Drachten - Sluisfabriek De Haven
Bestemmingsplan - gemeente Smallingerland
Vastgesteld op 07-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Drachten - Sluisfabriek De Haven met identificatienummer NL.IMRO.0090.BP2023BHA011-0401 van de gemeente Smallingerland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.6 archeologische waarden:
waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.9 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.10 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor werk aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.11 bestaand(e) (situatie):
- a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
- 1. bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan;
- b. ten aanzien van het overige gebruik:
- 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 broedplaatsfunctie:
een plek waar (veelal startende) ondernemers, kunstenaars en creatieven ideeën, diensten en producten ontwikkelen en exploiteren. Daarnaast is het een ontmoetingsplek waar ideeën kunnen worden uitgewisseld, waar ideeën en kunstobjecten worden getoond aan publiek en waar culturele en educatieve activiteiten plaatsvinden;
1.21 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.26 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.27 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.28 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.29 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, de functie en de bouwmassa als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.31 jachthaven:
haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen;
1.32 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;
1.33 kantine:
een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;
1.34 kantoor:
een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.35 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.36 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.37 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.38 logiesfunctie:
gebruiksfunctie voor het bieden van tijdelijk onderdak aan personen;
1.39 maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
1.40 meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.41 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.42 natuurwaarden:
geologische, bodemkundige en biologische waarden;
1.43 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.44 peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de bouwhoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.45 pergola:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde van een poortachtige constructie, primair bestemd om er beplanting langs te laten groeien, alsmede een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.46 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.47 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.48 restauratieve voorziening:
voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine;
1.49 restauratieve voorziening-uitgebreid:
een restauratieve voorziening die eveneens is gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van omliggende bedrijven en instellingen;
1.50 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.51 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.52 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.53 tentoonstelling:
een (tijdelijke of permanente) gelegenheid waarbij objecten, zoals kunstwerken en bijzondere voorwerpen, maar ook planten of dieren, getoond worden aan een publiek van particulieren of bedrijven, die voor dit doel naar deze gelegenheid komen;
1.54 theater:
een verzamelnaam voor kunstvormen waarbij acteurs levende voorstellingen maken voor een publiek;
1.55 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.56 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.57 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.58 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 meetverschillen:
Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
2.6 uitzonderingsregel:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 m buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2";
- b. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1";
waarbij geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan, alsmede voor:
- c. een broedplaatsfunctie, ter plaats van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - broedplaatsfunctie", bestaande uit de volgende functies:
- 1. ateliers;
- 2. theater en tentoonstellingen;
- 3. symposia;
- 4. educatieve activiteiten zoals trainingen en workshops;
- 5. sport- en spelactiviteiten; en
- 6. andere evenementen,
en de aan de broedplaatsfunctie ondergeschikte functies:
- productiegebonden detailhandel;
- logiesfunctie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - logiesfunctie";
- d. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of ruimtebehoevende hobby's, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven, maar ook voor de daarbij behorende:
- e. restauratieve voorzieningen-uitgebreid;
- f. groenvoorzieningen en water;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. wegen, straten en paden;
- i. openbare nutsvoorzieningen;
- j. kunstobjecten;
- k. tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan:
- 1. productiegebonden detailhandel;
- 2. detailhandel in watersportgebonden artikelen bij bedrijven met watersportgebonden bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte per watersportgebonden bedrijf maximaal 75 m² mag zijn;
- 3. detailhandel in watersportgebonden volumineuze goederen bij bedrijven met watersportgebonden bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte minimaal 300 m² per watersportgebonden bedrijf moet zijn;
- 4. de in Bijlage 1 genoemde vormen van detailhandel behorende bij de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kantoren, anders dan met een oppervlakte van maximaal 50 m² per bedrijf en voor startende en/of experimenterende zelfstandige ondernemers;
- d. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
- e. het gebruik van de gronden als jachthaven;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een logiesfunctie over een periode van meer dan zeven aaneengesloten dagen, voor meer dan 10 personen en/of voor personen die geen aan een theater of een tentoonstelling gerelateerde activiteit uitvoeren;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de broedplaatsfunctie zonder dat in parkeergelegenheid is voorzien die ertoe leidt dat de openbare ruimte voor parkeren moet worden gebruikt;
- h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een restauratieve voorziening-uitgebreid in de avond en/of nacht, anders dan het gebruik in de avond voor de broedplaatsfuncties zoals genoemd in lid 3.1 onder c;
- i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het produceren van muziekgeluid anders dan achtergrondmuziek buiten de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - zuidelijke deel van de hallen'.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen, behalve als dit duidelijk is toegestaan in de bestemmingsregels;
- b. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- c. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- d. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, waaronder kampeermiddelen.
6.2 Uitzonderingen
Lid 6.1 geldt niet voor:
- a. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
- b. de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;
- c. het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2 van deze regels;
- d. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 geluidzone - industrie
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m.
8.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming van gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' voor het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 m, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn;
- b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
- 1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn;
- c. de in het plan vermelde maatvoeringen worden gewijzigd.
9.2 Beoordelingscriteria
Wijzigingen als bedoeld in artikel 9.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Parkeerregeling bouwen
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
- b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
- c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
- 1. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
- 2. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel in sub b in stand wordt gehouden.
- d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 sub a met maximaal 10%.
- c. Lid 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 11.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Drachten - Sluisfabriek De Haven'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Sinds 2015 werkt de gemeente Smallingerland samen met de bedrijven aan de Tussendiepen aan de revitalisering van het bedrijventerrein. De Sluisfabriek fungeert daarbij als ontmoetings- en broedplaats waar nieuwe initiatieven en ideeën mogelijk worden gemaakt. Daarnaast wordt De Sluisfabriek door organisaties en bedrijven gebruikt als inspirerende plaats voor hun evenementen, bijeenkomsten of brainstormsessies. Stichting 'Craftwurk' zet zich sinds eind 2017 in voor de fabriek en helpt met de facilitering en organisatie van evenementen.
Het huidige bestemmingsplan biedt geen ruimte voor verschillende van de bestaande en alle nieuwe functies (zie paragraaf 2.3.2). Hiervoor kan geen afwijkingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan Industrieterrein De Haven worden gebruikt. Daardoor moet voor iedere van het geldende bestemmingsplan afwijkende activiteit steeds worden beoordeeld of die vergunbaar is. Deze situatie is niet wenselijk.
De gemeente wil aan deze verbreding van activiteiten meewerken. Het voorliggende bestemmingsplan biedt een breder juridisch-planologisch kader, waarbij het bestemmingsplan op deze locatie meer activiteiten mogelijk maakt dan in de bestaande situatie het geval is/was.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het adres is Tussendiepen 6 in Drachten. Het plangebied bestaat uit drie kadastrale percelen met nummers: 12648, 12647 en 12646.
Figuur 1. Ligging en begrenzing van het plangebied
1.3 Planvoornemen
De Sluisfabriek wil een broedplaats bieden voor allerlei vormen van bedrijvigheid. Bijvoorbeeld een plek voor startende ondernemers om hun ideeën uit te proberen, met soms ongewone en vaak innovatieve concepten. De monumentale Sluisfabriek (gemeentemonument) biedt ruimte voor ateliers, werkplaatsen, startups, studio's, evenementen en dergelijke.
