KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Milieueffectrapportage (M.e.r.)
1.6 Opzet Van De Toelichting: Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Geschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
2.3 Nieuwe Situatie
2.4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal/regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Aspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Bodemkwaliteit
4.3 Cultuurhistorie, Archeologie En Aardkundige Waarden
4.4 Waterparagraaf
4.5 Grondwater
4.6 Natuurwaarden
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
4.9 Geluid
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Mobiliteit
4.12 Niet Gesprongen Explosieven
4.13 Klimaat En Energie
4.14 Overige Ruimtelijke Functies
4.15 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Algemene Juridische Opzet
5.2 Bestemmingsregels
5.3 Dubbelbestemmingen
5.4 Overige Regeling
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Trekkersveld Iv
Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak_202201810/1/r1
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 3 Laddertoets Trekkersveld Iv
Bijlage 4 Notitie Reikwijdte En Detailniveau Trekkersveld Iv Zeewolde
Bijlage 5 Advies Over Reikwijdte En Detailniveau Van Het Milieueffectrapport
Bijlage 6 Milieueffectrapport, Deel A
Bijlage 7 Milieueffectrapport, Deel B
Bijlage 8 Aanvulling Mer Trekkersveld Iv
Bijlage 9 Voorlopig Toetsingsadvies Commissie M.e.r. D.d. 29-04-2021
Bijlage 10 Voorlopig Toetsingsadvies Commissie M.e.r. D.d. 24-08-2021
Bijlage 11 Definitief Toetsingsadvies Commissie M.e.r. D.d. 12 -10-2021
Bijlage 12 Oplegnotitie Mer Trekkersveld Iv
Bijlage 13 Verkennend Milieukundig (Water)bodemonderzoek Bedrijfslocatie Zeewolde
Bijlage 14 Verkennend Milieukundig (Water) Bodemonderzoek En Verhardingsonderzoek Aan De Assemblageweg En Baardmeesvaart
Bijlage 15 Verkennend Milieukundig Onderzoek Gooiseweg En Baardmeesweg Te Zeewolde
Bijlage 16 Inventariserend (Archeologisch) Veldonderzoek (Ivo)
Bijlage 17 Waterparagraaf Incl. Bijlagen
Bijlage 18 Wateradvies
Bijlage 19 Ecologische Quickscan Baardmeesweg 13, Zeewolde
Bijlage 20 Trekkersveld Iv Zeewolde Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 21 Passende Beoordeling Stikstofdepositie - Trekkersveld Iv
Bijlage 22 Luchtkwaliteit Datacenter En Trekkersveld Iv
Bijlage 23 Akoestisch Onderzoek Bestemmingsplan Trekkersveld Iv Zeewolde
Bijlage 24 Verkeerstoets Datacenter En Trekkersveld Iv
Bijlage 25 Vooronderzoek Conventionele Explosieven (Ce)
Bijlage 26 Zienswijzennota Nota Reikwijdte En Detailniveau
Bijlage 27 Reactienota Vooroverleg

Trekkersveld IV

Bestemmingsplan - Gemeente Zeewolde

Ontwerp op 12-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Trekkersveld IV' met identificatienummer NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01 van de gemeente Zeewolde;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij de activiteiten in mate en omvang als bedrijfsmatig kunnen worden gekwalificeerd. Hieronder wordt tevens begrepen een nutsvoorziening;

1.7 bedrijfsgebouw:

gebouw bestemd voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de winkelvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.10 bestaand:

bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af-)leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 druiplijn:

onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft;

1.21 ecologische voorziening:

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals houtsingels, faunapassages, faunaduikers, nestkasten, wildrasters en kleinschalige natuurontwikkeling;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.24 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.25 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.26 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.27 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - zonder een (publieksgerichte) baliefunctie;

1.28 kleinschalige duurzame energieopwekking:

winning op bouwpercelen van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.29 kwetsbaar object:

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.30 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.31 nutsvoorziening:

een (ondergrondse) voorziening ten behoeve van milieuvoorzieningen, de telecommunicatie, de waterhuishouding, natuurbeheer en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut;

1.32 overkapping:

een bouwwerk met een dak met maximaal twee wanden, al dan niet tot de constructie zelf behorend;

1.33 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de voet van het bouwwerk direct aan de weg grenst: het door of namens Burgemeester en wethouders vastgestelde peil;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de voet van het bouwwerk niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die voet van het bouwwerk bij voltooiing van de bouw.
    3. 3. indien op of over het water wordt gebouwd: het door of namens Burgemeester en wethouders vastgestelde peil;

1.34 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.35 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.36 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 silo:

een ander bouwwerk ten behoeve van agrarische opslagdoeleinden;

1.38 staat van bedrijfsactiviteiten:

een lijst waarin bedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstype en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen en die daarom deel uit maakt van deze regels;

1.39 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek toegankelijke verkoopruimte ten behoeve van (productiegebonden) detailhandel, inclusief zichtbare ruimte achter toonbanken en kassa's;

1.40 voorgevel:

de naar de openbare ruimte (weg, voet-/fietspad) toegekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de openbare ruimte grenst, de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gevel(s);

1.41 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.42 voorterrein:

het terrein vóór de openbare ruimte (weg, voet-/fietspad) toegekeerde gevel(s) van een gebouw en het verlengde daarvan;

1.43 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2;
  2. b. nutsvoorzieningen, met inbegrip van:
    1. 1. een warmtestation;
    2. 2. (ondergrondse) leidingen ten behoeve van een warmtenet;

met de daarbij behorende:

  1. c. wegen, straten en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen en water;
  4. f. tuinen, erven en terreinen;
  5. g. duurzame energiewinning;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. ecologische voorzieningen;
  8. j. water;
  9. k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de brandveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub a in die zin dat de afstand van de bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de achterste en zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
  2. b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m;
  3. c. het bepaalde in lid 3.2.3 in die zin dat vóór de voorgevel erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 2,50 m worden gebouwd, mits het een open constructie betreft.
  4. d. het bepaalde in lid 3.2.3 in die zin dat de bouwhoogte van silo's, procestorens, hijsinstallaties en bouwkranen wordt verhoogd tot maximaal 35,00 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten die zijn genoemd in kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zoals dat luidde ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan in gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan voor bedrijven genoemd in lid 3.1;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van internetwinkels;
  5. e. het gebruik van de bedrijfsgebouwen als bedrijfsverzamelgebouw;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, sport- en maatschappelijke voorzieningen;
  7. g. het gebruik van de gebouwen voor kantoren anders dan ondergeschikt en ten dienste van de bedrijven genoemd in lid 3.1, met dien verstande dat per bedrijf maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden mag worden gebruikt;
  8. h. het gebruik van de bouwwerken voor de opslag van vuurwerk;
  9. i. het gebruik van het voorterrein voor opslagdoeleinden.

3.5 Afwijking van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.4 sub c in die zin dat bedrijven worden gevestigd die niet zijn opgenomen in bijlage 1, maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3.2, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere dan de toegestane categorie, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
  2. b. het bepaalde in lid 3.4 sub d in die zin dat productiegebonden detailhandel wordt toegestaan, mits deze niet meer dan 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf beslaat, tot een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlakte.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. het behoud en het herstel van waardevolle laan- en wegbeplanting;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. ecologische voorzieningen;
  4. f. water;
  5. g. sloten, bermen en beplanting;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende;

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterwegen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden, het scheepvaartverkeer en de recreatievaart;
  2. b. dagrecreatief medegebruik van het water en de oevers;

met de daarbij behorende:

  1. c. kaden, dijken en oeverstroken;
  2. d. bruggen, dammen, gemalen en duikers;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. ecologische voorzieningen;
  5. g. nutsvoorzieningen;
  6. h. natuurvriendelijke oevers;
  7. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijking bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan op de volgende wijze te wijzigen:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  2. b. een andere archeologische bestemming toe te voegen wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van grond die op grond van de Erfgoedwet moeten worden beschermd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

De grenzen van het bouwvlak en/of de bestemmingsgrens mogen naar de buitenzijde tot 0,50 m worden overschreden door ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken.

8.2 Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of een grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Voorwaardelijke verplichting

9.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van kampeermiddelen anders dan het tijdelijk plaatsen van kleine tenten uitsluitend ten dienste van het nachtvissen;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  4. d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  5. e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen, tenzij hiervoor anderszins vergunning is verleend;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de plaatsing van zonnecollectoren en kleinschalige windturbines anders dan op daken van bouwwerken;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van apparatuur ten behoeve van het produceren van laserstralen;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 lid 12.2 genoemde Chw Paraplubestemmingsplan parkeren 2020.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 geluidzone - industrie

10.2 overige zone - gezoneerd industrieterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' zijn de gronden aangewezen als gezoneerd industrieterrein.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde afmetingen;
  2. b. van de bestemmingsregels in die zin dat de bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. van de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor openbare en semi-openbare diensten, zoals nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en de naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud ten hoogste 100 m³ bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde met niet meer dan 1,50 m worden overschreden door:
    1. 1. ondergeschikte bouwdelen zoals: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met meer dan 0,5 m;
    2. 2. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
  5. e. van de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van sculpturen en andere kunstzinnige bouwwerken tot een bouwhoogte van 15,00 m.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, het voorkomen van lichthinder en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

12.2 Van toepassing verklaring parkeernormen

Voor wat betreft de parkeernormen zijn de regels en bijbehorende bijlagen van het Chw Paraplubestemmingsplan Parkeren 2020, zoals dat is vastgesteld op 25 juni 2020, onverminderd van toepassing op dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Trekkersveld IV'

van de gemeente Zeewolde.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

1.1.1 Aanleiding

In het college-akkoord Zeewolde 2022 - 2026 'Voor Zeewolde met Zeewolde' is het voornemen opgenomen om nieuw vestigingsbeleid op te stellen voor een duurzamere invulling van bedrijventerreinen. Circulariteit en duurzaamheid worden hierin belangrijke onderdelen. In het nieuwe beleid wordt de nadruk gelegd op bedrijven die arbeidsplaatsen met zich meebrengen die lokaal en regionaal een aanvulling zijn op de lokale werkgelegenheid in Zeewolde. De voorkeur wordt gegeven aan duurzame bedrijven die breder kijken dan hun eigen bedrijf en samenwerking in de keten actief opzoeken. Deze uitgangspunten zullen ook gehanteerd gaan worden bij uitbreiding van al gevestigde bedrijven.

In het collegeakkoord is aangegeven dat het belangrijk is dat de ontwikkeling van het gemeentelijk bedrijventerrein passend is bij Zeewolde. Daarom wordt bewuster gekeken naar aanvullingen die een meerwaarde hebben voor Zeewolde. Hierbij wordt rekening gehouden met ideeën die al gevestigde ondernemers hierover hebben. Initiatieven die vanuit de ondernemers worden geïnitieerd, zoals ondernemersverenigingen en parkmanagement, worden gestimuleerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0001.png"
Afbeelding 1.1: beoogde uitbreiding bedrijventerrein Trekkersveld IV (bron: BKP)

De gemeente Zeewolde is voornemens een bedrijventerrein te realiseren dat grenst aan het bestaande bedrijventerrein Trekkersveld III; project Trekkersveld IV. Een groot deel van de gemeentelijke bedrijvigheid is gevestigd op Trekkersveld I, II en III. De laatste uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld (fase III) is bijna volledig uitgegeven. In de gemeentelijke structuurvisie (zie paragraaf 3.3.2) heeft de gemeente voor Trekkersveld de keuze gemaakt voor een verdere ontwikkeling gericht op middelgrote en grote bedrijven in de sectoren transport, logistiek, productie, groothandel en industrie.
Uit recente behoefteramingen blijkt voor Zeewolde een ruimtebehoefte van circa 35 hectare tot en met het jaar 2030 (zie paragraaf 2.4). Het voornemen is om het bestaande bedrijventerrein parallel aan de Gooiseweg als regulier bedrijventerrein uit te breiden met circa 35 hectare.

1.1.2 Voorgeschiedenis

Op 16 december 2021 heeft de gemeenteraad van Zeewolde het bestemmingsplan Bedrijventerrein Trekkersveld IV met MER en onderzoeken, het ontwerpbestemmingsplan Parapluplan verruiming geluidzone Trekkersveld, het Beeldkwaliteitplan Trekkersveld IV en Datacenter Campus en de ontwerpbesluiten Hogere grenswaarden (gewijzigd) vastgesteld.
Deze plannen hadden betrekking op de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Trekkersveld I, II en III evenals de mogelijke vestiging van een hyperscale datacenter en de daarbij behorende verruiming van de geluidszone.

Op 16 februari 2022 heeft de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) voor 9 maanden een voorbereidingsbesluit genomen om de vestiging van nieuwe hyperscale datacenters in Nederland tegen te gaan met uitzondering van de gemeenten Hollands Kroon en Het Hogeland. Het doel hiervan is dat het kabinet via een AMvB regie gaat nemen over de vestiging van hyperscale datacenters in Nederland. Op 10 juli 2023 is het ontwerp van het AMvB (Wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordeningen het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met instructieregels voor hyperscaledatacentra) gepubliceerd.
Op 16 november 2022 is een tweede voorbereidingsbesluit gepubliceerd voor heel Nederland, wederom voor 9 maanden. Op 12 juli 2023 is het derde voorbereidingsbesluit vastgesteld en bekendgemaakt.

De bestemmingsplannen en de bijbehorende stukken hebben vanaf eind maart 2022 ter inzage gelegen voor beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State. Hierop zijn meerdere beroepen ingediend. Op 6 juni 2022 heeft een regiezitting plaatsgevonden waarbij de stand van zaken rondom de betrokken plannen is besproken en procesafspraken zijn gemaakt.
Gedurende de behandeling van het plan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de initiatiefnemer voor het datacenter zich op 30 juni 2022 teruggetrokken. Een en ander heeft tot gevolg dat de uitvoerbaarheid van deze bestemming, mede gelet op het eerder genoemde voorbereidingsbesluit van de minister, onder druk is komen te staan. Nieuwe aanvragen dienen op grond van het voorbereidingsbesluit immers te worden aangehouden.
Bovendien gaat het AMvB vastleggen dat gemeenten in een bestemmingsplan (of omgevingsplan) geen nieuwe hyperscale datacentra mogen toelaten door de vestiging van deze bedrijven te verbieden (zie paragraaf 3.1.5).

Dit leidde ertoe dat op 20 september 2023 de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besloten heeft om:

  • het besluit van de raad van de gemeente Zeewolde van 16 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Trekkersveld IV' integraal te vernietigen. Er was vanwege het aspect 'stikstof' geen ruimte aanwezig om het deel van het bestemmingsplan ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV in stand te laten;
  • de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde van 18 maart 2022 tot vaststelling van hogere waarden te vernietigen

De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (202201810/1/R1, d.d. 20 september 2023) is als bijlage 1 in de toelichting van dit plan opgenomen.

Doordat het gehele bestemmingsplan Trekkersveld IV, en daarmee ook het Beeldkwaliteitplan Trekkersveld IV, integraal is vernietigd zijn de oorspronkelijke (agrarische) bestemmingen die voor de vaststelling van het bestemmingsplan Trekkersveld IV golden (zie paragraaf 1.3) weer in ere hersteld.

1.1.3 Huidige stand van zaken

Ten behoeve van het beoogde uitbreiding van het reguliere bedrijventerrein wordt een nieuw bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Trekkersveld IV' in procedure gebracht.

Het doel van het voorliggende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Trekkersveld IV' is om de beoogde ontwikkeling planologisch-juridisch te borgen.

1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Trekkersveld IV ligt ten noordwesten van de kern Zeewolde, ten noorden van de Gooiseweg (N305).

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0002.png"
Afbeelding 1.2: globale ligging plangebied

Het plangebied ligt direct ten noordwesten van het bestaande bedrijventerrein Trekkersveld III. Het plangebied wordt in onderstaande afbeelding 1.3 globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0003.png"
Afbeelding 1.3: globale begrenzing plangebied

De plangrens van het plangebied wordt gevormd door het bedrijventerrein Trekkersveld III aan de zuidzijde, de Gooiseweg (N305) aan de oostzijde, het agrarisch gebied aan de westzijde en de Hoge Vaart aan de noordzijde.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het grootste deel van het plangebied Bedrijventerrein Trekkersveld IV is het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' van kracht, zoals vastgesteld op 29 september 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0004.png"
Afbeelding 1.4: uitsnede geldend bestemmingsplan Buitengebied 2016

De gronden aan beide zijden van de Hoge Vaart hebben overwegend de bestemmingen 'Agrarisch'. De gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik. Langs de Baardmeesweg bevindt zich één agrarisch bedrijf (Baardmeesweg 13: bouwvlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf').
Voor zover gelegen binnen het plangebied heeft de Gooiseweg de bestemming 'Verkeer'. De Hoge Vaart heeft de bestemming 'Water'.

Binnen het plangebied liggen verschillende archeologische dubbelbestemmingen (Waarde - Archeologie 4 t/m 5). Voor deze gronden geldt, afhankelijk van de waarde, een onderzoeksplicht bij grondwerkzaamheden.

Aan de zuidzijde wordt het plangebied doorsneden door de 'geluidzone - industrie'. Het betreft de geluidzone rond het naastgelegen gezoneerde 'industrieterrein' Trekkersveld. Deze geluidzone zal vanwege de uitbreiding van het bedrijventerrein om het nieuwe bedrijventerrein IV heen worden gelegd.

'Reparatieplan Buitengebied 2018' en 'Buitengebied 2016 - 2e herziening 2019'
Ter plaatse gelden ook de bestemmingsplannen 'Reparatieplan Buitengebied 2018' en 'Buitengebied 2016 - 2e herziening 2019'. In het geval van het 'Reparatieplan Buitengebied 2018' betreffen het aanpassingen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ten aanzien van enkele percelen buiten het plangebied, en een aantal kleine aanpassingen in de planregels.

Voor wat betreft 'Buitengebied 2016 - 2e herziening 2019' heeft deze onder andere betrekking op de juiste ligging van de hoogspanningsleidingen in het plangebied en de verwerking van de actualisatie van het archeologiebeleid. Ook betreft het ondergeschikte aanpassingen op de verbeelding vanwege het Rijksinpassingsplan Windpark Zeewolde. Zo zijn vier agrarische bedrijfswoningen op de verbeelding aangeduid als 'overige zone - molenaarswoning'.

Beheersverordening Trekkersveld III
Een klein deel van voorliggend plangebied valt binnen de beheersverordening Trekkersveld III, zoals deze is vastgesteld op 26 mei 2016. Binnen het verordeningsgebied mogen de gronden overeenkomstig het bestaand gebruik worden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0005.png"
Afbeelding 1.5: uitsnede geldend beheersverordening Trekkersveld III

Ter plaatse van het voorliggende plangebied is het aanvullend gebruik vastgelegd middels het besluitsubvlak 'water'. Hier mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook worden gebruikt voor waterlopen, waterberging en waterhuishouding inclusief bijbehorende taluds, oevers, onderhoudstroken, straten, bruggen, steigers en kades.

Direct buiten het plangebied is het gebruik van de gronden en de bouwwerken op de bedrijfspercelen aanvullend geregeld middels de besluitsubvlakken 'bedrijfsdoeleinden'. De ten hoogste toegestane milieucategorieën zijn gemaximeerd.
De Assemblageweg is vastgelegd middels het besluitsubvlak 'verkeersdoeleinden'.

Inpassingsplan Windpark Zeewolde
Ter plaatse van de agrarische bedrijfswoningen Baardmeesweg 13 geldt het Rijksinpassingsplan 'Windpark Zeewolde', zoals dat is vastgesteld op 2 maart 2018.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0006.png"
Afbeelding 1.6: uitsnede geldend Rijksinpassingsplan Windpark Zeewolde (www.ruimtelijkeplannen.nl)

Het inpassingsplan heeft als voornemen om de realisatie van het Windpark Zeewolde mogelijk te maken. Met het inpassingsplan is ervoor gekozen om de onderliggende bestemmingsplannen zoveel mogelijk intact te laten.
Ter hoogte van het plangebied is de bedrijfswoningen, waaronder de woning aan de Baardmeesweg 13 aangeduid als 'overige zone - molenaarswoning'. Hiermee wordt aangegeven dat de eigenaren/bewoners van de betreffende woningen toezicht houden op het windpark en daarvoor kleine onderhoudswerkzaamheden verrichten.

1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Trekkersveld IV' met identificatienummer NL.IMRO.0050.BPTveldIV-ON01 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • planregels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar gelezen worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels verbonden om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Milieueffectrapportage (M.e.r.)

Voor de ontwikkeling van Trekkersveld IV gold destijds een directe verplichting voor het doorlopen van de m.e.r.-procedure in het kader van de ontgrondingsvergunning voor de campus met datacenter. Daarnaast gold een (al dan niet vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht voor het aanleggen van het industrieterrein. Verder was het bestemmingsplan kaderstellend als gevolg van de benodigde ontgrondingsvergunning, die m.e.r.-plichtig is. Als gevolg hiervan was het bestemmingsplan 'Trekkersveld IV' plan-m.e.r.-plichtig.
Vanwege de ontgrondingen, de kaderstelling, en omwille van zorgvuldigheid en een goed omgevingsproces is er destijds voor gekozen de m.e.r.-procedure te doorlopen.

Voor het nieuwe voornemen, zonder datacenter, zijn een beperkt aantal randvoorwaarden gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke plan. Daardoor geldt een (nieuwe) mer-plicht. Een passende beoordeling is nodig op grond van de Wet natuurbescherming, nu externe saldering nodig is om stikstof passend te maken. In de situatie 2021 was geen passende beoordeling nodig omdat intern kon worden gesaldeerd met de gronden van het datacenter en beëindiging van de agrarische activiteiten.
Aangezien in het nieuwe plan de vestiging van m.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven is uitgesloten, is verder alleen sprake van een vormvrije plan m.e.r.-beoordelingsplicht op grond van categorie 11.3 D van de bijlage bij het besluit m.e.r.

Het MER deel A en B met aanvulling die als bijlagen 6, 7 en 8 bij in de toelichting van het bestemmingsplan zijn opgenomen en al is getoetst door de Commissie voor de milieueffectrapportage (zie bijlagen 9, 10 en 11), biedt een goede basis om de nieuwe mer-plicht in te vullen. Hierin zijn de effecten van aanleg en gebruik van het bedrijventerrein namelijk reeds onderzocht en steeds apart van het datacenter inzichtelijk gemaakt. In algemene zin kan gesteld worden dat de effecten van het gewijzigd voornemen nauwelijks afwijken van die van het MER. Overwegend gelden voor het gewijzigd voornemen dezelfde uitgangspunten, zie verder bijlage 12.

