordt meegeleverd met gebouw);
  • huisautomatisering en energiemanagement.

Almere Hout Noord ligt in een waterwingebied (boringsvrije zone). Hierdoor kan duurzame warmte- en koudeopslag (wko) slechts beperkt dienen als basisoplossing voor warmte- en koudelevering.

Stand van zaken onderzoek alternatieve warmtebronnen
Warmtewinning uit de diepere aardlagen (geothermie) biedt tot op heden onvoldoende perspectief om nu als oplossing te kunnen dienen. Gesprekken met de provincie en deskundigen over de mogelijkheden en risico's worden gecontinueerd.
Biomassavergisting kan een grootschalige collectieve oplossing voor duurzame warmtelevering zijn. In een scenario met de HR-combiketels op gas is het wellicht nog mogelijk om met behulp van een vergistingsinstallatie gas gewonnen uit biomassa te gebruiken. De technische en economische haalbaarheid van dit alternatief wordt nader onderzocht. Hierbij wordt ook de gebruikmaking van warmte uit leidingwater onderzocht.

Om aan duurduurzame warmte- en koudevraag tegemoet te komen, wordt steeds gezocht naar een optimaal systeem per fase.

Door vraagbeperkende maatregelen wordt conform Trias Energetica steeds gestreefd naar een laag verbruik, waarna de resterende behoefte met zowel individuele als collectieve systemen ingevuld kan worden.

Dit betekent dat Almere Hout Noord geen gasnet zou krijgen, uitgezonderd de eerste fase.

Er wordt wel een ruimtereservering voor een gasnet opgenomen om flexibel in te kunnen spelen op veranderingen. Afhankelijk van de mogelijkheden die zich voordoen en de razendsnelle ontwikkelingen op dit gebied, zal de wijze van het voorzien in de warmtevraag aan verandering onderhevig zijn. Nader onderzoek moet uitwijzen welke combinatie van gekende systemen tijdig gereed is. Ook dit past bij de geschetste portfoliostrategie.

Voor opwekking van elektriciteit op duurzame wijze in de wijk wordt vooralsnog uitgegaan van vier grootschalige windturbines. De gedachten gaan uit naar plaatsing langs de A6 .

Deze zijn echter niet concreet opgenomen in het bestemmingsplan '"Almere Hout Noord". Alternatieven in de nabijheid zijn overigens voorhanden (A27 en Almeerderhout). Indien de windturbines worden geplaatst zal voor het opvangen van pieken in vraag en aanbod een koppeling met het landelijke elektriciteitsnet worden gelegd en worden onderzocht of een 'slim' netwerk (smart grid) voor de wijk haalbaar en gewenst is.

Binnen de bestemming voor de woonwijk en de bedrijfsterreinen zijn via een afwijkingsbevoegdheid kleinschalige windinstallaties toegestaan. Daarbij moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • de windinstallaties mogen op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
  • de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen.

Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0024.jpg"

De plaatsing van de windturbines in de wijk conflicteert formeel met de provinciale "Beleidsregel windmolens 2008". Hierover is overleg met de provincie geweest.

Voor kleinere molens op perceelniveau is al een uitzondering op de provinciale beleidsregel mogelijk. De regels in het bestemmingsplan beperken de hoogte van kleinschalige windmolens in principe tot 4m boven het hoogste punt van het dak bij woonbestemmingen. Dit betekent dat de landschappelijke effecten van dergelijke molens zich zullen beperken tot het stedelijk niveau. De zichtbaarheid van de molens buiten de wijk is zo immers nihil. Deze kleine molens zijn bouwvergunningplichtig waardoor aan reguliere veiligheidseisen zal worden voldaan. Verder worden deze windturbines getoetst aan de Wet Geluidhinder en de Wet milieubeheer in het kader van het aanvragen van een milieuvergunning. Hierdoor blijft de geluidsproductie van de windturbines binnen de daarvoor geldende normen en is de basismilieukwaliteit voor omwonenden gewaarborgd. Daarmee zijn deze molens niet in strijd met de geest van het provinciaal windbeleid.

Indien de plaatsing van grootschalige windturbines aan de orde is zal de ruimtelijke inpassing moeten worden gemotiveerd en zal er een passende planologisch/juridische procedure worden doorlopen

Op grond van het bestemmingsplan Hout Noord is de plaatsing van deze grootschalige windturbines in ieder geval niet mogelijk.

Duurzaam bouwen

In Almere Hout Noord wordt gestreefd naar het toepassen van duurzame (niet-schaarse, hernieuwbare) materialen, het sluiten van kringlopen, levensduurverlenging en het extensiveren van onderhoud. Daarbij wordt aangesloten bij C2C en de Almere Principles. Er wordt verder gegaan dan het huidige Bouwbesluit. Daarbij worden de volgende uitgangspunten volgens de Trias Materia gehanteerd.

  • Vraag verminderen: een bouwproces met zo weinig mogelijk materiaalgebruik, verpakkingsmateriaal en bouwafval. Dit in de wetenschap dat duurzame bouwmaterialen nog beperkt beschikbaar zijn en er economische voorwaarden zijn.
  • Reststromen zoveel mogelijk hergebruiken: bouwmaterialen en –afval zoveel mogelijk hergebruiken; afval is 'voedsel' voor nieuwe producten, gerecycled materiaal (met name over vijftien tot twintig jaar).
  • De resterende vraag duurzaam aanvullen: door het toepassen van duurzame niet-eindige materialen.
  • De materialen zijn gezond en hebben een zo klein mogelijk schadelijk effect op mens en omgeving. Materialen worden ontworpen voor hergebruik in de toekomst, waarbij materialen bestemd voor de biologische kringloop altijd gescheiden zijn en blijven van materialen bestemd voor de technologische kringloop. Het strikt scheiden van deze kringlopen is nog in ontwikkeling. Bij de bouw zal hierom worden gewerkt met 'materiaalpaspoorten', zodat steeds bekend is in welke bouwstroom met welke materialen is gewerkt. Bij mutatie of transformatie van gebouwen kunnen de gebruikte materialen hierdoor terug in de kringloop gebracht worden, waardoor het bouwafval voedsel wordt voor een volgend project.

Helaas is het nog niet haalbaar om de totale wijk volledig volgens deze principes te realiseren. Ook is de schaalomvang van Almere Hout Noord te beperkt om dit volgens C2C-principes volledig lokaal te kunnen oplossen. Rekening houdend met het feit dat er economische voorwaarden zijn, is gekozen voor een geconcentreerde inzet van bovenstaande uitgangspunten. De C2C-gedachte samen met sociale duurzaamheid krijgt beslag in en langs de Ontmoetingsroute en bij diverse iconen. Op die manier vormt de Ontmoetingsroute de ruggengraat van de wijk waarin de hoogtepunten van C2C zijn terug te vinden en het verhaal van duurzaamheid wordt beleefd. Voor wat betreft de woningen en bedrijven zal een traject worden ontwikkeld om ook daar het C2C principe successievelijk ingevoerd te krijgen.

5.5.7. Geur

Hobbymatig houden van paarden binnen de bebouwde kom

Er zijn initiatieven voor vestiging in het woongebied van Nobelhorst, voor het hobbymatig houden van paarden op perceelniveau o.a. op relatief kleine kavels. Dit is een innovatief woonconcept. In de eerste plaats, omdat functiemenging van wonen (milieugevoelige functie) en het houden van paarden (milieubelastende activiteit: mestopslag, stal, binnenbak) ''binnen de bebouwde kom'' in een woongebied op perceelniveau, normaliter geen uitgangpunt is. Deze functiemenging op dit schaalniveau past normaliter beter in ''een buitengebied'' (buiten de bebouwde kom). In de tweede plaats, omdat zelfs het kleinschalig houden van paarden al snel een bedrijfsmatige activiteit is en omdat ook het hobbymatig houden van meer dan 5 paarden binnen de bebouwde kom wordt beschouwd als inrichting in het kader van de milieuwetgeving en daarmee onder de milieuwetgeving valt. De hierin opgenomen afstandseisen zouden dergelijke initiatieven dan op voorhand lastig maken en juist grote percelen vragen die eerder in het ''buitengebied'' voorkomen.

De gemeente wil toch graag ruimte bieden aan deze innovatieve woonvorm en heeft daarvoor onderstaande bestemmingsregeling met bijbehorende voorwaarden in artikel 8 van de planregels opgenomen.

Milieuwetgeving:

Volgens een brief van het ministerie van VROM uit 1999 (Kleinschalig houden van Dieren), is het steeds maatwerk om te beoordelen of sprake is van hobbymatig houden van dieren dan wel een inrichting in het kader van de milieuwetgeving, op basis van een aantal (niet limitatieve) criteria waaronder het aantal dieren.

Een constante jurisprudentielijn die de afgelopen jaren is uitgekristalliseerd, is dat voor paarden/-pony's bij meer dan 5 binnen de bebouwde kom en meer dan 10 buiten de bebouwde kom sprake is van een ''bedrijfsmatige activiteit of een activiteit in een omvang als ware het bedrijfsmatig'' en daarmee van een inrichting. Dan vallen activiteiten als het kleinschalig houden van paarden (in een stal) onder de Wet milieubeheer. Verder geldt dat bij een mestopslag groter dan 10 m3 ook sprake is van een inrichting waarop de Wet milieubeheer van toepassing is. Overigens is ook een constante lijn, dat ''de wei'' niet onder de definitie van inrichting valt.

  1. 1. De milieuwetgeving (nu het Besluit landbouw milieubeheer, in de toekomst het Activiteitenbesluit) schrijft bij nieuwe situaties de volgende afstanden voor, ter voorkoming van nieuwe geurhinder en ter waarborging van een goed woon- en leefmilieu, dus een goede ruimtelijke ordening:minimaal een afstand van 100 m. tot geurgevoelige objecten (o.a. woningen) binnen de bebouwde kom; en
  2. 2. minimaal 50 m tot geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.

Deze vrij constante lijn bestaat al vanaf de brochure Veehouderij en Hinderwet uit 1985 en de richtlijn Veehouderij en stankhinder uit 1995. T.a.v. deze afstandseisen wordt een uitzondering gemaakt voor kinderboerderijen, omdat zij gelet op hun doel, vaak in de bebouwde kom zijn gelegen en meestal niet aan deze afstanden kunnen voldoen.

In lijn van deze uitzondering, wordt in dit specifieke geval al het ware ook een uitzondering gemaakt voor het toestaan van dit innovatieve woonconcept binnen de bebouwde kom, onder de voorwaarde dat de milieuwetgeving niet van toepassing is:

  1. 1. per initiatief wonen in combinatie met het hobbymatig houden van paarden: het hobbymatig houden van in totaal maximaal 5 paarden; en een
  2. 2. totale mestopslag kleiner dan 10 m3.

Dit beperkt in feite de schaalgrootte/omvang van dergelijke initiatieven in de woonwijk.

De VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' bevat voor het houden van 'paarden' de volgende richtafstanden:

Omschrijving Richtafstand* in meters Categorie
Geur Stof Geluid
Manege 50 30 30 3.1, geur bepalend
Paardenfokkerij 50 30 30 3.1, geur bepalend
Dierentuin 100 10 50 3.2, geur bepalend
Dierenasiel/pension 30 0 100 3.2, geluid bepalend
Kinderboerderij 30 10 30 2. geur/geluid bepalend

*De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die 'milieubelastende functies' toestaat en anderzijds de uiterste situering van een woning die volgens het bestemmingsplan mogelijk is (= in het algemeen de kavelgrens). De afstanden uit de publicatie zijn geen wet- en regelgeving, maar indicatief, waardoor afwijkingen mogelijk zijn, mits benoemd en gemotiveerd.

Vanwege de beperkte omvang (maximaal vijf paarden per initiatief) wordt in dit specifieke geval een richtafstand van 30 m voldoende geacht om stankhinder te voorkomen. Ter voorkoming van ongewenste beperkingen van naastgelegen kavels, dient deze richtafstand op kavelniveau te worden opgelost. De afstand van een stal, mestplaat en/of paardenbak tot voor bebouwing in aanmerking komende aangrenzende gronden van derden (buiten het initiatief, die zelf geen paarden houden), moet ten minste 30 m bedragen.

Aan woningen binnen het initiatief wordt geen bescherming geboden. Deze mensen kiezen bewust voor dit woonconcept, houden zelf een paard op eigen kavel houden en dienen een zekere mate van stankoverlast van het eigen paard of dat van de buurman te aanvaarden. Evenmin zal de gemeente Almere in dergelijke gevallen een klacht onderzoeken of handhavend optreden op grond van de APV. Dit is een aandachtspunt, dat ook privaatrechtelijk moet worden geregeld.

5.6 Cultuurhistorische Waarden

Archeologische waarden

Het plangebied Almere Hout Noord ligt in het oude stroomgebied van de Eem met zandruggen die in de steentijd al bewoond werden. In het plangebied waar op basis van het archeologiebeleid archeologisch onderzoek moet plaatsvinden is dit onderzoek uitgevoerd. Alleen aan de westzijde van vindplaats 5Z_2 in het Oeverbos ligt nog een klein deel selectiegebied, waar alleen bureauonderzoek is uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat in dit gebied archeologisch booronderzoek vereist is voorafgaand aan elke ruimtelijke wijziging. Omdat dit gebied uit bos bestaat en omdat hier in het kader van dit bestemmingsplan geen directe ruimtelijke wijzigingen zijn opgenomen, is op dit moment verder archeologisch niet noodzakelijk, maar dit onderzoek is wel voorgeschreven op het moment dat er veranderingen aan het bosgebied worden doorgevoerd.

Er zijn in Almere Hout Noord drie kleine behoudenswaardige vindplaatsen vastgesteld door middel van booronderzoek, karterend en waarderend onderzoek volgens ARA (Archeologisch onderzoek Almere ).

Het gaat om vindplaatsen die ouder zijn dan 6.000 jaar waar vuursteen is gevonden op een diepte van ca. 7,3 tot 8,5 m. –nap. De vindplaatsen zijn in lokaal, regionaal, nationaal en Europees opzicht uiterst zeldzaam qua datering en paleolandschappelijke context. Deze historische gelaagdheid van het gebied dient te worden gerespecteerd, door in overeenstemming met de Archeologieverordening en het archeologiebeleid van de gemeente de vindplaatsen in te passen en in te richten op een wijze die recht doet aan de archeologische waarde en betekenis en is afgestemd op toegankelijkheid voor onderzoek. Dit betekent een groeninrichting afwijkend van andere groeninrichtingen van Almere, een inrichting zoals is bedoeld in de visie op inrichting van steentijdvindplaatsen in Almere. De inrichting behelst tevens voorzieningen voor monitoring van de kwaliteit van de vindplaatsen. De vindplaatsen dienen aldus bij te dragen aan de identiteit van het gebied en versterken de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe leefomgeving. De vindplaatsen, evenals het nog te onderzoeken selectiegebied, worden planologisch beschermd in dit bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij zijn de regels voor de bestemming Archeologie. Totdat het bestemmingsplan is vastgesteld, is op grond van de Archeologieverordening een Archeologievergunning vereist voor alle werkzaamheden op en aan deze terreinen (vindplaatsen en selectiegebieden

5.7 Bodem En Watersysteem

Bodem

Een groot deel van het plangebied is inmiddels opgehoogd met een zandpakket van ca. 1,00 meter. Op de zandopspuiting is een aantal zanddepots aangelegd, welke bedoeld zijn voor de diverse bouwactiviteiten en infrastructurele werken in het gebied. Deze zullen op termijn verdwijnen.

Ten behoeve van het bouwrijp maken van enkele niet opgespoten delen van het plangebied dienen partieel zandophogingen aangebracht te worden. Dit betekent dat ter plaatse van aan te leggen wegen en bouwterreinen er vooraf zand aangebracht moet worden. Tussen het aanbrengen van zand en de opstart van de bouwactiviteiten zal met een zettingsperiode van tenminste een jaar rekening worden gehouden.

Voor bouwactiviteiten in niet opgehoogde gebieden dient zand aangevoerd te worden. Uit rioolsleuven, grachten en waterpartijen komt grond vrij. Gestreefd wordt naar een gesloten grondbalans door de vrijkomende grond zoveel mogelijk in het plangebied te herbestemmen.

Watersysteem

Inleiding

De waterhuishouding moet veilig zijn. Vanuit de gemeentelijke watertaken zijn de bescherming van de volksgezondheid en het voorkomen van wateroverlast door neerslag (droge voeten) als door grondwater, de belangrijkste aandachtspunten.

Daarnaast zijn de ambities voor de realisatie van Almere Hout Noord hoog. Het moet een op duurzaamheidprincipes gebaseerde wijk worden met een grote uitstraling. Dit heeft zich ook vertaald naar de ambities op het gebied van het watersysteem.

Het uitgangspunt “de natuur als partner” is vertaald in een uitgebreid ecologisch watersysteem dat voldoet aan de waterkwaliteits- en kwantiteitseisen (zie waterkwantiteit en waterkwaliteit).

Deze ambities zijn uitgewerkt in de rapporten Waterhuishouding Almere Hout Noord, de toets watercompensatie AHN, d.d. 25-05-2010 en Almere Hout Noord, toepassing van nieuwe sanitatie/riolering. Er wordt aangegeven op welke wijze er geen wateroverlast in de wijk zal optreden en daarnaast welke maatregelen noodzakelijk zijn om een goede waterkwaliteit te verkrijgen en hoe er met afvalwater wordt omgegaan.

Mede in het licht van de te verwachte klimaatverandering (nattere winters, drogere zomers en heviger buien) en bodemdaling is gestreefd naar een robuust, veerkrachtig en een zelfvoorzienend watersysteem. Waterkwaliteits- en kwantiteitsproblemen worden niet afgewenteld op omliggende gebieden, maar worden opgelost binnen het gebied zelf. Er wordt zoveel mogelijk een gesloten systeem nagestreefd.

Riolering wordt vooral aangelegd om de volksgezondheid te kunnen beschermen , de kwaliteit van de leefomgeving op peil te houden en de bodem, het grond- en oppervlaktewater te kunnen beschermen. Tot voor kort werd al het afvalwater echter beschouwd als afvalstof.

In Hout Noord wordt, naast het gebruik van hemelwater, al een gebruikelijke praktijk in Almere, nagegaan hoe het afvalwater duurzaam te benutten.

Watertoets

In het kader van de watertoets is regelmatig overleg gevoerd met het waterschap Zuiderzeeland. Met gebruikmaking van de randvoorwaarden en adviezen die via het watertoetsproces vanuit het Waterschap Zuiderzeeland zijn ontvangen, heeft de projectorganisatie (Gemeente Almere en Woningbouwcorporatie Ymere) verdere uitwerking gegeven aan het watersysteem van Almere Hout. Het reguliere overleg met het Waterschap ten aanzien van verdere uitwerkingen van het watersysteem wordt ook na vaststelling van dit bestemmingsplan gecontinueerd.

Hout Noord is gelegen in het laagste deel van Zuidelijk Flevoland en daarbij is het gebied gevoelig voor bodemdaling. Dit gegeven, de ligging, de bodemopbouw en de aanwezigheid van kwel, vragen om slimme keuzes bij bouwrijp maken.

De rapportage “Waterhuishouding Almere Hout-Noord, Grontmij augustus 2009” en de notitie “Doorstroming + Waterkwaliteit, Grontmij, zijn de basis voor het watersysteem dat in het ontwikkelingsplan is opgenomen.

Dit watersysteem wordt in de onderstaande paragraven verder beschreven en heeft samenvattend de volgende kenmerken.

