Kustzone Polderwijk
Beheersverordening - gemeente Zeewolde
Vastgesteld op 29-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 verordening
de beheersverordening Kustzone Polderwijk met identificatienummer NL.IMRO.0050.bvkustzone-0002 van de gemeente Zeewolde;
1.2 verordeningsgebied
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0050.bvkustzone-0002 met bijbehorende bestanden;
1.3 besluitvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.4 besluitsubvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 besluitsubvlakgrens
de grens van een besluitsubvlak;
1.6 boothuis
een in het water gelegen gebouw, geschikt en bestemd voor het aanleggen van een of meer vaartuigen;
1.7 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.8 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; hieronder begrepen worden overkappingen met 2 of meer gesloten wanden, als dan niet behorende tot de constructie;
1.9 bebouwingspercentage
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van en terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.10 ligplaats
de ruimte welk door een recreatie- of pleziervaartuig - al dan niet met tussentijdse onderbrekingen - wordt ingenomen;
1.11 peil
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de door of namens burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
- b. indien op of over water wordt gebouwd: het door of namens burgemeester en wethouders vastgestelde peil.
1.12 recreatie- of pleziervaartuig
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor recreatiedoeleinden;
1.13 tent
een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en of nachtverblijf dat gemakkelijk is op te vouwen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de perceelgrens
vanaf de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;
2.7 uitstekende onderdelen
maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot
maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven.
Hoofdstuk 2 Gebruiks- En Bouwregels
Artikel 3 Gebruiksregels
3.1 Bestaand gebruik
De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik;
3.2 Aanvullend gebruik
- a. Ter plaatse van het besluitvlak 'Water - Randmeer' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook gebruikt worden voor:
- 1. water en oeverstroken;
- 2. instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
- 3. waterhuishouding;
- 4. waterrecreatie;
- 5. boothuizen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'boothuizen toegestaan';
- 6. brug of damverbinding met trailerhelling, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'oeververbinding';
- 7. kunstwerken;
- 8. nutsvoorzieningen;
- 9. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder afmeerpalen.
- b. Ter plaatse van het besluitvlak 'Strand en water' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook gebruikt worden voor:
- 1. dagrecreatief gebruik in de vorm van stranden, lig- en speelvoorzieningen en waterrecreatie;
- 2. met de daarbij behorende sanitaire gebouwen, kleedhokjes, gebouwen ten behoeve van de verhuur van goederen ten behoeve van dagrecreatief gebruik, kiosken en snackwagens, uitsluitend ter plaatse van besluitsubvlak 'bebouwing toegestaan';
- 3. verblijfsrecreatie in de vorm van tenten, met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van besluitsubvlak 'Toeristisch kamperen in tenten en steigers toegestaan';
- 4. water- en oeverstroken;
- 5. steigers, uitsluitend ter plaatse van besluitsubvlak 'Toeristisch kamperen in tenten en steigers toegestaan';
- 6. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeren toegestaan'.
- c. Ter plaatse van het besluitvlak 'Recreatie met passantenhaven' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook gebruikt worden voor:
- 1. een passantenhaven met ligplaatsen voor ten hoogste 80 vaartuigen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een botenkraan een (vuil)watervoorziening en elektriciteitsvoorzieningen;
- 2. horeca categorie 2, als bedoeld in de staat van horeca-activiteiten, opgenomen als Bijlage 1;
- 3. bed & breakfast voorziening;
- 4. picknickplaatsen;
- 5. verhardingen, waaronder voet- en fietspaden, parkeerplaatsen en een toegangsweg ;
- 6. water en oeverstroken;
- 7. trailerhelling;
- 8. bootverhuur, jollenveld, surf- en zeilschool;
- 9. afmeerpalen en -plaatsen;
- 10. standplaats voor maximaal 6 campers ter plaatse van het besluitsubvlak 'campers toegestaan'.
- d. Ter plaatse van het besluitvlak 'Groenvoorzieningen' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik ook gebruikt worden voor:
- 1. groenvoorzieningen, park;
- 2. speelvoorzieningen;
- 3. verhardingen, waaronder fiets- en voetpaden;
- 4. water.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Ter plaatse van het besluitvlak 'Recreatie met passantenhaven' is het verboden om zonder vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het dempen van waterpartijen en het ophogen van de bodem;
- 2. het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
- b. Een vergunning als bedoeld onder a mag alleen worden verleend:
- 1. indien de oppervlakte van de gronden waarvoor vergunning wordt gevraagd ten hoogste 2 ha bedraagt;
- 2. bij de vergunningaanvraag eveneens gronden zijn begrepen waarop natuurontwikkeling wordt voorzien;
- c. Een vergunning als bedoeld onder a is niet vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van de verordening in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 4 Bouwregels
4.1 Bestaande bouwwerken
De binnen het verordeningsgebied aanwezige bestaande bouwwerken mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.
