Vogelhorst
Bestemmingsplan - gemeente Almere
Vastgesteld op 17-12-2015 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Link naar de toelichting 3.3.1 Inleidende regels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Vogelhorst met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP5B04-on01 van de gemeente Almere.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 archeologisch waardevol terrein
terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang.
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage
een in dit plan genoemd percentage dat aangeeft hoeveel van het (bouwvlak van het) desbetreffende bestemmingsvlak ten hoogste mag worden bebouwd.
of
een in dit plan genoemd percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.10 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt.
1.11 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waaronder detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel, afhaalpunt en andere vergelijkbare bedrijven.
1.12 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende erfbebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.13 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
1.14 bedrijfswoning
een (gedeelte van een) gebouw, dat kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemmingen het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.
1.15 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.16 bestaande situatie
- a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen of krachtens een voor het betreffende perceel afgegeven kavelpaspoort;
- b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of conform een voor het betreffende perceel afgegeven kavelpaspoort.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt bij dat bouwwerk of gebied.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt.
1.28 detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit
detailhandel vanuit vestigingen die als hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen hebben, waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en gelieerd is aan productiebedrijven en geen verkeers- en parkeerproblemen mag veroorzaken, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.
1.29 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.
1.30 dierenweide
een perceel grond dat in de recreatieve sfeer wordt gebruikt voor het houden van dieren en toegankelijk is voor publiek.
1.31 ecologische waarde
waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu.
1.32 eigen terrein
een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen.
1.33 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.34 erfbebouwing
functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken. Hieronder vallen aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
1.35 erker
een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw.
1.36 fundering
dat deel van een bouwwerk dat ervoor zorgt dat het eigen gewicht ervan en de daarop uitgeoefende krachten worden overgedragen aan de draagkrachtige ondergrond.
1.37 gebied met mogelijk archeologische waarde
gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld.
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 geluidsgevoelige objecten
geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, te weten:
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingshuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven;
de aanwijzing als 'ander geluidsgevoelig gebouw' geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimte;
- c. geluidsgevoelige terreinen:
- 1. een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
- 2. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.40 gevel
bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.
1.41 gevellijn
- a. de op de verbeelding aangeduide lijn die geldt als begrenzing van de gebouwen van de aan de weg gekeerde zijde van een bouwperceel, of;
- b. ingeval van een bestemmingsvlak, de denkbeeldige doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw.
1.42 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
agrarische bedrijfsvoering die niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf.
1.43 hogere waarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.44 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.45 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.46 houtwal/boswal
een geheel of gedeeltelijk aan de natuur overgelaten erfafscheiding die kan bestaan uit bomen en/of struiken.
1.47 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.48 kantoor- en praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.49 kavelpaspoort
document dat bij koop van de kavel door de overheid is afgegeven en waarin staat onder welke voorwaarden er op de betreffende kavel mag worden gebouwd;
1.50 kelder
een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen.
1.51 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.52 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.53 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.54 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.
1.55 natuur(lijke) waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen zowel afzonderlijk als in onderling verband.
1.56 niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor niet langer dan een zomerseizoen.
1.57 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming, elektrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen.
1.58 onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen.
1.59 ondergeschikte horeca
een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming of functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging.
1.60 onderheide bebouwing
een bouwwerk waarbij de fundering op heipalen rust.
1.61 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.62 platte afdekking
een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.
1.63 reclameobjecten
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.
1.64 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.65 showroom
uitstallingsruimte voor goederen ten behoeve van de detail- of groothandel, waarbij de goederen niet direct kunnen worden geleverd.
1.66 stacaravan
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.67 stadsweide
een perceel grond dat in de agrarisch recreatieve sfeer wordt gebruikt voor het houden van dieren of insecten.
1.68 stalhouderij
een bedrijf dat gericht is op het verhuren van aanspanningen (trouwkoetsen, paardentrams) voor bijzondere gelegenheden.
1.69 straatmeubilair
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, abri's.
1.70 tuinmeubilair
bouwwerken, geplaatst in de tuin of erf behorend bij een woning, zoals erfafscheidingen, pergola's, zonnewijzers, zandbakken, vlaggenmasten, barbecues e.d. en speeltoestellen zoals wipkippen, glijbanen, schommels.
1.71 verblijfsruimte
een verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder, te weten:
- leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
- onderzoeks- en behandelruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
- theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
- ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.
1.72 verkoopvloeroppervlak
de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's.
1.73 voetgangersgebied
een openbaar toegankelijk gebied dat permanent of gedurende bepaalde periode(n) exclusief toegankelijk is voor voetgangers en waar de aanwezigheid van (brom)fiets- en autoverkeer gedurende deze periode(n) ontbreekt of waar dit verkeer het gebied via een afgebakende rijloper met aangepaste snelheid mag passeren.
1.74 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.
1.75 voorkeurswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.76 watersportcentrum
centrum gericht op watersport, waterrrecreatie, toerisme of informatie, met inbegrip van daarmee verband houdende reparatie, verhuur, in- en verkoop (waaronder de uitstalling) van goederen en horecavoorzieningen.
1.77 webwinkel
een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt.
1.78 werkruimte van een prostitutiebedrijf
het gedeelte van een prostitutiebedrijf waarin seksuele handelingen feitelijk worden verricht.
1.79 windmolen
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.80 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.
1.81 winkelondersteunende horeca
een bedrijf, dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleine maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, frisdranken en zwak alcoholische dranken.
1.82 woning
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.
1.83 woon-zorg-combinatie
een zorggerelateerde woonvorm van beperkte omvang waarbij geen sprake is van (nagenoeg) zelfstandige bewoning, gehuisvest in één, dan wel maximaal 2 aaneengesloten reguliere woning(en).
1.84 woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
1.85 zendmast
gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang bedoeld zijn voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes.
1.86 zolder
de bovenste verdieping van een gebouw die is afgedekt met hellende daken.
1.87 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Link naar de toelichting 3.3.1 Inleidende regels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windmolen
vanaf het peil dan wel het hoogste punt van een gebouw tot aan de as of rotor van de windmolen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Link naar de toelichting op de bestemming 'Agrarisch' 3.2.1 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van agrarisch bedrijf met in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. bos;
- c. water;
- d. verkeer- en verblijfsgebied;
- e. voet- en fietspaden;
met de daarbij behorende:
- f. erven, parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en overige verhardingen;
- g. groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. overige functioneel met de bestemming 'Agrarisch' verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van agrarische bedrijfsbebouwing geldt dat:
- a. deze alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geld dat:
- d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen;
- e. de bouwhoogte van antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast maximaal 15 m mag bedragen;
- f. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn geen (bedrijfs)woningen toegestaan.
Artikel 4 Groen-1
Link naar de toelichting op de bestemming 'Groen-1' 3.2.2 Groen-1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. recreatief medegebruik, waaronder één jongeren ontmoetingsplaats;
- c. bos en natuur;
- d. water en waterberging;
met de daarbij behorende
- e. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden;
- f. recreatieve- , sport- en speelvoorzieningen;
- g. kunstwerken en kunstobjecten;
- h. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. overige functioneel met de bestemming 'Groen-1' verbonden voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken, geen gebouwen en uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen ten behoeve van de nutsvoorzieningen geldt dat:
- a. deze gebouwen een maximale bouwhoogte van 5 meter en een oppervlakte van 50m2 mogen hebben;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels gelden:
- b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte maximaal 1 m;
- c. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m;
- d. speelvoorzieningen en overig straatmeubilair: bouwhoogte maximaal 5 m;
- e. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
- g. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte maximaal 6 m;
- h. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
- i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m;
4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 Bouwregels voor bouwwerken ten behoeve van één jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van het gebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
- b. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
- c. het gebouw en de overkapping(en) moeten minimaal 50 m van woonbebouwing worden gerealiseerd;
- d. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
- e. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:
- 1. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 2. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- 3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
- b. Het bepaalde in lid 4.4 onder a. is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen-1' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, danwel de bestemming Groen-2 indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist en de eigendom van de gronden is overgedragen. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.
Artikel 5 Groen-2
Link naar de toelichting op de bestemming 'Groen-2' 3.2.3 Groen-2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hout- en boswallen;
- b. overige functioneel met de bestemming 'Groen-2' verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving geen bouwwerken worden opgericht.