  • Er is, om kwellend water met een slechte kwaliteit te onderdrukken, de bodemdaling (zettingsvrije stad) te verminderen en het opbressen te voorkomen gestreefd naar een zo hoog mogelijk waterpeil.
  • Het watersysteem is robuust en zoveel mogelijk gesloten en voldoet, ook in perioden van droogte, aan de kwantiteits- en kwaliteitseisen.
  • Het gebruik van water uit de Hoge Vaart voor aanvulling en doorspoeling van het watersysteem is een laatste optie.
  • Het watersysteem van het 1e deel van Hout Noord is gescheiden middels een stuw van de Kievitstocht. Er is in het plangebied geen ruimte gereserveerd voor berging van water vanuit de Lage Vaart/ Kievitstocht. Dit te meer omdat de waterpeilen in Almere Hout sneller zullen stijgen dan die in de Lage Vaart/Kievitstocht. De Kievitstocht kan het 1e deel van het plangebied dus niet instromen (Verkenning Waterhuishouding Almere-Hout, DHV 2004).

Bouw- en waterpeil

Om de negatieve invloed van het voedselrijke kwelwater op de kwaliteit van het oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken, is het gewenst het waterpeil te verhogen (hoe hoger het waterpeil des te lager de kwelintensiteit). Het verhogen van het waterpeil is ook vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst (onder andere zichtbaarheid van het water). Hierbij stelt uiteraard het grondgebruik van het gebied ( de ontwateringsdiepten en de hierbij in te stellen minimale drooglegging) ook eisen aan de waterpeilen.

Er wordt uitgegaan van een streefpeil voor oppervlaktewater van -5.20 NAP dat aansluit bij het peil van de Hoge Vaart (-5.20 m NAP).

Afhankelijk van het gebruiksdoel is een bepaalde ontwateringsdiepte noodzakelijk. Met de bestaande (geplande) ophoging van het oorspronkelijke maaiveld wordt een voldoende drooglegging gerealiseerd om daarmee de noodzakelijke ontwateringsdiepten te bereiken. De drooglegging in het gebied zal vanwege het uitzakken van het peil van – 5.20 m. NAP naar – 5.40 m. NAP variëren tussen de 1.1 en 1.3 m.

Voor bebouwing met kruipruimte is echter een relatief grote ontwateringsdiepte noodzakelijk. Deze zal in het plangebied, bij gelijkblijvende maaiveldhoogte, niet of moeilijk te realiseren zijn. Er wordt daarom ontraden bebouwing in het plangebied te realiseren met een kruipruimte.

Afgezien van de mogelijke ophoging van het maaiveld zijn de volgende voordelen van een hoger waterpeil van -5.20 m NAP, dat aansluit bij het peil van de Hoge Vaart, te onderkennen.

  • Bij ontgrondingen kan door te hoge waterdruk in het 1e watervoerende pakket de bodem opbarsten. Dit wordt sterk verminderd bij de voorgestelde verhoging van het oppervlaktewaterpeil.
  • De kwelintensiteit en daarmee een verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit zal verminderen.
  • Bij een hoog peil zal er minder rijping en dientengevolge minder bodemdaling en zettingen plaatsvinden. Dit levert dus een besparing op de kosten voor beheer en onderhoud.

Afhankelijk van de gebruiksdoelen moeten genoemde peilen worden vastgesteld om het gebied bouwrijp te maken. Voor het instellen van het hogere oppervlaktewaterpeil is het noodzakelijk dat door het waterschap een peilbesluit wordt genomen. De peilbesluitprocedure voor het plandeel ten noordwesten van de Kievitstocht, waar een flexibel peil van -5.20m. NAP tot -5.40m. NAP wordt beoogd, is reeds opgestart.

Waterkwantiteit

Uitgangspunt voor het plan is “waterneutraal bouwen”” Dat wil zeggen dat als het verhard oppervlak toeneemt, compenserende/mitigerende maatregelen worden genomen om piekafvoeren op te vangen.

Dit kan door het vasthouden of bergen van het water middels het aanleggen van infiltratievoorzieningen, een te overstromen laaggelegen gebied en/of het aanleggen van oppervlaktewater.

Het benodigde volume aan berging wordt in het plan gerealiseerd middels open water, de grachten. De dimensionering van dit watersysteem en hiermee de profielen is vastgelegd in het ontwikkelingsplan, (zie de bovenstaande figuur).

Het watersysteem is gebaseerd op de volgende randvoorwaarden:

  • Het maximale debiet uit de wijk en naar de Kievitstocht bedraagt 1.5 l/sec/ha
  • Maximaal toelaatbare peilstijging van 0.5 m bij een bui met een herhalingstijd van 10 jaar
  • Net geen inundatie van het laagste maaiveld bij een bui met een herhalingstijd van 100 jaar.
  • Bodemdaling, in komende 50 jaar (zie Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2010 - 2015).
  • Er is geen open verbinding tussen Hoge Vaart en Kievitstocht. Er wordt zo min mogelijk water ingelaten.
  • Er komt 1 afwaterende stuw naar het peilgebied van de Kievitstocht.
  • Hemelwater stroomt uit in het oppervlaktewater en wordt niet naar de RWZI getransporteerd (zie ontwikkelingsplan).
  • Bij de gebruikte buien zijn de toegenomen neerslaghoeveelheden door klimaatwijziging meegenomen.
  • Er is een flexibel peil, een intern circulatiesysteem is mogelijk en een doorspoelsysteem.
  • Een niet al te grote afstand tussen de waterpartijen is noodzakelijk om bij een beperkte drooglegging een vereiste ontwateringsdiepte te verkrijgen en oppervlakkige afstroming mogelijk te maken..

Toetsing van het watersysteem op inundatie

Er is afgesproken dat de waterberging in eerste instantie wordt beschouwd voor de delen van het plangebied die in de komende periode ontwikkeld zullen worden. In de onderstaande figuur zijn deze delen globaal weergegeven. De gebieden waarover de oppervlakteanalyse voor de toekomstige waterberging heeft plaatsgevonden zijn omkaderd met een blauwe stippellijn. Deze gebieden bevinden zich globaal tussen de Hoge Vaart en de Kievitstocht.

De Hoge Vaart , Kievitstocht en de Bevertocht maken geen onderdeel uit van de oppervlakteanalyse.

Op basis van de gegeven randvoorwaarden geven de berekeningen (zie rapportage Grontmij) aan dat het watersysteem van Hout Noord voldoet. Er treedt dus geen inundatie van het maaiveld op bij een neerslaggebeurtenis van een herhalingstijd van eens in de 100 jaar.

Toetsing watersysteem op T=10. (zie Toets Watercompensatie AHN, Grontmij 25-05-2010).

Naast de toetsing op inundatie is het watersysteem getoetst op een eis van een maximale peilstijging van 0.5 m. bij een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van eens in de 10 jaar.

De maximale peilstijging is gelijk aan 0.4 m. (vanaf een streefpeil van NAP -5.20 m leidt dit tot een peilstijging tot NAP – 4.80 m). Daarmee voldoet het watersysteem ook aan deze eis

Toekomstig peilbeheer, aanvulling en doorspoeling

Het peilbeheer gaat uit van een maximum streefpeil van ca. NAP -5.20 m. Het peil mag 0.2 m uitzakken tot ca. NAP -5.40 m. Dit uitzakken zal voornamelijk in de zomerperiode gebeuren.

Inlaat vanuit de Hoge Vaart zal onder de volgende situaties plaatsvinden.

Indien het waterpeil zakt onder de NAP -5.40 m zal nagegaan moeten worden of er water uit de Hoge Vaart wordt ingelaten. Het streven is, mede vanwege de relatief slechtere waterkwaliteit van het Hoge Vaart water , zo min mogelijk water in te laten.

Indien de waterkwaliteit ernstig verslechtert (stankoverlast, zuurstofloosheid, ziektekiemen, vissterfte etc.) dan is er een noodvoorziening aanwezig om het watersysteem bij een dergelijke calamiteit door te spoelen. Voor de doorspoeling wordt in hoofdlijnen het volgende peilbeheer gevoerd:

  • de inlaat met de Hoge Vaart wordt opengezet;
  • de stuw met de Kievitstocht, die normaliter zorg draagt voor het handhaven van de maximale afvoer, zakt om zodoende voldoende verhang te krijgen.

Hemelwaterafvoer

Een van de ambities is dat hemelwater oppervlakkig wordt afgevoerd naar de grachten en niet via riolering naar de RWZI.

  • Daken grenzend aan open water voeren hemelwater af direct naar oppervlaktewater;
  • Overige verhardingen wateren zoveel mogelijk oppervlakkig en zichtbaar af op het oppervlaktewater;
  • Wegen met een hoge verkeersintensiteit en grote parkeerplaatsen wateren eerst via zuivering, bij voorkeur een bodempassage, af op het oppervlaktewater.

Waar mogelijk wordt dus een zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater nagestreefd. Deze ambitie ten aanzien van het zichtbaar en dus via het oppervlak afvoeren van hemelwater zullen op wijkniveau verwezenlijkt moeten worden.

Om dit te realiseren zouden de straten in de wijken, en daarmee het maaiveld, bij voorkeur onder een verhang van ca. 3 promille richting open water aangelegd moeten worden. Dit heeft aanzienlijke consequenties en vergt daarmee een ontwerpinspanning van de stedenbouwers en de ontwerpers van de openbare ruimte. Over een afstand van 200 m, betekent 3 promille verhang namelijk een verval van 60 cm over het maaiveld. Voor Hout Noord wordt een maximale transportafstand van 100 m gehanteerd.

Door de beperkte afstanden tussen de waterpartijen biedt het stedebouwkundig ontwerp en de daarbij horende waterstructuur voldoende kansen om het afstromende hemelwater op grote schaal bovengronds te laten afstromen.

Hoewel de verontreiniging zoveel mogelijk aan de bron bestreden wordt, zal op sommige plaatsen (drukke wegen en grote parkeerplaatsen) een lokale zuivering bij het aan te leggen gescheiden rioleringssysteem noodzakelijk zijn. Een bodempassage, middels filterbermen , waterdoorlatende verharding of een helofytenfilter, is hierbij een goede oplossing.

Watergangen/grachten

Een deel van de achtertuinen grenst aan een watergang. Ook is er plaats voor drijvend wonen en watervilla's . Er komen verschillende soorten wateroevers. Er zal een gevarieerd bodem profiel gerealiseerd worden en de watergangen zijn aan elkaar gekoppeld. De grachten nodigen uit tot spelevaren en er kan met kano's en kleinere bootjes worden gevaren zo lang de diepgang ervan niet al te groot is. Immers de waterdiepte zal ca 1.2 m zijn zodat de grachten voor de meeste motor- en toerboten ongeschikt zijn.

Circulatiesysteem

Het ontwerp van het watersysteem ten noordwesten van de Kievitstocht is, mede met behulp van de randvoorwaarden en adviezen die via het watertoetsproces zijn ingebracht, inmiddels verder uitgewerkt. Door bredere waterprofielen toe te passen dan oorspronkelijk beoogd en ruimte in te passen voor onderwatervegetatie en natuurvriendelijke oevers is waarschijnlijk voldoende zuiverend vermogen aanwezig. Om een eventuele verslechtering van de waterkwaliteit te kunnen ondervangen is voor wat betreft het ontwerp van het watersysteem vastgehouden aan de mogelijkheid om interne circulatie op gang te brengen met behulp van een circulatiepomp.

Een circulatiepomp, die gedurende het zomer halfjaar kan worden ingezet, kan voor een constante beweging van het water zorgen waarmee het eigen zuiverend vermogen van het watersysteem verder wordt verbeterd en algengroei zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Om een goede verdeling van deze circulatie te bevorderen hebben de dwarsprofielen diverse afmetingen. De bedoeling hiervan is dat het water als gevolg van weerstand, door verondieping, versmalling en begroeiing, door bepaalde watergangen wordt geleid.

Vanuit het ontwerp zoals dat thans voorligt wordt veronderstelt dat de inzet van een circulatiepomp niet benodigd is. Monitoring van de waterkwaliteit zal uitwijzen of inzet van een circulatiepomp wellicht alsnog verstandig is. De gemeente Almere en het Waterschap Zuiderzeeland dragen in goed overleg samen zorg voor monitoring van de waterkwaliteit en eventueel te nemen maatregelen.

Waterkwaliteit

De Kaderrichtlijn water en het waterplan Almere zijn het uitgangspunt voor de te realiseren waterkwaliteit. Er dient een watersysteem met een zodanige inrichting en waterkwaliteit gerealiseerd te worden dat zich een gezond ecosysteem kan ontwikkelen waarin het tevens goed recreëren is. Er treden geen stankoverlast en vissterfte op

Voor de tochten in het oostelijk deel van Almere is een opgave vanuit de KRW vastgesteld. Deze houdt in dat de oevers van deze tochten over 40% van de waterlengte natuurvriendelijk moeten worden ingericht. In het waterplan Almere zijn voor ecologie en water ambities opgenomen. Aan het watersysteem van Almere Hout Noord wordt een ecologisch doelstelling laag tot midden (zie4 Waterplan Almere) meegegeven.

Om deze doelstellingen te realiseren worden de volgende hieronder weergegeven maatregelen genomen:

Flexibel peil

Om de invloed van de kwel en daarmee de instroom van voedselrijk water, te minimaliseren, is het peil in plangebied opgezet tot een streefpeil van -5.20 NAP, vergelijkbaar met dat in de Hoge Vaart. Daarbij worden marges toegestaan waarbinnen het waterpeil mag fluctueren, met als doel de beschikbare waterreserves optimaal te benutten.

In het systeem worden wateroverschotten zoveel mogelijk tijdelijk vastgehouden om afvoerpieken te beperken.

Komt het peil boven de marges dan wordt het water afgevoerd, komt het eronder dan is er een mogelijkheid om water vanuit de Hoge Vaart aan te voeren.

Door in het voorjaar het peil tot de bovenste marge op te stuwen is er een reserve voor de komende droge periode. Na de zomermaanden is het peil gezakt naar de ondergrens waardoor het in de natte wintermaanden kan stijgen naar de bovengrens en zo wordt een deel van het neerslagoverschot verwerkt.

Een flexibel peilbeheer kan worden ondersteund door het creëren van ruimte voor berging in de watergangen (accolade- of schouderprofielen). Een dergelijk profiel zorgt er tevens voor dat bij droogte de watergang stroomvoerend blijft.

Natuurvriendelijk inrichten grachten

Door het watersysteem zoveel mogelijk in te richten met natuurvriendelijke oevers ontstaat een watersysteem dat als een natuurlijk filter gaat functioneren.

Om een goede waterkwaliteit te kunnen verkrijgen dient 40 % van de oeverlengte natuurvriendelijk te worden (expertadvies tbv KRW) ingericht en daarbij moet voldoende ruimte, ca 50 % van het wateroppervlak, voor onderwater vegetatie te worden gerealiseerd (advies Waterschap Zuiderzeeland). De natuurvriendelijke oevers en de onderwatervegetatie zorgen voor een natuurlijke zuivering van het water. Tevens moet gezorgd worden voor voldoende diepe plekken in de watergangen. Deze plekken fungeren als schuilplaats voor de fauna in warme en koude periodes

Benutten hemelwater

Het hemelwater uit het gescheiden rioleringssysteem wordt, mede vanwege de goede kwaliteit benut. Waar dit water verontreinigd is, wordt dit water eerst via een lokale zuivering, bij voorkeur een bodempassage, geleid. Alvorens het uitstroomt naar het oppervlaktewater.

Benutten Hoge Vaart water

Bij een extremere droge periode, mede door klimaatverandering, zal het waterpeil in de wijk te ver dalen en de verblijftijd wordt hoog. Er zal een bepaalde aanvulling noodzakelijk zijn.

Hiertoe wordt er een mogelijkheid om Hoge Vaart water, bijvoorbeeld via een stuw, in het gebied te laten stromen. Deze verbinding met de Hoge Vaart en de Kievitstocht wordt uitgerust met een vispassage.

Met geïnstalleerde variabele stuwen zowel aan de kant van de HogeVaart kant als bij het uitstroompunt aan de kant van de Kievitstocht, is het mogelijk om het watersysteem gecontroleerd door te spoelen met Hoge Vaartwater.

Of het Hoge Vaartwater in tijden van droogte ook daadwerkelijk gebruikt kan worden, heeft te maken met de schaarste van water en de wijze van het gebruik conform de landelijke verdringingsreeks en de regionale uitwerking daarvan. In de planperiode 2010- 2015 van het Waterbeheerplan van waterschap Zuiderzeeland, wordt de verdringingsreeks geïmplementeerd.

Duurzame sanitatie

Inzameling, transport en zuivering (afvalwatersysteem) van afvalwater is en blijft gericht op in eerste instantie de volksgezondheid. De lozingen vanuit het afvalwatersysteem beïnvloeden het grond- en oppervlaktewatersysteem en daarmee de leefomgeving.

In de afgelopen periode werd afvalwater veelal beschouwd als een afvalstof. Vooral vanuit het begrip duurzaamheid worden mogelijkheden gezien om dit water, na een bewerking, als een grondstof te beschouwen. In Almere is het al een gebruikelijke praktijk om hemelwater te scheiden van de afvalwaterstromen.

Schoon hemelwater kan en mag direct uitstromen op het oppervlaktewater. Verontreinigd hemelwater (hemelwater afstromend van drukke wegen of grote parkeerplaatsen) dient eerst lokaal te worden gezuiverd te worden. Veelal volstaat een bepaalde vorm van bodempassage waarna het hemelwater uitstroomt op het oppervlaktewater.

Schoon hemelwater afvoeren kan via bovengrondse en ondergrondse systemen. Vanwege o.a. de zichtbaarheid heeft de bovengrondse afvoer de voorkeur. De inrichting van de openbare ruimte dient hier op aangepast te worden (zie waterkwantiteit, hemelwaterafvoer).

Afvalwater kan bestaan uit de volgende deelstromen:

  • Hemelwater, regenwater van daken en wegen
  • Grijs water: waswater afkomstig uit douche, wasmachine en keuken
  • Bruin water: uitwerpselen afkomstig uit het toilet
  • Geel water: urine afkomstig uit het toilet.

Duurzame sanitatie draagt bij aan de realisatie van de Almere Principles. Door afvalstromen aan de bron te scheiden kan het transport van afvalwater worden beperkt en heeft het watersysteem, na een eventuele zuivering een continue bron van water.

De meest verregaande vorm van duurzame sanitatie is om al deze stromen gescheiden in te zamelen en decentraal te zuiveren. Er is dan geen aansluiting op de stedelijke AWZI (afvalwaterzuiveringsinstallatie) nodig. Het hemelwater wordt geloosd, deels via een bodempassage, op het oppervlaktewater. Het grijze water wordt naar een verticaal helofytenveld in de wijk geleid en daar lokaal gezuiverd, waarna het geloosd wordt op het oppervlaktewater. Het bruine en gele water wordt gescheiden opgevangen en in de wijk verzameld. Vervolgens kan het worden afgevoerd of ter plaatse worden verwerkt.

Een duurzame invulling van de afvalwaterketen betekent dat het schone hemelwater en afvalwater wordt benut en dat er geen belasting van het oppervlaktewater met nutriënten en microverontreinigingen optreedt.

Pilot

Toepassing van een duurzaam sanitatiesysteem op de hele wijk Almere Hout Noord en op alle verschillende deelstromen is een nog te grote stap. Derhalve is besloten om eerst te focussen op de separate inzameling en verwerking van 'geel water'. Beoogd wordt om ca. 900 woningen uit te rusten met deze variant. Implementatie vindt idealiter lopende de 1e fase van de gebiedsontwikkeling plaats.

Voor vervolgfasen kan worden onderzocht of het doorzetten van de inzameling van 'geel water' logisch is, of kan worden onderzocht of verdere scheiding van het grijze en bruine water opportuun is. Verder onderzoek en besluitvorming daarop zal mede afhangen van de ervaringen die worden opgedaan met de inzameling van de gele waterstroom.

Bij de inrichting van de vervolgfasen dient mogelijk rekening gehouden te worden met het ruimtebeslag van een lokale zuivering zoals helofytenfiltervelden.en /of andere voorzieningen. Het zuiveren van afvalwater in de wijk vergt ook aandacht ten aanzien van de volksgezondheid.

