TAM-omgevingsplan Holte 7
Bestemmingsplan - gemeente Stadskanaal
Ontwerp op 26-05-2025 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Toepassingsbereik
- 1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in het vigerende bestemmingsplan op de locatie bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met de regels in dit TAM-omgevingsplan Holte 7.
- 2. De regels in hoofdstuk 22 (zijnde de Bruidsschat) blijven van toepassing en zover die regels in strijd zijn met regels in dit TAM-omgevingsplan Holte 7 gaan de regels uit hoofdstuk 22 voor.
- 3. De regels in dit TAM-omgevingsplan Holte 7 zijn van toepassing op de locatie Onstwedde, Holte 7, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0037.TAMOP2402-on01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Artikel 2 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk. Daarnaast geldt dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de aanvrager dient te motiveren waarom hij/zij van oordeel is dat voldaan wordt aan de beoordelingsregels.
Artikel 3 Algemene Begripsbepalingen
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in:
- a. bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
- b. bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
- c. bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- d. bijlage I bij het Omgevingsbesluit; en
- e. bijlage I bij de Omgevingsregeling;
zijn van toepassing op dit hoofdstuk.
Artikel 4 Aanvullende Begripsbepalingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:
4.1 TAM-omgevingsplan
het TAM-omgevingsplan Holte 7 met identificatienummer NL.IMRO.0037.TAMOP2402-on01 van de gemeente Stadskanaal;
4.2 Omgevingsplan
het omgevingsplan van de gemeente Stadskanaal;
4.3 aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk
een bijbehorend bouwwerk dat in directe fysieke verbinding staat met het hoofdgebouw waaraan het wordt aan- of uitgebouwd. Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk houdt een toevoeging in van een afzonderlijke ruimte behorende bij een hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, terwijl een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk een vergroting van een bestaande ruimte is;
4.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
4.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
4.7 bed & breakfast
een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
4.8 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
4.9 begane grond
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;
4.10 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, die door hun beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, zoals aangegeven in Bijlage 1;
4.11 bestaand
- 1. ten aanzien van bouwwerken, werken geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- 2. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
4.12 bijbehorend bouwwerk
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw/bedrijfswoning verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd(e) gebouw of overkapping;
4.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
4.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
4.15 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
4.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
4.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
4.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
4.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
4.20 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie;
4.21 dagrecreatieve voorzieningen
openbaar toegankelijke voorzieningen ten behoeve van recreatief gebruik zoals voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
4.22 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
4.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waaronder e-commerce niet is begrepen zonder showroom en toonbankfunctie;
4.24 dunning
velling die geschiedt als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van overblijvende houtopstand;
4.25 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
4.26 erf
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
4.27 evenement
- a. elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- 1. bioscoopvoorstellingen;
- 2. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
- 3. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- 4. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
- 5. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- 6. activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1a en een snuffelmarkt als bedoeld in artikel 5.2.4 van de van de geldende Algemene plaatselijke verordening gemeente Stadskanaal;
- a. onder een evenement wordt in ieder geval verstaan voor het publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak op het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak alsmede herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten (niet zijnde een betoging als bedoeld onder artikel 2.1.2.2 uit de geldende Algemene Plaatselijke Verordening Stadskanaal), kermissen, circussen, filmopnamen, feesten, braderieën en dergelijke;
4.28 gebouw
elk bouwwerk, dat voor een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
4.29 groepsaccommodatie
een voorziening ten behoeve van verblijfsrecreatie voor groepen van personen, daaronder begrepen voorzieningen die rechtstreeks ten dienste staan van en rechtstreeks verband houden met de verblijfsrecreatie;
4.30 handelsreclame
iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
4.31 hoofdgebouw
een gebouw, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkst is;
4.32 houtopstand
zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend die:
- a. een oppervlakte van grond beslaat van tien are of meer, of
- b. bestaat uit een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.