4.2 Aanvullende bouwregels
Artikel 5 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
5.1 Doeleindenomschrijving
Ter plaatse van het besluitvlak 'Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bedoeld voor het behoud van de grondwaterkwaliteit als onderdeel van de drinkwatervoorziening en -winning van een grondwaterbeschermingsgebied.
5.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze beheersverordening wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik ten behoeve van een functie die op grond van de andere regels van deze beheersverordening is toegestaan, waardoor verslechtering van de grondwaterkwaliteit wordt veroorzaakt en/of risico’s op verontreiniging van het grondwater wordt vergroot;
- b. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van afvalstoffen.
Artikel 6 Vrijwaringszone - Dijk 1
6.1 Doeleindenomschrijving
Ter plaatse van het besluitvlak 'Vrijwaringszone - dijk 1' hebben de gronden ook een functie voor de binnen- en tussenbeschermingszone rondom een primaire waterkering.
6.2 Bouwregels
Ter plaatse van het besluitvlak 'Vrijwaringszone - dijk 1' gelden de volgende bouwregels:
- a. Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de andere regels van deze beheersverordening geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.
- b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, binnen de grenzen van het besluitvlak geldt dat op of in deze gronden ongeacht het bepaalde in de andere regels van de beheersverordening, geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde onder a en b in die zin dat de in de andere regels van deze beheersverordening genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies is ontvangen van het Waterschap Zuiderzeeland.
Artikel 7 Vrijwaringszone - Dijk 2
Ter plaatse van het besluitvlak 'Vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden mede bestemd voor de buitenbeschermingszone rondom een primaire waterkering.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 6
8.1 Doeleindenomschrijving
Ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 6' hebben de gronden ook een functie voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de waterbodems.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijking bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor een werk of werkzaamheden
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
9.1 Bouwregels
Ter plaatse van het besluitvlak 'Waterstaat - Waterkering' gelden de volgende bouwregels:
- a. in afwijking van het bepaalde in artikel 4 mag niet worden gebouwd anders dan ten dienste van waterstaatkundige doeleinden;
- b. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,50 m bedragen.
9.2 Afwijken van de bouwregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 in die zin dat bouwwerken anders dan ten dienste van de waterstaatkundige doeleinden worden gebouwd, mits:
- a. vooraf advies ingewonnen wordt bij de beheerder van de waterkering;
- b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met deze beheersverordening wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de beheersverordening toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- b. het storten van puin en/of afvalstoffen;
- c. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
- e. prostitutie;
- f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens het in bijlage 2 Parkeernormen aangegeven parkeerbeleid.
11.2 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.1 sub g in die zin dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
De in de regels genoemde maximale goot- en bouwhoogtes zijn niet van toepassing op ondergeschikte bouwonderdelen, zoals goten van dakkapellen brandtrappen, schoorstenen, ventilatiekappen, liftkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regels:
- a. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven hoogten, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10 % van de genoemde afmetingen bedragen;
- b. van de regels in die zin dat de besluit(sub)grenzen worden overschreden, indien meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. van de regels ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor openbare en semi-openbare diensten, zoals nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en de naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud ten hoogste 100 m³ bedraagt;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt;
- d. van de regels ten behoeve van de bouw van sculpturen en andere kunstzinnige bouwwerken tot een bouwhoogte van ten hoogste 15,00 m.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.
Artikel 15 Overgangsrecht Bouwen
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als:
Beheersverordening Kustzone Polderwijk
van de gemeente Zeewolde.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
De gemeente Zeewolde is bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) mogen bestemmingsplannen niet ouder zijn dan tien jaar. Ook het bestemmingsplan dat geldt voor de Kustzone Polderwijk moet worden geactualiseerd.
Om aan de actualiseringsplicht te voldoen bestaat - als alternatief voor een nieuw bestemmingsplan - de mogelijkheid een beheersverordening op te stellen. Dit instrument leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien worden of waarbij onduidelijk is op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen verwacht worden. Voor die situaties legt een beheersverordening de ruimtelijke mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen vast en blijven ook alle legale situaties toegestaan die van die geldende plannen afwijken.
Voor Kustzone Polderwijk kiest de gemeente Zeewolde voor het instrument 'beheersverordening', omdat:
- a. op korte termijn geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien;
- b. het geldende bestemmingsplan nog prima voldoet en actueel is;
- c. de geldende regeling voldoende ruimte biedt voor kleinschalige ontwikkelingen;
- d. aan de wettelijke verplichting om een actueel planologisch regime te hebben moet worden voldaan.