Voor de zekerheid wordt voor de 1e fase een terugvaloptie aangelegd voor het geval het systeem niet (optimaal) zou werken. De terugvaloptie bestaat uit een gescheiden stelsel met centrale zuivering op de AWZI en met een lokale zuivering voor het verontreinigd hemelwater, zoals een waterdoorlatende verharding, filterbermen, of helofytenfilters, voor het verontreinigde hemelwater.

Aardwarmte (WKO en geothermie)

WKO

Warmte Koude opslag is een beschikbare techniek die een grote bijdrage kan leveren bij het duurzamer maken van een stad. Voor het plangebied is uitgezocht wat de technische en procedurele mogelijkheden en beperkingen zijn van zowel open als gesloten systemen. Uit de analyse blijkt dat KWO niet het gehele plangebied kan voorzien van warmte en koude.

Kansen voor open systemen, bodemopbouw, geohydrologie en beleid

  • Het eerste watervoerend pakket is van beperkte dikte en doorlatendheid. Hierdoor zijn zeer veel bronnen benodigd om voldoende warmte en koude te kunnen genereren. Ook zijn de effecten op de omgeving naar verwachting groot als gevolg van de klei- en veenlagen in de deklaag. Hierdoor is dit pakket slecht geschikt voor KWO.
  • Het tweede watervoerend pakket varieert in dikte en doorlatendheid. Er kunnen voldoende bronnen worden geplaatst om te voldoen aan warmte- en koudevraag. Door de ligging en diktevariatie van scheidende (klei-)lagen dient wel meer inzicht te komen in de bodemopbouw voor een definitief ontwerp. Niet het gehele plangebied is geschikt voor KWO in het tweede watervoerende pakket. Er is echter een verbod om boringen (boringsvrije zone) in dit pakket te plaatsen (grondwater beschermingsgebied).
  • Het derde watervoerend pakket is dik (circa 100 m) en goed doorlatend. Het pakket is bodemtechnisch zeer geschikt voor de toepassing van koude-/warmteopslag. Deze laag zou normaal gesproken het meest geschikt zijn voor KWO, maar wordt met uitzondering van het Ibisbos beleidsmatig ( zie par.3.5 boringsvrije zone) uitgesloten. In het Ibisbos (buiten het plangebied!) is voldoende potentie om aan de koude- warmtevraag van het bedrijventerrein te voldoen.

Kansen voor gesloten systemen

Er dienen per woning veel verticale bodemwarmtewisselaars te worden aangebracht omdat er niet te diep geboord kan worden. Alleen op de grotere kavels (ca 350 m2) in het plan kan voldoende warmte worden gegenereerd. Voor bedrijven kan de koelvraag niet worden geleverd.

Geconcludeerd wordt dat gesloten systemen niet rendabel zijn.

Geothermie

In het plangebied is in de diepe ondergrond een watervoerend pakket aanwezig dat mogelijkheden biedt voor het toepassen van geothermie. Het betreft hier een pakket, een zandsteen, uit het Rotleigend, de Slochteren Formatie.

Uit de seismische sectie onder Almere Hout Noord blijkt dat de dikte van de laag constant blijft en de diepte toeneemt. De gemiddelde diepte waarop deze laag in het onderzoeksgebied voorkomt varieert van 2000 tot 2500 meter onder maaiveld. Het water heeft op deze diepte een te verwachten temperatuur van 80 graden of hoger.

Er is vastgesteld dat een vervolgonderzoek noodzakelijk is om te bepalen of de hydrogeologische eigenschappen van de ondergrond dusdanig zijn, dat in potentie gebruik gemaakt kan worden van geothermie

Pas op basis van een vervolgonderzoek is te bepalen of de hydrogeologische eigenschappen (porositeit en permeabiliteit) van deze watervoerende laag dusdanig zijn, dat in potentie gebruik gemaakt kan worden van geothermie.

5.8 Kabels En Leidingen C.a.

Aan de westzijde van het plangebied ligt 'leidingstraat 6'. Deze verbindt Villapark Vogelhorst met Almere Stad en bevat de hoofddistributie van het drinkwaternet met meerdere leidingen (naar en uit de reinwaterkelder Westerterp/Vitens), maar ook andere primaire nutsvoorzieningen.

Voorafgaand aan de aanleg van de busbaan, ter plaatse van de onderdoorgang van de A6, wordt nader onderzocht of bestaande voorzieningen verlegd of beschermd moeten worden. Ter plaatse van de open vaarverbinding met de Hoge Vaart en het Sluishuis zullen altijd aanpassingen benodigd zijn. Uitgangspunt is dat de leidingenstraat qua ligging en maatvoering zo min mogelijk wordt verstoord, zodat verzwaring van bestaande en aanleg van nieuwe primaire systemen op bovenwijks niveau mogelijk blijft.

Langs de Kievitsweg, Paradijsvogelweg en Watersnipweg liggen bestaande nutsleidingen van een lagere orde. Deze worden bij de ontwikkeling van Almere Hout Noord verlegd of vernieuwd. In het plangebied Hout Noord wordt in de ondergrond ruimte gereserveerd voor een primaire ringstructuur waarin toe te passen nutsvoorzieningen een plek krijgen. Vanuit de ring worden aanliggende buurten met behulp van secundaire tracés ontsloten. Verdeelruimtes en servicekasten krijgen bij het opstellen van verkaveling- en inrichtingsplannen een plek in de wijk. Woningen, bedrijven en voorzieningen worden aangesloten door middel van secundaire tracés, gelegen in de woonstraten.

Leidingen moeten goed bereikbaar zijn. Dit houdt in dat de 'straten' vrij van obstakels moeten zijn, niet voorzien mogen zijn van een gesloten verharding en begaanbaar zijn voor onderhoudsverkeer. De kruisingen met wegen moeten tot een minimum beperkt blijven. Verder wordt rekening gehouden met te plaatsen bouwkundige voorzieningen ten behoeve van nutsbedrijven (zoals transformatorhuisjes, telecommunicatiekasten, verdeelstations, pompputten e.d.).

In het gebied worden geen planologisch relevante leidingen, die vanwege bijvoorbeeld ontploffingsgevaar (grote gasleidingen) bescherming nodig hebben, gerealiseerd.

Riolering

Vanwege duurzaamheid wordt er een gescheiden stelsel aangelegd. Het huishoudelijke afvalwater en het bedrijfsafvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op de Vaart in Almere Buiten en het hemelwater stroomt af naar het oppervlaktewater. Hierdoor hoeft er minder water naar de RWZI te worden verpompt, de werking van de RWZI wordt verbeterd en het regenwater kan in de wijk worden benut. In de eerste fase wordt de pilot duurzame sanitatie opgenomen (zie paragraaf 5.7 Bodem enwatersysteem.)

Straalverbindingen

Hout Noord ligt buiten de straalverbindingen van het ministerie van Defensie. (zie verder pararagraaf 3.6Kabels en leidingen c.a.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0025.png"

Figuur 11: hoogteradialen luchtvaartverkeer

5.9 Veiligheid

Veiligheid is een belangrijk aandachtspunt voor een sociaal duurzame wijk. Er wordt onderscheid gemaakt in sociale, fysieke en externe veiligheid.

Sociale en fysieke veiligheid

Voor een veilige omgeving zijn een aantal ingrepen nodig bij de uitwerking van de plannen:

  • Mixen van functies: zorgen voor overlap in ruimte en tijd leiden tot levendigheid.
  • Passief toezicht: ogen op de straat, gevels met interactie tussen binnen en buiten.
  • Verlichting: op de juiste plekken en tijdstippen.
  • Langzaam verkeer: fijnmazig en veilig netwerk van routes.
  • Openbare ruimte: afscherming, bescherming en speelplekken in het zicht.

Bij de inrichting van een gebied zijn de veiligheidseisen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen en het Keurmerk Veilig Ondernemen (bedrijventerrein Twentsekant) uitgangspunt. Gelet op het specifieke karakter van Nobelhorst (Mensen maken de stad) kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken, indien de veiligheid in voldoende mate wordt gewaarborgd.

Tevens wordt bij de inrichting van de openbare ruimtegebruik gemaakt van de Checklist Veiligheid Ruimtelijke Plannen.

Sociale veiligheid kan relatief gemakkelijk worden beïnvloed door ontwerp, bouw, inrichting en beheer.

Externe veiligheid en waterkeringen

Inrichtingen

Risicovolle inrichtingen:

Op Twentsekant en de binnenstedelijke bedrijventerreinen, is vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven (d.w.z. bedrijven die in principe onder Bevi vallen) niet gewenst. De ligging van deze terreinen ten opzichte van het woongebied, de toegestane milieucategorieën (op bedrijventerrein Twentsekant maximale 3.2 van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 en op de binnenstedelijke bedrijventerreinen categorie A,B,C van de Bijlage 2 Staat van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1), de hoge kantoorhoudendheid (maximaal 50%), de menging met (bedrijfs)woningen, voorzieningen en detailhandel leent zich hier niet voor. Vandaar dat in de voorschriften risicovolle inrichtingen worden uitgesloten.

Vuurwerkbedrijven:

Conform het vuurwerkbeleid, worden vuurwerk opslag en verkoopplaatsen geconcentreerd in winkelcentra en bedrijventerreinen en uitgesloten in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven. Onder winkelcentra wordt verstaan, gebieden met als hoofdbestemming: centrumdoeleinden. Onder bedrijventerreinen wordt bedoeld gebieden met als hoofdbestemming: bedrijfsmatige activiteiten. Onder kleine winkelcentra wordt verstaan: gecombineerde hoofdbestemming wonen en bedrijfsmatige activiteiten.

Dit betekent concreet voor dit plangebied, dat op Twentsekant en het binnenstedelijke bedrijventerrein ten noorden van Vitens, de vestiging van vuurwerkbedrijven (> 10.000 kg) wordt toegelaten. Vestiging van vuurwerkbedrijven is niet mogelijk op de andere binnenstedelijke bedrijventerreinen indien er een menging met wonen wordt gerealiseerd.

Een concreet vestigingsinitiatief ter zake, zal worden getoetst aan de geldende afstandseisen uit het Vuurwerkbesluit. Deze veiligheidsafstanden gelden via de planregels, waarbij de vereiste veiligheidsafstanden te allen tijde op eigen terrein dienen te worden opgelost.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg:

De conclusie uit Bijlage 4 Berekening groepsrisico wegtransport is, dat door de planontwikkeling van Hout-Noord het groepsrisico toeneemt, maar ruimschoots onder de oriëntatiewaarde blijft.

Verantwoordingsplicht GR (VGR):

Conform de circulaire RNVGS, dient over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico verantwoording te worden afgelegd. Deze verantwoording houdt in, dat naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, tevens rekening dient te worden gehouden met een aantal kwalitatieve aspecten. Verder dient veiligheidsregio of de regionale brandweer in de gelegenheid te worden gesteld advies uit te brengen over het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

Aspecten die normaal gesproken hierbij betrokken dienen te worden zijn:

  • het aantal personen in het invloedsgebied,
  • het groepsrisico,
  • de maatregelen ter beperking van het groepsrisico,
  • alternatieve ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico,
  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval,
  • de mogelijkheden om de zelfredzaamheid te vergroten.

Het is aan het bevoegd gezag om hiermee verstandig om te gaan. De zwaarte van de verantwoordingsplicht dient evenredig te zijn aan de mogelijke gevolgen van het voorgenomen besluit voor de externe veiligheid.

In dit geval neemt het groepsrisico door de voorgenomen planontwikkeling van Almere-Hout weliswaar toe, maar blijft een factor 16 onder de oriëntatiewaarde. Een volledige verantwoording van het GR wordt daarom niet noodzakelijk geacht. De verantwoording van het groepsrisico (eerste vier aandachtspunten zoals eerder genoemd) kan achterwege blijven.

De verantwoording beperkt zich in dit specifieke geval, tot de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de mogelijkheden om de zelfredzaamheid te vergroten.

Hierover is advies gevraagd aan de veiligheidsregio/regionale brandweer op basis van het voorontwerp van dit bestemmingsplan.

De brandweer heeft het voorontwerp bestemmingsplan beoordeeld en kan instemmen met het plan. Tevens is het bestemmingsplan beoordeeld op het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) artikel 12, lid 3.

Waterkeringen

Er zijn geen waterkeringen aanwezig in het gebied.

5.10 Toegankelijkheid

Almere Hout Noord dient voor bewoners met functiebeperkingen volledig toe- en doorgankelijk te zijn. Een en ander wil zeggen dat de inrichting van het openbaar gebied en de toegang tot individuele woningen, woongebouwen en voorzieningen zodanig wordt uitgevoerd dat beide voor deze groep bewoners geschikt zijn. Doel is om hen volwaardig te kunnen laten deelnemen aan het maatschappelijk leven.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planning En Fasering

De ontwikkeling van de woonbuurten van Almere Hout Noord zal aan de westzijde starten. In de vervolgfase ontwikkelt de wijk zich verder naar het zuiden en het oosten. De ontwikkeling van Twentsekant zal in grote lijnen van zuid, waar dit terrein aansluit op de woonbuurt naar noord verlopen. Daarnaast is hier de ontwikkeling van de thematische zones bepalend voor de ontwikkelvolgorde.

De intentie is om buurtgewijs zoveel mogelijk een volwaardige leefomgeving op te leveren. De ontsluiting van de eerste woonbuurten zal geschieden via de (voorlopig te handhaven) Vinkweg, Kievitsweg en Vogelweg en via de Watersnipweg die parallel loopt aan de Hoge Vaart. Via deze Watersnipweg, die onder de A6 doorloopt in noordelijke richting, worden de eerste woonbuurten verbonden met Almere Stad. De in het gebied aan te leggen busbaan zal zo spoedig mogelijk worden aangesloten op het busbanennet van overig Almere.

6.2 Bestemmingsregeling

Algemeen

Voor het woongebied en de daarbinnen gelegen bedrijventerreinen zijn globale bestemmingenWoongebied en Bedrijventerrein met directe bouw- en gebruiksregels aangegeven waarbinnen de deelgebieden kunnen worden ontwikkeld.

Op deze wijze kan het ontstaan van de wijk, waarbij bewoners, ondernemers en instellingen zelf met initiatieven komen, optimaal gefaciliteerd worden en tot ontwikkeling komen.

Nadat de wijk gerealiseerd is zal voor het beheer van de wijk dit globale bestemmingsplan worden vervangen door een meer gedetailleerd bestemmingsplan, danwel een beheersverordening waarin de bestaande situatie zal worden vastgelegd.

Voor het bedrijventerrein Twentsekant is een bestemming Bedrijventerrein - Uit te werken opgenomen. Hier worden, alvorens het bedrijventerrein in ontwikkeling wordt genomen, gedetailleerdere bestemmingsregeling in uitwerkingsplannen vastgelegd.

Op een aantal plaatsen in de bestemming Bos is een Wijzigingsbevoegdheid opgenomen om hier op beperkte schaal woningbouw, danwel woningbouw in combinatie met andere functies voor de kavel aan de Hoge Vaart, te ontwikkelen. Aangezien de planvorming voor deze gebieden nog niet geheel is uitgewerkt is er voor gekozen om voor deze gebieden de bestemming in stand te houden, tot het moment dat deze kavels ontwikkeld gaan worden. Op dat moment moet er een wijzigingsplan waarin de diverse belangen in het gebied dienen te worden afgewogen, zoals eventuele boscompensatie, worden gemaakt.

Tot slot zijn er een aantal "functie aanduidingen"in het plangebied opgenomen waarmee de ligging van de hoofdinfrastructuur en de diverse reserveringen zijn aangegeven.

De Regels van het bestemmingsplan Almere Hout Noord

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Hier zijn alle begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt nader omschreven.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de verschillende gebruikte maten dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Woongebied

In Artikel 8 Woongebied zijn in de bestemmingsomschrijving de uitgangspunten voor het woongebied opgenomen en zijn verder regels opgenomen waarbinnen de bebouwing en het gebruik van de gronden moet plaatsvinden. De bestemmingsomschrijving is ruim en flexibel en biedt de mogelijkheid om de gronden met de bestemming Woongebied als volwaardig woongebied in te richten met (woon)straten, doorgaande wegen, busbanen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om maximaal 5.000 woningen te realiseren in verschillende verschijningsvormen. Zo zijn bijvoorbeeld ook waterwoningen, wonen in combinatie met het houden van paarden, bedrijfswoningen en woonwerkeenheden mogelijk.

Behalve wonen wordt in dit artikel ook voorzien in woonzorgvoorzieningen, bedrijven, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke-, culturele en op ontspanning gerichte-, sport- en overige voorzieningen en horeca.De toegelaten voorzieningen zijn opgenomen in Bijlage 3 Staat vanbedrijfactiviteiten - Functiemenging-2.

Verder is er voorzien in nutsvoorzieningen waaronder (kleine) windmolens, zonnepanelen en zonnecollectoren en wordt de benodigde infrastructuur mogelijk gemaakt. Er wordt van uitgegaan dat het laden en lossen en het parkeren op eigen terrein plaatsvindt bij de bedrijven en voorzieningen. Er wordt wel een mogelijkheid geboden om hiervan af te wijken indien blijkt dat het een en ander niet goed op te lossen is op eigen terrein maar wel in het openbaar gebied.

Wet Geluidhinder

Voor een aantal woningen en wellicht ook gebouwen met geluidgevoelige functies is bepaald dat de geluidsbelasting vanwege, met name de rijksweg A6, niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de verleende hogere waarde. Aangezien in dit stadium nog niet bekend is waar de woningen precies zullen worden gerealiseerd omdat de verkaveling van het woongebied nog niet vastligt is ervoor gekozen om een "gebiedsgerichte hogere waarden" te verlenen. Deze hogere waarde is verleend bij besluit van 16 februari 2012 en opgenomen in bijlage 6 Besluit hogere waarden met bijlagen bij deze toelichting. Om voor deze hogere waarden in aanmerking te komen zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd en bij de planregels in Bijlage 5 Afstemmings- en ontheffingsregels Wgh gevoegd, waaraan woningen en andere geluidgevoelige functies maar ook de nog aan te leggen wegen aan moeten voldoen. Door een gemeentelijk monitoring systeem kan gedurende de ontwikkeling van de wijk de geluidbelasting permanent gecheckt worden, zodat er een optimale situatie kan ontstaan waarbij de "goede ruimtelijke ordening" voor wat betreft het voldoen aan de Wet Geluidhinder wordt gewaarborgd.

In de 8.3 Specifieke bouwregels is een regeling voor erfbebouwing opgenomen die aansluit op de Beleidsnota Kleine Bouw 2008. Om te bepalen wat er vergunningvrij mag worden gebouwd is in Artikel1 Begrippen een definitie van het achtererfgebied opgenomen.

Gebruiksmogelijkheden voor de woningen

De vrije beroepen

In 8.5 Specifieke gebruiksregels is onder de regeling opgenomen die geldt voor het uitoefenen van aan huis verbonden beroepen en de bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Deze regeling is van kracht voor woningen, onder voorwaarde dat niet meer dan 50% van de woning hiervoor gebruikt mag worden, en voor de bedrijfsruimten.

Een categorie zijn de zogenaamde vrije beroepen. Kenmerk van deze beroepen is de van oudsher sterke verwevenheid tussen wonen en werken. Het gaat om de traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant.

Voor de woningen geldt dat deze beroepen altijd in combinatie met het wonen worden uitgeoefend en dat de woonfunctie in overwegende mate intact blijft. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het beroep vanuit het gebouw waarin wordt gewoond, wordt uitgeoefend. Het is uiteraard ook toegestaan om de erfbebouwing voor de uitoefening van het beroep te gebruiken.

Voor de bedrijfsruimten geldt de voorwaarde dat het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend niet, aangezien het hier niet om woningen gaat maar om zelfstandige vestigingen.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In 8.5 Specifieke gebruiksregels zijn behalve de vrije beroepen ook overige aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Het gaat om activiteiten waarvan wordt aangenomen dat er weinig overlast voor de omringende woonomgeving zal ontstaan. Om overlast te voorkomen zijn hier de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan. Als hier niet aan kan worden voldaan ontstaat er strijdig gebruik met de woonbestemming, waar tegen kan worden opgetreden.