4.33 houtteelt
de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
4.34 huishouden
persoon of groep personen, die een huishouden voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling daarvan;
4.35 kampeermiddel
een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter, waaronder wordt begrepen:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto/camper of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;
- c. één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
4.36 kampeerplaats
een standplaats voor een kampeermiddel;
4.37 kampeerterrein
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
4.38 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
4.39 landschapselement
elementen in het landschap in de vorm van bomen, bosschages, poelen en/of andere natte elementen en weg- en laanbeplanting;
4.40 natuurlijke waarden
biotische en abiotische waarden van een gebied;
4.41 nutsvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede energieopwekking of -buffering en soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, bergbezinkbassins, telefooncellen en zendmasten;
4.42 overkapping
elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
4.43 peil
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
4.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
4.45 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
4.46 verblijfsrecreatie
recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen;
4.47 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel daarvan die door de ligging, de situatie ter plaatse en de indeling van het gebouw het sterkst op de weg is gericht;
4.48 vrijstaande bijbehorende bouwwerken
een bijbehorend bouwwerk dat vrijstaand van het hoofdgebouw waar het bij hoort wordt/is gebouwd en hoort bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
4.49 windturbine
door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit;
4.50 wonen
het gehuisvest zijn in een woning;
4.51 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 5 Meet- En Rekenbepalingen
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in 5.1 tot en met 5.6.
5.1 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
5.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil c.q. de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
5.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5.4 de oppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte gemeten op vloerniveau langs de verticale projectie van de buitenomtrek van de overkapping c.q. van de opgaande scheidingsconstructies inclusief de overstekken;
5.5 de afstand tot de (zijdelingse) (bouw)perceelgrens
vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot de (zijdelingse) perceelgrens.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, alsmede het plaatsen van een nieuwe muur om een bestaande gevel en het verlengde daarvan, mits de overschrijding van bouw- c.q. functiegrenzen ten hoogste 0,5 m bedraagt;
5.6 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Regels Gebruiksactiviteiten
Artikel 6 Algemeen Gebruiksverbod
Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de in dit hoofdstuk toegestane gebruiksactiviteiten.
Artikel 7 Wonen
7.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Wonen.
7.2 Aanwijzing toegestane gebruiksactiviteiten
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. wonen al dan niet in combinatie met de volgende bij het wonen toegestane functies:
- 1. bed & breakfast in het hoofdgebouw voor ten hoogste 4 personen;
- 2. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in Bijlage1;
met de daarbijbehorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. wegen, paden en verhardingen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. erven en terreinen;
- h. paardrijbakken met de daarbij behorende afscheidingen en verlichting, uitsluitend ter plaatse van de bestemming 'Wonen - Landelijk gebied bouwen'.
7.3 Algemene regels aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
- a. de bedrijfsvloeroppervlakte in het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte in alle gebouwen in totaal niet meer bedraagt dan 90 m²;
- b. de aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- c. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
- d. geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
- e. er geen melding- dan wel vergunningplichtige milieubelastende activiteiten plaatsvinden;
- f. reclame-uitingen niet groter zijn dan 0,5 m²;
- g. detailhandel als nevenactiviteit voorzover de verkoop van producten een relatie hebben met de aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
7.4 Algemene regels verblijfsrecreatieve activiteiten
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie onder de volgende voorwaarden:
- a. bed & breakfast in hoofdgebouwen.
7.5 Vergunningplichtige gebruiksactiviteiten
7.6 Verboden gebruiksactiviteiten
De gronden en bouwwerken mogen in ieder geval niet worden gebruikt voor:
- a. het wonen en daaraan gerelateerde vormen van huisvesting in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. meer dan het bestaande aantal woningen.
Hoofdstuk 3 Regels Bouwactiviteiten
Artikel 8 Wonen - Landelijk Gebied Bouwen
8.1 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels in onderstaande leden.
8.2 Gebouwen en overkappingen
8.3 Overige bouwwerken
Binnen de als Wonen - Landelijk gebied bouwen aangewezen locaties zijn de volgende beoordelingsregels voor overige bouwwerken van toepassing:
- a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1 bedraagt;
- b. de hoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 6 m;
- c. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m.