Om deze activiteiten beter mogelijk te kunnen maken, is het wenselijk dat nieuwe functies worden toegevoegd zoals:
- ondergeschikte horeca;
- productiegebonden detailhandel;
- zelfstandige (ontwerp)ateliers;
- aan startups gekoppelde kantoorruimte;
- theater, tentoonstellingen, symposia en andere publieksevenementen;
- educatieve activiteiten, trainingen en workshops (geen school, maar wel het bieden van de mogelijkheid om praktische vaardigheden op te doen en om het bedrijfsleven en scholieren met elkaar in contact te brengen);
- sport- en spelactiviteiten (kungfu, yoga, health-gerelateerd, uitdrukkelijk geen sportschool uitrusting);
- de mogelijkheid om accommodatie voor kortdurend verblijf te kunnen bieden (theaterprofessionals en andere personen die kortdurend bij de activiteiten zijn betrokken - 'artists in residence').
Daarmee zou De Sluisfabriek de broedplaatsfunctie die inmiddels is ontstaan, verder kunnen versterken. Ten behoeve van de nieuwe functies/activiteiten wordt niet bijgebouwd; alles vindt binnen de bestaande bebouwing plaats.
De Sluisfabriek maakt bewuste keuzes voor de evenementen/activiteiten die zij toelaat, passend bij het concept "broedplaatsfunctie".
In de navolgende tekst worden een aantal van de genoemde functies en activiteiten nader toegelicht.
Ateliers, werkplaatsen, studio's, kantoorruimte voor startups
De Sluisfabriek biedt ruimte aan creatieve ondernemers, die er hun ateliers en werkplaats kunnen hebben. Het moet ook mogelijk zijn om de gemaakte producten te kunnen verkopen (productiegebonden detailhandel). Ook voor startups zijn er werkplekken en kantoorruimtes beschikbaar.
Ondergeschikte horeca
Het voornemen is om ondergeschikt aan de bedrijvigheid een kantine/horecafunctie te kunnen bieden. De initiatiefnemers willen de kantine en café De Draaierij niet alleen voor de eigen huurders en gasten aanbieden, maar ook openstaan voor iedereen van de omliggende bedrijven.
Logiesfunctie
De logiesfunctie is gekoppeld aan de aan het bedrijf gerelateerde activiteiten. Concreet betekent dit dat deze mogelijkheid specifiek is bedoeld voor bijvoorbeeld crewleden van een theaterproductie, om tussen de voorstellingen door op de locatie te kunnen overnachten. Dit is geborgd in de regels. Deze specifieke logiesfunctie is aangeduid op de planverbeelding (een gedeelte van het gebouw).
Evenementen
In één van de grote voormalige productiehallen in De Sluisfabriek worden gedurende het gehele jaar regelmatig publieksevenementen gehouden. Denk daarbij aan (meerdaagse) theatervoorstellingen, tentoonstellingen, symposia of beurzen en muziekevenementen.
De Sluisfabriek maakt bewuste keuzes over welke evenementen ze hier wil laten plaatsvinden. Het moet passen bij het concept 'broedplaats' die het wil zijn. Aanvragen voor grote technofeesten en dergelijke worden altijd afgewezen. Verder wordt rekening gehouden met de impact van grote publiekstrekkende evenementen op de omgeving (waarbij geluid een bepalende factor kan zijn). Het is daarom belangrijk om een onderscheid te maken in reguliere evenementen en incidentele evenementen ('festiviteiten'):
Reguliere evenementen:
- Evenementen waarbij (versterkt) stemgeluid en (achtergrond)muziek ten gehore wordt gebracht en passend is bij de 'representatieve bedrijfssituatie' (zie paragraaf 3.1).
- Voorbeelden van deze evenementen: tentoonstellingen, een deel van de theatervoorstellingen, symposia en beurzen.
- Frequentie: vaker dan 12 dagen per jaar (naar schatting gemiddeld 4 keer per maand).
- Deze evenementen zijn onderdeel van de reguliere bedrijfsactiviteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt (opgenomen in de bestemmingsomschrijving).
- Geluid: de impact op de omgeving is beperkt en bij deze evenementen kan worden voldaan aan de toetsingswaarden voor geluid uit het Activiteitenbesluit.
Incidentele evenementen (festiviteiten):
- Veroorzaakt mogelijk meer geluid dan het Activiteitenbesluit milieubeheer toestaat.
- Voorbeelden: een jaarlijks muziekfestival, concerten met versterkte muziek en zang (met name pop-/dancemuziek), musicals en (muziek)theater.
- In de algemene plaatselijke verordening van de gemeente is toegestaan dat maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar worden gehouden waarbij de normaal geldende geluidsnormen (uit het Activiteitenbesluit milieubeheer) niet van toepassing zijn.
- Frequentie: maximaal 12 dagen per jaar.
- Geluid: De impact op de omgeving kan een grotere rol spelen door een hogere geluidsproductie. Daarom zijn deze festiviteiten ook begrenst tot maximaal 12 keer per jaar. Bij deze evenementen kan worden voldaan aan de toetsingswaarden voor geluid zoals vermeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Smallingerland.
Voor het laatstgenoemde type evenement kan voor maximaal 12 dagen per jaar een ontheffing door de gemeente worden verleend, nadat de initiatiefnemer hiervoor ten minste 14 dagen vóór de betreffende festiviteit een melding heeft gedaan.
Ontwikkeling De Sluisfabriek
Bovenstaande activiteiten zijn onder andere de activiteiten waarvan de inkomsten van groot belang zijn voor de (verdere) ontwikkeling van De Sluisfabriek. Juist de verbrede bestemmingsregels zou De Sluisfabriek de ruimte geven voor deze activiteiten zodat zij ook in de jaarplanning de programmering kunnen maken. Het voorliggende bestemmingsplan maakt dit mogelijk. Hiervoor hoeft dan in principe geen ontheffing meer te worden aangevraagd. Voor evenementen zoals hierboven omschreven als 'incidentele evenementen' wordt een ontheffing aangevraagd. Deze evenementen zijn minder frequent.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid van overheden. Toetsing van het planvoornemen aan planologische en milieukundige randvoorwaarden is in het daaropvolgende hoofdstuk omtrent omgevingsaspecten opgenomen. Hoofdstuk 4 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van dit bestemmingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 5 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan uiteengezet. Bij de toelichting van dit bestemmingsplan zijn verder verschillende bijlagen ter achtergrondinformatie opgenomen.
Hoofdstuk 2 Relevant Beleidskader
Het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente geeft uitgangspunten voor bestemmingsplannen. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van het relevante beleid voor het planvoornemen.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)
"Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving"
Vanaf 2022 zal de Omgevingswet in werking treden. Onderdeel daarvan is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) waarvan het definitieve beleidsdocument op 11 september 2020 voor behandeling naar de Tweede Kamer is gestuurd. Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:
- ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
- de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
- de steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
- het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.
In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
- 1. slimme combinaties maken waar dat mogelijk is;
- 2. de kenmerken van het gebied centraal stellen;
- 3. niet uitstellen of doorschuiven.
Vanwege de aanstaande Omgevingswet worden door gemeenten en provincies ook eigen omgevingsvisies opgesteld die meer concreet van toepassing kunnen zijn op voorgenomen plannen.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.
Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het plangebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13. Hiermee vraagt het Rijk om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder voor duurzame verstedelijking moet voldoen. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Als definitie voor stedelijke ontwikkeling is in het Bro opgenomen: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".