5.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:
- 1. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- 2. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 3. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- 4. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
- b. Het bepaalde in lid 5.3 onder a. is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
- c. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het verwijderen van de hout- en boswallen.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Link naar de toelichting op de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' 3.2.4 Verkeer- Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen, fietsenstallingen;
- e. voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling;
- f. kunstwerken, kunstobjecten, nutsvoorzieningen;
- g. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt:
- a. maximum bouwhoogte: 5 meter;
- b. maximum oppervlakte 50 m2;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt
- c. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 meter;
- d. lichtmasten, bouwhoogte 9 meter;
- e. straatmeubilair, bouwhoogte 6 meter;
- f. kunstobjecten, bouwhoogte 6 meter, (oppervlakte 10 m²);
- g. kunstwerken, bouwhoogte 10 meter;
- h. speeltoestellen, bouwhoogte 5 meter;
- i. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 meter;
- j. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 meter; (oppervlakte maximaal 10 m2);
- k. geluidwerende voorzieningen, bouwhoogte maximaal 6 meter;
- l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 meter.
Artikel 7 Water
Link naar de toelichting op de bestemming 'Water' 3.2.5 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterberging;
- b. (extensief) recreatief medegebruik
met de daarbij behorende:
- c. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, steigers en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
- d. straatmeubilair en kunstobjecten;
- e. voet- en fietspaden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat:
- h. ligplaatsen voor (woon)schepen niet zijn toegestaan.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. kunstwerken: bouwhoogte 10 meter;
- b. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 meter;
- c. lichtmasten: bouwhoogte 9 meter;
- d. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 meter;
- e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 meter.
Artikel 8 Wonen - 2
Link naar de toelichting op de bestemming in 3.2.6 Wonen-2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
- b. tuinen en erven;
- c. groenvoorzieningen en water;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. toegangspaden, in- en uitritten;
- f. overige functioneel met 'Wonen - 2 'verbonden voorzieningen;
onder voorwaarde dat:
- g. op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte van de bewoners, waarbij ruimte voor minimaal twee parkeerplaatsen in stand moet worden gehouden. De garage wordt niet als parkeerplaats meegerekend.
- h. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige objecten zoals gedefinieerd volgens de Wet Geluidhinder (inclusief het Besluit Geluidhinder) niet meer mag bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeurswaarde volgens de Wet Geluidhinder danwel de verleende hogere waarde.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen en erfbebouwing) geldt dat
een bouwperceel mag worden bebouwd conform de bestaande situatie, met dien verstande dat:
- a. per bouwperceel ten hoogste één hoofdgebouw is toegestaan;
- b. de hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde erfbebouwing, vrijstaand dienen te worden gebouwd;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b. ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aaneen' het hoofdgebouw of de aangebouwde erfbebouwing aan één zijde mag worden aangebouwd aan een ander hoofdgebouw of daaraan gebouwde erfbebouwing;
- d. de afstand van het hoofdgebouw (hoofdgebouw en erfbebouwing) tot de kavelgrens aan de voorzijde minimaal 2 meter bedraagt;
- e. in afwijking van het bepaalde onder d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-afstand tot perceelsgrens' (sba-atp), de afstand van gebouwen (hoofdgebouw en erfbebouwing) tot de kavelgrens aan de voorzijde minimaal 5,5 meter bedraagt;
- f. de afstand van het hoofdgebouw en de aangebouwde erfbebouwing tot de zijerfgrens ten minste 2 meter dient te bedragen, met dien verstande dat bij 'twee-aaneen' gebouwde hoofdgebouwen het hoofdgebouw of aangebouwde erfbebouwing aan één in de zijerfafscheiding mag worden gebouwd;
- g. per bouwperceel ten hoogste 50% van de grond mag worden gebouwd;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- i. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 4 meter;
- j. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing is maximaal 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen niet daaronder begrepen, een en ander tot een maximale hoogte van 4 meter;
- k. in afwijking van de onder j. bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
- l. de goothoogte van vrijstaande erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 3 m.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:
- m. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 meter;
- n. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 meter;
- o. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken;
- a. van het bepaalde in artikel 8.2 onder d. en e. mits kan blijven voldaan aan hetgeen in artikel 8.1 onder g. is voorgeschreven;
- b. van het bepaalde in artikel 8.2 onder f. indien dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en mits kan blijven voldaan aan hetgeen in 8.2 onder b. en c. is voorgeschreven.
- c. van het bepaalde in artikel 8.2 onder h. ten behoeve van de bouw van windmolens mits:
- 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
- 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
- 3. de rotordiameter van de windmolens maximaal 2 m bedraagt.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en erfbebouwing mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- b. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 wvo, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 50% regeling;
- c. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
- e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- f. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- g. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- h. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
Link naar de toelichting op de bestemming 3.2.7 Bescherming archeologische waarden
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in het gebied.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
9.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 9.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- d. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
- 3. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
- 4. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
- 5. het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
- 6. het wijzigen van het waterpeil;
- 7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 9. het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.
- b. Het verbod als bedoeld in lid 9.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
- c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- d. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- e. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 2' wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Link naar de toelichting 3.3.2 Algemene regels
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Link naar de toelichting 3.3.2 Algemene regels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen
De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels en afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:
- a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan;
- b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.
11.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen
Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:
- a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 meter bedraagt, en
- b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Link naar de toelichting 3.3.2 Algemene regels
12.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen- tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bepalingen van het plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
- d. het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan op grond van de bepalingen van het plan minimaal is voorgeschreven.
12.2 Voorwaarden voor de afwijking
Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Link naar de toelichting 3.3.2 Algemene regels
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor een bouwkundige danwel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot;
Artikel 14 Overige Regels
Link naar de toelichting 3.3.2 Algemene regels
14.1 Overige regelingen en verordeningen
Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Link naar de toelichting 3.3.3 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 15.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
15.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Lid 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.5 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vogelhorst.
vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op 17 december 2015
de griffier, de voorzitter,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Bestemmingsplan Voor Vogelhorst
Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied en bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.
Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.
1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan
De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de geldigheidsduur van bestemmingsplannen een periode van 10 jaar bedraagt. Na afloop van deze periode dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld of een verlengingsbesluit te worden genomen. Het is ook mogelijk om een beheersverordening vast te stellen voor het gebied.
Een verlengingsbesluit of een beheersverordening komen niet in aanmerking omdat de verschillende geldende planologische regelingen verouderd zijn. Daarom is in het kader van de voorgeschreven actualisatieplicht een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Vogelhorst is een villawijk, gelegen in het zuidelijk deel van het stadsdeel Almere Hout nabij de golfbaan Almeerderhout en het groengebied van de boswachterij Almeerderhout.
Het gebied is te verdelen in twee gedeelten: 'Vogelhorst I' dat in de jaren '90 is gerealiseerd en Vogelhorst II, dat sinds 2008 in ontwikkeling is genomen.
Voor 'Vogelhorst I' gelden diverse wijzigingsplannen op basis van het bestemmingsplan 'Almere West en Oost' uit 1983. Deze plannen zijn aan actualisatie toe.
Voor het gebied 'Vogelhorst II', geldt een bestemmingsplan dat in 2007 is vastgesteld en in 2010 partieel is herzien. Alhoewel dit bestemmingsplan nog geen 10 jaar oud is wordt het gedeelte aan de zuidkant van de vijver waar woningen zijn gerealiseerd nu ook geactualiseerd.
Tevens wordt de strook die is gelegen tussen Vogelhorst en de Kievitsweg geactualiseerd omdat hier ook nog het bestemmingsplan 'Almere West en Oost' uit 1983 geldt.
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied bestaat uit twee delen. De begrenzing van het bestemmingsplan is als volgt:
Noord: de Watersnipweg en de golfbaan Almeerderhout voor wat betreft Vogelhorst I en de centraal gelegen vijver voor Vogelhorst II.
Oost: de Kievitsweg en het oostelijk daarvan gelegen gebied Oosterwold.
Zuid: de Vogelweg.
West: het gebied van de boswachterij Almeerderhout.
Begrenzing van het plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
In het plangebied van Vogelhorst geldt een aantal bestemmingsplannen. Hieronder is aangegeven wat de belangrijkste bestemming is en het jaar van inwerkingtreding van het plan.