1.6 Opzet Van De Toelichting: Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 Planbeschrijving staat stil bij de huidige en toekomstige situatie van het plangebied;
  • in hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische aspecten beschreven;
  • in hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
  • hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid, heeft betrekking op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Geschiedenis

Algemeen

De gemeente Zeewolde ligt in Zuidelijk Flevoland. Zuidelijk Flevoland viel in 1968 droog. Direct daarop werd begonnen met de inrichting. De oudste IJsselmeerpolders waren vooral bedoeld voor agrarisch gebruik. Ook Zuidelijk Flevoland zou daar bij uitstek geschikt voor zijn. Maar door de steeds betere opbrengsten was minder behoefte aan landbouwgrond. Er was juist grond nodig voor woningen en recreatie. Daarnaast wilde men de natuur en het milieu meer aandacht geven. Hierdoor is nog maar de helft van de grond in Zuidelijk Flevoland voor agrariërs ingericht. Een kwart van de grond in deze polder is voor recreatie, natuurgebieden en bos. Het 'laatste' kwart is voor de kernen.

Zeewolde is na Almere de tweede kern van Zuidelijk Flevoland. De gemeente Zeewolde ontstond op 1 januari 1984; het is hiermee de jongste gemeente van Nederland. In de winter van 1984 werden ook de eerste woningen in Zeewolde opgeleverd. De basis voor deze eerste woningen werd gevormd door het Structuurplan Zeewolde dat in 1982 door de Rijksdienst IJsselmeerpolders was opgesteld en waarmee voor het eerst vorm werd gegeven aan de stedenbouwkundige structuur van de kern Zeewolde. Het Structuurplan Zeewolde uit 1982 wees enkele gebieden direct ten noorden en zuiden van het centrum aan waar de woningbouw ten behoeve van de bevolkingsgroei moest plaatsvinden.

In de jaren na 1984 werden snel meer woningen gebouwd en tevens kwamen voorzieningen in het dorp: winkels, scholen en een buslijn. De laatste jaren is Zeewolde uitgegroeid tot een kern met ongeveer 20.000 inwoners met de daarbij behorende voorzieningen.

De gemeente heeft een oppervlakte van 26.897 ha. Het dorp wordt begrensd door drie soorten landschap. Aan de oostzijde ligt het Wolderwijd; het randmeer dat is ontstaan na inpoldering van de Flevopolder. Hier vindt veel (water-)recreatie plaats. Aan de zuidzijde van Zeewolde ligt het Horsterwold; tezamen met het Hulkesteinse Bos het grootste loofbos van Nederland. Daarnaast wordt Zeewolde begrensd door het open agrarisch gebied. Bijzonder zijn de rechte lijnen van wegen, de lijnen van windmolens en de clusters van agrarische bedrijven in dit gebied.

Ontwikkeling Trekkersveld
De verschillende fasen van het bedrijventerrein Trekkersveld zijn gelegen ten noorden van de Gooiseweg en kenmerken zich als solitair gelegen bedrijventerreinen. Het is immers niet aan de kern Zeewolde vastgebouwd, maar op enige afstand daarvan gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0007.jpg"
Afbeelding 2.1: ligging Horsterparc (A), en Trekkersveld I & II (B) en Trekkersveld III (C),
uitbreiding bedrijventerrein Trekkersveld IV met blauwe contour aangeduid.

In de jaren ‘80 van de vorige eeuw werd gestart met de aanleg van het bedrijventerrein. De bedrijventerreinen Trekkersveld en Horsterparc zijn in verschillende fasen ontwikkeld.

Allereerst is Trekkersveld I aangelegd. Dit deel is gelegen tussen de Hoge Vaart en de Nijverheidsweg en de Akkerweg. Vervolgens is Trekkersveld II ontwikkeld. Dit betreft het gedeelte ten zuiden van de Nijverheidsweg, de Akkerweg en de Gelderseweg. Trekkersveld I en II zijn volledig uitgegeven aan bedrijven. Om deze reden is Trekkersveld III ontwikkeld. Inmiddels is het merendeel van Trekkersveld III ook al uitgegeven. Op Horsterparc is nog ongeveer 10-12 hectare beschikbaar, maar dit zijn vooral kleine kavels en is een ander soort bedrijventerrein dan Trekkersveld.

2.2 Bestaande Situatie

2.2.1 Het plangebied

Het huidige gebruik binnen het plangebied is overwegend agrarisch. Het gebied wordt gekenmerkt door een open polderlandschap. De Baardmeesweg (de weg langs de Hoge Vaart) ontsluit het agrarisch achterland langs de Hoge Vaart. Langs de Baardmeesweg zijn meerdere agrarische bedrijven met bedrijfswoningen gevestigd.
Het agrarisch bedrijf Baardmeesweg 13 is gelegen binnen het voorliggende plangebied. Het agrarische bedrijf is in het kader van de voorgestane ontwikkeling al eerder opgekocht. De bedrijfsvoering ervan zal te zijner tijd worden beëindigd en de agrarische bebouwing gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0008.png"
Afbeelding 2.2: luchtfoto bestaande situatie d.d. 2022 (bron: Street Smart by cyclomedia)

Aan de westzijde en zuidzijde wordt het plangebied begrensd door Hoge Vaart en de verbreedde Baardmeesvaart (voorheen Baardmeestocht). Deze tocht is enkele jaren geleden verbreed als onderdeel van de vaarroute de Blauwe Diamant en aan de noordzijde voorzien van een ecologische oever. Het project bestaat onder andere uit het verbreden van kanalen, aanleggen van natuurvriendelijke oevers en het aanbrengen van aanlegplaatsen, bruggen en faunapassages.
Het project De Blauwe Diamant is al grotendeels voltooid. Alleen de vaarroute aan de overzijde van de Gooiseweg dient op termijn nog gerealiseerd te worden. De besluitvorming over de ontwikkeling van de Blauwe Diamant heeft al eerder plaatsgevonden. De werkzaamheden ten behoeve van de afronding worden na de voorliggende planvorming in gang gezet.

2.2.2 Het aansluitende gebied

Direct aan de overzijde van de Baardmeesvaart bevindt zich het bestaande bedrijventerrein Trekkersveld III. Aan de overzijde van de Hoge Vaart bevindt zich de bovengrondse 150 kV-hoogspanningslijn Zeewolde - knooppunt Zeewolde. De hoogspanningslijn loopt parallel aan de N302 (Gooiseweg).

Windpark Zeewolde
Ten noordwesten van het plangebied en de hoogspanningslijn is op circa 350 m afstand van het plangebied in het buitengebied van Zeewolde het windpark Zeewolde gerealiseerd. Het windpark wordt een van de grootste windmolenparken van Nederland op het land.
Op grond van het Inpassingsplan Windpark Zeewolde (zie paragraaf 2.3) worden de 220 solitaire windmolens die in het gebied staan, vervangen door meer dan 90 grote windmolens (tiphoogte maximaal 220 meter) in lijnopstelling, met een elk een vermogen van circa 3,9 MW. De sloop van de solitaire windmolens is voorwaarde voor de bouw van de nieuwe windmolens.
Binnen het plangebied op het agrarische perceel aan de Baardmeesweg 13 staat een van deze solitaire windmolens. Deze windmolen dient te worden gesaneerd. Daar hebben de windmoleneigenaren tot medio 2026 de tijd voor.

Trekkersveld en Horsterparc
Horsterparc is een kleinschalig hoogwaardig bedrijventerrein met vooral kleine kavels voor bedrijven in de zakelijke dienstverlening (in combinatie met kantoren), kennis gerelateerde productie en handelsbedrijven met showrooms. Horsterparc ligt aan de westkant van de N705 en grenst aan het recreatiepark Buitenplaats Horsterwold.
Trekkersveld was oorspronkelijk gericht op agrarische dienstverlening. Dit is sinds de bouw van Zeewolde gewijzigd en hebben ook andere bedrijven zich op Trekkersveld gevestigd, zoals bouwbedrijven, handels- productie- en distributiebedrijven. Inmiddels is het terrein gericht op transport en logistiek en heeft grotere kavels. Dat geldt vooral voor de laatste uitbreiding, Trekkersveld III, waarop grote transportbedrijven zijn gevestigd.

Op het aansluitende bedrijventerrein Trekkersveld III mogen zich, op grond van het geldende beheersverordening Trekkersveld III (vastgesteld 26 mei 2016), bedrijven vestigen tot en met milieucategorie 4. Onder voorwaarde zijn bedrijven uit milieucategorie 5 toegestaan.
In de praktijk zijn met name bedrijven gevestigd in categorie 3.1 of 3.2. Een enkel bedrijf zit in categorie 2, 4 of 5. De aanwezige bedrijven zijn over het algemeen meer grootschalige ruimtegebruikers. De kavels variëren in oppervlakte van 5.000 tot 20.000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0010.png"

Afbeelding 2.3: uitsnede overzichtskaart uitgifte Horsterparc en Trekkersveld (nr. T10 208053 d.d.25-10-2023)

Op basis van de overzichtskaart uitgifte uit 2023 blijkt voor Trekkersveld dat het bedrijventerrein Trekkersveld nagenoeg volledig is uitgegeven. De vraag naar kavels blijft onverminderd groot, dat blijkt ook uit de laddertoets die in het kader van het bestemmingsplan is uitgevoerd (zie verder paragraaf 2.4). Daarom wil de gemeente Trekkersveld uitbreiden met 35 hectare (bruto) bedrijventerrein.

Het bedrijventerrein Horsterparc en Trekkersveld I, II en III vormen samen een geluidgezoneerd industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. Op grond van het geldende bestemmingsplan Horsterparc en Trekkersveld 2011 en de beheersverordening Trekkersveld III worden bedrijven en inrichtingen toegestaan die als een geluidzoneringsplichtige inrichting worden beschouwd.
In 2006 is door de gemeenteraad van Zeewolde voor Trekkersveld en Horsterparc op basis van een paraplubestemmingsplan een geluidzone vastgesteld (zie paragraaf 4.9.2). Deze is daarna overgenomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2016.

2.2.3 Landschappelijke waarden

Het landschap van Zeewolde bestaat uit een open en rationeel polderlandschap, dat voor een groot deel door de landbouw wordt gebruikt.
Het landschappelijk raamwerk in Zeewolde omvat onder meer de volgende structurerende elementen, oriëntatie- en herkenningspunten en landschappelijke kwaliteiten:

  • de vaarten (Hoge Vaart, Lage Vaart en de Hoge Dwarsvaart);
  • de rationele verkaveling, die beleefbaar wordt gemaakt door de aanwezige berm- en kavelsloten;
  • de laanbeplanting langs de Lepelaarweg, de Ibisweg, de Vogelweg, de Schollevaarsweg, de Tureluurweg (de zogenoemde 8 van ontsluitingswegen)en in de Zuidlob;
  • de grootschalige open ruimtes in het agrarisch gebied ten noord westen van Zeewolde;
  • de dijk rondom zuidelijk Flevoland, inclusief de Knardijk;
  • het Horsterwold;
  • tot slot zijn de erfsingels van belang voor het landschappelijke beeld. Het is belangrijk om de kernkwaliteiten te behouden door deze deel uit te laten maken van ruimtelijk ontwikkelingen.

Het agrarisch polderlandschap
Zeewolde grenst aan de noord- en noordoostzijde aan het open grootschalig landbouwgebied. Openheid, een strakke verkaveling en windmolens kenmerken het landschap. In het agrarische polderlandschap liggen de agrarische bedrijven in groene eilanden. De wegenstructuur, de dijken en de vaarten zijn bepalende ruimtelijke lijnelementen in het polderlandschap. De wegenstructuur wordt op veel plaatsen versterkt door bomenrijen aan weerskanten. De lijnelementen verbinden, doorsnijden gebieden en zijn bepalend voor de zichtlijnen in het landschap.

2.3 Nieuwe Situatie

De reguliere uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV betreft een voortzetting van het bestaande bedrijventerrein Trekkersveld III aan de overzijde van de Baardmeestocht, met vooralsnog vergelijkbare kavels (3-5 hectare). Dit betekent dat voor de inrichting van het openbaar gebied qua uitstraling, materialisering en profielen aansluiting moet worden gezocht bij Trekkersveld III.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0011.png"
Afbeelding 2.4: toekomstige ontsluitingsstructuur uitbreiding Trekkersveld IV

Vanaf de bestaande Assemblageweg zal via een nieuwe brug de uitbreiding van het bedrijventerrein ontsloten worden. Er worden op deze 'Verlengde Assemblageweg' geen kavels ontsloten, ook niet op de reservering van voor de eventueel toekomstige doortrekking van infrastructuur naar Trekkersveld V.
De bestaande doorgaande verbinding van de Baardmeesweg wordt uiteindelijk ter hoogte van de verbrede Baardmeestocht geknipt. Het bedrijventerrein Trekkersveld IV wordt via de centrale ontsluitingsweg aangesloten op de Baardmeesweg. Met name voor langzaam verkeer en agrariërs is deze route van belang.

2.3.1 Locatiekeuze

De keuze voor de uitbreiding van Trekkersveld IV op voorliggende locatie ligt voor de hand. De geplande uitbreiding vindt plaats in het verlengde van het bestaande bedrijventerrein Trekkersveld III in noordoostelijke richting. Trekkersveld IV vormt daarmee de voorlopige afronding van het bestaande (gemengde) bedrijventerrein.

De locatie is goed en direct ontsloten via de provinciale weg N305 ('Gooiseweg'). Vanaf de N305 kan de oprit naar de snelweg A28 bij Harderwijk met de (vracht)auto binnen 15 minuten worden bereikt en de oprit naar de snelweg A28 bij Nijkerk binnen 13 minuten. Almere ligt op circa 18 minuten rijden en de ring van Amsterdam op een halfuur rijtijd.

2.3.2 Ruimtelijke en verkeerskundige uitgangspunten

Qua profiel is de wens om aan te sluiten op Trekkersveld III gericht op transport en logistiek, productie, groothandel en industrie met bedrijven van maximaal categorie 3.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De actuele vraag is vooral van bedrijven uit de sectoren productie, transport, logistiek, groothandel en industrie. Horsterparc en Trekkersveld vormen samen een geluidgezoneerd bedrijventerrein. De uitbreiding van Trekkersveld IV zal deel uitmaken van het gezoneerde terrein.

Trekkersveld IV (bruto 35 ha) is intern toegankelijk en biedt ruimte aan verschillende ondernemers. Er wordt in principe zoveel mogelijk aangesloten op de ruimtelijke uitgangspunten, organisatie- en ontwerpprincipes van Trekkersveld III, zodat een sterke herkenbare relatie tussen de gemengde bedrijventerreinen ontstaat.

Om Trekkersveld IV te ontsluiten, wordt de Assemblageweg doorgetrokken over de Baardmeestocht. Hierdoor moet hoogte worden gemaakt om voldoende doorvaarthoogte te creëren. Het hoogteverschil wordt op de Assemblageweg zo geleidelijk mogelijk opgelost voor het vrachtverkeer.

De randen

Trekkersveld IV presenteert zich op verschillende manieren naar de verschillende sferen van haar omgeving:

  • De op de Gooiseweg georiënteerde rand zal wat betreft presentatie eenduidig moeten zijn in het verlengde van Trekkersveld III én als overgang naar het buitengebied. Het terrein mag hier gezien worden.
  • Langs de Baardmeestocht zal extra aandacht moeten worden gegeven aan de overgang van kavel en water. Er worden immers achterkanten van bedrijfskavels aan gelegd.
  • Richting de Hoge Vaart wordt het profiel van de Baardmeesweg gerespecteerd. Zij blijft voldoende afstand tot het water en is er ruimte voor beplanting aan deze zijde.
  • Naar de noordoostzijde liggen de bedrijfskavels met de achterzijde richting het landschap. De overgang van deze rand wordt vooral vormgegeven door de groene afronding van het terrein Trekkersveld IV. De achterzijden van de kavels zijn op termijn nauwelijks meer waarneembaar vanuit de openbare ruimte door een de aanplant van bomen in een strook van minimaal 10 meter breed. Het gemengd bedrijventerrein wordt zo duidelijk afgerond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0012.png"
Afbeelding 2.5: randen van uitbreiding Trekkersveld IV (bron: BKP)

In aansluiting daarop laten de profielen van de verschillende randen een afwisselend beeld zien. Waar de Hoge Vaart en de verbrede Baardmeestocht verwantschap hebben met het water, kent de Gooiseweg met haar sterke groenstructuur en grootschalige bebouwing een robuuster karakter. Continuïteit in de profielen en rooilijnen langs de randen van heel Trekkersveld maakt dat het bedrijventerrein na afronding van buitenaf wordt ervaren als één ruimtelijke eenheid en sluit zo optimaal aan op de grote en robuuste structuur van het landschap.

Flexibiliteit en verkaveling
Voor de invulling is voldoende flexibiliteit nodig. Er moeten kavels van verschillende maat kunnen worden uitgegeven zonder dat dit de uitgeefbaarheid in een volgende stap bemoeilijkt. Er is daarom een eenvoudige ontsluitingsstructuur ingepast die mogelijkheden biedt voor verschillende indelingen. Net zoals op Trekkersveld III is naast uitgeefbaarheid ook beheer van de openbare ruimte belangrijk. Dit betekent geen restgroen en efficiënte profielen.

De flexibiliteit wordt gezocht in een efficiënte verkaveling waarin verschillende kavelgroottes (van 3 tot 5 hectare) op verschillende manieren inpasbaar zijn afhankelijk van de wensen van geïnteresseerde partijen. In het noordelijk deel kunnen desgewenst ook kleinere kavels worden uitgegeven (vanaf 1 ha). Deze kunnen worden ontsloten door inprikkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0013.png"
Afbeelding 2.6: mogelijke invulling van kavels uitbreiding Trekkersveld IV (bron: BKP)

Voor de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt aangesloten op maatvoering van de bestaande bedrijven op Trekkersveld III, maximaal 15 meter. De bedrijfspercelen mogen voor maximaal 70% worden bebouwd, met een minimum van 30%. Aan de zijde van de Gooiseweg zullen de nieuwe bedrijven rekening moeten houden met de rooilijn van de bestaande bedrijven langs de Gooiseweg. In het beeldkwaliteitplan zijn de algemene beeldkwaliteiteisen voor de kavels verder uitgewerkt (zie bijlage 2).

Groen
Het groen in Trekkersveld bevindt zich binnen de wegprofielen. Dit groen kenmerkt zich door gras met bomen (laanbeplanting). Aan de oostzijde wordt een groenstrook van 10 meter uitgegeven waarin een bomenrij wordt geplant.

Water
Met de realisatie van de bedrijventerrein worden delen van het plangebied verhard. Op het bedrijventerrein wordt niet voorzien in oppervlaktewater.

Langs de randen van Trekkersveld IV worden de bestaande watergangen Baardmeesvaart en Baardmees-D-tocht verbreed, zodat de ten behoeve van de bedrijven uitgegeven oppervlakte optimaal zal zijn. Om te zorgen voor voldoende watercompensatie wordt de benodigde compensatie deels gevonden in de Baardmeestocht ten zuiden van de Gooiseweg als onderdeel van het Blauwe Diamant project (zie verder paragraaf 4.4).

Opzet van het bestemmingsplan
De opzet van het bestemmingsplan is globaal en maakt een flexibele invulling van het terrein mogelijk, afgestemd op de vraag die zich voordoet. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 15 meter, en de totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 30% en ten hoogste 70% per bouwperceel.

De gemeente zet in op een flexibel uitgiftebeleid. Hierin gelden wel drie duurzaamheidsprincipes, die nader zijn toegelicht het beeldkwaliteitplan (zie paragraaf 2.3.5) dat als bijlage 2 is bijgevoegd bij het bestemmingsplan:

  1. 1. Duurzaam bouwen
    Bij het ontwerp van het gebouw dient de architect rekening te houden met de duurzaamheid van het gebouw. Enkele manieren waarop duurzaam gebouwd kan worden:
    1. a. hergebruik of gebruik van sloopmateriaal voor nieuwbouw;
    2. b. milieuvriendelijke materialen gebruiken, zoals hout waarvoor selectief is gekapt (hout uit duurzaam beheerde bossen);
    3. c. energiezuinig ontwerpen, bijvoorbeeld een gebouw dat evenveel energie gebruikt als het opwekt (energieneutraal), door bijvoorbeeld zonnepanelen;
    4. d. het intensiever of meervoudig gebruik van gebouwen;
    5. e. industrieel, flexibel en demontabel bouwen (IFD-bouwen) zorgt ervoor dat gebouwen in onderdelen zijn te demonteren, zodat ze geschikt zijn voor hergebruik.
  2. 2. Duurzame inrichting
    Met het groen/blauwe raamwerk wat deels al aanwezig is en zal worden gerealiseerd rondom het uit te geven bedrijventerrein, is een goede (basis)structuur aanwezig.
  3. 3. Duurzaam beheren
    Bij de aanleg en de ontwikkeling van het bedrijvenpark moet worden nagedacht over het beheer. Parkmanagement is een samenwerkingsverband om het beheer op het bedrijvenpark goed te regelen. Hierbij kan worden gedacht aan afvalstromen en hergebruik op het terrein, gebruik van grijs water en gezamenlijke inkoop van duurzame grondstoffen en producten.

Op het bedrijventerrein zijn voorzieningen met betrekking tot kleinschalige duurzame energiewinning mogelijk. Hiermee wordt bedoeld dat bedrijfsgebouwen en -terrein voorzien kunnen worden van voorzieningen die duurzame energie opwekken. Gedacht kan worden aan zonnepanelen op het dak, kleine warmtepompen, kleine windturbines of nieuwe vormen van windenergie, zoals windwokkels, op daken van gebouwen. De opwek van duurzame energie is ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie. Het al dan niet aanbrengen van duurzame voorzieningen wordt overgelaten aan de bedrijven die zich hier willen vestigen. Hieraan worden geen eisen opgelegd, naast het hierboven genoemde principe uit het beeldkwaliteitplan omtrent duurzaam omgaan met energie en fysieke stromen.

2.3.3 Functionele uitgangspunten

Het Trekkersveld IV richt zich met name op reguliere lokale bedrijven die uitbreidingsruimte zoeken en/of nieuwvestiging voor ogen hebben. Het merendeel van de bedrijven is reeds op een bedrijventerrein in Zeewolde gevestigd, maar uit hun jasje gegroeid. Er wordt vooral ruimte geboden voor bedrijven met een behoefte aan kavels tussen de 3 en 5 hectare. Bedrijven op bedrijventerreinen in Zeewolde zijn voor een groot deel werkzaam in de sectoren food, productie en bouw. Deze sectoren zorgen voor spin-off naar sectoren als transport, logistiek en groothandel. Trekkersveld IV kan daarnaast bedrijven van buiten de gemeente Zeewolde huisvesten, dit is echter geen primair doel.

