Oudega - Buorren 34a
Bestemmingsplan - Gemeente Smallingerland
Vastgesteld op 22-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Oudega - Buorren 34a van de gemeente Smallingerland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML - bestand NL.IMRO.0090.BP2018DPN012-0401 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- of uitbouw:
een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevinden hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.9 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.17 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.18 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.19 evenementen:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke
1.20 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.22 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op een perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.23 horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf of een andere functie waar een horecafunctie is toegestaan, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;
1.24 kantine:
een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;
1.25 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, religieuze, sociale, culturele en voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;
1.26 maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
1.27 meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.28 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.29 ondergeschikt:
de ondergeschiktheid van een aan- of uitbouw ten opzichte van het hoofdgebouw wordt bepaald aan de hand van de plaats, het volume, de goothoogte en/of de oppervlakte;
1.30 overkapping:
elk bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.31 peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de bouwhoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.32 persoonlijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen, zoals kapper, pedicure, manicure of schoonheidsspecialist;
1.33 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.34 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.35 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.36 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.37 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.38 webwinkel
het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;
1.39 werk aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, waaronder begrepen persoonlijke dienstverlening en webwinkels, of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning en bijbehorende bebouwing zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.40 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.41 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de bebouwde oppervlakte:
van een bouwperceel, bebouwingsstrook, bebouwingsvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
2.3 de breedte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Meetverschillen:
Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Uitzonderingsregel:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuurgrond;
- b. sloten, bermen en beplanting;
- c. paden en kavelontsluitingswegen;
- d. evenementen ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
waarbij de instandhouding van de landschappelijke waarden van het gebied wordt nagestreefd;
maar ook voor de daarbij behorende:
- e. groenvoorzieningen;
- f. water;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. kunstobjecten;
- i. openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. levensbeschouwelijke voorzieningen;
- b. medische- en sociaal-medische voorzieningen;
- c. sociaal-culturele voorzieningen;
- d. educatieve voorzieningen, met inbegrip van kinderdagverblijven;
- e. voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;
maar ook voor de daarbij behorende:
- f. restauratieve voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen en water;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. wegen, straten en paden;
- k. openbare nutsvoorzieningen;
- l. kunstobjecten;
- m. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Sport
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. sportieve recreatie;
maar ook voor de daarbij behorende:
- b. restauratieve voorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. wegen, straten en paden;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. kunstobjecten;
- g. tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksbepalingen
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken als kantine:
- 1. over een horecavloeroppervlakte van meer dan 110 m²;
- 2. in de tweede en hogere bouwlaag;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca, anders dan voor een kantine
- c. het gebruik van de tweede bouwlaag anders dan voor opslag ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden.
Artikel 6 Verkeer - Verblijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. voet- en rijwielpaden,
maar ook voor de daarbij behorende:
- d. groenvoorzieningen en water;
- e. speelvoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. kunstobjecten.
6.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:
- de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
8.2 Plaatselijke verhogingen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
- b. de verhoging leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen, behalve als dit duidelijk is toegestaan in de bestemmingsregels;
- b. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- c. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- d. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
9.2 Uitzonderingen
Lid 9.1 geldt niet voor:
- a. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
- b. de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;
- c. het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 van deze regels;
- d. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
9.3 Parkeerregeling gebruik
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter.
10.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming van gronden worden gewijzigd voor het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn;
- b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
- 1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn;
- c. de in het plan vermelde maatvoeringen worden gewijzigd;
11.2 Beoordelingscriteria
Wijzigingen als bedoeld in lid 11.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Parkeerregeling bouwen
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
- b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
- c. Krachtens een regel verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
- 1. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
- 2. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel in sub b in stand wordt gehouden.
- d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als het bestemmingsplan:
Oudega - Buorren 34a van de gemeente Smallingerland
Behorend bij besluit van 22 september 2020.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het voornemen is om in Oudega een integraal kindcentrum (IKC) te realiseren. Dit IKC zal gerealiseerd worden ter plaatse van de huidige locatie van de tennisbanen van tennisvereniging De Kreilen. Het huidige schoolgebouw ten zuiden hiervan zal vervolgens gesloopt worden. Ten oosten van het IKC zal het parkeerterrein ingericht worden, waarna het terrein van de dorpsvereniging ten noorden van het IKC geplaatst zal worden. Tot slot zullen de tennisvelden en het bijbehorende verenigingsgebouw ten noorden van de korfbalvereniging gerealiseerd worden.