In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt wordt een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling gegeven (en voor zover buiten het bestaand stedelijk gebied gesitueerd ook een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien). Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw, planologisch ruimtebeslag. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologisch regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Het planvoornemen maakt niet meer bebouwing mogelijk dan in het geldende bestemmingsplan 'Industrieterrein De Haven' is toegestaan (het plangebied heeft de bestemming 'Bedrijventerrein', met bebouwingsmogelijkheden). Er is geen sprake van een nieuw ruimtebeslag en daarom wordt de Ladder niet verder doorlopen.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Fryslân 2020
"De Romte Diele"
De Omgevingsvisie is één van de instrumenten van de nieuwe Omgevingswet. In de Omgevingsvisie Fryslân, 'De Romte Diele' geheten, staat waar de provincie met de leefomgeving van Fryslân naar toe wil: de ambitie en doelen voor de toekomst. Het is een integrale visie voor de lange termijn op een tamelijk hoog abstractieniveau. De visie geeft de richting aan waar de provincie met allerlei partijen naar toe wil werken. Dit gebeurt in programma's, concrete projecten en initiatieven, en zo nodig ook in regels. De visie is op 21 oktober 2020 vastgesteld.
De provinciale omgevingsvisie vervangt het strategisch beleid van de provincie in het streekplan, milieubeleidsplan, waterhuishoudingsplan en het verkeer- en vervoerplan. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. Daarnaast wil de provincie extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven, te weten:
- Fryslân vitaal, leefbaar en bereikbaar houden.
- Energietransitie met kracht voortzetten.
- Fryslân klimaatadaptatief inrichten.
- Versterken biodiversiteit.
Inzet ten aanzien van onder meer woningbouw is dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de verdeling van woningen over hun kernen. In visies/plannen wordt bepaald waar dit gebeurt en in welke kwaliteit. Bij nieuwe inzichten en ontwikkelingen kan van afspraken worden afgeweken wat de nodige flexibiliteit biedt. Er gelden vanuit de provincie verder geen grenzen aan woningbouwprojecten op binnenstedelijke inbreidingslocaties.
2.2.2 Grutsk op 'e Romte (2014)
Provinciale Staten hebben op 26 maart 2014 het document ‘Grutsk op ‘e Romte’ als thematische structuurvisie over landschap en cultuurhistorie vastgesteld. In deze thematische structuurvisie zijn landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. ‘Grutsk op ‘e romte’ is als procesvereiste opgenomen in de provinciale ruimtelijk verordening, zodat bij het opstellen van een ruimtelijk plan een analyse dient te worden gemaakt van de aanwezige waarden in het plangebied. Op deze wijze verwacht Provinsje Fryslân de doorwerking van provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie te borgen.
2.2.3 Verordening Romte Fryslân 2014 (geactualiseerd 2018)
Op 21-02-2018 is de wijzigingsverordening Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is een hernieuwde vaststelling van de verordening uit 2014. In de verordening zijn concrete regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (uit het streekplan, maar ook daarna opgestelde structuurvisies) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de verordening is onder meer de grens tussen het bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het landelijk gebied.
Wat betreft het bestaand stedelijk gebied geeft de provincie veel vrijheid aan gemeenten. Dit betekent dat er in principe nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk zijn in bestaand stedelijk gebied.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie Smallingerland
Begin 2022 is de Omgevingsvisie Smallingerland 2040 vastgesteld. Deze gemeentelijke visie bevat het integrale beleid op hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving. Het geeft richting aan de manier waarop de gemeente in samenspraak met inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties de leefomgeving wil beheren, inrichten en ontwikkelen, waarbij de ontstaansgeschiedenis niet uit het oog wordt verloren.
De visie geeft inzicht in de opgaven die er voor de toekomst liggen, op het gebied van leefbaarheid, economie en cultuur. De doelen voor 2040 zijn samen te vatten in vier begrippen, te weten: gezond, veilig, aantrekkelijk en economisch vitaal. De opgaven zijn concreet geformuleerd als het versterken van:
- 1. Drachten als regionaal verzorgingsgebied.
- 2. Drachten als stad voor innovatieve maakindustrie.
- 3. Levendige en aantrekkelijke dorpen en wijken.
- 4. Buitengebied met kwaliteit.
Leidende principes in de realisatie van deze opgaven om de doelen te bereiken zijn duurzaam, inclusief en identiteit. Deze leidende principes worden door de gemeente toegepast op de eigen plannen maar ook van private partijen die worden ontwikkeld en betekent dat wordt vastgehouden aan het karakter van het gebied en dat er versterkt en vernieuwd wordt passend bij Smallingerland.
Onder opgave 1 (Versterken van de positie van Drachten als regionaal verzorgingsgebied) wordt benoemd dat de gemeente zich binnen deze opgave richt op een stad met gemengde gebieden met een stedelijke uitstraling.
Beoordeling
In de omgevingsvisie wordt het industrieterrein De Haven specifiek genoemd als kansrijk gebied voor transformatie:
"Het industrieterrein De Haven is een gebied dat we sterk willen verbeteren. Dit doen we mits het aanbod passend is bij de vraag. Zo is de bereikbaarheid over het water en via de weg onvoldoende. Ook is er aandacht nodig voor duurzaamheid. De uitstraling van het industrieterrein kan een stuk beter. Op het industrieterrein De Haven liggen kansen voor de innovatieve maakindustrie (zie opgave 2). Dit inclusief het gebied Tussendiepen. We werken de komende 10 jaar aan het opwaarderen van dit gebied naar de aantrekkelijke en moderne werklocatie die het moet zijn."
Ook een betere verbinding met het centrum wordt hierin genoemd:
"Voor de langere termijn - tot 2040 - werken we aan een meer uitgebreid modern havengebied voor gemengd gebruik met stedelijke allure. In het havengebied worden De Haven, Tussendiepen, de omgeving van Philips en het centrum met elkaar verbonden."
De in de omgevingsvisie genoemde gebiedsopgave (transformatie van de Tussendiepen en een verbeterde verbinding met het centrum) is (nog) niet vertaald naar een concreet programma of in een bestemmingsplan / omgevingsplan. Het geschetste voornemen van De Sluisfabriek past in de doelen die in de Omgevingsvisie zijn gesteld (opwaarderen Tussendiepen als gebied voor de innovatieve maakindustrie en gemengd gebruik met stedelijke allure). De Sluisfabriek biedt een aantrekkelijke en moderne werklocatie voor startende ondernemers om hun innovatieve concepten tot ontwikkeling te brengen. Het gemengd gebruik is hier passend.
2.3.2 Bestemmingsplan Industrieterrein De Haven
Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Industrieterrein De Haven (onherroepelijk per 3-8-2012). De geldende bestemming ter plaatse van De Sluisfabriek is 'Bedrijventerrein'. Met de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" is aangegeven dat bedrijven tot en met deze milieucategorie toegestaan zijn. Een klein gedeelte van het plangebied heeft de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1". Verder is de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie" van toepassing.
Figuur 2. Uitsnede plankaart van het geldende bestemmingsplan Industrieterrein De Haven
Beoordeling
In de navolgende tabel is aangegeven welke door De Sluisfabriek gewenste functies wel en niet passen binnen de huidige planologisch-juridische situatie. Hierbij worden alleen de voor de toekomstige situatie relevante functies weergegeven.
De Sluisfabriek wil een broedplaats bieden voor allerlei vormen van bedrijvigheid: uitproberen van ongewone en vaak innovatieve concepten. In voorkomende gevallen heeft de gemeente afgeweken van hoofdlijnen van beleid. Om diverse activiteiten mogelijk te maken, zal van ingenomen beleidsstandpunten moeten worden afgeweken.