Bestemmingsplan | Belangrijkste bestemming | In werking getreden |
1.Westrand woningbouw Almeerderhout | Woondoeleinden | 1990 |
2. Wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost | Woondoeleinden | 1990 |
3. Tweede wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost (vervangt gedeeltelijk het plan genoemd onder 2) | Woondoeleinden | 1992 |
4. Derde wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost | Woondoeleinden | 1994 |
5. Vierde wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost (vervangt gedeeltelijk het plan genoemd onder 4) | Woondoeleinden | 1996 |
6. Vijfde wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost | Woondoeleinden | 1997 |
7. Almere West en Oost | Agrarisch/Bos | 18-08-1983 |
8. Overvaart | Leidingenstraat | 23-11-1983 |
9. Villapark Vogelhorst II | Woongebied | 2008 |
10. Villapark Vogelhorst II, eerste partiële herziening | Woongebied | 2010 |
Begrenzing vigerende bestemmingsplannen
Het eerste gedeelte van 'Vogelhorst I': 'Westrand woningbouw Almeerderhout' is met een herziening van het bestemmingsplan ontwikkeld, de overige gedeelten zijn met wijzigingsplannen gerealiseerd.
Deze vijf wijzigingsplannen 'woningbouw Almeerderhout' die gelden voor 'Vogelhorst I' zijn wijzigingsplannen van het bestemmingsplan 'Almere West en Oost' uit 1983. Ze dienen in combinatie met dit 'moederplan' gelezen te worden.
Het bestemmingsplan Villapark Vogelhorst II wordt gedeeltelijk meegenomen in deze herziening.
Aangezien het niet de verwachting is dat het gebied aan de noordzijde van de vijver binnen de planperiode van 10 jaar zal worden verwezenlijkt, is dit gedeelte nu niet meegenomen en zal hier op een later tijdstip een actualisatie van het bestemmingsplan plaatsvinden.
Behalve bovenstaande plannen zijn er ook nog twee snippers van de bestemmingsplannen 'Overvaart ' en 'Almere West en Oost' die in het nieuwe bestemmingsplan voor Vogelhorst worden meegenomen omdat er anders geen actueel bestemmingsplan geldt.
Tenslotte wordt in dit bestemmingsplan een strook meegenomen aan de oostkant van het plangebied tussen de bebouwing van Vogelhorst en de Kievitsweg.
Hiermee grenst het nieuwe bestemmingsplan voor Vogelhorst aan het plangebied Oosterwold waarvoor in 2012 de Structuurvisie Oosterwold is vastgesteld.
1.5 Leeswijzer
Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Karakteristieken Plangebied
Wonen
Vogelhorst is een villapark gelegen in de bosrijke omgeving van de boswachterij Almeerderhout.
Het meest voorkomende woningtype is de vrijstaande woning en de twee onder een kap woning.
Het westelijk deel dat bekend staat als Vogelhorst I is in fasen in de jaren '90 van de vorige eeuw gerealiseerd. Het stedenbouwkundig ontwerp van dit deel is eenvoudig van opzet.
De structuur van het plan wordt gekarakteriseerd door een ontsluitingsweg, de Nachtegaallaan, loodrecht op de Watersnipweg. Aan weerszijden van de Nachtegaallaan zijn licht gebogen straatjes aangelegd met aan weerszijden ruime kavels voor vrijstaande villa's. In een latere fase zijn hier ook twee onder een kapwoningen gerealiseerd.
De sfeer van het gebied is landelijk en exclusief. Daarom werden in het westelijk deel woningen met een overwegend lage goothoogte toegestaan en werd in sommige situaties ook de dakhelling voorgeschreven.
Kenmerkend voor het plan zijn de houtwallen en bossingels, de clustering van woningen onder één architectuur, de gebogen buurt straten en de parkachtige inrichting van het gebied.
houtwallen westzijde Nachtegaallaan
houtwallen oostzijde Nachtegaallaan
Door de verkaveling in Vogelhorst I met woningen aan weerszijden van straatjes grenzen de achtertuinen met de achterzijde aan mekaar.
Vanwege het gewenste parkachtige en landelijke karakter zijn deze achtertuinen gescheiden door bossingels en houtwallen. Deze houtwallen zijn in de huidig geldende bestemmingsplannen geen onderdeel van de 'Woondoeleinden' bestemming maar hebben een 'Groendoeleinden' bestemming. Ze behoorde in eerste instantie ook niet tot de kavels maar waren openbaar gebied.
In de loop van de tijd zijn in verschillende gedeelten van het gebied deze houtwallen uitgegeven aan de bewoners maar de bestemming is niet gewijzigd hetgeen betekent dat er geen erfbebouwing mag worden opgericht en dat de bestemming 'Groendoeleinden' moet worden gehandhaafd.
In latere fasen in het plangebied zijn de houtwallen in mandeligheid uitgegeven.
In de hiervoor afgesloten contracten is ook privaatrechtelijk vastgelegd dat deze gronden niet mogen worden bebouwd.
In paragraaf 3.2.3 Groen-2 is een toelichting op de bestemmingsregeling van deze gronden opgenomen.
Het oostelijk deel (Vogelhorst II) wordt sinds 2008 ontwikkeld. Hier wordt de mogelijkheid geboden om woningen in particulier opdrachtgeverschap te bouwen.
In het zuidelijk deel van Vogelhorst dat nu in dit bestemmingsplan wordt meegenomen zijn geen houtwallen opgenomen zoals in het hierboven omschreven gedeelte van Vogelhorst. Het toegestane woningtype is vrijstaand en twee onder een kap.
De geldende bouwregels voor dit gedeelte zijn recenter tot stand gekomen dan de regels voor het westelijk deel van Vogelhorst Het streven naar clustering van woningen onder één architectuur is hier losgelaten, aangezien dit meer recht doet aan het particulier opdrachtgeverschap dat de gemeente sinds een aantal jaar mogelijk maakt.
Ook is de vormgeving van de woningen hier vrijer, er is geen goothoogte meer voorgeschreven maar slechts een maximale bouwhoogte van 12 meter. Er zijn wel eisen gesteld aan de omvang van kavels en de positie van de bebouwing op de kavel.
Er worden geen openbare parkeerplaatsen aangelegd, vandaar dat de regel geldt dat er minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen erf moeten worden aangelegd.
Voor de uitgifte van de gronden hier zijn kavelpaspoorten opgesteld.
Het gaat om 3 typen kavels:
- 1. Ik bouw aan de hoofdlaan (de centraal gelegen Zilvermeeuwlaan).
- 2. Ik bouw aan een zijlaan (de zijlanen zonder doorgaand verkeer)
- 3. Ik bouw aan de waterkant (bouwen aan een van de waterpartijen)
De bouwregels in deze kavelpaspoorten zijn voor het bestemmingsplan 'Vogelhorst II', uitgangspunt. Zie voor een toelichting hetgeen in paragraaf 3.2.6 Wonen-2 is opgenomen.
Vogelhorst II gezien vanaf de Vogelweg.
In het gebied van Vogelhorst II is de archeologische vindplaats De Bult gelegen. Dit is een vindplaats die in de toptien locaties van de provincie is opgenomen. Deze locatie die grenst aan de vijver en de Pauwlaan is onbebouwd en dient ook in de toekomst onbebouwd te blijven.
de ligging van de archeologische vindplaats
Werken en voorzieningen
In het plangebied zijn veel 'bedrijven aan huis', gevestigd. Hiervoor heeft de gemeente het volgende beleid vastgesteld:
De zogenaamde vrije beroepen die van oudsher reeds gevestigd zijn in woningen zoals huisarts, notaris, tandarts en accountant zijn in principe toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft.
De gemeente heeft in haar beleid de lijst van de toegestane vrije beroepen uitgebreid met toegestane bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook hiervoor geldt dat de woonfunctie intact moet blijven en dat door het gebruik van de woning geen onevenredige inbreuk wordt veroorzaakt op de woonomgeving.
Sinds 2012 is het tevens toegestaan om -onder voorwaarden- 25 m2 van de woning te gebruiken voor al dan niet internet gerelateerde detailhandelsactiviteiten.
Voor een uitgebreide omschrijving van het beleid wordt verwezen naar paragraaf 3.2.6 Wonen-2 waarin het toegestane gebruik van woningen nader wordt toegelicht.