De ontwikkeling van het IKC en het parkeerterrein is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Bij dit kader zal onderbouwd moeten worden dat hierbij sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Ten noordwesten van Drachten, ten zuiden van de Wâldwei (N31) ligt het dorp Oudega. Binnen dit dorp ligt het plangebied ten westen van het dorpscentrum aan de Buorren 34a. Het betreft de locatie van de huidige basisschool, de tennisvereniging, het terrein van de dorpsvereniging, een deel van het grasveld ten noorden van de tennisbanen en een deel ten noorden van de korfbalvereniging. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
1.3 Planvorm
Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Kleine Kernen Noord van de gemeente Smallingerland, dat is vastgesteld op 10 januari 2012 en onherroepelijk is geworden op 13 april 2012. In het bestemmingsplan kent het plangebied vijf bestemmingen: 'Maatschappelijk - 1', 'Verkeer – Verblijf', 'Groen', 'Sport' en 'Agrarisch – Cultuurgrond'.
De gronden bestemd als 'Maatschappelijk - 1' zijn aangewezen voor levensbeschouwelijke voorzieningen, medische- en sociaal-medische voorzieningen, educatieve voorzieningen, voorzieningen en voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening. Gebouwen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak. Deze mag voor 80% worden bebouwd. De gronden bestemd als 'Verkeer - Verblijf' zijn aangewezen voor wegen straten en pleinen, parkeervoorzieningen en voet- en rijwielpaden. Hier mogen alleen gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen, worden gebouwd. De gronden bestemd als 'Sport' zijn aangewezen voor sportieve recreatie. Gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken en ten dienste van de bestemming zoals sporthallen, kleedruimtes, verenigingsgebouwen, kantines, onderhouds- en beheersgebouwen en gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen. De gronden bestemd als 'Groen' zijn aangewezen voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, speel- en openbare nutsvoorzieningen, waterlopen en -partijen en voet- en fietspaden. De gronden bestemd als 'Agrarisch - Cultuugrond' zijn tenslotte aangewezen voor cultuurgrond, sloten, bermen en beplanting. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan Kleine Kernen Noord is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Kleine Kernen Noord
1.4 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgezet:
- In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
- Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
- In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
- Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan;
- Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied betreft meerdere gronden aan de Buorren 34a en bestaat uit:
- De gronden ter plaatse van de tennisvereniging De Kreilen, waar nu sprake is van twee tennisbanen en een verenigingsgebouw;
- Het tussenliggende parkeerterrein dat ruimte biedt aan 30 parkeerplaatsen;
- Het grasveld ten oosten van de tennisvereniging, dat nu in gebruik is als terrein van de dorpsvereniging;
- Gronden ten noordoosten van de tennisvereniging, die nu als agrarische gronden gelden;
- De toegangsweg vanaf de Buorren.
Aan de Buorren is voornamelijk sprake van woningen. Ten westen van het plangebied, direct achter de woningenrij aan de Buorren is een Multifunctioneel Centrum gerealiseerd. Hierin zijn een gymzaal, kleedkamers ten behoeve van de sportvelden en de gymzaal, een ontmoetingsruimte voor lokale verenigingen een huisartsenpraktijk, en een jeugdsoos aanwezig. Ten oosten van het plangebied is eveneens overwegend sprake van woningen. In figuur 2.1 is de huidige situatie in het plangebied weergegeven met de directe omgeving daaromheen.
Figuur 2.1 Huidige situatie in het plangebied
2.2 De Nieuwe Ontwikkeling
In de gewenste ontwikkeling wordt ter plaatse van de gronden van de tennisvereniging het Integraal Kindcentrum Oudega ontwikkeld. Het IKC zal ruimte bieden aan maximaal 7 groepen van een basisschool, en maximaal 2 groepen voor kinderopvang en peuteropvang. De school wordt gebouwd voor circa 145 leerlingen. Het IKC zal een maximale bouwhoogte van 11 meter krijgen. Bij de situering van het gebouw op de kavel en ook de positie van de tweede verdieping ten opzichte van het gebouwdeel op de begane grond, zal zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de privacy vanaf de verdieping bij de huisarts in het naastliggende MFC. Direct ten oosten van dit gebouw, op de gronden die momenteel in gebruik zijn als terrein van de dorpsvereniging, zal een parkeerterrein worden aangelegd, om te parkeren ten behoeve van het IKC en het reeds aanwezige MFC. Ten noordoosten van het voorgenomen IKC wordt vervolgens ruimte geboden voor de dorpsvereniging om gronden als hun terrein in gebruik te nemen. De huidige basisschool wordt door de komst van het IKC overbodig. Deze zal worden gesloopt. De bestaande toegangsweg naar de tennisvereniging, vanaf de Buorren, zal worden opgewaardeerd en iets worden verplaatst. Deze weg zal dienstdoen als ontsluitingsweg naar de Buorren. In figuur 2.2 is een situatietekening weergegeven met daarin de voorgenomen inrichting van het plangebied.