Een nadere toelichting op het instrument 'beheersverordening' en de keuze hiervoor is opgenomen in paragraaf 5.2. In die paragraaf wordt ook ingegaan op het type beheersverordening dat voor dit gebied is gekozen.
1.2 Ligging En Begrenzing Verordeningsgebied
Deze beheersverordening richt zich op de kustzone bij Polderwijk. De ligging van het verordeningsgebied is in figuur 1 weergegeven.
Figuur 1. Begrenzing verordeningsgebied Kustzone Polderwijk
1.3 De Beheersverordening
Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik van een gebied met een lage dynamiek waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening. Het begrip "bestaand" kan zowel "eng" als "ruim" worden uitgelegd. Bij bestaand gebruik in enge zin worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen dat op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd. Bij gebruik in ruime zin worden de geldende bestemmingsplannen als uitgangspunt genomen. In deze beheersverordening wordt gekozen voor de ruime variant. Er is aangesloten bij de rechten uit het vigerende bestemmingsplan. Is daarentegen sprake van een "ruimtelijke ontwikkeling", dan is die niet meegenomen. Is er tijdens de looptijd van de beheersverordening sprake van ontwikkelingen die niet passen in de beheersverordening dan kan hiervoor een separate omgevingsvergunning- of bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. Wat betreft de bestaande functies, wordt onder aanvullend gebruik ook soortgelijke functies verstaan.
Anders dan bij het bestemmingsplan bepaalt de Wro niet uit welke elementen een beheersverordening bestaat. Het is wel duidelijk dat de beheersverordening betrekking heeft op een gebied en regels geeft voor het beheer van dat gebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. De beheersverordening heeft een digitale component en sluit aan bij de digitale opzet van de instrumenten van de Wro. Dat maakt dat een beheersverordening bestaat uit:
- een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft. Dat is op de bijbehorende verbeelding aangegeven als verordeningsgebied, met een of meer objecten binnen het gebied, die op de verbeelding zijn aangeven als besluit(sub)vlak;
- regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten en die kunnen gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en eventueel overgangsrecht.
Alhoewel de Wro dit evenmin bepaalt, is het noodzakelijk de beheersverordening vergezeld te laten gaan van een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd. De Wro bepaalt wel dat de beheersverordening de volgende elementen kan bevatten:
- een verbod om bepaalde werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning;
- binnenplanse afwijkingsregels.
Deze elementen zijn in deze beheersverordening van toepassing.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
Met de beheersverordening is het volgende bestemmingsplan geheel vervangen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd | |
Kustzone Polderwijk | 28-06-2007 | - |
1.5 Leeswijzer
Deze toelichting bevat de volgende hoofdstukken. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:
- een beschrijving van de huidige situatie (hoofdstuk 2);
- het Rijksbeleid, provinciale en gemeentelijke beleid als kader voor deze beheersverordening (hoofdstuk 3);
- de randvoorwaarden vanuit de milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 4);
- de juridische toelichting (hoofdstuk 5);
- een beschrijving van de uitvoerbaarheidsaspecten (hoofdstuk 6).
Hoofdstuk 2 Situatie
2.1 Geschiedenis
De gemeente Zeewolde ligt in Zuidelijk Flevoland. Zuidelijk Flevoland viel in 1968 droog. Direct daarop werd begonnen met de inrichting. De oudste IJsselmeerpolders waren vooral bedoeld voor agrarisch gebruik. Ook Zuidelijk Flevoland zou daarbij uitstek geschikt voor zijn. Maar door de steeds betere opbrengsten was er minder behoefte aan landbouwgrond. Er was juist grond nodig voor woningen en recreatie. Daarnaast wilde men de natuur en het milieu meer aandacht geven. Hierdoor is nog maar de helft van de grond in Zuidelijk Flevoland voor agrariërs ingericht. Een kwart van de grond in deze polder is voor recreatie, natuurgebieden en bos. Het "laatste" kwart is voor de kernen.
Zeewolde is na Almere de tweede kern van Zuidelijk Flevoland. De gemeente Zeewolde ontstond op 1 januari 1984; het is hiermee de jongste gemeente van Nederland. In de winter van 1984 werden ook de eerste woningen in Zeewolde opgeleverd. De basis voor deze eerste woningen werd gevormd door het Structuurplan Zeewolde dat in 1982 door de Rijksdienst IJsselmeerpolders was opgesteld en waarmee voor het eerst vorm werd gegeven aan de stedenbouwkundige structuur van de kern Zeewolde. Het Structuurplan Zeewolde uit 1982 wees enkele gebieden direct ten noorden en zuiden van het centrum aan waar de woningbouw ten behoeve van de bevolkingsgroei moest plaatsvinden.