2.3.3 Parapluplan parkeernormen
In concrete bestemmingsplannen wordt gewerkt met het begrip 'voldoende parkeergelegenheid'. De inhoud van dat begrip is uitgewerkt in de Parkeernormennota. De gemeente Smallingerland kiest ervoor om de CROW-normen door te vertalen in de 'Parkeernormennota' en deze via het parapluplan van toepassing te verklaren op het gemeentelijk grondgebied. Bij het bepalen van de noodzakelijke parkeergelegenheid moet derhalve de normering van de Parkeernormennota worden gehanteerd.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan bepaalt dat bij een bedrijf of woning voldoende parkeergelegenheid op 'eigen terrein' beschikbaar moet zijn. Daarmee beperkt dit bestemmingsplan de gebruiksmogelijkheden van De Sluisfabriek, omdat de parkeermogelijkheden beperkt zijn. Op het eigen terrein van De Sluisfabriek zijn in de huidige situatie aan de voorzijde van het gebouw circa 40 parkeerplaatsen aanwezig. Er bestaat, met het oog op de gewenste functies zoals theater en evenementen, een grotere totale parkeerbehoefte voor het toekomstig gebruik. Het is wellicht mogelijk om het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein beperkt uit te breiden, bijvoorbeeld aan de zijkant.
Voor het organiseren van publiekstrekkende evenementen is een oplossing gevonden door een aanvullend beroep te doen op omliggende bedrijven om de daar beschikbare parkeerplaatsen te kunnen gebruiken. Dit is geregeld met deze bedrijven door middel van een overeenkomst.
2.3.4 Detailhandelsstructuurvisie Smallingerland
Het actuele detailhandelsbeleid is vervat in de detailhandelsstructuurvisie van Smallingerland (2016). De gemeente zet in deze nota in op de versterking van het kernwinkelgebied (centrum). Vanuit dat perspectief is detailhandel op bedrijventerreinen niet wenselijk voor Drachten, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, ondergeschikte detailhandel bij groothandelsbedrijven en volumineuze goederen in specifieke branches (boten, caravans bouwmarkten en tuincentra) ter plekke van de voor perifere detailhandel aangewezen bedrijvenstrook. Deze lijn is, conform het huidig beleid, in het bestemmingsplan verankerd.
Beoordeling
Op dit moment vindt er geen detailhandel plaats in De Sluisfabriek. Detailhandel als hoofdfunctie is hier op basis van de Detailhandelsstructuurvisie Smallingerland niet toegestaan. Detailhandel van volumineuze goederen is hier niet aan de orde. De hier gewenste detailhandel richt zich op het presenteren van goederen in een showroom en het verhandelen via het internet. In de specifieke gebruiksregels van dit bestemmingsplan is uitdrukkelijk opgenomen dat alleen sprake mag zijn van productiegebonden detailhandel, watersportgebonden artikelen / watersportgebonden volumineuze goederen en de in Bijlage 1 genoemde vormen van detailhandel behorende bij de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2.
Voor detailhandel geldt dus dat naast de aan het bedrijf ondergeschikte detailhandel, tevens zelfstandige detailhandel wordt toegestaan mits deze volstrekt past binnen het concept van de broedplaats en niet in een reguliere winkelstraat of een meer gebruikelijk winkelconcept past. Op deze manier wordt voorkomen dat een reguliere winkel zich hier kan vestigen, maar dat er wel meer mogelijk is dan enkel productiegebonden detailhandel. Dit laatste is met een afwijkingsmogelijkheid geborgd in de regels van het bestemmingsplan. Het gaat dan om bijvoorbeeld het aanvullen van de verkoop met producten die sterk gerelateerd zijn aan de producten die ter plaatse zijn geproduceerd.
2.3.5 Horecabeleid
De gemeente voert haar horecabeleid op basis van de nota Integraal horecabeleid gemeente Smallingerland 2007. De nota is onder meer gericht op het veiliger maken van het 'horecakerngebied' aan de Kaden en het aantrekkelijker maken van het overige centrumgebied van Drachten voor winkelend publiek en horecabezoekers, maar minder op het aanwijzen of juist beperken van vestigingsplaatsen van horeca elders. Daardoor is het niet duidelijk of de gemeente horecavestigingen buiten het kerngebied en het centrumgebied van Drachten wil toestaan.
De gemeente toetst aanvragen van horecavoorzieningen aan de Alcoholwet, de Drank- en Horecaverordening Smallingerland en het bestemmingsplan.
Alcoholwet (voorheen Drank- en Horecawet)
De Alcoholwet is bedoeld om de verkoop van alcohol op een verantwoorde manier te laten gebeuren. De wet richt zich met name op de verkopers (verstrekkers) van alcohol in horeca (hotel, restaurant en café), sportkantines, slijterijen en winkels. Het toezicht op de naleving van de Alcoholwet ligt bij de gemeente. Voor het verkopen van alcoholhoudende drank is een vergunning nodig. Deze vergunning wordt door de gemeente verstrekt.
Drank- en horecaverordening Smallingerland
De Drank- en horecaverordening Smallingerland sluit aan op de Alcoholwet. In deze verordening zijn een aantal aanvullende zaken rondom het schenken van alcohol geregeld, zoals de schenktijden van paracommerciële rechtspersonen.
Parapluplan terrassen Smallingerland
Voor het toelaten van terrassen in de openbare ruimte wordt getoetst aan het Paraplubestemmingsplan terrassen Smallingerland, waarin voor de gehele gemeente een terrassenregeling is opgenomen.
Beoordeling
Het geldende bestemmingsplan biedt in het plangebied geen mogelijkheden voor zelfstandige horeca, zoals een café, cafetaria, restaurant en dergelijke. Op grond van het geldend ruimtelijk beleid zijn zelfstandige horeca-activiteiten niet mogelijk. Wel kan dit als ondergeschikte activiteit worden toegestaan, maar dan moet worden gedacht aan een kantinefunctie. Dit is ook wat de initiatiefnemers van De Sluisfabriek van plan zijn. Zij willen de kantine niet alleen voor de eigen huurders en gasten bieden, maar ook openstaan voor mensen van de omliggende bedrijven.
Naast de aan het bedrijf ondergeschikte horeca (de kantinefunctie en ondergeschikt aan activiteiten in De Sluisfabriek) wordt in dit geval ook toegestaan dat de kantinefunctie ook mag fungeren voor omliggende bedrijven en wordt tegelijkertijd voorkomen dat er een regulier restaurant gevestigd kan worden. Dit is in de begripsbepalingen van het voorliggend bestemmingsplan geborgd.
2.4 Conclusie
De gewenste extra functies in De Sluisfabriek zijn op basis van de op dit moment geldende bestemmingsregels en gemeentelijk beleid niet mogelijk (deels omdat dit verouderd beleid is).
De functiemenging die naar aanleiding van gewenste toevoeging van nieuwe functies aan De Sluisfabriek kan ontstaan, sluit goed aan op de gebiedsopgave die genoemd is in de Omgevingsvisie Smallingerland.
Op Rijks- en provinciaal niveau zijn met betrekking tot de realisatie van nieuwe activiteiten binnen De Sluisfabriek geen belemmeringen te verwachten
Hoofdstuk 3 Relevante Omgevingsaspecten
Ten behoeve van het onderbouwen van de gewenste nieuwe functies/activiteiten is omgevingsonderzoek noodzakelijk. In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre de gewenste functies/activiteiten van invloed kunnen zijn op de activiteiten van omliggende bedrijven en woningen.