8.4 Aanvullende beoordelingsregels voor vergunningplichtige bouwactiviteiten
De omgevingsvergunning in de zin van artikel 22.26 wordt ook verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, in de volgende gevallen en in afwijking van:
- a. het bepaalde in lid 8.2.2 sub d in die zin dat een hogere goothoogte van het hoofdgebouw wordt toegestaan ten behoeve van verspringen in de gevel (krimpen) en variaties in de gootlijn over ten hoogste 25% van de lengte van de gevel, waarbij:
- 1. de maximale toegestane afwijking van de goothoogte wordt bepaald door de afstand van het gebouw tot aan de bouwperceelsgrens gedeeld door drie;
- 2. de maximale afwijking bedraagt nooit meer dan 1,5 m;
- b. het bepaalde in lid 8.2.2 sub f in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak.
Hoofdstuk 4 Regels Activiteiten Binnen Gebiedsaanwijzingen
Artikel 9 Waarde - Archeologie 1
9.1 Algemeen
Binnen 'Waarde - Archeologie 1' gelden regels voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.
9.2 Aanvraagvereisten vergunningplichtige bouwactiviteiten
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit in het gebied 'Waarde -Archeologie 1' wordt in het geval het bouwwerken betreft die de bodem dieper dan 0,4 m verstoren, in aanvulling op artikel 22.35 door de aanvrager een rapport overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
- a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
9.3 Bevoegdheid stellen vergunningvoorschriften
Indien uit het in lid 23.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders na het inwinnen van advies van een archeologisch deskundige één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.4 Vergunningplichtige overige activiteiten
Artikel 10 Waarde - Landschap
10.1 Algemeen
Binnen 'Waarde - Landschap' gelden regels voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de gebieden zoals weergegeven op kaart in Bijlage 2, zoals:
- a. het reliëf en de herkenbaarheid van glaciale ruggen, inversieruggen, en dekzandruggen;
- b. de landschappelijke openheid van essen en esgehuchten;
- c. het besloten en kleinschalig open gebied Gorecht en Westerwolde.
- d. karakteristieke laagten;
- e. karakteristieke waterlopen, kanalen en wijken;
10.2 Verboden activiteiten
Het is verboden op de gronden de volgende activiteiten te verrichten:
- a. voor op de kaart in Bijlage 2 aangewezen glaciale ruggen, inversieruggen en dekzandruggen:
- 1. diepploegen van glaciale ruggen, inversieruggen en dekzandruggen;
- 2. het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt, boomteelt, fruitteelt en kwekerijen en de aanleg van nieuw bos;
- a. voor op de kaart in Bijlage 2 aangewezen essen en esgehuchten: het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt, bosbouw, boomteelt, alsmede bebossing en/of opgaande beplanting anders dan ten behoeve van erfbeplanting, wegbeplanting, schuilgelegenheid voor vee;
- b. voor op de kaart in Bijlage 2 aangewezen besloten en kleinschalig open gebied Gorecht en Westerwolde: het kappen en rooien van houtwallen, houtsingels en meidoornhagen anders dan ten behoeve van het normale onderhoud;
- c. voor op de kaart in Bijlage 2 aangewezen karakteristieke waterlopen en kanalen en wijken:
- 1. het verleggen of dempen van een waterloop;
- 2. het wijzigen van het profiel van een waterloop.
10.3 Vergunningplichtige overige activiteiten
Artikel 11 Waarde - Landschappelijk Waardevol Open
11.1 Algemeen
Binnen 'Waarde - Landschappelijk waardevol open' gelden regels voor de bescherming van het open karakter van het landschap.
11.2 Verboden gebruiksactiviteiten
De gronden en bouwwerken mogen in ieder geval niet worden gebruikt voor:
- het opwekken van energie door windturbines.
11.3 Vergunninplichtige overige activiteiten
Hoofdstuk 5 Algemene Regels Voor Activiteiten
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
12.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - anti-dubbeltelregel':
12.2 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Regels Bouwactiviteiten
13.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - algemene regels bouwactiviteiten'.