In de jaren na 1984 werden snel meer woningen gebouwd en tevens kwamen er voorzieningen in het dorp: winkels, scholen en een buslijn. De laatste jaren is Zeewolde uitgegroeid tot een kern met ongeveer 20.000 inwoners met de daarbij behorende voorzieningen.
De gemeente heeft een oppervlakte van 26.897 hectare. Het dorp wordt begrensd door drie soorten landschappen. Aan de oostzijde ligt het Wolderwijd; het randmeer dat is ontstaan na inpoldering van de Flevopolder. Hier vindt veel (water-)recreatie plaats. Aan de zuidzijde van Zeewolde ligt het Horsterwold; tezamen met het Hulkesteinsebos het grootste loofbos van Nederland. Daarnaast wordt Zeewolde begrensd door het open agrarisch gebied. Bijzonder zijn de rechte lijnen van wegen, de lijnen van windmolens en de clusters van agrarische bedrijven in dit gebied.
2.2 Huidige Situatie
Kustzone Polderwijk betreft, zoals de naam al zegt, de zone voor de kust ter hoogte van de Polderwijk in Zeewolde. Grotendeels gaat het om watergebied. Het gebied bestaat grotendeels uit water, maar in de afgelopen jaren heeft hier een grote ontwikkeling plaatsgevonden. In het gebied wordt een relatief groot recreatiegebied aangelegd bestaande uit twee stranden en het Tulpeiland, waar een natuurgebied, passantenhaven, horecagelegenheid en voorzieningen voor toerisme en watersport gevestigd worden. In de huidige situatie is het eiland zelf inmiddels aangelegd. Deze wordt ontsloten naar het vaste land middels een dam. Het plangebied is op de onderstaande luchtfoto weergegeven. Deze ontwikkeling is toegestaan binnen de planologisch regeling van het huidige bestemmingsplan.
Figuur 2. Luchtfoto Kustzone Polderwijk
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit beheersgebied zoals dat met deze beheersverordening wordt geregeld. Er wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid voor zover dat een relatie heeft met het beheersgebied.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en begin 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het plangebied is gelegen buiten de 14 belangen van het Rijk.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vanaf 1 oktober geheel in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De ontwikkelingen binnen het verordeningsgebied raken geen rijksbelangen. Het beheersgebied heeft betrekking op een conserverende regeling van een bestaand bedrijventerrein.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting.
In deze beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd en er is geen sprake van nieuwe, ruimtelijke relevante ontwikkelingen, anders dan die al zijn opgenomen in het hiervoor geldende bestemmingsplan. Om deze reden kan in relatie tot de ladder voor duurzame verstedelijking niet worden gesproken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is het doorlopen van de ladder niet noodzakelijk.
Het verordeningsgebied raakt geen van de belangen van het rijksbeleid. Daarmee vormt het rijksbeleid geen belemmering voor deze beheersverordening.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Flevoland 2006-2015
In het Omgevingsplan is het integrale omgevingsbeleid voor de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 vastgelegd, met een doorkijk naar 2030.
Provinciale thema's
In grote lijnen is het provinciale omgevingsbeleid te vatten in vier hoofdthema's, te weten reizen, leven, werken en landschap. Aan de hand van deze thema's wordt per gemeente aangegeven hoe posities kunnen worden verbeterd. Voor het plangebied is het thema 'landschap' relevant. De provincie Flevoland zet in op de vitaliteit van het landelijk gebied. Het landelijk gebied moet optimaal ontwikkeld worden voor zowel agrarisch als recreatief gebruik, voor natuurbescherming en waterberging en landelijk wonen. Al deze zaken kunnen binnen het Flevolands landschap hun plek krijgen. Het beheersgebied zal recreatie combineren met natuurbescherming.
Hoofdlijnen van provinciaal beleid voor Zeewolde
De vraagstukken en toekomstmogelijkheden van de individuele gemeenten kunnen worden geplaatst binnen de hiervoor genoemde thema's. Voor Zeewolde betekent dit dat onder andere ingezet moet worden op het beheer en behoud en ontwikkeling van de randmeren zoals bij Kustzone Polderwijk
Landelijk gebied
Het plangebied behoort volgens het Omgevingsplan tot het landelijk gebied. Het provinciaal beleid voor het landelijk gebied zet in op de vitaliteit van het landelijk gebied. Het beleid is gericht op het waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van het landelijk gebied. (natuur, landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, extensieve vormen van recreatie).