3.1 Wet Geluidhinder
Wet- en regelgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidbelasting' op gevels van woningen en andere geluidgevoelige objecten van deze bronnen niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid.
Wegverkeerslawaai
Wegverkeerslawaai is niet van toepassing, omdat het plan geen geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt. Ook worden er met het plan geen wegen aangelegd of gewijzigd.
Industrielawaai
De Wgh richt zich ten aanzien van het industrielawaai uitsluitend op geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zeg maar de echte lawaaimakers. Voor het industrieterrein De Haven is, vanwege de aanwezigheid van geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het terrein, een geluidzone ex artikel 41 van de Wgh vastgesteld, die zich uitstrekt tot buiten het industrieterrein. In deze geluidzone mogen in principe geen nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) worden gebouwd.
Figuur 3. Geluidzone industrieterrein De Haven (gebied binnen de bruinrode grens)
Geluidgevoelige objecten
De Wgh beschermt geluidgevoelige objecten zoals woningen (ook bedrijfswoningen), scholen en ziekenhuizen. Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het geldende bestemmingsplan of beheersverordening of een verleende omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan (met een periode van maximaal 10 jaar) is de Wgh niet van toepassing.
Beoordeling
Het plan maakt geen geluidgevoelige objecten mogelijk. De logiesfunctie die met dit bestemmingsplan wordt toegestaan is geen geluidgevoelig object op basis van de Wgh. Nadere toetsing is voor de Wgh dan ook niet nodig. Toch is het feit dat er geen sprake is van een geluidgevoelig object in de zin van de Wgh geen complete vrijbrief voor de toelaatbaarheid van activiteiten die lijken op wonen (zoals logies). Op grond van de Wro moet worden voldaan aan het criterium 'een goede ruimtelijke ordening'. Daarom moet ook wanneer wordt geoordeeld dat een situatie niet in strijd is met de Wgh, steeds worden bekeken of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De effecten van eventuele geluidhinder van de toegestane van bedrijfsactiviteiten (bijvoorbeeld evenementen) die met het plan mogelijk worden gemaakt zijn in paragraaf 3.2 (bedrijfshinder) onderzocht.
Conclusie
Het plan is niet in strijd met de Wgh.
3.2 Bedrijfshinder
Wettelijk kader
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, als uitgangspunt van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen hinderveroorzakende functies zoals bedrijven en voorzieningen, en hindergevoelige functies zoals woningen, noodzakelijk. Bij de ruimtelijk-functionele afstemming hiervan kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten in gebieden met functiescheiding (omgevingstype 1: rustige woonwijk, dan wel rustig buitengebied). De grootst aangegeven afstand is bepalend.
Als aan de gestelde richtafstanden wordt voldaan, is op die punten sprake van een goede ruimtelijke ordening. De genoemde maten zijn evenwel richtinggevend en met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. De richtafstanden zijn overigens niet alleen gekoppeld aan de milieucategorie van een te beoordelen bedrijf/voorziening maar ook aan de karakterisering van de omgeving. Zo kan in geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging in plaats van functiescheiding, worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Hiertoe kan de minimale richtafstand met één afstandsstap worden verkleind.
Het geldend bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader van functies, bebouwing en werkzaamheden die in de verschillende op de verbeelding aangegeven bestemmingen zijn toegelaten. Een studie hiernaar vormt een goede toetsing van het aspect bedrijven- en milieuhinder.
Beoordeling
Onderzocht moet worden of activiteiten in De Sluisfabriek kunnen leiden tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar gezien, in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Hiervan is sprake indien het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast (het effect op gevoelige functies) of wanneer de realisatie van het plan leidt tot belemmeringen voor bedrijven in de omgeving.
Bedrijfsactiviteiten Tussendiepen 6
In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.2 en voor een hele smalle strook aan de noordzijde tot en met milieucategorie 4.1 mogelijk. Met de herziening van het geldende bestemmingsplan blijven deze milieucategorieën hier van toepassing.
De broedplaatsfuncties, zoals ondergeschikte horeca, productiegebonden detailhandel, zelfstandige (ontwerp)atelier, aan startups gekoppelde kantoorruimte, theater, tentoonstellingen, symposia en andere publieksevenementen, educatieve activiteiten, trainingen en workshops, sport- en spelactiviteiten en de mogelijkheid om accommodatie voor kortdurend verblijf te kunnen bieden (theaterprofessionals en andere personen die kortdurend bij de activiteiten zijn betrokken) passen binnen de geldende milieucategorieën. Er worden geen milieuverzwarende bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt.
Een logiesfunctie is geen geluidgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder, maar moet wel passend zijn gelet op de goede ruimtelijke ordening. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de logiesfunctie aanvaardbaar. De ligging is in een werkgebied waar vooral overdag activiteiten en wegverkeer plaatsvindt. In de avond/nacht levert geluidhinder van bedrijfsactiviteiten voor logies geen belemmering op.
Evenementen
Activiteiten die veel lawaai veroorzaken (zoals sommige evenementen) kunnen, wanneer het lawaai maar groot genoeg is, leiden tot hinder voor woningen in de omgeving. In de directe omgeving wordt nu niet gewoond en op het bedrijventerrein is het op basis van de huidige regeling niet mogelijk om te wonen. De gemeente Smallingerland bereidt momenteel wel een partiële herziening van het bestemmingsplan Industrieterrein De Haven voor (Drachten - Tussendiepen Vaartzijde, als in ontwerp gepubliceerd op 13 december 2023), waarin het mogelijk wordt gemaakt om aan de Tussendiepen langs de Drachtster Feart bedrijfswoningen mogelijk te maken. Een bedrijfswoning moet worden beschouwd als een geluidgevoelig object.
Gezien de afstand tot de dichtstbij gelegen woning (meer dan 100 m) en het feit dat tussen De Sluisfabriek en de omliggende woningen diverse andere bedrijfsgebouwen staan die het lawaai afschermen, zullen vele lawaaiproducerende activiteiten kunnen plaatsvinden zonder dat deze tot overmatige hinder voor (de toekomstige) woningen leiden. In de voormalige productiehal kan versterkte muziek worden geproduceerd, bijvoorbeeld bij voorstellingen. Ook op het parkeerterrein kan in geval van dergelijke evenementen geluid worden gemaakt. Geluidhinder in het kader van evenementen is daarom in het kader van een goede ruimtelijk ordening voor de bestaande woningen en de te realiseren bedrijfswoningen aan de Tussendiepen beoordeeld in het akoestisch onderzoek (zie onderstaand).
Planologisch akoestisch onderzoek
Om aan te kunnen tonen dat kan worden voldaan aan de geldende geluidsnormen en in de omgeving van De Sluisfabriek een aanvaardbaar woon- en werkklimaat is gegarandeerd voor wat betreft het milieuaspect geluid, is een planologisch akoestisch onderzoek uitgevoerd door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. Hiermee kan invulling worden gegeven aan een goede ruimtelijke ordening. Het rapport van dit onderzoek is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.
Uit dit onderzoek blijkt dat, met onderbouwing, in de omgeving van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden. In het onderzoek is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden (worst-case). Hiermee wordt, na partiële herziening van de bestemming van het plangebied De Sluisfabriek, invulling gegeven aan een goede ruimtelijke ordening.
Gedurende het hele jaar (365 dagen) kunnen er evenementen plaatsvinden die aan de standaard geluidswaarden voldoen. Op 12 dagen per jaar mag met een verleende ontheffing meer geluid worden geproduceerd waarbij moet worden voldaan aan de toetsingswaarden uit de APV (artikel 4.3). Het akoestisch onderzoek laat zien dat hier aan kan worden voldaan. Dit is geborgd in de regels van het bestemmingsplan.