13.2 Vergunningvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het bebouwings- en/of landschapsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. de cultuurhistorische waarden;
- d. de natuurlijke waarden;
- e. de milieusituatie;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de verkeersveiligheid;
- h. de watersituatie;
- i. de woonsituatie.
13.3 Bestaande afmetingen en situeringen
- a. Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
- b. In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, bouw- en goothoogten, inhoud, oppervlakten en/of gevelindelingen afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.
- c. In die gevallen waar wordt afgeweken van de ingevolge de bouwregels vereiste situering van bouwwerken, wordt de bestaande situering van een bouwwerk als toelaatbaar aangehouden.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - algemene gebruiksregels'.
14.2 Verboden gebruiksactiviteiten algemeen
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.
De gronden en bouwwerken mogen in ieder geval niet worden gebruikt voor:
- a. het storten van puin en afvalstoffen;
- b. de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de functie toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- d. een seksinrichting;
- e. kamperen en kampeermiddelen, voorzover niet toegelaten op grond van de geldende functie.
Artikel 15 Aanvullende Beoordelingsregels Voor Vergunningplichtige Bouwactiviteiten
15.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aanvullende beoordelingsregels voor vergunningplichtige bouwactiviteiten'.
15.2 Aanvullende beoordelingsregels voor vergunningplichtige bouwactiviteiten
De omgevingsvergunning in de zin van artikel 22.26 wordt ook verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, in de volgende gevallen:
- a. het bepaalde in de van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande:
- 1. dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van windturbines ten hoogste 15 m bedraagt;
- b. de regels ten behoeve van het vergroten van overige bouwwerken, tot ten hoogste 10 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m bedraagt;
- c. de regels ten behoeve van het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken, van openbaar nut, zoals gemalen, transformatorstations, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes en dergelijke, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud ten hoogste 100 m³ bedraagt;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt.
Artikel 16 Regels Met Betrekking Tot Bomen
16.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regels met betrekking tot bomen'.
16.2 Algemeen
- a. In dit artikel wordt verstaan onder:
- 1. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;
- 2. hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
- b. In dit artikel wordt onder vellen mede verstaan:
- 1. omzagen;
- 2. rooien;
- 3. knotten of kandelaberen;
- 4. het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
- 5. verplanten, met uitzondering van het ter plaatse lichten of laten zakken van bomen binnen een straal van één meter.
16.3 Aanwijzing vergunningplicht vellen houtopstanden
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
- a. een houtopstand te vellen of te doen vellen;
- b. gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende bomenziekte kan verspreiden.
16.4 Uitzondering vergunningplicht
- a. De vergunningplicht onder lid 16.3 sub a geldt niet voor de volgende soorten bomen:
- 1. wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;
- 2. alle hagen;
- 3. alle soorten naaldbomen (waaronder coniferen, dennen en sparren);
- 4. alle soorten fruitbomen;
- 5. meidoornbomen;
- 6. berken;
- 7. kweekgoed;
- 8. houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouw- ondernemingen en niet gelegen is binnen de bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale rijen, niet meer bomen omvat dan 20.
- b. De vergunningplicht 16.3 sub a geldt verder niet indien:
- 1. de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen;
- 2. het periodiek vellen van een houtopstand betreft ter uitvoering van regulier onderhoud.
16.5 Beoordelingsregels
Een vergunning als bedoeld in 16.3 sub a wordt verleend indien:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de natuurwaarde van de houtopstand;
- 2. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
- 3. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
- 4. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
- 5. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand.
- b. in het geval van vellen van een boom een belangenafweging heeft plaatsgevonden waarbij ten minste één van de volgende belangen aan de orde is:
- 1. waardering;
- 2. overlast;
- 3. kwaliteit;
- 4. dwingende redenen.
16.6 Vergunningvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de in lid 16.3 bedoelde vergunning voorschriften verbinden:
- a. ter bescherming van in- en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna;
- b. bestaande uit een herplantplicht of een financiele compensatie.