In onderstaande lijst is opgesomd om welke aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis het kan gaan. Deze lijst is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving Voorwaarden/toelichting
Vrije beroepen bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant
Uitgeverijen Kantoren
Grafische afwerking
Reproductiebedrijven opgenomen media
Vervaardiging van sieraden e.d.
Reparatie t.b.v. particulieren bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder
Reisorganisaties
Verzekeringsbedrijf/kantoor
Verhuur van en handel in onroerend goed
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
Hoveniersbedrijven Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn
Meubel- en woningstoffeerderijen
Cursussen
Workshops
Internetbedrijven Geen verkoop aan huis
Kantoor algemeen
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures
Bed&breakfast Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn 5 gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie
Wassalons en wasserettes Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en aflevering van kleding
Kappers
Buiten de hierboven genoemde gevallen Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten

Tenslotte zijn er diverse afwijkingsmogelijkheden opgenomen in 8.6 Afwijken van de gebruiksregels van de bouwregels en de gebruiksregels teneinde mee te kunnen werken aan projecten waarin niet is voorzien, maar die wel wenselijk zijn.

Werkgebied

In Artikel 3 Bedrijf, Artikel 4 Bedrijventerrein en Artikel 9 Bedrijventerrein - Uit te werken zijn de regels opgenomen met betrekking tot het werken in het gebied.

In Artikel 3 Bedrijf is de bestemming opgenomen voor de Reinwaterkelder van Vitens. Hier wordt drinkwater opgeslagen voor Almere. Deze voorziening is reeds aanwezig in het gebied en ook reeds als zodanig bestemd. De huidige bestemming is in het nieuwe plan overgenomen, waarbij op de eigen kavel uitbreidingsmogelijkheden voor de toekomst mogelijk zijn gemaakt.

In Artikel 9 Bedrijventerrein - Uit te werken is de bestemming opgenomen voor het bedrijventerrein Twentsekant. Hier zijn bedrijven toegestaan, maar ook detailhandel gericht op perifere- en grootschalig detailhandel. De toegelaten bedrijven zijn opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG2009. Verder wordt er een benzineverkooppunt toegelaten. Bedrijfswonen is toegelaten in de zone aansluitend aan het woongebied. Tevens is het mogelijk om in de vaart, die het bedrijventerrein Twentsekant van het woongebied scheidt woonschepen of drijvende woningen te realiseren. Gelet op de beperkte omvang van deze objecten is de eis om ook te wonen in combinatie met werken hier losgelaten en mag hier dus gewoond worden.

In Artikel 4 Bedrijventerrein is de bestemming opgenomen voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen waarbij gebruik gemaakt wordt van de Staat van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1 die uitgaat van het mengen van functies en niet van het scheiden van functies (zoals bij de traditionele lijst van bedrijfsactiviteiten). Op deze bedrijventerreinen is een veelheid aan functies toegestaan, al dan niet gecombineerd met wonen. Er zijn voorzieningen uit de hoogste categorie van de functiemengingslijst toegestaan omdat de terreinen over het algemeen goed aangesloten zijn op infrastructuur.

Openbaar gebied

In Artikel 5 Bos is de bestemming opgenomen voor de bosgebieden die zijn gelegen langs de Hoge Vaart en voor het Kievitsbos. Ter bescherming van aanwezige zwaar beschermde soorten bever en watervleermuis is op de plankaart een strook ter breedte van 40 meter, grenzend aan het Kievitsbos opgenomen waar de aanduiding "natuurwaarde" geldt In de regels van Artikel 8 Woongebied is opgenomen dat ter plaatse van deze aanduiding met de inrichting van het woongebied rekening dient te worden gehouden met de (eventuele) -ter plaatse en in het aangrenzende gebied met de bestemming Bos- aanwezigheid van de bever en de watervleermuis, in die zin dat de instandhouding van de functionaliteit van het leefgebied van deze soorten gewaarborgd blijft

Er is in deze bossen op een drietal plekken bebouwing toegelaten na wijziging van de bestemming.In het Kievietsbos gaat het om 2 locaties van ieder 1 ha waar woningen zijn geprojecteerd zodat het noordelijk en zuidelijk woongebied met elkaar worden verbonden en de sociale veiligheid in het plangebied wordt versterkt. In het bos nabij de Hoge Vaart gaat het om een locatie van ongeveer 2 ha waar het sluishuis en woningen in combinatie met andere functies, zou moeten worden gerealiseerd.

In Artikel 6 Verkeer is de bestemming opgenomen voor de doorgetrokken Tussenring die het plangebied aan de oostzijde ontsluit. Tevens is hier een reservering opgenomen voor een mogelijke railverbinding met het Gooi. Voor het overige is de bestemming verkeer opgenomen in de bestemmingen voor de woongebieden en het bedrijventerrein. In de diverse uitwerkingsplannen zullen de wegen gedetailleerd worden aangegeven.

In Artikel 7 Water is de bestemming opgenomen voor de Hoge Vaart en voor enkele doorgaande watergangen. Ook hier geldt dat water overal elders in het plangebied bij de desbetreffende bestemmingen is toegestaan.

Dubbelbestemmingen

In Artikel 10 Leiding-Water wordt de ondergrondse waterleiding die door het gebied loopt beschermd.

In Artikel 11 Waarde-Archeologie 1 is de bestemming opgenomen voor het gebied dat mogelijk archeologisch waardevol is en dat nog onderzocht moet worden indien er bouwactiviteiten in het gebied zouden worden ontwikkeld. Het gaat om een strook die gelegen is in het bos dat grenst aan de Hoge Vaart.

In Artikel 12 Waarde-Archeologie 2 is de bestemming opgenomen voor de beschermingszone die rondom de vindplaatsen die in het gebied aanwezig zijn, zijn gelegen. In deze zone is geen bebouwing, behoudens bebouwing die nodig is voor archeologisch onderzoek toegestaan.

In Artikel 13 Waarde-Archeologie 3 is de bestemming opgenomen voor de vindplaatsen. Hier is geen bebouwing toegestaan. Ook het aanleggen van voorzieningen is aan strikte voorwaarden verbonden.

Algemene Regels

In Hoofdstuk 3 Algemene Regels zijn algemene regels, die gelden voor het gehele bestemmingsplan opgenomen. In Artikel 18 Overige Regels is de aanvullende werking van de voorschriften van de “Bouwverordening Almere 2007” uitgesloten behoudens de artikelen 2.5.2, 2.5.3, 2.5.3a, 2.5.4 en 2.5.30. In deze artikelen is ondermeer bepaald dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn bij woningen en voorzieningen in het gebied.

Tenslotte is opgenomen dat daar waar in de regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, de regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp (17 oktober 2011) van dit bestemmingsplan.gelden.

In Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel is het overgangsrecht opgenomen en is aangegeven hoe het bestemmingsplan zou moeten worden aangehaald.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Planschade

Burgemeester en wethouders kunnen een tegemoetkoming toekennen in de schade, die is veroorzaakt door een bestemmingsplan. Het gaat om schade die redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en niet anderszins is verzekerd. Deze zogenaamde "planschade" kan ontstaan door inkomensderving of waardevermindering van onroerende zaken.

Het is raadzaam om bij ieder bestemmingsplan vooraf in te schatten of het bestemmingsplan een oorzaak zou kunnen zijn voor planschade. Ook is het raadzaam om een risico-analyse te maken als schade aan de orde is. Het is ook mogelijk om privaatrechtelijke afspraken te maken over de vergoeding van planschade en voor wiens rekening deze is.

In Almere Hout Noord is het merendeel van de grond eigendom van de gemeente Almere. Daarnaast zijn er eigendommen van Staatsbosbeheer en van Domeinen en van Vitens.

Bij het bepalen van planschade wordt de oude planologische regeling vergeleken met de nieuwe planologische regeling. In de oude planologische regeling is reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het gebied te bestemmen voor stedelijke ontwikkeling. Verder bestaat Hout Noord uit braakliggende grond en enkele bosgebieden.

Gelet op de planologische regeling die gold vóór het bestemmingsplan Almere Hout Noord, de eigendommen in het gebied en de daar aanwezige bebouwing zijn er vooralsnog geen redenen om het ontstaan van planschade te verwachten.

Grondexploitatie

Exploitatiegebied Hout Noord

Op 10 juni 2009 heeft de gemeenteraad kennis genomen van het ontwikkelingsplan Hout Noord en ingestemd met de hoofdkeuzen die in dit ontwikkelingsplan zijn gemaakt. Tevens heeft de raad in 2013 ingestemd met de bijbehorende grondexploitatie en risicoparagraaf en met de Nota Omslag Grote Werken Hout (NOGW). Het plan wordt voor rekening en risico van de gemeente uitgevoerd. Hiermee is de grondexploitatie sluitend en is het bestemmingsplan Almere Hout Noord economisch uitvoerbaar.

Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, leden 1 en 2 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van – onder andere – een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Het moet gaan om een aangewezen bouwplan omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor bouwen. In artikel 6.2.1. van het Bro staan de aangewezen bouwplannen aangegeven, te weten een bouwplan voor:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met tenminste 1.000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

De gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan te maken (op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro). Dit kan als:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de gronden anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels voor o.a. de kosten van het bouwrijp maken niet noodzakelijk is.

Het merendeel van het plangebied is eigendom van de gemeente Almere. Verder heeft Staatsbosbeheer, het Waterschap en het Rijksvastgoed- en Ontwikkelbedrijf (RVOB) gronden in bezit. Er is voor het plangebied van Almere Hout Noord echter geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, toegevoegd omdat voor de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad met deze drie partijen overeenstemming is bereikt over de levering van grond waardoor, via actief grondbeleid, het verhalen van de kosten is verzekerd.

6.4 Inspraak En Overleg

Woord vooraf

Hieronder wordt ingegaan op de reacties uit het vooroverleg en tevens wordt aangegeven in hoeverre het voorontwerp bestemmingsplan is aangepast naar aanleiding van deze reacties.

Vervolgens wordt ingegaan op de inspraakreacties en de aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan.

Tenslotte zijn er nog een aantal ambtshalve wijzigingen van het voorontwerp bestemmingsplan. Deze worden ook in deze nota besproken.

Vooroverleg

Het voorontwerp bestemmingsplan “Almere Hout Noord” is in het kader van het ambtelijk overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de hieronder genoemde adviespartners toegezonden.

In onderstaand overzicht is aangegeven naar welke instanties het voorontwerp bestemmingsplan is toegestuurd en welke instanties hebben gereageerd.

Instantie Reactie

1. Brandweer Flevoland reactie, zie hieronder
2. Flevo landschap geen reactie
3. Provincie Flevoland reactie, zie hieronder
4. Kamer van Koophandel reactie, zie hieronder
5. Kpn infra affairs geen reactie
6. Kpn.com geen reactie
7. defensie geen reactie
8. gasunie reactie, zie hieronder
9. Natuur en milieu Flevoland geen reactie
10. Politie Flevoland geen reactie
11. Pro rail geen reactie
12. Staatsbosbeheer reactie, zie hieronder
13. Grondzaken tennet reactie, zie hieronder
14. Vba almere Reactie, zie bij KvK
15. Min I&M (inclusief ez,lnv,rws,racm) reactie, zie hieronder
16. Vac Almere geen reactie
17. Waterschap reactie, zie hieronder
18. Vitens reactie, zie hieronder
19. Vogelwacht geen reactie
20. IJmere geen reactie
21. Domeinen RVOB geen reactie


1. Brandweer

opmerking
Kan instemmen met het voorontwerp bestemmingsplan.
Verder is het plan beoordeeld op het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), artikel 12, lid 3.
reactie gemeente
De conclusies van de beoordeling op het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen zullen worden opgenomen in hoofdstuk 5 van het bestemmingsplan Almere Hout Noord.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanvulling hoofdstuk 5.

3. Provincie

opmerking, algemeen
Met de gekozen planopzet kan worden ingestemd.
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is in figuur 11, op bladzijde 65, de begrenzing van het stedelijk gebied tot 2015 aangegeven. Het plan valt binnen de begrenzing “stedelijk gebied”. Het stedelijk gebied omvat zowel (bestaand en toekomstig) bebouwd als onbebouwd gebied en biedt ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur, (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale ruimtelijke beleid.
reactie gemeente
Opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking ten aanzien van archeologie
Er wordt in de toelichting aangegeven dat er ten aanzien van de vindplaats 5Z_2 voor een deel slechts bureau-onderzoek is verricht. In verband met feit dat deze bestemming vooralsnog blijft gehandhaafd, wordt booronderzoek niet nodig geacht. In artikel 11.5 van de regels is ter zake van deze aanduiding 'Waarde-Archeologie 1' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit is op zichzelf correct. Ik geef u mee dat bij de uit te werken bestemming 'Bedrijventerrein' de oostzijde van deze vindplaats voorzover deze als 'Waarde-Archeologie 1' is aangeduid, nader archeologisch onderzoek vereist is.
reactie gemeente
De oostzijde van deze vindplaats valt niet het uit te werken deel van het bedrijventerrein (Twentsekant) maar in het binnenstedelijk bedrijventerrein, waarvoor de bestemming “bedrijventerrein” van artikel 4 geldt. In deze bestemming is een verwijzing naar de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie 1”, waaruit het vereiste volgt om bij de ontwikkeling van de locatie archeologisch onderzoek te verrichten, waarmee de archeologische belangen zijn gewaarborgd.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking ten aanzien van infrastructuur
In artikel 5.5 van de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (Wro-zone wijzigingsgebied 2). Deze zone grenst aan de Hoge Vaart. Het is van belang om in de voorwaarden bij deze bevoegdheid op te nemen, dat een beheersstrook van 5 meter in acht wordt genomen. Elk medegebruik moet van tevoren bij de provincie worden aangevraagd.
Voor de overzichtelijkheid geef ik u in overweging om in de toelichting een overzichtskaartje op te nemen hoe de toekomstige ontsluiting van het plangebied voorzien wordt.
reactie gemeente
De gevraagde aanvulling zal worden opgenomen in artikel 5.5.
Tevens zal het gevraagde kaartje in de toelichting worden opgenomen.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanvulling van de toelichting van het bestemmingsplan.

opmerking ten aanzien van windenergie
Het plan biedt ruimte aan windturbines van 15 meter hoogte. Niet duidelijk is of met hoogte ashoogte of tiphoogte wordt bedoeld. Normaliter wordt voor de hoogteaanduiding ashoogte gehanteerd.
De mogelijkheid van het plaatsen van windmolens in het plangebied is in strijd met de provinciale beleidsregel windmolens 2008. Deze kent in het kort de volgende regels: eerst oude turbines saneren voordat nieuwe mogen worden gerealiseerd, parkomvang van 12 windmolens, minimale hoogte van 3 MW, voorzien van een landschapsontwerp en gebiedsgebonden bijdrage. Daarnaast sluit het Omgevingsplan 2006 plaatsing van turbines in stedelijke woongebieden zoals bedoeld in figuur 11 van het Omgevingsplan uit.
reactie gemeente
Voor wat betreft de hoogte van de toegestane windmolens wordt in het bestemmingsplan Almere Hout Noord de hoogte vanaf het peil tot aan de as of rotor van de windmolen aangehouden. Deze mag niet meer dan 15 meter bedragen bij een grondopstelling. Een en ander is geregeld in “artikel 2 Wijze van meten”, onder 2.7.
In de gebieden met een bedrijvenbestemmingen zijn de windmolens rechtstreeks toegestaan. Binnen de gebieden met een woonbestemming is een afwijkingsmogelijkheid voor windmolens opgenomen.
Er is een onderzoek naar het plaatsen van grotere windmolens voor de energievoorziening van Hout Noord, al dan niet in een windmolenopstelling, maar dit onderzoek is nog niet afgerond.
Het bestemmingsplan Hout Noord maakt dergelijke windmolenopstellingen op dit moment dan ook niet mogelijk.
Als uit dit onderzoek blijkt dat er een windmolenopstelling in het plangebied gewenst is zal daar een procedure voor een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan voor moeten worden gevoerd.
De ambitie is om van Almere Hout Noord een duurzame wijk te maken, zowel sociaal, economisch als (milieu) technisch. Daar hoort ook het streven naar een klimaatneutrale en energieonafhankelijke wijk bij. Om deze ambitie waar te maken wordt in het bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om alternatieve energiebronnen aan te wenden. Vandaar dat bij de nutsvoorzieningen expliciet is vermeld dat daar ook kleine windmolens, zonnepanelen en zonnecollectoren onder vallen.
Uit nader overleg met de provincie blijkt dat er mogelijkheden zijn om af te wijken van de provinciale Beleidsregel windmolens 2008 voor deze kleine windmolens in het woon- en werkgebied van Hout Noord indien er inzicht kan worden gegeven in de (landschappelijke) effecten van deze windmolens op de omgeving en de geluidsproductie van de molens.
Het voorontwerp bestemmingsplan geeft geen inzicht in deze effecten. Daarom zal in hoofdstuk 5 onder de paragraaf 5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid een toelichting op de kleine windmolens die de gemeente voor ogen heeft, worden opgenomen waarmee tegemoet wordt gekomen aan deze opmerking van de provincie. Daarbij zal geen gebruik worden gemaakt van de suggestie van de provincie om 3D-visualisaties te gebruiken om de landschappelijke effecten ervan inzichtelijk te maken, omdat die effecten nihil zijn door de hoogtebeperking van deze kleine windmolens.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanvulling hoofdstuk 5

opmerking ten aanzien van Geluid
Uit de planopzet wordt opgemaakt dat de gemeente er niet aan ontkomt om enkele woningen met een hogere geluidbelasting te bestemmen. Uit de toelichting wordt echter niet duidelijk op welke wijze deze hogere geluidbelasting is geborgd. In de regels daarentegen worden verschillende mogelijkheden genoemd (artikel 5.5 onder f en artikel 8.1 onder w).
reactie gemeente
Doel van de regels die betrekking hebben op het akoestisch klimaat van het toekomstig gebied, is om ervoor te zorgen dat een goed en duurzaam akoestisch binnen- en buitenklimaat wordt gecreëerd. In de toelichting zal een uiteenzetting worden opgenomen hoe de eventueel benodigde hogere geluidsbelasting zal zijn geborgd, maar ook hoe een acceptabel akoestisch woon- en leefklimaat zal worden gecreëerd.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanvulling van paragraaf 5.5 van de toelichting.

opmerking ten aanzien van Locatiebeleid
In uw Gemeentelijke vestigingsvisie, waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd, is op een binnenstedelijk bedrijventerrein bedrijvigheid met milieucategorie 1 t/m 2 toegestaan.
In het bestemmingsplan wordt bedrijvigheid op een binnenstedelijk bedrijventerrein (onder voorwaarden) toegestaan in de milieucategorie 3. Dit is in strijd met uw GVV die op binnenstedelijke bedrijventerrein t/m categorie 2 toestaat. Er wordt niet onderbouwd waarom hiervan afgeweken kan worden. “Onder voorwaarden” een hogere milieucategorie toestaan zal voorzien moeten worden van een onderbouwing.
De Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied van de provincie wordt gemist als provinciaal beleid voor werklocaties.
reactie gemeente
Voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen geldt artikel 4 Bedrijventerrein.
Er is voor gekozen om voor deze terreinen niet met de “Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009” te werken maar met de “Staat van Bedrijfsactivitieten-Functiemenging”.
De keuze voor deze lijst is in de toelichting van het bestemmingsplan nog niet aangepast., vandaar de verwarring. Dit zal worden aangepast.
De beleidsregel locatiebeleid zal worden opgenomen in de Toelichting.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanpassing van paragraaf 5.2 van de toelichting.
Aanvulling paragraaf 4.

opmerkingen ten aanzien van Ecologie
Er wordt in de toelichting melding gemaakt van een vleermuizenonderzoek dat moet worden uitgevoerd in de loop van 2011. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek zal er mogelijk een mitigatieplan moeten worden opgesteld. Ik verzoek u de uitkomsten en dit plan bij het opstellen van het ontwerp-bestemmingsplan te betrekken.
reactie gemeente
De uitkomsten van dit onderzoek zijn beschikbaar en de gemeente gaat er van uit dat er –gelet op de inrichting van het stedenbouwkundige plan- geen mitigatieplan nodig zal zijn.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanvulling van paragraaf 5.4 van de toelichting.

