Fallaetswei 19, Drachtstercompagnie
Bestemmingsplan - gemeente Smallingerland
Vastgesteld op 25-01-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Fallaetswei 19, Drachtstercompagnie met identificatienummer NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401 van de gemeente Smallingerland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- of uitbouw:
een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.7 ambachtelijk bedrijf:
- a. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van winkelambachten, waarvoor een belangrijk deel in handwerk, goederen worden geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker of verbruiker en welk wordt gekenmerkt door hetgeen vermeld is onder b;
- b. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
- 1. het productieproces wordt grotendeels met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskrachten worden aangedreven, uitgevoerd;
- 2. voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
- c. tot bedrijven als bedoeld onder a worden in ieder geval gerekend:
- 1. schoonmaakbedrijven zoals schoorsteenveegbedrijven, glazenwasserijen, tapijtreinigingsbedrijven;
- 2. kappersbedrijven, schoonheidssalons e.d.;
- 3. kleinschalige bouw- en installatiebedrijven, zoals bouwbedrijf, aannemer, klussenbedrijf, installatiebedrijf, stratenmakersbedrijf, reparatiebedrijven, meubelmakerij;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.9 archeologische waarden:
waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bêd en brochje:
het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij de ruimte die gebruikt wordt voor bêd en brochje een onzelfstandige woonruimte is en waarbij de bewoning afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.15 bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.19 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.32 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.33 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.34 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.35 groepsaccommodatie:
een (gedeelte van) een gebouw dat is ingericht voor het verlenen van tijdelijk recreatief nachtverblijf aan steeds wisselende groepen van personen;
1.36 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, de functie en de bouwmassa als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.38 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.39 horecabedrijf categorie 1:
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.40 internetwinkel:
een winkel voor de verkoop van goederen via internet, waarbij:
- 1. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt,
- 2. er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
- 3. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
- 4. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan;
- 5. het noodzakelijk transport van goederen gebeurt in de dagperiode (07:00 -19:00 uur).
1.41 kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.42 kampeerplaats:
een al dan niet afgescheiden gedeelte van een kampeerterrein, bedoeld voor de plaatsing van een kampeermiddel al dan niet met een bijzettentje;
1.43 kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.44 kleinschalig kampeerterrein:
een kampeerterrein waar maximaal 25 kampeerplaatsen voor mobiele kampeermiddelen worden verhuurd als toeristische standplaatsen;
1.45 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.46 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.47 logiesverstrekking:
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;
1.48 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, religieuze, sociale, culturele en voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;
1.49 maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
1.50 manege:
een bedrijf gericht op het al dan niet in de openlucht uitoefenen van de paardensport, niet zijnde een paardenhouderij of -fokkerij;
1.51 meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.52 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.53 mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kampeerterrein gedurende ten hoogste drie aansluitende maanden;
1.54 natuurtoets:
een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet en/ of een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, indien vereist, kan worden verleend;
1.55 nevenactiviteiten:
activiteiten die uitsluitend uitgeoefend kunnen worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en binnen bestaande bebouwing, waarvan parkeren op eigen erf plaatsvindt, en wat betreft vloeroppervlak en inkomingsvorming ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waaronder wordt verstaan:
- a. een paardenhouderij;
- b. productiegebonden detailhandel;
- c. overdekte stalling van vaartuigen of kampeermiddelen;
- d. ondergeschikte horecabedrijf categorie - 1 activiteiten;
- e. verblijfsrecreatie (inpandig), met dien verstande dat er maximaal 15 recreatieappartementen per (agrarisch)bedrijf of woonboerderij zijn toegestaan;
- f. groepsaccommodatie;
- g. maatschappelijke en zorgactiviteiten;
- h. therapeutische dagbesteding;
- i. ambachtelijke bedrijven;
- j. internetwinkel;
1.56 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.57 paardenbak:
niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;
1.58 paardenbedrijf:
een paardenfokkerij of een paardenhouderij, of een combinatie van beide bedrijven;
1.59 paardenfokkerij:
een bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony's, de verkoop van gefokte paarden en/of pony's, en/of het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van de fokkerij, niet zijnde een paardenhouderij;
1.60 paardenhouderij:
een bedrijf, niet zijnde een agrarisch bedrijf, dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, waar geen manege-activiteiten worden uitgevoerd;
1.61 peil:
het peil overeenkomstig het bouwbesluit, dan wel indien geen peil overeenkomstig het bouwbesluit is vast te stellen, de bouwhoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.62 permanente bewoning:
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;
1.63 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.64 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.65 recreatieappartement:
een zelfstandige woonruimte, die door een huishouden kan worden bewoond ten behoeve van de verblijfsrecreatie, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
1.66 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.67 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.68 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.69 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.70 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.71 werk aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.72 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, dat door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
1.73 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.74 woonboerderij:
een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.75 woonhuis:
een gebouw van ten hoogste drie bouwlagen met één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.76 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1.77 zorgboerderij:
voormalig agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling wordt geïnitieerd en begeleid.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de bebouwde oppervlakte:
van een bouwperceel, bebouwingsstrook, bebouwingsvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld;
2.4 de breedte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Meetverschillen:
Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Uitzonderingsregel:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - Woonboerderij
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, eventueel in combinatie met:
- 1. nevenactiviteiten;
- 2. werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een internetwinkel;
- 3. een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “zorgboerderij”;
- 4. zelfstandig wonen met 24 uurs-begeleiding, uitsluitend in het gebouw ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - permanente bewoning door cliënten";
- b. tuinen en erven,
maar ook voor de daarbij behorende:
- c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. ontsluitingen en paden;
- h. tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten, indien:
- 1. de oppervlakte die voor de uitoefening van de nevenactiviteit wordt gebruikt meer is dan 1/3 deel van de voormalige bedrijfsgebouwen met een maximum van 400 m2;
- 2. de oppervlakte die wordt gebruikt voor productiegebonden detailhandel en therapeutische dagbesteding meer is dan 50 m2;
- 3. de afstand van een groepsaccommodatie tot een agrarisch bedrijf minder bedraagt dan 100 m of de afstand van een groepsaccommodatie tot de erfgrens van de dichtstbijzijnde woning van derden minder bedraagt dan 50 meter;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis en/of bêd en brochje en/of een internetwinkel, waarvan:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m2;
- 2. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
- 3. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
- 4. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
- 5. verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden;
- 6. het aantal eenheden voor bêd en brochje per adres meer dan 2 is en de eenheden niet in een hoofdgebouw worden gerealiseerd;
- c. het gebruik van andere gebouwen dan woonboerderijen voor bewoning, met uitzondering van het gebouw ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - permanente bewoning door cliënten";
- d. het gebruik c.q. in gebruik geven van gebouwen voor het uitoefen van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten categorie 1 en 2 onder categorie 1 en 2;
- e. het gebruik en/of inrichten ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan omschreven in de gemeentelijke Nota Reclamebeleid, vastgesteld op 1 maart 2011;
- f. de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan op onbebouwde terreinen;
- g. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen op onbebouwde terreinen;
- h. het gebruik als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;
- i. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bouwregels in verband met de Wet geluidhinder
- a. De in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden kunnen, indien daarbij het bouwen van nieuwe woningen is inbegrepen en voor zover het de toepassing van de Wet geluidhinder betreft:
- 1. alleen worden verleend in overeenstemming met een door het bevoegd gezag verleende hogere grenswaarde, indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde is.
- b. Bij reconstructie van wegen en de aanleg van plattelandswegen dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder in acht genomen te worden.
- c. Bij het bouwen van woningen die dienen als vervanging van reeds bestaande woningen mag, indien de geluidsbelasting op de gevel van de bestaande woning meer dan de voorkeursgrenswaarde is, de afstand tot de weg met maximaal 10% worden verkleind.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- d. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- e. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- f. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan.