Conclusie
De herziening van het bestemmingsplan is vanuit het aspect bedrijfshinder uitvoerbaar.
3.3 Externe Veiligheid
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht om te voorkomen dat activiteiten met gevaarlijke stoffen te dicht bij gevoelige bestemmingen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving.
De wet- en regelgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten tegen een te hoog extern veiligheidsrisico. Wanneer het veiligheidsrisico te hoog is, zijn dergelijke objecten niet of onder voorwaarden mogelijk.
Onder meer worden woningen, woonschepen en woonwagens worden als kwetsbare objecten gezien. Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/ha, bedrijfswoningen van derden, restaurants, grote winkels en kantoren, sporthallen en zwembaden zijn voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten.
Beoordeling
Om na te gaan of er voor de plannen van De Sluisfabriek risicobronnen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Zichtbaar is dat in de omgeving van De Sluisfabriek meerdere risicobronnen aanwezig zijn, waaronder een gastransportleiding langs de Noorder Hogeweg en verschillende bedrijven op het industrieterrein.
Tevens is ook de signaleringskaart voor externe veiligheid geraadpleegd. Hierop zijn de zones weergegeven waarbinnen het veiligheidsrisico zo groot is dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten daar niet mogen worden gerealiseerd.
Ook zijn de FUMO en Brandweer Fryslân in de gelegenheid gesteld om advies te geven met betrekking tot het aspect externe veiligheid.
Figuur 4. EV-signaleringskaart. Het plangebied wordt rood gearceerd weergegeven.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het bedrijf Renewi, aan de Lier 2 te Drachten (de grote paarse cirkel op figuur). Het invloedsgebied van dit bedrijf wordt veroorzaakt door een toxisch scenario, waarbij het invloedsgebied zich uitstrekt tot een afstand van circa 2,6 kilometer. Renewi valt onder het BRZO'15. De aangevraagde planontwikkeling heeft geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. De afstand tussen Renewi en het plangebied is daarvoor te groot. Deze is circa van 1 kilometer. Daarnaast is de toename van de grootte van de populatie ten opzichte van de totale binnen het invloedsgebied aanwezige populatie te verwaarlozen. Het groepsrisico is gelegen onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van overige risicobronnen. Voor de beoordeling van deze ontwikkeling is uitsluitend het invloedsgebied van Renewi relevant.
Advies Brandweer Fryslân
Brandweer Fryslân heeft op 11 juli 2023 advies uitgebracht over de aspecten bestrijding en beperking van rampen, bereikbaarheid en zelfredzaamheid van personen, zodat een volledige verantwoording van het groepsrisico kan plaatsvinden. Het gehele advies is opgenomen als Bijlage 2 bij deze bestemmingsplantoelichting.
Brandweer Fryslân heeft geen bezwaar tegen het concept bestemmingsplan. Brandweer Fryslân voorziet in het plangebied enkele knel-/aandachtspunten met betrekking tot externe veiligheid en de bereikbaarheid. In overeenstemming met de punten die genoemd zijn in de bijlage behorende bij het advies van de Brandweer Fryslân van 11 juli 2023 adviseert Brandweer Fryslân om:
- op basis van artikel 13 van het Bevi een verantwoording van het groepsrisico uit te laten voeren;
- de paragraaf externe veiligheid in het bestemmingsplan aan te passen;
- het scenario toxische wolk met bijbehorende handelingsperspectief te communiceren met de initiatiefnemer;
- maatregelen te treffen voor de bereikbaarheid van hulpdiensten in geval van (geplande) werkzaamheden aan de Tussendiepen;
- te borgen dat de brandweer tot 10 m van de ingangen van het bedrijfsgebouw opgesteld kan worden.
Op basis van het advies van Brandweer Fryslân is de paragraaf externe veiligheid aangepast en aangevuld. De FUMO heeft een verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd.
Advies FUMO
De FUMO is gevraagd om een advies uit te brengen over de externe veiligheidsaspecten. Dit advies is uitgebracht op 17 oktober 2023 en is als Bijlage 3 bij deze bestemmingsplantoelichting gevoegd. Hierin is ook een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen beperking oplevert voor de ontwikkeling van het plan.
3.4 Ecologie
Wet- en regelgeving
Op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet worden onderzocht in hoeverre een nieuw plan van invloed kan zijn op beschermde soorten en/of beschermde gebieden.
Soortbescherming
Omdat er geen sprake is van sloop, het realiseren van nieuwe bebouwing en (belangrijke) aanpassingen aan de inrichting van de buitenruimte, is soortenonderzoek niet relevant.
Gebiedsbescherming: Stikstofdepositie
Wat betreft stikstofuitstoot is het voor de onderbouwing van een ruimtelijk plan ten aanzien van de gebiedsbescherming in het kader van de Wnb relevant om met AERIUS-berekeningen vast te stellen of sprake is van te verwachten negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Het gaat hierbij om het doorrekenen van de eventuele uitstoot vanwege realisatie van een plan (aanlegfase) en vanwege de te regelen activiteiten op de locatie (gebruiksfase). Dit laatste betreft bijvoorbeeld het verwarmen van bebouwing en de verkeersbewegingen die er van en naar de locatie plaatsvinden.
Wat betreft voorliggend planvoornemen van dit bestemmingsplan zou stikstofemissie in de gebruiksfase aan de orde kunnen zijn. Dat geldt evenwel al niet voor de aanlegfase. Er vinden namelijk geen nieuwe bouwactiviteiten als gevolg van het planvoornemen plaats. Dit bestemmingsplan is als gezegd enkel gericht op het juridisch-planologisch mogelijk maken van nieuwe gebruiksactiviteiten ter plaatse, binnen de reeds bestaande bedrijfsbebouwing.
Stikstofemissie zou mogelijk kunnen plaatsvinden door een toename van verkeersbewegingen vanwege het planvoornemen. Het voorliggende plan maakt echter vooral een verbreding van bedrijfsactiviteiten mogelijk binnen de geldende bestemming 'Bedrijventerrein' ter plaatse. Het geldende bestemmingsplan biedt echter nu al voor het plangebied de mogelijkheid om bedrijvigheid van milieucategorie 3.2 en ook 4.1 op te richten. De huidige bestemmingssituatie op de locatie laat daarmee al veel activiteiten met ook de nodige bijbehorende verkeersbewegingen toe op grond van de toegestane bedrijfsactiviteiten (zoals genoemd in Bijlage 1 bij de regels, onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1).
Op jaarbasis is geen toename van verkeersbewegingen te verwachten ten opzichte van de geldende planologische situatie. Hierom is een stikstofdepositieberekening vanwege voorliggend planvoornemen van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.
3.5 Archeologie
Wet- en regelgeving
De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van erfgoed is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. Een belangrijk onderdeel van deze wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan vanwege de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient vanwege voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Beoordeling
Door Steunpunt Monumentenzorg Fryslân is omwille van het planvoornemen van voorliggend bestemmingsplan een beoordeling archeologie opgesteld, naar aanleiding van een ingekomen overlegreactie van provincie Fryslân op dit onderdeel. De conclusie van de beoordeling door het steunpunt is dat de gemeente wordt geadviseerd een archeologische dubbelbestemming op te nemen, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt gesteld bij ingrepen van meer dan 5.000 m2. Dit is als zodanig in het gewijzigd vast te stellen bestemmingsplan opgenomen op zowel de verbeelding als in de regels middels een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' Het gehele advies van Steunpunt Monumentenzorg Fryslân is in zijn geheel terug te vinden als Bijlage 4 van deze bestemmingsplantoelichting.
Conclusie
Gelet op de in dit bestemmingsplan opgenomen archeologische beschermingsregeling op advisering van Steunpunt Monumentenzorg Fryslân mag het planvoornemen van dit bestemmingsplan wat betreft archeologie uitvoerbaar worden geacht.
Nota bene
De archeologische meldingsplicht blijft te allen tijde van kracht. Dit betekent dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan redelijkerwijs kan worden aangetoond dat het archeologie betreft, dit op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet onmiddellijk dient te worden gemeld aan de Minister (in de praktijk de gemeente Smallingerland als bevoegd gezag).
3.6 Parkeren En Verkeerseffecten
Parkeren
Op grond van het gemeentelijk parkeerbeleid moeten bedrijven en bewoners in Smallingerland zorgen voor voldoende parkeerruimte op het eigen erf. De gemeente Smallingerland kiest ervoor om de CROW-normen door te vertalen in de 'Parkeernormennota' en deze via het parapluplan van toepassing te verklaren op het gemeentelijk grondgebied. Bij het bepalen van de noodzakelijke parkeergelegenheid moet derhalve de normering van de Parkeernormennota worden gehanteerd.
Voor woningen heeft de gemeente in de Parkeernormennota bepaald wat voldoende is. Om te bepalen wat voldoende parkeerruimte voor bedrijven is, heeft het CROW in haar publicatie 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (publicatie 381) uitgegeven. Op grond van deze publicatie kan een redelijke schatting worden gemaakt van de parkeerbehoefte.
Uit deze publicatie blijkt dat de CROW adviseert om voor bedrijfsverzamelgebouwen (De Sluisfabriek kan als bedrijfsverzamelgebouw worden beoordeeld, gezien het gebruik door met name (startende) ondernemers en artiesten die er ruimte huren) gemiddeld 1,9 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO beschikbaar te hebben.
De oppervlakte van De Sluisfabriek is circa 5.000 m2. Op grond daarvan zouden 98 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Momenteel heeft De Sluisfabriek circa 50 parkeerplaatsen. Wanneer er geen evenementen worden gehouden, is dat in de praktijk meer dan voldoende.
Bij evenementen is het aantal parkeerplaatsen volstrekt onvoldoende. Daarom maakt De Sluisfabriek bij grote bezoekersaantallen (bijvoorbeeld een voorstellingenreeks, beurs of andere activiteit) gebruik van het parkeerterrein van de buren. Te weten het parkeerterrein ter hoogte van Tussendiepen 47/49. Deze is na 17:00 uur leeg en heeft een parkeercapaciteit van circa 70 parkeerplaatsen. Voor een eventuele extra parkeerbehoefte kan gebruik worden gemaakt van het Philips-parkeerterrein (circa 200 plaatsen voor extra parkeerbehoefte overdag, maar ook in de avond en in weekenden).
Figuur 5. Weergave van het plangebied (rood gearceerd) en de extra parkeerterreinen die worden gebruikt bij publieksevenementen met een grote parkeerbehoefte (geel gearceerd)
Door gebruik te maken van wat er in de omgeving al is aan parkeermogelijkheden wordt de ruimte duurzaam gebruikt en is het niet nodig om extra verharding aan te leggen. De laatste jaren wordt op deze manier door de bedrijven samengewerkt. Deze situatie kan als aanvaardbaar worden beoordeeld, gezien dit gebruik op basis van een overeenkomst tussen de bedrijven goed is geregeld.
Verkeerseffecten
De Sluisfabriek ligt aan de Tussendiepen. Het is de enige ontsluitingsweg voor dit gedeelte van industrieterrein De Haven, waardoor er in de huidige situatie al sprake is van veel verkeersbewegingen, ook van zwaarder verkeer zoals vrachtverkeer. Toevoeging van de gewenste functies heeft als gevolg dat er meer verkeersbewegingen plaats zullen vinden in de toekomstige situatie.
De toename van verkeersbewegingen zal wel beperkt blijven. Overdag blijft de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie ongeveer hetzelfde. Bij evenementen in De Sluisfabriek is een toename van verkeer op de Tussendiepen te verwachten. Dit zal vooral in de avonduren plaatsvinden, wanneer er weinig verkeer van en naar de bedrijven op het bedrijventerrein gaat. De verkeerseffecten worden als acceptabel beoordeeld.
3.7 Conclusie
Er zijn geen belangrijke wettelijke beperkingen voor de activiteiten die De Sluisfabriek wil ontwikkelen. Er wordt afgeweken van de parkeernormennota om extra verharding te voorkomen en omdat er al voldoende parkeerplaatsen in de nabijheid zijn die gebruikt kunnen worden (conform de overeenkomst tussen de bedrijven).
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Plansystematiek
Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de digitale verplichtingen zoals die per 01-01-2010 van kracht zijn.
SVBP2012
De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.
4.2 Toelichting Op De Regels
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. De regels kunnen onder meer bestaan uit de volgende onderdelen:
- Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel ten aanzien van het gebruik van de gronden is toegestaan. Soms kan het voorkomen dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming. - Bouwregels
De bouwregels bieden voor iedere bestemming het kader in hoeverre er ergens gebouwd mag worden. Er zijn regels gesteld met betrekking tot het oprichten van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels kunnen eisen wat betreft maatvoering, oppervlakte- en inhoudsbepalingen en aantallen te plaatsen bouwwerken omvatten. - Afwijken van de bouwregels
Met het afwijken van de bouwregels wordt geregeld dat door het bevoegd gezag in voorkomende gevallen onder voorwaarden bij verschillende bestemmingen kan worden afgeweken van de eerder opgenomen bouwregels per bestemming. - Specifieke gebruiksregels
Met specifieke gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval tot strijdig met het in de bestemmingsomschrijving toegestane gebruik wordt gerekend. - Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen in een aantal concrete situaties bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan. - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Door deze regel is de verplichting opgelegd om bij het uitvoeren van bepaald werk, geen bouwwerk zijnde of bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning aan te vragen. Op deze vergunningplicht kunnen uitzonderingen worden geformuleerd. Daarnaast zijn er toetsingscriteria gesteld dan wel is aangegeven wanneer het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheden toelaatbaar zijn. - Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan op een aantal onderdelen onder bepaalde randvoorwaarden te wijzigen.
Hoofdstuk 3 - Algemene regels
In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende algemene gebruiksregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen verder voor enige flexibiliteit in het plan. Met algemene aanduidingsregels worden regels gegeven die gelden voor een bepaald gebied. In de algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen waaronder Burgemeester en wethouders op een aantal onderdelen onder bepaalde randvoorwaarden het plan kan wijzigen. In de overige regels is tot slot het parkeerverhaal met betrekking tot bouwen uitgewerkt.
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels
Ten slotte bevat het bestemmingsplan nog 'Overgangs- en slotregels'. Dit betreft overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven artikelen over het overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en afsluitend de slotregel.
4.3 Toelichting Op De Bestemming
Bedrijventerrein
Het perceel van De Sluisfabriek is voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'. De regels zoals die voorheen golden onder het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Industrieterrein De Haven', blijven gelden.