De plankaart en de regels geven de provincie verder geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

4. Kamer van Koophandel

De Kamer van Koophandel heeft mede namens de Vereniging Bedrijfskring Almere (VBA), Ondernemersvereniging Stadshart Almere (OVSA), winkeliersverenigingen Buitenmere en Doemere, en de Belangenvereniging Ondernemers Almere Haven (BVOH) opmerkingen ingediend.


opmerking over de verbreding van de A6
De toekomstige verbreding vindt naar waarschijnlijkheid plaats in zuidelijke richting, derhalve in het plangebied. Op de plankaart is echter niet terug te vinden welke oppervlakten daarmee gemoeid zijn. Wij adviseren u die gebieden op de kaart aan te geven en daarbij duidelijk aan te geven wat dit betekent voor het wel of niet kunnen bebouwen of in gebruik nemen van die gebieden.
reactie gemeente
De verbreding van de A6 wordt, anders dan de KvK opmerkt, gerealiseerd buiten het plangebied. De noordelijke grens van het plangebied is de grens van het tracé besluit van de verbreding van de A6.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanpassing van de plankaart.

opmerking over welstandsbeleid
Het welstandniveau en de daarbij behorende criteria voor Hout Noord moeten nog nader worden bepaald. Wij adviseren u dit niet te gedetailleerd en te dwingend vorm te geven. Met name voor het bedrijventerrein geldt dat de doelstelling van het bedrijventerrein is om zoveel mogelijk bedrijvigheid aan te trekken en vast te houden. Schoon, heel en veilig zijn belangrijke voorwaarden. Een nette uitstraling is ook van belang voor een ondernemer om zich op een bedrijventerrein te vestigen, maar de ervaring leert dat de welstandeisen die die uitstraling beogen vaak onnodig ver gaan en te gedetailleerd zijn waardoor ze voor (potentiële) ondernemers eerder afstotend dan aantrekkend werken.

reactie gemeente
Deze opmerking wordt ter harte genomen en zal worden meegenomen bij het bepalen van de welstandscriteria voor Almere Hout Noord. In het Ontwikkelingsplan wat vooraf ging aan het bestemmingsplan zijn de uitgangspunten voor de beeldregie geformuleerd. Deze uitgangspunten zijn leidend voor de welstandscriteria die zullen gelden voor het bedrijventerrein Twentsekant. De gedachten gaan uit naar een basistoets plus omdat uit de marktconsultaties naar voren komt dat er onder de doelgroep van het bedrijventerrein Twentsekant vooral behoefte is aan functioneel verzorgende bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen met al te hoge stedenbouwkundige eisen hebben geen aantrekkende werking op de meeste bedrijven.
Deze welstandscriteria worden niet vastgelegd in het bestemmingsplan maar worden opgenomen in de welstandsnota. Deze nota wordt door de gemeenteraad vastgesteld en heeft een algemene werking.
aanpassing bestemmingsplan
nee

opmerking over prostitutiebeleid
Voor Hout Noord geldt dat prostitutie is uitgesloten binnen het woongebied. Op grond van het vigerende prostitutiebeleid geldt dit ook voor het bedrijventerrein. Graag zien wij de conclusie dan ook als volgt aangevuld:"... binnen het woongebied en het bedrijventerrein". Overigens vinden we dat het huidige prostitutiebeleid moet worden aangepast omdat dergelijke voorzieningen de functie van een bedrijventerrein niet versterken maar juist aantasten.
reactie gemeente
Deze conclusie wordt in de toelichting van het bestemmingsplan aangepast.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanpassing paragraaf 4.3.

opmerking over het toestaan van webwinkels
In sterk toenemende mate starten webwinkels. Vaak vanuit een woning. Vaak ook vanuit bedrijfsruimten. In totaal zijn dat in Almere nu 247, waarvan 9% op een bedrijventerrein. Wij voorzien in de toekomst dat webwinkels meer gebruik gaan maken van (gezamenlijke) afhaalpunten of distributiepunten. Het zou goed zijn voor Almere en voor Hout Noord om zowel webwinkels als afhaalpunten en distributiepunten te stimuleren en de mogelijkheden helder te beschrijven in het bestemmingsplan. Een webwinkel in een woonhuis dient mogelijk te zijn. Een afhaal- en distributiefunctie adviseren wij op een locatie die beter op een hogere verkeersintensiteit berekend is. Daarbij is overigens een aandachtspunt dat zowel op een huislocatie als op een afhaalpunt regels moeten worden gesteld over de mogelijkheden van het drijven van detailhandel (met gebruik van criteria als toonbank, showroom, transactie).
reactie gemeente
In Hout Noord is het toegestaan om een bedrijf aan huis te hebben tot een oppervlakte van 50% van de woning inclusief de erfbebouwing onder voorwaarde dat de woonfunctie gehandhaafd blijft. Om interpretatie vraagstukken te voorkomen of een webwinkel aan huis als een bedrijfsmatige activiteit valt te beschouwen zal artikel 8.5 worden aangepast in die zin dat een webwinkel wordt toegestaan. Een voorwaarde voor de uitoefening van beroep aan huis is dat dit niet mag leiden tot ernstige hinder voor het woonmilieu, waardoor eventuele excessen bij het afhalen van de goederen kan worden voorkomen. Op het binnenstedelijk bedrijventerrein en het bedrijventerrein Twentsekant de vestiging van webwinkels en afhaalpunten toegestaan.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanpassing artikel 1 en 8.5.

opmerking over het reserveren van ruimte voor voorzieningen
In hoofdstuk 5 van de toelichting worden allerlei maatschappelijke functies omschreven. Wat ons betreft zijn dit maatschappelijke functies die thuishoren in een woonwijk en niet op een bedrijventerrein. Wij hebben echter de afgelopen jaren helaas moeten ervaren dat in toenemende mate maatschappelijke voorzieningen op bedrijventerreinen worden geplaatst omdat er in de woonwijken geen plaats meer voor is. De vestiging van een school op een bedrijventerrein is hier een voorbeeld van. Wij adviseren in het woongebied een strategische reserve op te nemen die de vestiging van maatschappelijke functies die wellicht nu nog niet voorzien zijn, in de toekomst mogelijk maken.
reactie gemeente
Hout Noord kan grofweg worden onderverdeel in 3 gebieden: het woongebied, de binnenstedelijke bedrijventerreinen en het bedrijventerrein Twentsekant.
Het bedrijventerrein Twentsekant is exclusief gereserveerd voor bedrijven maar ook voor pdv en gdv en dienstverlening. Daarnaast is dienstverlening, horeca, cultuur en ontspanning mogelijk gemaakt om bijvoorbeeld eventueel een facility point of in relatie met de detailhandelszone, te realiseren.
Maatschappelijke voorzieningen zijn niet toegestaan op het bedrijventerrein Twentsekant. Overigens moeten de definitieve bestemmingen voor het bedrijventerrein Twentsekant nog worden uitgewerkt in uitwerkingsplannen.
Op de drie binnenstedelijke bedrijventerrein zijn wel maatschappelijke voorzieningen toegelaten aangezien deze terreinen tegen het woongebied aanliggen en daar ook min of meer onderdeel van uit maken. Het is de ambitie van de gemeente om in Hout Noord zoveel mogelijk plaats te bieden aan uiteenlopende initiatieven. Daar hoort ook het toestaan van maatschappelijke voorzieningen op de binnenstedelijke bedrijventerreinen bij. Overigens is in de Gemeentelijke VestigingsVisie, die geldt voor bedrijventerreinen, de vestiging van maatschappelijke voorzieningen op binnenstedelijke bedrijventerreinen mogelijk gemaakt.
aanpassing bestemmingsplan
nee.

opmerking ten aanzien van flexibiliteit bedrijfshuisvesting
Tot de kansrijke clusters van bedrijvigheid in Almere Hout Noord zien wij ook de webwinkels. Deze kunnen goed in woningen worden gevestigd. Het binnenstedelijke bedrijventerrein kan afhaal- en distributiecentra huisvesten. Zie hiervoor ook onze opmerkingen hierboven.
Onderaan de pagina staat dat flexibiliteit in alle types bedrijfshuisvesting centraal staat. Dat is positief. Flexibiliteit op de locatie betekent vaak dat een ondernemer niet hoeft te verhuizen naar een andere locatie. Het is ons echter niet duidelijk op welke wijze die flexibiliteit terug komt in de regels. Voor veel wijzigingen zullen weer vergunningen nodig zijn. Wij adviseren om in het bestemmingsplan zelf de flexibiliteit reeds te regelen door een helder kader op te nemen waarbinnen aanpassingen op de locatie zelf mogelijk zijn.
reactie gemeente.
De gevraagde flexibiliteit in de regels van het bestemmingsplan Hout Noord is vooral te vinden in de ruime bestemmingsomschrijving van wonen. Behalve wonen is er een veelheid aan bestemmingen toegestaan teneinde een volwaardig woonmilieu te kunnen creëren. Flexibiliteit in typen bedrijfshuisvesting moet vooral worden vormgegeven door het aanbieden van verschillende typen bedrijfspanden. Het bestemmingsplan Hout Noord is globaal en flexibel waardoor uiteenlopende typen bedrijfspanden mogelijk zijn, op het bedrijventerrein Twentsekant, op de binnenstedelijke bedrijventerreinen, maar ook in het woongebied.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking ten aanzien van het toestaan van detailhandel op het bedrijventerrein Twentsekant
Er wordt in Almere door alle partijen een fors overschot aan beschikbare detailhandel ervaren. Het beschikbare aanbod zal voor een groot deel de verwachte bevolkingsgroei kunnen bedienen. Een actueel gemeentelijke visie en beleid is hard nodig om te voorkomen dat individuele projecten worden opgestart zonder enige samenhang waardoor de positie van de gevestigde detailhandel onnodig wordt uitgehold.

Wij adviseren met klem om de detailhandelszone uit het bestemmingplan te halen. Het toevoegen van zoveel extra detailhandel komt neer op het bouwen voor leegstand. Wij stellen sterke vraagtekens bij het argument van de vraag vanuit de bovenregionale markt. Dit is een argument dat bij elke toekomstige ontwikkeling naar voren wordt gehaald, maar in de praktijk vrijwel altijd tegenvalt. Als alle projecten waar een bovenregionale markt wordt verondersteld naast elkaar worden gelegd zou Nederland ongeveer een dubbele bevolking moeten tellen omdat iedereen in dezelfde vijver vist en er veel dubbel wordt geteld. Een woonboulevard heeft potentieel wel een bovenregionale functie maar dan dient ook de gehele regio in beschouwing te worden genomen als het gaat om de totale marktvraag. Op korte termijn ontwikkelt TCN in Almere Poort een groot detailhandelcentrum waar zeer waarschijnlijk ook woonconcepten worden geplaatst. De regio kent daarnaast al een behoorlijk aanbod van woongerichte detailhandel. Dit zijn allemaal zaken die in een actueel detailhandelbeleid opgenomen moeten worden. Op basis daarvan kan dan een zinvolle afweging worden gemaakt. In het onderhavige voorontwerp is daar echter geen sprake van.

Op pagina 47 wordt gesteld dat "wordt beoogd het huidige aanwezige winkelaanbod op het gebied van wonen, dat sterk versnipperd is gevestigd op een groot aantal bedrijfsterreinen, te concentreren en versterken". "Hierdoor zullen meer aankopen in Almere zelf worden gedaan". Naar onze mening is dit grotendeels wensdenken waar in de praktijk niet veel van terecht komt. Onduidelijk is welke bestaande winkels precies worden bedoeld en niet duidelijk is op welke wijze en waarom deze winkels dan naar het A6 Park zouden gaan. Onduidelijk is ook de relatie tot Doemere. Doemere kent een clustering van winkels gericht op wonen. Doemere en het winkelcentrum van Almere Buiten versterken elkaar. Ontwikkelingen op het A6 park zullen een negatief effect hebben op Doemere maar dus ook op het winkelcentrum van Almere Buiten. Dit verdient serieus te worden onderzocht alvorens er gemotiveerd zou worden besloten om nieuwe grootschalige ontwikkelingen op het A6 park mogelijk te maken.
Pagina 47 (A6 Park: modern gemengd bedrijventerrein)

Er wordt voorgesteld om de bedrijven met de hoogste kantoorhoudendheid op zichtlocaties langs de A6 te situeren. Ook komen de grootste kavels langs de A6 te liggen. Dit kan tegenstrijdigheden op gaan leveren. Wij stellen voor de eerste voorwaarde te laten vallen en het aan de markt zelf over te laten welke bedrijven op een zichtlocatie willen zitten. Het is immers sterk de vraag of de bedrijven met de hoogste kantoorhoudendheid daar in de toekomst gebruik van willen maken.
reactie gemeente
In de bestemming voor het bedrijventerrein Twentsekant, bedrijventerrein –uit te werken, is perifere en grootschalige detailhandel opgenomen. Dit is in overeenstemming met het detailhandelsbeleid van de gemeente en de GVV
Het betreft een uit te werken bestemming, juist om in te kunnen spelen op de dynamiek in de detailhandel. Op deze wijze kan ten behoeve van de ontwikkeling en realisering van de detailhandelszone optimaal worden aangesloten bij de dan aanwezige vraag en koopgedrag van de consument. In de komende periode zal het concept verder worden uitgewerkt in een concreet plan, waarbij ook een effectverkenning zal worden uitgevoerd.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking over duurzaamheid
De Kamer van Koophandel is voorstander van duurzaam ontwikkelen en duurzaam bouwen. De uitvoering daarvan dient wat de KvK betreft te geschieden doormiddel van stimuleren en verleiden. Niet door voorschriften en dwingen. Dat betekent dat er geen strenge voorschriften moeten komen voor het gebruik van materialen. Hetzelfde geldt voor de voorgenomen strikte duurzaamheideisen. Dit schrikt ondernemers af. De vraag dient gesteld te worden: Voor wie wil je een duurzaam bedrijventerrein?'. Voor de bühne of voor de ondernemers en de stad? De passage over het 'duurzaamheidplatform' getuigt van een sterk wensdenken. Ons advies is te ontwikkelen op basis van marktvraag, niet op basis van wens-denken. Voorop bij de ontwikkeling staat het concept van Excellent Gastheerschap. De randvoorwaarden dienen dusdanig geformuleerd te zijn dat ondernemers optimaal de waarde van hun onderneming kunnen laten groeien. Wij zijn positief over een ruime en groene opzet mits het functioneel groen betreft bijvoorbeeld in combinatie met parkeren of veilige wandelpaden. Bij duurzaamheid kan mogelijk ook worden gedacht aan de uitwisseling van warmte tussen bedrijven (onderling) en woningen.
reactie gemeente
Met de Almere Principles als beleidskader is duurzaamheid een centraal thema in de gebiedsontwikkeling van Hout Noord en het A6 Park. Daarbij spreekt ons een uitvoering door stimuleren en verleiden zeer aan. In de toelichting op het bestemmingsplan is opgenomen dat de duurzaamheidsmaatregelen daartoe nog nader zullen worden uitgewerkt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het aanbieden van een duurzaamheidscan aan bedrijven zoals bij vestiging op Stichtsekant en de Vaart 4-6 is gebeurd. Op deze wijze krijgen bedrijven optimaal de gelegenheid om duurzaamheid toe te passen in het nieuwe bedrijfspand en het bedrijfsproces.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking over situering van bedrijven
Er wordt voorgesteld om de bedrijven met de hoogste kantoorhoudendheid op zichtlocaties langs de A6 te situeren. Ook komen de grootste kavels langs de A6 te liggen. Dit kan tegenstrijdigheden op gaan leveren. Wij stellen voor de eerste voorwaarde te laten vallen en het aan de markt zelf over te laten welke bedrijven op een zichtlocatie willen zitten. Het is immers sterk de vraag of de bedrijven met de hoogste kantoorhoudendheid daar in de toekomst gebruik van willen maken.

reactie gemeente
Deze keuzes zullen ook vooral gemaakt gaan worden in het uitwerkingsplan. Bij het opstellen hiervan en bij het bepalen van de welstandscriteria zal uw opmerking worden meegenomen. Deze criteria zullen niet zover gaan dat er dwingend zal worden voorgeschreven waar de verschillende bedrijven zich moeten vestigen. Ook in het bestemmingsplan wordt dit niet voorgeschreven. De ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, dat betekent niet dat deze dwingend zijn.
aanpassing bestemmingsplan
Nee