In de sector recreatie en toerisme ziet de provincie Flevoland goede mogelijkheden om dit verder te ontwikkelen. Flevoland kan hierin een opvangfunctie voor de Veluwe en de Noordvleugel gaan vervullen. Flevoland wil de concurrentiekracht van Flevoland als vakantiebestemming versterken door de ontwikkeling van de luchthaven vergroting van de hotelcapaciteit, goede en veilige fietspaden, wandelroutes en vaarroutes, aantrekkelijk en veilig vaarwater, attractieve stranden en bossen, toegankelijke natuurgebieden, versterking van de belevingswaarde van Flevoland voor de recreant en ontwikkeling van niche markten op het gebied van cultuurtoerisme.
Vanuit de Noordvleugel is er een sterke druk op Flevoland. Ook op het oude land in het (noord-)oosten is de ontwikkelingsruimte voor recreatie en toerisme beperkt. Door deze druk af te leiden naar Flevoland ontstaan volop kansen om in Flevoland recreatievoorzieningen van allure te realiseren met behoud van landschappelijke kwaliteit en ontwikkeling van natuur.
Recreatief uitloopgebied bij de kernen
Iedere kern hoort volgens de provincie voldoende recreatief uitloopgebied te hebben, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht. Een recreatief uitloopgebied bestaat uit een groene of blauwe rand langs de kern. Het biedt ruimte aan uiteenlopende intensieve en extensieve recreatiefuncties, maar ook voor andere functies, zoals gebruiksnatuur, stadslandbouw of kleinschalig wonen. Als algemeen principe geldt dat nieuwe intensieve dagrecreatie nabij de kernen ligt.
De uitloopgebieden van Zeewolde bevinden zich in de randen van het Horsterwold en langs de randmeren. De Kustzone Polderwijk hoor hier ook bij. Concentratie en zonering van recreatievoorzieningen in deze uitloopgebieden is gewenst, om de natuurwaarden te ontzien.
De ontwikkeling, zoals al bestemd in het huidige bestemmingsplan, van het Tulpeiland is zo'n ontwikkeling van allure in een uitloopgebied van Zeewolde. Om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te blijven maken is deze beheersverordening nodig.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie 2022
Op 25 april 2013 is door de gemeenteraad van Zeewolde de Structuurvisie 2022 vastgesteld. Deze visie geeft het gemeentelijke ruimtelijke beleid voor de periode tot 2022 aan. Centraal staan (onder andere) de volgende uitgangspunten:
- 1. Zeewolde wil een toekomstbestendige gemeente zijn. Van belang zijn een zelfstandige positie en een leefomgeving van een goede kwaliteit.
- 2. De gemeente gaat voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. Ontwikkelingen zijn geen doel op zich, maar moeten deel zijn van een gebiedsimpuls.
Het verordeningsgebied maakt onderdeel uit, van wat in de structuurvisie wordt omschreven als, transformatiezone Randmeer. In de transformatiezone liggen rond de kern Zeewolde de gebiedskwaliteiten bos, water en het open agrarisch gebied. In de transformatiezone ligt het dorp Zeewolde. De bestaande kwaliteiten van het dorp worden de komende periode versterkt.
Op de overgangen tussen het dorp en het buitengebied ziet de gemeente de komende periode ruimte voor gebiedsontwikkelingen. Daarbij geldt dat de bestaande gebiedskwaliteiten de basis moeten vormen in de ontwikkelingen. Bij deze ontwikkelingen staat de diversiteit in de leefomgeving voorop. Het realiseren van een tulp (Het Tulpeiland) is aangewezen als één van deze gebiedsontwikkelingen. En vindt binnen de regeling van de beheersverordening plaats.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de milieu- en omgevingsaspecten behandeld.
4.1 Milieuzonering
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Met de beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. In het verordeningsgebied komen op dit moment nog geen woningen en bedrijven voor, maar is er de mogelijkheid tot het realiseren van een recreatiegebied met een passantenhaven. Het gaat om een bedrijfsinrichting in milieucategorie met een richtafstand van 50 meter. Binnen 50 meter zijn geen gevoelige functies aanwezig, waardoor voldaan wordt aan de richtafstand.
Ten aanzien van het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
4.2 Geluid
Normstelling en beleid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Binnen het beheersgebied komt één weg voor, dit betreft de toegangsweg van het vaste land naar het Tulpeiland. Deze weg heeft een geluidszone in het kader van de Wet geluidhinder. Binnen deze geluidszone komen geen woningen voor. De beheersverordening staat geen ontwikkelingen toe van wegen die dichter bij de woningen komen te liggen. De geluidssituatie van de bestaande woningen kan dan ook niet verslechteren.
Ten aanzien van het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
4.3 Luchtkwaliteit
Normstelling en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
- woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
- kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
- projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijn stof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
In het verordeningsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen.
Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
4.4 Bodem
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Met betrekking tot de bodem kan worden gemeld dat in het verordeningsgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan, anders dan binnen de geldende planologische regeling al mogelijk zijn, waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is.
Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
4.5 Water
Normstelling en beleid
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het verordeningsgebied valt in het werkgebied van het waterschap Zuiderzeeland.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Het verordeningsgebied bestaat grotendeels uit water. Met de beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. De beheersverordening heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding.
4.6 Archeologie
Normstelling en beleid
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoed wet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De gemeente Zeewolde heeft een eigen archeologische verwachtingskaart opgesteld.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Volgens het gemeentelijke archeologiebeleid ligt het verordeningsgebied in de zone Waarde - Archeologie 6, waarbij een vergunningsplicht geldt voor ontwikkelingen met een oppervlakte groter of gelijk aan 2,5 hectare. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen van deze omvang binnen de beheersverordening mogelijk gemaakt. Bovendien ligt deze beheersverordening uitsluitend de bestaande situatie vast.
Ten aanzien van het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
4.7 Cultuurhistorie
Normstelling en beleid
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening moet in ruimtelijke plannen aandacht worden besteedt aan cultuurhistorie. Cultuurhistorisch waardevolle elementen moeten in de beheersverordening worden beschermd.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
In het verordeningsgebied liggen geen cultuurhistorisch waardevolle objecten.
Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
4.8 Ecologie
Normstelling en beleid
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet Natuurbescherming en het natuurbeleid van de provincie de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Normstelling
Provinciale Verordening
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de Het Nationaal Natuurnetwerk (NNN), de opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), alsmede de bescherming van beschermde landschapselementen en belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de NNN of van beschermde landschapselementen en in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Gebiedsbescherming
Het verordeningsgebied maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Dit gebied maakt ook deel uit van de NNN. Verder liggen in de omgeving van het verordeningsgebied geen andere gebieden die deel uit maken van de EHS. Gezien het overwegend conserverende karakter van de beheersverordening worden geen significante effecten verwacht op dit gebied, anders dan reeds is toegestaan in de planologische regeling van het geldende bestemmingsplan. De Natuurbeschermingswet legt geen beperkingen op voor deze beheersverordening.
Ten aanzien van het aspect gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
Soortenbescherming
Gelet op het feit dat de beheersverordening de bestaande situatie vast legt, hoeft in het kader van de beheersverordening geen nader onderzoek te worden gedaan. Als er wordt gebouwd of als er een andere activiteit plaats gaat vinden, moet er dan wel rekening worden gehouden met de aanwezige beschermde soorten. Voor deze beheersverordening heeft de Flora- en faunawet geen gevolgen.
Ten aanzien van het aspect soortenbescherming zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
4.9 Externe Veiligheid
Normstelling en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Om te onderzoeken of er sprake is van risicovolle inrichtingen en transportleidingen is de risicokaart (www.risicokaart.nl) geraadpleegd. Binnen en in de directe omgeving van het verordeningsgebied komen geen risicovolle inrichtingen en buisleidingen voor die van invloed zijn op het verordeningsgebied.
Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.
5.2 Keuze Voor Beheersverordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).
Een beheersverordening betreft een regeling voor het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande gebruik. Een beheersverordening is juridisch vergelijkbaar met een bestemmingsplan met een consoliderende inhoud. Onder beheersregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor de planologische ruimte zoals die in de geldende bestemmingsplan is opgenomen.
Er is, gelet op het vorenstaande, geen sprake van een gebied waar sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen. Indien er zich onverhoopt ontwikkelingen voordoen, kan voor de betreffende ontwikkeling een andere planologische maatregel worden genomen, zoals het opstellen van een bestemmingsplan of het volgen van een afwijkingsprocedure ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Gelet op de typering van het verordeningsgebied, de beleidsuitgangspunten voor dit gebied, de verwachte ontwikkelingen en de daarmee samenhangende mogelijkheden die voor dit gebied blijven bestaan, is er sprake van beheer van de bestaande situatie voor de komende jaren. De beheersverordening is om die reden een geschikt instrument voor dit gebied.
De regeling van het geldende bestemmingsplan biedt nog voldoende mogelijkheden in de huidige situatie. Er is daarom voor gekozen uit te gaan van de huidige planologische mogelijkheden. Binnen de huidige regeling worden geen nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden geboden (anders dan de al geldende rechten), waardoor het huidige bestemmingsplan de basis vormt voor deze verordening.
5.3 Wat Regelt Deze Beheersverordening
Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande situatie vastlegt. De feitelijk bestaande situatie is dus het uitgangspunt. Een beheersverordening mag in principe geen 'ruimtelijke ontwikkelingen' bevatten.
Dit betekent echter niet dat de situatie volledig op slot gaat. De feitelijke situatie is in deze verordening aangevuld met onbenutte mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan voor het verordeningsgebied. In deze beheersverordening gaat het om:
- bebouwing ten behoeve van de passantenhaven;
- algemene afwijkingsregels.
Daarmee is geen sprake van 'ruimtelijke ontwikkelingen'. De ruimte die de beheersverordening biedt voor uitbreidingsmogelijkheden wordt bepaald door de te bieden ruimte voor perceelsgebonden mogelijkheden. Hierbij wordt gerefereerd aan de bestaande mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan. De algemene afwijkingsregels zijn hiervan niet afhankelijk.
Het kan voorkomen dat een ontwikkeling gewenst is, die niet binnen de in deze beheersverordening opgenomen (perceelsgebonden) ontwikkelingsmogelijkheden past. In dat geval is een nieuwe juridisch-planologische regeling nodig, bijvoorbeeld een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning.
De beheersverordening legt dus de feitelijke situatie vast door middel van een algemene regeling, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is. Het kan nodig zijn om meer te specificeren en/of te detailleren door middel van besluit(sub)vlakken op de verbeelding of specifieke bepalingen in de regels. Ook voor deze beheersverordening is daar sprake van.
Situaties die niet voldaan aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Dit is bepaald in artikel 3.1. Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure. Denk hier bijvoorbeeld aan verleende vergunningen op basis van artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening en meer recentere Wabo-procedures.
5.4 Hoe Werkt De Verordening
Deze beheersverordening regelt in principe dat de regelingen die zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan van kracht blijven. Doordat het laatste bestemmingsplan wordt vervangen door de beheersverordening met dezelfde regeling c.q bestemmingen verandert er voor de aanvrager c.q. burger in principe niets. Een aanvraag voor omgevingsvergunning wordt getoetst aan de bijlagen in de beheersverordening. Een voordeel ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan is dat de regeling in de beheersverordening op internet raadpleegbaar is (www.ruimtelijkeplannen.nl). Voor de burger en voor bedrijven en instanties die over planologische informatie willen beschikken betekent dit, dat de regels makkelijker raadpleegbaar en beter toegankelijker zijn dan tot voorheen het geval was.
De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het besluitgebied, de besluitvlakken en (eventueel) de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:
- Besluitgebied: Het besluitgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak of een besluitsubvlak zijn altijd van toepassing op het hele besluitgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie.
- Besluitvlak: Op het hele besluitgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. De regels zijn (digitaal) direct gekoppeld aan het besluitvlak of de besluitvlakken wanneer er sprake is van meerdere. De besluitvlakken zien op de bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan en sluiten aan op dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen uit het bestemmingsplan Buitengebied.
- Besluitsubvlak: De besluitsubvlakken zijn bedoeld om in een bepaald deel van het besluitvlak aanvullende regelingen te geven, gebaseerd op de aanduidingen uit het geldende bestemmingsplan.
- Overige: Naast de regelingen zoals hiervoor omschreven is ook sprake van afwijkingsregels waarmee in bijzondere gevallen van de bestaande regeling kan worden afgeweken.
5.5 Juridische Regeling
In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een besluitgebied. Het begrip "bestaand" is gedefinieerd in de begripsbepalingen, artikel 1. De beheersverordening maakt onderscheid in gebruiksregels en bouwregels. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten op de planologische mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan.
Gebruik
Voor het gebruik van de gronden betekent bovenstaande dat bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig bestaand gebruik. Voor de verscheidene besluitvlakken is daarnaast per besluitvlak aanvullend gebruik toegestaan (sluit aan de bestemmingen uit het geldende plan). Voor wat betreft de ligging van de besluit(sub)vlakken is aangesloten op de inmiddels bestaande situatie. Deze wijkt op onderdelen af van de destijds bestemde situatie.
Groenvoorzieningen: dit besluitvlak ligt op een groenstrook bij het water waar men langs het water kan wandelen en verblijven en is gelegen naast de woonwijk Pluuthaven. Het is een parkachtige voorzieningen, op deze locatie zijn onder andere speelvoorzieningen en banken mogelijk.
Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied: voor deze gronden is het belangrijk de grondwaterkwaliteit te behouden als onderdeel van de drinkwatervoorziening en -winning.
Recreatie met passantenhaven: binnen dit besluitvlak is een gebied waar een passantenhaven is toegestaan met bijbehorende voorzieningen, zoals een botenkraan, een vuilwatervoorziening en electriciteitsvoorzieningen. Ook mag een horecavoorziening worden gerealiseerd. Het Tulpeiland valt binnen dit besluitvlak. Tot slot is dit besluitvlak voorzien van een standplaats voor campers.