In het plangebied wordt de begane grond van de woning Koekoeklaan 2 gebruikt als multifunctionele ruimte door de bewonersgroep Om-Shanti uit Vogelhorst. Voorwaarde voor dit gebruik is dat de woonfunctie en het gebruik als woning in tact blijft. Voor dit pand zal dus ook in het nieuwe bestemmingsplan de 'Woonbestemming' gehandhaafd worden.
Voorzieningen, zoals scholen, winkels, kinderdagverblijven of gezondheidscentra zijn niet in het plangebied aanwezig. De bewoners van Vogelhorst zijn aangewezen op de voorzieningen in Almere Haven of Almere Buiten. Met de ontwikkeling van Nobelhorst, aan de noordzijde van de golfbaan, worden er aanzienlijk dichterbij voorzieningen zoals scholen en winkels, gerealiseerd.
Openbare ruimte
De huidige verkeersstructuur blijft ongewijzigd en wordt als zodanig in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.
Ook de groen/blauw structuur blijft ongewijzigd en de bestaande Jongeren Ontmoetingsplek (JOP) op het grasveld nabij de Torenvalklaan blijft gehandhaafd.
centrale groene ruimte met JOP
entree Nachtegaallaan vanaf de Vogelweg.
2.2 Nieuwe Ontwikkelingen
In het plangebied zelf zijn geen nieuwe ontwikkelingen.
In de omgeving van het plangebied zijn wel nieuwe ontwikkelingen.
In de omgeving van Vogelhorst wordt de wijk Nobelhorst -ten noorden van de golfbaan- ontwikkeld. Dit wordt een volwaardig stadsdorp met voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg en winkels.
Voor het overige deel van Almere Hout geldt sinds 2013 de 'Intergemeentelijke structuurvisie Oosterwold' die is vastgesteld voor het overige gedeelte van Almere Hout. Hier wordt een stedenbouwkundig organische groei voorzien in samenwerking met de gemeente Zeewolde. De raad van Zeewolde heeft de visie op 27 juni 2013 vastgesteld en de raad van Almere op 4 juli 2013. Het plangebied van Oosterwold wordt hieronder met een rode lijn aangegeven.
Figuur 3 plangebied Oosterwold
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.
3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Opzet van de planregels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:
- in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
- hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
- in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
- hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.
Flexibiliteitsbepalingen
In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.
Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.
Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.
3.2 Bestemmingen
In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen in alfabetische volgorde opgenomen:
3.2.1 Agrarisch
Toelichting op Artikel 3 Agrarisch.
Voor de strook die grenst aan de Kievitsweg is de agrarische bestemming vastgelegd conform de huidige bestemming en het gebruik van deze gronden. De huidige opstallen op de hoek van de Watersnipweg en de Kievitsweg zijn op de verbeelding en in deze regels vastgelegd. Voor het overige zijn geen gebouwen -dus ook geen woningen- toegestaan, maar wel bouwwerken die over het algemeen benodigd zijn voor de agrarische bestemming.
In het huidige bestemmingsplan 'Almere West en Oost', is voor deze strook ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de realisering van stedelijke ontwikkelingen. Omdat er momenteel geen concrete plannen zijn voor realisering van deze stedelijke ontwikkelingen is de wijzigingsbevoegdheid niet overgenomen.
Dit laat echter onverlet dat de raad op termijn, indien de plannen voor de transformatie van de strook langs de Kievitsweg concreet en gewenst zijn, het bestemmingsplan voor deze strook kan aanpassen.
Hiervoor is dan een herziening van het bestemmingsplan 'Vogelhorst' nodig dat volgens de dan geldende regels in procedure zal worden gebracht, waarbij de belanghebbenden de gelegenheid krijgen in te spreken en zienswijzen in te dienen.
3.2.2 Groen-1
Toelichting op Artikel 4 Groen-1.
Deze bestemming is opgenomen voor het openbaar groen in de wijk. Dit zijn de stroken langs de lanen en het groen dat de wijk omringd. Verder is deze bestemming opgenomen voor de centrale groene ruimte bij de Torenvalklaan en de archeologische vindplaats tussen de vijver en de Pauwlaan. De vindplaats heeft ter bescherming van het gebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Op dit plantsoen is een Jongeren Ontmoetings Plaats gerealiseerd. Deze was in het huidige bestemmingsplan reeds mogelijk gemaakt en wordt ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.
In 4.5 Wijzigingsbevoegdheid is de mogelijkheid opgenomen indien openbare grond wordt verkocht voor tuinvergroting deze gronden te kunnen wijzigen in de bestemming Wonen-2, danwel de bestemming Groen-2, afhankelijk van de ligging van de gronden.
3.2.3 Groen-2
Toelichting op Artikel 5 Groen-2.
Er is in dit bestemmingsplan onderscheid gemaakt tussen het openbaar groen waarvoor Artikel 4Groen-1 geldt en het privé groen in V, dat een afscheidinbg vormtaan bewoners is verkocht dan wel in mandeligheid is uitgegeven, waarvoor in Artikel 5 Groen-2 regels zijn opgenomen.
De hoofdregel is dat de gronden met de bestemming Groen-2 onbebouwd dienen te blijven vanwege de op deze gronden aanwezige hout- en boswallen die als een natuurlijke erfafscheiding tussen de percelen fungeren.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het instandhouden van de hout- en boswallen ook van belang om het groene karakter van de wijk te waarborgen.
Het wordt dan ook in strijd met de bestemming geacht om de hout- en boswallen te verwijderen. Dit wordt in artikel 5.3 Specifieke gebruiksregels voorgeschreven.
3.2.4 Verkeer- Verblijfsgebied
Toelichting op Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied.
De bestemming geldt voor de woonstraten en de ontsluitingsweg van de buurt, de Nachtegaallaan. Het is een flexibele bestemming waarbinnen zowel de wegen, als voet fietspaden, groen- en parkeervoorzieningen mogelijk zijn.
Hierbij wordt wel opgemerkt dat de gemeente in principe geen parkeervoorzieningen realiseert in de wijk en dat het de bedoeling is dat op eigen terrein wordt geparkeerd.
3.2.5 Water
Toelichting op Artikel 7 Water.
Deze bestemming geldt voor het water in de wijk en heeft een bestemming voor waterberging alsmede een recreatieve bestemming.
Binnen deze bestemming zijn de bij het water behorende bouwwerken zoals bruggen en duikers en steigers mogelijk.
Er is expliciet opgenomen dat ligplaatsen voor (woon)schepen niet zijn toegestaan.
3.2.6 Wonen-2
Toelichting op Artikel 8 Wonen - 2.
In de Almeerse bestemmingsplannen wordt een onderscheid gemaakt tussen de bestemming voor vrijstaande- en twee onder een kapwoningen (bestemming 'Wonen-2') en woningen in een rij (bestemming 'Wonen-1'). Het onderscheid zit met name in het verschil in bouwregels voor de verschillende typen woningen.
Aangezien in Vogelhorst alleen vrijstaande- en twee onder een kapwoningen voorkomen geldt hier de bestemming 'Wonen-2'.
Binnen deze bestemming is niet alleen het wonen toegestaan, maar ook de uitoefening van de 'vrije beroepen', de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
Vrije beroepen
Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. zijn altijd binnen de woonbestemming toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft.
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten
Deze vrije beroepen zijn uitgebreid met toegestane aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Hierbij moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in de onderstaande lijst.
Deze lijst is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.
Omschrijving | Voorwaarden/toelichting |
Vrije beroepen | bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant |
Uitgeverijen | Kantoren |
Grafische afwerking | |
Reproductiebedrijven opgenomen media | |
Vervaardiging van sieraden e.d. | |
Reparatie t.b.v. particulieren | bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder |
Reisorganisaties | |
Verzekeringsbedrijf/kantoor | |
Verhuur van en handel in onroerend goed | |
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | |
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | |
Hoveniersbedrijven | Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn |
Meubel- en woningstoffeerderijen | |
Cursussen | |
Workshops | |
Internetbedrijven / e-commerce | Max 25 m2 w.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt |
Kantoor algemeen | |
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures | |
Bed&breakfast | Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn 5 gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen. |
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven | Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie |
Wassalons en wasserettes | Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding |
Kappers | |
Detailhandel | Maximaal 25 m2 w.v.o. |
Buiten de hierboven genoemde gevallen | Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten |
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in Artikel 8 Wonen - 2 onder 8.4 Specifiekegebruiksregels.