Dit gedeelte van het bedrijventerrein wordt, overeenkomstig de structuurvisie (zie paragraaf 3.3.2), door de gemeente ontwikkeld als een regulier bedrijventerrein. Wat het profiel betreft, zal het aansluiten op Trekkersveld III met een focus op transport, logistiek, productie, groothandel en industrie (maximaal milieucategorie 3.2). De actuele vraag is vooral van bedrijven uit deze sector. Bedrijven met een milieucategorie van 4.1 worden toegestaan, mits de milieueffecten hiervan gelijkwaardig zijn aan milieucategorie 3.2.
Het is niet de ambitie dat op het bedrijventerrein grote lawaaimakers kunnen vestigen. Omdat op Trekkersveld III geluidzoneringsplichtige inrichtingen mogelijk worden gemaakt, wordt het Trekkersveld IV toch aangemerkt als deel van het geluidgezoneerd industrieterrein.

2.3.4 Verkeersstructuur

2.3.5 Beeldkwaliteitplan

De uitbreiding van het bedrijventerrein met Trekkersveld IV vormt een belangrijk belevingspunt en entree voor Zeewolde. In navolging van het beeldkwaliteitplan voor het bedrijventerrein Trekkersveld III is voor de uitbreiding van Trekkersveld IV een nieuw beeldkwaliteitplan opgesteld.

Het beeldkwaliteitplan is een beeldende vertaling van de ruimtelijke aspecten uit het stedenbouwkundig concept en het bestemmingsplan. De beeldkwaliteitsaspecten zullen de beoogde ruimtelijke kwaliteit en uitstraling waarborgen bij de verdere architectonische uitwerking en de inrichting van de kavels en de openbare ruimte. Ook wordt in het beeldkwaliteitplan aangegeven hoe rekening gehouden moet worden met de landschappelijke kernelementen.
Het kwaliteitsdocument is opgesteld om:

  • een aantrekkelijk werkmilieu tot stand te brengen;
  • de inpassing in het landschap te waarborgen;
  • de ontwikkelende partijen te inspireren en vooraf informatie te geven over de welstandscriteria;
  • de welstandscommissie een passend kader te bieden waarbinnen de kwalitatieve toetsing van bouwplannen dient plaats te vinden.

Het beeldkwaliteitplan is bedoeld als inspirerend kader voor de ontwikkelende partijen en de gemeente. Incidenteel kan gemotiveerd wordt afgeweken, mits sprake is van een overtuigende kwaliteit en van gevoel voor de omgeving. In dergelijke incidentele gevallen wordt expliciet aan de welstandscommissie voorgelegd of een uitzonderingssituatie vanwege de kwaliteit van het bouwplan gerechtvaardigd is. Het beeldkwaliteitplan zal onderdeel uitmaken van het gemeentelijke welstandsbeleid en ook als zodanig met het bestemmingsplan worden vastgesteld.
De planologisch relevante aspecten uit het beeldkwaliteitplan zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 2 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan.

In het beeldkwaliteitplan wordt op basis van een analyse van het landschap een visie geformuleerd op de randen van het bedrijventerrein. Daarbij wordt aangegeven dat het gebied zo wordt ingericht dat de locatie een overgang vormt van een besloten ruimte naar een open ruimte (polderlandschap). Daarbij wordt gebruik gemaakt van de afstand van de bebouwing ten opzichte van de Gooiseweg en de bestaande en nieuwe beplanting.

In het beeldkwaliteitplan worden ten aanzien van de uitbreiding van Trekkersveld IV algemene beeldkwaliteitregels geformuleerd ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte op het bedrijventerrein zelf (verharding en inritten, bermen en randen, parkeren, verlichting en verkeers- en straatnaamborden). Deze zijn voor een groot deel geënt op de kwaliteitseisen van Trekkersveld III.
Voor de verschillende kavels worden in het beeldkwaliteitplan, naast algemene eisen, ook per type kavel nadere eisen geformuleerd. Er worden ook voorbeelden gegeven met betrekking tot materiaalgebruik.
Tot slot wordt in het beeldkwaliteitplan in het kader van zichtbaar duurzaam ontwikkelen, zoals al eerder is aangegeven, een drietal duurzaamheidsprincipes verder uitgewerkt ten aanzien van bouwen, inrichten en terreinbeheer.

2.4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

2.4.1 Algemeen

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een motivering op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De treden van de ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling, en
  • indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De gemeenten moeten plannen die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken, motiveren volgens de nieuwe laddersystematiek. Wanneer sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' dan is een beschrijving van de behoefte nodig. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied is een uitgebreidere motivering vereist waarin wordt ingegaan op de vraag waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.

Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling
De laddertoets is alleen van toepassing op nieuwestedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 Bro wordt een 'stedelijke ontwikkeling' gedefinieerd als een ‘ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijk voorzieningen’.

In het Bro is geen minimale ondergrens vastgesteld, daarvoor geeft de jurisprudentie meer duidelijkheid (in beginsel vanaf 12 extra woningen en/of ruimtebeslag van 400 - 500 m2).

Er is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' als het nieuwe bestemmingsplan meer bebouwing mogelijk maakt of een naar aard en omvang zodanige functiewijziging dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

In het geval van voorliggende ontwikkelingen wordt voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV aan beide voorwaarden voldaan. Er is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, zodat het nieuwe bestemmingsplan ladderplichtig is. Er dient te worden gemotiveerd dat behoefte is aan de uitbreiding van het bedrijventerrein.

Binnen of buiten bestaand stedelijk gebied
Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijke gebied (BSG) is extra motivering vereist. In artikel 1.1.1 Bro wordt 'bestaand stedelijk gebied' gedefinieerd als ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

Naast de hiervoor genoemde definitie van bestaand stedelijk gebied, blijkt uit jurisprudentie dat ook de geldende bestemming van een plangebied relevant kan zijn. Geldt bijvoorbeeld een agrarische bestemming die de ontwikkeling ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca niet mogelijk maakt, dan is veelal geen sprake van bestaand stedelijk gebied.

In het geval van voorliggende ontwikkelingen wordt ten aanzien van de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV geconstateerd dat deze niet binnen bestaand stedelijk gebied zijn geprojecteerd. Het geldend bestemmingsplan maakt ter plaatse geen stedelijke functies mogelijk (zie paragraaf 1.3)

2.4.2 Laddertoets uitbreiding bedrijventerrein Trekkersveld IV

Vanwege de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV is in het kader van het bestemmingsplan door Stec Groep een nieuwe laddertoets uitgevoerd. De Laddertoets Trekkersveld IV is als bijlage 3 in de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

Trekkersveld IV maakt in totaal circa 35 hectare bedrijventerrein mogelijk. Naar verwachting zal een groot deel van deze 35 hectare voorzien in de vraag vanuit lokale en regionale bedrijven. De bedrijfskavels variëren in omvang en zijn maximaal 5 hectare groot. De doelgroep voor Trekkersveld IV komt naar verwachting met name uit de sectoren productie, transport, logistiek, groothandel in industrie. De beoogde ontwikkeling van Trekkersveld IV is een aanvulling op het bestaande bedrijventerrein Trekkersveld.

2.4.3 Conclusie

Ten aanzien van de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV wordt geconcludeerd dat de vraag naar vergelijkbare bedrijventerreinen in het verzorgingsgebied groter is dan het aanbod. De beoogde ontwikkeling van Trekkersveld IV voorziet naar verwachting in een behoefte.
Verder blijkt dat geen alternatieve locaties geschikt of beschikbaar zijn binnen het bestaand stedelijk gebied. Het bedrijventerrein Trekkersveld IV vormt de (voorlopige) afronding van het succesvol uitgegeven bedrijventerrein Trekkersveld (I t/m III).

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI. Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie
    Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Het Rijk kiest ervoor om het grootste gedeelte van de energieproductie ter realiseren door middel van windparken op zee. Echter ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal. De aanleg van zonneparken in het landschap moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het Rijk plaatst bij voorkeur eerst zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
  2. 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden
    Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld.
    Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Daarbij wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen.
  3. 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken
    Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  4. 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
    Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzamekringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Richting geven aan decentrale keuzes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI, in kader van duurzaam en economisch groeipotentieel, drie afwegingsprincipes:

  1. 1. combineer, daar waar mogelijk, het realiseren van het duurzaam economisch groeipotentieel met andere opgaven;
  2. 2. sluit bij het realiseren van het duurzaam economisch groeipotentieel aan bij de kenmerken van het gebied;
  3. 3. voorkom afwenteling naar tijd en plaats.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is sinds 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Sinds 1 juli 2017 luidt de formulering van de Ladder in artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

Op grond van de ladder moeten de volgende punten worden geadresseerd:

  1. 1. Er moet worden nagegaan of het bij de nieuwe ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt door het bestemmingsplan, gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
  2. 2. Als het gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet worden beschreven dat er daadwerkelijk voldoende vraag bestaat naar deze ontwikkeling.
  3. 3. Als er voldoende vraag naar de nieuwe stedelijke ontwikkeling bestaat, moet de vraag worden beantwoord of bestaand stedelijk gebied (of bestaande bebouwing) de ruimte voor deze ontwikkeling niet kan bieden.

In paragraaf 2.4 is de verantwoording aan de Ladder duurzame verstedelijking opgenomen.

In deze toelichting van dit bestemmingsplan wordt verder aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

3.1.4 Klimaatakkoord

Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het Klimaatakkoord gepresenteerd en is begonnen met de uitvoering. In het akkoord staan de afspraken met betrekking tot elektriciteit, gebouwde omgeving, industrie, landbouw en landgebruik en mobiliteit om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan.

  • Elektriciteit
    In 2030 komt 70 procent van alle elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Dat gebeurt met windturbines op zee en op land en met zonnepanelen op daken en in zonneparken. Tegelijk groeit de vraag naar elektriciteit. Auto’s worden elektrisch, de industrie vervangt olie en gas door schone stroom. Gebouwen gaan van het gas af en zullen meer stroom nodig hebben voor verwarmen en koken.
    Omdat de stroomvoorziening meer afhankelijk wordt van het grillige weer zijn extra maatregelen nodig om de levering betrouwbaar te houden.
  • Gebouwde omgeving
    In 2050 moeten 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af. Dat betekent isoleren en gebruikmaken van duurzame warmte en elektriciteit. Er moet flink wat gebeuren, maar daar is 31 jaar de tijd voor. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn.
    Dat gaat wijk voor wijk, maar wel in een steeds hoger tempo. De gemeentes weten in 2021 welke wijk, wanneer aan de beurt is. Bewoners worden daarbij betrokken. Het is de bedoeling dat de investering in verduurzaming betaald kan worden uit de opbrengst van een lagere energierekening. Een van de maatregelen voor woonwijken is om bij de transitie van aardgas naar een duurzame warmtebron gebruik te maken van duurzame restwarmte.
  • Industrie
    In 2050 is de industrie circulair en stoot vrijwel geen broeikasgas meer uit. De fabrieken draaien dan op duurzame elektriciteit uit zon en wind of energie uit aardwarmte, waterstof en biogas. De grondstoffen komen uit biomassa, reststromen en -gassen. De restwarmte gebruikt de industrie zelf of levert die aan de tuinbouw of gebouwen en woningen. De industrie is dan naast gebruiker van energie ook producent en buffer van energie. Eén van de maatregelen is om de (rest)warmte uit de industrie te gebruiken om huizen en gebouwen te verwarmen.
    In 2030 moet de industrie al flink minder CO2 uitstoten. Dat is een tussenstap op weg naar volledige duurzaamheid. Veel van de nieuwe manieren van produceren staan nog in de kinderschoenen en zijn nog te duur. Bedrijven investeren zelf in deze vernieuwing. Er is ook subsidie om de ontwikkeling op gang te krijgen. Op die manier kan de industrie uitgroeien tot de meest CO2-efficiënte industrie in Europa, en wel op een manier die de internationale concurrentiepositie niet in gevaar brengt.
  • Landbouw en landgebruik
    In 2050 moet de landbouw en het landgebruik klimaatneutraal zijn. Een ingewikkelde uitdaging, daar een deel van de uitstoot van broeikasgas niet te vermijden is: koeien produceren methaan en uit kunstmest komt lachgas vrij, beide broeikasgassen. Anderzijds legt de sector ook CO2 vast: in de bomen, de bodem en het gras. Dat draagt weer bij aan de reductiedoelstelling.
    Het klimaatbeleid staat ook niet op zichzelf, maar is onderdeel van de noodzakelijke verduurzaming van onze voedselproductie en -consumptie. Er is dan ook zo veel mogelijk synergie gezocht met andere doelen, zoals beschreven in de visie Landbouw, Natuur en Voedsel ‘Waardevol en verbonden’. Voor ondernemers is dit van groot belang, omdat de verschillende maatregelen samenkomen op het boerenerf. Een integrale aanpak maakt de slagingskans groter.
  • Mobiliteit
    In 2050 is mobiliteit emissieloos en van hoge kwaliteit. Nog niet alle oplossingen zijn voorhanden. Bijvoorbeeld voor het vrachtvervoer. Maar het moet wel schoner, slimmer en dus anders. Hierover zijn tientallen afspraken gemaakt tussen betrokken partijen en de overheid. Die zorgen dat er voor 2030 structurele veranderingen in gang worden gezet. Elektrisch rijden is daarbij belangrijk.

Sommige onderwerpen spelen in een aantal of in alle sectoren tegelijk. Om de transitie naar een CO2-arme samenleving te maken is op een groot aantal terreinen afstemming nodig. Denk aan afstemming van het elektriciteitssysteem en transport, maar ook arbeidsmarkt en scholing, en kennis en innovatie.

Zo neemt in het veranderend energiesysteem het aandeel hernieuwbaar opgewekte elektriciteit toe waardoor het aanbod in toenemende mate een weer- en seizoenpatroon gaat volgen. Het klimaatakkoord bevat afspraken over de wijze waarop in die flexibiliteitsbehoefte binnen het elektriciteitssysteem kan worden voorzien, in de vorm van opslag, conversie, interconnectie met het buitenland, regelbaar vermogen en vraagsturing. Daarnaast wordt ingezet op buiten het elektriciteitssysteem om een overaanbod van de ene energiedrager te koppelen aan een tijdelijk schaarste van de ander, of om op een later moment weer terug te brengen in het elektriciteitssysteem.

Door middel van Regionale Energie Strategieën (RES) worden veel van de nationale afspraken uit het klimaatakkoord in de praktijk gebracht. Dit gebeurt in een landsdekkend programma van 30 verschillende energieregio's, waarvan Flevoland er één van is. Zij gaan onderzoeken waar en hoe het best duurzame elektriciteit op land (wind en zon) opgewekt kan worden. Maar ook welke warmtebronnen te gebruiken zijn zodat wijken en gebouwen van het aardgas af kunnen. Waar is ruimte en hoeveel? In een RES beschrijft elke energieregio zijn eigen keuzes (zie paragraaf 1.2.7).

3.1.5 Wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met instructieregels voor hyperscale datacentra

Het voorliggende besluit stelt regels voor vestiging van hyperscale datacentra in Nederland. Door middel van het voorliggend besluit worden het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) aangepast.

Daarmee wordt geregeld dat gemeenten in een bestemmingsplan of in een omgevingsplan geen nieuw hyperscale datacenter mogen toelaten door de vestiging te verbieden. Indien gemeenten bij de inwerkingtreding van dit besluit in hun bestemmingsplan of omgevingsplan een hyperscale datacenter toelaten, betekent dit dat zij hun bestemming- of omgevingsplan hierop moeten aanpassen.

Verwacht wordt dat het besluit voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal worden vastgesteld.

3.1.6 Conclusie

De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal/regionaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie FlevolandStraks

De visie van de provincie Flevoland (vastgesteld 8 november 2017) geeft de langetermijnvisie van de provincie op de toekomst van Flevoland. Het gaat over de kansen en opgaven voor Flevoland over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen.
Er zijn drie kernopgaven geformuleerd:

  • het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving);
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving);
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Door de provincie wordt aangegeven dat Flevoland gemaakt is voor ontwikkeling. De ontwikkelingsgerichtheid is onderdeel van de provinciale identiteit. De provincie grijpt de kansen van nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, bedrijvigheid, herontwikkelingen, nieuwe voorzieningen, klimaatverandering, bodemdaling, waterveiligheid, transformatie in landbouw, duurzame energie.
Alle opgaven worden omarmt waarbij de kenmerkende elementen van de polder worden gekoesterd. Binnen deze kenmerken geeft de provincie ruimte aan ontwikkelingen.
Naar de toekomst toe wil Flevoland ruimte bieden voor nieuwe initiatieven met het 'ja, mits'-principe. Iedereen die wil bijdragen aan de toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd. Door deze opstelling zijn er meer mogelijkheden voor initiatieven van inwoners en bedrijven.

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie.
  • Regionale Kracht.
  • Circulaire Economie.
  • Landbouw: Meerdere Smaken.

Flevoland biedt in 2030 en verder ruimte voor duurzame ontwikkelingen met oog voor fysieke, sociale en economische aspecten. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt hierop aangesloten. De uitbreiding van het bedrijventerrein heeft een positief effect op de regionale kracht van Zeewolde. Het voorliggend bestemmingsplan sluit aan op de Omgevingsvisie.

Verhaal van Flevoland
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de ontwikkelingsgerichtheid van Flevoland. Daarbij blijven de kenmerkende elementen van de polder behouden.
In het kader van het 'Verhaal van Flevoland' zijn kernkwaliteiten aangegeven die essentieel zijn voor 'het verhaal' van Flevoland en dit kunnen (blijven) vertellen. De Hoge Vaart en de Knardijk zijn ook als kernkwaliteit aangewezen. Met de voorgenomen ontwikkeling blijven deze kernkwaliteiten in stand. In met name paragraaf 2.3, paragraaf 4.3, bijlage 7 (deel B van het MER) en het Beeldkwaliteitplan (bijlage 2) is aangegeven op welke wijze hiermee rekening is gehouden.

Om de structuur van de Hoge Vaart te versterken en een ruimtelijke begrenzing te maken, wordt de bestaande laanstructuur aan de Baardmeesweg doorgezet. Omdat het bedrijventerrein in een overgangszone ligt van een meer besloten rand naar de open ruimte van het polderlandschap, is het passend hier meer beplanting toe te passen. Er ontstaat een continu beeld van een transparante afscherming.
Deze rationele kenmerken van het omliggende landschap zijn ook terug te zien in de terreininrichtingen.

Duurzame energie
Flevoland wil vanaf 2030 en verder bekend staan als de provincie die draait op duurzame energie. De provincie heft de energietransitie slagvaardig aangepakt. De gemeente Zeewolde wil wat betreft energie en energietransitie in 2030 200% energie besparen ten opzichte van 2015 en wil dat bereiken door in te zetten op energiebesparingen, windenergie en zonne-energie op daken en land.

Wat betreft duurzaamheid wil de gemeente waarde toevoegen aan mens, leefomgeving en economie. In paragraaf 4.13 en bijlage 7 (deel B van het MER) wordt ingegaan op de wijze waarop in de voorgenomen planontwikkeling invulling wordt gegeven aan duurzaamheid.

3.2.2 Omgevingsverordening Flevoland

Met de (geconsolideerde) omgevingsverordening loopt de provincie Flevoland vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De omgevingsverordening ziet op alle elementen van de fysieke leefomgeving, en op activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Dit kunnen zowel regels zijn voor burgers of bedrijven als (instructie-)regels voor andere overheden. Provincie Flevoland is zelf bevoegd gezag voor toezicht en handhaving van de regels in de omgevingsverordening.
De (geconsolideerde) omgevingsverordening bestaat uit:

  • de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland 2012 met regels betreffende onder meer windenergie, grondwaterbeschermingsgebieden, watersysteem, Natuurnetwerk Nederland, stiltegebieden, ontgassen binnenvaart, bodemsanering, ontgrondingen, wegen en vaarwegen, handhaving;
  • de Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Flevoland 2016;
  • de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht provincie Flevoland;
  • regels voor zonne-energie.

De inhoud van de omgevingsverordening wordt in de periode tot inwerkingtreding van de Omgevingswet steeds verder in lijn gebracht met die wet en de daarop gebaseerde regelgeving. Ook zal de verordening moeten passen bij de Omgevingsvisie FlevolandStraks, het Omgevingsprogramma Flevoland en diens opvolgers. Dit betekent dat de omgevingsverordening continue in beweging is.

Het voorliggend bestemmingsplan dient te voldoen aan de bepalingen uit de provinciale omgevingsverordening.

Windenergie

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0014.png"
Afbeelding 3.1: toedeling functies aan locaties wind en instructies voor bestemmingsplannen

Omdat er steeds meer windenergie met minder windmolens kan worden opgewekt, dient binnen het plangebied de bestaande windmolen te worden gesaneerd (artikel 2.8). Het plangebied is namelijk nagenoeg volledig gelegen binnen het projectgebied van een windgebied (Binnen een windgebied - projectgebieden). Aan de overzijde van de Hoge Vaart zijn gronden aangewezen als een plaatsingszone (Binnen een windgebied - plaatsingszone, artikel 2.7). Hiervoor is het Inpassingsplan Windpark Zeewolde in procedure gebracht.

Grondwaterbeschermingsgebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0015.png"
Afbeelding 3.2: Grondwaterbeschermingsgebieden

Aan de overzijde van de Gooiseweg (N305) bevindt zich ter hoogte van de Ossenkamptocht het waterwingebied Harderbroek, met bijbehorend beschermingsgebied. Het voorliggende plangebied is gelegen in de boringsvrije zone die rondom het plan waterwingebied is aangegeven. Het is binnen een inrichting type A en B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer en buiten een inrichting, verboden in de boringsvrije zone de bodem te roeren, te doorboren of anderszins te doordringen door werken te maken of te behouden of handelingen te verrichten dieper dan de op de kaart Boringsvrije zone Zuidelijk Flevoland aangegeven diepte. Voor het voorliggende plangebied geldt grotendeels een maximale diepte van NAP -17 meter. Daarnaast geldt in het zuiden en midden van het plangebied ook een zone van maximaal NAP -20 meter diepte, en in het noorden een zone van maximaal NAP -14 meter diepte. Dit verbod wordt in het kader van de provinciale verordening gehandhaafd en behoeft geen regeling in het bestemmingsplan.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0016.png"
Afbeelding 3.3: Natuurnetwerk Nederland

In de verordening zijn de gronden aan weerszijden van het plangebied aangemerkt als Natuurnetwerk Nederland (NNN). In de verordening zijn de wezenlijke kenmerken en waarden aangewezen. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied binnen of nabij de aangewezen het Natuurnetwerk Nederland heeft mede tot doel de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van dat gebied (artikel 7.5, lid 1).
Het bestemmingsplan maakt activiteiten alleen mogelijk als die, ten opzichte van het geldende bestemmingsplan Buitengebied, per saldo niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden (art 7.5, lid 2).

3.2.3 Omgevingsprogramma Provincie Flevoland

In 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld (zie paragraaf 3.2.1). Hierin is in hoofdlijnen de strategische visie op de toekomst van Flevoland weergegeven. Deze eerste versie van het Omgevingsprogramma Flevoland is vastgesteld door Provinciale Staten van Flevoland op 27 februari 2019. In deze versie is ervoor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

Stedelijk gebied
Het verstedelijkingsbeleid is gericht op de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid maakt behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving mogelijk. Het gaat hierbij om efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen. Nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoersknooppunten.