6.2 Uitzonderingen
Lid 6.1 geldt niet voor:
- a. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
- b. de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;
- c. het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 van deze regels;
- d. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bij agrarische bedrijven, voormalige agrarische bedrijven en woningen 1 recreatieappartement per adres wordt gerealiseerd in het hoofdgebouw dan wel in een bijgebouw dat een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertoont, mits de woonfunctie van het hoofdgebouw behouden blijft en het recreatieappartement op minimaal 10 meter van de naastgelegen woning wordt gerealiseerd.
7.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming van gronden wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' voor het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwen met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn;
- b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
- 1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn;
- c. de in het plan vermelde maatvoeringen worden gewijzigd;
- d. de bestemming van gronden wordt gewijzigd ten behoeve van de vestiging van maximaal 2 seksinrichtingen binnen het plangebied.
8.2 Beoordelingscriteria
Wijzigingen als bedoeld in lid 8.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 9.1, sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1, sub 1 met maximaal 10%.
- 3. Het bepaalde in lid 9.1, sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2, sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.2, sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Lid 9.2, sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan 'Fallaetswei 19, Drachtstercompagnie'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Al ruim 15 jaar wordt er op de zorgboerderij It Fallaet zorg en ondersteuning geboden aan mensen die het moeilijk hebben om mee te komen met de snel veranderende maatschappij. Om hen de mogelijkheid te bieden om zoveel mogelijk zelfstandig te leren wonen biedt zorgboerderij It Fallaet 24-uurs woonzorg aan in verschillende settingen, variërend van groepswonen met eigen slaapkamer tot een volledig zelfstandig appartement waarbij er wel sprake is van 24-uursbegeleiding ondanks de extra zelfstandigheid.
In 2014 is met een omgevingsvergunning het mogelijk gemaakt om 3 woonzorgappartementen en 4 slaapkamers voor bewoning in een kleinschalige woonvorm te realiseren. Men wil graag doorgroeien als zorgboerderij waarbij het bevorderen van zelfstandigheid centraal staat. Doel van dit bestemmingsplan is om in het bestaande hoofdgebouw en aangebouwd bijgebouw (de woonboerderij) deze vorm van zelfstandige bewoning, waarbij altijd 24-uursbegeleiding nodig blijft, in te bestemmen.
Binnen het bestaande hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouw zijn ook de in 2014 vergunde appartementen gerealisseerd. Daarnaast is er in 2015 een extra appartement en 2 nieuwe slaapkamers gerealiseerd. Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om zonder omgevingsvergunning m.b.t. strijdig planologisch gebruik het zelfstandig wonen (met 24-uursbegeleiding) verder te ontwikkelen zodat binnen het bestaande hoofgebouw en het bestaande aangebouwde bijgebouw naar behoefte "zelfstandige" appartemenen en groepswonen kan worden gerealiseerd.
1.2 Plangebied
Het perceel Fallaetswei 19 is gelegen buiten de bebouwde kom van Drachtstercompagnie. Op het perceel staan een woonboerderij met aanbouw waar in wordt gewoond en wordt gebruikt voor de zorgfunctie (intramuraal wonen). Daarnaast staat er op het terrein een vrijstaande bijgebouw van ongeveer 500m². Sinds 2004 is het perceel in gebruik als zorgboerderij voor dagbesteding en vrijetijdsbesteding voor cliënten met een verstandelijke of sociale handicap en voor scholieren uit het speciaal onderwijs.
Figuur 1. Globaal plangebied
1.3 Juridisch Planologisch Kader
Het plangebied is onderdeel van het bestemmingsplan 'Buitengebied' dat op 11 juni 2013 is vastgesteld. De locatie heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Wonen-Woonboerderij' met de functieaanduiding 'zorgboerderij'. Een zorgboerderij wordt gedefinieerd als een voormalig agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling wordt geïnitieerd en begeleid.