opmerking over reservering van de toekomstige Stichtselijn
Er wordt voorzien in een reservering voor een toekomstige Stichtselijn. Onduidelijk is hoe die gereserveerde ruimte ingevuld gaat worden. Worden daar bouwwerken toegestaan die dan weer moeten worden afgebroken, wordt het groen of krijgt het een andere functie? Indien er gebouwd gaat worden dient vooraf richting de eigenaar en gebruiker duidelijk vastgelegd te worden dat er mogelijk een spoorlijn komt.
reactie gemeente
De reservering voor deze Stichtselijn is een functieaanduiding waar rekening mee moet worden gehouden vanuit de concept structuurvisie Almere 2.0. In de regels is opgenomen dat deze grond gereserveerd moet blijven voor de aanleg van een railverbinding,. Dit houdt in dat er op deze gronden in principe geen gebouwen mogen verrijzen maar dat deze grond wel voor bijvoorbeeld parkeren kan worden gebruikt.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking over autoverkeer
De weg over het bedrijventerrein ontsluit ook een gedeelte van de woonwijk. Is verkeerskundig voldoende onderzocht of hier geen ongewenste (onveilige) menging van verkeer plaatsvindt? Denk ook aan fietsers op de rijbaan of fietspaden langs de rijbaan die rijbanen kruisen op een bedrijventerrein waar vrachtauto's rijden.
reactie gemeente
De centrale as door het bedrijventerrein is verboden voor fietsers en voetgangers. Deze heeft de status 'dreef'. Ten noorden, parallel aan deze centrale as komt een tweerichtingen fietspad. Ook aan de zuidkant van het plangebied loopt een parallelle route ten behoeve van fietsers en voetgangers. Op de (secundaire) industriewegen rijden fietsers in principe gewoon op de rijbaan tussen het overige verkeer. Ten behoeve van de voetgangers zijn er trottoirs.
Fietsers en voetgangers steken gelijkvloers over op de centrale as. Bij de vormgeving gaan we uit van rotondes waarbij fietsers en voetgangers voorrang hebben op het overige verkeer. Dit is conform landelijke richtlijnen en worden door ons, gezien de verwachte intensiteiten als voldoende veilig beschouwd
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking over langzaam verkeer
Er is een fietsverbinding gepland over de A6 die een aansluiting vormt tussen het bestaande gebied van Almere en de nieuwe woonwijk. Wij adviseren die verbinding niet over het bedrijventerrein te laten lopen of te laten kruisen met wegen die het bedrijventerrein bedienen in verband met veiligheid
reactie gemeente
Het kunstwerk 16a dat hier bedoelt is, is slecht één van de routes voor het langzaam verkeer om tussen de bestaande stad en de nieuwe wijk te bewegen. Andere routes liggen langs de Hoge Vaart, langs de geplande busbaan en parallel aan de verlengde Tussenring. Op de sociaal minder prettige uren heeft men dus alternatieven.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking over openbaar vervoer
Het is positief dat de busverbinding ook over het bedrijventerrein loopt. Wij zien graag opgenomen dat, analoog aan het feit dat de bus zo spoedig mogelijk na de oplevering van de eerste woningen, het bedrijventerrein aandoet op het moment dat de eerste bedrijven zich daar hebben gevestigd.
reactie gemeente
Om de eerste woningen zo snel mogelijk met openbaar vervoer te bedienen zullen er eerst 'pendelbusjes' rijden over een route langs de Hoge Vaart. De route door het gebied is nog niet bepaald, maar zal wanneer nodig ook de eerste vestigers op het bedrijventerrein bedienen.
Bij voldoende vulling (vanuit het woongebied, maar ook vanuit het bedrijventerrein) zal gestart worden met busvervoer. De studie naar wanneer dit is, is reeds gestart. Dan zal de bus over de busbaan gaan rijden. Deze busbaan ligt door het bedrijventerrein en zal daar ook een halte krijgen.
Aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking bij de regels van het bestemmingsplan
De KvK pleit voor het faciliteren van webwinkels, afhaalpunten en distributiepunten in de regels.
De KvK pleit ook voor het invulling geven van de op pagina 45 van de Toelichting beschreven flexibiliteit in de regels (zie opmerking hierboven). Dat kan door ruimere mogelijkheden te bieden voor aanpassingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is.
Bij artikel 4.1 lid a staan 'maatschappelijke voorzieningen' genoemd. Dat moet ons inziens worden geschrapt. Maatschappelijke voorzieningen dienen te worden gevestigd in het woongebied. Wij stellen voor een regeling op te nemen dat burgemeester en wethouders een ontheffing kunnen verlenen aan een maatschappelijke voorziening voor vestiging op het bedrijventerrein onder de voorwaarde dat deze maatschappelijke voorziening de functie van het bedrijventerrein als bedrijventerrein versterkt en nadat hierover een zwaarwegend advies is afgegeven door een voor het bedrijventerrein representatieve organisatie van ondernemers zoals een ondernemersvereniging.
Wij stellen voor artikel 4 lid 5 sub gg te schrappen. Dit is een onnodige beperking en in strijd met de gewenste flexibiliteit.
Wij stellen voor artikel 9 lid 1 sub g te schrappen. Deze functie hoort in het woongedeelte.
reactie gemeente
De regels zullen worden aangescherpt zodat er geen discussie kan ontstaan over het toestaan van webwinkels.
De gemeente kan zelf geen ruimte bieden voor bebouwing waar geen omgevingsvergunning nodig is, dit zit besloten in het systeem van de Wabo. Uiteraard gelden deze (landelijke)regels voor omgevingsvrij bouwen ook voor Almere Hout Noord.
Artikel 4 heeft betrekking op de “binnenstedelijke bedrijventerreinen” en niet op het bedrijventerrein Twentsekant. Om een ruime invulling van de binnenstedelijke bedrijventerreinen mogelijk te maken hecht de gemeente er aan om de maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken, zoals ook is opgenomen in de GVV. De maatschappelijke voorzieningen, die zich kunnen vestigen zijn ook opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging, die van toepassing is voor het binnenstedelijk bedrijventerrein.
In artikel 4 lid 5 onder gg is opgenomen dat buitenopslag is verboden. Gelet op het gewenste aanzien van de binnenstedelijke bedrijventerreinen en de ligging nabij de woonbuurt is het verbieden van buitenopslag gewenst, dit verbod geldt niet voor het bedrijventerrein Twentsekant.
Artikel 9 heeft betrekking op het bedrijventerrein Twentsekant. Onder sub g wordt cultuur en ontspanning mogelijk gemaakt op het bedrijventerrein Twentsekant. De gemeente hecht eraan om de vestiging van cultuur en ontspanning mogelijk te maken op het bedrijventerrein Twentsekant binnen de detailhandelszone. Binnen deze zone is ruimte om elkaar versterkende leisure activiteiten te vestigen, zowel grootschalig als kleinschalig. Bij het opstellen van een uitwerkingsplan zal dit onderdeel ook verder worden uitgewerkt. Daarnaast zijn er eventueel mogelijkheden bij een duurzaamheidsplein waar een veelheid aan functies mogelijk is.

aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanpassing regels;

11. gasunie

opmerking
Bij e-mailbericht van 10 maart heeft Gasunie, het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt.
Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

12. Staatsbosbeheer SSB
De overlegreactie van Staatsbosbeheer richt zich op de stedelijke ontwikkelingen die in het voorontwerp bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de gronden van Staatsbosbeheer en de mogelijk gemaakte stedelijke ontwikkelingen buiten de gronden, maar die van invloed zijn op de gronden van Staatsbosbeheer.

Deze stedelijke ontwikkelingen doen volgens Staatsbosbeheer geen recht aan de doelstellingen en belangen van Staatsbosbeheer. Realisatie van deze functies zal namelijk leiden tot transformatie van het “natuur- en bosgebied” van Staatsbosbeheer tot “stedelijk groen”, alsmede een afname van het totale bosareaal.

opmerking bij de bestemming “Bos” “Wijzigingsgebied 1 en “Wijzigingsgebied2”
Wijzigingsbevoegdheid 1 voorziet in een wijziging naar de bestemming “Wonen”voor een oppervlakte van maximaal 1 ha en een maximale bouwhoogte van 15 meter en wijzigingsbevoegdheid 2 in een wijziging naar de bestemming “Wonen in combinatie met cultuur en ontspanning, maatschappelijke doeleinden en horeca voor een oppervlakte van maximaal 2 ha en een maximale bouwhoogte van 49 meter. Met name de wijzigingsbevoegdheid 2 zorgt ervoor dat de toch al niet zo brede bospartij ter plaatse door de nieuwe stedelijke functies wordt versnipperd. Dit wordt versterkt door de daar gelegen leidingenstrook, de aan te leggen verkeersverbinding en de nieuwe waterpartij.
Hierbij is bepaald dat voorafgaand aan de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de noodzakelijke boscompensatie en natuurcompensatie in voldoende mate verzekerd moet zijn. Onduidelijk is wat onder “voldoende mate” wordt verstaan en waar deze compensatie plaats moet gaan vinden (in het plangebied of elders in de gemeente). Voordat wij kunnen toestemmen met een dergelijke wijzigingsbevoegdheid op deze gronden, zien wij deze voorwaarde voor boscompensatie en natuurcompensatie graag nader gespecificeerd.
reactie gemeente
De wijzigingsbevoegdheden die hier worden bedoeld zijn in het bestemmingsplan opgenomen om eventuele toekomstige bebouwing mogelijk te maken.
Op het moment dat hier plannen voor zijn zal er een wijziging van het bestemmingsplan (eigenlijk een bestemmingsplan op zich) in procedure worden gebracht.
Aangezien er nu nog geen concrete plannen zijn en daardoor ook nog niet bekend is of natuurcompensatie aan de orde is kan daar ook geen nadere specificatie van worden opgenomen. Deze compensatie is immers verplicht voor de op dat moment aanwezige natuurwaarden onder de dan geldende regelgeving.
Hetzelfde geldt voor de boscompensatie, omdat nu (nog) niet bekend is hoeveel bos er zal moeten worden gekapt om de ontwikkelingen mogelijk te maken. Voor wat betreft de vraag waar boscompensatie zal plaatsvinden wordt opgemerkt dat de te compenseren gronden in Hout Noord worden betrokken bij het areaal te compenseren gronden van de gehele gemeente. Hierover vindt overleg plaats met SBB.
De term “in voldoende mate” is in dit verband een algemeen geldende term die refereert aan de wettelijke verplichtingen.
In het kader van de procedure van het wijzigingsplan zal overigens te zijner tijd de gelegenheid worden geboden tot het indienen van zienswijzen.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerkingen bij bestemming “Woongebied”
opmerking
In het voorontwerp wordt rondom de bossen van SBB de bouw van circa 4300 woningen mogelijk gemaakt. In de Nota Ruimte schetst het Rijk, mede initiatiefnemer van de Schaalsprong Almere waar het plangebied deel van uit maakt, dat een streefnorm van 75 m2 groen per woning een goed richtgetal is als groennorm. Het Rijk rekent erop dat gemeenten bij de opzet van nieuwe uitleggebieden dit richtgetal hanteren. Toepassing van deze norm op Almere leert dat een gebied ter grootte van 32,25 hectare nodig is voor groenvoorzieningen. Gezien de grootte van de in het woongebied opgenomen hoofd planstructuur (inclusief lanen, Brink en Lange Hout) van 39 hectare, meent SBB dat zijn eigendommen nodig zijn om de gewenste groennorm te halen.
reactie gemeente
In het Structuurplan Almere Hout en in eerdere (structuur)plannen voor Almere (1993, 1987) is al vastgelegd dat de bospartijen in het plangebied zijn aangelegd om als een groen raamwerk te fungeren waarbinnen een stedelijke ontwikkeling kan plaatsvinden. Daarbij is aangegeven dat deze bospartijen een recreatieve functie vervullen en ook een natuurlijke, ecologische functie behouden en een functie voor de houtproductie. Met deze invulling van het Structuurplan Almere Hout is bij de planvorming van Almere Hout Noord, bij het opstellen van het programma voor het plangebied, rekening gehouden. In het totale plangebied van het Structuurplan Almere Hout zijn 20.000 woningen opgenomen. Hiervan bevat Almere Hout Noord ca. 4.300 woningen. Daarmee is er in het gebied voldoende groen in relatie tot het aantal woningen, dat in het plan is opgenomen en wordt voldaan aan de groennorm.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking
Geconstateerd wordt dat door deze ontwikkeling het (recreatief) gebruik van de bossen voor de inwoners van de wijk behoorlijk zal intensiveren, zodanig dat sprake zal zijn van “stedelijk groen” in plaats van een “natuurgebied”. Deze constatering wordt mede gestaafd door het feit dat in de Visie (februari 2009) wordt gesuggereerd zogenaamde “mede-eigendomcertificaten”aan bewoners uit te reiken. De beheerorganisatie van SBB is niet toegerust op het voeren van het beheer van een dergelijk intensief gebruikt bosgebied en maakt daarom bezwaar tegen het voorgenomen aantal woningen in relatie tot de groennorm.
reactie gemeente
In de Visie (2009), het Masterplan dat door Ymere is ingediend voor de ontwikkeling van Hout Noord, worden mede-eigendomscertificaten genoemd. Dit zou wellicht een instrument voor verder beheer kunnen zijn. Het Masterplan van Ymere, Wijk voor Initiatieven, is verder uitgewerkt door gemeente en Ymere in het Ontwikkelingsplan Almere Hout Noord. Wat betreft het beheer van de wijk is in de plannen van Ymere een Participatieonderneming genoemd. Dit is een voor Almere innovatieve vorm van beheer, waarvan nog niet zeker is of dit ook concreet gestalte krijgt. De uitwerking van een participatieonderneming in relatie tot beheer moet nog worden uitgewerkt. Dit zal uiteraard altijd in overleg met de eigenaar van het bos gebeuren.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking
Daarnaast constateert SBB dat in het bestemmingsplan in het noordelijk deel met de bestemming “Woongebied” ruimte is gelaten voor een 25 meter brede ecologische verbinding (Ecozone Almeerderhout- Oostvaarderswold) Het Kievietsbos maakt onderdeel uit van deze verbinding. De functionaliteit van deze ecologische verbinding in stedelijk gebied is echter 50 meter, vanwege recreatief medegebruik door omwonenden. Dit recreatief medegebruik van de ecologische verbinding door omwonenden is in Almere Hout Noord zeer aannemelijk, gezien de afstanden van de woongebieden tot de groenvoorzieningen. SBB constateert dat door deze geringe voorziene breedte van 25 meter de ecologische waarde van het Kievietsbos vermindert. SBB maakt derhalve bezwaar tegen de breedte van de verbinding.
reactie van de gemeente
In de ruimtelijke plannen voor Almere Hout Noord is opgenomen dat de ecologische verbindingszone tussen Hoge Vaart en Lage Vaart (Oostvaardersplassen/Oostvaarderswold) gehandhaafd zal blijven.
De bestemming van het Kievitsbos (incl. de opgenomen wijzigingsbevoegdheden) biedt voldoende breedte voor een optimale inpassing van de ecologische verbindingszone. De maat van 25 meter is opgenomen in de toelichting en komt niet in de voorschriften terug, dit betekent dat deze maat niet vastligt maar een richtmaat is. De ecologische verbinding wordt in overleg met de stadsecoloog van voldoende breedte voorzien zodat deze zone ook echt als zodanig kan fungeren.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking bij de bestemming “verkeer” (aanduiding infrastructuur)
Aan de oostkant van het plangebied wordt op de gronden de bestemming “verkeer” gelegd. Daar waar elders in het plan voldoende rekening wordt gehouden met dergelijke kruisingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van ecoducten, is het niet duidelijk hoe de kruising hier wordt gerealiseerd. Versnippering van de gronden van SBB is niet wenselijk. Graag ziet SSB toegelicht hoe op deze locatie voorkomen wordt dat het in het plangebied gelegen bos wordt afgesneden van het naastgelegen agrarische gebied en polderlandschap.
reactie gemeente
Het gaat om de verlengde Tussenring die hier door de bosstrook van SBB gaat en de reservering voor de eventuele toekomstige Stichtselijn. Versnippering van bosgebied zal worden voorkomen door de bestaande ecologische verbindingszone lopende tussen Hoge Vaart en Lage Vaart (deels door Beverbos, Zie Ecologisch Masterplan 2006, blz 9) optimaal in te passen. Gezien de huidige (en verwachte) agrarische praktijk is de ecologische relatie tussen het bosgebied en omliggend agrarisch gebied slechts beperkt. Gezien deze beperkte relatie zien wij geen reden om maatregelen te treffen.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking bij de bestemming “Bedrijventerrein” (aanduiding “verkeer”)
In het noorden van het plangebied wordt in de bestemming “Bedrijventerrein”, met de aanduiding “verkeer”, een HOV verbinding met Almere Stad voorzien. Deze verbinding doorsnijdt de Ecozone Buitenhout, door deze versnippering vermindert de ecologische waarde van het Oeverbos. SBB ziet graag nader gespecificeerd welke concrete maatregelen worden genomen om de functionaliteit van de Ecozone Buitenhout te behouden.
reactie gemeente
Volgens het Ecologisch Masterplan (Almere 2006) is een bestaande ecologische verbinding aanwezig tussen Lage Vaart en Hoge Vaart (ondermeer via het Beverbos). Daarnaast geeft het Masterplan aan dat een ecologische verbinding moet worden gemaakt langs de Hoge Vaart, via de zuidrand van Sallandse kant naar het Buitenhout. Momenteel ligt ten behoeve van deze verbinding een stobbenwal in het kunstwerk Sallandse pad/A6. De kruising tussen een HOV en deze toekomstige ecologische verbinding ligt evenwel buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
aanpassing bestemmingsplan
Nee

opmerking bij de bestemming “Bos”
In de bestemming Bos worden de functies die middels de bestemmingsomschrijving zijn toegestaan, toegespitst op de ligging van het bos in een stedelijk gebied. Het bosgebied zal daarbij intensiever worden gebruikt en de functie van een stadspark krijgen in plaats van een rustig bosgebied. SBB is niet uitgerust op het beheren van een dergelijk intensief gebruikt stuk stedelijk groen. SBB wil dat de bestemmingsomschrijving wordt ingeperkt, zodanig dat alle stedelijke functies worden geweerd. Het is bekend dat in het Kievietsbos (in het bestemmingsplan Beverbos genoemd) de bever huist. Uit het bestemmingsplan kan niet worden opgemaakt welke maatregelen daadwerkelijk worden getroffen om de bever en zijn leefgebied te beschermen. Graag zien wij dat in het bestemmingsplan nader toegelicht.
Daarnaast huist aan de zuidzijde van het Kievietsbos ook de watervleermuis, welke zeer gevoelig is voor licht. In het bestemmingsplan wordt vermeld dat een lichtplan voor de openbare ruimte zal worden opgesteld, zodat wordt voorkomen dat de watervleermuis wordt gehinderd. SBB vindt deze maatregel onvoldoende. In het ontwikkelingsplan wordt namelijk de indruk gewekt dat het Kievietsbos op de bewuste punten niet grenst aan openbare ruimten, maar aan woningen. Lichthinder van woningen kan middels een lichtplan, of op welke andere wijze dan ook, niet worden voorkomen. SBB wil dat de stedelijke functies aan de zuidrand van het Kievietsbos verdwijnen, om zodoende de watervleermuis te beschermen.
Geconstateerd wordt ook dat de aanleg van een waterloop wordt voorzien op de gronden met de bestemming “Bos” (Kievietsbos). Wij kunnen niet opmaken dat dit water benodigd is voor de waterberging ten behoeve van het woongebied, aangezien uit de waterhuishoudkundige berekeningen blijkt dat de bewuste waterloop niet noodzakelijk is. Toch staat de waterloop ingetekend op diverse kaarten. SBB wilt dat de ingetekende waterloop uit het bos verdwijnt.
reactie van de gemeente
Voor de bestemmingsomschrijving “Bos” (artikel 5) is aansluiting gezocht bij de bestemmingsomschrijving zoals die gebruikt is voor de Boswachterij Almeerderhout, waar het plangebied Hout Noord op aansluit. Ook de toegestane bebouwing in het bos sluit aan op hetgeen ook in de Boswachterij is toegestaan. Het bos van de Boswachterij wordt getypeerd als “stadsbos”, dit geldt ook voor het bos van Hout Noord.
Het is niet de intentie van de gemeente om het bos van Hout Noord te transformeren tot een “stadspark” . In die zin is er voor de gemeente geen aanleiding om het bos in Hout Noord op een andere wijze te bestemmen dan het bos van de Boswachterij Almeerderhout.
De stedelijke functies blijven beperkt tot die gedeelten van het bos die het college kan wijzigen ten behoeve van stedelijke functies. Totdat het college hiervoor een wijzigingsplan vaststelt, blijft de bestemming bos gelden.
Het is bekend dat de bever in het Kievietsbos huist en dat de watervleermuis voorkomt, daarom wordt onder de bestemming “Bos” behalve bos en bosbeleving ook de : “duurzame instandhouding van natuur”, begrepen. Zie artikel 5, onder c. De wettelijke verplichtingen (Flora-en faunawet) zullen vanzelfsprekend worden nageleefd.
De genoemde waterloop door het Kievietsbos, die op enkele kaarten is ingetekend, is inderdaad niet benodigd voor waterberging en behoeft vanuit die optiek niet te worden aangelegd. Daarom is deze waterloop niet op de bestemmingsplankaart opgenomen en zal ook in de verdere planuitwerking niet worden opgenomen.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, de uitkomsten van het vleermuizenonderzoek zijn in de toelichting opgenomen.