Werklocaties
De ontwikkeling en realisatie van werklocaties is een verantwoordelijkheid van gemeenten en private partijen en is sterk afhankelijk van marktontwikkelingen. Met het provinciaal locatiebeleid vervult de provincie een faciliterende, ondersteunende, gebiedsvertegenwoordigende en regisserende rol. Het locatiebeleid draagt bij aan de volgende doelstellingen:

  • versterking van de economische ontwikkeling van Flevoland;
  • beheersing van de mobiliteit door een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets;
  • efficiënt gebruik van infrastructuur en vervoermiddelen;
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid.

Het provinciaal locatiebeleid voor het stedelijk gebied is gericht op een voldoende gedifferentieerd aanbod van werklocaties in Flevoland, zodat er voor ieder bedrijf en instelling een geschikte locatie gevonden kan worden. Daarbij moeten zowel kwantiteit als kwaliteit zodanig zijn dat het aansluit bij de regionale vraag en een optimale bijdrage levert aan de vitaliteit van steden en dorpen.

Het locatiebeleid is verder uitgewerkt in een Ruimtelijke Visie Werklocaties Flevoland (vastgesteld 2016), de Structuurvisie Werklocaties, de beleidsregel Locatiebeleid stedelijk gebied, de beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied en betreffende convenanten. Hierin is onder meer afgesproken dat de gemeenten eens in de vier jaar een strategische visie op werklocaties opstellen met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging met vier jaar als bijstelling niet eerder nodig is.

Bedrijventerreinen
In het omgevingsprogramma wordt aangegeven dat de vraag naar bedrijventerreinen afneemt en veranderd, maar het algehele beeld is dat er nu en in de toekomst minder vraag is dan voorheen. Dit zou geleid tot een herstructureringsopgave voor zowel de publieke als de private partners. Afspraken voor afstemming tussen gemeenten bij de ontwikkeling en herstructurering van werklocaties zijn vastgelegd in het 'Convenant voorraadbeheersing en afstemming werklocaties' en in het 'Convenant bedrijventerreinen'.

Landschappelijk kernelementen
In de geconsolideerde omgevingsprogramma is de Hoge Vaart aangewezen als landschappelijk kernelementen. Het zijn de dijken, vaarten, interne ontsluiting, flankerende beplanting, wegbeplanting en de bosranden. Deze zijn bepalend voor het karakter van Flevoland en waarmee de essentie van het polderconcept wordt gewaarborgd. De provincie wil deze kernelementen behouden en de kwaliteiten ervan inzetten bij nieuwe ontwikkelingen, zodat zij een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit.

Natuurnetwerk Nederland
In de Omgevingsverordening is de begrenzing van het Flevolandse Natuurnetwerk vastgelegd. In Flevoland hebben de meeste tochten en vaarten een verbindende functie. Zo maakt ook de Hogevaart deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (water voor natuur: grondwaterafhankelijke natuur). Het is aan gemeenten om voor de begrensde NNN-gebieden een passende bestemming op te nemen in hun eigen beleid. De natuurwetgeving hanteert binnen het NNN een 'nee, tenzij'-regime; nieuwe activiteiten zijn niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat de wezenlijke kenmerken en waarden daarvan geen schade ondervinden. De provincie Flevoland gaat zoveel mogelijk uit van een ja, mits- of een ja, want-benadering. De provincie maakt hiervoor gebruik van een systeem van saldobenadering en principes van natuurinclusief ontwerp. Uitgangspunt daarbij is dat maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen zodanig worden vormgegeven dat deze elkaar niet belemmeren, maar versterken.

Boringsvrije zone
Een groot deel van Zuidelijk Flevoland is als boringsvrije zone aangewezen om aantasting van de beschermende kleilagen te voorkomen. In dit gebied is het verboden om de bodem te roeren, te doorboren of anderszins te doordringen beneden bepaalde dieptes die staan aangegeven op de kaart boringsvrije zone Zuidelijk Flevoland. Dit ter bescherming van de voorraad diep zoet grondwater dat exclusief is gereserveerd voor de openbare drinkwatervoorziening en beschermd tegen negatieve invloeden van buitenaf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0017.png"
Afbeelding 3.4: uitsnede kaart boringsvrije zone Zuidelijk Flevoland (plangebied is in blauw globaal aangegeven)

Aardkundige waarden
In de ondergrond van Flevoland bevinden zich sporen van zeer oude, fossiele landschappen. Zo ligt een groot deel van het plangebied binnen het stroomgebied van de oer-Eem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0018.png"
Afbeelding 3.5: uitsnede ligging aardkundige waarden (bron: Omgevingsprogramma)

De betreffende gronden zijn aangemerkt als aardkundig waardevol gebied. De provincie bevordert aandacht voor aardkundige waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. De provincie hecht aan het behoud van deze sporen van de ontstaansgeschiedenis.

Conclusie
Uit de ladderonderbouwing (zie paragraaf 2.4) voor de gemeentelijke uitbreiding blijkt dat de behoefte aan de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV aantoonbaar aanwezig is. Het voorliggend sluit aan op het omgevingsprogramma.

3.2.4 Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011

De 'structuurvisie werklocaties Flevoland 2011' is een nadere concretisering van het Omgevingsplan, zoals dat nu is opgenomen in het omgevingsprogramma Flevoland. Tussen de provincie en de gemeenten in Flevoland zijn afspraken gemaakt over de omvang van nieuw aan te leggen bedrijventerreinen en kantoorlocaties (formele werklocaties), afgezet tegen de marktvraag. Dit is verwoord in de 'visie werklocaties Flevoland 2030+' (april 2010), zie verder paragraaf 3.2.6

Daarnaast heeft de Provincie het 'Locatiebeleid stedelijk Gebied 2011' (augustus 2011) opgesteld waarin de Provincie aangeeft welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied 2011
Het locatiebeleid is nader uitgewerkt in de beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied 2011. De provincie geeft in deze beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid) daaraan worden verbonden. De gemeenten zijn vervolgens verantwoordelijk voor de concrete aanwijzing en uitwerking van de verschillende typen werklocaties.

In de Beleidsregel is een indeling gemaakt in zeven provinciale locatietypen, onderverdeeld in drie categorieën, te weten:

  • centrummilieus;
  • gemengde woonwerkmilieus;
  • specifieke werkmilieus.

De locatietypen verschillen in kantorenomvang (zelfstandige kantoren en kantoorhoudendheid van bedrijven), ruimtelijke kwaliteit (functiemenging, ruimtegebruik en beeldkwaliteit), bereikbaarheid (auto, openbaar vervoer en parkeren) en leefbaarheid (tegengaan van onnodige milieuhinder).

Bij de ontwikkeling van werklocaties is het belangrijk dat optimaal wordt ingespeeld op deze verschillende kenmerken zodat er voor ieder bedrijf een geschikte locatie gevonden kan worden.

  • In centrummilieus vindt concentratie plaats van arbeids- en bezoekersintensieve functies in combinatie met wonen, goede bereikbaarheid per auto en in de directe nabijheid van openbaar vervoer knooppunten.
  • Bij gemengde woonwerkmilieus is het beleid gericht op functiemenging van wonen en werken, waarbij de woonfunctie overheersend is. Specifieke werkmilieus zijn bedoeld voor bedrijven, kantoren en voorzieningen die qua schaal en functioneren niet passen in centrummilieus en gemengde woonwerkmilieus.
  • Specifieke werkmilieus zijn goed bereikbaar per auto. Een goede verbinding met het hoofdwegennet is belangrijk.

Het geplande bedrijventerrein Trekkersveld IV zal gaan behoren tot de specifieke werkmilieus. Binnen deze specifieke werkmilieus wordt een onderscheid gemaakt in

  • het kantorenmilieu;
  • het voorzieningenmilieu;
  • reguliere bedrijventerreinen;
  • industrieterreinen.

Het nieuwe bedrijventerrein Trekkersveld IV kan worden aangemerkt als een regulier bedrijventerrein. Deze worden in de beleidsregel omschreven als specifieke locaties bedoeld voor de vestiging van bedrijven.
Ten aanzien van de kantorenomvang geldt dat maximaal 50% kantoorhoudendheid op kavelniveau is toegestaan, met uitzondering van een aan te geven (hoogwaardige) zone op het bedrijventerrein waarvoor een maximum kantoorhoudendheid van 70% op kavelniveau geldt, mits dit milieuhygiënisch kan worden ingepast.
Ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit geldt dat een beeldkwaliteitplan wordt toegevoegd aan een ruimtelijk plan voor een werklocatie grenzend aan de snelweg of provinciale weg.

Ten aanzien van de bereikbaarheid geldt dat:

  1. a. het parkeren op eigen terrein dan wel op gedeelde parkeerterreinen plaatsvindt, om te voorkomen dat het parkeren wordt afgewenteld op de omgeving;
  2. b. een bedrijvenzone waar een maximum percentage kantoorhoudendheid van 70% op kavelniveau wordt gehanteerd, minimaal 2 keer per uur per richting in de spits met openbaar vervoer wordt ontsloten. De gemeente motiveert hoe de potenties voor openbaar vervoer optimaal benut worden;
  3. c. voor een adequate auto-ontsluiting er een goede verbinding met het hoofdwegennet is;
  4. d. dat er een goede fietsontsluiting is, die bij voorkeur de woongebieden en de werkgebieden rechtstreeks met elkaar verbindt;
  5. e. een mobiliteitstoets wordt uitgevoerd zoals bedoeld in de regionale Nota Mobiliteit.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt aan deze bepalingen voldaan.

3.2.5 Programma Landschap van de toekomst

Het Programma Landschap van de Toekomst geeft richting aan alle ontwikkelingen in Flevoland. Met de veranderingen beoogt de provincie kwaliteit toe te voegen. In het programma staan de visie en ambities, handvatten en uitvoeringsprogramma voor hoge ruimtelijke kwaliteit. Elke ontwikkeling dient bij te dragen aan de kwaliteit van de provincie.

Voor landschap zijn vier overwegingen van provinciaal belang en moeten bij iedere ontwikkeling in het kader van de ruimtelijke kwaliteit als overweging worden meegenomen.

  1. 1. waterbouwkundig bouwwerk als polder-DNA
    Behoud het waterbouwkundig bouwwerk als fundament van de polders en de landschappelijke identiteit. Maak de verschillende onderdelen (dijkzones, gemalen, vaarten, sluizen) daarvan zichtbaar en beleefbaar;
  2. 2. panorama's langs lange lijnen
    Versterk monumentale belevingsassen om de beleving van het open polderpanorama te garanderen. Geef hieraan per polder onderscheidend vorm;
  3. 3. drie onderscheidende polderconcepten
    Geef het landschap vorm op basis van de ruimtelijke concepten van de drie polders. Ontwikkel de concepten door, om ruimtelijke opgaven in het landschap een plek te geven;
  4. 4. hybride gebieden - aandacht voor landschapsinnovatie
    Werk Flevoland-breed integraal aan opgaven en doe ontwerpend onderzoek. Geef extra aandacht aan hybride gebieden met een hoge dynamiek en waar meerdere opgaven samen komen.

Aan de hand van een aantal thema's wordt in het rapport de essentie van de visie verder uitgediept. De grote ruimtelijke transities worden gekoppeld aan de synthese en de kernkwaliteiten van het landschap. Per thema zijn overwegingen meegegeven voor ruimtelijke kwaliteit:

  • thema 1: het gezicht van Flevoland in het blauwe hart van Nederland
    In het landschap van de toekomst presenteert Flevoland zich sterker naar de omgeving. Met fraaie dijklandschappen en aantrekkelijke stedelijke kapen aan het water. Waar een sterke ecologie en recreatieve functies het blauwe hart betekenis geven.
  • thema 2: veranderende condities in het landelijk gebied
    In het landschap van de toekomst beweegt de landbouw mee met geleidelijk veranderende klimatologische omstandigheden. De provincie maakt een omslag naar natuurinclusieve landbouw binnen krachtige kavel- en erfstructuren.
  • thema 3: nieuwe stad-land relaties
    In het landschap van de toekomst zijn stad en land in balans. Kenmerkende Flevolandse lange lijnen verbinden ze met elkaar. Water- en groenstructuren zijn de basis voor aantrekkelijke stadsranden en een toegankelijk landschap.
  • thema 4: regionaal perspectief voor energielandschappen
    In het landschap van de toekomst zijn energielandschappen efficiënt en zorgvuldig ontworpen. Met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, biodiversiteit en beleving.
  • thema 5: rijke en robuuste groenstructuren
    In het landschap van de toekomst zijn de kenmerkende Flevolandse lanen, singels en bossen aantrekkelijk, veerkrachtig en toekomstbestendig. Met aandacht voor variatie, een grote soortenrijkheid en biodiversiteit.

Flevoland heeft een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Centraal gelegen, een goed wegennet en dichtbij Schiphol en Lelystad Airport. De logistieke sector maakte de afgelopen jaren een enorme groei door. De verwachting is dat deze groei voorlopig aanhoudt. De 24 uurs-economie zorgde voor de komst van steeds meer distributiecentra. Met name door de toename van internetaankopen en de bijbehorende bezorging van pakketten. Ook de komst van datacenters hoort hierbij.
In het programma wordt aangegeven dat deze ontwikkelingen snel gaan en in omvang toenemen, waarbij er niet altijd aandacht lijkt te zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Er komen steeds grotere distributiecentra en datacenters, ook wel aangemerkt als 'verdozing' van het landschap, waardoor de oorspronkelijke overgangen tussen stad en landelijk gebied vervagen.
Vanuit ruimtelijk perspectief ligt er een grote opgave in het zoeken naar geschikte locaties voor deze grote ontwikkelingen. En in het zoeken naar hoe deze ontwikkeling sterk bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Als voorbeeld van een ontwikkeling rond bedrijvigheid en logistiek wordt onder andere Trekkersveld Zeewolde genoemd. Aangegeven wordt dat deze opgave bij het Omgevingsprogramma Flevoland – Werklocaties hoort.

In het programma worden de thema's verder uitgewerkt. Daarbij wordt in thema 3 'Nieuwe stad-land relaties' een aantal overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit gegeven waar bij ontwikkelingen van bedrijvigheid rekening gehouden kan worden. Een en ander wordt verder uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan.

3.2.6 RO-Visie Werklocaties

Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 28 juni 2016 de RO-visie Werklocaties Flevoland vastgesteld. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik.

In de RO-visie werklocaties worden twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden; formele en informele werklocaties. Een formele werklocatie heeft een omvang van minimaal 1 hectare bruto en is een scherp afgebakend gebied. Een informele werklocatie is een locatie waar bedrijven en werkvormen zich kunnen vestigen die vallen volgens de VNG-brochure onder de milieucategorie 1, 2 en 3.1, waarbij sprake is van een zekere en ruimtelijk herkenbare menging met andere functies. Het plangebied valt in informele werklocaties.

Per gemeente verschilt de veranderopgave: onderstaande tabel 3.1 geeft een overzicht van de belangrijkste opgaven per gemeente waarbij rood staat voor een forse, oranje voor een redelijke en geel voor een beperkte opgave. Bij sommige segmenten zijn geen cijfers bekend en is dus geen kleur opgenomen.

Tabel 3.1: Veranderopgave per gemeente (bron: RO-Visie werklocaties)
afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0019.png"

Visie op de veranderopgaven
Provincie Flevoland wil met deze visie geen toekomstige blauwdruk geven. De provincie wil wel richting geven aan de ontwikkeling van werklocaties in een nieuwe realiteit. Doelstelling van deze visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen nog toegestaan als de ladder voor duurzame verstedelijking is doorlopen.

In de visie wordt ten aanzien van Zeewolde gemeld dat de gemeente een netto areaal bedrijventerrein van ruim 200 hectare. Hiervan is (media 2016) nog circa 60 ha niet uitgegeven, met name op bedrijventerrein Trekkersveld en Horsterparc. In de visie wordt geconcludeerd dat daarmee sprake is van een fors overaanbod. De gemeente heeft nog een harde planvoorraad voor circa 14 jaar.
Voor de gemeente komen twee terreinen in aanmerking komen voor herstructurering, te weten Schepenveld en een deel van Trekkersveld I en II. Op Schepenveld wordt circa 11 hectare geherstructureerd en op termijn op Trekkersveld circa 88 hectare.

Daarbij wordt opgemerkt dat de provincie in haar huidige beleid streeft naar locaties voor het opvangen van zware bedrijvigheid. In Zuidelijk Flevoland (Almere en Zeewolde) dient ten minste één bedrijventerrein (of een zone op een regulier bedrijventerrein) beschikbaar te zijn voor de vestiging van bedrijven voorkomend in de categorieën 3.1 t/m 5 van de VNG-publicatie.
Op deze terreinen, die natuurlijk kansrijk gelegen en goed ontsloten moeten zijn, moet vervolgens maximaal ruimte worden gereserveerd voor zware bedrijvigheid. Daarbij vindt de provincie het voorkomen en waar mogelijk saneren van knelpunten voor lucht, geluid, externe veiligheid en geur uitermate belangrijk. De provincie streeft naar een duurzame inrichting van nieuwe en bestaande werklocaties, waarbij het effect en de onderlinge hinder van dit type bedrijven zo optimaal mogelijk is geregeld.

Op het bedrijventerrein Trekkersveld III zijn op basis van de geldende beheersverordening bij recht bedrijven met milieucategorie 1 tot en met 4.2 mogelijk en bij afwijking bedrijven met categorie 5.1 tot en met 5.3. Daarmee zijn ook geluidzoneringsplichtige inrichting toegestaan. Ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijventerrein zijn geluidzoneringsplichtige inrichting toegestaan (zie paragraaf 4.9).
Uit de laddertoets (zie paragraaf 2.4) blijkt dat het bedrijventerrein Trekkersveld inmiddels nagenoeg volledig is uitgegeven. Ook blijkt dat een behoefte is aan meer grootschalige bedrijfskavels, waarvoor binnen de gemeente onvoldoende aanbod is.
De uitbreiding van Trekkersveld IV past daarmee in de RO-Visie Werklocaties. In paragraaf 2.4 is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de ladder van duurzame verstedelijking. Uit deze toets blijkt voor de beoogde ontwikkeling sprake is van duurzame verstedelijking.

3.2.7 Regionale Energie Strategie Flevoland (RES)

In het klimaatakkoord is onder meer afgesproken dat de 30 energieregio's, zoals Flevoland, onderzoeken waar en hoe in het kader van de energietransitie het best duurzame elektriciteit (wind en zon) opgewekt kan worden. In een Regionale Energiestrategie (RES) beschrijft elke energieregio zijn eigen keuzes. Conform de procesafspraken is voor 1 juli 2021 de RES 1.0 opgeleverd.

In de RES laat Flevoland zien wat er in de regio gedaan wordt om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 te halveren en in 2050 nagenoeg te laten verdwijnen, zoals nationaal (Klimaatakkoord) en internationaal (Parijs) is afgesproken. Daarbij wordt gekeken naar: wat doen we, wat gaan we doen en wat kunnen we doen. In het Flevolandse bod is in eerste instantie het huidige beleid als uitgangspunt genomen. De RES 1.0 gaat over de uitvoering van beleid om hernieuwbare energie op te wekken waarover besluitvorming al heeft plaatsgevonden bij de provincie, gemeenten en waterschap. Veel projecten zijn al binnen dit kader uitgevoerd of volop in uitvoering. Alles bij elkaar wordt uitgegaan dat dit resulteert in een productie van 5,81 terrawattuur (TWh) aan hernieuwbare elektriciteit. Daarmee levert Flevoland 16,6% van de landelijke opgave.

Flevoland doet al veel op het gebied van hernieuwbare energie en gaat dus al een grote bijdrage leveren aan de klimaatdoelen van Nederland. Maar het kan zijn dat er nog meer van Flevoland gevraagd gaat worden. Daarom staat in de RES ook dat onderzocht gaat worden of en zo ja welke mogelijkheden er nog meer zijn voor grootschalige opwek door wind en zon. Flevoland wil dit alleen doen als de regio er ook op vooruit gaat. Daarom zijn in de RES voorwaarden opgenomen. De inwoners van Flevoland moeten goed betrokken worden bij het 'RES-proces'. Er moet voldoende ruimte zijn op het energienet. Tot slot moet het voor de inwoners betaalbaar zijn om mee te doen aan de transitie; woonlastenneutraliteit op het gebied van energie is daarbij uitgangspunt.

3.2.8 Conclusie provinciaal en regionaal beleid

De uitbreiding van het Bedrijventerrein Trekkersveld IV wordt in de verschillende provinciale beleidsstukken mogelijk gemaakt. De mogelijkheden in het plangebied passen dan ook binnen het provinciale beleid.

De omgeving van Zeewolde is, mede vanwege de aanwezigheid van windmolens en met de komende projecten, een energierijke omgeving die voor bedrijven ook interessant is voor vestigingsoverwegingen.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Toekomstvisie Zeewolde

In de Toekomstvisie geven de inwoners van Zeewolde aan welke ontwikkelingen en opgaven ze zien voor de toekomst van de gemeente. Het gaat om alle aspecten die de Zeewoldenaren belangrijk vinden voor hun leefomgeving. Bijvoorbeeld op het gebied van wonen, werken, recreatie en bereikbaarheid. Ter voorbereiding van de Toekomstvisie is aan veel inwoners gevraagd wat zij vinden van Zeewolde. Wat willen de inwoners graag behouden en wat willen ze verbeteren. Uit alle enquêtes en bijeenkomsten blijkt vooral de volgende centrale uitdaging: Inwoners willen de eigenheid van Zeewolde behouden èn Zeewolde moet zich blijven ontwikkelen.

Inwoners hebben zich uitgesproken over wat behouden moet worden, maar ook waarom ontwikkeling nodig is. De inwoners wensen dat er voldoende woningen worden gebouwd voor de behoefte van de Zeewoldenaren, zodat iedereen hier kan blijven wonen.
Wat betreft economie en werkgelegenheid zien de inwoners dat jonge, startende ondernemers een plek hebben gekregen bij elkaar in een gebouw. Daarnaast zien ze graag meer werkgelegenheid voor Zeewoldenaren, bijvoorbeeld hoogopgeleide werknemers in dienstverlenende bedrijven.

De uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV biedt kansen voor (hoogopgeleide) werknemers.

3.3.2 Structuurvisie Zeewolde 2022

De Structuurvisie 2022 is op 25 april 2013 vastgesteld. Deze visie geeft het gemeentelijke ruimtelijke beleid voor de periode tot 2022 aan. Centraal staan (onder andere) de volgende uitgangspunten:

  • Zeewolde wil een toekomstbestendige gemeente zijn. Van belang zijn een zelfstandige positie en een leefomgeving van een goede kwaliteit.
  • De gemeente gaat voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. Ontwikkelingen zijn geen doel op zich, maat moeten deel zijn van een gebiedsimpuls.