Binnen deze bestemming is één woning toegestaan. Dat is de woning van de eigenaren van de zorgboerderij. Het permanent huisvesten van cliënten in een appartement met begeleid wonen en/of in een groepswoning op de zorgboerderij is in strijd met het bestemmingsplan.
Figuur 2. Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied'
Op 25 april 2014 is er een uitgebreide omgevingsvergunning door de gemeente Smallingerland verleend voor de realisatie van 3 woonzorgappartementen en 4 slaapkamers voor bewoning in een kleinschalige woonvorm in de woonboerderij in afwijking van het bestemmingsplan. Op 15 juli 2015 is er eveneens een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van nog een extra appartement en twee nieuwe slaapkamers.
1.4 Leeswijzer
Na de inleiding in dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 nader op het plan ingegaan. Relevant overheidsbeleid is daaropvolgend in hoofdstuk 3 uiteengezet. Een omschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan en de hiervoor te volgen procedure. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
2.1 Planbeschrijving
Het perceel Fallaetswei 19 is gelegen buiten de bebouwde kom van Drachtstercompagnie. Op het perceel staan een woonboerderij (hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw) en een vrijstaande bijgebouw van ongeveer 500m². Sinds 2004 is het perceel in gebruik als zorgboerderij voor dagbesteding en vrijetijdsbesteding voor cliënten met een verstandelijke of sociale handicap.
In de woonboerderij wonen de eigenaren van de zorgboerderij (hoofdbewoners) en zijn een kantine en gemeenschappelijke ruimtes aanwezig. In het aangebouwd bijgebouw is op 20-12-2007 een appartement (ongeveer 66 m²) vergund en gerealiseerd als overnachtingsmogelijkheid voor cliënten.
In 2014 is met een omgevingsvergunning, in afwijking van het bestemmingsplan, permanente bewoning voor zeven bewoners mogelijk gemaakt in de vorm van drie woonzorgappartementen en vier kamers in een woongroep. De drie woonzorgappartementen zijn gesitueerd in het aangebouwde bijgebouw en hebben zelfstandige voorzieningen zoals een eigen woonkamer, keuken, toilet en badkamer. Vier cliënten die niet in staat zijn zelfstandig te wonen, kunnen op de zorgboerderij in een kleinschalige woonvorm wonen. Deze cliënten hebben een eigen slaapkamer op de verdieping en gebruiken de overige voorzieningen gezamenlijk, zoals de keuken (op de begane grond), toilet en badkamer.
In 2015 is er nog een extra appartement en twee nieuwe slaapkamers binnenhet bestaande hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw vergund. daarnaast is er een logeerkamer voor tijdelijke opvang en is er een personeelsslaapkamer in het kader van de 24-uursbegeleiding.
Men wil graag dit concept van "zelfstandig" wonen met begeleiding verder uitbreiden binnen de bestaande bebouwing (hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw). Hierbij gaat het dus om intramurale zorg.
Figuur 3. Eigen bewoning, woonzorgappartementen, gemeenschappelijke ruimtes en woongroep in hoofdgebouw een aangebouwd bijgebouw (begane grond)
Figuur 4. Eigen bewoning, woonzorgappartementen, gemeenschappelijke ruimtes en woongroep in hoofdgebouw een aangebouwd bijgebouw (verdieping)
Figuur 5. Vooraanzicht hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw, Zorgboerderij It Falleat. (bron: GoogleMaps)
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 De nationale omgevingsvisie
In Nederland wonen we met ruim 17 miljoen mensen op ruim 41.000 km². We willen graag dat ons land over 30 jaar nog steeds prettig veilig en gezond is om in te wonen, werken en recreëren. Daarom is het belangrijk nu al na te denken over de keuzes die daarvoor nodig zijn.
De vraagstukken zijn groot en vaak met elkaar verweven. Denk aan het bouwen van een miljoen nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Ze vragen meer ruimte dan zomaar beschikbaar is in ons land. Ook de COVID pandemie laat zien hoe belangrijk buitenruimte van hoge kwaliteit voor ons is.