Figuur 2.2 Voorgenomen inrichting van het plangebied
De tennisvereniging zal vervolgens, buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, worden gevestigd op het sportveld ten noorden van het MFC. Dit is reeds toegestaan op basis van de geldende regeling en daarom buiten dit plan gelaten. Wel is het mogelijk maken van het verenigingsgebouw van de tennisvereniging meegenomen in dit bestemmingsplan.
Verkeer en parkeren
Verkeer
De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de (reeds bestaande) ontsluitingsweg die in zuidelijke richting aansluit op de Buorren. Dit betreft de doorgaande weg in het dorp via waar uiteindelijk de N31 kan worden bereikt.
In de huidige situatie zijn alle functies in het plangebied aanwezig. Daarom zal de verkeersgeneratie van het nieuw te ontwikkelen centrum niet leiden tot belemmeringen in de verkeersafwikkeling.
Parkeren
Voor het personeel van de school, de kinderopvang en de peuterspeelzaal zijn parkeerplaatsen nodig. Daarnaast zijn ook een aantal functies reeds aanwezig in het gebied, die eveneens van het parkeerterrein gebruik maken. In bijlage 1 is een berekening van de parkeerbehoefte opgenomen. Hieruit komt naar voren dat op de totale parkeerbehoefte theoretisch gezien 55 parkeerplaatsen bedraagt. In de praktijk is echter sprake van dubbelgebruik omdat de functies in het plangebied verschillende openingstijden en aanwezigheid van personen kennen. In de praktijk blijkt dat voor doordeweekse dagen, door dubbelgebruik, 30 parkeerplaatsen voldoende zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte. De piekmomenten zijn op zaterdagmiddagen en -avonden.
In het plangebied wordt een parkeerplaats gerealiseerd die ruimte biedt aan 54 parkeerplaatsen. Daarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
2.3 Ruimtelijke Inpassing
Landschappelijke inpassing
Het Integraal Kindcentrum zal direct ten oosten van het bestaande Multifunctionele Centrum gerealiseerd worden, naast de bestaande groensingel. Het perceel waar het kindcentrum gerealiseerd wordt ligt ten zuiden van een agrarisch perceel dat is omringd door een groensingel aan de oost-, west- en noordzijde. Aan de oostzijde van het IKC, rondom het parkeerterrein worden tevens bomen gepland om het geheel goed in te passen. Op de manier wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
Functionele inpassing
Het IKC wordt ten oosten van het MFC en het sportterrein in Oudega geplaatst. Zo worden maatschappelijke voorzieningen geconcentreerd in dit gebied. Hier was al sprake van in de huidige situatie, waarbij de basisschool ten zuiden van de nieuwe locatie staat. Tevens is hier ruimte om parkeergelegenheid aan te leggen te behoeve van deze voorzieningen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijke beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
Duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toetsing
Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van een integraal kindcentrum mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt grotendeels binnen het bestaand stedelijk gebied van Oudega. Alleen de gronden die in de voorgenomen situatie als terrein van de dorpsvereniging in gebruik worden genomen vallen onder het buitengebied. Hier vinden echter geen bouwwerkzaamheden plaats. In het plangebied worden een basisschool, kinderopvang en peuterspeelzaal gerealiseerd. Deze functies zijn alle drie reeds aanwezig in de huidige basisschool. Die wordt met dit plan gesloopt, waarna de functies 1 op 1 worden herontwikkeld in het nieuwe integrale kindcentrum. Daarmee wordt voorzien in een behoefte aan een basisschool, kinderopvang en peuterspeelzaal die ontstaat als gevolg van het slopen van de huidige, verouderde, basisschool. De ontwikkeling van het IKC vindt plaats binnen het stedelijk gebied van Oudega. Daarmee is het plan in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal Beleid
Streekplan Fryslân 2007
Op 13 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten het “Streekplan Fryslân 2007”, genaamd 'Om de kwaliteit fan de romte', vastgesteld. Het streekplan geeft de visie van Gedeputeerde Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan gaat vergezeld met een 'strategische milieubeoordeling', een milieurapport dat op grond van een nieuwe Europese richtlijn is opgesteld.
Als centraal uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid kiest de provincie voor een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Bij een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving, waarbij tegelijkertijd wordt ingezet op de instandhouding en het verder ontwikkelen van aanwezige bodem-, water-, landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Daarnaast streeft de provincie naar behoud en versterking van de leefbaarheid en de vitaliteit van het platteland, vooral ten behoeve van de inwoners van het platteland zelf. Ook stelt de provincie dat nieuwe functies in het landelijk gebied in of aansluitend aan bestaande kernen moeten worden gebouwd.