In de structuurvisie is Trekkersveld genoemd als een grootschalig bedrijventerrein waar een groot deel van de bedrijvigheid in de gemeente op is gevestigd. Transport, opslag en verwerking van producten vormen een groeiende bedrijfstak.
Wat betreft bedrijvigheid, wil Zeewolde zich geleidelijk ontwikkelen op basis van de bestaande kwaliteiten. Gekozen wordt voor een divers economisch profiel. Trekkersveld is met name geschikt voor middelgrote en grote bedrijven, in de sectoren transport, logistiek, productie, groothandel en industrie.

De beoogde uitbreiding van Trekkersveld IV past binnen dit profiel.

3.3.3 Structuurvisie Werklocaties Zeewolde (2013-2017)

Deze structuurvisie (vastgesteld op 1 oktober 2013) is de nadere concretisering van de gemeentelijke Structuurvisie 2022 ten aanzien van bedrijventerreinen en kantorenlocaties (formele werklocaties).

In de structuurvisie wordt Trekkersveld getypeerd als een plus variant van een gemengd (bedrijven)terrein (Gemengd (+)). Een gemengd terrein is een bedrijventerrein of gezoneerde locatie voor bedrijven met een hindercategorie van 1 tot en met 3, bestemd voor reguliere bedrijvigheid van diverse aard. De plusvariant betreft een gemengd terrein met een of meerdere zones waar naast bedrijven in de hindercategorie 3, ook zwaardere bedrijven bij recht worden toegestaan tot in de categorie 4.2.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat er geen directe aanleiding is om van deze bestaande plusvariant af te stappen. Wel wordt geconstateerd, dat de zonering ruimer is dan nodig (zowel wat omvang betreft als vestigingsmogelijkheden van bedrijven in een lagere milieucategorie). Aangekondigd wordt dat de zonering op basis van een goede inventarisatie van de gevestigde bedrijven op termijn zal worden ingeperkt.
Uitgifte op Trekkersveld III vindt plaats vanaf 2007 en verloopt dermate voorspoedig, dat naar verwachting ook dit terrein tussen 2016 en 2020 volledig uitgegeven zal zijn. Per 1 januari 2019 is nog maar 1,1 hectare uitgeefbaar terrein over.

In de structuurvisie is medio 2013 aangegeven dan een verdere uitbreiding van formele werklocaties als bedrijventerreinen in Zeewolde naast het bestaande aanbod - zeker op de middellange termijn - voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in Zeewolde niet noodzakelijk is. De destijds aanwezige mogelijkheden waren hiervoor voldoende.
Wel wordt de mogelijkheid opengehouden om in de toekomst een eventuele groei van de sector Value Added Logistics in Zeewolde op te vangen. Of en in hoeverre dit zal leiden tot het op de markt brengen van een nieuw terrein is echter afhankelijk van het uitgifte tempo van Trekkersveld III in de komende jaren, de marktvraag en de afstemming op regionaal niveau.

Met de beoogde uitbreiding van Trekkersveld IV wordt ingespeeld op de vraag naar nieuwe kavels. In de laddertoets (zie paragraaf 2.4) wordt geconstateerd dat er binnen het verzorgingsgebied onvoldoende aanbod is voor de vraag van lokale bedrijven naar kavels vanaf 3.000 m² tot 3 hectare. In de laddertoets wordt geconcludeerd dat de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV voorziet in een behoefte.

3.3.4 Structuurvisie regioplan windenergie

In het Regioplan windenergie Zuidelijk en Oostelijk Flevoland (27 juli 2016) wordt het opschalen en saneren van windmolens binnen een aantal projectgebieden op land nader geconcretiseerd. Daarbij wordt uitgegaan van meer windenergie met minder windmolens. Het Regioplan heeft betrekking op het buitengebied van de gemeenten Dronten, Lelystad, Zeewolde en een klein deel van Almere. In het Regioplan staat een ontwikkelingsstrategie met bijbehorende (ruimtelijke) kaders met betrekking tot opschalen, saneren en participeren bij windenergieprojecten.

Gemeld wordt dat Zeewolde klimaatpositief is; er wordt meer groene energie opgewekt dan er aan energie gebruikt wordt door huishoudens en bedrijven. Het is de ambitie van de gemeente Zeewolde om de productie en consumptie van deze groene energie beter op elkaar aan te laten sluiten.

In de structuurvisie zijn plaatsingszones windmolens aangegeven. Binnen plaatsingszones mogen onder voorwaarden nieuwe windmolens worden geplaatst. Buiten deze plaatsingszones mogen geen windmolens worden gebouwd. Direct ten noorden van het voorliggende plangebied is een plaatsingszone aangegeven. Hier wordt windpark Zeewolde gerealiseerd.

Op Trekkersveld IV worden geen nieuwe solitaire windmolens mogelijk gemaakt. Hiermee wordt aangesloten op de structuurvisie.

3.3.5 Welstandsnota en beeldkwaliteitplan

In de Welstandsnota zijn regels opgenomen over de gewenste beeldkwaliteit en architectonische vormgeving van bouwwerken. De gemeenteraad van Zeewolde heeft in 2010 een nieuwe welstandsnota voor haar grondgebied vastgesteld.
De welstandsnota draagt bij aan het benoemen en versterken van de ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten binnen de gemeente Zeewolde. De gemeente Zeewolde schrijft in de welstandsnota dat ze belang hecht aan een aantrekkelijke gebouwde omgeving.

Welstandscriteria kunnen de ruimte die het bestemmingsplan biedt, invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Bij de welstandscriteria wordt een onderscheid gemaakt tussen loket-, object- en gebiedscriteria. Deze criteria worden toegepast om te beoordelen of een bouwwerk niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.

Gebiedscriteria
Voor de bedrijventerrein in Zeewolde gelden gebiedscriteria die op alle bestaande bedrijventerreinen van toepassing zijn. Als algemeen criterium geldt dat de bestaande gebouwde omgeving het kwalitatieve referentiepunt is voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Dat wil zeggen dat bij een bouwkundige toevoeging of verandering, de bestaande stedenbouwkundige structuur ervan als uitgangspunt neemt.
Verder zijn er criteria van toepassing in relatie met de omgeving, voor bebouwing en detaillering, kleur en materiaalgebruik waar vergunningsaanvragen aan getoetst worden.

Beeldkwaliteitplan
Omdat in het voorliggende bestemmingsplan nog geen sprake is van een bestaande situatie, wordt voor de uitbreiding van Trekkersveld IV een beeldkwaliteitplan opgesteld waarin de stedenbouwkundige uitgangspunten en de daar uit volgende beeldkwaliteiteisen voor de gebouwen, kavels en het openbaar gebied worden omschreven (zie paragraaf 2.3.5).

Het beeldkwaliteitplan gaat bij vaststelling deel uitmaken van de welstandsnota.

3.3.6 Beleidsvisie ruimtelijke inpassing zonne-energie

In de beleidsvisie is het provinciale beleid ten aanzien van zonne- energie uitgewerkt om zo op een passende wijze ruimte te bieden en richting te geven aan initiatieven voor het opwekken van zonne-energie.

In het bestaand stedelijk gebied zijn grondgebonden zonneparken in beginsel aanvaardbaar. Dit betreft de bebouwde gebieden van de gemeente waar vooral woon-, bedrijfs- en maatschappelijke functies voorkomen. Dit zijn de plekken waar naar verhouding veel energie verbruikt wordt en waar het voor de hand ligt om energie op te wekken. Omdat het tevens het gebied is waar veel inwoners wonen en werken, is het van belang een goede afstemming te vinden tussen deze functies en de uitstraling en

grootte van zonneparken.

In de beleidsvisie is de Zonneladder Zeewolde opgenomen. De zonneladder is een hulpmiddel om tot een afweging en prioritering voor de ontwikkeling van een zonnepark op een bepaalde locatie te komen. De zonneladder is opgesteld vanuit landschappelijk oogpunt én het uitgangspunt om de agrarische gronden in de gemeente zoveel mogelijk te ontzien:

  1. 1. de gemeente heeft een voorkeur voor grondgebonden zon op niet landbouwgronden (trede 1). Deze gronden zijn op dit moment vrijgegeven.
  2. 2. daarnaast zijn er mogelijkheden voor initiatieven op agrarische gronden, die op basis van een landschappelijke analyse de voorkeur (trede 2) hebben.
  3. 3. overige agrarische gronden (trede 3) komen vooralsnog niet in aanmerking voor initiatieven.

Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV wordt uitgegaan van voorzieningen voor kleinschalige duurzame energiewinning. Gedacht wordt aan zonnepanelen op het dak, kleine warmtepompen, kleine windturbines of nieuwe vormen van windenergie, zoals windwokkels, op daken van gebouwen. Daarmee wordt voldaan aan de beleidsvisie. Vooralsnog is geen sprake van grondgebonden zon. Toetsing aan de zonneladder is in vooralsnog niet aan de orde.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Aspecten

Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt, waar mogelijk, teruggevallen op de onderzoeken die eerder zijn uitgevoerd in het kader van het vernietigde bestemmingsplan 'Trekkersveld IV'. Het MER en de bijbehorende onderzoeken hielden rekening met de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV en het datacenter. De effecten van het bedrijventerrein voor de 35 hectare zijn apart onderzocht en beschreven. De onderzoeken zijn destijds beoordeeld door de m.e.r.-commissie en met aanvulling akkoord bevonden. De m.e.r.-commissie was van oordeel dat het MER met aanvulling tezamen de milieueffecten voldoende beschrijven en het MER zodoende de essentiële informatie bevat om het milieubelang volwaardig mee te kunnen laten wegen.

Een groot deel van de onderzoeken van het MER kan opnieuw gebruikt worden om de aanvaardbaarheid van de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV aan te tonen. Ten behoeve van het MER is een nieuwe oplegnotitie opgesteld waarbij specifiek de uitbreiding van het bedrijventerrein beoordeeld is.

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Inleiding

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Het doel van een m.e.r. is om al in de planfase het milieubelang en landschappelijke belangen volwaardig af te wegen ten behoeve van de ruimtelijke besluitvorming.

Het (oorspronkelijk) voornemen betreft het voornemen om ten behoeve van een datacentrum in Zeewolde het bedrijventerrein Trekkersveld uit te breiden met ruim 200 hectare. Een deel daarvan, 35 hectare direct grenzend aan het bedrijventerrein Trekkersveld III, wil de gemeente zelf ontwikkelen als regulier bedrijventerrein. Uitgangspunt is dat daar bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 mogen worden gevestigd.

In het kader van het vernietigde bestemmingsplan Bedrijventerrein Trekkersveld IV is in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) (zie paragraaf 4.1.2) destijds beoordeeld dat het opstellen van het bestemmingsplan ten behoeve van het bedrijventerrein en het datacenter planm.e.r.-plichtig was. Voor de ontwikkeling van Trekkersveld IV geldt een directe verplichting voor het doorlopen van de m.e.r.- procedure in het kader van de ontgrondingsvergunning. Daarnaast geldt een (al dan niet vormvrije) m.e.r.- beoordelingsplicht voor het aanleggen van het industrieterrein, de bovengrondse of ondergrondse hoogspanningsverbinding, de warmtebuisleiding en de ontsluiting op de N305. Verder was het bestemmingsplan kaderstellend als gevolg van de benodigde ontgrondingsvergunning voor het destijds beoogde campus met datacenter, die m.e.r.-plichtig is. Als gevolg hiervan was het bestemmingsplan plan-m.e.r.-plichtig.

Gezien de samenhang van de totale ontwikkeling en uit te voeren ontgrondingen is daarop een gecombineerd plan/project-MER opgesteld waarin zowel de m.e.r.-plichtige als m.e.r.-beoordelingsplichtige planonderdelen werden meegenomen. Het gecombineerde plan/project-MER heeft destijds tezamen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen (zie ook paragraaf 1.1.2).

4.1.2 Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD)

Het doel van een Notitie Reikwijdte en Detailniveau is om de onderzoekslast voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) te bepalen en vast te leggen. Waarop moet het onderzoek in het kader van het MER zich vooral gaan richten, wat is minder belangrijk, en wat kan zelfs helemaal buiten beschouwing blijven? In de NRD wordt een overzicht gegeven van de beschouwen milieuaspecten in het kader van de milieueffectrapportage.
De Notitie Reikwijdte en Detailniveau Trekkersveld IV Zeewolde (Arcadis, d.d. 20 mei 2020) is als bijlage 4 in deze toelichting opgenomen.

Advies Commissie voor de m.e.r.
De Notitie Reikwijdte en Detailniveau is samen met het voorontwerp bestemmingsplan gepubliceerd. De Commissie voor de m.e.r heeft op 15 juli 2020 advies uitgebracht over de reikwijdte en detailniveau van het op te stellen MER. In het advies van de Commissie voor de m.e.r. wordt aangegeven wat de commissie als essentiële informatie in het MER beschouwd. Het advies van de Commissie voor de m.e.r. is als bijlage 5 in deze toelichting opgenomen. Het advies van de Commissie is verwerkt in het MER.

Publicatie NRD
Naast de openbare kennisgeving en terinzagelegging zijn bij de planvorming betrokken bestuursorganen en wettelijk adviseurs geraadpleegd over de in deze kennisgeving en NRD geschetste reikwijdte en detailniveau van de milieueffectrapportage.

In een Nota Zienswijzen wordt ingegaan op de reacties van bovengenoemde partijen en van de ingediende zienswijzen (zie paragraaf 6.2.2). De Nota Zienswijze is als bijlage 26 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan. Waar mogelijk en zinvol is bij het opstellen van het milieueffectrapport rekening gehouden met de ingebrachte zienswijzen, reacties en advies.

4.1.3 Milieueffectrapport (MER)

Het milieueffectrapport (MER) bestaat uit twee delen. Beide zijn als bijlagen 6 en 7 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan:

Naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. (zie paragraaf 4.1.4) is een Aanvulling MER Trekkersveld IV opgesteld. Deze is als bijlage 8 in de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

4.1.4 Toetsingsadvies Commissie m.e.r.

Het planMER zoals dat als onderdeel van de stukken terinzage heeft gelegen (zie paragraaf 6.2.4) heeft eind april 2021 een voorlopig toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. ontvangen (zie bijlage 9). Voorlopig omdat op enkele onderdelen een uitdieping van de onderzoeken noodzakelijk was. Dit resulteerde in een addendum op het planMER dat begin juli opnieuw aan de Commissie m.e.r. is voorgelegd (zie bijlage 8).
Uit de tweede beoordeling (zie bijlage 10) bleek dat er nog voor twee punten een aanvulling gewenst was. Deze aanvulling is verwerkt in het addendum op het planMER (zie bijlage 8) dat op 10 september 2021 opnieuw aan de Commissie m.e.r. is toegezonden.

Het definitieve advies van de Commissie m.e.r. is als bijlage 11 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan. In het definitieve advies geeft de Commissie m.e.r. aan dat de informatie in het MER en de bijlagen uitgebreid, goed opgebouwd en duidelijk leesbaar is. De adviezen en aanbevelingen zijn goed verwerkt.
De Commissie m.e.r. is dan ook van oordeel dat het MER de essentiële informatie bevat om het milieubelang volwaardig mee te kunnen wegen bij het besluit over het project.

4.1.5 Oplegnotitie MER t.b.v. uitbreiding bedrijventerreinTrekkersveld IV

Op basis van het oorspronkelijke MER van Arcadis (delen A en B, februari 2021), de aanvulling van september 2021 en het positieve eindadvies van de Commissie m.e.r. van 12 oktober 2021 is ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan een oplegnotitie opgesteld. Deze is als bijlage 12 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan.

In de oplegnotitie is een beknopte samenvatting opgenomen van de milieueffecten (beschrijving en beoordeling) van het nieuwe reguliere bedrijventerrein van 35 hectare bruto op basis van de effecthoofdstukken in deel B van het MER.
Per milieuaspect wordt ingegaan op de effecten van de aanlegfase en de gebruiksfase. Toepassing van mitigerende maatregelen leidt tot beperking of het voorkomen van het negatieve effect. Indien van toepassing wordt aangegeven of (mitigerende) maatregelen nodig zijn of kunnen zijn, zo ja welke dat kunnen zijn en of de effectbeoordeling na toepassing van de (mitigerende) maatregelen verandert.

In de oplegnotitie zijn de effectscores voor de beoordelingscriteria behorende bij de aanleg- en gebruiksfase van Trekkersveld IV samengevat. In onderstaand overzicht zijn de effecten opgenomen na de noodzakelijke maatregelen zoals beschreven, deze zijn al vast onderdeel van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0020.png"

Uit de tabel en de beschrijving in de oplegnotitie blijkt dat de effecten van de realisatie van Trekkersveld IV beperkt zijn.

  • In de aanlegfase zijn tijdelijke effecten te verwachten op bodem, grondwater, recreatie en soorten, maar die zijn grotendeels te mitigeren. Het belangrijkste blijvende effect betreft archeologie, maar zoals beschreven wordt maar een zeer beperkt deel van het plangebied zodanig verstoord dat dit mogelijk effect op archeologische waarden heeft. Nader onderzoek moet dit uitwijzen, voor deze gebieden is bewaren in situ van eventuele vondsten niet mogelijk. Voor stikstofdepositie geldt dat extern salderen met de emissierechten van twee veehouderijen een negatief effect uitsluit. Dit is geborgd in het bestemmingsplan.
  • In de gebruiksfase zijn positieve effecten op water- en grondwateraspecten te verwachten. De effecten op stikstofdepositie zijn te voorkomen door extern te salderen, dit is ook geborgd. De belangrijkste negatieve effecten hangen samen met de zichtbaarheid in en effecten op het landschap, de toename van verkeer op de N305 en mogelijke geluidoverlast. Deze drie aspecten zijn ten behoeve van deze nieuwe procedure en oplegnotitie nader onderzocht:
    1. 1. de landschappelijke inpassing is in het beeldkwaliteitsplan geoptimaliseerd;
    2. 2. de effecten op verkeer (drukte op de weg en de daarmee samenhangende mogelijk effecten op verkeersveiligheid) zijn niet zodanig dat daadwerkelijk een doorstromingsprobleem of onveilige situaties ontstaan. Wel zijn aanbevelingen gedaan om deze aspecten te verkleinen.
    3. 3. Voor geluid wordt een nieuwe geluidzone vastgesteld.

Om de bovenstaande conclusies te borgen zijn de benodigde mitigerende maatregelen als volgt samen te vatten:

Aanlegfase

  • Rekening houden met kwetsbare perioden van aangetroffen soorten:
    1. 1. buiten broed- en kraamperioden;
    2. 2. tijdelijke en permanente alternatieven aanbieden om naar uit te wijken;
    3. 3. gefaseerd werken;
    4. 4. natuurvrij maken plangebied.
  • Ruimte reserveren in bestemmingsplan voor nest- en verblijfsplaatsen
  • Maatregelen en acties borgen in ecologisch werkprotocol.
  • Opstarten van een karterend en waarderend veldonderzoek indien bodemingrepen plaatsvinden in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

Gebruiksfase:

  • Inrichting conform beeldkwaliteitsplan.

Eindconclusie bruikbaarheid informatie
Geconcludeerd wordt dat het MER uit 2021 ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan waarin alleen het nieuwe bedrijventerrein Trekkersveld IV mogelijk wordt gemaakt nog goed bruikbaar is. Met een actualisatie van de onderzoeken geluid, ecologie (soorten en stikstofdepositie) is voldoende actuele informatie beschikbaar over de milieugevolgen van de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.2 Bodemkwaliteit

4.2.1 Algemeen

In algemene zin geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. In het kader van een nieuw bestemmingsplan dient te worden aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit vloeit voort uit artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

4.2.2 Bodemonderzoeken

4.2.3 Beoordeling van de effecten op de bodem

In de oplegnotitie zijn ten behoeve van het voorliggende plangebied de effecten van de voorliggende plannen op de bodem als volgt samengevat:

  • Bodemkwaliteit
    Binnen het plangebied zijn geen gevallen van (ernstige) verontreiniging aanwezig. Er dient nog onderzoek te worden verricht op de nog niet eerder onderzochte locaties ter plaatse van het agrarisch perceel Baardmeesweg 13.
    Het nog uit te voeren onderzoek zal aantonen of er sprake is van een geval van (ernstige) verontreiniging en of er sanerende maatregelen noodzakelijk zijn. Indien dit het geval is zal de bodemkwaliteit verbeteren.
  • Grondbalans
    Er wordt in de aanlegfase meer grond aangevoerd dan afgevoerd, waardoor het effect op de grondbalans negatief is beoordeeld
  • Zetting
    Na het bouwrijp maken voldoet het plangebied aan de gestelde restzettingseis. De gebouwen worden onderheid of gefundeerd op het zandpakket onder de deklaag en zijn dus niet aan zetting onderhevig. Het effect is daarom neutraal (0) beoordeeld.

Aanlegfase
Het is wettelijk verboden om de kwaliteit van de bodem te verslechteren. De activiteiten die op het bedrijventerrein gaan plaatsvinden, mogen daarom geen negatief effect hebben op de bodemkwaliteit. Dit kan worden nagegaan dooreen eindsituatie vast te stellen na het gebruik van de locatie. Het effect is neutraal beoordeeld.

4.3 Cultuurhistorie, Archeologie En Aardkundige Waarden

4.3.1 Algemeen

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting bij elk ruimtelijk plan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

4.3.2 Cultuurhistorische en landschappelijke waarden

Cultuurhistorische objecten en structuren verwijzen naar de inpolderings- en ontginningsfasen en zijn nog steeds als landschappelijke waarden herkenbaar.
De aanwezige agrarische bebouwing is niet aangewezen als gemeentelijk of rijksmonument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0023.png"
Afbeelding 4.2: uitsnede provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (plangebied is in blauw globaal weergegeven)

Op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart worden de landschappelijke en cultuurhistorische 'kernkwaliteiten' en 'basiskwaliteiten' aangegeven.

Tot de kernkwaliteiten worden elementen en patronen gerekend die bepalend zijn voor het karakter van Flevoland en waarmee de essentie van het polderconcept wordt gewaarborgd. Tot de kernkwaliteiten worden gerekend: de dijken, vaarten, interne ontsluitingsstructuur, flankerende beplanting (laanbeplanting) bosranden, oude elementen en landschapskunstwerken. Daar waar langs de provinciale wegen laanbeplanting aanwezig is, die is aangewezen als kernkwaliteit, is het provinciale beleid gericht op behoud en versterking.