De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land. Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.
Nationale belangen en opgaven in de fysieke leefomgeving
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we ‘nationale belangen. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Het rijk heeft 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende nationale belangen van toepassing:
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.
Het onderhavige plan houdt rekening met deze aspecten.
3.1.2 AmvB Ruimte (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor Smallingerland hebben deze regels geen gevolgen.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder). De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.
De voorgenomen ontwikkeling is realiseren van extra ruimte voor "zelfstandige" bewoning met begeleiding (intramuraal) binnen de bestaande bebouwing. Er is dus geen sprak van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân
De provinciale Omgevingsvisie, De Romte Diele, is op 23 september 2020 door Provinciale Staten vastgesteld. In wat voor Fryslân wilt u in 2025-2030 wonen, werken, recreëren, kortom: leven? Deze vraag stond centraal bij het maken van de nieuwe Omgevingsvisie van de provincie Fryslân. In het plan komt al het provinciale beleid voor de fysieke leefruimte te staan. Het gaat om de hoofdlijnen voor de ruimtelijke inrichting van Fryslân, de provinciale waterhuishouding, infrastructuur, natuur, landschap en milieu.
De provinciale Omgevingsvisie vervangt het strategisch beleid van de provincie in het Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en het Verkeer- en vervoerplan. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. Daarnaast wil de provincie extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven:
- Fryslân vitaal, leefbaar en bereikbaar houden;
- Energietransitie met kracht voortzetten;
- Fryslân klimaatadaptief inrichten;
- Versterken biodiversiteit.
De provincie wil hierbij gaan werken vanuit negen principes:
- inhoudelijke principes: zuinig & meervoudig ruimtegebruik, omgevings-kwaliteiten als ontwerpbasis, koppelen en verbinden, gezond & veilig
- samenwerkingsprincipes: rolbewust, decentraal wat kan, ja mits, aansluiten bij wat er al gebeurt, sturen op proces
De omgevingsvisie Fryslân staat de ontwikkeling niet in de weg.
3.2.2 Verordening Romte
In de Verordening Romte Fryslân stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik.
De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing, er wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd. Dit sluit aan bij het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Bestemmingsplan Buitengebied 2013
De locatie heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Wonen-Woonboerderij' met de functieaanduiding 'zorgboerderij'. Een zorgboerderij wordt gedefinieerd als een voormalig agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling wordt geïnitieerd en begeleid.
Binnen deze bestemming is één woning toegestaan. Dat is de woning van de eigenaren van de zorgboerderij. Het permanent huisvesten van cliënten in een appartement met begeleid wonen en/of in een groepswoning op de zorgboerderij is in strijd met het huidige bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Erfgoed
De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van erfgoed is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. De kern van deze wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan vanwege de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient vanwege voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing, archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.2 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Algemene zorgplicht
Voor alle planten- en diersoorten geldt de algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2 van de Flora- en faunawet. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora en/of fauna kan hebben, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken.
Soortenbescherming
Het planvoornemen betreft een functieaanduiding waarbij de eerde afgegeven omgevingsvergunningen worden inbestemd. Daarbij is er de ruimte voor een interne verbouwing. Door de verbouwingswerkzaamheden worden geen ingrepen in de hoofdvorm van het gebouw gedaan. De ontwikkeling veroorzaakt dus geen conflicten met de Flora- en faunawet. In het plangebied gaan geen beschermde natuurwaarden verloren door de interne verbouwing. Een ecologisch onderzoek hoeft dan ook niet te worden uitgevoerd.
Mocht er in de toekomst wel sprake zijn van bouw- en/of sloopwerkzaamheden dan is de Wet natuurbescherming daarop van toepassing en zal op dat moment moeten worden aangetoond dat de plannen uitvoerbaar zijn.