Detailhandel in de woning
Op grond van de Nota detailhandel 2012 is detailhandel in een woning onder de volgende voorwaarden toegestaan:
- De winkelruimte is zeer kleinschalig in omvang: maximaal 25 m2 wvo.
- De winkelruimte voldoet aan de normen van wet- en regelgeving, zoals op het gebied van (brand)veiligheid, bouw, reclame-uitingen en milieu (milieucategorie 1).
- Het bedrijf staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Detailhandelsbedrijven in levensmiddelen zijn tevens verplicht zich te registreren bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
- De aanvrager toont aan dat de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de winkel niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de te vestigen winkel.
- Het karakter van een woonstraat in een woonwijk moet na de vestiging van de detailhandel behouden blijven.
- Er zijn voldoende parkeerfaciliteiten.
- De activiteit wordt door de bewoner zelf uitgeoefend.
- Horeca wordt niet toegestaan.
Deze voorwaarden zijn verwerkt in de regeling voor aan-huis-verbonden beroepen, bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel onder 8.4 Specifieke gebruiksregels van Artikel 8 Wonen - 2.
Bouwregels
De bouwregels zijn opgenomen in 8.2 Bouwregels. De eerder geldende bouwregels uit de verschillende planologische regelingen zijn hier samengebracht en daar waar mogelijk en nodig, aangepast aan de standaard regeling die in geheel Almere geldt voor vrijstaande- en twee onder een kapwoningen.
Er is bepaald dat kan worden gebouwd volgens de 'bestaande situatie', dit is bijvoorbeeld de situatie volgens een afgegeven kavelpaspoort. In het gebied Vogelhorst II zijn namelijk kavelpaspoorten afgegeven. Daarnaast moet worden voldaan aan de bouwregels zoals opgenomen in artikel 8.2. Bij een conflict tussen het bouwregels van bestemmingsplan en de bouwregels in het afgegeven kavelpaspoort, zijn de regels van het bestemmingsplan beslissend.
De belangrijkste regelingen zijn dat maximaal 50% van de kavel bebouwd mag worden en dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, gerekend vanaf het hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen, maar 2 meter mag zijn.
De huidige regeling dat de afstand van gebouwen (hoofdgebouw en erfbebouwing) tot de kavelgrens aan de voorzijde minimaal 2 meter mag bedragen, is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
Er is geen bestemming 'tuin' opgenomen aan de voorzijde van de woningen, deze komt ook niet voor in de huidige planologische regelingen en is ook niet nodig omdat door de bovengenoemde bepaling wordt voorkomen dat de bebouwing zodanig dicht bij de woonstraat wordt gerealiseerd dat er geen ruimte meer zou zijn om de auto's op het eigen perceel te parkeren.
Er geldt een algemene bouwhoogte van 9 meter (Vogelhorst I) danwel 12 meter (Vogelhorst II) en geen goothoogte meer zoals in de oude planologische regelingen.
Er is een mogelijkheid opgenomen om te kunnen afwijken van de voorgeschreven afstanden die moeten worden aangehouden aan de voorzijde onder voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid overblijft. Ook mag worden afgeweken van de voorgeschreven afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mits dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het principe van de vrijstaande woning, danwel twee-onder een kap woning blijft gehandhaafd. Tenslotte mag de maximaal toegestane bouwhoogte ten behoeve van de plaatsing van windmolens op of aan de woning met een maximale rotordiameter van 2 meter worden overschreden. Vrijstaande windmolens zijn niet mogelijk.
Voor de plaatsing van zonnepanelen is over het algemeen geen omgevingsvergunning nodig en deze kunnen over het algemeen worden gerealiseerd binnen de voorgeschreven maximale bouwhoogten.
Op grond van het beleid ten aanzien van woninguitbreidingen (Beleidsnota kleine bouw 2008 (vastgesteld door college van B&W op 21 april 2009, partiële herziening vastgesteld op 31 augustus 2010) mogen de woningen aan de achterzijde met 4 meter worden uitgebreid en over een bouwlaag. Zie voor een samenvatting van de Beleidsnota Bijlage 1 Beleidskader onder 3.1 Ruimtelijke ontwikkeling, die bij de toelichting van dit bestemmingsplan is gevoegd
Behalve de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan is toegelaten zijn ook vergunningvrije bouwwerken, op grond van de`Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) in het achtererfgebied mogelijk. Sinds november 2014 zijn de vergunningvrije bouwwerken uitgebreid met de 'mantelzorgwoning'. Voor de actuele bouwmogelijkheden wordt verwezen naar www.omgevingssloket.nl. Hier kan een vergunningcheck worden gedaan.
3.2.7 Bescherming archeologische waarden
Voor de bescherming van de archeologische vindplaats De Bult is Artikel 9 Waarde - Archeologie 2 opgenomen.
Voor deze gronden geldt een bouwverbod. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
Ten behoeve van samenvallende bestemming Groen-1 mogen hier geen bouwwerken worden gebouwd. Hieraan is een afwijkingsbevoedheid gekoppeld onder voorwaarden dat de archeologische waarden zeker zijn gesteld en niet worden geschaad.
Tenslotte is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 2' wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.
3.3 Overige Regels
3.3.1 Inleidende regels
Begripsbepalingen
In Artikel 1 Begrippen zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.
Wijze van meten
In Artikel 2 Wijze van meten is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.
3.3.2 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
In artikel 10 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
Overschrijding grenzen
In artikel11 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.
Ondergeschikte bouwonderdelen op daken
In artikel 11 is ook regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.
Afwijkingsregels
In artikel 12 zijn drie afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:
- het afwijken van maten (maximaal 10 %);
- het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
- het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen.
De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Wijzigingsregels
In artikel 13 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.
Overige regelingen
In artikel 14 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
3.3.3 Overgangs- en slotregels
In artikel 15 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
In artikel 16 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. Ook worden daar beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn niet in onderstaande tabel opgenomen.
Beleidsdocument | Beleidsuitgangspunt | Vertaling in het bestemmingsplan |
Rijksbeleid | ||
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) | Ladder voor duurzame verstedelijking | Consolidatieplan, geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen |
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012) | Radarverstoringsgebieden | Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines |
Provinciaal en Regionaal beleid | ||
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008) | Archeologisch aandachtsgebied | Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 2 voor vindplaats De Bult zoals aangegeven op de laatst vastgestelde versie van de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA). |
Gemeentelijk Beleid | ||
Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 | Vijf ambities, waaronder het realiseren van meer differentiatie in woonmilieus | Met Vogelhorst is een woonmilieu toegevoegd. |
Welstandsnota 2014 | De woongebieden en bedrijventerreinen zijn welstandsvrij met uitzondering van de in de nota benoemde gedeelten. | Vogelhorst is welstandsvrij |
Beleidsnota kleine bouw | Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. | Toetsingskader uit de nota overnemen in de woonbestemming. |
Masten en antennes t.b.v. mobile telefonie | Plaatsing van masten is niet mogelijk in woonwijken. | Gen mogelijkheid opnemen voor het plaatsen van zendmasten. |
Beleidslijn tuinvergrotingen | Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. | In Vogelhorst hebben in het verleden additionele grondverkopen plaatsgevonden. De bestemming 'groendoeleinden' blijft voor deze gronden gehandhaafd. |
Prostitutiebeleid Almere | Vestigingsbeleid seksinrichtingen | Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen. |
Coffeeshopbeleid gemeente Almere | Vestigingsbeleid coffeeshops | Geen mogelijkheid opnemen voor een coffeeshop. |
Nota Mobiliteitsplan Almere | Hoofdkeuzes op het gebied van verkeer en vervoer | Geen wijzigingen in het verkeerssysteem. |
Werken in de wijk | Levendige wijken waar ook gewerkt kan worden. | Beroep en bedrijf, alsmede detailhandel toestaan in de woning. |
Waterplan Almere | Het waterplan biedt een kader voor de samenwerking tussen gemeente en waterschap | Bij wijzigingen in het watersysteem het waterschap betrekken. |
Kleur aan Groen | Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere | Het plangebied wordt omringd door het groen/blauwe raamwerk. |
Ecologisch masterplan | Ecologisch beleid | Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de in het masterplan benoemde en begrensde brongebieden en ecologische verbindingen. Wel vormt het openbaar en particulier groen de belangrijke “haarvaten” van het ecologische systeem.” |
Vuurwerknota | Vuurwerkopslag en -verkoop kan uitsluitend plaatsvinden in winkelcentra (zonder woningen erboven) en op bedrijventerreinen | Geen vuurwerkopslag en -verkoop toestaan |
Archeologienota | Voor binnendijkse gebieden: Behoud van een representatieve steekproef van archeologische waarden uit de steentijd. Dit vertaalt zich in een onderzoeksplicht in selectiegebieden voor bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm (ten opzichte van het maaiveld) | Archeologisch onderzoek is afgerond. Het gebied is vrijgegeven met uitzondering van vindplaats De Bult. |
Archeologieverordening | Bescherming archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden overeenkomstig de verordening. | Het terrein van vindplaats De Bult wordt beschermd door dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' |
Hoofdstuk 5 Omgevingstoets
Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
5.1 Mer-beoordeling
Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).
Aangezien het hier om een actualisatieplan gaat waarin de bestaande bebouwing en het gebruik worden vastgelegd is een mer niet aan de orde.
5.2 Geluid
Algemeen
Volgens de Wet geluidhinder hebben bepaalde industrieterreinen, inrichtingen en/of (spoor)wegen een geluidszone. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied afgebakend waarbinnen regels van de Wet geluidhinder van kracht zijn. De Wet geluidhinder geldt alleen binnen deze geluidzones. Een akoestisch onderzoek richt zich dan ook altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen deze geluidszone zijn gesitueerd. In het plangebied van het bestemmingsplan Vogelhorst liggen alleen zones vanwege wegen.
Het bestemmingsplan is een zo flexibel mogelijk bestemmingsplan, ook ten aanzien van geluid. Dit betekent dat het plan slechts in grote lijnen aangeeft wat waar zal worden gerealiseerd. Hierdoor is ook niet exact aan te geven waar de woningen zullen worden gerealiseerd.
Wegverkeerlawaai
In het bestemmingsplan wordt voor het gebied van Vogelhorst I de bestaande situatie vastgelegd. Voor dit deel van het plangebied is geen nieuw geluidsonderzoek nodig omdat het volledig is ontwikkeld. Voor het gedeelte van Vogelhorst II waar nog geen woningen zijn gerealiseerd is sprake van een nieuwe situatie op grond van de Wet Geluidhinder. In deze situatie moet een onderzoek plaatsvinden naar de toekomstige situatie waarbij op grond van de Wet geluidhinder minimaal 10 jaar vooruit moet worden gekeken. Het akoestisch onderzoek voor het huidige bestemmingsplan Vogelhorst II voldoet niet aan die eis. In dat onderzoek is de geluidsbelasting bepaald voor het jaar 2020.
In het bestemmingsplan “Vogelhorst” is voor de woningen gelegen langs de Vogelweg in eerste instantie door de Provincie goedkeuring onthouden in verband met te hoge geluidbelasting. In het akoestisch onderzoek (2010) behorende bij bestemmingsplan “Villapark Vogelhorst II, eerste partiële herziening” zijn maatregelen aan de geluidsbron en in de overdracht onderzocht. Uit dit akoestisch onderzoek bleek dat destijds voldaan kon worden aan de eisen uit de Wet geluidhinder door gebruik te maken van een geluidwal met scherm of door gebruik te maken van geluidsreducerend asfalt. De voorkeur van zowel de gemeente Almere als de provincie Flevoland ging uit naar het aanbrengen van geluidsreducerend asfalt over een lengte van 535 meter (gemeten vanaf 70 meter uit de kruising van de Kievitsweg). Deze maatregel is dan ook gerealiseerd.
In het akoestisch onderzoek dat behoort bij de actualisatie van het bestemmingsplan Vogelhorst (“Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Vogelhorst”, van 30 maart 2015, kenmerk DSO/Ruimte/2015/AO002, versie 1.0, zoals opgenomen in Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Vogelhorst) is hiermee rekening gehouden en ook met nieuwe aangepaste verkeerscijfers voor het planjaar 2025. De geluidbelasting in het gebied waar nog geen woningen zijn gerealiseerd is in het akoestisch onderzoek aangegeven door middel van poldercontouren.
Voor Vogelhorst II zijn de Vogelweg en de Kievitsweg de relevante wegen.
Vogelweg
Uit het onderzoek blijkt dat vanwege de Vogelweg de voorkeurswaarde van 48 dB als bedoeld in artikel 82 van de Wet geluidhinder wordt overschreden. Het ten hoogst toegestane geluidsniveau waarvoor het college van B&W een hogere waarde kan vaststellen bedraagt 53 dB. De geluidbelasting in het betreffende gebied overschrijdt deze maximale ontheffingswaarde niet. In onderstaande figuur zijn de contouren van de Vogelweg in 2025 op een waarneemhoogte 10 m weergegeven.
Vanwege de overschrijding van de voorkeurswaarde is onderzocht of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting afkomstig van de Vogelweg te beperken.
Omdat de Vogelweg al is voorzien van een geluidsreducerend asfalt zijn verdere bronmaatregelen niet mogelijk. Maatregelen in de overdracht in de vorm van een wal of scherm zijn niet mogelijk vanwege een leidingtracé dan wel vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst.
Er wordt een hogere waarde van 50 dB vastgesteld voor het in onderstaande oranje gekleurde gebied binnen de gestreepte lijn.
Kievitsweg
In onderstaande figuur zijn de geluidcontouren vanwege de Kievitsweg weergegeven. De contour
van de voorkeurswaarde van 48 dB ligt buiten de kavels waar woningen mogelijk worden gemaakt.
Wijzigingsbevoegdheid
De strook aan de oostkant van het plangebied tussen de bebouwing van Vogelhorst en de Kievitsweg heeft in het huidige plan 'Almere West en Oost' uit 1983 een bestemming voor 'agrarische doeleinden en bos' met een wijzigingsbevoegdheid voor stedelijke ontwikkelingen op basis van het bestemmingsplan 'Almere West en Oost'.
Deze wijzigingsbevoegdheid is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan waardoor (toekomstig) gebruik ten behoeve van wonen, werken en voorzieningen mogelijk wordt.
Aangezien de strook grond binnen de invloedssfeer van de Kievitsweg en de Vogelweg, waarvan de Provincie de beheerder is, is gelegen is in de regels Artikel 3 Agrarisch ten aanzien van geluidgevoelige bestemmingen die mogelijk op grond van de wijzigingsbevoegdheid kunnen worden gerealiseerd bepaald dat de (gevel)belasting van geluidgevoelige bestemmingen zoals gedefinieerd volgens de Wet Geluidhinder (inclusief het Besluit Geluidhinder) niet meer mag bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet Geluidhinder (zie Akoestisch Onderzoek Vogelhorst).
Het 'ontwerp besluit hogere waarden' wordt tegelijktijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Er kunnen zienswijzen worden ingediend door belanghebbenden.
Het akoestisch onderzoek en het ontwerp verzoek hogere waarden is in Bijlage 4 AkoestischOnderzoek Vogelhorst en Bijlage 5 Besluit Wet Geluidhinder bijgevoegd.
Vliegtuiglawaai
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft op 1 november 2014 het Luchthavenbesluit voor de uitbreiding van de luchthaven Lelystad Airport genomen.
De algemene normen voor vliegtuiglawaai zijn opgenomen in de Wet Luchtvaart en de daaraan gekoppelde besluiten.
Ruimtelijk-juridisch zijn de 70, 56 en 48 dB(A) Lden-contouren relevant. Deze contouren komen niet voor boven het grondgebied van Almere.
5.3 Luchtkwaliteit/geur
Luchtkwaliteit
In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer worden normen gesteld aan de luchtkwaliteit wat betreft een zestal stoffen. Voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood geldt dat overschrijding daarvan in Nederland nauwelijks valt te verwachten. De norm voor stikstofdioxide (NO2) wordt in Nederland met name in de directe omgeving van drukke (snel)wegen overschreden. De norm voor fijn stof (PM10) wordt eveneens op diverse locaties overschreden.
In de Wet milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan, de gevolgen voor de luchtkwaliteit moeten worden onderzocht. De gevolgen hangen direct samen met de eventuele verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.
Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' aangetast wordt.
Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. 'Niet in betekende mate' is sinds de inwerkingtreding van het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.
In de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekende mate'. De bijlage geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen.
Voor woningbouw geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto. Het programma voor woningen in Vogelhorst II is aanzienlijk lager dan 1.500 woningen.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen in Vogelhorst II niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dat wil zeggen dat het geen bijdrage levert aan een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit in de directe omgeving. Er hoeft geen onderzoek en verdere toetsing aan de normen uit de Wet milieubeheer plaats te vinden.
Geur
Het plangebied ligt buiten de vergunde geurcontour voor gevoelige bestemmingen zoals woningen, van de afvalstortlocatie Braambergen.
Het aspect geur speelt daarom geen rol in het bestemmingsplan. Zie Bijlage 2 Geur
5.4 Externe Veiligheid
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een quickscan uitgevoerd (zie Bijlage 3 Externe Veiligheid).
De conclusies zijn als volgt:
Het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers (= plaatsgebonden risico) speelt geen rol bij dit bestemmingsplan. De relevante risicobronnen liggen buiten het plangebied en hebben hier geen effect op.
De verantwoordingsplicht met betrekking tot externe veiligheid is van toepassing voor onderstaande risicobronnen volgens de 'verantwoordingselementen' in onderstaande tabel.
Risicobron | Verantwoording groepsrisico (inclusief groepsrisico bepaling) | Verantwoording rampenbestrijding/- zelfredzaamheid | Verantwoording plasbrand aandachtsgebied (PAG) | Toelichting |
Spoor | Nee | Ja | Nee | Plangebied geheel buiten PAG en buiten 200 m. Bij incident toxische belasting in gehele plangebied mogelijk. |
De brandweer Flevoland wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de zelfredzaamheid van personen en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.
5.5 Functiemenging En Milieuzonering
Aangezien het hier om een woonwijk gaat waar geen bedrijven zijn gevestigd, anders dan de in de woningen toegestane bedrijfsmatige activiteiten, is milieuzonering niet aan de orde.
In de strook langs de Kievitsweg kunnen in de toekomst mogelijk -na wijziging van het bestemmingsplan- bedrijven worden gevestigd. Het gaat hier om een gebied waar bewust functiemenging van woningbouw met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid wordt nagestreefd. Hier worden bedrijven toegelaten die aanpandig en in de nabijheid van woningen kunnen worden gevestigd. Zie voor een toelichting op de hier toegelaten bedrijven hetgeen in 3.2.1 Agrarisch is opgenomen.
5.6 Kabels En Leidingen
Algemeen
Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen, gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatieverbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd.
In dit plangebied is geen stadsverwarming aanwezig.
Hoofdtransportleidingen
De hoofdtransportleidingen zijn gelegen in de leidingenstraat die langs de Hoge Vaart is gelegen. Deze straat heeft een beschermde status. In het plangebied zelf zijn geen hoofdtransportleidingen gelegen.
In het plangebied zelf bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.
5.7 Ecologie
Ecologische structuur
Het meest nabijgelegen EHS-gebied is op 300 meter afstand gelegen en wordt van de bebouwing afgescheiden door bospercelen aan weerszijde van de Leeuwerikweg en de Hoge Vaart. Gezien deze zonering kan – mede gezien ook de aard van de bebouwing - op voorhand een effect op de Ecologische Hoofdstructuur worden uitgesloten.
Gebiedsbescherming
Dit geldt ook voor Natura 2000. Het meest nabijgelegen gebied is het “Gooimeer-zuidoever-Eemmeer”. Het plangebied heeft geen ecologische relatie met dit – of enig ander – Natura 2000-gebied. Daarmee is de Natuurbeschermingswet niet in het geding.
Soortbescherming
Uit de Flora- en fauna inventarisatie komen ook geen belemmeringen naar voren. Het nu bewoonde gebied blijkt rijk aan vleermuizen te zijn (zowel in aantal als in soorten). Deze zwaar beschermde soorten voelen zich goed thuis in dergelijke lommerrijke wijken.
Boswet
In 2013 is de komgrens inzake de Boswet aangepast. Het gehele plangebied is daarmee als Bebouwde Kom aangemerkt. Dit betekent dat eventuele vellingen niet tevoren hoeven worden aangemeld en dat er geen herplantplicht geldt.
5.8 Waterparagraaf
In het woongebied van Vogelhorst I worden geen veranderingen of nieuwe ontwikkelingen voorzien.
Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen in de strook langs de Kievitsweg dient het watersysteem van Almere Hout wat kwantiteit en kwaliteit betreft, gegeven het "Stand- Still" principe, te verbeteren en in ieder geval niet te verslechteren.
Om negatieve effecten van bijvoorbeeld een (substantiële) toename aan extra verharding op het watersysteem van Almere Hout te voorkomen, dient er conform de Keur ("Compensatie toename verharding en versnelde afvoer"), rekening gehouden te worden met een vergroting van de capaciteit van het watersysteem. Immers door het vergroten van de hoeveelheid waterberging worden peilstijgingen in de waterpartijen en ook de piekafvoer verminderd in plaats van vergroot.
5.9 Bodemkwaliteit
Voor de ontwikkeling van de strook langs de Kievitsweg is gelegen dient ook de bodemkwaliteit te worden beschouwd.
Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.
Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven.
Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat.
In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.
Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
Cultuurhistorische waarden is de verzamelnaam voor het geheel aan waarden die een historische en menselijke oorsprong hebben. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen historisch-geografische waarden, (steden)bouwkundige waarden en archeologische waarden worden onderscheiden.
5.10.1 Historisch-geografische en (steden)bouwkundige waarden
In het plangebied Vogelhorst zijn geen beschermde monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er zijn bovendien geen waardevolle historisch-geografische of stedenbouwkundige structuren onderscheiden die in de toekomst een waardevolle rol zouden kunnen spelen als elementen in de bebouwde omgeving. Ook zijn er geen potentiële gebouwde of groene monumenten bekend.
5.10.2 Archeologische waarden
5.11 Radarverstoringsgebied
Radars voor militaire luchtvaart
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven dat op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing is (zie Hoofdstuk 1 Rijksbeleid vanBijlage 1Beleidskader ). Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt.
Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.
LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.
Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van CNS apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).
In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines en deze komen in het plangebied van Vogelhorst niet voor.
5.12 Overig
Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:
- trillingen
- geurhinder
- ammoniak en veehouderij
- energie
- windhinder
- bezonning
- uitzicht.
Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Vogelhorst I is reeds helemaal ontwikkeld, hier is de grondexploitatie gesloten.
De gronden langs de Kievitsweg zijn eigendom van Staatsbosbeheer/RVOB/Waterschap. Aangezien er geen directe bouwbestemming voor deze strook wordt vastgelegd in het bestemmingsplan, maar pas mogelijk wordt gemaakt na wijziging van het bestemmingsplan is er geen noodzaak tot het maken van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wro.
6.1 Economische uitvoerbaarheid
Het exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.
Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van een omgevingsvergunning. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.
Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:
- a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
- c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,
of
bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):
- d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
- e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
- f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.
Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.
Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.
Economische uitvoerbaarheid
Een plan is economisch uitvoerbaar indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen als subsidie.
De bouwmogelijkheden van de in het gebied aanwezige woningen worden verruimd doordat het mogelijk wordt de schuine kap te vervangen voor een extra verdieping. Het te realiseren extra oppervlak bedraagt minder dan de in bovengenoemd artikel genoemde grens van 1000 m2.
Op grond van bovenstaande analyse blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is verzekerd waar het nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden betreft.
Dientengevolge is het niet noodzakelijk een exploitatieplan gelijktijdig met het bestemmingsplan vast te stellen.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak
De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan is hoofdzakelijk een actualisatie van de vorige, geldende bestemmingsplannen. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet in dit plan opgenomen en nieuw beleid heeft weinig tot geen gevolgen voor het plan. Er is daarom voor gekozen om geen voorafgaande inspraak te houden.
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro zijn onderstaande instanties gevraagd om een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:
- Brandweer Flevoland;
- kpn;
- Provincie Flevoland;
- Waterschap Zuiderzeeland;
- Rijkswaterstaat Midden-Nederland;
- Tennet;
- Vitens;
- Waterschap Zuiderzeeland;
- Rijksdienst voor cultureel erfgoed;
- RVOB (Rijksvastgoedbedrijf);
- Staatsbosbeheer
Het Waterschap Zuiderzeeland heeft op 24 maart 2015 via e-mail gereageerd. Het concept ontwerp bestemmingsplan 'Vogelhorst' wordt door het Waterscahp beschouwd als een actualisatie van het huidige, vigerende bestemmingsplan. Aangezien waterhuishoudkundige uitgangspunten voldoende in het plan zijn opgenomen, acht het Waterschap aanvullende uitgangspunten niet nodig, dan wel van toepassing. Het Waterschap heeft daarom ook geen op- en/of aanmerkingen.