Tot de basiskwaliteiten behoren onder andere de openheid van het landschap, de verkavelingsstructuur, gemalen, hoge bruggen, erfbeplanting. In en rondom het plangebied worden de onderstaande elementen en structuren onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0024.png"
Afbeelding 4.3: overzichtskaart cultuurhistorische waarden (plangebied is in blauw globaal weergegeven)

De Hoge Vaart is op de waardenkaart gewaardeerd als kernkwaliteit. Het zijn kwaliteiten die belangrijk zijn voor 'het verhaal van Flevoland'. De Hoge Vaart is gesitueerd ten noordwesten van het plangebied. Samen met de Lage Vaart spelen deze kanalen een belangrijke rol bij de afwatering van de polder. Na het droogvallen van de polder zijn deze kanalen met elkaar in verbinding gebracht. Kenmerkend voor de waterhuishouding van de polder is de hiërarchie van brede vaarten met smallere tochten (sloten).

Sluizen en gemalen zijn ook belangrijke elementen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich het sluiscomplex De Hoge Knarsluis.

De structuur van het verkavelingspatroon is nog hetzelfde en de ruimtelijke samenhang met rechte vaarten, tochten en polderwegen is herkenbaar. Het verkavelingspatroon in het plangebied is qua oriëntatie een voortzetting van het raster van Oostelijk Flevoland, zoals ontworpen door de Rijksdienst IJsselmeerpolders. Aansluiting bij het omringende landschap is maatgevend geweest voor de huidige ruimtelijke opbouw.
Het beplantingsprofiel van de Hoge Vaart en de Gooiseweg benadrukken het verkavelingspatroon en daarmee het polderconcept. Beide lijnelementen vormen visueel-ruimtelijke dragers van het gebied. De Gooiseweg kent dichte beplanting aan de zuidzijde. De laanbeplanting en erven langs de Baardmeesweg versterken het lijnelement van de Hoge Vaart, maar zijn niet gewaardeerd op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

Deze cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden in de oplegnotitie (zie bijlage 12) nader toegelicht. Daarbij is aangegeven wat de invloeden van de verschillende activiteiten zijn op deze waarden. Het gaat daarbij met name om zichtbaarheid en beleving van het landschap. Ten aanzien van de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV wordt in het MER het volgende geconcludeerd:

  • De uitbreiding van het bedrijventerrein vormt een sterk contrast met het huidige open en agrarische karakter van het gebied. De verschijningsvorm en betekenis van het gebied verandert, waarmee de gebiedskarakteristiek van het huidige polderlandschap wordt aangetast. Vanwege de aantasting van het open agrarische polderlandschap is de invloed op de gebiedskarakteristiek voor het deelgebied 35 ha bedrijventerrein negatief beoordeeld.
  • De Hoge Vaart en de Knardijk zijn aangewezen als ‘kernkwaliteiten’ in provinciaal beleid. Deze worden door de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV niet fysiek aangetast. Door de voorgenomen activiteit verdwijnt het kenmerkende verkavelingspatroon met boerenerven met karakteristieke erfbeplanting. De invloed op landschappelijke en cultuurhistorische waarden en structuren is negatief beoordeeld.
  • De uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV komt aan de rand van het open agrarische polderlandschap te liggen en is vanuit de directe omgeving (de Gooiseweg en Hoge Vaart), ondanks de kleurkeuze van plaatmateriaal, goed zichtbaar door de hoogte en vorm van de gebouwen. Vanwege de (geplande beplanting) is het bedrijventerrein vanuit de wijdere omgeving nagenoeg niet zichtbaar. De invloed op zichtbaarheid en beleving is vanwege de invloed op lokaal niveau en vanaf de Knardijk negatief beoordeeld voor het deelgebied bedrijventerrein.

Langs een groot deel van het bedrijventerrein Trekkersveld III staat in de huidige situatie een bomenrij parallel aan de Gooiseweg (m.u.v. het tankstation). Het advies is om de bomenrij door te trekken langs het 35 hectare bedrijventerrein Trekkersveld IV.

4.3.3 Archeologie

Op grond van de Erfgoedwet zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is verplicht bij de vaststelling van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Volgens het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2016 2e herziening' ligt het plangebied binnen een zone met een Waarde - Archeologie 4 en 5. De ligging van deze zones zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische vrijstellingenkaart van Zeewolde, waarop dezelfde zones aangeduid staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0025.png"
Afbeelding 4.4: uitsnede archeologische vrijstellingenkaart (AVK) (plangebied is in blauw aangegeven)

Voor deze zones geldt dat er voor ontwikkelingen in die zones archeologisch onderzoek nodig is, indien deze groter zijn dan 500 m2 en respectievelijk dieper reiken dan 100 cm -Mv (Waarde - Archeologie 4) en 150 cm -Mv (Waarde - Archeologie 5) reiken. Gezien de omvang van de voorgenomen ingrepen is in het gebied een archeologisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de ruimtelijke onderbouwing van de voorgenomen ontwikkeling.

4.3.4 Aardkundige waarden

Op basis van de geomorfologische kaart bestaat de Flevopolder uit een vlakte van getij-afzettingen, oftewel de drooggelegde Zuiderzeebodem. In de ondergrond bevinden zich sporen van vroegere landschappen die inzicht bieden in de ontstaansgeschiedenis van het gebied. De provincie Flevoland hecht waarde aan het behoud van deze waarden, als onderdeel van de bodemkwaliteit en een archief van de opbouw van de Flevolandse ondergrond.
In de Omgevingsprogramma Provincie Flevoland (paragraaf 2.1) is het stroomgebied van de oer-Eem aangemerkt als aardkundig waardevol gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0028.png"

Afbeelding 4.6: uitsnede provinciale kaart Aardkundig waardevolle gebieden (plangebied is in blauw aangegeven)

In het kader van de milieueffectrapportage (zie paragraaf 4.1 van deze toelichting) is vastgesteld dat het plangebied volgens de Aardkundige waardenkaart ligt binnen de eenheid: 'Dekzand hoogte, versneden, Eemsysteem, basisveen, Hauwertafzetting'. De actualisatie (2018) stelt dat de onderdelen “dekzandhoogte”, “basisveen” en “Hauwert-complex” niet specifiek kenmerkend zijn binnen deze begrenzing. De nadruk ligt daarom op de globale begrenzing van het stelsel van geulen behorende tot het stroomsysteem van de oer-Eem, dat op paleogeografische kaarten en het AHN zichtbaar is.
Op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart is deze aanduiding daarom vertaald naar 'Voormalig Eem-Stroomgebied'. Het betreft een pleistoceen afwateringsstelsel bestaande uit de beekdalen en de geulen die zich in het dekzand hebben ingesneden. Deze geulen zijn overwegend zuidoost-noordwest georiënteerd en onderzoek heeft uitgewezen dat op de flanken veelal archeologische waarden worden ontdekt.
Het archeologische veldonderzoek dat reeds is uitgevoerd heeft de ligging van geulen in de ondergrond aangetoond binnen de begrenzing van het bedrijventerrein (zie paragraaf 4.3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0029.png"
Afbeelding 4.7: uitsnede provinciale kaart Aardkundige waardevolle gebieden (Velthuis e.a. 2018)

In de oplegnotitie wordt ten aanzien van de aardkundige waarden geconstateerd dat de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV een groot oppervlakte betreft van het 'Voormalig Eem-Stroomgebied'. Bij deze ontwikkeling zal bodemverstoring beneden maaiveld optreden waarbij mogelijk aanwezige geulen van de oer-Eem worden aangetast of vernietigd.

In het MER is aangegeven (zie paragraaf 13.7.1. 'Leemten in kennis' van het MER, deel B; zie paragraaf 7) aangegeven dat het voor het plangebied kennis en informatie ontbreekt over het gebied voor het thema aardkundige waarden. Het plangebied is op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart aangeduid als aardkundig waardevolle gebied ´Voormalig Eem-stroomgebied´. Het betreft de globale begrenzing van het stelsel van geulen behorende tot het stroomsysteem van de oer-Eem.
Onbekend is waar deze geulen zich exact in de ondergrond bevinden. Dat zal nader onderzoek moeten uitwijzen. Deze leemte in kennis heeft invloed op de effectbeoordeling in het kader van het MER. De beoordeling is uitgegaan van worst case, waarbij elke vorm van bodemverstoring ter plaatse van deze aardkundig waardevolle zone als negatief is beoordeeld.

4.4 Waterparagraaf

4.4.1 Algemeen

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.

De watertoetsprocedure kan op drie manieren gevolgd worden: de procedure geen waterschapsbelang, de korte procedure en de normale procedure. Welke procedure gevolgd moet worden, hangt af van de implicaties van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De procedure geen waterschapsbelang en de korte procedure zijn bedoeld voor ruimtelijke plannen met beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Bij deze twee procedures kan de watertoets volledig digitaal doorlopen worden. De normale procedure is gericht op ruimtelijke plannen met relatief vergaande consequenties voor de waterhuishouding. Het gehele proces start met de digitale toets, daaruit volgt de te doorlopen procedure. In dit geval is actieve betrokkenheid van Waterschap Zuiderzeeland nodig. Op basis van de digitale toets volgt de normale procedure. De relevante randvoorwaarden voor het plan zijn gerangschikt onder zeven streefbeelden ingedeeld op basis van de drie waterthema's: Veiligheid, Voldoende Water en Schoon Water.

4.4.2 Wet- en regelgeving en beleid

De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water is in deze paragraaf opgenomen.

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding infiltratie- en kwelgebieden). Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast streeft het naar een evenwichtig grondwatergebruik door de onttrekking van grondwater in evenwicht te brengen met de aanvulling van het grondwater.

Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport: 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)'. De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Waterwet
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.

Op grond van onder meer de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het 'gebiedseigen water' wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken). De waterschapsverordening vervangt de Keur bij inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Nationaal Water Programma
Het Nationaal Water Programma bestaat uit het landelijke en regionale waterbeleid, vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke Ordening. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en -beheer beschreven voor de periode 2022-2027. Het programma richt zich op schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Het programma geeft invulling aan de Europese richtlijnen waaronder de KRW, Richtlijn overstromingsrisico's, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de EU-richtlijn Marine Spatial Planning. Het programma geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.Nationaal Waterplan.
Het Nationaal Waterplan is vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke ordening (Wro). Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Belangrijke ambities hierin zijn het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Nederland voldoet met dit plan aan de Europese eisen beschreven in de KRW, de Richtlijn Overstromingrisico's (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS), het plan geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.

Watervisie en Waterbeheerprogramma Waterschap Zuiderzeeland
De Watervisie verbindt waterthema's en maatschappelijke opgaven. Voor een gezonde en duurzame ontwikkeling van het gebied is het nodig om het natuurlijke systeem (bodem en water) en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen met elkaar te verbinden in een gezamenlijke aanpak. Niet met maakbaarheid als vertrekpunt, maar toekomstbestendigheid.

Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bevat de strategische en tactische doelen voor de komende planperiode en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen het waterschap neemt om deze doelen te behalen. Het beheergebied wordt waterrobuust en klimaatbestendig ingericht. Investeringen in het watersysteem zorgt dat er ook in de toekomst voldoende water is bij langdurige droogte én voldoende bescherming bij hoogwater.

Het Waterkader en De Uitbeelding
Voor de beoordeling van ruimtelijke plannen heeft het waterschap (in samenwerking met de gemeenten) een zogenaamd Waterkader opgesteld en het document 'De uitbeelding' waarin de kaders en richtlijnen van het waterschap zijn opgenomen. De uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerprichtlijnen zijn analoog aan het Waterbeheerplan onderverdeeld in de thema's veiligheid, voldoende water en schoon water. Water is mede ordenend in de ruimtelijke inrichting.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar dat alle wateraspecten - veiligheid (V), schoon water (S), voldoende water (W) en doelmatig beheer en onderhoud - een integraal onderdeel vormen van de ruimtelijke planvorming.

4.4.3 Waterhuishoudkundige uitgangspunten

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan en de milieueffectrapportage (zie paragraaf 4.1) wordt uitgebreid gekeken naar de relevante wateraspecten (thema's):

  • Veiligheid:
    1. 1. primaire keringen;
    2. 2. regionale keringen.
  • Voldoende water:
    1. 1. wateroverlast;
    2. 2. goed functionerend watersysteem;
    3. 3. anticiperen op watertekort.
  • Schoon water:
    1. 1. goede structuurdiversiteit;
    2. 2. goede oppervlaktewaterkwaliteit;
    3. 3. goed omgaan met afvalwater.

4.4.4 Uitbreiding Trekkersveld IV

In de waterparagraaf (zie bijlage 17 van deze toelichting) is de onderzoeksnotitie voor Trekkersveld IV als bijlage 2 opgenomen. Hierin wordt onder andere een geohydrologische gebiedsbeschrijving gegeven.

4.4.5 De Watertoets

Met betrekking tot de voorliggende plannen is ten tijde van het eerdere (vernietigde) bestemmingsplan uitvoerig overleg gevoerd met de waterbeheerder.

Het waterschap heeft, bij brief van 30 september 2020, destijds laten weten dat de waterparagraaf de relevante wateraspecten, streefbeelden en uitgangspunten van de beleidsthema's Veiligheid, Voldoende water en Schoon water dient te beschrijven. De (separaat) opgestelde waterparagraaf met referentie: D10011928:33, is vervolgens getoetst op deze thema's. De waterparagraaf is middels drie commentaarronden, volledig en correct opgesteld. De brief van 30 september 2020 betreft daarom een positief wateradvies en is als bijlage 18 in de toelichting opgenomen.

Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan heeft in samenwerking met het waterschap een actualisatie van de waterparagraaf plaatsgevonden op basis van nieuwste wet- en regelgeving en beleid. De gemeente is momenteel nog in overleg met het waterschap over de nadere uitvoering van de watercompensatie en dan met name met betrekking tot de uitvoering van de Baardmees D-tocht.

Uit de nog uit te voeren toetsing inzake het waterhuishoudingsplan wordt uiteindelijk bepaald of uitgangspunten voor compensatie zoals in deze toelichting kunnen worden aangehouden.

4.5 Grondwater

In de MER zijn de effecten van de voorgenomen planontwikkeling voor het aspect grondwaterkwantiteit in het freatisch vlak (ondiep) beoordeeld. Daarbij is gekeken naar grondwateroverlast, kwel en opbarsting.

4.5.1 Grondwateroverlast

De aanlegwerkzaamheden hebben een tijdelijk negatief effect op grondoverlast vanwege de tijdelijke ontgrondingen en het verwijderen van het bestaande drainagestelsel. Door het terugbrengen van het moedermateriaal en het ophogen van (delen van het terrein) is uiteindelijk een positief effect voor grondwateroverlast te verwachten voor het bedrijventerrein.

4.5.2 Kwel

Als gevolg van de aanlegwerkzaamheden is ook een tijdelijk negatief effect (-) op kwel vanwege het afgraven ten behoeve van de benodigde ondergrondse infrastructuur. Om tijdelijke negatieve gevolgen van kwel te voorkomen of te beperken, wordt aangeraden om graafwerkzaamheden in het plangebied zoveel als mogelijk te beperken Na het afgraven worden de sleuven opgevuld en het deelgebied opgehoogd, zodat geen negatief effect van kwel meer optreedt. Het permanente effect van de aanlegfase voor kwel is neutraal beoordeeld.

4.5.3 Opbarsting

Het effect op opbarsting is een tijdelijk negatief effect vanwege de graafwerkzaamheden ten behoeve van de benodigde ondergrondse infrastructuur. Met deze de graafwerkzaamheden neemt de kans op opbarsting tijdelijk toe ten opzichte van de referentiesituatie.
In een later stadium van de aanlegfase worden de sleuven weer opgevuld en het terrein (deels) weer opgehoogd, waardoor het permanente effect van de aanlegfase als neutraal is beoordeeld.

4.6 Natuurwaarden

4.6.1 Algemeen

Verschillende soorten planten, dieren worden beschermd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming voorziet in het wettelijk kader voor de bescherming van Natura 2000-gebieden, planten- en diersoorten en houtopstanden. In de Wet natuurbescherming zijn de provincies primair bevoegd gezag voor bescherming van soorten en natuurgebieden.

4.6.2 Soortenbescherming

4.6.3 Gebiedsbescherming

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Algemeen

Bij de besluitvorming in het kader van een ruimtelijk plan dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteitsaspecten die samenhangen met het plan in acht te nemen. Dit betekent dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit die samenhangen met de nieuwe functies getoetst dienen te worden aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd.
De grenswaarden voor de concentraties in de buitenlucht opgenomen van o.a. de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10/PM2,5), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6), koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP) zijn opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2.5), omdat de achtergrondconcentraties van deze stoffen het dichtst bij de grenswaarden liggen. Fijnstof en stikstofdioxide bepalen daarmee in belangrijke mate of er rond de planontwikkeling sprake is van een luchtkwaliteitsprobleem.

Niet in betekenende mate
Ingevolge de systematiek van deze wet vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor een ontwikkeling indien deze niet in betekenende mate (hierna NIBM) bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Een project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) in de buitenlucht als het project maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de heersende concentratie.

4.7.2 Onderzoek luchtkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan dient het aspect luchtkwaliteit vanwege de toename in bedrijvigheid en de verkeersaantrekkende werking in beeld te worden gebracht. Onderzocht moet worden of en in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling in betekenende mate bedraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek is als bijlage 22 in de toelichting opgenomen.

Uitgangspunten
In het onderzoek wordt ervan uitgegaan dat het industriegebied Trekkersveld IV wordt ingericht met maximaal milieucategorie 3.2. Als gevolg van de realisatie van het industrieterrein, treedt emissie van stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2.5).

Het industrieterrein Trekkersveld IV heeft een verkeersaantrekkende werking. Het verkeer dat door het industrieterrein gegenereerd wordt, draagt bij aan de emissie NO2, PM10 en PM2.5. De emissiebronnen voor het industrieterrein en de verkeersaantrekkende werking vormen de basis van het luchtkwaliteitsonderzoek in de gebruiksfase. Ook is het effect van de realisatiefase beoordeeld, waarin de emissie vanwege mobiele werktuigen en werkverkeer opgenomen is.

Voor de realisatiefase blijkt uit de berekeningsresultaten dat de tijdelijke bijdrage ter hoogte van woningen en gevoelige bestemmingen voor stikstofdioxide en (zeer) fijnstof minder dan 0,4 µg/m3 bedraagt en wordt de verandering van de luchtkwaliteit als gevolg van de realisatiefase beoordeeld als neutraal.

Niet in betekenende mate
Uit de berekeningsresultaten voor de gebruiksfase blijkt dat de concentraties voornamelijk nabij de provinciale weg N305 in meer of mindere mate toenemen. De bijdrage van de bronnen op het industrieterrein zelf is zeer klein. Als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het industrieterrein, neemt de concentratie stikstofdioxide op en direct rond het industrieterrein met meer dan 1,2 µg/m3 toe. Echter, op die locaties waar voldaan wordt aan het toepasbaarheidsbeginsel en blootstellingscriterium en waar hierdoor getoetst dient te worden, neemt verandert de concentratie met minder dan 0,4 µg/m3.

Omdat op locaties waar getoetst dient te worden geen toename is van de concentraties NO2 van meer dan 1,2 µg/m3, draagt het project ‘niet in betekenende mate’ bij. Derhalve hoeft geen toetsing aan de grenswaarden uit bijlage 2 bij de Wet milieubeheer plaats te vinden en is de verandering van de luchtkwaliteit in het kader van de MER beoordeeld als neutraal (0).

De jaargemiddelde concentraties die optreden als gevolg van het project, zijn in het kader van het bestemmingsplan wel in beeld gebracht.

Toetsing aan de grenswaarden uit bijlage 2 Wm
Voor het rekenjaar 2025 bedraagt maximaal berekende jaargemiddelde concentratie NO2 ter hoogte van nabijgelegen woningen in de referentiesituatie 12,5 µg/m3 en 12,6 µg/m3 in de plansituatie. Voor PM10 bedraagt de maximaal berekende jaargemiddelde concentratie 18,1 µg/m3 voor de referentiesituatie en 18,1 µg/m3 voor de plansituatie. Voor PM2.5 zijn deze concentraties gelijk aan respectievelijk 8,5µg/m3 en 8,6 µg/m3.

Daar waar getoetst dient te worden wordt, met de hiervoor genoemde concentraties, voor zowel NO2, PM10 als PM2,5 nergens een grenswaarde of richtwaarde voor de jaargemiddelde concentratie overschreden. Ook de norm voor de uurgemiddelde concentraties NO2 of 24-uursgemiddelde concentraties PM10 worden nergens overschreden. Omdat in de jaren na 2025 de emissiefactoren voor verkeer vanwege scherpere emissie-eisen en een schoner wordend wagenpark verder zullen dalen, zal ook in latere jaren naar verwachting ruimschoots voldaan worden aan de grens- en richtwaarden.

Voor alle rekenjaren voldoen de (jaargemiddelde) concentraties NO2, PM10 en PM2.5 niet alleen aan de grenswaarden volgens de Nederlandse wetgeving. Ook aan de normen die gesteld zijn door de WHO wordt voldaan. Omdat de luchtkwaliteit ter hoogte van woningen en gevoelige bestemmingen niet verandert, worden betreffende luchtkwaliteit ook geen effecten op de volksgezondheid verwacht.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering in de planvorming.

4.7.3 Beoordeling van de effecten op luchtkwaliteit

In de MER is de beoordeling van de effecten voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd voor de aanleg en het gebruik van het 35 hectare bedrijventerrein.

Aanlegfase
Voor de aanlegfase geldt dat op en rond de bouwroute een toename is van 1,2 µg/m3 NO2. Buiten de bouwroute en -plaats, neemt het effect snel af naar 0,4 µg/m3 ter hoogte van woningen en gevoelige bestemmingen. Het effect bedraagt hier minder dan 0,4 µg/m3 per jaar. Het effect in de aanlegfase is om deze reden neutraal beoordeeld.

Voor wat betreft fijnstof (PM10 en PM2.5) geldt dat het effect van de aanlegfase 0,1 µg/m3 bedraagt. Ter hoogte van woningen en gevoelige bestemmingen verandert de jaargemiddelde concentratie fijnstof niet als gevolg van de aanlegfase. Het effect op fijnstof is daarom neutraal beoordeeld.