4.3 Geluidhinder
De Wet geluidhinder (Wgh) is erop gericht om de geluidhinder vanwege spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai in nieuwe situaties te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten in principe niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid.
Wonen wordt op basis van de Wgh gezien als een geluidsgevoelig object. In het huidige bestemmingsplan heeft het plangebied ook de bestemming wonen en is in 2014 het huisvesten van clienten in het hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw reeds vergund. Er is dus geen sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder.
De weg 'De Dammen" ligt aan de achterzijde van het perceel op meer dan 100 meter van het bestaande hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw. Deze weg ligt in een 60km-zone en gelet op de beperkte verkeersintensiteit is er geen reden om te verwachten dat de geluidsbelasting van wegverkeer boven de 48 dB op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen komt.
4.4 Geurhinder
Bij het realiseren van nieuwe geurgevoelige objecten moet rekening worden gehouden met geurcontouren van veehouderijen. Die geurcontour kan het gevolg zijn van de dierenverblijven, maar ook vanwege de opslag van mest of kuilvoer, mestverwerking of het bereiden van brijvoer.
Wonen wordt gezien als een geurgevoelig object. In het huidige bestemmingsplan heeft het plangebied ook de bestemming wonen en is in 2014 het huisvesten van clienten in het hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw reeds vergund. In dit bestemmingsplan vindt er geen uitbreiding van de appartementen buiten het bestaande hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw (waar reeds appartementen zijn vergund) plaats. Er is dus geen sprake van een nieuwe situatie in het kader van geurhinder.
Op grond van artikel 3.117 van het AB zou de afstand tot een geurgevoelig object minimaal 50 meter moeten zijn omdat de te beschermen objecten buiten de bebouwde kom liggen. De afstand tussen de zorgboerderij en het agrarisch bedrijf aan de Fallaetswei 15 is echter kleiner dan 50 meter.
Op grond van artikel 3.118 lid 1 AB mag de afstand korter zijn wanneer dat bij verordening is bepaald. In dit geval is de Verordening geurhinder en veehouderij Smallingerland 2008 is van toepassing. In deze verordening wordt gesteld dat buiten de bebouwde kom een afstand van minimaal 25 meter van de buitenzijde van een dierenverblijf en van een emissiepunt moet worden aangehouden tot de buitenzijde van een gebouw waarin mensen kunnen verblijven. De kleinste afstand vanaf de dierenverblijven tot het aangebouwde bijgebouw waarin de appartementen zijn gerealiseerd is 26 meter.
Nogmaals benadrukken we hierbij dat het gaat om appartementen voor begeleid wonen en een kleinschalige woonvorm, als onderdeel van de zorgboerderij, de appartementen worden niet gezien als zelfstandige woningen.
Daarnaast is de situatie getoets aan de meest recente jurisprudentie aangaande 'buiten de bebouwde kom' Toetsing uitgangspunt 'buiten de bebouwde kom'. Op basis hiervan kan worden gecontateerd dat de afstand van 25 meter uit de Verordening geurhinder en veehouderij Smallingerland 2008 nog steeds van toepassing is.
4.5 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of lpg. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig, zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico's in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. De normen voor het plaatsgebonden en het groepsrisico hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als een rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Toetsing
Om na te gaan of voor het planvoornemen ook aandachtspunten op het vlak van externe veiligheid aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Uit de risicokaart valt af te lezen dat in en in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen, transportroutes of buisleidingen zijn gelegen.
Figuur 6. Fragment risicokaart
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.6 Waterparagraaf
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.
Toetsing
Het projectgebied is gelegen in het beheersgebied van het Wetterskip. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater. De ontwikkeling is op 16 maart 2021 aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk: 20210316-2-25862), het resultaat van de watertoets is opgenomen als Bijlage 2Watertoets. Uit deze digitale watertoets blijkt dat de geen sprake is van waterschapsbelang.
Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel.
Figuur 7. Compensatie normen
Toelichting tabel
- 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
- de algemene regels keur zijn in de onderstaande tabel verwerkt;
- maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.