13. Grondzaken Tennet

opmerking
Met uw mailbericht heeft u ons op de hoogte gesteld van de tervisielegging van het voorontwerp-bestemmingsplan “Almere Hout Noord” in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Aan de informatie op de website www.almere.nl ontlenen wij dat ons bedrijf geen eigendommen heeft in het plangebied.
Wij danken u voor het toezenden van de kennisgeving.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

15. VROM inspectie

opmerking over luchtkwaliteit
Nationaal belang 09: Milieukwaliteit en externe veiligheid
Het bestemmingsplan Almere Hout Noord maakt deel uit van het nieuwe stadsdeel Almere Hout, dat is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL, project nr. 104). Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet nodig. Wel dient het programma in het bestemmingsplan overeen te komen met het programma in het NSL.
Aan de hand van alleen het deelplan Almere Hout Noord kan ik niet beoordelen of het actuele programma voor Almere Hout nog in lijn is met het NSL. Daarom wijs ik u er (wellicht ten overvloede) op dat een eventuele significante afwijking van het programma moet worden aangemeld bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
reactie gemeente
Het NSL-deel van de gemeente Almere is geactualiseerd. Hierbij zijn de gegevens van Hout Noord in het NSL gewijzigd.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking over archeologie
Nationaal belang 19: Nationaal cultureel erfgoed
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft in februari 2010 een brief
gestuurd aan de gemeente Almere waarin is aangegeven dat de manier waarop de gemeente Almere vorm geeft aan onderzoek voor het opstellen van bestemmingsplannen naar mening van de Rijksdienst niet strookt met artikel 38a van de Monumentenwet. Dit artikel stelt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeente Almere hanteert een onderzoeksmethode om tot een selectieve steekproef te komen van behoudenswaardige vindplaatsen. Hierbij is echter niet zeker of alle mogelijk behoudenswaardige vindplaatsen in beeld worden gebracht, waarna een overwogen selectiebesluit kan worden genomen.
In de toelichting op het bestemmingsplan wordt beschreven dat in de reeds
onderzochte delen van het plangebied drie behoudenswaardige vindplaatsen zijn aangetroffen. Op welke manier dit onderzoek heeft plaatsgevonden, te weten bureauonderzoek, karterend of waarderend veldonderzoek, wordt niet duidelijk uit de toelichting. Ook blijkt uit de toelichting niet of er nog meer delen onderzocht zullen worden.
In de regels zijn drie categorieën onderscheiden die geen betrekking hebben op de waarde van de archeologische vindplaatsen (zeer hoge archeologische
waarden, hoge archeologische waarde, archeologische waarde) maar op een
bouwverbod (waarde 1), een bouwverbod, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde (waarde 2) en op een omgevingsvergunning voor aanlegwerkzaamheden (waarde 3) .
De Rijksdienst is van mening dat alleen verschil in de vastgestelde waarde van de archeologische vindplaats bepalend is voor het al dan niet opnemen van verschillende categorieën bouwregels en omgevingsvergunning regels. Dit verschil wordt in dit voorontwerp bestemmingsplan Almere Hout Noord niet gemaakt. In de toelichting is hier ook niets over vermeld.
Op de verbeelding is genoemde driedeling niet zichtbaar. Onduidelijk is dan ook waarom er drie categorieën in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
Verzocht wordt het bestemmingsplan op grond van deze opmerkingen aan te passen
reactie gemeente
1. Gesteld is dat de RCE overwegende bezwaren heeft tegen het vigerende Almeerse archeologiebeleid.
Het plangebied in kwestie is sinds 1999 grotendeels onderzocht, aanvankelijk onder de inhoudelijke aansturing van de ROB. In de loop van 2000 is het onderzoek overgenomen door de gemeente en verder onderzocht grotendeels op basis van het Almeerse archeologiebeleid (karterend, waarderend booronderzoek volgens ARA 15)van 2001 dat door college en raad van Almere is vastgesteld. Een beleid waarover de toenmalige ROB zich zeer positief heeft uitgelaten (uw schrijven d.d. 19 maart 2001, U01-388/JAH). Het plan is archeologisch onderzocht, voorzover onderzoeksplichtig op grond het vigerende gemeentelijke archeologiebeleid zoals vastgesteld in 2009.
aanpassing bestemmingsplan
Nee.

2. Gesteld is door de RCE dat de in de bestemmingsplanregels benoemde Waarden Archeologie 1 t/m 3 onderscheiden zijn op basis van omgangsregels, en niet op basis van archeologische waarden (m.n. zeer hoge archeologische waarde, hoge archeologische waarde en archeologische waarde). De RCE stelt verder dat alleen de vastgestelde waarde van archeologische vindplaatsen bepalend is voor het al dan niet opnemen van verschillende categorieën omgangsregels en dat deze verschillen niet worden gemaakt. De respectievelijke omgangsregels (m.n. Waarde Archeologie 1 en 3) zijn congruent met de archeologische waarden en betekenis. Waarde Archeologie 1 en 3 zijn gebaseerd op de archeologische waardering van de respectievelijke terreinen. Waarde Archeologie 2 vindt zijn aanleiding in de provinciale Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008. Het gaat hier om de zogeheten extra beschermingszone rondom een archeologische vindplaats. Aan deze zone is op basis van onderzoek geen archeologische waarde toegeschreven. Deze zone dient ter bescherming van de vindplaats. De door de RCE gehanteerde categorieën zeer hoge archeologische waarde, hoge archeologische waarde en archeologische waarde, hebben betrekking op de waarderingssystematiek zoals die door de RCE (al dan niet in overleg met de provincie) gehanteerd wordt in verband met het opstellen van de Archeologische Monumentenkaart (AMK). De gemeente Almere is daarin geen partij. De vindplaatsen in Hout Noord zijn begrensd en gewaardeerd conform de KNA 3.2 en conform de provinciale beleidsregel Archeologie en ruimtelijke ordening 2008.

aanpassing bestemmingsplan
Nee.

3. Gesteld is door de RCE dat de in de Bestemmingsplanregels beschreven driedeling van Waarden Archeologie 1 t/m 3 niet op de plankaart zijn vermeld.
Zowel op de bestemmingsplankaart als in de legenda zijn de dubbelbestemmingen “Archeologie Waarde 1 t/m 3” opgenomen conform SVBP2008. Er is echter wel geconstateerd dat het raster in de legenda van de plankaart niet correspondeert met de gebruikte rasters op de plankaart.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, de legenda van de plankaart wordt aangepast.

opmerking over verkeersstructuur
Nationaal belang 35: Mobiliteit
Het bestemmingsplan geeft mij aanleiding tot het maken van opmerkingen ten aanzien van eventuele mobiliteitseffecten op het hoofdwegennet en het onlangs genomen Tracébesluit Schiphol-Amsterdam-Almere.Het voorliggende plan, met de daarbij geleverde extra informatie over de uitgangspunten die gebruikt zijn in het verkeersmodel, geeft mijns inziens onvoldoende informatie om de mobiliteitseffecten op het hoofdwegennet te kunnen beoordelen. Voordat deze effecten in beeld gebracht kunnen worden zal er eerst inzicht verkregen moeten worden in de verkeersgenererende werking van het plan, rekening houdend met het maximaal te accommoderen stedenbouwkundig programma. Verder merk ik op dat de verbeelding, zoals opgenomen in het Tracebesluit. Schiphol-Amsterdam-Almere, niet correct is vertaald naar de verbeelding van uw voorontwerpbestemmingsplan. Ik adviseer u dan ook deze aan te passen overeenkomstig voornoemd Tracebesluit.
reactie gemeente
Eerder is in een overleg met RWS inzicht gegeven in het verkeersmodel dat de gemeente gebruikt om de verkeersgenererende werking van het plan in beeld te brengen. Uit deze berekeningen blijkt dat de mobiliteitseffecten op het hoofdwegennet niet van dien aard zijn dat er overbelasting op dit net zou ontstaan.Dit zijn echter globale cijfers aangezien de planvorming nog in het beginstadium is. Bij de verdere uitwerking van de gebieden en hoe deze zullen worden aangesloten op de verlengde Tussenring en de A6 zullen deze berekeningen verder worden gedetailleerd. Uiteraard zal RWS bij deze verdere uitwerking worden betrokken zodat er een beoordeling en aanpassing van de plannen mogelijk zal zijn indien blijkt dat er negatieve mobiliteitseffecten gaan ontstaan. Voor wat betreft de verschillen in de noordelijke bestemmingsplangrens en de grens met het Tracebesluit zal het bestemmingsplan worden afgestemd met deze grenzen.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanpassing van de plankaart.

17. Waterschap
Het Waterschap heeft eerder geadviseerd over de concept-waterparagraaf en het ontwikkelingsplan (op 8 november 2010 inclusief de verwijzingen naar de de email van 7 september 2010). Het Waterschap geeft aan dat dit pre-advies ten dele is verwerkt, maar dat een aantal punten daarvan nog toelichting en nadere uitwerking verdient.

opmerking over verdergaand overleg
Gezien de nog niet uitgewerkte waterparagraaf en de gefaseerde opzet van de ontwikkeling, is een advies op detailniveau van het watersysteem nu nog niet mogelijk. Wij beperken ons daarom nu tot de hoofdlijnen. Hierbij verzoeken wij u om ons bij de nadere uitwerking van de deelgebieden ook te betrekken. Aangezien het detail-ontwerp van de eerste fase ook nog niet beschreven staat, gaan wij ervan uit, dat wij ook voor dit deelgebied nog in overleg zullen gaan.reactie van de gemeente.Vanuit de projectorganisatie Hout Noord en de bestaande overlegstructuren van de gemeente met het Waterschap zal nader overleg, ook over de detail-ontwerpen plaatsvinden.

aanpassing bestemmingsplan
Nee.

opmerking over de tekst van de toelichting van het bestemmingsplan
In de eerste plaats wordt waardering kenbaar gemaakt voor de uitgangspunten voor de ontwikkeling van Almere Hout Noord. De duurzaamheidsprincipes worden doorvertaald in veel aspecten van het bestemmingsplan en ook op het gebied van het watersysteem liggen hiervoor veel mogelijkheden.
Met betrekking tot procedures en tekst worden de volgende opmerkingen gemaakt:
- In het document wordt in paragraaf 5.7 geschreven dat samen met de waterbeheerder, waterschap Zuiderzeeland, het watersysteem van Almere
Hout ontwikkeld is op basis van de randvoorwaarden. Wij hebben op meerdere momenten geadviseerd maar wij zijn geen mede-ontwikkelaar in dit ontwerp. Verzocht wordt om dit aan te passen.
- In de verwijzing naar het waterbeheerplan van het waterschap wordt gevraagd om te verwijzen naar het meest actuele Waterbeheerplan 2010-2015.
- Voor de waterparagraaf verwijst u naar de bijlage, waar staat vermeld dat het definitieve advies van Waterschap Zuiderzeeland in concept beschikbaar is. Dit is niet helemaal juist: het waterschap heeft een pre-advies op de conceptwaterparagraaf (en het reeds vastgestelde ontwikkelingsplan) gegeven, waarbij het concept bestemmingsplan nog niet beschikbaar was. Verzocht wordt om dit aan te passen.
-Verder is het voor verdere afstemming van belang om te vermelden, dat de
gemeente en het waterschap momenteel in overleg zijn voor de aanvraag van
een peilbesluit voor Almere Hout, waarbij een aantal vragen nog open staan die ook van belang zijn voor de opzet en inrichting van het watersysteem (zie
verslag d.d. 13 april 2011). Het huidige wateradvies is ook om die reden nog
niet compleet.
reactie gemeente
Deze opmerkingen worden verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan, waarbij de gemeente ervan uit gaat dat het wateradvies in ieder geval voor de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad compleet zal zijn.

aanpassing bestemmingsplan
Ja, toelichting wordt aangevuld met bovenstaande opmerkingen.

Inhoudelijke opmerkingen:
-In grote lijnen is men het eens met de waterhuishoudkundige principes zoals in het voorontwerp-bestemmingsplan staat beschreven. Echter, om te kunnen vaststellen of het systeem aan de kwaliteits- en kwantiteitseisen voldoet, is op basis van dit plan nog onvoldoende inzicht, dat kan pas in overleg over de verder planuitwerking.
-In paragraaf 4.3 wordt genoemd dat in Almere Hout Noord mogelijkheden voor waterwoningen worden gecreëerd. Voor de inhoudelijke aspecten hiervoor willen wij graag adviseren.
-In paragraaf 5.7 wordt het watersysteem samengevat in een aantal kenmerken en worden de randvoorwaarden genoemd waarop het watersysteem is gebaseerd: het flexibele peil, waarbij het waterpeil mag variëren tussen -5.20 NAP en -5.40 NAP is niet ruim, het water kan in een droge zomer gemakkelijk uitzakken tot onder -5.40 NAP met als gevolg watertekort.
Voor de verdere uitwerking van fase 1 willen wij graag een indicatie van het gewenste moment en de verwachte frequentie van waterinlaat en wateruitlaat.
Wat niet is overgenomen van het pre-advies, is het feit dat het waterschap de inzet van een circulatiegemaal en de inlaat van water ter verbetering van de waterkwaliteit afraadt. Ons advies was en is om de oplossing voor een goede waterkwaliteit in de dimensies en inrichting van het watersysteem te zoeken en het ontwerp daarop aan te passen. Dit is een onderwerp wat we graag in nader overleg over de planuitwerking willen bespreken.
reactie gemeente
Bovenstaande punten worden meegenomen in het regulier overleg met het waterschap.
Daarbij wordt de inzet van een circulatiegemaal en de inlaat van water uit de Hoge Vaart in nader overleg met het waterschap uitgewerkt.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanpassing van de toelichting.

Opmerkingen over duurzame sanitatie
Almere wil in 2030 de meest duurzame stad zijn. Dit is aangegeven in par. 4.3.1. In het bestemmingsplan is duurzaamheid geen apart thema en vervolgens wordt verwezen naar de projectontwikkeling voor de verdere uitwerking van het begrip. Dit is naar de mening van het Waterschap erg algemeen gesteld en vraagt om een nadere toelichting. Ook omdat de verdere uitwerking van bijvoorbeeld een vorm van duurzame afvalwaterverwerking effect kan hebben
op de inrichting van de openbare ruimte.
In par. 5.7 is een korte summiere omschrijving gegeven van het begrip duurzame sanitatie. Waarbij specifiek voor de eerste fase gesproken wordt over urinescheiding. In dat kader is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd "Waarom urinescheiding in Almere Hout Noord". Mede op grond van dit onderzoek zal een bestuurlijke besluitvorming plaatsvinden bij de drie betrokken partijen gemeente Almere, Waterschap Zuiderzeeland en Ymere.
Het lijkt ons goed om in het bestemmingsplan op te merken dat de verdere uitwerking van duurzame sanitatie afhankelijk is van de bestuurlijke besluitvorming hierover. In eerste instantie over de pilot eerste fase, maar ook zeker over de vervolgfasen.
Bij de inrichting van de vervolgfasen kan een verdere scheiding van grijze en bruine afvalwaterstromen plaatsvinden. Ook hiervoor geldt dat deze effecten kunnen hebben op de verdere inrichting van de openbare ruimte. Vanuit het bestemmingsplan is nu onduidelijk of het onderzoek voor de vervolgfasen nu wel of niet een onderdeel is van de pilot fase.
Aangezien in dit stadium onbekend is in welke mate duurzame sanitatie wordt opgepakt en uitgewerkt geeft het voorbeeld van een helofytenfilter nu een onvolledig beeld.
reactie gemeente
De opmerkingen ten aanzien van de duurzame sanitatie zijn terecht. De aanvulling zoals het waterschap voorstelt zal worden opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanpassing van de toelichting.

18. Vitens
Opmerking
Vitens heeft in het gebied Hout Noord zeer belangrijke Transportleidingen (Leidingenstraat 6) liggen, die Almere van drinkwater voorzien. Als deze leidingen onderbroken zouden worden zou de levering van drinkwater in dit gebied in gevaar kunnen komen.
Volgens het voorontwerp van het bestemmingsplan zouden op verschillenden plekken problemen ontstaan voor deze leidingen. Mijn verzoek aan u is dan ook om deze leidingen te sparen en het plan dusdanig aan te passen, zodat de transportleidingen kunnen blijven liggen.
De erf grenzen van de woningen moeten minimaal 5m. van de transportleidingen van Vitens verwijderd zijn i.v.m. de minimale benodigde vrije werkruimte om bij de leidingen te kunnen komen.
reactie gemeente
De ligging van de transportleidingen zal worden gerespecteerd en in overleg met Vitens worden ingepast in het stedenbouwkundige plan van Almere Hout Noord en in de regels van het bestemmingsplan zal de strook van 5 meter worden vastgelegd.
aanpassing bestemmingsplan
Ja, aanpassing van artikel 8 Woongebied.


Inspraakreacties
Het bestemmingsplan “Almere Hout Noord” heeft van maandag 14 maart 2011 tot en met dinsdag 26 april 2011 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden er inspraakreacties worden ingediend.
Om kennis te kunnen nemen van het voorontwerp bestemmingsplan is er op dinsdag 22 maart 2011 een informatiebijeenkomst gehouden in de Burgerzaal van het stadhuis.Tijdens deze bijeenkomst hebben medewerkers van de gemeente en van Ymere informatie gegeven over het bestemmingsplan.

Er zijn 2 inspraakreacties ingediend:

Inspraakreactie van bewoner Vogelhorst
Blijkens informatie zal de enige aan- en afvoer voor het bouwverkeer over de Kievitsweg gaan plaats vinden. Dit baart zorgen doordat deze ook al de enige aan- en afvoer ontsluiting is voor het bouwproject Vogelhorst 2 en het agrarische gebied wat aansluitend aan de Kievitsweg ligt.
Hierdoor wordt de belasting voor de Kievitsweg en onze omgeving te groot, wanneer er ook nog eens 4300 woningen (fase 1) gebouwd worden met bijbehorende aanleg van infrastructuur.
De bouw zal starten aan de kant van de Watersnipweg/ aansluiting Vinkweg. Door de aanvoer alleen over de Kievitsweg te laten plaatsvinden zal dit sluipverkeer over de net nieuw aangelegde Leeuwerikweg bevorderen, want dat is de snelste weg vanaf de Vogelweg. Aangezien dit een klinkerweg betreft, is dit niet bevorderlijk voor de weg en de omgeving.
Wij vinden het erg goed dat de bouw van Almere Hout Noord eindelijk van start
gaat, maar we vragen u meerdere ontsluitingen naar het bouwproject mogelijk te maken.
Het is erg efficiënt om op de afslag voor de tussenring vanaf de A6 de vangrail tussen de afslag en de Eksterweg te verwijderen, zodat het bouwverkeer hier meteen de aansluiting op de Kievitsweg kan maken.
Ook stellen we voor om het klein bouwverkeer via het industrieterrein bij PON te laten lopen, zodat het klein verkeer via de Watersnipweg dat deel van het project snel kan bereiken.
Op deze manier heeft u al drie aan- en afvoer routes voor het project Almere Hout Noord, in plaats van een toegang via de Kievietsweg.
reactie gemeente
Bouwverkeer van en naar de eerste fase Hout Noord - groot ca. 900 woningen - zal in eerste instantie inderdaad via de Kievitsweg worden afgewikkeld. De Kievitsweg is daar enige jaren geleden op ingericht. Vanaf de Kievitsweg zal ter plaatse van de Vinkweg een nieuwe bouwweg richting de eerste bouwlocatie worden aangelegd. Bouwverkeer wordt middels bebording op deze route gewezen. Gelijktijdig aan de aanleg van deze bouwroute worden op de secundaire routes (Leewerikweg, Watersnipweg) maatregelen getroffen om vrachtverkeer te ontmoedigen gebruik te maken van die routes. Tevens wordt gewerkt aan de voorbereiding van de aanleg en openstelling van de Verlengde Tussenring, waarmee, lopende de bouw van de eerste fase “Hout Noord, een tweede (bouw-)ontsluiting beschikbaar komt.
aanpassing bestemmingsplan
nee