Gebruiksfase

  • Verandering in concentratie stikstofdioxide (NO2)
    Uit de berekeningsresultaten voor de gebruiksfase blijkt dat de concentraties voornamelijk nabij de provinciale weg N305 toenemen. De bijdrage van de bronnen op het bedrijventerrein zelf is zeer klein. Als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het bedrijventerrein neemt de concentratie stikstofdioxide op en direct rond het terrein met meer dan 1,2 µg/m3 toe.
    De toename neemt buiten het terrein snel af en ter hoogte van woningen en gevoelige bestemmingen, daar waar getoetst dient te worden, is de concentratieverandering kleiner dan 0,4 µg/m3. Het project draagt hierdoor 'niet in betekenende mate' bij. Derhalve hoeft geen toetsing aan de grenswaarden uit bijlage 2 bij de Wet milieubeheer plaats te vinden en is de verandering van de luchtkwaliteit beoordeeld als neutraal.
  • Verandering in concentratie fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2.5)
    Het bedrijventerrein zijn de maatgevende bronnen voor de luchtkwaliteit. Voor het rekenjaar 2025 bedraagt maximaal berekende jaargemiddelde concentratie PM10 ter hoogte van woningen en gevoelige bestemmingen zowel voor de referentiesituatie als de plansituatie maximaal 18,1 µg/m3.
    Voor PM2.5 zijn deze concentraties gelijk aan respectievelijk 8,5 µg/m3 en 8,6 µg/m3. Ter hoogte van woningen en gevoelige bestemmingen, daar waar getoetst dient te worden, word, met de genoemde concentraties PM10 en PM2,5 nergens een grenswaarde of richtwaarde voor de jaargemiddelde concentratie overschreden. Ook de norm voor de 24-uursgemiddelde concentraties PM10 worden nergens overschreden. De effecten als gevolg van fijnstof zijn neutraal beoordeeld.

Gezondheid
Zoals bovenstaand samengevat verandert als gevolg van het project de luchtkwaliteit als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling van het 35 hectare bedrijventerrein ter hoogte van woningen of gevoelige bestemmingen niet.

In de oplegnotitie wordt aangegeven dat echter niet meer wordt voldaan aan de door de WHO gestelde advieswaarden voor luchtverontreinigende stoffen. In 2021 stelde de Wereldgezondheidorganisatie (WHO) nieuwe advieswaarden op. De WHO verlaagde de advieswaarden naar 10 µg/m³. De advieswaarde is nu veel lager dan de Europese grenswaarde.

4.8 Bedrijven En Milieuzonering

4.8.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel om een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaat men het aanhouden van voldoende afstand tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De onderlinge afstand moet groter worden naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) is een bedrijvenlijst opgenomen waarop alle type bedrijven vermeld staan die voor kunnen komen op bedrijventerreinen. Aan de verschillende type bedrijven is een milieucategorie gekoppeld. Een milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de hinder van de milieuaspecten 'geluid', 'stof', 'geur', en/of 'externe veiligheid'. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.
De VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.

Er wordt bij het toepassen van de afstanden een onderscheid gemaakt tussen afstanden met betrekking tot een 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied':

Milieucategorie Richtafstand t.o.v.
rustig woongebied
c.q. buitengebied
Richtafstand t.o.v.
gemengd gebied
Categorie 1 10 m 0 m
Categorie 2 30 m 10 m
Categorie 3.1 50 m 30 m
Categorie 3.2 100 m 50 m
Categorie 4.1 200 m 100 m
Categorie 4.2 300 m 200 m
Categorie 5.1 500 m 300 m
Categorie 5.2 700 m 500 m

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk.

  • Rustige woonwijk
    Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
  • Gemengd gebied
    Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies en/of een gebied dat is gesitueerd aan de drukke weg. Gezien de aanwezige functies of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap.

Milieuzones algemeen
Op basis van de hiervoor genoemde milieucategorieën kunnen bedrijventerreinen in het bestemmingsplan worden opgedeeld in milieuzones. Daarbij wordt gekeken naar de afstand tot aan de omliggende gevoelige bestemmingen (burgerwoningen en maatschappelijke functies). Met het opdelen van bedrijventerreinen in verschillende milieuzones wordt geregeld dat gevoelige bestemmingen zo min mogelijk overlast ondervinden van de aanwezige bedrijvigheid.
Deze zogenaamde 'inwaartse milieuzonering' hanteert het principe dat in de zone die het dichtst bij de gevoelige bestemmingen ligt maximaal bedrijven toegelaten worden uit de lichtste milieucategorie. Achter deze zone komt een zone te liggen waar bedrijven uit een hogere milieucategorie toelaatbaar zijn. Naarmate de afstand tot de omliggende gevoelige bestemmingen groter wordt, kunnen telkens bedrijven uit een hogere milieucategorie worden toegestaan. Bij de inwaartse zonering worden de eerdergenoemde richtafstanden aangehouden.

Als bestaande bedrijven in een hogere milieucategorie vallen dan wat de inwaartse zonering mogelijk maakt, dan wordt dit bedrijf planologisch ingepast door ter plaatse van die gronden een aanduiding op te nemen voor specifiek die bedrijfscategorie, mits aannemelijk is dat door dit bedrijf geen onaanvaardbare milieusituatie is ontstaan.

4.8.2 Uitbreiding Bedrijventerrein Trekkersveld IV

Op basis van de hiervoor beschreven werkwijze wordt voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV uitgegaan van bedrijven tot en met milieucategorie 3.2, met een bijbehorende richtafstand van 100 m ten opzichte van omliggende woningen. De meest nabij gelegen agrarische bedrijfswoning (buiten het bedrijventerrein) ligt op meer dan 300 m vanaf het plangebied.
Op basis van de interne milieuzoneringssystematiek is op (delen van) het uitgebreide bedrijventerrein in theorie bedrijvigheid in zwaardere milieucategorieën mogelijk. Dit is vanwege de beoogde lokaal verzorgende aard van het bedrijventerrein niet wenselijk.
Gemeente Zeewolde wil op bedrijventerrein Trekkersveld IV als recht geen ruimte bieden aan zwaardere bedrijvigheid.

4.8.3 Geur

Op het bedrijventerrein van 35 ha kunnen zich geuruitstotende (emitterende) bedrijven vestigen, die mogelijk hinder kunnen veroorzaken voor de omgeving. Om mogelijke hinder van bedrijven voor omwonenden te voorkomen, wordt de eerdergenoemde VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gebruikt.

Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De in de bedrijvenlijst geadviseerde afstanden zijn in eerste instantie gericht op het omgevingstype "rustige woonwijk" of een vergelijkbaar omgevingstype, zoals een “rustig buitengebied”. Binnen dit omgevingstype geldt voor het bedrijventerrein een richtafstand van 100 m (categorie 3.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0036.jpg"
Afbeelding 4.12: richtafstand 100 m geur Trekkersveld IV vanaf de bestemmingsgrens

In voorgaande afbeelding 4.12 zijn de VNG-richtafstanden voor geur van het bedrijventerrein (100 meter) weergegeven. Binnen deze contouren liggen geen geurgevoelige objecten, zoals woningen. Er worden geen negatieve effecten als gevolg van geurhinder verwacht, de beoordeling is neutraal.

4.9 Geluid

4.9.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) beoogt de burger te beschermen tegen te hoge geluidsbelastingen. In deze wet zijn onder meer de normen voor geluid als gevolg van weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai vastgelegd.

4.9.2 Industrielawaai

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerrein Trekkersveld IV is vooral het aspect met betrekking tot industrielawaai van toepassing.

4.9.3 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder omschrijft geluidzones (onder andere langs wegen). Artikel 76 en 76a van de Wet geluidhinder (Wgh) legt een koppeling met de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit betekent dat een ruimtelijke ontwikkeling met nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied, moet voldoen aan de voorwaarden uit de Wet geluidhinder.
In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn geluidgevoelige bestemmingen benoemd. Dit zijn (samengevat) woningen, scholen en diverse gezondheidszorggebouwen. Bedrijven zijn geen geluidgevoelige bestemming, bedrijfswoningen wel.

Akoestisch onderzoek
In het kader van het MER (MER, deel B zie bijlage 7) is aandacht besteed aan het aspect wegverkeerslawaai. Daarbij is gekeken naar het wegverkeer op de Baardmeesweg op het bedrijventerrein en het wegverkeer op de provinciale weg N305 (Gooiseweg) tot aan de aansluiting in noordoostelijke richting met de provinciale weg N302 (Ganzenweg) en tot aan de aansluiting in zuidwestelijke richting met de provinciale weg N705 (Spiekweg).
Voor de woningen langs deze wegen is de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer bepaald voor de huidige situatie, de autonome ontwikkeling en voor de realisatie het bedrijventerrein en campus met datacenter. Hierbij is geen rekening gehouden met een aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder.

In navolgende afbeelding zijn de geluidscontouren vanwege wegverkeer voor de plansituatie weergegeven, het gaat daarbij om de autonome ontwikkeling plus de voorgenomen activiteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0044.png"
Afbeelding 4.19: geluidcontouren in Lden, wegverkeer autonome ontwikkeling plus ontwikkeling bedrijventerrein Trekkersveld IV (inclusief datacenter)

Uit het MER blijkt dat, ten opzichte van de referentiesituatie, door de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV en destijds ook het datacenter geen extra woningen met een geluidsbelasting van meer dan 48 dB Lden (de voorkeurgrenswaarde) worden belast.
De hoogste geluidsbelasting treedt op een woning aan Futenweg 20. Deze woning aan de Futenweg (Futenweg 20) ondervindt in de huidige situatie al een geluidsbelasting van 59 dB Lden; in de autonome ontwikkeling 60 dB Lden. Deze woning bevindt zich dicht bij de N305 op circa 2 kilometer van het plangebied.
Uit het aanvullende akoestisch onderzoek, zoals opgenomen in bijlage 23 wordt aangegeven dat nn het akoestisch onderzoek behorend bij het vernietigde bestemmingsplan “Trekkersveld IV” is aangegeven dat het akoestisch effect niet meer bedraagt dan 1 dB en daarmee binnen de algemene aanvaardbaarheidsgrens van 1,5 dB.

Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is enkel nog sprake van uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV. De vestiging van een datacenter is niet meer aan de orde. Dit betekent dat sprake zal zijn van een reductie van de berekende toename van het wegverkeer en daarmee een afname van de berekende geluidsbelasting. De geluidscontouren (Lden) vanwege het wegverkeer, zoals weergegeven in afbeelding 4, zullen dichter bij de geluidsbron komen te liggen.
Door de uitbreiding van het bedrijventerrein zullen geen extra woningen met een geluidsbelasting van meer dan 48 dB Lden (de voorkeurgrenswaarde) worden belast.

Conclusie
Omdat in het nieuwe bestemmingsplan het datacenter niet meer is opgenomen, vormt het aspect wegverkeer geen belemmering in de planvorming.

4.10 Externe Veiligheid

4.10.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken.

Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
De Gasunie heeft in het kader van het vooroverleg (zie paragraaf 6.2.1) bij e-mailbericht laten weten dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de meest nabijgelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat de leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

4.10.2 Trekkersveld IV

Plaatsgebonden risico (PR)
In de oplegnotitie (zie bijlage 12) is gekeken naar het bedrijventerrein. Daarbij is onder andere gekeken naar het plaatsgebonden risico van het ten zuiden gelegen bedrijventerrein Trekkersveld (I, II & III).

Het huidige bedrijventerrein Trekkersveld III kent een aantal objecten die een extern risico vormen, waaronder PGS 15-opslagvoorzieningen, enkele gevaarlijke stoffen tanks en een tankstation. De 10-6 per jaar PR-contouren zijn in navolgende afbeelding 4.35 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0045.png"
Afbeelding 4.20: uitsnede risicokaart met bestaande 10-6 PR-contouren op bestaande bedrijventerrein Trekkersveld (I, II en III)

In voorgaande is te zien dat de aanwezigheid van deze objecten geen invloed heeft op het te ontwikkelen bedrijventerrein. Op het te ontwikkelen bedrijventerrein (35 ha) worden risicovolle inrichtingen uitgesloten en zal geen extern risico aanwezig zijn die tot aan het huidige bedrijventerrein reikt.
Op het terrein van Trekkersveld IV is, zoals al eerder is aangegeven (zie paragraaf 2.2), één solitaire windmolen aanwezig (zie navolgende afbeelding). Deze windmolen dient, net als de overige solitaire windmolens in de omgeving, vanwege de realisatie van nabijgelegen windpark Zeewolde voor 2026 te zijn gesaneerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0046.png"
Afbeelding 4.21: bestaande windturbines met PR 10-6-contouren (paarse cirkels) en voorziene windturbines van het Windpark Zeewolde (zwarte vierkanten)

Aangezien er in de voorgenomen ontwikkeling van het bedrijventerrein geen extern veiligheidsrisico reikt buiten het plangebied, is er geen toename van het risico op Trekkersveld IV en is er dus ook geen sprake van cumulatie van risico op Trekkersveld.

Groepsgebonden risico (GR)
Naar verwachting zal Trekkersveld IV voornamelijk lokale tot regionale bedrijvigheid - zoals productie, transport, logistiek, groothandel en industrie trekken, dit is de primaire doelgroep. Daarnaast zijn incidentele grootschalige (XL)-ruimtevragers. Risicovolle inrichtingen worden uitgesloten op het bedrijventerrein. Dit betekent dat geen toename van het groepsrisico wordt voorzien. Het criterium is in de oplegnotitie MER met de huidige inzichten opnieuw neutraal beoordeeld.

4.10.3 Gooiseweg (N305)

Naast het plangebied ligt de provinciale weg N305. Deze weg is niet onderdeel van het basisnet, wat inhoudt dat gevaarlijke stoffen voornamelijk voor regionale activiteiten worden vervoerd over deze weg. Gevaarlijke stoffen die vervoerd worden over de N305 betreffen voornamelijk vervoersbewegingen ten behoeve van bestemmingsverkeer.
Aangezien geen sprake is van een basisnetweg, zijn ook geen jaarlijkse monitoringsrapporten beschikbaar. Het risico wordt in het MER kwalitatief beschouwd voor deze ontwikkeling.

Door de zeer beperkte toename van de populatie, lage bevolkingsdichtheid en goede ontsluiting nabij de N305,wordt dit criterium in het kader van het MER neutraal beoordeeld.

4.11 Mobiliteit

4.11.1 Ontsluiting

Ten behoeve van het voorliggend bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de verkeerstoets die destijds ten behoeve van het bedrijventerrein Trekkersveld IV en het datacenter is opgesteld.

In de verkeerstoets is nagegaan wat de verkeerskundige consequenties (verkeersdruk en verkeersveiligheid) zijn als gevolg van de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV en de destijds nog beoogde vestiging van het datacenter. Daarbij wordt gekeken naar de capaciteit van de bestaande wegen en de gevolgen van de aanleg van de nieuwe wegen en aansluitingen. De verkeerstoets is als bijlage 24 opgenomen in deze toelichting.

Verkeersgeneratie en afwikkeling
In de verkeerstoets is op basis van kencijfers de verkeersgeneratie van Trekkersveld IV bepaald. Daarbij wordt voor Trekkersveld IV uitgegaan een gemengd bedrijventerrein. Een dergelijk type bedrijventerrein kent een verkeersgeneratie van 170 motorvoertuigen per etmaal per netto hectare bedrijventerrein op een weekdag en 226 motorvoertuigen per etmaal per netto hectare bedrijventerrein op een werkdag. Het percentage vrachtverkeer bedraagt 22%. De omvang van Trekkersveld IV bedraagt 35 ha bruto (dit is 26,95 ha netto) wat resulteert in een verkeersgeneratie van afgerond 4.600 en 6.100 motorvoertuigen per etmaal op respectievelijk een week- en werkdag.

Vervolgens zijn de verkeersintensiteiten verdisconteerd over de omliggende wegen. Daarbij is uitgegaan van de bestaande situatie, de autonome ontwikkeling in 2030 en de autonome ontwikkeling in combinatie met Trekkersveld IV.
Uit het verkeersonderzoek blijkt dat als gevolg van de ontwikkeling sprake is van een toename van het verkeer op de omliggende wegen. In het bijzonder de N305 krijgt door de realisatie van het bedrijventerrein Trekkersveld IV meer verkeer te verwerken.

Uitbreiding bedrijventerrein Trekkersveld IV
Geconcludeerd wordt dat de omliggende wegenstructuur voldoende capaciteit heeft om de toename van de verkeersintensiteiten te verwerken. De planontwikkeling resulteert niet in congestievorming op wegvakniveau.
In het verkeersonderzoek zijn kruispunten in de omgeving geanalyseerd. Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de toename van het verkeer de gemiddelde wachttijd toeneemt, met name op de kruispunten N302 - N305 en N305 - Assemblage weg. In het bijzonder op het kruispunt N302-N305 is in de avondspits sprake van lange wachttijden.
De gemiddelde wachtrij neemt toe, maar de toename resulteert niet in nieuwe knelpunten. Op het kruispunt N302-N305 na, is op alle kruispunten nog steeds sprake van een voldoende tot goed kwaliteitsniveau van de verkeersafwikkeling.

Dit verhelpen kan onder meer door een extra 'rechtsaffer' te realiseren op het kruispunt (N302-N305) en mobiliteitsmanagement te faciliteren. De maatregelen leiden vanwege de verkeerstoename in de oplegnotitie echter niet tot een andere effectbeoordeling.

Een andere optie om het aantal autoverplaatsingen te verminderen om is het aanbieden van mobiliteitsmanagement. Daarbij kan worden gedacht aan onder andere het instellen van een pendeldienst tussen de treinstations Lelystad, Almere en/of Harderwijk, het stimuleren van fietsverkeer middels e-bikes en dergelijke.

Verkeersveiligheid

In de oplegnotitie MER (zie bijlage 12) is aanvullend aandacht besteed aan het aspect van de verkeersveiligheid. Vastgesteld wordt dat de wegenstructuur op Trekkersveld IV ontworpen conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Door het wegvallen van het datacenter is geen extra aansluiting op de N305 meer nodig.

Als gevolg van de toename van de verkeersintensiteiten veroorzaakt door de voorgenomen ontwikkeling, neemt de verkeersveiligheid op de onderzochte wegen af. Dit effect wordt vooral veroorzaakt door het nieuwe bedrijventerrein Trekkersveld IV. Wel wordt geconstateerd dat de 'streefwaarde van de verkeersintensiteit per wegcategorie' niet wordt overschreden. Het bedrijventerrein Trekkersveld IV maakt daarentegen gebruik van de bestaande aansluiting N305 - Assemblageweg waardoor geen nieuwe conflicten ontstaan als gevolg van de ontwikkeling van het bedrijventerrein.

Gezien het bovenstaande is het effect op de verkeersveiligheid ten opzichte van de referentiesituatie voor het bedrijventerrein in de oplegnotitie MER als negatief beoordeeld.

Conclusie
Het aspect verkeersdruk en verkeersveiligheid vormt geen belemmering voor de planvorming. Voor het aspect verkeer zal een aanvullend onderzoek worden uitgevoerd; de resultaten daarvan zullen aan de toelichting worden toegevoegd.

4.11.2 Parkeren

Bij nieuwe ontwikkelingen dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De toetsing van de gemeentelijke parkeernormen zijn planologisch geborgd in het Bestemmingsplan Parapluherziening Parkeren, zoals dat op 12 december 2013 is vastgesteld. Voor wat betreft de gemeentelijke parkeernormen wordt verwezen naar de kencijfers, zoals die zijn opgenomen in de nu geldende CROW-uitgave.
Uitgangspunt is dat bij het realiseren van voldoende parkeergelegenheid er geen bestaande tekorten hoeven te worden opgelost. De te realiseren parkeergelegenheid moet op eigen terrein voldoende zijn voor een nieuw bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht. Buiten het eigen terrein wordt niet voorzien in een algemene parkeervoorziening voor auto- en vrachtverkeer. Er is geen indicatie dat verkeer in de toekomstige situatie, als gevolg van het planvoornemen, in openbaar gebied gaat parkeren.

In het kader van het voorliggend bestemmingsplan is in de eerdergenoemde verkeerstoets (zie bijlage 24 van deze toelichting) een inschatting gegeven van de benodigde parkeerplaatsen.

Trekkersveld IV
Het parkeren ten behoeve van Trekkersveld IV vindt plaats op eigen terrein, hier dient in de verdere planvorming rekening mee te worden gehouden. De typische invulling gemengd bedrijventerrein gaat uit van opslag / groothandel of transportbedrijf.
Een dergelijke invulling kent een parkeernorm van 0,9 parkeerplaats per 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo). Hierbij is nog geen rekening gehouden met het eventueel parkeren van vrachtwagens.

Effecten op parkeren
Omdat het parkeren op het bedrijventerrein in overeenstemming met het gemeentelijk parkeerbeleid op eigen terrein wordt opgelost, wordt in de oplegnotitie het criterium parkeren als neutraal beoordeeld.

4.12 Niet Gesprongen Explosieven

In het kader van het bestemmingsplan en het MER (deel B zie bijlage 7) is een vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE). Het betreffende rapport is als bijlage 25 in de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

Op basis van de beoordeelde feiten van het vooronderzoek is geconcludeerd dat er indicaties zijn voor de aanwezigheid van conventionele explosieven. Dit betreft de locaties die tijdens de Tweede Wereldoorlog en in de periode 1945-1963 zijn getroffen tijdens schietoefeningen vanaf de schietbaan Horst in de gemeente Ermelo. Het gaat daarbij om geschutmunitie en klein kaliber munitie.
Het gehele plangebied is nagenoeg volledig aangewezen als verdacht gebied op de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven (NGE). Geadviseerd wordt om een gedegen detectie-onderzoek te laten uitvoeren waarbij alle verdachte objecten worden opgespoord en vastgelegd. Aangetroffen objecten worden vervolgens geïdentificeerd en indien nodig veiliggesteld.

Omdat bij aanwezigheid van NGE deze geruimd dienen te worden zijn in de oplegnotitie de effecten voor onder andere het bedrijventerrein positief tot zeer positief beoordeeld. Het bedrijventerrein is hierin niet onderscheidend beoordeeld.

4.13 Klimaat En Energie

De gemeente Zeewolde kent doelen en ambities inzake de Energietransitie en Duurzaamheid. Deze zijn verwoord in de Energievisie, het Energie Uitvoeringsprogramma 2019-2022, de Duurzaamheidsvisie en het Uitvoeringsplan Duurzaamheid.
Wat betreft energie en energietransitie wil de gemeente in 2030 200% energie besparen ten opzichte van 2015 en wil dat bereiken door in te zetten op energiebesparingen, windenergie en zonne-energie op daken en land. Wat betreft duurzaamheid wil de gemeente waarde toevoegen aan mens, leefomgeving en economie door samen met maatschappelijke partijen in te zetten op sociale cohesie, lokale kringlopen, natuurbeleving en duurzaamheidseducatie.

In de oplegnotitie (zie bijlage 12) wordt ingegaan op de wijze waarop in de voorgenomen planontwikkeling invulling wordt gegeven aan duurzaamheid.

4.13.1 Duurzame energie

Met de ontwikkeling van Trekkersveld IV neemt de lokale energievraag toe. Het bedrijventerrein gaat echter zo efficiënt mogelijk met energie om. Op het reguliere bedrijventerrein (35 ha) zijn voorzieningen met betrekking tot kleinschalige duurzame energiewinning mogelijk. Gedacht kan worden aan zonnepanelen op het dak, warmtepompen, kleine windturbines of nieuwe vormen van windenergie, zoals windwokkels, op daken van gebouwen. Dit wordt niet als eis opgelegd aan de bedrijven, maar als principe meegegeven in het beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 2).