Brandweer Flevoland heeft het concept ontwerp bestemmingsplan beoordeeld conform Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), artikel 13, lid 3. Het advies richt zich op de risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor bestrijding en beperking van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij mail van 2 maart heeft de Brnadweer laten weten geen opmerkingen te hebben om de volgende redenen:
Risicobron
Het plangebied ligt op grote afstand van risicobronnen (Rijkswegen 6 & 27, Hoge Vaart, Flevolijn). Derhalve is er nauwelijks effect te verwachten.
Beperking van de omvang
Door de conserverende aard van het bestemmingsplan bereid het risico zich niet uit en kan het risico ook niet verder beperkt worden.
Bestrijdbaarheid
Het risico laag, hierdoor hebben maatregelen voor de bestrijding in het plangebied nauwelijks toegevoegde waarde.
Zelfredzaamheid
Om bij een incident zelfredzaam te zijn moeten burger op de hoogte zijn van risico's in hun omgeving en een idee hebben wat ze kunnen doen ten tijde van een incident. Veiligheidsregio en gemeente verzorgen vooraf de risicocommunicatie. Bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert). In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om uit een effectgebied te vluchten.
Rijkswaterstaat heeft per mail van 24 maart 2015 laten weten geen opmerkingen te hebben
De provincie Flevoland heeft op 2 april 2015 eveneens laten weten geen opmerkingen te hebben.
Deze reacties geven geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
Zienswijzen
Voor het ontwerp bestemmingsplan is de Wro-procedure gevolgd. Dit houdt in dat het nieuwe bestemmingsplan als ontwerp voor een periode van zes weken (van 8 juni tot en met 20 juli 2015) ter visie is gelegd conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook is een inloopavond gehouden tijdens de terinzagelegging, waar bewoners informatie konden verkrijgen over het plan.
In totaal zijn 50 zienswijzen ingediend. In de nota zienswijzen (zie Bijlage 6 Nota zienswijzen) is beschreven of de zienswijzen aanleiding zijn geweest om het ontwerp aan te passen. Ook zijn daarin de ambtshalve wijzigingen op het ontwerp bestemmingsplan opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn enkele wijzigingen van het ontwerp bestemmingsplan aan de gemeenteraad ter vaststelling voorgelegd.
De raad heeft het bestemmingsplan inclusief deze wijzigingen op 17 december 2015 vastgesteld.
Tegen het vastgestelde bestemmingsplan staat desgewenst beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader
Hoofdstuk 1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:
- 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
- 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
- 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
- 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
- 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
- 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
- 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.
Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:
- er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' aan de orde.
Het gaat om een bestemmingsplan waarbij de bestaande bebouwing en het gebruik daarvan wordt vastgelegd. Deze bebouwing en gebruik was reeds in de verschillende geldende planologische regelingen verankerd.
De wijzigingsbevoegdheid die voor de strook langs de Kievitsweg is opgenomen was ook reeds verankerd in de geldende planologische regeling. Het ging hier om een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van nieuwe stedelijke ontwikkeling die in het nieuwe bestemmingsplan is overgenomen. Het stedelijk gebied mocht daarbij een bruto-oppervlak van 1600 ha hebben, waarbij een oppervlak van ten minste 642 ha aan bos moest worden geprojecteerd. Bedrijven in de milieucategorie 1 t/m 3 waren toelaatbaar binnen deze wijzigingsbevoegdheid.
Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.
De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:
- Mainportontwikkeling Rotterdam
- Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
- Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
- Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
- Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
- Uitoefening van defensietaken
Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):
- Veiligheid rond rijksvaarwegen
- Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
- Elektriciteitsvoorziening
- Ecologische hoofdstructuur
- Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- Verstedelijking in het IJsselmeer
- Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken
De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.
Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.
Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro.
In paragraaf 5.11 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.
Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009)
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 in de Ministerraad vastgesteld en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Kaderrichtlijn Water.
Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. De combinatie van water en groen biedt volop kansen om het stedelijk watersysteem robuuster en klimaatbestendiger te maken. Het beleid van de bovenstaande nota is doorvertaald naar het beleid van het waterschap, de waterbeheerder van het gebied.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen, zoals de centraal gelegen waterpartij, worden bestemd voor water en waterberging.
Rijksbeleid en -wetgeving op het gebied van archeologie
Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische , historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.
Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg via herziening van een aantal wetten, waaronder de Monumentenwet 1988. Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening beperkt is. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is ondermeer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie “Een lust geen last” is in 2008, de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg eind 2009 en de Visie Cultureel Erfgoed “Kiezen voor karakter” is op 15 juni 2011 verschenen.
Als consequentie van de Beleidsbrief is inmiddels de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Zo komt per 1 januari 2012 de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet te vervallen. Ook treedt op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking. Volgens artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.
In 2011 heeft het Rijk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uitgebracht. Ten aanzien van het onderwerp 'cultureel erfgoed' wordt hierin opgemerkt dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (incl. voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007)
Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:
- behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
- de verstoorder betaalt;
- vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
- het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
- gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
- liberalisering van de opgravingsmarkt.
Nota “Kunst van Leven”
De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.
Overig rijksbeleid
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijke) belang voor het plangebied van Vogelhorst bevonden.
Het betreft de volgende nota's:
- Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
- Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)
Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008
Met deze beleidsregel geven Gedeputeerde Staten aan op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie. In de Beleidsregel zijn criteria vastgesteld die GS hanteren bij de toetsing van gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het gaat om de volgende criteria:
- Archeologische waarden en verwachtingen moeten gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd zijn;
- Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
- Voor zover in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd;
- In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannnen moeten behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van omgevingsvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn.
In dit bestemmingsplan zijn geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig met uitzondering van de vindplaats De Bult (zie nadere uitwerking in paragraaf 5.10 Archeologie encultuurhistorie).
Provinciaal omgevingsplan Flevoland (2006)
Het Provinciaal Omgevingsplan dient als toetsingskader voor gemeentelijke plannen. In het archeologiebeleid, vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan, maakt de provincie een onderscheid in Provinciaal Archeologische Kerngebieden en Provinciaal Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden en de Top-10 archeologische locaties. Deze acht de provincie van provinciaal belang. De provincie zal de uitwerking ervan in beleid zelf ter hand nemen, met dien verstande dat zij heeft aangegeven dat zij de uitwerking van het beleid voor de aandachtgebieden een gemeentelijke verantwoordelijkheid acht. In een PArK richt de provincie zich actief op het behoud van de archeologische waarden in hun eigentijdse landschappelijke omgeving. In Almere komen geen PArK'en voor.
Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. De inzet beperkt zich tot het opsporen en het planologisch beschermen, dan wel - indien niet anders mogelijk - opgraven van individuele archeologische waarden. Terreinen die op de landelijke Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan vallen onder de aandachtsgebieden, met dien verstande dat ze in principe altijd planologische bescherming moeten krijgen. De provincie wil voor deze gebieden verkennen of er aanleiding is om delen aan te wijzen als PArK. In het Omgevingsplan 2006 is het binnendijkse grondgebied van Almere opgenomen als archeologisch aandachtsgebied.
De Top-10 vertegenwoordigt een dwarsdoorsnede van de Flevolandse archeologie. De provincie vindt het van wezenlijk belang dat de Top-10 locaties behouden blijven. In de bescherming en instandhouding van individuele archeologische locaties geeft de provincie voorrang aan de Top-10 locaties. De vindplaats De Bult (Vogelhorst) en de vindplaatsen Zenit 1 en Zenit 2 in Almere Buiten behoren tot de Top 10 archeologische locaties van de provincie.
Van een aantal provinciale en regionale beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. Deze nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijke) belang voor het plangebied van Vogelhorst bevonden.
Het gaat om de volgende nota's:
- Omgevingsplan Flevoland 2006
- Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008)
- Waterbeheerplan 2010-2015 (2010)
- Waterkader 2013
- Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011
- Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008
- Beleidsregel Windmolens 2008
- Verordening groenblauwe zone