Met dit plan wordt een Integraal Kindcentrum binnen bestaand stedelijk gebied van Oudega gerealiseerd. De bestaande, verouderde, bebouwing van de huidige basisschool wordt daarop gesloopt. Omdat het IKC ter plaatse van de huidige tennisvereniging wordt gerealiseerd, worden ten noorden van het naastgelegen MFC, op het bestaande sportveld, nieuwe tennisbanen aangelegd. Het IKC voorziet in een basisschool, peuterspeelzaal en een kinderopvang voor Oudega. Daarmee is sprake van een voorziening die sterk bijdraagt aan de leefbaarheid en vitaliteit van het dorp. De locatie grenst aan het MFC en de woningbouw aan de Buorren. Door het verouderde schoolgebouw te slopen, een nieuw IKC met bijbehorende parkeervoorzieningen op te richten wordt ruimtelijke kwaliteit aan het plangebied toegevoegd.
Verordening Romte
In de Verordening Romte zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Het streekplanbeleid is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels. In de verordening is onder meer de grens tussen het buitengebied en het stedelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het buitengebied. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied grotendeels binnen het bestaand bebouwd gebied (zie figuur 3.1, locatie IKC weergegeven met zwarte lijn). Alleen het terrein ten behoeve van de dorpsvereniging, waar slechts 1 á 2 keer per jaar een evenement wordt gehouden, valt in het buitengebied. Binnen bestaand bebouwd gebied wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern.
Figuur 3.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van het bestaand bebouwd gebied (PVR 2014)
De ontwikkeling van een integraal kindcentrum betreft een regionale ontwikkeling die gericht is op het bieden van onderwijs en kinderopvang aan kinderen uit Oudega en de omliggende kernen. Qua aard en omvang is deze ontwikkeling passend in Oudega. Hiermee is de ontwikkeling passend binnen de Verordening Romte.
Wat betreft archeologie, stelt de verordening dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Paragraaf 4.7 gaat hier verder op in.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie gemeente Smallingerland
De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode.
In de structuurvisie is opgenomen dat voor de dorpen in de gemeente Smallingerland de focus ligt op optimalisering van de leefbaarheid. Dit vereist voortdurende aandacht voor onder meer het voorzieningenniveau. Bestaande voorzieningen dienen geborgd te worden en zo nodig ook versterkt. De ontwikkeling van het IKC in Oudega is in overeenstemming met dit beleid. De bestaande onderwijsvoorzieningen in Oudega wordt hiermee toekomst geboden. Dit komt de leefbaarheid in Oudega ten goede.
Welstands- en reclamenota 2018 gemeente Smallingerland
Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.
In de huidige opzet valt het plangebied binnen de gebiedsgerichte criteria in het gebied 'G1 buitengebied besloten (coulisselandschap). Echter voldoet de voorgenomen ontwikkeling niet aan de criteria die hiervoor gelden. Daarom wordt voor deze ontwikkeling een nieuw welstandskader toegepast. De ontwikkeling wordt getoetst aan 'G4 Lintbebouwing' met de hieraan toegewezen Objechtgerichte criteria '08 Bijzonder gebouw'. Dit zorgt ervoor dat een solitair gebouw los van de directe omgeving een goede inpassing krijgt maar ook een zelfstandige hogere beeldkwaliteit. Deze criteria liggen nu ook op de huidige school. Deze criteria liggen parallel aan het bestemmingsplan ter inzage.
Meerjarenprogramma Onderwijshuisvesting 2020-2023
De gemeente heeft op basis van de onderwijswetgeving de verantwoordelijkheid voor goede onderwijshuisvesting voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs. De gemeenteraad is verplicht een verordening vast te stellen op basis waarvan schoolbesturen aanvragen kunnen indienen. Dit is vastgelegd in het Meerjarenprogramma Onderwijshuisvesting 2020-2023.
De gemeente is verantwoordelijk voor het jeugdbeleid. De gemeente Smallingerland ziet onderwijs als deel van het jeugdbeleid. Vanuit die verantwoordelijkheid acht de gemeente het legitiem om met besturen afspraken te maken over medewerking aan onderwijshuisvesting over de gewenste relatie tussen school en zorg.
De gemeente bouwt zelden scholen als standalone gebouwen. De gemeente combineert waar het kan wijkactiviteiten en peuteropvang met schoolgebouwen. De gemeente streeft altijd naar de vorming van Integrale Kindcentra. Daarnaast wil de gemeente passend onderwijs voor ieder kind. Door een kindcentrum in Oudega te ontwikkelen wordt In het Meerjarenprogramma is rekening gehouden met de kosten die de ontwikkeling van het IKC Oudega met zich meebrengt.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Voor het project is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en om andere sectorale regelgeving.
4.1 Mer-beoordeling
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). In dit geval is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling. De functies die in het plangebied worden ontwikkeld zijn grotendeels al in het plangebied aanwezig. Daarom heeft de ontwikkeling geen grote effecten op de omgeving en kan gesteld worden dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het besluit milieueffectrapportage. Het is daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-aanmeldingsnotitie op te stellen.