4.13.2 Afvalstoffen en circulariteit

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling nemen de afvalstromen in zowel de realisatiefase als in de gebruiksfase toe. Er worden maatregelen getroffen om dit effect zoveel mogelijk te beperken. Voor het bedrijventerrein geldt dat afvalstromen gescheiden worden opgehaald.

Met een afvalbeheerplan worden daarnaast de afvalstromen zoveel mogelijk beperkt en hergebruikt.

4.13.3 Optimalisatie

Ten behoeve van duurzaamheid op het gebied van energie en afval worden in de oplegnotitie (zie bijlage 12) optimalisaties benoemd die mogelijk zijn.

Optimalisatiemogelijkheden op gebied van energie zijn:

  • Gebruik van efficiënte LED-verlichtingssystemen met bewegingscontrole in de gebouwen.

Optimalisatiemogelijkheden op gebied van afval zijn:

  • Gebruik van lokale materialen en gerecyclede componenten waar mogelijk en haalbaar.
  • Bevorderen en ondersteunen van duurzaam beheerde bossen door de aankoop van Forest Stewardship Council (FSC) -gecertificeerde producten.
  • Materiaal inkopen van fabrikanten die voor hun producten transparant over milieu en gezondheid rapporteren.

Tijdens de bouwfase:

  • Strategieën voor het beheer van bouwafval die gericht zijn op het minimaliseren van restafval.
  • Monitoring van afvalstromen in de bouw en waar mogelijk efficiëntiemaatregelen doorvoeren.

4.14 Overige Ruimtelijke Functies

In de oplegnotitie (zie bijlage 12) wordt een aantal aanvullende ruimtelijke aspecten beoordeeld. Het gaat daarbij om de ontwikkeling van het nabijgelegen Windpark Zeewolde, de luchtvaart vanwege de nabijheid van het vliegveld Lelystad Airport, magnetische velden in relatie tot kwetsbare functies, landbouw, recreatie en drinkwaterwinning. Een aantal daarvan wordt hieronder in het kader van het bestemmingsplan nader benoemd.

4.14.1 Landbouw

Voor het bouwrijp maken van het plangebied wordt het aanwezige landbouwbedrijf gesloopt en agrarische activiteiten in het gebied beëindigd. Daarnaast wordt de aanwezige agrarische grond verwijderd en vervangen door grond die geschikt is voor de bouw. Het bouwrijp maken heeft een negatief effect op de landbouwfunctie van het gebied.
De effecten op de landbouwfunctie kunnen niet worden gemitigeerd; de aanwezige agrarische bedrijven worden uitgekocht en de panden worden gesloopt.

4.14.2 Windmolens

Aan de overzijde van de Hoge Vaart, buiten het plangebied, worden in het kader van Windpark Zeewolde nieuwe windmolens geplaatst. Hierover heeft al besluitvorming plaatsgevonden. Zoals al eerder is aangegeven dient als gevolg hiervan de bestaande solitaire windmolen bij het agrarische erf aan de Baardmeesweg 13 voor 2026 te worden gesloopt.

4.14.3 Luchtvaart

Op circa acht kilometer van de planlocatie ligt Lelystad Airport. Sinds de overname van het vliegveld door Schiphol worden plannen gemaakt voor de uitbreiding naar groot commercieel vliegverkeer. Op 12 maart 2015 is het luchthavenbesluit voor de luchthaven Lelystad vastgesteld en op 1 april 2015 in werking getreden. In het luchthavenbesluit zijn beperkingengebieden aangewezen en regels opgenomen over hoogtebeperkingen in verband met vliegveiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0047.png"
Afbeelding 4.22: hoogtebeperkingen rond Lelystad Airport: uitsnede van ruimtelijkeplannen.nl. (plangebied is in blauw globaal aangegeven)

De gebieden met hoogtebeperkingen in verband met de vliegveiligheid zijn weergegeven op voorgaande afbeelding 4.22. Het betreft gebieden, de zogenaamde obstakelvlakken, die in verband met het veilig gebruik van de voor de luchthaven Lelystad geldende aan- en uitvliegroutes en noodgebieden vrijgehouden moeten worden van (nieuwe) hoge obstakels. Op die manier wordt voorkomen dat deze routes onbruikbaar raken omdat bijvoorbeeld te hoge gebouwen of bomen een veilig gebruik ervan onmogelijk maken.

Het plangebied ligt buiten de hoogtebeperkingen van Lelystad Airport. Luchtvaart vormt dus geen belemmering voor de voorgenomen activiteit van het bedrijventerrein. Er worden in het voorliggende bestemmingsplan geen aanvullende hoogtebepalingen opgenomen. Dit criterium is in het MER dan ook neutraal beoordeeld. Dat geldt ook voor de overige planonderdelen.

4.14.4 Drinkwaterwinning

In de Omgevingsverordening Flevoland is het gebied aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied met een boringsvrije zone. Het doel van de boringsvrije zones is het diepe grondwater beschermen zodat dit water kan worden gebruikt voor de openbare drinkwatervoorziening. Het is verboden in de boringsvrije zone de bodem te roeren, te doorboren of anderszins te doordringen door werken te maken of te behouden of handelingen te verrichten dieper dan de op de kaart 'Boringsvrije zone Zuidelijk Flevoland' aangegeven diepte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01_0048.png"
Afbeelding 4.23: Uitsnede van de kaart 'Boringsvrije zone Zuidelijk Flevoland' (plangebied is in blauw globaal aangegeven)

In het plangebied geldt een zone van maximaal NAP -17 m diepte (licht oranje). De effecten op de drinkwaterwinning in het gebied zijn in het MER en de oplegnotitie beoordeeld in het kader van de aanlegfase van het bedrijventerrein. De maximale diepte van het bouwrijp maken reikt tot 6 m onder maaiveld. Dat betekent dat niet in de boringsvrije zone wordt gegraven.

Voor de fundering van de gebouwen geldt dat wanneer rekening wordt gehouden met een maximale diepte van 17 m beneden maaiveld er geen effecten in het grondwaterbeschermingsgebied plaatsvinden.

4.15 Kabels En Leidingen

Planologische relevante leidingen zijn leidingen die bescherming in het bestemmingsplan behoeven. In of in de directe omgeving van het plangebied zijn uitgezonderd de in paragraaf 4.10 benoemde hoogspannings- en gasleiding, geen kabels of leidingen aanwezig die van invloed zijn op de gewenste ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen

5.1 Algemene Juridische Opzet

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels behorende bij dit bestemmingsplan geven inhoud aan de aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.
De regels van dit bestemmingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de systematiek in de SVBP2012, versie 1.3.1 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:

  1. 1. Inleidende regels
    Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven. In artikel 2 is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten.
  2. 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder eventuele afwijkingsvergunningen of wijzigingen) toegestaan.
    Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, bouwhoogte en dergelijke) en wordt gebouwd op de aangegeven plaats, kan hiervoor in de regel zonder meer omgevingsvergunning worden verleend.
    In het geval van bijbehorende bouwwerken (voorheen: aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) kan in bepaalde gevallen zonder omgevingsvergunning worden gebouwd (zie artikel 2 en 3, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).
  3. 3. Algemene regels
    Hier zijn onder andere bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen.
  4. 4. Overgangs- en slotregels
    Dit hoofdstuk bevat de overgangsregels en de slotregel.
    Het overgangsrecht dient om bouwwerken en gebruiksvormen, die in het verleden legaal zijn gerealiseerd maar nu afwijken van het nieuwe plan, (voorlopig) gehandhaafd respectievelijk voortgezet mogen worden. Zolang voldaan wordt aan de overgangsregels, worden deze bouwwerken en gebruiksvormen gedoogd.
    In de slotregel is bepaald wat de officiële naam van het plan is.

5.2 Bestemmingsregels

5.2.1 Bedrijventerrein

Toegestaan gebruik

De gronden met de globale bestemming Bedrijventerrein zijn bestemd voor bedrijven in de milieucategorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze bedrijvenlijst is als bijlage 1 opgenomen in de planregels. In de planregels is de vestiging van m.e.r.-beoordelingsplichtige bedrijven op het bedrijventerrein specifiek niet toegestaan. Daardoor zijn op de uitbreiding Trekkersveld IV geen bedrijven mogelijk die in het kader van dit bestemmingsplan niet zijn onderzocht.
Het bedrijventerrein gaat in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein Trekkersveld III en het datacenter deel uit maken van het gezoneerde industrieterrein. De gronden zijn daarom voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'.

Op de bedrijfspercelen zijn, naast nutsvoorzieningen, ook vormen van kleinschalige duurzame energiewinning toegestaan. Het gaat bij het laatste om kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte.

Om de interne ontsluiting van het bedrijventerrein mogelijk te maken zijn de gronden ook bestemd voor wegen, straten en paden en nutsvoorzieningen. Onder nutsvoorzieningen vallen ook de aansluiting op de warmteleidingen. Daarnaast zijn ook groenvoorzieningen en water toegestaan. Tot slot zijn parkeervoorzieningen mogelijk, zowel op eigen terrein als in het openbare gebied.

Ondergeschikte kantoren zijn in de planregels toegestaan mits deze ten dienste staan van de aanwezige bedrijven. Detailhandel is niet toegestaan; productiegebonden detailhandel is onder voorwaarden enkel met afwijking mogelijk.
M.e.r.(beoordelings)-plichtige bedrijven, datacenters, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan. Hetzelfde geldt ook voor bedrijfsverzamelgebouwen, horeca, sport- en maatschappelijke voorzieningen.

Bouwregels

Bedrijfsgebouwen en overkappingen zijn binnen de globale bestemming overal binnen het ingetekende bouwvlak toegestaan. In de planregels is de oppervlakte gemaximeerd tot 70% per bouwperceel. De bouwhoogte wordt gemaximeerd en sluit aan op de toegestane bouwhoogte op bedrijventerrein Trekkersveld III. De afstand van de bedrijfsgebouwen tot de wederzijdse perceelsgrenzen dient groter te zijn dan 4 meter.
Als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de brandveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen bedrijfsgebouwen en overkappingen tot op de achterste en zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd.

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat erf- en terreinafscheidingen (hekwerken en schuttingen) niet hoger mogen zijn dan 2,5 meter. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals vlaggenmasten, kranen liften, silo's e.d.) wordt eveneens gemaximeerd.

Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen op het bedrijventerrein bedrijven toestaan die niet in de bedrijvenlijst worden genoemd, mits deze naar aard en invloed op de omgeving (milieubelasting) gelijk te stellen zijn aan de bedrijven die wel in de lijst worden genoemd onder de milieucategorieën 1 t/m 3.2. Hetzelfde geldt ook voor bedrijven die in de bedrijvenlijst worden genoemd in een hogere milieucategorie, maar die in een individueel geval een lagere milieubelasting blijken te hebben. Hiervoor kan een omgevingsvergunning worden verleend.

5.2.2 Verkeer

De Baardmeesweg is bestemd als 'Verkeer'. De Baardmeesweg zal in de nieuwe situatie dienst gaan doen als doorgaande fietsroute en voor een deel als ontsluitingsweg van het lokale (agrarische) verkeer.

5.2.3 Water

De in het plangebied voorkomende hoofdwaterlopen zijn onder de bestemming 'Water' gebracht. Het gaat daarbij om op de Baardmeesvaart, de vaarweg tussen Trekkersveld III en het Trekkersveld IV en de nieuwe watergang langs de Gooiseweg (N305)

De bestemming ziet toe op de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van natuurlijke en landschappelijke waarden, het scheepvaartverkeer en de recreatievaart. Dagrecreatief medegebruik van het water en de oevers is toegestaan. Er mag binnen deze bestemming niet worden gebouwd. Binnen deze bestemming zijn bruggen overal als recht mogelijk, met een minimale doorvaarthoogte van 3,5 meter.

5.3 Dubbelbestemmingen

5.3.1 Waarde - Archeologie 3

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is een-op-een overgenomen uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied, aangevuld met de bepalingen uit het Reparatieplan Buitengebied 2016.
Zoals in paragraaf 4.3.3 is aangegeven is deze bestemming enkel nog van noodzakelijk voor die gronden waarvoor, op basis van het uitgevoerde Inventariserend (archeologisch) veldonderzoek (IVO; zie paragraaf 4.3.3.1), nader onderzoek nodig is. Voor de overige gronden is de archeologische bestemming komen te vervallen.

Binnen deze dubbelbestemming is geregeld dat bij ingrepen vanaf de genoemde oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning vereist is. Dit bestemmingsplan maakt ontwikkelingen mogelijk die groter zijn dan de genoemde oppervlaktes. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dergelijke ontwikkelingen wordt getoetst of archeologisch onderzoek nodig is. Wanneer tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen geldt een meldingsplicht op grond van de Erfgoedwet. Dit houdt in dat de aanwezigheid van bodemvondsten die ouder zijn dan 50 jaar bij de gemeente Zeewolde gemeld moeten worden.

Voor de betreffende gronden wordt nader archeologisch onderzoek uitgevoerd. Mocht blijken dat er geen archeologische waarden zijn in het gebied, dan kunnen deze dubbelbestemmingen worden verwijderd in het bestemmingsplan.

5.4 Overige Regeling

5.4.1 Gezoneerd bedrijventerrein

Het bedrijventerrein wordt een gezoneerd industrieterrein en is daarom voorzien van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'.

5.4.2 Voorwaardelijke verplichtingen

In artikel 9 lid 9.1 zijn een tweetal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen die voorafgaand of na de realisatie van het bedrijventerrein moeten plaatsvinden.

Beëindiging agrarische bedrijfsactiviteiten op percelen Ossenkampweg 5 en 9
Zoals al in paragraaf 4.6.3.3.3 is aangegeven, is een voorwaardelijke verplichting (lid 9.1.1) opgenomen die voorkomt dat ter plaatse van de gronden die als 'Bedrijventerrein' zijn bestemd, aanleg- of bouwactiviteiten plaatsvinden voordat de agrarische bedrijfsactiviteiten op de percelen aan de Ossenkampweg 5 en de Ossenkampweg 9 en de bijbehorende agrarische percelen zijn beëindigd. Beëindiging van deze activiteiten moet tevens zijn geëffectueerd door intrekken van toestemmingen en/of vergunningen die in het kader van de Wet natuurbescherming en de Wet milieubeheer zijn afgegeven en/of verleend.

Het gaat hierbij om alle mogelijke activiteiten die ten behoeve van de voorbereiding of uitvoering van het bedrijventerrein kunnen plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld het bouwrijp maken. Omdat bouwrijp maken in overeenstemming met de bestemming niet vergunningplichtig is, wordt met deze voorwaardelijke verplichting geregeld dat deze activiteit niet kan plaatsvinden voorafgaand aan de beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten op de twee hiervoor genoemde percelen.

Landschappelijke inpassing
Verder is voor het borgen van de landschappelijke inpassing in lid 9.1.2 een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In de planregels is vastgelegd dat de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd en duurzaam in stand gehouden overeenkomstig de beeldkwaliteiteisen zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan. De landschappelijke inpassing moet uiterlijk binnen 8 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan gerealiseerd zijn.

5.4.3 Parkeernormen

Er moet op eigen terrein sprake zijn van voldoende parkeergelegenheid. Op dit moment wordt 'voldoende parkeergelegenheid' bepaald door de parkeerkencijfers uit de CROW-uitgave 2018 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen’ (publicatie 381). Omdat deze normen in de planperiode mogelijk kunnen wijzigen, is opgenomen dat 'indien voornoemde uitgave gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging'. Hiermee wordt voorkomen dat de in 2018 vastgelegde normen blijven gelden als er bijvoorbeeld in 2028 nieuwe beleidsregels en normen worden vastgesteld.

Van de verplichting om voldoende parkeergelegenheid te realiseren kan worden afgeweken via een binnenplanse afwijking. Daar waar parkeergelegenheid en parkeerbehoefte niet op elkaar aansluiten kan dit zinvol zijn. Door af te wijken kan een functie met een parkeerbehoefte toch worden toegelaten zonder dat er op eigen terrein of in de omgeving voldoende parkeerplaatsen zijn.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een ruimtelijk plan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Trekkersveld IV' wordt in bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  • het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  • het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

Doordat voor het plangebied met de 35 hectare aan bedrijventerrein het kostenverhaal plaatsvindt via gronduitgifte is voor het voorliggende bestemmingsplan het kostenverhaal anderszins verzekerd. Dit betekent dat bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan nodig is.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

Bij bestemmingsplannen is het voeren van vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening verplicht. Het voorontwerp van het oorspronkelijke bestemmingsplan Trekkersveld IV (ten behoeve van bedrijventerrein Trekkersveld IV en datacenter) is naar diverse instanties gestuurd. Er zijn vijf vooroverlegreacties ontvangen, te weten van:

  • Provincie Flevoland
  • TenneT
  • Gasunie
  • Waterschap Zuiderzeeland
  • Veiligheidsregio Flevoland

Naar aanleiding van de vooroverlegreacties is destijds het bestemmingsplan aangepast en aangevuld.

Het voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerrein Trekkersveld IV heeft uitsluitend betrekking op de uitbreiding van het bedrijventerrein Trekkersveld IV. Aangenomen wordt dat de betreffende instanties opnieuw in kunnen stemmen met de voorliggende plannen voor wat betreft Trekkersveld IV.

De provincie Flevoland en het waterschap Zuiderzeeland zijn betrokken geweest bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Beiden hebben op de concept-versie van het ontwerp-bestemmingsplan gereageerd. Hun reacties zijn kort samengevat en van een beoordeling voorzien in bijgevoegde reactienota vooroverleg (zie bijlage 27).

6.2.2 Inspraak

Ten behoeve van het oorspronkelijke bestemmingsplan ten behoeve van Trekkersveld IV en datacenter heeft inspraak plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan zijn de plannen aangepast en verwerkt in het bestemmingsplan. De opmerkingen hadden voornamelijk betrekking op het onderdeel datacenter.

Het voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerrein Trekkersveld IV heeft enkel betrekking op de uitbreiding van Trekkersveld IV en wordt direct als ontwerp-bestemmingsplan gepubliceerd. Hier kunnen zienswijzen tegen worden ingediend.

6.2.3 Notitie Reikwijdte en Detailniveau

Tegelijk met het oorspronkelijke voorontwerpbestemmingsplan voor Trekkersveld en het datacenter is ook de Notitie Reikwijdte en Detailniveau ter inzage gelegd. In deze periode is ook advies gevraagd van de Commissie m.e.r. De zienswijzen op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn opgenomen in een aparte nota (zie bijlage 26) en verwerkt in het milieueffectrapport. Het advies van de Commissie m.e.r. is als bijlage 5 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan en is eveneens verwerkt in de milieueffectrapport (zie paragraaf 4.1 van deze toelichting).

6.2.4 Zienswijzen

[...]

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Trekkersveld Iv

Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Trekkersveld IV

Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak_202201810/1/r1

Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak_202201810/1/R1

Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 3 Laddertoets Trekkersveld Iv

Bijlage 3 Laddertoets Trekkersveld IV

Bijlage 4 Notitie Reikwijdte En Detailniveau Trekkersveld Iv Zeewolde

Bijlage 4 Notitie Reikwijdte en Detailniveau Trekkersveld IV Zeewolde

Bijlage 5 Advies Over Reikwijdte En Detailniveau Van Het Milieueffectrapport

Bijlage 5 Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport

Bijlage 6 Milieueffectrapport, Deel A

Bijlage 6 Milieueffectrapport, deel A

Bijlage 7 Milieueffectrapport, Deel B

Bijlage 7 Milieueffectrapport, deel B

Bijlage 8 Aanvulling Mer Trekkersveld Iv

Bijlage 8 Aanvulling MER Trekkersveld IV

Bijlage 9 Voorlopig Toetsingsadvies Commissie M.e.r. D.d. 29-04-2021

Bijlage 9 Voorlopig toetsingsadvies Commissie m.e.r. d.d. 29-04-2021

Bijlage 10 Voorlopig Toetsingsadvies Commissie M.e.r. D.d. 24-08-2021

Bijlage 10 Voorlopig toetsingsadvies Commissie m.e.r. d.d. 24-08-2021

Bijlage 11 Definitief Toetsingsadvies Commissie M.e.r. D.d. 12 -10-2021

Bijlage 11 Definitief toetsingsadvies Commissie m.e.r. d.d. 12 -10-2021

Bijlage 12 Oplegnotitie Mer Trekkersveld Iv

Bijlage 12 Oplegnotitie MER Trekkersveld IV

Bijlage 13 Verkennend Milieukundig (Water)bodemonderzoek Bedrijfslocatie Zeewolde

Bijlage 13 Verkennend milieukundig (water)bodemonderzoek bedrijfslocatie Zeewolde

Bijlage 14 Verkennend Milieukundig (Water) Bodemonderzoek En Verhardingsonderzoek Aan De Assemblageweg En Baardmeesvaart

Bijlage 14 Verkennend milieukundig (water) bodemonderzoek en Verhardingsonderzoek aan de Assemblageweg en Baardmeesvaart

Bijlage 15 Verkennend Milieukundig Onderzoek Gooiseweg En Baardmeesweg Te Zeewolde

Bijlage 15 Verkennend milieukundig onderzoek Gooiseweg en Baardmeesweg te Zeewolde

Bijlage 16 Inventariserend (Archeologisch) Veldonderzoek (Ivo)

Bijlage 16 Inventariserend (archeologisch) veldonderzoek (IVO)

Bijlage 17 Waterparagraaf Incl. Bijlagen

Bijlage 17 Waterparagraaf incl. bijlagen

Bijlage 18 Wateradvies

Bijlage 18 Wateradvies

Bijlage 19 Ecologische Quickscan Baardmeesweg 13, Zeewolde

Bijlage 19 Ecologische quickscan Baardmeesweg 13, Zeewolde

Bijlage 20 Trekkersveld Iv Zeewolde Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 20 Trekkersveld IV Zeewolde onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 21 Passende Beoordeling Stikstofdepositie - Trekkersveld Iv

Bijlage 21 Passende beoordeling stikstofdepositie - Trekkersveld IV

Bijlage 22 Luchtkwaliteit Datacenter En Trekkersveld Iv

Bijlage 22 Luchtkwaliteit Datacenter en Trekkersveld IV

Bijlage 23 Akoestisch Onderzoek Bestemmingsplan Trekkersveld Iv Zeewolde

Bijlage 23 Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Trekkersveld IV Zeewolde

Bijlage 24 Verkeerstoets Datacenter En Trekkersveld Iv

Bijlage 24 Verkeerstoets Datacenter en Trekkersveld IV

Bijlage 25 Vooronderzoek Conventionele Explosieven (Ce)

Bijlage 25 Vooronderzoek Conventionele Explosieven (CE)

Bijlage 26 Zienswijzennota Nota Reikwijdte En Detailniveau

Bijlage 26 Zienswijzennota Nota Reikwijdte en Detailniveau

Bijlage 27 Reactienota Vooroverleg

Bijlage 27 Reactienota vooroverleg