Conclusie
De wijziging vindt plaats binnen de bestaande bebouwing, hiermee wordt geen extra verhard oppervlak toegevoegd en is er geen sprake van een waterschapsbelang.
4.7 Bedrijven- En Milieuzonering
Op plaatsen waar industrie of andere bedrijvigheid is kan hinder voor de omgeving ontstaan. Bij nieuwe ontwikkelingen dient daarom voldoende afstand in acht te worden genomen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) om hinder en onveilige situaties te voorkomen. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, gevaar, stof en geur. Bij deze aspecten neemt de belasting af naarmate de afstand tot de bron groter wordt.
In dit geval is er geen sprake van een nieuwe situatie. In het huidige bestemmingsplan is er al sprake van een woonbestemming met de aanduiding zorgboerderij en is de permanente bewoning door cliënten in 2014 vergund. Er is dus geen sprake van een nadelige of gewijzigde situatie ten opzichte van de naastgelegen agrarische bedrijven.
4.8 Verkeer En Parkeren
Dit bestemmingsplan voorziet grotendeels in het inbestemmen van de reeds gerealiseerde woonzorgappartementen voor permanente bewoning conform de in 2014 verleende omgevingsvergunning. De verwachting is dat er geen noemenswaardige toename ontstaat in het aantal verkeersbewegingen door de minimale toename van permanente bewoning waarin dit bestemmingsplan voorziet. Hoewel het niet aannemelijk is dat de bewoners van de zorgboerderij zelf in het bezit zijn van een auto is het mogelijk om het parkeren op eigen terrein op te lossen.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Toelichting Op Het Juridische Systeem
In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast.
De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan. Het digitale plan verschaft de burger 'online' informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale plannen zijn per 01-01-2010 verplicht op grond van de Wro. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is de digitale versie bepalend qua vormgeving en inhoud.
5.2 Regels
5.2.1 Algemeen
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier hoofdstukken:
- 1. In de Inleidende regels zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
- 2. In de Bestemmingsregels zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. In paragraaf 5.2.2 volgt in het kort een nadere toelichting op de bestemmingen.
- 3. In de Algemene regels staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende algemene bouw- en gebruiksregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen voor enige flexibiliteit van het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht, zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
- 4. Tenslotte bevat het bestemmingsplan nog Overgangs- en slotregels. Dit betreft artikelen onder het overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en de slotregel.
5.2.2 Gehanteerde bestemmingen
Voor het perceel is de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' opgenomen met de aanduiding 'zorgboerderij' op de woonboerderij. In de woonboerderij is 1 woning aanwezig en verder wordt de woonboerderij gebruikt ten behoeve van de zorgboerderij.
In het hoofdgebouw en de aangebouwde bijgebouw zijn een aantal woonappartementen aanwezig waarin door cliënten van de zorgboerderij zelfstandig en permanent wordt gewoond, maar wel met 24-uurs begeleiding. De bestaande bebouwing waarin deze woonappartementen zijn toegestaan is aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - permanente bewoning door cliënten".
Voor het overige is aangesloten bij de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Smallingerland.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het gaat hier om een particulier initiatief. De gemeente draagt geen financiële verantwoordelijkheid en risico's. Daarnast hebben gemeente en initiatiefnemer een planschadeovereenkomst getekend. De economische uitvoerbaarheid is daarmee voldoende aangetoond.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan zal de procedure doorlopen zoals is vastgelegd in artikel 3.8 van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.
Overleg
Het bestemmingsplan is onderwerp van overleg geweest zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan is hierbij voorgelegd aan de officiële overlegpartners met het verzoek om op het planvoornemen te reageren.
Er zijn overlegreacties ingediend door de Provincie Fryslân en Brandweer Fryslân. Naar aanleiding van deze reacties is het bestemmingsplan aangepast. Hieronderwordt kort ingegaan op de overlegreacties. De vooroverlegreacties zijn als Bijlage 3 Overlegreactie Provincie Fryslân en Bijlage 4 Overlegreactie Brandweer Fryslân bijgevoegd.