De Sluisfabriek is tevens voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - broedplaatsfunctie". Onder de broedplaatsfunctie worden de volgende functies verstaan:
- atelier;
- theater en tentoonstellingen;
- symposia;
- educatieve activiteiten zoals trainingen en workshops;
- sport- en spelactiviteiten; en,
- andere evenementen,
en ook de daaraan ondergeschikte functies:
- productiegebonden detailhandel; en,
- logiesfunctie, maar alleen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - logiesfunctie".
Daarnaast zijn restauratieve voorzieningen-uitgebreid toegestaan. Dit betekent dat de kantinefunctie niet alleen voor de reguliere gebruikers van het bedrijf zelf, maar ook voor de reguliere gebruikers van omliggende bedrijven mag worden gebruikt. In de specifieke gebruiksregels is neergelegd dat dit gebruik niet in de nacht mag plaatsvinden en 's avonds alleen voor de broedplaatsfunctie.
De bouwregels zijn niet aangepast. De specifieke gebruiksregels zijn aangevuld. Hierdoor zijn zelfstandige kantoren met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² toegestaan voor startende en/of experimenterende zelfstandige ondernemers. De ondergeschikte logiesfunctie is in de specifieke gebruiksregels afgebakend, zodat deze functie niet mag bestaan uit een periode van meer dan zeven aaneengesloten dagen, voor meer dan 10 personen en/of voor personen die geen aan een theater of een tentoonstelling gerelateerde activiteit uitoefenen. Aanvullend geldt de regel voor de broedplaatsfunctie dat deze er niet toe mag leiden dat het parkeren noodgedwongen in de openbare ruimte moet plaatsvinden, omdat er onvoldoende parkeerruimte beschikbaar zou zijn.
Flexibiliteit is geboden doordat er binnenplanse afwijkingsmogelijkheden zijn toegevoegd. Zo kunnen er ook andere functies dan de in de bestemmingsomschrijving onder de broedplaatsfunctie opsomde functies worden toegestaan. Ook kan er andere detailhandel dan productiegebonden detailhandel worden toegestaan, als die detailhandel aantoonbaar past binnen het concept van de broedplaatsfunctie. Deze laatste afwijkingsmogelijkheid ziet bijvoorbeeld op het aanvullen van de verkoop met producten die sterk gerelateerd zijn aan de producten die ter plaatse zijn geproduceerd. Ter vergelijking kan het voorbeeld van een boerderijwinkel worden gebruikt. Een boerderijwinkel kan als productiegebonden detailhandel de producten melk en kaas verkopen. Een product die past binnen het concept van de boerderijwinkel en sterk gerelateerd is aan melk en kaas, is bijvoorbeeld klompen aangezien dit veel op boerderijen wordt gebruikt.
Waarde - Archeologie
Op basis van de provinciale archeologische waardenkaarten ('FAMKE') is duidelijk dat in het plangebied archeologisch resten in de bodem kunnen worden verwacht uit de perioden Steentijd-Bronstijd en IJzertijd-Middeleeuwen. Voor het plangebied geldt een vrijstellingsgrens van 5.000 m². Ter bescherming van deze archeologische waarden is op de verbeelding een archeologische dubbelbestemming opgenomen en is hieraan in de regels een beschermingsregeling verbonden. Archeologisch onderzoek is hiermee noodzakelijk gesteld bij ruimtelijke ingrepen in de bodem van meer dan 5.000 m².
4.4 Bestemmingsplanprocedure
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn de volgende fasen te onderscheiden:
- Ontwerpbestemmingsplan en vaststellingsprocedure
Na aankondiging in het Gemeenteblad en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl, wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken na de termijn van terinzagelegging vast. - Vastgesteld bestemmingsplan en beroepsprocedure
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage.
Indien Gedeputeerde Staten (GS) of de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Binnen 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van GS en/of de ILT wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer draagt de uit het plan voortkomende kosten. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een planschadeovereenkomst afgesloten. In een planschadeovereenkomst is geregeld dat de initiatiefnemer van een ruimtelijke procedure de kosten draagt van eventuele schade die een derde lijdt als gevolg van het plan. Het kostenverhaal, waaronder bijvoorbeeld de ambtelijke planbegeleiding, wordt verder via de gemeentelijke leges gedekt.
Op basis van deze overweging is het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Overleg ex. art. 3.1.1. Bro
In het kader van bestuurlijk overleg ex. artikel 3.1.1. Bro is het bestemmingsplan aan verschillende maatschappelijke instanties aangeboden die daarmee in de gelegenheid zijn gesteld om een overlegreactie op het plan in te dienen. Er zijn reacties binnengekomen van Brandweer Fryslân, Wetterskip Fryslân, de provincie Fryslân en Tennet. De ingekomen reactie van Brandweer Fryslân heeft geleid tot een aanpassing van de paragraaf externe veiligheid.
Brandweer Fryslân
Brandweer Fryslân heeft op 11 juli 2023 advies uitgebracht over de aspecten bestrijding en beperking van rampen, bereikbaarheid en zelfredzaamheid van personen, zodat een volledige verantwoording van het groepsrisico kan plaatsvinden.
Brandweer Fryslân heeft geen bezwaar tegen het concept bestemmingsplan. Brandweer Fryslân voorziet in het plangebied enkele knel-/ aandachtspunten met betrekking tot externe veiligheid en de bereikbaarheid. In overeenstemming met de punten die genoemd zijn in de bijlage behorende bij het advies van de Brandweer Fryslân van 11 juli 2023 (Bijlage 2) adviseert Brandweer Fryslân om:
- op basis van artikel 13 van het Bevi een verantwoording van het groepsrisico uit te laten voeren;
- de paragraaf externe veiligheid in het bestemmingsplan aan te passen;
- het scenario toxische wolk met bijbehorende handelingsperspectief te communiceren met de initiatiefnemer;
- maatregelen te treffen voor de bereikbaarheid van hulpdiensten in geval van (geplande) werkzaamheden aan de Tussendiepen;
- te borgen dat de brandweer tot 10 m van de ingangen van het bedrijfsgebouw opgesteld kan worden.
Op basis van het advies van Brandweer Fryslân is de paragraaf externe veiligheid aangepast en aangevuld. De FUMO heeft op 17 oktober 2023 een advies uitgebracht over de externe veiligheidsaspecten (Bijlage 3). Hierin is ook een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
Inloopbijeenkomst omwonenden
Om omwonenden en bedrijven rondom het plangebied te informeren over het plan is door de initiatiefnemers een inloopbijeenkomst gehouden op dinsdag 3 oktober 2023.
Omwonenden van de nieuwe woonwijk de Luwte en ondernemers aan de Tussendiepen zijn per brief en per mail vanuit de coöperatie BéVé Tussendiepen uitgenodigd voor deze inloopbijeenkomst. Er zijn enkele bewoners en een ondernemer op de avond geweest. De aanwezigen hebben positief gereageerd op de plannen.
Ontwerpbestemmingsplan ter inzage
Na aankondiging in het Gemeenteblad en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl, heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 14 december 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode kon een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. De behandeling van eventueel ingekomen zienswijzen vindt in een afzonderlijke notitie bij dit bestemmingsplan plaats en wordt te zijner tijd bij het raadsbesluit van het vast te stellen bestemmingsplan gevoegd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Planologisch Geluidsonderzoek
Bijlage 1 Planologisch geluidsonderzoek
Bijlage 2 Overlegreactie Brandweer Fryslân
Bijlage 2 Overlegreactie Brandweer Fryslân
Bijlage 3 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 3 Advies externe veiligheid
Bijlage 4 Archeologische Advisering
Bijlage 4 Archeologische advisering