4.2 Geluid
Toetsingskader
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals scholen en kinderdagverblijven, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Bij het plangebied is geen sprake van geluidgezoneerde spoorwegen en industrie lawaai, dus alleen de aspecten 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.
Toetsing
Zowel een basisschool als een kinderdagverblijf zijn in de Wgh aangewezen als geluidsgevoelige objecten. Het plangebied ligt echter niet in een geluidzone van een onderzoeksplichtige weg. De dichtstbijzijnde weg, de Buorren, betreft een 30 km/uur-weg, waar weinig verkeer langskomt. Het IKC komt op een afstand van circa 87 meter van deze weg te liggen. Gezien de ruime afstand tot de weg en het geringe aantal verkeersbewegingen dat hier plaatsvindt, kan worden aangenomen dat ter plaatse van het IKC wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Nader onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen en scholen/kinderdagverblijven, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Toetsing
In het plangebied wordt een integraal kindcentrum ontwikkeld. Hierin worden een basisschool, kinderopvang en peuterspeelzaal gevestigd. Conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' zijn een basisschool en kinderopvang categorie 2 functies en moet minimaal 30 meter ten opzichte van milieugevoelige objecten worden aangehouden. Een peuterspeelzaal kan als gelijke type functie worden gesteld. Ten zuiden en oosten van het plangebied zijn woningen aanwezig. Deze woningen, inclusief percelen, liggen echter allemaal buiten de richtafstand van 30 meter. Daarom is geen onderzoek noodzakelijk.
Andersom geldt dat een basisschool, kinderopvang en peuterspeelzaal ook milieugevoelige objecten zijn. Ten oosten van het plangebied is een multifunctioneel centrum aanwezig, met onder meer sportvoorzieningen, een jeugdsoos en een huisartsenpraktijk. De gymzaal van de MFC wordt eveneens door de school gebruikt voor gymlessen. Voor een artsenpraktijk geldt conform de VNG-brochure een richtafstand van 10 meter. Hieraan wordt voldaan. Ten behoeve van het MFC is ten tijde van realisatie een geluidsonderzoek uitgevoerd, die is opgenomen in het bestemmingsplan voor deze locatie. Hieruit wordt geconcludeerd dat voor het MFC in de dagperiode wordt voldaan aan de grenswaarden die voor een dergelijke inrichting gelden. In de avondperiode is wel sprake van een overschrijding. Omdat het kindcentrum 's avonds nauwelijks tot niet gebruikt wordt vormt dit geen belemmering voor de ontwikkeling. Daarom is ook naar mogelijke bedrijfshinder vanuit de omgeving op het IKC is geen nader onderzoek noodzakelijk. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.
4.4 Bodem
Toetsingskader
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
Toetsing
Met de ontwikkeling van het Integraal Kindcentrum wordt een bodemgevoelige inrichting ontwikkeld, waarvoor moet worden aangetoond dat de bodem ter plaatse van voldoende kwaliteit is om de voorgenomen functie op uit te oefenen. Daarom is in het kader van dit plan een verkennend bodemonderzoek (bijlage 2) uitgevoerd voor het gehele plangebied.
Uit de resultaten blijkt, dat zowel in boven- als de ondergrond en het materiaal uit de in het plangebied gedempte sloot geen verhoogde gehalten aan onderzochte parameters zijn vastgesteld ten opzichte van de achtergrondwaarden. Ook uit de resultaten van de analyse van het grondwater blijkt dat geen verhoogde gehalten aan onderzochte parameters zijn vastgesteld.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan de hypothese ' onverdacht van bodemverontreiniging' worden aangenomen, daar er zowel in de grond als in het grondwater geen verhoogde gehalten aan onderzochte parameters zijn vastgesteld. Uit milieuhygiënisch oogpunt bestaan er geen beperkingen voor de voorgenomen bestemmingswijziging en nieuwbouw op de locatie. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.
4.5 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
In de gemeente Smallingerland zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in de omgeving van het plangebied sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Toetsing
In het plangebied wordt een IKC gevestigd, die de functies in de huidige basisschool, gelegen op circa 10 meter ten zuiden van de geplande locatie van het IKC, vervangt. Ten opzichte van de huidige school zullen twee extra leslokalen worden gerealiseerd. De verkeersbewegingen van en naar het IKC blijven daarmee vrijwel gelijk aan het huidig aantal verkeersbewegingen dat van en naar de huidige school toe plaatsvindt. Hierdoor is het redelijkerwijs aan te nemen dat dit project voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
4.6 Ecologie
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Om te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het voornemen voor gebiedsbescherming en soortenbescherming is een ecologisch onderzoek (bijlage 3) uitgevoerd.
4.6.1 Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
De bescherming van Natura 2000-gebieden is sinds 1 januari 2017 opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. Projecten of activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor , of verband houden met, het beheer van de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden en mogelijk negatieve effecten hebben op deze waarden, dienen getoetst te worden. Deze toetsing vindt enkel plaats in het geval de uitvoering van een project plaatsvindt binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied en verwacht wordt dat deze uitvoering (mogelijk) negatieve effecten heeft op soorten of habitattypen waarvoor het Natura 2000-gebied is aangegeven.
Vanuit het onderzoek wordt geconcludeerd dat het plangebied niet in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied ligt. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Alde Feanen, op circa 2 kilometer afstand. Op basis van het planvoornemen en de habitateigenschappen van het plangebied kunnen negatieve effecten op habitatsoorten en habitattypen waarvoor de Alde Feanen zijn aangewezen, op voorhand worden uitgesloten. Een toetsing in het kader van het onderdeel gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming is dan ook niet nodig.
Aanvullend onderzoek stikstofdepositie
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden (in dit geval de Alde Feanen). Daarom is in het kader van dit plan een stikstofberekening uitgevoerd.
Uit de berekening blijkt dat er geen berekende stikstofdeposities zijn die hoger uitkomen dan 0,00 mol/ha/jaar. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde.
De berekeningen zijn uitgevoerd voor de aanlegfase. Een geringe toename van verkeer in de exploitatiefase zal geen hogere emissie tot gevolg hebben dan tijdens de aanlegfase, zodat ook in de exploitatiefase er geen negatieve effecten zijn te verwachten. Er is in de berekeningen geen rekening gehouden met het vervallen van circa 2.700 m2 landbouwgrond omdat het effect al 0,00 mol/ha/jaar is. Desondanks is er een geringe afname van ammoniakemissie als gevolg van bemesting en daarmee een gunstig effect op de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden (Alde Feanen).
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) maakt onderdeel uit van het rijksbeleid voor het creëren en vormgeven van een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. Indien een ruimtelijke ingreep binnen de begrenzing van het NNN plaatsvindt moet een ' nee, tenzij' procedure worden doorlopen en zal bij doorgang van de ingreep in de regel compensatie en mitigatie noodzakelijk zijn.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied geen onderdeel uitmaakt van het NNN. Effecten op NNN-gebieden ten gevolge van het planvoornemen kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er wordt geconcludeerd dat vanuit de NNN er geen belemmeringen zijn die de uitvoering van de planontwikkeling in de weg staan.
Vanuit gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit plan.
4.6.2 Soortenbescherming
Bij deze ontwikkeling wordt de bestaande bebouwing van de basisschool en de tennisvereniging gesloopt. Daaropvolgend wordt een nieuw IKC opgericht. In het ecologische onderzoek is, naast onderzoek naar gebiedsbescherming, eveneens onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten uitgevoerd.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat mogelijk vogels waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn in het plangebied aanwezig zijn. De nesten van deze vogels zijn beschermd tijdens het broedproces. Daarom wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten de broedtijd van vogels uit te voeren. Wanneer wel tijdens de broedtijd werkzaamheden worden uitgevoerd zal eerst een broedvogelcheck uitgevoerd moeten worden. Wanneer daaruit geen aanwezigheid van vogels geconstateerd worden kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden. Wanneer wel broedvogels aanwezig zijn zullen maatregelen genomen moeten worden.
Met betrekking tot vleermuizen is geconcludeerd dat het schoolgebied en het clubhuis van de tennisvereniging toegankelijk zijn voor verschillende soorten vleermuizen. Daarop is een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd in het plangebied. De briefrapportage van dit onderzoek is opgenomen als bijlage 4. Uit het vleermuizenonderzoek is naar voren gekomen dat zich geen vleermuizen in het plangebied ophouden. Daarmee is dit voldoende onderzocht en vormt dit geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.7 Archeologie
Toetsingskader
Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Toetsing
Ten behoeve van de wijziging van het bestemmingsplan is op basis van de richtlijnen van de FAMKE een bureau- en karterend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde van het plangebied.
Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat in het plangebied de middelhoge tot hoge verwachting voor de periode Middeleeuwen - Nieuwe tijd gehandhaafd moet blijven. De kans bestaat dat een sporenniveau uit de Middeleeuwen - Nieuwe tijd nog aanwezig is. Daarom wordt vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven geadviseerd om vast te stellen of dit sporenniveau hier daadwerkelijk nog voorkomt.
In overleg met de provinciaal archeoloog van Fryslân heeft de gemeente besloten deze aanbeveling niet te ondersteunen. Omdat de kans zeer gering is dat in het plangebied een sporenniveau uit de Middeleeuwen - Nieuw tijd voorkomt, hebben gemeente en provincie in overleg besloten dat een vervolgonderzoek in dit geval niet te rechtvaardigen is. Daarmee kan het plangebied op archeologische gronden worden vrijgegeven. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 7.
Voor dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van de advisering van de adviseur van de gemeente en de provinciaal archeoloog. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk.
4.8 Cultuurhistorie
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Toetsing
Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.
Volgens de Cultuur Historische kaart is er geen sprake van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Door de afwezigheid van cultuurhistorische waarden kunnen deze ook niet geschaad worden door de voorgenomen ontwikkeling en vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor dit plan.
4.9 Water
Toetsingskader
Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.
Toetsing
Het plan is via de digitale watertoets ( kenmerk: 20180823-2-18595) kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân. Uit de digitale watertoets blijkt dat de normale procedure van toepassing is voor dit project.
Er is alleen rekening gehouden met het nieuw te maken bestemmingsplangebied. Er wordt dus geen rekening gehouden met het bestaande schoolterrein en de nieuwe locatie voor de tennisvereniging op het bestaande sportterrein en de nieuwe locatie voor de tennisvereniging op het bestaande sportterrein, dit wordt geregeld in respectievelijk het nieuwe plan voor de oude schoollocatie en het huidige bestemmingsplan voor het sportterrein.
De bestaande verharding in het plangebied is als volgt:
- bestrating openbaar gebied ca. 1.450 m²;
- verharding t.b.v. oude tennisbanen ca. 1.725 m².
Nieuw verhard oppervlak als gevolg van de ontwikkeling:
- bestrating openbaar gebied ca. 2.860 m²;
- nieuwe schoollocatie inclusief schoolplein ca. 1.700 m².
Hieruit volgt dat de verharding met circa 1.385 m², waarvan 10% moet worden gecompenseerd. Dit komt neer op circa 140 m². In het nieuwe plan wordt een nieuwe sloot gegraven waardoor circa 250 m² aan oppervlaktewater wordt gecreëerd. Daarnaast wordt ongeveer 50 m² aan bestaande sloot gedempt. Met de toevoeging van 200 m² wordt voorzien in de watercompensatie aan toegenomen verharding en wordt de gedempte sloot eveneens gecompenseerd. Daarmee voldoet het plan aan de compensatie-eis uit de watertoets. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 6.
4.10 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.
Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat geen risicovolle inrichtingen en transportroutes in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied.
Wel is sprake van buisleidingen ten westen van het plangebied. Hier zijn drie Aardgasleidingen NEN-3650-leidingen aanwezig op circa 930, 950 en 1.110 meter afstand van het plangebied. De dichtstbijzijnde buisleiding heeft een uitwendige diameter van 42 inch en een maximale werkdruk van 66,2 bar. Voor deze buisleiding geldt een richtafstand van 490 meter. De buisleiding op 950 meter afstand heeft een uitwendige diameter van 48 inch en een maximale werkdruk van 80 bar. Voor deze buisleiding geldt een richtafstand van 580 meter. Tot slot geldt voor de buisleiding op 1.100 meter afstand van het plangebied een uitwendige diameter van 11 inch en een maximale werkdruk van 1 bar. Voor deze buisleiding geldt een richtafstand van minder dan 45 meter. Voor alle drie de buisleidingen geldt dat ruimschoots wordt voldaan aan de richtafstand. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
4.11 Kabels En Leidingen
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleiding
In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan vier bestemmingen gekregen.
Agrarisch
De bestemming 'Agrarisch' heeft betrekking op het noordelijk gelegen deel van het plangebied, wat als agrarische gronden gebruikt wordt. In dit bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van de aanduiding Cultuur en ontspanning. Deze gronden worden gebruikt door de dorpsvereniging om evenementen te organiseren.
Maatschappelijk
Het Integraal Kindcentrum heeft een maatschappelijke bestemming gekregen, passend bij de maatschappelijke functies die in het centrum worden gerealiseerd. Naast onderwijs, een kinderopvang en peuterspeelzaal zijn tevens meer maatschappelijke functies toegestaan. Dit biedt flexibiliteit in het uitwisselen van functies wanneer dat noodzakelijk is. Er geldt een maximale bouwhoogte van 11 meter. Dit is noodzakelijk om, ondanks de beperkte beschikbare oppervlakte, een gebouw te realiseren dat alle voorgenomen functies kan herbergen.
Sport
De bestemming 'Sport' is opgenomen voor een gebouw bij de tennisvereniging dat niet juist is geregeld in het geldende bestemmingsplan. De maatvoering en het bouwvlak zijn afgestemd op het toekomstige gebouw. In de regels is opgenomen dat de oppervlakte van het gebouw maximaal 110 m2 mag bedragen. Verder wordt op de tweede bouwlaag (de eerste verdieping) uitsluitend opslag toegestaan. Andere activiteiten zijn hier niet toegestaan. Dit betekent dat alle andere activiteiten anders dan opslag op de begane grond moeten plaatsvinden. Verder is ook horeca anders dan de kantine van de bijbehorende vereniging uitgesloten. De kantine mag daarmee niet worden gebruikt ten behoeve van feesten en partijen van derden.