Overlegreactie provincie Fryslân
Men geeft aan dat de provinciale belangen op de juiste manier in het plan zijn verwerkt. Daarnaast vragen ze aandacht voor soortenbescherming in het kader van de Wet natuurbescherming i.c.m. interne verbouwingen.
Deze aanvulling is verwerkt in paragraaf 4.2 van de toelichting.
Overlegreactie Brandweer Fryslân
Brandweer Fryslân adviseert in overeenstemming met de uitwerking om:
- de initiatiefnemer op de hoogte te brengen van het knelpunt in de opkomsttijd en de bedrijfshulpverlening hier op toe te rusten;
- om de sloot in de buurt van het plangebied te controleren op bovenstaande voorwaarden en de initiatiefnemer op de hoogte te brengen van het knelpunt in de bluswatervoorziening;
- samen met de initiatiefnemer na te denken over hoe de bereikbaarheid bevorderd kan worden op de doodlopende route;
- ons te betrekken bij de uitwerking van onze adviezen.
Naar aanleiding vna de overlegreactie is er contact geweest tussen Brandweer Fryslân en de intiatiefnemer en zijn bovenstaande punten besproken.
Gemeente Smallingerland geeft het volgende aan m.b.t. het advies van Brandweer Fryslân:
Opkomsttijd
Wat betreft de opkomst tijd voor dit plangebied is het de gemeente bekend dat dit op het randje zit. Het betreft hier een ontstane situatie. De instelling is hier reeds een lange poos gevestigd en het betreft nu enkel een uitbreiding.
Om goed voorbereidt te zijn op een mogelijke calamiteit, wordt er een oefening/voorlichting met de initiatiefnemer gehouden. Dit zal betrekking hebben op het inlichten van de initiatiefnemer, wat er van elkaar verwacht wordt en worden er tips en tricks uitgewisseld. Op deze manier is de initiatiefnemer op de hoogte van de opkomsttijd en zijn zij voorbereidt op het feit dat ze een langere tijd op zich zelf zijn aangewezen.
Bluswatervoorziening
De watergang aan de voorzijde van het plangebied is geschikt om te gebruiken als bluswater. Deze watergang wordt onderhouden door het Wetterskip en staat in verbinding met de Lijen.
Tevens is de brandkraan aan de andere zijde van de watergang te gebruiken. Nabij de brandkraan is namelijk een bruggetje aanwezig waarvan gebruik kan worden gemaakt.
In onderstaande afbeeldingen zijn het bruggetje en de brandkraan aangegeven
Figuur 8: brandkraan
figuur 9: luchtfoto met bruggetje
Bereikbaarheid
Wat de bereikbaarheid betreft is er een gesprek geweest tussen de Brandweer, de gemeente en de initiatiefnemer. Afgesproken is dat er geen voertuigen of andere belemmerende obstakels op de toegangsweg zullen worden geplaatst. Op deze manier is de bereikbaarheid geborgd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 En 2
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten categorie 1 en 2
Bijlage 2 Beschrijving Landschapswaarden Per Deelgebied - Besloten Gebied
Bijlage 2 Beschrijving landschapswaarden per deelgebied - besloten gebied
Bijlage 3 Beschrijving Landschapswaarden Per Deelgebied - Open Gebied
Bijlage 3 Beschrijving landschapswaarden per deelgebied - open gebied
Bijlage 4 Handleiding Erfinrichting Buitengebied
Bijlage 4 Handleiding erfinrichting buitengebied
Bijlage 1 Toetsing Uitgangspunt 'Buiten De Bebouwde Kom'
Bijlage 1 Toetsing uitgangspunt 'buiten de bebouwde kom'
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Overlegreactie Provincie Fryslân
Bijlage 3 Overlegreactie Provincie Fryslân