16.7 Gebod bestrijding boomziekten
- a. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van ziekteverspreiders, zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
- 1. de houtopstand te vellen;
- 2. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
- b. Het niet voldoen aan de sub a bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
Artikel 17 Regels Met Betrekking Tot Reclame-uitingen
17.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regels met betrekking tot reclame-uitingen'.
17.2 Aanwijzing vergunningplicht hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
17.3 Uitzondering vergunningplicht hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het verbod in lid 17.2 is niet van toepassing in gevallen waarin door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken in de afweging.
17.4 Beoordelingsregels
Een vergunning als bedoeld in 17.2 wordt verleend:
- a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving voldoet aan redelijke eisen met welstand;
- b. er geen verkeersonveilige situatie ontstaat;
- c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed.
Artikel 18 Regels Met Betrekking Tot Het Aanleggen Of Veranderen Van Een Uitweg
18.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regels met betrekking tot het aanleggen of veranderen van een uitweg'.
18.2 Aanwijzing vergunningplicht voor het maken of veranderen van een uitweg
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:
- a. een uitweg te maken naar de weg;
- b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
- c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
18.3 Beoordelingsregels
Een vergunning als bedoeld in 18.2 wordt verleend indien:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bruikbaarheid van de weg;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de veiligheid en doelmatig gebruik van de weg;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
- e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van groenvoorzieningen;
- f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het milieu;
- g. de uitweg:
- 1. niet breder is dan 3,5 meter ten behoeve van een woning;
- 2. niet breder is dan 6 meter ten behoeve van een bedrijf;
- h. het gebouw, adres en/of perceel niet reeds door een uitweg wordt ontsloten;
- i. het maximaal één uitweg betreft ten behoeve van een nieuw uit te geven bouwperceel of kavel.
18.4 Uitzondering vergunningplicht
Het bepaalde in lid 18.2 is niet van toepassing op beperkingenactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale verordening of waterschapsverordening.
Artikel 19 Regels Met Betrekking Tot Het Plaatsen Van Voorwerpen Op Of Aan De Weg
19.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regels met betrekking tot het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg'.
19.2 Aanwijzing vergunningplicht voor het plaatsen van voorwerpen op de weg
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de weg of een weggedeelte voor het plaatsen van voorwerpen te gebruiken anders dan overeenkomstig de functie daarvan is toegestaan.
19.3 Beoordelingsregels
De vergunning als bedoeld in 19.2 wordt verleend indien:
- a. het beoogde gebruik:
- 1. geen schade toebrengt aan de weg;
- 2. geen gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan; dan wel
- 3. geen belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving, voldoet aan de redelijke eisen van welstand;
- c. geen sprake is van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
19.4 Uitzondering vergunningplicht
- a. Het verbod als bedoeld in 19.2 geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken, de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenreglement.
- b. De vergunningplicht als bedoeld in 19.2 geldt niet voor:
- a. evenementen;
- b. standplaatsen.
19.5 Bevoegdheid stellen vergunningvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften verbinden aan de vergunning voor het plaatsen van objecten op of aan de weg om het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel het doelmatig beheer en onderhoud van de weg te bevorderen.
Artikel 20 Welstandsregels
20.1 Redelijke eisen van welstand
Bouwwerken voldoen aan redelijke eisen van welstand. Of hiervan sprake is wordt per deelgebied beoordeeld aan de hand van de welstandscriteria die zijn opgenomen in de volgende leden:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - welstandsgebied buitengebied' gelden de welstandscriteria behorend bij het buitengebied zoals opgenomen in Bijlage 3 Welstandsnota;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - welstandsgebied algemeen' gelden naast de gebiedsgerichte welstandscriteria de algemeen geldende welstandscriteria, zoals opgenomen in Bijlage 3 Welstandsnota.
Artikel 21 Regels Met Betrekking Tot Parkeren
21.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regels met betrekking tot parkeren'.
21.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. De omgevingsvergunning voor het bouwwerk wordt beoordeeld aan de hand van de parkeernormen in de CROW-uitgave 2024 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (publicatie 744).
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 6 Overgangsregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - overgangsrecht'.
22.2 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bo-wwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of die beheersverordening.
22.3 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of die beheersverordening.