Inspraakreactie van de Belangenvereniging Almeerderhout

De reactie van de Belangenvereniging beperkt zich tot de mogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geschapen om afbreuk te doen aan de bestemming bos.
Het gemeentebestuur van Almere gaat steeds meer gedeelten die nu als groen zijn bestemd of als groen functioneren, alsnog volbouwen. Dit valt te betreuren, omdat voor bouwen in bestaand groen, al dan niet aangeduid als bos, geen enkele directe aanleiding bestaat. Immers, er is meer dan genoeg kale bouwgrond in Almere beschikbaar. In Almere Hout geldt dat bijvoorbeeld voor Vogelhorst II. De ervaring leert dat als eenmaal kavels zijn uitgegeven voor bebouwing, de bewoners zelf wel zorgen dat er voldoende groen wordt aangeplant. Daarvoor hoeven huizen niet te worden geprojecteerd in al bestaand groen/bos. Hoogstens zou door het gemeentebestuur moeten worden voorkomen dat er allerlei foeilelijke Gamma-erfafscheidingen opduiken.
Voorbeelden van bestaande natuur zijn de binnen het bestemmingsplangebied gelegen delen van de bosgebieden die zijn gelegen langs de Hoge Vaart, en daarnaast het Beverbos. Voor het laatste geldt in het bijzonder dat dit een unieke functie heeft, en bovendien uitstekend kan functioneren als toekomstige verbindingszone naar het Oostvaarderswold.
Het is daarom onbegrijpelijk dat in art. 5.5 een wijzigingsbevoegdheid voor B&W is opgenomen waardoor het in het Beverbos mogelijk zou worden over 1 hectare tot een hoogte van 15 meter te bouwen, en aan de Hoge Vaart over 2 hectare tot een hoogte van maar liefst 49, dus torenhoog!
In de Toelichting vinden we het volgende: door de woningen in het Beverbos worden 'het noordelijk en zuidelijk woongebied met elkaar verbonden' en 'wordt de sociale veiligheid in het plangebied versterkt'. Voor de locatie aan de Hoge Vaart ontbreekt elke motivering.
Deze wel zeer summiere motivering kan de echte motivering en motivatie van de opstellers niet zijn. We moeten veronderstellen dat de echte motivatie simpelweg geld is. Voor dergelijke kavels valt voor de gemeente meer geld te maken. Daarvoor moet dan kennelijk kostbare natuur wijken. Het is ons niet ontgaan dat er volgens art. 5.5 (e) boscompensatie en natuurcompensatie moet komen. Maar waarom zou je bestaande natuur en bos hier verwoesten om die dan elders weer te compenseren?
De voorgestelde wijzigingsbevoegdheid is dan ook voor ons onaanvaardbaar, en zal eventueel met alle beschikbare juridische en andere middelen worden bestreden.
reactie gemeente
De wijzigingsbevoegdheden die hier worden bedoeld zijn in het bestemmingsplan opgenomen om eventuele toekomstige bebouwing mogelijk te maken. Op het moment dat hier plannen voor zijn zal er een wijziging van het bestemmingsplan (eigenlijk een bestemmingsplan op zich) in procedure worden gebracht, incl. voorstellen voor bos- en natuurcompensatie.
De bedoelde bebouwing is wel degelijk bedoeld om de woongebieden aan elkaar te verbinden en de verkeersroutes, m.n. die voor langzaam verkeer, te begeleiden door (woon)functies.
De locatie aan de Hoge Vaart is een onderdeel van het Masterplan Wijk voor Initiatieven, dat verder is uitgewerkt in het Ontwikkelingsplan Almere Hout Noord. Het bestemmingsplan Almere Hout Noord is de juridisch-planologische vertaling van dit Ontwikkelingsplan. De locatie aan de Hoge Vaart heeft in deze plannen de invulling van een sluishuis gekregen. Dit sluishuis op deze specifieke locatie vormt een icoon in Hout Noord en geeft de wijk identiteit. Het draagt bij aan de doelstelling van het woonbeleid van Almere tot meer woonmilieudifferentiatie. Ook is het een uitwerking van het Structuurplan Almere Hout (2001), waarin in het Oeverbos op een aantal locaties de ontwikkeling van strategische projecten voor recreatieve en bijzondere doeleinden is opgenomen. Aangezien er nog geen concrete plannen voor de invulling van het sluishuis zijn, is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om eventuele toekomstige bebouwing mogelijk te maken.
In het Structuurplan Almere Hout Noord is eveneens opgenomen dat incidenteel wonen mogelijk is in het Kievitsbos. Ymere heeft dit in haar Masterplan Wijk voor Initiatieven opgenomen om op deze wijze verschillende woonmilieus in Hout Noord te kunnen ontwikkelen, om het zuidelijk deel beter te verbinden met het noordelijk deel en vanwege bevordering van sociale veiligheid. Deze ontwikkelingen passen in het Structuurplan Almere Hout en zijn in overeenstemming met het doel waarmee destijds de bospartijen in het plangebied Almere Hout zijn aangelegd, nl. om een functie te kunnen vervullen in een stedelijk gebied. Daarnaast blijft er voldoende groen en bos behouden voor de recreatieve en natuurlijke, ecologische functie van het Kievitsbos. Omdat er voor deze bouwlocaties nog geen concrete plannen voor de invulling zijn, is er ook voor deze locaties een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
aanpassing bestemmingsplan
Bovenstaande reactie van de gemeente zal in hoofdstuk 5 van de toelichting worden opgenomen als ter aanvulling van de onderbouwing van de diverse wijzigingsbevoegdheden in het bos.

Aanvulling inspraakreactie van de Belangenvereniging Almeerderhout

Navraag bij de zoogdiervereniging levert de volgende informatie over de (bescherm)status van de bever en specifiek de bedreiging van zijn leefgebied in Almere Hout Noord op.

In de Flora- en faunawet is de bever opgenomen als tabel 3-soort. De bever is eveneens opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. De bever behoort evenals de overige soorten van deze laatstgenoemde groep tot de zwaarst beschermde soorten die samen met hun leefgebied beschermd moeten worden. De vaste rust- en verblijfplaatsen van de bever mogen niet worden verstoord, beschadigd of vernield.

Tevens verwijzen wij naar Het Beverprotocol 2009 van het Waterschap Zuiderzeeland waarin zeer strikte beperkingen worden voorgeschreven aan werkzaamheden tbv de primaire waterschapstaak nabij bever burchten.

Hoewel de beverpopulatie in Flevoland groeiend is, zijn de grootste bedreigingen momenteel het kleine aantal populaties en de relatief geringe omvang van deze populaties in Flevoland. Bebouwing in en nabij het Beverbos zal de beverpopulatie verzwakken. De beschermstatus van de bever onderbouwd ons bezwaar tegen de wijzigingsbevoegdheid voor B&W opgenomen in art. 5.5 van het voorontwerp, namelijk de mogelijkheid tot bebouwing van het Beverbos over 1 hectare tot een hoogte van 15 meter en bebouwing aan de Hoge Vaart over 2 hectare tot een hoogte van maar liefst 49 meter, dus torenhoog!

reactie gemeente

De wijzigingsbevoegdheden die hier worden bedoeld zijn in het bestemmingsplan opgenomen om eventuele toekomstige bebouwing mogelijk te maken.

Op het moment dat hier plannen voor zijn zal er een wijziging van het bestemmingsplan (eigenlijk een bestemmingsplan op zich) in procedure worden gebracht.

De Flora- en faunawet schrijft voor dat (ondermeer) vaste verblijfplaatsen niet mogen worden aangetast. Dit betekent dat bij toekomstige plannen nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden met de dan aanwezige natuurwaarden en wettelijke kaders. De gemeente heeft inmiddels ervaring met het inpassen van beverburchten en –leefgebieden in bestaande en toekomstige bouwlokaties, overigens in samenwerking met de Zoogdiervereniging. Deze ervaring zal naar verwachting de komende jaren nog verder worden uitgebreid. De wettelijke verplichtingen en de reeds opgebouwde expertise bieden voldoende garantie voor behoud van de beverpopulatie ter plaatse.

aanpassing bestemmingsplan

Nee

Ambtshalve Aanpassingen

In het bestemmingsplan zijn de volgende ambtshalve, door voortschrijdend inzicht, aanpassingen doorgevoerd:

  1. 1. er is een verzoek ingediend om het hobbymatig houden van paarden mogelijk te maken. In het voorontwerp was daar geen rekening mee gehouden, het ontwerp bestemmingsplan maakt een dergelijk initiatief nu mogelijk
  2. 2. de plankaart is aangepast aan de laatste aanpassingen in de infrastructuur, dit heeft met name betrekking op een kleine wijziging van het noordwestelijk gelegen tracé van de busbaan.
  3. 3. op het bedrijventerrein Twentsekant is de mogelijkheid toegevoegd om de geprojecteerde woon/werkeenheden op het water ook als woning te gebruiken. Dit gaat niet ten koste van de bedrijvenbestemming.

Tenslotte zijn er nog ondergeschikte redactionele aanpassingen doorgevoerd in de toelichting van het bestemmingsplan en in de regels.

Bijlagen

Bijlage 1 Watertoets, Advies Van Het Waterschap

Voor de watertoets wordt verwezen naar de tekst in de paragrafen 3.5 Bodem en watersysteem en 5.7Bodem en watersysteem.

Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Zandophoging Almere Hout, Mei 2002

Bijlage 3 Vleermuisonderzoek

Bijlage 4 Berekening Groepsrisico Wegtransport

Uitgangspunten:

Er zijn groepsrisicoberekeningen uitgevoerd met RBMII versie 1.3.0. Het dichtstbijzijnde weerstation is Soesterberg. Er is gebruik gemaakt van de generieke ongevalfrequentie voor het type snelweg zijnde 8,3 x 10-8 per km per jaar.

Transportaantallen vervoer gevaarlijke stoffen:

De Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) van Rijkswaterstaat heeft op basis van uitgevoerde tellingen in 2006 en 2007, de voor risicoberekeningen benodigde jaarintensiteiten bepaald.

Weg DVS code Scenario LF1 LF2 LT1 LT2 GF2 GF3
A6 F41 2006/2007 1358 1949 17 36 0 805
F56 2006/2007 961 1689 17 23 0 480
A27 F3 2006/2007 2069 1456 0 0 33 1018

Met behulp van prognoses uit het DVS rapport 'Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007', zijn de transportaantallen uit 2006/2007 omgerekend naar 2020.

Weg DVS code Scenario LF1 LF2 LT1 LT2 GF2 GF3
A6 F41 2020 1561 2240 25 52 805
F56 2020 1105 1941 25 33 480
A27 F3 2020 2378 1674 0 0 49 1018

Deze toekomstverkenning gaat uit van 0% groei van de categorie GF3 (brandbaar gas, o.a. LPG). Conform de circulaire RNVGS, dient bij de berekening van het groepsrisico niet uit te worden gegaan van deze prognose, maar van de vervoerscijfers voor deze stofcategorie die zijn gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer. Voor de A6 en A27 bedragen deze respectievelijk 3000 en 4000 transporten per jaar.

Weg DVS code Scenario LF1 LF2 LT1 LT2 GF2 GF3
A6 F41 max. vervoersgroei 1561 2240 25 52 3000
F56 max. vervoersgroei 1105 1941 25 33 3000
A27 F3 max. vervoersgroei 2378 1674 0 0 49 4000

Wegbreedte:

De A6 zal worden verbreed. Er is met onderstaande 'gemiddelde' wegbreedten gerekend:

Weg DVS code Breedte
Huidig Toekomstig
A6 F41 25 60
F56 25 60
A27 F3 25 25

Modellering bevolking:

Er is een route van 1 kilometer aan weerszijden van het plangebied gemodelleerd, inclusief de bebouwing aan beide zijden van de A6 en A27 tot een afstand van ca. 1 km van de weg.

Hierbij is 'worst-case' uitgegaan van onderstaande gegevens:

  • voor bedrijventerrein Sallandsekant, Veluwsekant en bedrijventerrein Twentsekant, is conform PGS 1 deel 6 uitgegaan van een dichtheid van 80 personen per hectare (industriegebied hoge dichtheid);
  • voor woongebied Tussen de Vaarten, Filmwijk, Danswijk en het woongebied van Hout-Noord, is conform PGS 1 deel 6 uitgegaan van een dichtheid van 120 personen per hectare (stadsbebouwing);
  • voor het Weteringpark (tot en met de Waterlandseweg) is conform PGS 1 deel 6, uitgegaan van een dichtheid van 25 personen per hectare (rustige woonwijk);
  • voor het deel van het Weteringpark aan de westzijde van de Waterlandseweg, Bosgebied Buiten-Hout, het bestaande 'buitengebied' van Hout-Noord en de boszone in Hout-Noord van 5 personen/ha (woongebied, incidentele woonbebouwing).

Voor de dag- en nachtverdeling van de woon- en werkgebieden, is conform de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico uitgegaan van:

  • woningen: overdag 50% en 's nachts 100% aanwezigheid;
  • bedrijventerrein: overdag 100% en 's nachts 0% aanwezigheid.

Doorgerekende scenario's:

Er zijn drie scenario's doorgerekend:

  1. 1. de huidige situatie: transportgegevens 2006/2007 en huidige bevolking;
  2. 2. de autonome situatie: transportgegevens maximale vervoersgroei, verbreding A6 en huidige bevolking;
  3. 3. de toekomstige situatie: transportgegevens maximale vervoersgroei, verbreding A6, huidige bevolking en realisatie van bestemmingsplan Hout-Noord.

Resultaten:

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de hoogte van het groepsrisico voor de doorgerekende scenario's in normwaarden.

Scenario Hoogste groepsrisico per km
in normwaarde*
huidige situatie 0,002
autonome situatie 0,007
toekomstige situatie 0,061

* De normwaarde is het berekende groepsrisico gedeeld door 0,01. Een normwaarde groter dan 1 betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

In onderstaande figuur zijn de volledige groepsrisicocurven in 1 grafiek weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0026.jpg"

Figuur: Groepsrisicocurven hoogste groepsrisico per km.

In onderstaande tabel zijn de locaties waar zich het hoogste groepsrisico bevindt opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0027.jpg"
Locatie hoogste groepsrisico
huidige situatie






afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0028.jpg" Locatie hoogste groepsrisico
autonome situatie






afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5ACPZ01-vg01_0029.jpg" Locatie hoogste groepsrisico
toekomstige situatie






Hieruit blijkt, dat in de bestaande situatie het trajectdeel met het hoogste groepsrisico per km vrijwel buiten het plangebied ligt. Het hoogste groepsrisico per km is ongeveer een factor 500 kleiner dan de oriëntatiewaarde.

In de autonome situatie ligt het trajectdeel met het hoogste groepsrisico per km op ongeveer dezelfde positie. Het hoogste groepsrisico per km is ca. een factor 3,5 hoger dan in de huidige situatie. Dit wordt vooral veroorzaakt door een factor 3,5 hogere GF3-stroom op wegvak F41.

In de toekomstige situatie verschuift de ligging van het trajectdeel met het hoogste groepsrisico per km naar het noorden van het plangebied. Het hoogste groepsrisico per km is ca. een factor 9 hoger dan in de autonome situatie. Deze toename wordt veroorzaakt door de plan-ontwikkeling van Hout-Noord. Het hoogste groepsrisico per km is ongeveer een factor 16 kleiner dan de oriëntatiewaarde.

Conclusie:

Door de planontwikkeling van Hout-Noord neemt het groepsrisico toe, maar blijft ruimschoots onder de oriëntatiewaarde.

Bijlage 5 Akoestische Onderzoek

Bijlage 6 Besluit Hogere Waarden Met Bijlagen

Bijlage 7 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten

6.1 Inleiding

In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieu-zonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieu-aspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

6.2 Gebruikte bronnen

Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009. In deze lijst worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd.

De lijst is ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met behulp van andere bronnen en praktijkervaringen verder verfijnd (o.a. differentiatie naar grootte). De Staat van Bedrijfsactiviteiten wijkt dus op een aantal punten af van de lijst van bedrijfstypen van de VNG.

In deze Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, net als in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993. Deze codering is in 2008 door het CBS omgezet naar de SBI 2008. In de opgenomen lijst is de structuur van de SBI 19993 gehandhaafd, maar er is wel een extra kolom toegevoegd met de bij de activiteit behorende code uit de SBI 2008.

6.3 Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven

In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes categorieën. Met het oog op de praktische toepassing zijn in deze Staat van Bedrijfsactiviteiten de categorieën 3 en 4 nader onderverdeeld in elk twee subcategorieën.

De richtafstanden en het aspect verkeersaantrekkende werking zijn vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid:

categorie 1:

bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.

categorie 2:

bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies.

categorie 3:

bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen:

  • subcategorie 3.1: toelaatbaar aan de rand van woonwijken, echter in het algemeen gescheiden door een weg of een groenstrook;
  • subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 meter).

categorie 4:

bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn:

  • subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 meter;
  • subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 meter.

categorieën 5 en 6:

bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (richtafstanden van bedrijven uit categorie 5: 500 1.000 meter, categorie 6: 1.500 meter).

Met name bij bedrijven uit categorie 3.1 is er van uitgegaan dat bij de inrichting van het terrein (wijze van ontsluiting, situering van bebouwing) voldoende rekening wordt gehouden met mogelijke hinder in de directe omgeving. Dit kan in voorkomende gevallen worden afgedwongen door middel van de in de regels opgenomen bevoegdheid om nadere eisen te stellen aan onder meer de situering van de bebouwing.

Bij de bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid is (behalve voor categorie 2) uitgegaan van zonering ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor andere omgevingstypen zoals incidentele woonbebouwing, woonbebouwing in een stedelijke omgeving, andere gevoelige functies of stiltebehoevende gebieden met natuurwaarden kunnen, indien de situatie daartoe aanleiding geeft, de richtafstanden worden aangepast. Dit zal per geval beoordeeld moeten worden.

6.4 Opzet van de Staat

In de Staat zijn twee verschillende soorten categorie-indelingen toegepast (zie ook de inhoudsopgave):

  • indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I);
  • indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II).

In beginsel zijn beide indelingen van toepassing.

De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.

Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld om te voorkomen dat dergelijke relatief weinig hinderlijke bedrijven zich alleen op grootschalige bedrijventerreinen kunnen vestigen. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet.

De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd aan de indeling volgens hoofdstuk I gekoppeld en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. De laatstgenoemde aanduiding is gebruikt bij bedrijfstypen waar vaak kleinere, weinig hinderlijke bedrijven voorkomen die op deze wijze rechtstreeks in een lagere categorie kunnen worden ingeschaald. Bij deze activiteiten is het aspect geluid bepalend en daarom geeft het elektromotorisch vermogen een betere maat voor de hinderlijkheid dan bijvoorbeeld het bedrijfsoppervlak.

6.5 Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In het bedrijvenartikel van de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsmogelijkheid (omgevingsvergunning) een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3); bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een afwijkingsmogelijkheid (omgevingsvergunning) te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op de in de staat aangegeven maatgevende milieuaspecten.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een omgevingsvergunning worden verleend.

Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten zich als gevolg van bepaalde technologische ontwikkelingen in positieve zin wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen.

Bijlage 8 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

7.1 Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging (bijlage 2 van de regels). Bij functiemengings-gebieden kan gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  4. 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

7.2 Flexibliteit

De Staat van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1 zoals opgenomen bij de regels van in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat vanBedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1is verondersteld. In Artikel 4 Bedrijventerrein en Artikel 8Woongebied van de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een ontheffing een categorie lager kunnen indelen. Om een ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfactiviteiten - Functiemenging - 1. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan voor de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens een ontheffing worden verleend.

Bijlage 9 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wm en APV op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2007) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categorie 1: lichte horeca. Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Horeca in (mono-functionele) woongebieden wordt in beginsel niet toegestaan, tenzij er sprake is van een specifiek geschikte locatie. Lichte horeca is dan mogelijk, indien deze zodanig wordt ingebed dat overlast (geluid, stank, verkeer) tot een minimum wordt beperkt. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.

In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, die in de praktijk nauwelijks van detailhandel kan worden onderscheiden, zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke.

1b. Overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg- of afhaalservice). Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de overlast voor omwonenden en de aanwezigheid van parkeergelegenheid.

1c. Restaurant met bezorg- of afhaalservice Bij deze categorie dient, behalve de afweging onder 1b., ook een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met de verkeersaantrekkende werking.

Categorie 2: middelzware horeca. Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking.
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Bedrijven die ook 's nachts geopend kunnen zijn en aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra en zalenverhuur. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel, horeca en voorzieningen.

2b. Bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m². Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met de relatief grote verkeersaantrekkende werking.

Categorie 3: zware horeca. Bedrijven die grote hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden, zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze hinder kan onder andere bestaan uit een combinatie van openingstijden 's nachts en een grote verkeersaantrekkende werking. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In Artikel 4 Bedrijventerrein, Artikel 8 Woongebied en Artikel 9Bedrijventerrein - Uit te werken, van de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 3 naar categorie 2a, maar ook van categorie 1c naar 1b. Deze mogelijkheid tot afwijking dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In Artikel 4 Bedrijventerrein, Artikel 8 Woongebied en Artikel 9Bedrijventerrein - Uit te werken, van de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen.