Bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en de Hemrik
Bestemmingsplan - Gemeente Leeuwarden
Vastgesteld op 30-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik van de gemeente Leeuwarden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0080.05009BP00-VG01 met de bijbehorende regels en bijlage;
1.3 aanbouw/uitbouw:
een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 ABC-goederen:
auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, en daarnaast brandbare en explosieve stoffen;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.12 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.13 bestaand:
- a. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- b. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 bruto vloeroppervlakte:
de totale beschikbare vloeroppervlakte inclusief magazijn- of opslagruimte, loopruimte, sanitaire voorzieningen, kantoorruimte en verblijfsruimte voor personeel, buitenwerks gemeten;
1.25 buurthuis:
een openbaar, maatschappelijk gebouw in een wijk/buurt, dat zich richt op het bijdragen aan de integrale leefkwaliteit van de buurt en van waaruit activiteiten (voor de bewoners) worden georganiseerd;
1.26 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 duurzame elektriciteit:
elektriciteit, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in hybride productie-installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;
1.29 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.30 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 geluidbelasting vanwege het wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.33 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.34 hernieuwbare energiebronnen:
energiebronnen waarvan bij het gebruik de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden beperkt, zoals wind, zonne-energie, omgevingslucht-, oppervlaktewater- en aardwarmte, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;
1.35 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.36 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.37 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;
1.38 horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of een combinatie van beiden, zoals cafetaria's, snackbars, automatieken en shoarmazaken;
1.39 horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;
1.40 jachthaven:
een haven waar men pleziervaartuigen tegen betaling aan steigers of kade kan aanleggen;
1.41 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.42 kap:
een dak met een zekere helling;
1.43 kleine windturbine:
een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind:
- a. met een horizontale as en waarvan de rotor een oppervlakte beschrijft van maximaal 40 m² (een maximale wiek van ongeveer 3,5 m);
- b. met een horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde niet-wiekturbines;
- c. met een verticale as;
1.44 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.45 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.46 perifere detailhandel:
detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen: detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires;
1.47 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het NAP -0,52 (het Fries Zomerpeil);
1.48 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.49 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.50 rijstrook:
een strook behorende bij een (hoofd)weg, niet zijnde ventwegen, rijwielpaden, voetpaden en daarmee gelijk te stellen wegen en paden;
1.51 risicogevoelig bouwwerk:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
1.52 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.53 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 volumineuze detailhandel:
detailhandel waarbij het gaat om artikelen die vanwege hun omvang en aard een relatief groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling;
1.55 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.56 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;
1.57 windturbine:
een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, niet zijnde een kleine windturbine;
1.58 woonschip:
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de bouwhoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- 2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1. en 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- 3. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- 4. een jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
- 5. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- 6. een buurthuis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis';
- 7. perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - ABC';
- 8. een groothandel in afval en schroot, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel';
- 9. een meel- en paneermeelfabriek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meelfabriek';
- 10. een rioolwaterzuivering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering';
- 11. een scheepsbouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf';
- 12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zuivelfabriek' een zuivelfabriek met inbegrip van de keuring en controle van voedingsmiddelen, met daaraan ondergeschikt:
- de productie en distributie van stroom voorzover genoemd in bijlage 1 onder ten hoogste categorie 5.1;
- afvalwaterbehandeling voorzover genoemd in bijlage 1 onder ten hoogste categorie 4.1;
- 13. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG ten behoeve van vaartuigen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- 14. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;
met de daarbijbehorende:
- b. erven en terreinen;
- c. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
- d. aanleggelegenheid;
- e. laad- en loswallen;
- f. parkeervoorzieningen en fietsparkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. sloten, bermen en beplanting;
- i. waterlopen en waterpartijen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit, waarbij:
- 1. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit minder bedraagt dan 50 MW;
- 2. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie minder bedraagt dan 5 MW;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. een goede milieusituatie; en
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- b. het gebruik van de gronden voor opslagdoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten';
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan:
- 1. de verkoop van motorbrandstoffen voor vaartuigen, bijbehorende accessoires, benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- 2. perifere detailhandel in ABC-goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - ABC';
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel', 'specifieke vorm van bedrijf - meelfabriek', 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering', 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf' of 'specifieke vorm van bedrijf - zuivelfabriek' anders dan ten behoeve van respectievelijk groothandels in afval en schroot, meelfabrieken, scheepsbouwbedrijven en zuivelfabrieken.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijventerrein - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- 2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1. en 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- 3. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- 4. buurthuizen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis';
- 5. verenigingen, ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
- 6. perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen;
- 7. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
- 8. horecabedrijven categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
- 9. jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
- 10. een autoschadeherstelbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf';
- 11. een scheepswerf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf';
- 12. een kunstskibaan, ter plaatse van de aanduiding 'skibaan';
- 13. onderwijsdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- 14. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- 15. een verkooppunt motorbrandstoffen, inclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- 16. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- b. cultuur en ontspanning in de vorm van recreatieve outdoorvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
- c. een opslagpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg';
- d. een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
en mede bestemd voor:
- e. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met de daarbijbehorende:
- f. erven en terreinen;
- g. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
- h. aanleggelegenheid;
- i. laad- en loswallen;
- j. parkeervoorzieningen en fietsparkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. sloten, bermen en beplanting;
- m. waterlopen en waterpartijen;
- n. nutsvoorzieningen;
- o. de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit, waarbij:
- 1. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit minder bedraagt dan 50 MW;
- 2. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie minder bedraagt dan 5 MW;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
- 1. windturbines, ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
- 2. een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
- 3. voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. een goede milieusituatie; en
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduidingen 'verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en 'vulpunt lpg';
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
- 1. aardolie- en steenkoolverwerkende industrie;
- 2. afvalverwerkingsbedrijven;
- 3. bosbouwbedrijven;
- 4. bedrijven ten behoeve van aardolie- en gaswinning;
- 5. bedrijven ten behoeve van voorbereiding tot recycling;
- 6. rioolwaterzuiveringen;
- 7. vuurwerkbedrijven;
- c. het gebruik van de gronden als opslagpunt voor LPG ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg';
- d. het gebruik van de gronden als vulpunt voor LPG ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'vulpunt lpg';
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan:
- 1. de verkoop van motorbrandstoffen, bijbehorende accessoires, benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en/of 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- 2. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
- 3. perifere detailhandel in ABC-goederen;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;
- i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf' of 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf' anders dan ten behoeve van respectievelijk autoschadeherstelbedrijven en scheepswerven.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'bedrijfswoning', 'jachthaven', 'horeca van categorie 2', 'onderwijs', 'skibaan', 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf'; 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis', 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (met inbegrip van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en 'vulpunt lpg') of 'windturbine' wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Artikel 5 Bedrijventerrein - 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' met uitzondering van geluidszonderingsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- 2. een horecabedrijf categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
- 3. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met de daarbijbehorende:
- b. erven en terreinen;
- c. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
- d. aanleggelegenheid en haven;
- e. laad- en loswallen;
- f. parkeervoorzieningen en fietsparkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. sloten, bermen en beplanting;
- i. waterlopen en waterpartijen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit, waarbij:
- 1. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit minder bedraagt dan 50 MW;
- 2. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie minder bedraagt dan 5 MW;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. een goede milieusituatie; en
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' zodanig dat de bruto vloeroppervlakte van het horecabedrijf meer bedraagt dan 550 m².
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. waterlopen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
- e. verhardingen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de sociale veiligheid;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. voet- en rijwielpaden;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
en mede bestemd voor:
- c. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg';
met daaraan ondergeschikt:
- d. spoorwegover- en onderdoorgangen;
met de daarbijbehorende:
- e. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
- f. een gebouw ten behoeve van horecabedrijven categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
- g. bedrijfsleidingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsleidingen';
- h. groenvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen en fietsparkeervoorzieningen;
- j. geluidbeperkende voorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
- 1. kunstwerken;
- 2. voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid; en
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor wegen met meer dan twee rijstroken, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'maximum aantal rijstroken' in welk geval het aantal rijstroken ten hoogste het in de aanduiding aangegeven aantal zal bedragen.
Artikel 8 Verkeer - Railverkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorlijnen en spoorwegvoorzieningen (waaronder perrons);
- b. bedrijfsleidingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsleidingen';
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en over- en onderdoorgangen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. paden;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. sloten, bermen en beplanting;
met de daarbijbehorende:
- i. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
- j. geluidbeperkende voorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
- 1. kunstwerken;
- 2. voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bouwwerken wordt nagestreefd.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid; en
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 9 Water - Vaarweg
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vaarwegen;
- b. oevers;
- c. recreatief medegebruik;
en in beperkte mate voor:
- d. kaden;
met de daarbijbehorende:
- e. nutsvoorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
- 1. remmingwerken, oeverbeschoeiingen, dammen en/of duikers;
- 2. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de milieusituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik als ligplaats voor woonschepen.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Leiding - Gas
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;
met de daarbijbehorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 en toestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Voorrangsregeling
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding- Gas' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een strook ten behoeve van een bovengrondse hoogspanningsverbinding en het onderhoud en beheer daarvan;
met de daarbijbehorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 in die zin dat op of in de basisbestemming genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
- b. de veiligheid en gezondheid van personen niet in gevaar komt;
- c. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
11.4 Voorrangsregeling
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding- Hoogspanningsverbinding' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 12 Leiding - Riool
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;
met de daarbijbehorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 in die zin dat en toestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende rioolpersleiding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Voorrangsregeling
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding- Riool' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 13 Leiding - Slib
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Slib' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een strook ten behoeve van een slibpersleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;
met de daarbijbehorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.1 in die zin dat en toestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende slibpersleiding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 Voorrangsregeling
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding- Slib' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 14 Leiding - Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een strook ten behoeve van een hoofdwaterleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;
met de daarbijbehorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.1 in die zin dat en toestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende hoofdwaterleiding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5 Voorrangsregeling
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding- Water' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 15 Waarde - Archeologie 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
15.2 Bouwregels
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Op of in de gronden van dit bestemmingsplan mogen geen windturbines worden gebouwd, met uitzondering van de gronden binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', in welk geval de bouwregels van artikel 4 lid 4.2.2 sub b en c van toepassing zijn.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Algemeen
Het is op grond van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals opgenomen in hoofdstuk 2.
18.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar-, en/of vliegtuigen;
- c. het storten van puin en afvalstoffen;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
18.3 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in de subleden 18.1 en 18.2 en wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2e van de Wet op de economische delicten.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 geluidzone - industrie
19.2 veiligheidszone - lpg
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
20.1 Afwijking
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
- e. de bestemmingsregels voor de bouw van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, mits de bouwhoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet meer bedraagt dan 5,00 m;
- f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
- 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
- g. de bestemmingsregels ten behoeve van de (ver-)bouw van gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie, mits:
- 1. de brutovloeroppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m bedraagt.
20.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie;
- c. de parkeercapaciteit;
- d. het waterbeheer;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid en de brandveiligheid;
- g. de milieusituatie;
- h. archeologie;
- i. cultuurhistorie;
- j. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- k. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving i.v.m. de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Wijziging
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5,00 m wordt overschreden;
- b. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;
- c. het wijzigen van de bestemming(en) ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur (weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met bijbehorende voorzieningen;
- d. de bestemming 'Leiding - Gas' wordt verwijderd dan wel verplaatst, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verplaatsen van een bestaande leiding;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de bestemming 'Leiding - Riool' wordt verwijderd, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie. de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. de bestemming 'Leiding - Slib' wordt verwijderd, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie. de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- h. de bestemming 'Leiding - Water' wordt verwijderd, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie. de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.2 Toetsingscriteria
De in lid 21.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeerssituatie;
- c. de parkeercapaciteit;
- d. het waterbeheer;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid en de brandveiligheid;
- g. de milieusituatie;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- i. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving i.v.m. de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.
Artikel 22 Overige Regels
22.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- c. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik,
van de gemeente Leeuwarden.
Behorend bij het besluit van 30 september 2013.
Hoofdstuk 1 Inleiding
De gemeente Leeuwarden is al enkele jaren bezig met de actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. Dit is nodig omdat nog enkele van de bestemmingsplannen verouderd zijn. Dit geldt ook voor de geldende bestemmingsplannen van de industrieterreinen Oost en De Hemrik in Leeuwarden. Deze terreinen vormen het plangebied van dit bestemmingsplan.
Geldende bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:
- bedrijventerrein De Hemrik, vastgesteld d.d. 16 september 2002, goedgekeurd d.d. 6 maart 2007;
- industrieterrein Leeuwarden - Oost, vastgesteld d.d. 14 april 2003, goedgekeurd d.d. 1 augustus 2003.
De geldende bestemmingsplannen zijn (binnenkort) verouderd, omdat ze ouder zijn dan de wettelijke termijn van 10 jaar. Het is daarom nodig voor de plangebieden van die bestemmingsplannen een nieuwe juridisch-planologische regeling vast te stellen. De gemeente heeft gekozen deze twee terreinen (het plangebied) in dit bestemmingsplan opnieuw te regelen.
Systematiek
Het bestemmingsplan is volgens de regels van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgezet. Een deel daarvan is verplicht gesteld vanuit de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) 2012. Een groot deel is door de gemeente zelf ingevuld naar aanleiding van afspraken die hierover in een handboek zijn opgenomen. Door de landelijke standaard aan te houden kan het bestemmingsplan op een goede manier (digitaal) worden uitgewisseld.
1.1 Begrenzing Van Het Plangebied
De ruimtelijke begrenzing van de herziening van dit bestemmingsplan is in grote lijnen gelijk aan de begrenzing van de hiervoor genoemde en nog geldende bestemmingsplannen voor Oost en De Hemrik. In figuur 1 is de ligging en de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Ligging en begrenzing van het plangebied
Globaal wordt de begrenzing van het plangebied onder meer gevormd door de spoorlijn Leeuwarden - Groningen en het nieuwe kanaal in het noorden, de waterloop 'het Ouddeel' in het oosten, de waterlopen 'het Ouddeel', het Woudmansdiep en de Oude Potmarge in het zuiden en de Greuns en Pieter Stuyvesantweg in het westen. Het plangebied sluit aan op de omliggende bestemmingsplannen.
1.2 Leeswijzer
De toelichting is als volgt opgezet:
- Hoofdstuk 2: beschrijft de huidige situatie van het plangebied aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur;
- Hoofdstuk 3: geeft een overzicht van het beleidskader waarbinnen de voorziene ontwikkelingen in het plangebied dienen te passen. Hier wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid;
- Hoofdstuk 4: gaat in op de verschillende van toepassing zijnde milieu- en omgevingsaspecten, zoals geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie en archeologie;
- Hoofdstuk 5: beschrijft de planuitgangspunten aan de hand van de huidige situatie en de toetsing daarvan aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten;
- Hoofdstuk 6: geeft een toelichting op het juridische systeem;
- Hoofdstuk 7: geeft inzicht in zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid en de grondexploitatie;
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied. In het plangebied worden in principe geen nieuwe planologische ontwikkelingen meer voorzien, de huidige situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Ontwikkelingen die in de pijplijn zitten zijn de ontwikkeling van een woonwerk-locatie en een nieuw fastfoodrestaurant in De Hemrik.
2.1 De Omgeving
Het plangebied ligt aan de oostzijde van het centrum van de stad. De meest westelijke grens is de Julianastraat, aan de zuidoost- en oostzijde grenst het plangebied aan het buitengebied. Aan veel zijden van het plangebied zijn op enige afstand woonwijken aanwezig. Tussen de woonwijken en het plangebied is in veel gevallen water, de spoorlijn Leeuwarden-Groningen en/of een weg aanwezig.
De waterwegen worden gebruikt voor de recreatievaart, maar ook deels voor de beroepsvaart. Zuidelijk van het plangebied ligt het recreatiegebied Froskepôle, dat onder meer gebruikt wordt door waterrecreanten.
2.2 Historische Ontwikkeling
De ontwikkelingsgeschiedenis begon in de late negentiende eeuw met de aanleg door de gemeente Leeuwarden van het Nieuwe Kanaalgebied. In samenhang met de aanleg van een nieuw kanaal, dat onderdeel vormde van de verbetering van het grootscheepsvaarwater en het voor grotere schepen mogelijk maakte om vanaf de Tijnje de binnenstad te bereiken, gaf Leeuwarden opdracht voor een grote stadsuitbreiding ten oosten van de bestaande stad. Het plan daarvoor kwam gereed in 1895-1896. De stadsuitbreiding was in belangrijke mate bedoeld voor woningbouw, maar in het meest oostelijke deel, juist vóór en vooral ten oosten van de Tweede Kanaalsbrug, was een groot gebied gereserveerd voor industriële activiteiten.
Tastbare sporen uit de vroegste decennia van het bestaan van dit industriegebied zijn verdwenen door opeenvolgende moderniseringen, maar uit de periode van het Interbellum staan nog wel gebouwen overeind. In het bewuste gebied vestigden zich onder meer de bedrijven van de Coöperatieve Condensfabriek Friesland en van Koopmans Meelfabrieken.
Het gebied tussen het kanaal en de spoorlijn naar Groningen bleek ruim genoeg om tot aan de Tweede Wereldoorlog te kunnen voorzien in de behoefte. Na de Tweede Wereldoorlog maakte de Condensfabriek een stormachtige ontwikkeling door en werd de sprong in zuidwaartse richting over de spoorlijn gemaakt, waar gebouwd werd vanaf de jaren-1950 tussen de spoorlijn en de Greunsweg (eerste gebouw in 1952-'53).
Het was ditzelfde gebied tot aan de Tijnje, dat in de naoorlogse periode ook plaats ging bieden aan een groot sportveldencomplex (inmiddels opgeofferd aan uitbreidingen van Friesland Campina) en de Nieuwe Leeuwarder Jachthaven. De Nieuwe Leeuwarder Jachthaven vormde een uitbreiding van een oudere, veel kleinere jachthaven uit de vooroorlogse periode. Er werd in 1948 toe besloten door de gemeenteraad onder andere als een maatregel in het kader van de bestrijding van de werkloosheid. Ten zuiden van de bestaande jachthaven, die meteen aan de spoordijk naar Groningen grensde, werd een aantal havenkommen in directe verbinding met de Tijnje uitgegraven.
2.3 Bedrijventerrein Oost
Zoals in 2.2 aangegeven is op bedrijventerrein Oost niet sprake van een duidelijke ruimtelijke structuur, omdat het terrein over een lange termijn is ontwikkeld en uitgegroeid is tot het huidige terrein. De bedrijvigheid op het terrein is om die reden ook niet aan te merken binnen één specifiek branche. Zo zijn er zwaardere bedrijven zoals Koopmans meel en Friesland Campina (categorie 4.2) aanwezig, maar ook lichtere bedrijven, zoals groothandels in caravans. Aan de zuidzijde van dit terrein is een grote rioolwaterzuiveringsinstallatie aanwezig.
De bebouwing van de verschillende bedrijven is divers. De fabrieken van Friesland Campina en Koopmans zijn grootschalig en hoog (tot 45 meter). De bebouwing van de groothandels heeft een kleinere footprint en een bouwhoogte van maximaal 10 meter. Bovendien zijn bij Friesland Campina de verschillende bedrijfsonderdelen met elkaar verbonden via buizen over de wegen op het complex heen. De bebouwing van de waterzuiveringsinstallatie is opvallend door de kenmerkende hogere en lagere silo's.
Naast bedrijven heeft het terrein ook enkele opvallen functies. In eerste instantie gaat het daarbij om een voormalig voetbalveldencomplex De Greuns aan de Greunsweg. Deze velden zijn inmiddels in bezit van Friesland Campina en zijn in de toekomst ook bedoeld als bedrijventerrein.
Een andere opvallende functie is de Leeuwarder Jachthaven aan het Jachthavenlaantje. Dit is een jachthaven waar sprake is van veel overdekte ligplaatsen in de vorm van schiphuizen. Daarnaast is een aantal passantenligplaatsen aanwezig. Op het jachthaventerrein zijn daarom ook de nodige gebouwde sanitaire voorzieningen aanwezig. Bij de jachthaven zijn bovendien twee bedrijfswoningen aanwezig. Direct zuidelijk aan de jachthaven grenst een bedrijfsgebied waar een scheepswerf aanwezig is. Dit bedrijf heeft gevarieerde bebouwing, zowel in de vorm van gemetselde bebouwing als romneyloodsen.
2.4 Industrieterrein De Hemrik
Het terrein De Hemrik is planmatig opgezet, waardoor een duidelijke structuur aanwezig is. Op De Hemrik is sprake van een gridstructuur. Deze structuur is gebaseerd op een logische inrichting voor de gewenste bedrijfspercelen.
De bebouwingsstructuur is heel divers, wat ingegeven is door de functie van de bebouwing. In eerste instantie is er sprake van bedrijfsbebouwing met een relatief grote footprint, bijvoorbeeld een houtbedrijf aan de Uranusweg. Daarnaast heeft veel bebouwing een kleinere footprint, bijvoorbeeld de autobedrijven aan de Jupiterweg. Over het algemeen is een bouwhoogte van maximaal 15 meter mogelijk, slechts op enkele plaatsen is dit hoger. De kapvormen zijn divers, voorbeelden zijn lessenaarskappen, platte daken en zadeldaken.
Het gebied is grotendeels bedoeld voor de zwaardere bedrijven tot een categorie 4.2. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld machinefabrieken. Naarmate de afstand tot de woonomgeving toeneemt zijn zwaardere bedrijven toegestaan (hoofdstuk 4 gaat hier nader op in). Over het algemeen is de bedrijvigheid op het terrein echter niet heel zwaar. Er is bijvoorbeeld sprake van autobedrijven, schoonmaakbedrijven, transportbedrijven, aannemers, en dergelijke.
Het gebied bij de Avondsterweg en Venusweg is bedoeld voor woon-werklocaties. Bij deze bedrijven zijn bedrijfswoningen aanwezig. De aanwezige bedrijvigheid is daarom lichter dan in de rest van De Hemrik (categorieën 1 en 2).
In de loop van de tijd hebben ook andere dan (pure) bedrijfsfuncties zich op het terrein gevestigd. Voorbeelden van afwijkende functies zijn een pizzeria (Neptunusweg), een ski- en snowboardcentrum (Uranusweg), grootschalige detailhandel (Planetenweg), zelfstandige kantoorpanden (Poolsterweg) en een sportcomplex (Avondsterweg).
Op enkele plaatsen zijn op dit bedrijventerrein windturbines aanwezig. Een voorbeeld daarvan is op een bedrijfsperceel aan de Jupiterweg. Het gaat daarbij om turbines met een relatief beperkte hoogte. Hiervoor zijn vergunningen verleend. De bestaande windturbines blijven bestaan, nieuwe mogen niet worden toegevoegd.
Daarnaast is op het perceel naast Ceresweg 48 een zendmast met een vergunde hoogte van 132 meter aanwezig. Dit betreft een UMTS-mast van KPN. Bij de vergunningverlening voor de mast is rekening gehouden met de invloed op de omgeving.
2.5 Openbare Ruimte
Deze paragraaf beschrijft de infra-, de groen- en de waterstructuur. Deze aspecten bepalen mede de openbare ruimte en worden in het bestemmingsplan, wanneer dit nodig is, specifiek geregeld.
2.5.1 Infrastructuur
De ontsluiting van het terrein Oost vindt vooral plaats vanaf de westzijde, via de Pieter Stuyvesantweg en Julianastraat (50 km/uur). Daarnaast is het terrein vanaf de Aldlânsdyk, via de Langdeelstraat (50 km/uur) bereikbaar. Op het terrein is geen duidelijke hoofdontsluitingsweg aanwezig, de wegen zijn vooral bedoeld als erfontsluitingswegen (50 km/uur).
De ruimtelijke hoofdstructuur (gridstructuur) van De Hemrik wordt versterkt door de infrastructuur van het terrein. Door het gebied loopt in eerste instantie de Anne Vondelingweg (70 km/uur), een belangrijke hoofdontsluitingsroute voor Leeuwarden en in die zin ook voor het industrieterrein. Daarnaast zijn de Planetenlaan en Saturnusweg (50 km/uur) belangrijke ontsluitingsroutes voor zowel De Hemrik als de noordelijk daarvan gelegen woonwijk Cammingaburen. De overige wegen in het plangebied zijn erfontsluitingswegen (50 km/uur).
Een andere belangrijke vorm van infrastructuur in het plangebied is de spoorlijn Leeuwarden - Groningen. Deze spoorlijn loopt door het terrein Oost en vormt de noordgrens van het terrein De Hemrik. Tussen De Hemrik en de woonwijk Cammingaburen is het station Cammingaburen aanwezig. Dit is vanaf De Hemrik bereikbaar vanaf de Orionweg, door middel van een fiets-/voetgangerstunnel.
2.5.2 Groenstructuur
Het FVC terrein was een sportveldcomplex en daarom op De Hemrik een belangrijke groenstructuur in het gebied. De belangrijkste onderdelen van dit terrein, bijvoorbeeld boomsingels, blijven waar mogelijk behouden. Deze kunnen van ecologisch belang kan zijn. Dit wordt nader omschreven in paragraaf 4.7. Het sportcomplex in Oost is opgekocht door Friesland Campina. Deze groenstructuur verdwijnt uit het gebied en wordt daarom niet meer geregeld in dit bestemmingsplan.
Langs de oostelijke grens van De Hemrik is een groenstructuur aanwezig die bedoeld is als bufferzone naar het daarachter liggende buitengebied. Bovendien zijn in deze groenstructuur voet- en fietspaden aanwezig.
Langs de doorgaande routes is sprake van geleidend groen. Daarbij gaat het om groenstroken (gras) met daarin een laanbeplanting. Deze groenstructuren, bijvoorbeeld langs de Anne Vondelingweg, Planetenlaan en Saturnusweg, maken deel uit van het wegprofiel van de genoemde wegen.
2.5.3 Waterstructuur
Leeuwarden is van oudsher rijk aan waterlopen. Door en langs het plangebied van dit bestemmingsplan lopen enkele (historische) waterlopen die functioneel en/of ruimtelijk van belang zijn voor het plangebied. Zo wordt het terrein De Hemrik aan de oost-, zuid- en westzijde begrensd door Het Ouddeel, Woudmansdiep, De Greuns en De Tijnje. Deze laatste vormt samen met Het Nieuwe Kanaal de oost- en noordelijke grens van het terrein Oost. De Potmarge is een zijtak van De Tijnje en een historische waterloop in de richting van het centrum van Leeuwarden.
De waterlopen De Greuns, De Tijnje en Het Nieuwe Kanaal worden gebruikt voor de beroepsvaart en zijn van belang voor de aan- en afvoer van goederen van bedrijven in dit plangebied. Op verschillende plaatsen langs deze kanalen zijn laad- en loskaden aanwezig.
Alle genoemde watergangen in het plangebied worden gebruikt door recreatievaart. De aanwezige jachthavens spelen daarbij een belangrijke rol. De Potmarge en Het Ouddeel zijn daarbij slechts deels bevaarbaar, dit zijn geen doorlopende routes.
Tot slot zijn in het plangebied watergangen aanwezig die een rol hebben voor de afwatering van het bedrijventerrein en de (spoor)wegen. Een voorbeeld van dergelijke watergangen zijn die langs de spoorweg Leeuwarden - Groningen, de Anne Vondelingweg, de Planetenlaan en de Saturnusweg. Deze watergangen maken deel uit van het wegprofiel.
2.6 Laatste Ontwikkeling
Op het industrieterrein De Hemrik ligt in de zuidwesthoek het sportterrein van voetbalvereniging FVC. De voetbalvereniging is verplaatst naar het sportcomplex in het plangebied van “De Zuidlanden”. De vrijkomende grond wordt in gebruik genomen als bedrijventerrein. Hiervoor is in 2012 een wijzigingsprocedure doorlopen. Het terrein heeft daarbij een bedrijvenbestemming gekregen, waarom in bepaalde stroken bedrijfswoningen zijn toegestaan. In de onderstaande afbeelding is weergegeven wat de begrenzing is van het FVC terrein.
De begrenzing van het FVC terrein
Het voormalige FVC terrein heeft in dit bestemmingsplan een meer gedetailleerde systematiek dan het overige deel van het bestemmingsplan. Dit heeft te maken met de ontwikkelingsruimte die de gemeente wil en kan bieden. Bovendien is de ruimtelijke, functionele en milieukundige inpassing van dit terrein exact overgenomen in dit bestemmingsplan van het eerder opgestelde wijzigingsplan. De beschrijving van die inpassing is opgenomen in het wijzigingsplan.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Het beleid van het rijk, de provincie én de gemeente geeft uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn deze uitgangspunten weergegeven. Uitgangspunten ten aanzien van onder andere milieu, water en ecologie komen in hoofdstuk 4 aan bod.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:
- 5. Rijksvaarwegen
- 6. Mainportontwikkeling Rotterdam
- 7. Kustfundament
- 8. Grote rivieren
- 9. Waddenzee en waddengebied
- 10. Defensie
- 11. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
- 12. Elektriciteitsvoorziening
- 13. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
- 14. Ecologische hoofdstructuur
- 15. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- 16. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
- 17. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
Ten noordoosten van Leeuwarden ligt de Vliegbasis Leeuwarden. Over het plangebied ligt een aantal zones, die een relatie hebben met de Vliegbasis. Deze zones zijn door het Rijk geborgd in het Barro en in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Van belang voor dit plan zijn de regels ten aanzien van:
- militaire luchtvaartterreinen en beperkingen in de nabijheid daarvan in verband met geluid en veiligheid;
- militaire munitieopslagplaats en aanwijzing veiligheidszones;
- bestemmingsplannen, afwijking van bestemmingsplannen en veiligheidszones;
- zend- en ontvangstinstallaties en beperkingen in de nabijheid daarvan;
- militaire radarstations, beperkingen rondom een radarstation en beoordeling gevolgen van bouwwerken.
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn vooral beperkingen in verband met het obstakelbeheersgebied van belang. Hiervoor mag de bouwhoogte van bebouwing in principe niet hoger dan 45 meter zijn.
Dit bestemmingsplan raakt geen andere rijksbelangen dan de genoemde.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan Fryslân 2007 “Om de kwaliteit fan de romte”
In het Streekplan Fryslân 2007 wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie aangegeven. Leeuwarden wordt daarin omschreven als de historische en culturele hoofdstad van Fryslân.
De stad is in het Streekplan aangemerkt als één van de stedelijke bundelingsgebieden. Het is centraal gelegen in de provincie en heeft een stedelijke uitstraling met diverse soorten bedrijvigheid en allerlei (hoog)stedelijke voorzieningen die voor heel Fryslân van betekenis zijn. Het is eveneens dé banenmotor van Fryslân: circa 25% van de totale Friese werkgelegenheid is in Leeuwarden geconcentreerd.
Met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit op bedrijvenlocaties meldt het Streekplan dat het voor een efficiënt ruimtegebruik van belang is dat de bestaande bedrijvenlocaties benut worden alvorens nieuwe bedrijvenlocaties ontwikkeld worden. Als gevolg van verandering van de aard of van de benodigde ruimte van de werkfuncties, kan via herstructurering mogelijk ruimte gevonden worden. Het Streekplan biedt dus ruimte voor opwaardering en kwaliteitsverbetering van bestaande industrieterreinen.
Het vestigingsbeleid van het Streekplan biedt voor Leeuwarden ruimte aan alle genoemde vormen van bedrijvigheid, waaronder ook perifere detailhandel. Het gaat hier om de volgende branches uit de groepen dagelijks en niet-dagelijks (semi)doelgericht: supermarkten, detailhandel in auto's, caravans en tenten, boten, keukens, meubelen, bouwmaterialen, plant en dier, fietsen en autoaccessoires en brandbare of explosiegevaarlijke stoffen. Hieronder valt ook detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht. Uitbreiding van de perifere detailhandel met andere branches is alleen mogelijk in Leeuwarden, gelet op de omvang en de status als centrale stad.
3.2.2 Verordening Romte Fryslân
Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat vooral om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan.
Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat in andere regelgeving al goed geregeld is, wordt in de verordening niet over gedaan. Verder is bij de wijze van regeling rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk. Toekomstig nieuw provinciaal beleid kan via een herziening van de verordening doorwerken. De verordening is daarmee dynamisch en wordt regelmatig aangepast.
Voor het plangebied zijn in de verordening geen specifieke regels opgenomen. Wel zijn de volgende aspecten van belang:
- Het volledige plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied is opgenomen. Verdere invulling ervan is - binnen de kaders van de verordening en het bestemmingsplan - daarmee toegestaan.
- De spoorlijn Leeuwarden-Groningen valt onder grootschalige infrastructuur. Het behoud ervan is gewenst.
- De Greuns, De Tijnje en Het Nieuwe Kanaal vallen onder grootschalige infrastructuur en vaarweg met een CEMT klasse III, IV en Va. Het behoud hiervan is van belang. De provinciale vaarwegenverordening geeft regelingen over het omgaan met vaarwegen waarvoor een CEMT klasse geldt, daarbij gaat het om maximaal toegelaten afmetingen voor onder meer schepen. Hier wordt in 4.6 verder op ingegaan.
- In het plangebied zijn drie locaties aanwezig waar sprake is van een hoge archeologische waarde ('streven naar behoud', FAMKE). Het beleid is gericht op het behoud van deze archeologische waarden. In 4.8 wordt hierop verder ingegaan.
Daarnaast is het onderdeel "Werken en mobiliteit" uit de verordening van belang. Voor bedrijventerreinen geeft de provincie aanwijzingen voor regels rondom toegestane bedrijvigheid. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen regionaal centrum, bedrijfsconcentratiekern en overige kern. In het plangebied is sprake van een regionaal centrum. In een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum zijn niet toegestaan:
- een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
- een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
- een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
- een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.
Dit bestemmingsplan sluit waar dit nodig is de bovenstaande voorwaarden uit.
Het onderdeel "Werken en mobiliteit" is ook van toepassing waar het gaat om het toelaten van detailhandel op de bedrijventerreinen van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt, op het terrein de Hemrik, (perifere) detailhandel in ABC-goederen toegestaan. In de bestaande situatie is hiervan al veel aanwezig, bijvoorbeeld autobedrijven aan de Jupiterweg en Uranusweg. Daarnaast zijn deze grotere detailhandelsvestigingen niet wenselijk in het kernwinkelgebied van Leeuwarden. De schaal en aard van de bedrijven passen wel bij de maat van de stad, maar niet in het kernwinkelgebied in het centrum.
De ruimtelijke verordening geeft voor het plangebied geen andere van belang zijnde uitgangspunten.
3.2.3 Structuurvisie Windstreek 2012
In deze structuurvisie legt de provincie het ruimtelijke beleid voor windmolens vast. Voor dit ruimtelijke beleid is het belang van het opwekken van windenergie afgewogen tegen andere belangen zoals ruimtelijke kwaliteit, natuur, leefomgeving etc. Windstreek 2012 is opgesteld naar aanleiding van een evaluatie van het eerder opgestelde Windstreek 2000. Bij deze structuurvisie is een nadrukkelijke relatie gelegd met de structuurvisie Wind op Land van het rijk. Met het beleid draagt de provincie voor windenergie bij aan de ambitie van 6.000 MW windenergie op het land van het rijk. Het beleid wordt ingebracht bij het opstellen van de structuurvisie die het rijk ontwikkelt voor Wind op het land.
Met het oog op de doelstellingen voor het opwekken van duurzame energie en de doelstelling voor de ruimtelijke kwaliteit in Fryslân heeft de provincie zich als doel gesteld om binnen de provinciale zoekgebieden windenergie te laten doorgroeien naar een opgesteld vermogen van minimaal 400 MW in 2022. Grotere windparken hebben daarbij de voorkeur. Daar waar het binnen alle af te wegen randvoorwaarden mogelijk is om binnen de aangewezen zoekgebieden te komen tot een groter opgesteld vermogen, wordt dit nagestreefd. Het huidige opgesteld vermogen in Fryslân is 160 MW. Leeuwarden is niet aangewezen als een zoekgebied voor een groter windpark.
De provincie richt zich vooral op de realisatie van grotere windparken in de zoekgebieden. De overige (solitaire) windturbines die in Fryslân aanwezig zijn, mogen worden vervangen door nieuwe turbines, maar het aantal mag niet toenemen.
Wel is het gemeentelijk beleid inzake windmolens, zoals dat is vastgesteld door de raad bij besluit van 18 december 2006, in stand gelaten. In dit beleid is een mogelijkheid opgenomen om 5 windturbines te bouwen op het zuidoostelijke deel van De Hemrik.
Om de sanering van bestaande windmolens voor de ontwikkeling van nieuwe windparken te begeleiden onderzoekt de provincie samen met het Platform Duurzaam Fryslân (PDF) de mogelijkheden voor een windbank. De windbank kan een hulpmiddel zijn om bestaande windmolens te waarderen en te koppelen aan nieuwe projecten.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionaal bedrijventerreinplan Noordwest-Fryslân
Het regionaal bedrijvenplan Noordwest-Fryslân geeft de kaders aan waarbinnen de regio Noordwest samenwerkt en op basis waarvan (her)ontwikkeling van terreinen tot stand komt. Naast terreinen van 1 hectare bruto of meer, heeft dit bedrijventerreinplan ook betrekking op solitaire bedrijfshuisvestingen (individuele bedrijven) van deze omvang. Het plan is vastgesteld door de gemeenteraad en Gedeputeerde Staten heeft ermee ingestemd.
Voor de verschillende bedrijventerreinen in het gebied is een programmering en fasering vastgesteld. Hieruit blijkt dat een indicatie van de vraag naar bedrijventerreinen in Leeuwarden 92 ha bedraagt (tot en met 2020). De voorraad aan bedrijventerreinen bedraagt 36 ha, waarvan 1 ha voor De Hemrik. Er zijn verder plannen voor 80 ha die gefaseerd worden aangelegd in de periodes 2015, 2016 - 2020 en na 2020. De aanleg van terreinen na 2020 is afhankelijk van de vraag.
De regio signaleert binnen de gemeente Leeuwarden een knelpunt. De grote bedrijventerreinen De Hemrik en Leeuwarden-West komen niet voor op de lijst van het Provinciaal HerstructureringsPlan. Toch lijken hier mogelijkheden voor kleinschalige herstructurering dan wel heruitgifte te bestaan. Nadere analyse is gewenst, want een mogelijke heruitgifte zou geheel in lijn van de SER-ladder zijn.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Stadsvisie Leeuwarden fier verder!
Het algemene beleid voor de ruimtelijke inrichting voor de gemeente Leeuwarden, is in de stadsvisie 'Leeuwarden fier verder! Op weg naar een duurzame stad' (2008) verwoord. Leeuwarden is eerst en vooral de hoofdstad van Fryslân. Hoofdstad van een provincie met een groen, waterrijk en wijds landschap, een eigen taal en een eigen cultuur.
De gemeente Leeuwarden telt per 1 januari 2011 94.793 inwoners, bijna 30.000 hbo- en mbo-studenten en biedt werkgelegenheid aan 55.000 mensen. Dagelijks stromen 28.000 forenzen de stad binnen om naar hun werk te gaan. Leeuwarden heeft ook belangrijke voorzieningen op het gebied van wonen, werken, cultuur, recreatie, onderwijs en gezondheidszorg. Daarmee is Leeuwarden dé woonstad en dé banenmotor van Fryslân.
De Stadsvisie rust op een stevig fundament van vijf pijlers (thema's). De Stadvisie geeft hiervoor meer concreet beleid. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen concrete beleidsuitgangspunten opgenomen. Dit betekent dat geen grootschalige projecten in het plangebied gaan plaatsvinden.
3.4.2 Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2007
De Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2007 (op 25 juni 2007 vastgesteld door de gemeenteraad) betreft een actualisering van het detailhandelsbeleid dat door de gemeente wordt gevoerd. De visie beschrijft de manier waarop de gemeente wil omgaan met onder andere de vestiging van detailhandel in Leeuwarden. Een actualisatie van de visie is in voorbereiding en wordt in 2013 aan de gemeenteraad voorgelegd.
Op bedrijventerreinen geldt in principe een detailhandelsverbod. De gemeente geeft echter aan mee te willen werken aan detailhandel in volumineuze goederen, en productiegebonden detailhandel door afwijking van het bestemmingsplan (omgevingsvergunning). Voorbeelden hiervan zijn bouwmarkten en winkels in de woninginrichtingsbranche. Als specifieke uitzondering hiervan wordt het terrein De Hemrik genoemd waar, om een te grote spreiding over de stad tegen te gaan, geen meubelzaken worden toegelaten.
Specifiek PDV-beleid is gegeven voor westelijk Leeuwarden. Voor het plangebied zijn hierover geen beleidsuitgangspunten genoemd. Om de detailhandel op De Hemrik meer te concentreren is aanvullend op het detailhandelsbeleid de mogelijkheid opgenomen om na afwijking onder voorwaarden PDV toe te staan langs de hoofd(ontsluitings)wegen.
3.4.3 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) is van belang voor de verkeersstructuur. Hierin zijn ook de uitgangspunten van het Duurzaam Veilig Verkeersbeleid van de gemeente opgenomen. Het doel van het GVVP is om meer duidelijkheid en uniformiteit in de inrichting van het wegennet te creëren. Een doelmatig, veilig en duurzaam verkeers- en vervoersysteem draagt bij aan het economisch, ruimtelijk, sociaal en cultureel functioneren van Leeuwarden. Ten behoeve hiervan is een onderverdeling van wegen in verkeersgebieden en in verblijfsgebieden gemaakt. Er is een driedeling gemaakt in de autostructuur in de stad. Het gaat om een externe verdeelring, een stadsring en een binnenring. De verbinding tussen deze ringen wordt gelegd door invalswegen en radialen.
De Planetenlaan en Anne Vondelingweg horen bij de stadsring. De stadsring fungeert als ‘vliegwiel’ voor de stad, hierop komt het autoverkeer samen. Langs de stadsring liggen alle wijken, de bedrijventerreinen, verschillende belangrijke functies en vanaf deze weg kan de binnenstad worden bereikt. De Pieter Stuyvesantweg is een radiaal tussen de stadsring en de binnenring. Een goede doorstroming is op de genoemde wegen van belang.
De spoorlijn Leeuwarden-Groningen is van belang voor de ontsluiting van de stad in oostelijke richting. Dit functioneert voldoende en het behoud van dit spoor is daarom van belang. Belangrijk bij een spoorlijn is de ontsluiting van stations (bijvoorbeeld Cammingaburen) voor auto- en fietsverkeer.
Voor Leeuwarden is een samenhangend fietsnetwerk ontwikkeld. Bij het opzetten van het netwerk zijn, behalve de radiale structuur, als uitgangspunten genomen: een maaswijdte van 400 meter (afstand tussen fietsroutes) en de aansluiting op de regionale fietsstructuur. Binnen het netwerk is onderscheid gemaakt in hoofdfietsroute, verbindende fietsroute, route waarover gefietst kan worden en recreatieve route. Door het plangebied lopen verschillende fietsroutes binnen het netwerk, bijvoorbeeld het fietspad langs de Planetenlaan.
3.4.4 Duurzaam Leeuwarden, de sterke stad
De gemeente Leeuwarden bevordert op haar grondgebied actief het verduurzamen van de gemeente. Deze verduurzaming richt zich op een aantal aspecten, waaronder energieverbruik, verantwoordelijk watergebruik en waterkwaliteit, ecologie en het beperken van afval. De focus ligt op de thema's energie en water. Om dit beleid te verwezenlijken heeft de gemeenteraad op 29 november 2010 de visie Duurzaam Leeuwarden, de sterke stad vastgesteld. Deze visie geldt voor de periode van 2011 tot en met 2020. Aan dit programma is het uitvoeringsprogramma Slim met Energie en Water (2011 - 2014) gekoppeld.
In de visie beschrijft de gemeente haar duurzaamheidsbeleid op de hiervoor genoemde aspecten. Dit beleid geeft geen directe uitgangspunten voor dit bestemmingsplan, maar moet bijvoorbeeld bij aanvragen om een omgevingsvergunning altijd worden meegewogen.
3.4.5 Welstandsnota Leeuwarden
De welstandsnota voor Leeuwarden is vastgesteld in 2004. De gemeente heeft hiermee tot doel een aantrekkelijke bebouwde omgeving te behouden. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden van een bepaald gebied enerzijds te benoemen en anderzijds te sturen in het behoud en versterking daarvan. Hiervoor heeft de gemeente in de nota criteria opgenomen, zowel algemene als gebiedsgerichte criteria.
Voor het plangebied zijn de gebiedscriteria van "Bedrijventerrein Oost" en "Bedrijventerrein De Hemrik" van belang. Bij (vervangende) nieuwbouw moet rekening gehouden worden met de genoemde criteria. De criteria zijn waar nodig en mogelijk verwerkt in dit bestemmingsplan.
Van belang is daarnaast dat het bestemmingsplan hoe dan ook leidend is voor de welstandsnota. Dat wat in het bestemmingsplan geregeld is, kan door de welstandsnota niet ongedaan worden gemaakt. De welstandsnota is een aanvulling op hetgeen geregeld in het bestemmingsplan. Dit omdat de architectonische vormgeving van bouwwerken buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan valt en exclusief wordt geregeld in de welstandsnota.
3.4.6 Reclamebeleid "Oog voor reclame"
De gemeente Leeuwarden heeft in 2009 (?) reclamebeleid opgesteld. Dit beleid geeft aanwijzingen over de manier waarop het economisch belang van reclame-uitingen op een goede manier kan bijdragen aan een aantrekkelijk en goed verzorgde openbare ruimte.
De gemeente heeft op het gebied van reclame een dubbelrol: namelijk een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke. De publiekrechtelijke verantwoordelijkheid heeft betrekking op de zorg voor (regulering op grond van):
- ruimtelijke kwaliteit;
- welstand;
- verkeersveiligheid;
- mogelijke overlast.
De privaatrechtelijke verantwoordelijkheid heeft betrekking op de exploitatiemogelijkheden van de openbare ruimte en de gemeentelijke gebouwen.
In het beleid formuleert de gemeente algemene en specifieke beleidsuitgangspunten met betrekking tot reclame-uitingen. Daarbij wordt aangegeven dat economische zones, zoals het plangebied, de minder kwetsbare gebieden zijn. Reclame-uitingen in deze gebieden kunnen uitdrukking geven aan de dynamiek van brandpunten van functies en activiteiten.
De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete beleidsregels. Deze geven voorwaarden voor reclame-uitingen in de verschillende gebieden, waaronder de economische zones. Ingegaan wordt daarbij op de gewenste plaatsing, afmetingen, gebruik van lichtreclame, en dergelijke. Dit bestemmingsplan maakt de toegestane reclame-uitingen in het plangebied mogelijk.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven.
4.1 Geluidhinder
De Wet geluidhinder heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. Voor dit bestemmingsplan is de regelgeving ten aanzien van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai van belang.
4.1.1 Wegverkeerslawaai
In en rond het plangebied zijn wegen aanwezig die volgens de Wet geluidhinder een geluidszone hebben. In de wet is opgenomen dat een geluidzone geldt voor wegen waarop sneller gereden mag worden dan 30 km/uur. Binnen deze zone mag niet zonder meer geluidgevoelige bebouwing worden gebouwd. Op vrijwel alle wegen in het plangebied mag maximaal 50 km/uur of harder worden gereden. De wegen hebben een wettelijke zone van 200 tot 350 meter, afhankelijk van het aantal rijstroken.
Op het industrieterrein Leeuwarden-Oost liggen geen geluidgevoelige objecten binnen de zone van een weg en worden ook niet mogelijk gemaakt. Wegverkeerslawaai is hier niet van toepassing.
Op De Hemrik ligt een aantal bedrijfswoningen op het voormalige FVC-terrein binnen de zone van de Planetenlaan. Daarnaast staat een drietal woningen, Plutoweg 1 en 6 en Neptunusweg 1 binnen de zone van de Anne Vondelingweg. Voor de woningen Plutoweg 1 en 6 zijn in 2003 door Gedeputeerde Staten van Friesland hogere waarden vastgesteld van 62 en 59 dB(A). Op basis van de verkeersprognoses voor 2022 blijft de gevelbelasting op deze woningen rond de Anne Vondelingweg ongeveer gelijk. Voor de woning Neptunusweg 1 is in het akoestische rapport “Wijzigingsplan Bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein De Hemrik/FVC-terrein" de gecumuleerde gevelbelasting vanwege verkeerslawaai berekend op 53 dB. Ook dit neemt tot 2022 niet toe. De feitelijke situatie wijzigt binnen de planperiode niet, waardoor de hogere grenswaarde gehandhaafd kan blijven.
De overige al gerealiseerde bedrijfswoningen liggen dusdanig ver van de betreffende en bepalende wegen dat hier aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) wordt voldaan. De bedrijfswoningen liggen onder meer aan de Avondsterweg en de Venusweg. Deze hebben echter een zodanig lage verkeersintensiteit (alleen bestemmingsverkeer) dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de voorkeursgrenswaarde vanwege wegverkeerslawaai wordt overschreden.
In het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd, een verslechtering in akoestische situatie is niet mogelijk.
4.1.2 Spoorweglawaai
Zoals aangegeven loopt de spoorlijn Leeuwarden-Groningen langs en door de industrieterreinen Oost en Hemrik. Rond deze spoorlijn zijn geluidzones aanwezig. Bovendien geldt hiervoor een wettelijke voorkeursgrenswaarde voor woningen van 55 dB. Per 1 juli 2012 zijn voor spoorwegen zogenaamde geluidproductieplafonds (gpp’s) vastgesteld. De gpp’s liggen op een afstand van 50 meter van het spoor op 4 meter hoogte en om de 100 meter. De gpp’s die niet overschreden mogen worden variëren op industrieterrein Oost van 56,5 dB tot 52,0 dB en op de Hemrik tussen 55,3 en 52,0 dB.
Op het industrieterrein Leeuwarden-Oost liggen twee woningen op respectievelijk 30 en 20 meter van de spoorbaan; de Merodestraat 40 en de Merodestraat 39. Het nabijgelegen gpp, ID 538, op 50 meter van de spoorlijn heeft een geluidbelasting van 55,3 dB. Dit betekent dat beide woningen een hogere geluidsbelasting hebben dan de voorkeursgrenswaarde. De woningen zijn gebouwd in 1937 (nummer 40) en 1924 (nummer 39). De Merodestraat 39 stond ook op de zogenaamde Raillijst, een lijst met woningen die in aanmerking kwamen voor gevelisolatie vanwege spoorweglawaai. In dit traject is gebleken dat de woning voldeed aan de wettelijke binnenwaarde. Hierbij is uitgegaan van een gevelbelasting van 68 dB(A). De geluidsbelasting gerelateerd aan het gpp is lager (± 62 dB(A)). De geluidsbelasting op de gevel van De Merodestraat 40 is ongeveer 59 dB(A) en is te beoordelen als matig tot slecht. In het plangebied wijzigt de feitelijke situatie niet, waardoor het aannemelijk is dat met dit bestemmingsplan de situatie niet verslechterd.
Voor de verdere ontwikkeling van de spoorverbinding tussen Leeuwarden en Groningen bestaat de wens een sneltrein over dit spoor te laten lopen. Wanneer dit gaat plaatsvinden, is een toename van spoorweglawaai niet uit te sluiten en moeten maatregelen langs het spoor worden getroffen. Dit zijn bijvoorbeeld geluidschermen. Dit bestemmingsplan maakt dergelijke schermen mogelijk. De aanpassing van het spoor vergt een eigen procedure van bijvoorbeeld een tracébesluit.
4.1.3 Industrielawaai
De bedrijventerreinen Oost en De Hemrik zijn afzonderlijk van elkaar gezoneerde terreinen. De zonering is bedoeld om te voorkomen dat binnen de geluidzone van het industrieterrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing wordt gerealiseerd en er daardoor een te hoge geluidsbelasting optreedt. Daarnaast is een gevolg van de zonering dat de totale geluidsproductie van de bedrijventerreinen geregeld is. De geluidzones van de beide terreinen overlappen elkaar deels. Bij recht is het echter niet toegestaan om nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze zones te realiseren. Op het moment dat deze ontwikkelingen zich voordoen moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Zo kunnen conflicten met de Wet geluidhinder worden voorkomen.
4.2 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit is de Wet milieubeheer van toepassing. Daarin wordt gestreefd de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken dan wel te voorkomen, als gevolg van blootstelling aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Er wordt in Leeuwarden al jaren voldaan aan de normen van de wetgeving. Het conserverende karakter van dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Dit betekent voor de luchtkwaliteit dat er sprake is van een herbevestiging van de bestaande situatie. Hierdoor is beoordeeld dat dit bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan een wijziging van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Zoals aangegeven in hoofdstuk 2 zijn op de verschillende terreinen binnen dit plangebied zwaardere bedrijven toegestaan en aanwezig. Afhankelijk van de locatie in het plangebied gaat het daarbij om bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 of tot en met 4.2. Op het terrein De Hemrik is een duidelijke zonering aanwezig, waarbij naar de randen toe - dichter bij de woonomgeving - een lagere milieucategorie is toegestaan. Op die manier wordt enerzijds een grote hinder op de omgeving voorkomen en kan de vastgestelde geluidzone (4.1.3) worden gehandhaafd.
Afhankelijk van het type bedrijf, is een milieuzone van toepassing. Daarbij geldt dat, des te zwaarder het bedrijf, des te groter de milieuzone. De VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering" geeft een eerste indicatie van de milieuzones bij dergelijke bedrijven.
Om een vergroting van de milieuhinder te voorkomen worden de categorieën in dit bestemmingsplan nauwkeurig vastgelegd. Wanneer sprake is van bedrijven met een zwaardere categorie dan toegestaan, of een afwijkende functie, dan worden deze specifiek aangeduid. Voor de beide terreinen zijn verschillende bedrijvenlijsten met eigen milieucategorieën van toepassing. Deze zijn samengevoegd, geactualiseerd en in dit bestemmingsplan opgenomen. Nieuwe gevaarzettende bedrijven zijn in het plangebied, met uitzondering van de bestaande, niet toegestaan. Op die manier wordt overlast voor de omliggende (woon)gebieden en in het plangebied aanwezige bedrijfswoningen zo veel mogelijk voorkomen.
4.4 Bodem
Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling.
Door het langdurige gebruik van het plangebied als bedrijventerrein is verontreiniging van de bodem niet uit te sluiten. Nieuwe gevoelige functies (waaronder (bedrijfs)woningen) worden in het plangebied echter niet toegestaan.
Eventuele Ontwikkelingen
In het kader van een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan moet onderzocht worden welke gevolgen eventuele bodemverontreinigingen hebben voor de uitvoerbaarheid van het plan. De bodemkwaliteit kan namelijk een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen wanneer aangetoond is dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard.
Er is een inventarisatie gemaakt van de bekende bodemkwaliteitsgegevens. Hiervoor is gebruik gemaakt van de gegevens uit het gemeentelijke bodeminformatiesysteem (gegevens onderzoeken en historische activiteiten). Daarnaast is gebruik gemaakt van de bodemkwaliteitskaart met bodembeheernota.
Gevallen van bodemverontreiniging
Op diverse locaties binnen het plangebied is sprake van gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Diverse gevallen zijn reeds gedeeltelijk gesaneerd. De betreffende (rest)verontreinigingen vormen geen belemmering voor de functies die de terreinen hebben. Deze terreinen, waar in sommige gevallen een periodieke controle van de bodemkwaliteit plaatsvindt, moeten op termijn wel (verder) worden gesaneerd:
- Anne Vondelingweg (viaduct; AVI-slakken)
- De Merodestraat 1
- De Merodestraat 3
- De Merodestraat 31A
- Greunsweg 6
- Greunsweg 8
- Greunsweg 70
- Greunsweg 86
- Jachthavenlaan (ongenummerd; voormalige sportvelden)
- Jachthavenlaan 2
- Woudmansstraat 1
- Woudmansstraat 3
Daarnaast bevinden zich binnen het plangebied enkele locaties waar in het verleden sprake is geweest van bodemverontreiniging. De verontreinigingen zijn geheel gesaneerd, waardoor de bodemkwaliteit geen belemmering meer vormt voor de functies van de betreffende terreinen:
- Ceresweg 4-18
- De Merodestraat 41
- Pieter Stuyvesantweg 1 (tanklocatie)
- Icarusweg 2
- Plutoweg 13
- Zuiderkruisweg 2
Diffuse verontreinigingen
De gemeente Leeuwarden is bevoegd gezag in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Het gemeentelijke beleid voor het hergebruiken van grond is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheernota.
Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een duidelijke bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Leeuwarden blijkt dat in dit plangebied sprake is van twee bodemkwaliteitsklassen:
- Ten oosten van de Tijnje / Wijde Greuns is sprake van een gemiddelde bodemkwaliteit die voldoet aan de klasse ‘Landbouw/natuur’.
- Ten westen van de Tijnje / Wijde Greuns is sprake van een gemiddelde bodemkwaliteit die voldoet aan de klasse ‘Wonen’.
Dit is van invloed op de voorwaarden voor het hergebruiken van eventueel vrijkomende grond.
Voor het toepassen van grond afkomstig van locaties binnen de gemeente Leeuwarden geldt dat binnen het plangebied grond tot de kwaliteitsklasse ‘Industrie’ mag worden toegepast (gebiedsspecifiek kader). Voor het toepassen van grond afkomstig van locaties buiten de gemeente Leeuwarden geldt dat grond mag worden toegepast tot kwaliteitsklassen die voldoen aan de gemiddelde bodemkwaliteit van het betreffende deel van het plangebied.
Belemmeringen worden voor de bestaande situatie niet verwacht en een bodemonderzoek is voor dit bestemmingsplan niet nodig.
4.5 Externe Veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Daarbij kan het gaan om stationaire bronnen (chemische fabriek, LPG-vulpunt) en mobiele bronnen (transportroute gevaarlijke stoffen). Bij externe veiligheid worden het plaatsgebonden risico (dat zich in hoofdzaak richt op de kans op een ramp) en het groepsrisico (dat zich vooral richt op het aantal mogelijke slachtoffers) onderscheiden.
De risicokaart van Nederland geeft een goede indicatie van aanwezige inrichtingen, transportroutes en transportleidingen voor gevaarlijke stoffen. In onderstaande afbeelding is een fragment van de risicokaart voor het plangebied opgenomen.
fragment risicokaart.nl
In de hierna volgende paragrafen volgt een toelichting op de aanwezig inrichtingen, transportroutes en transportleidingen zoals op bovenstaande afbeelding aangegeven.
4.5.1 Risicovolle inrichtingen
In het plangebied zijn meerdere risicovolle inrichtingen aanwezig. Het gaat daarbij om inrichtingen die opgenomen zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en andere inrichtingen. In het hiervoor opgenomen fragment zijn de inrichtingen aangegeven met een rode driehoek of stip, al dan niet met een begrenzing van de inrichting erbij.
Tankstations waarbij ook LPG wordt verkocht (zoals het tankstation aan de Jupiterweg) vallen onder het Bevi. Daarnaast valt ook Friesland Campina onder het Bevi, vanwege de opslag van ammoniak. Bij dergelijke inrichtingen zijn veiligheidszones van toepassing. Het gaat daarbij om het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
Bij de Bevi-inrichtingen in het plangebied gaat het om een LPG-tankstation en Friesland Campina. De van belang zijnde PR-contouren (10-6) rond de Bevi-inrichtingen zijn in de afbeelding aangegeven door middel van de zwart gestreepte cirkels. Bij het LPG-tankstation liggen deze rond het vulpunt, de afleverzuil en de opslagtank. De grootte van de cirkel is afhankelijk van verschillende aspecten, waaronder de doorzet (m3 gas), of een opslagtank ondergronds of bovengronds is, etc.
Zoals aangegeven is in het plangebied ook sprake van een inrichting die niet onder het Bevi valt. Het gaat daarbij om de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) in het plandeel Oost. Bij deze inrichting is sprake van een biogashouder met een opslagcapaciteit van 300.000 liter. Hier is een PR-contour van 25 meter rond het opslagpunt aanwezig.
Deze PR-contouren en de locatie van de risicovolle inrichtingen zijn waar nodig in dit bestemmingsplan overgenomen, zodat verzekerd is dat de risicocontouren rond de inrichtingen niet vergroten en/of wijzigen van formaat. Hierdoor worden mogelijk aanwezige risico's ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten (bijvoorbeeld kantoren of woningen) niet groter. De risicocontouren vallen op dit moment niet over (beperkt) kwetsbare objecten en vormen daardoor geen belemmering.
Groepsrisico
Naast een PR-contour is rond inrichtingen sprake van een GR-contour. Bij de LPG-tankstations is hiervoor in het Bevi een vaste contour van 150 meter opgenomen, het zogenoemde invloedsgebied. Wanneer ontwikkelingen met (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contouren plaatsvinden, is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
In de bestaande situatie levert het groepsrisico voor het grootste deel van het plangebied geen belemmeringen op. Het plangebied is immers bedoeld voor bedrijven, die over het algemeen niet als (beperkt) kwetsbaar object worden aangemerkt. De aanwezige bedrijfswoningen in De Hemrik worden aangemerkt als (beperkt) kwetsbaar object, omdat de dichtheid hiervan meer bedraagt dan twee woningen per hectare. Om belemmeringen te voorkomen is het niet meer toegestaan nieuwe bedrijfswoningen toe te voegen. Het gebied op het voormalige FVC terrein vormt hiervan een uitzondering. In een eerder wijzigingsplan waren hier al (nieuwe) bedrijfswoningen toegestaan. Deze blijven in dit bestemmingsplan mogelijk. Nieuwe risicovolle inrichtingen worden volledig uitgesloten.
4.5.2 Transportroutes gevaarlijke stoffen spoor, water en weg
Zoals op het fragment van de risicokaart te zien is, zijn in en direct rond het plangebied verschillende soorten transportroutes voor gevaarlijke stoffen aangewezen. Het gaat daarbij om het transport over de spoorlijn Leeuwarden-Groningen en - zuidelijk van het plangebied - over het Van Harinxmakanaal.
Het spoor tussen Leeuwarden en Groningen wordt naast het personenvervoer ook in geringe mate gebruikt voor het vervoer van goederen. In het Basisnet spoor zijn spoorwegen opgenomen waar een plaatsgebonden risicocontour geldt. Het traject langs en door het plangebied is hierin niet opgenomen, de plaatsgebonden risicocontour ligt op de rand van de spoorlijn.
Het Van Harinxmakanaal is een transportroute voor gevaarlijke stoffen over water. Aan weerszijden van deze transportroute moet een zone worden vrijgehouden van nieuwe bebouwing en beplanting. Hierdoor kunnen de hulpdiensten, in geval van een calamiteit, de ongevalsplek goed bereiken. Omdat deze gebieden niet binnen het plangebied liggen, biedt dit geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Bovendien ligt de PR-contour op de rand van de vaarweg en dus niet binnen het plangebied.
Daarnaast vindt transport van gevaarlijke stoffen in en rond het plangebied plaats over de weg. Het LPG-tankstation moet bijvoorbeeld bevoorraad worden. De frequentie van dit soort transporten is echter laag. De wegen zijn niet opgenomen in het Basisnet weg. De PR-contour rond de wegen ligt op de rand van de weg, waardoor de risico's voor de omgeving minimaal zijn.
4.5.3 Transportroutes gevaarlijke stoffen leidingen
Zoals in het fragment van de risicokaart te zien is, zijn in en direct langs het plangebied twee transportleidingen voor aardgas (rood gestreepte lijnen) aanwezig. Rond de leidingen zijn risicocontouren aanwezig, deze zijn geregeld via het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Rond de leidingen is een plaatsgebonden risicocontour aanwezig. Deze is afhankelijk van de druk die door de leidingen loopt en de diameter van deze leidingen. De druk door de leidingen is 40 bar, de buizen hebben een diameter van 12 inch. Rond de buis is een belemmeringenstrook aanwezig. In verband met de druk is deze 5 meter aan weerszijden van de buis. De contour van het plaatsgebonden risico betreft is kleiner en de belemmerende strook die wordt daarom opgenomen op de verbeelding.
Rond de buis is een inventarisatieafstand van 140 meter, deze geldt aan weerszijden van de buisleiding. Wanneer binnen die afstand van de buis nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet een verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden.
4.5.4 Advies Bureau externe veiligheid
Het advies van Brandweer Fryslân is opgenomen in een bijlage bij deze toelichting. Uit dat advies blijkt dat, ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid risico's nooit voor 100% worden weggenomen. Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en het brandweeradvies, heeft het bevoegd gezag zich uitgesproken over de aanvaardbaarheid van het restrisico.
Met het vaststellen van dit bestemmingsplan heeft de gemeenteraad verantwoord dat het groepsrisico en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de zelfredzaamheid en hulpverlening, maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.6 Waterparagraaf
Een belangrijke verplichting voor alle ruimtelijke plannen en projecten is de Watertoets.
Het doel hiervan is te waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
De “winst”, die wordt behaald bij de Watertoets, ligt bij de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder en de informatievoorziening. Om het proces van de watertoets te bevorderen is door de provincie en het waterschap een handreiking watertoets opgesteld, beschikbaar via de website van provincie en waterschap.
In het provinciale Waterhuishoudingsplan (WHP3) en het Waterbeheerplan (WBP3) van het waterschap is het regionale waterbeleid voor de provincie Fryslân opgenomen. De hoofddoelstelling van beide waterplannen is “het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Het beleid wordt in beide plannen verder uitgewerkt in de thema's waterveiligheid, schoon water en voldoende water.
Voor de ruimtelijke aspecten is het WHP3 een structuurvisie, zoals bedoeld in artikel 4.4, eerste lid van de Waterwet en artikel 2.2, tweede lid van de Wet op de ruimtelijke ordening. Onderdelen van het WHP3 zijn aan te merken als een aanvulling op het Streekplan. In hoofdstuk 6 van het WHP3 wordt ingegaan op de betekenis van het plan voor de watertoets. |
Het thema waterveiligheid heeft betrekking op de primaire waterkeringen en de boezemkaden. Het ruimtelijk relevante beleid betreft de ligging van de zee- en IJsselmeerdijken met reserveringszones, de ligging van de boezemkaden en het bouwen ten opzichte van het maatgevende boezempeil.
In het thema schoon water gaat het over de waterkwaliteit. Onder dit thema valt het beleid voor de afvalwaterketen (de inzameling, het transport en de zuivering van afvalwater) en de ecologische inrichting van watersystemen. Ten aanzien van dit laatste onderwerp zijn de afspraken die in Fryslân over de Kader Richtlijn Water zijn gemaakt in dit hoofdstuk opgenomen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de Natura 2000-gebieden, die een belangrijke Europese status hebben ten aanzien van de natuurwaarden.
Ruimtelijke relevant is het beleid voor de extra uitbreiding van waterberging in de deelsystemen door middel van natuurvriendelijker oevers en de ruimtelijke bescherming van grondwaterwinningsgebieden voor drinkwater.
Het thema voldoende water heeft vooral betrekking op het peilbeheer. Voldoende water betekent niet te veel water maar ook niet te weinig water en zorgen voor een goede verdeling van het beschikbare water over de verschillende functies. Het ruimtelijke relevante beleid betreft onder andere de ruimte die voor boezemuitbreiding en waterbergingsgebieden wordt gevraagd. In dit thema is ook het beleid voor de winning van grondwater (met name drinkwater) beschreven.
In alle drie de thema's is het voldoen aan de (inter)nationale waterwetgeving en landelijke afspraken tussen overheden een belangrijk uitgangspunt.
De klimaatontwikkeling, zeespiegelrijzing en bodemdaling zijn tevens een terugkerend onderwerp in de thema's. Naast de thematische hoofdstukken kennen de beide plannen ook een hoofdstuk waarin wordt ingegaan op de samenwerking met andere overheden.
4.6.1 Gemeentelijk beleid
Als maatregel om het waterbeheer in Leeuwarden te verbeteren, hebben de gemeente Leeuwarden, de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân (en de toenmalige waterschappen Marne-Middelsee, Lauwerswâlden en De Waadkant), de nota De Blauwe Diamant (februari 2000) opgesteld. De doelen van het plan zijn:
- dat water als verbindend element bij ruimtelijke, stedelijke en economische ontwikkelingen beter wordt benut;
- dat door de verdere ontwikkeling van duurzaam en integraal waterbeheer bijgedragen wordt aan een goede waterkwaliteit en de diverse functies van het water worden geoptimaliseerd;
- dat door samenwerking tot een samenhangende en vernieuwende wateraanpak voor het gemeentelijk gebied kan worden gekomen, waarmee het thema water ook onder de aandacht van externe partijen kan worden gebracht.
4.6.2 Wateraspecten
Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de volgende waterhuishoudkundige aspecten:
- waterkwantiteit: compensatie toename verhard oppervlak;
- waterkwaliteit:
- 1. voorkomen van vervuiling van het oppervlaktewater door het beperken van de toepassing van koperen, loden of zinken dakbedekking;
- 2. voorkomen van directe afstroming van potentieel vervuild regenwater op het oppervlaktewater (gescheiden rioolstelsel).
Dit bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend. Wel wordt door middel van wijzigingsbevoegdheden de mogelijkheid geboden tot een aantal ontwikkelingen. Op het moment dat er gebruik wordt gemaakt van deze bevoegdheden worden de consequenties voor de waterhuishouding beoordeeld.
Watertoets
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg beoordeeld door het Wetterskip Fryslân. Het resultaat daarvan is opgenomen in bijlage 4. In het wateradvies zijn een aantal adviezen opgenomen die door de gemeente zullen worden opgevolgd dan wel rekening mee zal worden gehouden. Het wateradvies is dan ook positief.
4.7 Ecologie
Het ecologisch beleidskader in ons land wordt gevormd door de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet (2002). Respectievelijk hebben de wetten betrekking op de bescherming van waardevolle gebieden en van waardevolle soorten.
4.7.1 Gebiedsbescherming
Bij de gebiedsbescherming spelen de volgende aspecten:
- Beschermde Natuurmonumenten;
- Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden): de Europese Unie heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische, esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden;
- Ecologische Hoofdstructuur (EHS): de EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
Binnen een afstand van 3 kilometer tot het plangebied ligt het Natura 2000-gebied De Grote Wielen. Daarnaast is het gebied direct ten noordoosten van De Hemrik aangewezen als EHS. Ook op ruimere afstand ten zuiden van de Zuidlanden is EHS aangewezen. In het plangebied vinden echter geen ontwikkelingen meer plaats die de effecten op de genoemde gebieden kunnen wijzigen. Wel is een toets aan de beschermde natuurgebieden gewenst bij de realisatie van grotere ontwikkelingen in het plangebied.
4.7.2 Soortenbescherming
In de Flora- en faunawet heeft de overheid planten- en diersoorten, die van nature in Nederland voorkomen, aangewezen als beschermenswaardig. De bescherming houdt in dat het verboden is beschermde, inheemse planten te beschadigen en om beschermde, inheemse dieren te doden, te verontrusten, dan wel hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen of te verstoren.
Daarnaast geldt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe omgeving 'de zorgplicht'. Dit houdt in dat iedereen dient te voorkomen dat zijn handelen nadelige gevolgen voor flora en fauna heeft. De zorgplicht geldt altijd, zowel voor beschermde als onbeschermde (algemeen voorkomende) soorten.
Voor vogels geldt een algemene bescherming, waarbij het verboden is vogels en hun nesten in het broedseizoen te verstoren. Dat betekent dat het in die periode niet is toegestaan om werkzaamheden in een gebied te starten die bedreigend zijn voor broedvogels. Voor de meeste vogels geldt een broedseizoen van 15 maart tot en met 15 juli.
Bij ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden in dit bestemmingsplan, is beoordeeld of beschermde planten- en/of diersoorten bedreigd worden. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij de ontwikkeling op het voormalige FVC terrein. Daarbij is echter geconstateerd dat, wanneer enkele groenstructuren behouden blijven, mogelijk aanwezige soorten geen negatieve effecten ondervinden van de ontwikkeling.
Dit bestemmingsplan is echter in hoofdzaak conserverend, waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden in grote lijnen gebaseerd zijn op bestaande rechten. Op het moment dat er gebruik wordt gemaakt van eventuele wijzigingsbevoegdheden wordt beoordeeld of nader ecologisch onderzoek noodzakelijk is.
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.8.1 Archeologie
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt deel uit van de (gewijzigde)Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De WAMZ verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, biedt het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld via het stellen van specifieke voorwaarden bij een omgevingsvergunning voor aanleg- en bouwactiviteiten.
In februari 2010 hebben Provinciale Staten de Nota Erfgoed 2010-2013 vastgesteld. In deze nota is het provinciale archeologiebeleid vastgelegd. De FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) is hierin opgenomen als belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat archeologie een volwaardige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - vroege Bronstijd, en één voor de periode midden Bronstijd - Middeleeuwen. Op beide kaarten wordt er voor delen van het plangebied onderzoek geadviseerd.
De gemeente heeft met de beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Leeuwarden (AMzL) 2008 - 2013 de archeologische koers voor de komende jaren uitgezet. Met een eigen archeologisch beleidsplan kiest de gemeente ervoor de eigen keuzes voor alle betrokkenen helder te maken. Ze brengt duidelijk naar voren hoe en waarom de stad zorg draagt voor haar kwetsbare bodemarchief en welke consequenties dat heeft. Dit beleid is afgestemd met de provincie, maar geeft wel een eigen invulling aan de manier waarop Leeuwarden omgaat met archeologie. In het archeologiebeleid zijn de volgende elementen van belang:
- archeologie wordt meegenomen in nieuwe bestemmingsplannen;
- voor het verlenen van een omgevingsvergunning wordt getoetst op archeologische waarde.
De gemeentelijke beleidskeuzen zijn weergegeven op een archeologische waardekaart, waardoor voor iedereen duidelijk wordt waar en op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologie. In onderstaande figuur is een uitsnede van de kaart weergegeven, waarop aangegeven is welke waarden in het plangebied aanwezig zijn.
Uitsnede van de Archeologische Waardekaart gemeente Leeuwarden
Het plangebied ligt landschappelijk gezien grotendeels op de kwelderwal ten oosten van de voormalige Middelzee. En deels in het ten oosten daarvan gelegen veengebied. Hoewel de kwelderwal van oudsher geschikt geweest is voor bewoning heeft het plangebied toch grotendeels een lage archeologische verwachting. Dit vanwege de aanwezige bebouwing die naar verwachting de bodem en daarin mogelijk aanwezige archeologische resten reeds verstoord heeft. Archeologisch onderzoek op enkele locaties binnen het plangebied hebben dit beeld bevestigd.
Het aangrenzende veengebied heeft ook een lage verwachtingswaarde omdat het van oudsher laaggelegen en nat gebied was. Echter vanaf de Romeinse tijd en met name in de Middeleeuwen heeft men toch ook dit gebied bewoond, en dan vooral de zone grenzend aan de kwelderwal. In de uiterste zuidoosthoek van het plangebied is dan ook binnen het veengebied een vindplaats van hoge archeologische waarde bekend. Dit betreft een gedeeltelijk overslibde kleine nederzetting of boerderijplaats uit de Late IJzertijd/Romeinse tijd, bekend onder landelijk monumentnummer 15015. Een zelfde type vindplaats is in 1965 aangetroffen in de noordwesthoek van het bestemmingsplangebied, in een bouwput van de huidige Coöperatieve Condens Fabriek aan de Pieter Stuyvesantweg.
Vergunningsvoorwaarden
Voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt bij voorgenomen bodemverstoring geen onderzoeksplicht tenzij het een MER-plichtige ontwikkeling betreft. In gebieden met een hoge archeologische waarde geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen dieper dan 0,50 meter en groter dan 50 m2. Ter bescherming van de aanwezige en/of verwachte archeologische waarden in deze gebieden, is een dubbelbestemming opgenomen.
4.8.2 Cultuurhistorie
Sinds 2012 moet in een bestemmingsplan ook aandacht worden besteed aan cultuurhistorie. Het gaat daarbij niet alleen om gebouwde cultuurhistorische waarden, maar ook om waardevolle landschappen.
In het plangebied zijn cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Daarbij gaat het om 1 rijksmonument en karakteristieke panden. De Potmarge is aangewezen als rijksmonument. De rijksmonumenten worden via de Monumentenwet beschermd, daarom hoeft hiervoor in het bestemmingsplan geen extra regeling opgenomen te worden. De gemeentelijke monumenten hebben ook een eigen beschermingsregime. Voor karakteristieke panden is dit anders. Deze hebben geen wettelijke bescherming en kunnen door middel van het bestemmingsplan enige bescherming krijgen. De gemeente Leeuwarden neemt karakteristieke panden op in het bestemmingsplan.
Uit cultuurhistorisch perspectief is in het bijzonder het gebiedsdeel van de industrieterreinen Oost van belang. Het andere deelgebied, de Hemrik, is aangelegd in de tweede helft van de twintigste eeuw waarbij historische structuren en elementen zijn (grotendeels) uitgewist.
De (zichtbare) ontwikkelingsgeschiedenis van het cultuurhistorisch meest interessante deelgebied is overigens relatief jong, afgezien van de Potmarge die een middeleeuwse oorsprong heeft. De ontwikkelingsgeschiedenis is eerder beschreven in 2.2.
In het gebied zijn de belangrijkste lineaire structuren van cultuurhistorisch belang; de kronkelende waterloop van de Potmarge (rijksmonument), het genoemde Nieuwe Kanaal en de waterlopen/vaarwegen van de Tijnje, de Wijde Greuns, het Woudmansdiep en de ook eeuwenoude Ouddeel/Alddiel. Daarnaast een deel van het stratenpatroon, waaronder de oorspronkelijke Tijnjestraat, die het industriegebied ontsloot (sinds 1946 De Merodestraat). En niet te vergeten de in 1866 in een strakke lijn, op een nog altijd goed herkenbaar dijklichaam aangelegde spoorlijn naar Groningen.
De karakteristieke bebouwing in het plangebied (gedeelte industrieterreinen Oost) dateert grotendeels uit de naoorlogse periode. Toch zijn her en der ook nog elementen uit de periode van het Interbellum te vinden.
Van groot belang is het industriële erfgoed tussen het kanaal en de spoorlijn naar Groningen en meteen ten zuiden van de spoorlijn aan en nabij de Pieter Stuyvesantweg. Meest in het oog springend – en ook het meest omvangrijk – zijn de fabriekscomplexen van de Condensfabriek en Koopmans. De oudste elementen hiervan dateren uit de vroege jaren-1920, de jongste, cultuurhistorisch belangwekkende onderdelen uit de jaren-1960. Maar ook verderop aan De Merodestraat zijn nog enkele, kleinschaliger monumentale gebouwen te vinden. Zuidelijker in het gebied worden in het bijzonder enige onderdelen van het complex van de waterzuiveringsinstallatie genoemd.
In het plangebied zijn enkele gebouwen aangegeven als karakteristieke bebouwing. De volgende adressen zijn concreet aangewezen:
- De Merodestraat ong. (2 abri's op treinhalteplaats);
- De Merodestraat 1 c.a. (fabriekscomplex Condensfabriek);
- Pieter Stuyvesantweg 3 c.a. (laboratorium en fabriekscomplex condensfabriek);
- De Merodestraat 3 (fabriekscomplex Koopmans);
- De Merodestraat 40 (woonhuis);
- De Merodestraat 41 (fabrieksgebouw);
- Greunsweg 78 (onderdelen rioolwaterzuiveringsinstallatie).
Enkele van de cultuurhistorische waardevolle objecten bij de Merodestraat zijn in de bij dit bestemmingsplan opgenomen.
4.9 Overige
Naast de in 4.5.3 en 4.6.2 genoemde gas- en rioolpersleidingen zijn in het plangebied ook andere leidingen aanwezig. Het gaat daarbij om een hoogspanningsverbinding en een slibleiding. Dit zijn leidingen die een dusdanig omvang en functioneel belang hebben dat ze in dit bestemmingsplan specifiek geregeld worden.
Hoogspanningsverbinding
De hoogspanningsverbinding loopt aan de noordzijde langs De Hemrik. Het gaat om een dubbele hoogspanningsverbinding van 110 kV. Hiervoor moet een zone worden vrijgehouden van bebouwing en beplanting. Deze zone heeft te maken met de veiligheid (ongevallen), magnetische velden en het zakelijk recht rond de verbinding. De breedte van de veiligheidszone is bepaald door de hoogte van de mast, in dit geval 37,5 meter aan weerszijden van het hart van de verbinding. De zone van het magnetisch veld rond deze leidingen is 50 meter. Dit blijkt uit netkaarten van het RIVM. Omdat in dit bestemmingsplan rond de leiding geen woningen mogelijk worden gemaakt, is deze zone niet opgenomen. Het zakelijk recht geeft aan tot waar het eigendom van de netbeheerder loopt. Wanneer binnen die contour activiteiten plaatsvinden, moet de netbeheerder om toestemming worden gevraagd.
Slibleiding
Van en naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Oost lopen slibleidingen. Deze worden onder meer gebruikt voor het transport van slib van de rwzi naar de schepen die het slib afvoeren. De ligging van de leiding is van belang voor de bedrijfsvoering van de rwzi.
Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten
In de voorgaande hoofdstukken zijn de huidige situatie, het van belang zijnde beleidskader en de omgevingsaspecten beschreven. Deze leiden tot uitgangspunten voor de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Die uitgangspunten zijn puntsgewijs beschreven in dit hoofdstuk. Daarbij worden de volgende hoofdthema's gehanteerd:
5.1 Bedrijventerrein
- De bedrijven worden mogelijk gemaakt in de bestemming "Bedrijventerrein - 1" (Oost) of "Bedrijventerrein - 2" (De Hemrik), in verband met de mogelijkheden ten opzichte van detailhandel op De Hemrik;
- De milieucategorieën van de bedrijven op de terreinen, zoals die aanwezig zijn, worden in ieder geval mogelijk gemaakt. De maximaal aanwezige milieucategorie wordt per deelgebied vastgelegd;
- Risicovolle bedrijven, bijvoorbeeld tankstations met lpg, worden specifiek geregeld, vanwege de risico's in verband met externe veiligheid;
- Functies die van oorsprong niet aanwezig zijn op een bedrijventerrein worden specifiek geregeld. Dit geldt bijvoorbeeld voor de jachthaven;
- Detailhandel in ABC-goederen wordt alleen op het bedrijventerrein De Hemrik bij recht toegestaan;
- Perifere detailhandel is op De Hemrik alleen met een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan toegestaan. De perifere detailhandel is alleen mogelijk langs de hoofdroutes en onder voorwaarden met betrekking tot afmetingen en functie;
- Windturbines en antennemasten zijn vaak hoger dan de toegestane maximale bouwhoogte. Om ze mogelijk te maken worden de bestaande turbines en masten aangeduid en voorzien van een passende regeling. Het gemeentelijk beleid voor windturbines op het industrieterrein De Hemrik is vertaald in een gebiedsgebonden wijzingsbevoegdheid waarin de mogelijkheid wordt geboden voor de bouw van 5 windturbines op het zuidoostelijke deel van het industrieterrein;
- Uitbreiding van het aantal windturbines is op de beide terreinen niet toegestaan, zoals blijkt provinciaal beleid;
- De versterking van de duurzaamheidsambities van Leeuwarden worden planologisch mogelijk gemaakt (duurzame energieopwekking, voorzieningen ten behoeve van watertechnologie, plaatsing kleine windmolens);
- Bedrijfswoningen worden specifiek aangeduid, omdat het (beperkt) kwetsbare objecten kunnen zijn en daarom niet overal op het bedrijventerrein wenselijk en toegestaan;
- Nieuwe bedrijfswoningen worden in het plangebied niet toegestaan, met uitzondering van het nog te realiseren terrein op het voormalige FVC terrein;
- Binnen de genoemde bestemmingen zijn aanverwante en ondergeschikte voorzieningen mogelijk, zoals ontsluitingswegen, voetpaden, groen en parkeerplaatsen. Hierdoor is wanneer nodig een geringe verschuiving van voorzieningen mogelijk;
- Bedrijventerrein heeft grote bouwvlakken voor een maximale flexibiliteit voor het plaatsen van de bebouwing;
- Bij de bedrijfsbestemmingen is een maximaal bebouwingspercentage opgenomen, zodat ruimte overblijft op het eigen erf, voor bijvoorbeeld parkeren;
- De maximale bouwhoogte is voor de beide bedrijventerreinen verschillend geregeld. In Oost is de bouwhoogte per gebied verschillend, in Hemrik is dit meer uniform. De reden hiervoor is de historische ontwikkeling van de gebieden;
- Het wijzigingsplan dat voor de ontwikkeling van het voormalige FVC terrein is vastgesteld, wordt exact overgenomen in dit bestemmingsplan.
5.2 Verkeer
- Alle wegen in het plangebied vallen onder de bestemming "Verkeer", omdat deze overwegend een verkeersstroomfunctie hebben;
- De spoorlijn Leeuwarden - Groningen krijgt de bestemming "Verkeer -Railverkeer" in verband met de specifieke functie ervan;
- Binnen de genoemde bestemmingen zijn aanverwante en ondergeschikte voorzieningen mogelijk, zoals geleidend groen, voetpaden, geluidschermen, bruggen, parkeerplaatsen, etc. Hierdoor is wanneer nodig een geringe verschuiving van voorzieningen mogelijk.
5.3 Groen
- Belangrijke groenstructuren in het plangebied hebben de bestemming "Groen";
- Gebouwen zijn in de bestemming "Groen" niet toegestaan, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wel;
- Binnen de genoemde bestemmingen zijn aanverwante en ondergeschikte voorzieningen mogelijk, zoals ontsluitingswegen, voetpaden en water. Hierdoor is wanneer nodig een geringe verschuiving van voorzieningen mogelijk;
- Binnen alle bestemmingen is ondergeschikt groen mogelijk.
5.4 Water
- De watergangen in het plangebied hebben naast de waterhuishoudkundig functie, ook nadrukkelijk de functie van vaarweg (beroeps- en/of recreatievaart) en hebben daarom de bestemming "Water - Vaarweg";
- Binnen de genoemde bestemming zijn aanverwante en ondergeschikte voorzieningen mogelijk, zoals bruggen en groen. Hierdoor is wanneer nodig een geringe verschuiving van voorzieningen mogelijk.
5.5 Overige
- In het bestemmingsplan wordt op een passende wijze rekening gehouden met de obstakelvrije zone voor de Vliegbasis Leeuwarden, onder meer door middel van de beperking van de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
- Het woonwerkgebied in De Hemrik krijgt de bestemming "Bedrijventerrein - 3", omdat hier heel nadrukkelijk sprake is van een bedrijventerrein waarbij bedrijfswoningen toegestaan zijn. Bovendien zijn hier geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan, in tegenstelling tot de andere bedrijfsbestemmingen;
- Horecavoorzieningen worden binnen de bedrijfsbestemmingen aangeduid;
- Van belang zijnde en beschermingswaardige leidingen worden geregeld in een eigen bestemming. In dit bestemmingsplan: "Leiding - Gas", "Leiding -Hoogspanningsverbinding", "Leiding - Riool", "Leiding - Slib" en "Leiding -Water";
- Bij wijzigingsbevoegdheden waarbij geluidgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt binnen een geluidzone van het wegverkeer, spoorverkeer of industrieterrein, dan is een akoestisch onderzoek nodig;
- Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan op het bedrijventerrein;
- In en direct rond het plangebied gelegen gas-, riool- en slibleidingen wordt een vrijwaringszone opgenomen, zodat de leidingen beschermd worden tegen bebouwing en diepwortelende beplanting (vergunningstelsel voor werken en/of werkzaamheden);
- Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen is het van belang de gevolgen voor het grond- en oppervlaktewater in beeld te brengen door bijvoorbeeld het uitvoeren van een watertoets (Wetterskip);
- De in het plangebied lopende waterleidingen worden beschermd via een dubbelbestemming en vergunningstelsel voor werken (geen bouwwerken) en/of werkzaamheden;
- Gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1". In de regeling van die bestemming wordt opgenomen dat een omgevingsvergunning met daarbij een archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen met een diepte groter dan 0,50 meter en een oppervlakte groter dan 50 m2.
- Rond de hoogspanningsverbinding wordt alleen een veiligheidszone vrijgehouden. De zone van het zakelijk recht valt hierbinnen en hoeft niet apart te worden geregeld. Al bestaande bebouwing in deze zone mag blijven bestaan, nieuwbouw wordt daar uitgesloten.
Hoofdstuk 6 Juridisch Systeem
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding (plankaart). Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.
Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2008.
Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Het digitale plan verschaft de burger 'online' informatie omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
6.1 Regels
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in drie delen:
In de Inleidende regels zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
In de Bestemmingsregels zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. In paragraaf 6.2 volgt een nadere toelichting op de bestemmingen.
In de Algemene regels staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels. De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht, zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen. Het gaat hier om ondergeschikte gevallen als het overschrijden van bestemmings- c.q. bouwgrenzen, mocht een meetverschil daartoe aanleiding geven.
6.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In deze paragraaf worden de afzonderlijke (dubbel)bestemmingen en algemene aanduidingen, zoals in de regels zijn opgenomen en op de verbeelding zijn weergegeven, beschreven.
6.2.1 Bestemmingen
Bedrijventerrein - 1, 2 en 3
In dit bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen "Bedrijventerrein - 1", "Bedrijventerrein - 2" en "Bedrijventerrein - 3". Het onderscheid wordt gemaakt door de functionele mogelijkheden binnen de verschillende terreinen. Dit vertaalt zich bijvoorbeeld in (on)mogelijkheden voor detailhandel, bedrijfswoningen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
Vrijwel het hele plangebied valt onder een van de genoemde bestemmingen. De bebouwingsmogelijkheden zijn afgestemd op de mogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen. Zo blijft een bebouwingspercentage gehanteerd, zodat voorkomen wordt dat de erven volledig bebouwd worden en geen ruimte meer is voor bijvoorbeeld parkeren. Op eenzelfde manier is aansluiting gezocht en gevonden bij de bouwhoogten. Ook deze is afgestemd op de al bestaande regeling.
Specifieke functies, die normaal niet binnen een bedrijventerrein voorkomen, zijn specifiek aangeduid. Daaronder vallen onder meer bedrijven die niet in de mogelijk gemaakte milieucategorie vallen, vormen van detailhandel, kantoren, een school, verenigingsgebouwen, horeca en bedrijfswoningen. Groothandels, met inbegrip van zelfbedieningsgroothandels, worden als passend binnen de bedrijfsbestemmingen beschouwd.
Ook zijn Bevi- en andere inrichtingen met veiligheidszones specifiek bestemd. Dit heeft onder meer te maken met de geluids- en externe veiligheidssituatie rond deze objecten. Voor de bestaande windturbines en de antennemast op de Hemrik geldt een specifieke regeling die is afgestemd op de bestaande situatie. Voor de bouw van 5 windturbines op het zuidoostelijke deel van het industrieterrein biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid via een wijzigingsbevoegdheid.
Naar de functie wonen op het bedrijventerrein De Hemrik is bovendien een onderzoek gedaan, dat onder meer geleid heeft tot de regeling ervoor in dit bestemmingsplan. Dit onderzoek is toegevoegd in de bijlagen.
Ter uitwerking van de milieuzonering in dit plangebied, wordt een aantal zoneringen onderscheiden. Deze staan bedrijven in bepaalde milieucategorieën toe. De gehanteerde zonering is gebaseerd op de mogelijkheden vanuit de geldende plannen. Daarbij is, vooral bij De Hemrik, rekening gehouden met de omgeving. De maximaal toegelaten categorie loopt naar de randen van het bedrijventerrein af. Dit is ook in sterke mate bepalend voor de vastgelegde geluidcontouren rond de beide terreinen. Verandering van de categorieën naar een hogere categorie is dan ook niet mogelijk op het moment dat de geluidscontouren daardoor kunnen veranderen. Aanpassing naar een lagere categorie is wel mogelijk.
In de bestemming zijn verder afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen. Deze geven enige flexibiliteit aan de mogelijkheden voor de met Bedrijventerrein - 1 of Bedrijventerrein - 2 bestemde gronden. Via een wijziging kunnen bijvoorbeeld aanduidingen voor specifieke bedrijvigheid worden verwijderd, wanneer de bedrijvigheid is beëindigd en het voor de omgeving positieve effecten heeft om deze ook niet meer toe te staan. Een omgevingsvergunning voor afwijking of een wijziging mag alleen worden verleend wanneer aangetoond is dat aan de nodige voorwaarden is voldaan. Bij die voorwaarden kan gedacht worden aan het uitvoeren van de nodige onderzoeken.
Groen
De structuurbepalende groenvoorzieningen zijn bestemd als “Groen”, hieronder valt onder meer de groenzone langs de oostzijde van De Hemrik. Deze groenelementen moeten behouden blijven. Ontwikkelingen die het groen kunnen aantasten, zijn zoveel mogelijk beperkt. De bouw van gebouwen wordt daarom niet toegestaan en ook het gebruik van het groen voor parkeren is niet toegestaan. Minder ingrijpende voorzieningen, zoals recreatief medegebruik, zijn wel toegestaan.
Verkeer
De (spoor)wegen in het plangebied zijn geregeld door middel van twee bestemmingen.
Alle wegen in het plangebied zijn geregeld in de bestemming “Verkeer”. Wanneer nodig en mogelijk is het bestemmingsvlak (zoals ook in het geldende bestemmingsplan) ruim gelegd. In eerste instantie omdat dan de bijbehorende voorzieningen (bijvoorbeeld bermen en waterlopen) ook binnen de bestemming vallen. Deze voorzieningen worden dan ook bij recht mogelijk gemaakt in de bestemming. Daarnaast is het bestemmingsvlak ruim gelegd om flexibiliteit in het plan te brengen, zodat geschoven kan worden met een tracé, wanneer dit nodig blijkt voor beter functioneren van de weg. Het aantal rijstroken is binnen de bestemming vastgelegd, hiermee wordt voorkomen dat de akoestische situatie voor geluidsgevoelige objecten in de omgeving kan verslechteren.
Alleen gebouwen ten behoeve van de bediening van infrastructurele kunstwerken zijn binnen de bestemmingen toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan bebouwing als verkeerslichten, maar ook een brugwachtershuis hoort hier bij. Wanneer binnen de bestemming bebouwing aanwezig is die qua functie niet bij de hoofdfunctie van de bestemming past, dan is deze specifiek aangeduid. Een voorbeeld hiervan is een cafetaria langs de Planetenweg. De bebouwingsbepalingen zijn afgestemd op het bestaande plan en de bestaande situatie.
De spoorlijn Leeuwarden - Groningen is onder de bestemming “Verkeer -Railverkeer” gebracht. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van de spoorlijn, bijvoorbeeld geluidschermen, afschermende hekwerken en verlichting, zijn wel toegestaan. De inrichting van de gronden is gericht op het behoud van de spoorlijn en de daarbij horende voorzieningen. Voor de leidingen die in het plandeel Oost over het spoor en de weg heen lopen is een specifieke regeling opgenomen in deze bestemming. Ze maken immers geen deel uit van de spoorwegfunctie, maar van het bedrijf aan de noord- en zuidzijde ervan.
Water - Vaarweg
Structuurbepalende waterelementen, waaronder De Tijnje, De Greuns en Het Nieuwe Kanaal en aangesloten watergangen, vallen onder de bestemming “Water -Vaarweg”. Ook zijn de bestaande (spoor)bruggen geregeld binnen deze bestemming door middel van aanduidingen.
6.2.2 Dubbelbestemmingen
Leiding - Gas, - Hoogspanningsverbinding, - Riool, - Slib en - Water
De leidingen in het plangebied die beschermd moeten worden zijn voorzien van een dubbelbestemming. In dit geval gaat het om de bestemmingen "Leiding - Gas", "Leiding - Hoogspanningsverbinding", "Leiding - Riool", "Leiding - Slib" en "Leiding -Water". De breedte van de bestemde zones is afhankelijk van de meest van belang zijnde zone. Bij de gasleiding, rioolleidingen en waterleidingen zijn ter bescherming bebouwingsvrije zones aan weerszijden van de leidingen opgenomen. Terwijl bij de hoogspanningsverbinding de veiligheidszone bepalend is. Voor de slibleiding is het vastleggen van de ligging bepalend.
Waarde - Archeologie
Zoals ook blijkt uit 4.8.1 is in het plangebied (zuidoostelijk in De Hemrik) een gebied met een hoge archeologische waarde aanwezig. Dit gebied heeft in dit bestemmingsplan een beschermende regeling gekregen via de bestemming "Waarde - Archeologie 1". Daarin is een vergunningstelsel opgenomen waarbij is aangegeven dat een vergunning alleen onder voorwaarden verleend mag worden. De voorwaarden zijn gericht op een nauwkeurige afweging en uiteindelijk bescherming van de archeologische waarden.
6.2.3 Algemene aanduidingsregels
Naast de hiervoor genoemde bestemmingen zijn ook enkele andere functies, voorzieningen en/of zones specifiek geregeld via een aanduiding. Wanneer deze aanduiding over meerdere bestemmingen heen loopt, is het gebruikelijk deze in de algemene aanduidingsregels te regelen. Bij dit bestemmingsplan gaat het om de aanduidingen “geluidzone - industrie” en “veiligheidszone - lpg”.
Geluidzone - industrie
De beide industrieterreinen van dit bestemmingsplan zijn gezoneerd. Daarbij loopt de zone van Oost over een deel van De Hemrik heen en vice versa. Deze zones zijn vastgelegd binnen de aanduiding “geluidzone - industrie”. De regeling daarbij is bedoeld om te voorkomen dat binnen de geluidzone van een industrieterrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing wordt gerealiseerd. Hiermee wordt voorkomen dat mogelijk knelpunten ontstaan en bedrijven in de bedrijfsvoering worden beperkt.
Veiligheidszone - lpg
In verband met externe veiligheidsrisico's is bij het LPG-tankstation op De Hemrik de aanduiding “veiligheidszone - lpg” opgenomen. Binnen het aangeduide gebied mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn en worden gebouwd. De bouw van beperkt kwetsbare objecten is slechts onder voorwaarden door middel van een afwijking van de bouwregels mogelijk.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers, instanties en belanghebbenden hun reactie op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting. De procedure is wettelijk verankerd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Overleg en inspraak
In het kader van de bestemmingsplanprocedure kan de gemeente kiezen het bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak (volgens inspraakverordening). Bij dit bestemmingsplan is besloten af te wijken van de inspraakverordening en voor het bestemmingsplan geen inspraakperiode te organiseren. Wel wordt het bestemmingsplan opgestuurd naar de overlegpartners. Dit overleg is wettelijk verankerd. De resultaten van het overleg zijn verwoord in de Overlegnotitie die bijgevoegd is in de bijlagen bij deze toelichting. Daarbij zijn ook de ingekomen brieven opgenomen. Waar nodig is het bestemmingsplan aangepast aan de ontvangen overlegreacties.
Ontwerp en vaststelling
Verder zijn in het kader van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan de burgers uitgenodigd om hun visie in een zienswijze kenbaar te maken aan het gemeentebestuur van gemeente Leeuwarden. Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 11 april 2013 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn 5 zienswijzen ontvangen, waarvan een deel aanleiding heeft gegeven voor aanpassing van het bestemmingsplan. Tevens is nog een aantal ambtelijke aanpassingen voorgesteld tijdens de vaststellingsprocedure.
Een en ander heeft geleid tot een gewijzigd vastgesteld bestemmingsplan op 30 september 2013.
Voor een inhoudelijke reactie op de zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen wordt verwezen naar de raadsstukken.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het bestemmingsplan is het verplicht inzicht te geven in de economische uitvoerbaarheid ervan. Daarvoor zijn twee aspecten belangrijk, namelijk de financiële haalbaarheid en de grondexploitatie van het plan. Deze komen hierna aan bod.
Financiële haalbaarheid
De haalbaarheid van dit bestemmingsplan is gegarandeerd, omdat er geen sprake is van ontwikkelingen. Wanneer sprake is van ontwikkelingen in het plangebied, moet daarbij worden aangetoond dat deze haalbaar zijn. De gemeente Leeuwarden hoeft hiervoor geen kosten te maken. De gronden in het gebied zijn al uitgegeven. Particuliere eigenaren en/of investeerders maken kosten voor eventuele (vervangende) nieuwbouw.
Daarnaast zijn de kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan gedekt. De gemeente Leeuwarden heeft hiervoor middelen beschikbaar, zoals ook in de begroting opgenomen.
Grondexploitatie
In de Wet ruimtelijke ordening is opgenomen dat voor bepaalde bouwplannen, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, een exploitatieplan opgesteld dient te worden. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen om welke bouwplannen het gaat. Het bestemmingsplan voorziet bij recht in de realisatie van bouwplannen zoals opgenomen in het Bro. Deze plannen waren echter al planologisch geregeld door middel van vrijstellingsprocedures en daarmee is een exploitatieplan niet aan de orde.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Onderzoek Wonen Op Bedrijventerrein De Hemrik
Bijlage 1 Onderzoek wonen op bedrijventerrein De Hemrik
Bijlage 2 Cultuurhistorisch Waardevolle Elementen
Bijlage 2 Cultuurhistorisch waardevolle elementen
Bijlage 3 Advies Brandweer Fryslân
Bijlage 3 Advies Brandweer Fryslân