Strand en water: op de stranden is dagrecreatie en waterrecreatie toegestaan. De stranden zijn 50 meter breed. Voor het Lanterstrand is ongeveer 80 meter aangehouden, dit is inclusief de water- en oeverstroken. Er is bebouwing toegestaan voor recreatief gebruik. Hiervoor is een besluitsubvlak opgenomen, de bouwmogelijkheden zijn opgenomen in de bouwregels. In een deel van het gebied mag worden geparkeerd. Op het Stille strand mag toeristisch gekampeerd worden in tenten en zijn steigers toegestaan.
Vrijwaringszone - dijk 1 en Vrijwaringszone - dijk 2: de zones die op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) naast een primaire waterkering zijn gelegen zijn voorzien van deze besluitvlakken.
Waarde - Archeologie 6: de gronden binnen dit besluitvlak hebben een archeologische waarde. De verwachting is dat hier archeologisch resten aanwezig zijn. Wanneer hier werkzaamheden worden uitgevoerd zal hier rekening mee gehouden moeten worden.
Water - Randmeer: het open water tussen de eilanden vormt een soort lagune. De lagune fungeert als rustplaats voor trekvogels in het winterhalfjaar. In de zomer kan met hier kanoën, roeien en zeilen. Dit gebied is bedoeld voor water en de instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden. De dam is inmiddels gerealiseerd. Aan weerszijden van het Stille strand zijn boothuizen toegestaan.
Waterstaat - Waterkering: de primaire waterkering is voorzien van dit besluitvlak.
Bouwen
De bouwregels van de beheersverordening zijn grotendeels afgestemd op het geldende bestemmingsplan. Op deze manier blijft de planologische ruimte van het hiervoor geldende bestemmingsplan nog steeds gelden. Per besluitvlak gelden aanvullende bouwregels.
Binnen de gemeente gelden parkeernormen waaraan voldaan moet worden. Deze zijn onderdeel gemaakt van de beheersverordening en opgenomen in een bijlage bij de regels.
Procedure beheersverordening
De Wro kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Op grond van de gemeentelijke Inspraakverordening wordt gelegenheid geboden tot inspraak. De volgende stap is dat de beheersverordening door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Hierop is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Tegen het besluit tot vaststellen van een beheersverordening kan geen beroep worden ingesteld.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijke ondergeschikt. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De situatie uit het geldende bestemmingsplan wordt grotendeels voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Het is niet mogelijk een exploitatieplan te koppelen aan een beheersverordening. Aangezien de beheersverordening het bestaande gebruik regelt, zijn aan de uitvoering hiervan ook geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Bovendien staat de beheersverordening geen bouwplannen toe waar het verhalen van kosten mogelijk is. Om deze reden is ook het weergeven van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen niet relevant.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Staat van horeca-activiteiten
Categorie 1: lichte horeca
Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Deze bedrijven zijn
in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van
etenswaren en maaltijden). Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of
ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende
subcategorieën onderscheiden:
1a. Lichte horeca
• automatiek;
• broodjeszaak;
• cafetaria;
• croissanterie;
• koffiebar;
• lunchroom;
• ijssalon;
• snackbar;
• tearoom;
• traiteur;
• bistro.
1b. Overige lichte horeca
• restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
• hotel of pension.
Categorie 2: middelzware horeca
Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze
hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of
verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende
subcategorieën onderscheiden:
2a. Middelzware horeca
• bar;
• bierhuis;
• biljartcentrum;
• café;
• proeflokaal;
• shoarma/grillroom;
• zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-
/dansevenementen).
2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
• bedrijven genoemd onder categorie 1a, 1b en 2a met een bedrijfsoppervlak
van meer dan 250 m²;
• restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).
Categorie 3: zware horeca
Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat
onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn
verkeersaantrekkende werking:
• dancing;
• discotheek;
• nachtclub;
• partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-
/dansevenementen).
Toelichting op Staat van Horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig
nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet
agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van
Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom
nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in
bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels
een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen.
Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet
milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden
biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven
in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde
instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:
• geluid;
• geur;
• verkeer.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een
ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
• a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
• b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
• c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten
biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een
goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter
voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en
nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is
gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
• a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen
gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire
industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende
milieunormen;
• b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het
bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten
de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in
subcategorieën):
Categorie 1: lichte horeca
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak
verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor
omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het
gaat om bedrijven die uit het oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet
wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in
relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze
categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
• a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel,
zoals: ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in
centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten
gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
• b. overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg en/of
afhaalservice).
Categorie 2: middelzware horeca
Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door
enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende
werking:
• a. cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het
algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals
centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en
voorzieningen;
• b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere
restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. (bedrijfsoppervlak van meer dan
250 m²). Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs grotere
verkeerswegen.
Categorie 3: zware horeca
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een
groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met
zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven
zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen
gebieden.