Verkeer-Verblijf
Binnen het plangebied hebben het parkeerterrein en de ontsluitingsweg met bijbehorende groenstroken vanaf de Buorren de bestemming Verkeer-Verblijf. Deze gronden worden primair gebruikt ter ontsluiting van het plangebied en om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens zijn de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming. Zo zijn zij tijdens het proces geïnformeerd over de inrichting van het plangebied en de wijze waar op de nieuwe school wordt ontsloten.
Vooroverlegreactie Provincie Fryslân
Tijdens deze periode is een overlegreactie ingediend door de Provincie Fryslân. Naar aanleiding van deze reactie is het bestemmingsplan op meerdere punten aangepast. Hieronder is een opsomming van de wijzigingen weergegeven. De wijzigingen zijn vervolgens in de betreffende delen van het plan terug te vinden:
- Paragraaf 4.7 is aangepast naar de uitkomst en conclusie van het archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd;
- Er is nader ecologisch onderzoek uitgevoerd naar het clubhuis van de tennisvereniging. De rapportage van het onderzoek is toegevoegd en in paragraaf 4.6 zijn de conclusies uiteen gezet;
- Er is een stikstofberekening aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Tevens is de plankaart op enkele onderdelen aangepast.
Naar aanleiding van een gesprek met enkele bewoners wiens woningen direct grenzen aan de nieuw aan te leggen toegangsweg tot het IKC, heeft het college bij besluit van 26 november 2019 ingestemd met een verlegging van deze weg. Omdat deze verlegging niet past binnen de eerder vastgelegde verkeersbestemming diende deze te worden aangepast.
Ook is een bouwvlak opgenomen ten noorden van het reeds bestaande MFC. Dit ten behoeve van de verplaatsing van het verenigingsgebouw van de tennisvereniging. Deze was eerder niet in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen omdat dit gezien de planning ook niet nodig was. Naar nu blijkt zijn de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan MFC waar men gebruik van wenste te maken echter niet toereikend en komt de planning van de tennisvereniging in gevaar. Om de tennisvereniging een lange zelfstandige procedure te besparen wordt het plangebied daarom zodanig opgerekt dat een bouwvlak voor het verenigingsgebouw is opgenomen. Gezien het feit dat de verplaatsing van het gebouw van het begin van het proces voorzien was en gecommuniceerd met de omwonenden wordt deze vergroting van het plangebied aanvaardbaar geacht.
Tot slot heeft de dorpsvereniging aangegeven graag de grond tussen het toekomstige evenementenveld en de tennisvelden ook te willen gebruiken. Ook dit ligt buiten de grenzen van het voorontwerpbestemmingsplan. Vanuit de gemeente bestaan hier geen bezwaren tegen, echter heeft dit terrein in het vigerende bestemmingsplan een agrarische bestemming. In die zin dus onbruikbaar voor evenementen die de dorpsvereniging zou willen organiseren. Hierom is besloten om dezelfde aanduiding, cultuur en ontspanning (co), die op de naastgelegen Groenbestemming ligt toe te voegen aan de bestaande agrarische bestemming en het plangebied naar wens uit te breiden. Omdat het hier gaat om de toevoeging van een bestaande functie wordt ook deze wijziging aanvaardbaar geacht.
Zienswijze
Het plan heeft voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Hierop is een zienswijze ingediend. De zienswijze was met name gericht op de bouw en gebruiksmogelijkheden van de sportbestemming in het noordwesten van plangebied. Deze waren per abuis niet in overeenstemming met eerder gemaakte afspraken tussen gemeente en andere belanghebbenden. Daarop is in overleg met de indieners van de zienswijze paragraaf 5.2 gewijzigd en een aanpassing aan de regels gedaan. Het bestemmingsplan is overeenkomstig de afspraken op dit aspect aangepast. Op voorwaarde dat deze aanpassing zouden worden overgenomen is de zienswijze ingetrokken.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het initiatief betreft de realisatie van een integraal kindcentrum in Oudega, waarbij nieuwe parkeervoorzieningen worden aangelegd en tevens de tennisvereniging wordt verplaatst. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan.
Bijlage 1 Berekening Parkeerbehoefte
Bijlage 1 Berekening parkeerbehoefte
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 3 Ecologisch onderzoek
Bijlage 4 Nader Ecologisch Onderzoek Naar Vleermuizen
Bijlage 4 Nader ecologisch onderzoek naar vleermuizen
Bijlage 5 Stikstofberekening
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Archeologisch Bureau- En Verkennendonderzoek
Bijlage 7 Archeologisch bureau- en verkennendonderzoek