Emmen, Oude Meerdijk
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 29-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0114.2009012-0701 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De rui mtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 archeologisch waardevolgebied:
een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;
1.9 bestaand:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 dove gevel:
de bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A)/ 33 Db;
1.21 erf:
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.22 erker:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
1.23 garage:
overdekte stalling voor een of meer auto's;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 geluidswerende voorzieningen:
geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;
1.26 geometrische plaatsbepaling:
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
1.27 gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.28 gevellijn:
de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
1.29 groenvoorziening:
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
1.30 hoofdgebouw:
gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.31 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
1.32 overkapping:
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);
1.33 overstek:
bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel;
1.34 perceelsgrens:
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
1.35 serre:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.36 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.37 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
1.38 waterlopen:
een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;
1.39 woning vrijstaand:
een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;
1.40 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.41 wooneenheid:
afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;
1.42 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;
1.43 zijerfscheiding:
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
2.2 de bebouwing op de verbeelding:
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
2.3 de bebouwingspercentage:
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 het peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorziening);
- b. water;
- c. in- en uitritten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - inrit" (sg-irt);
- d. geluidswallen en -schermen ter plaatse van de aanduiding (gw) en (gs);
- e. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding (ond);
- f. de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' voor zover de gronden als zodanig zijn aangeduid;
- g. de aanduiding 'Geluidzone - Weg' voor zover de gronden als zodanig zijn aangeduid;
met bijbehorende:
- h. sport- en speelgelegenheden;
- i. fiets- en voetpaden;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Specifieke gebruiksregels
1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
a. het parkeren en stallen van motorvoertuigen binnen de bestemming Groen.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin en erf;
- b. de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' voor zover de gronden als zodanig zijn aangeduid;
- c. de aanduiding 'Geluidzone - Weg' voor zover de gronden als zodanig zijn aangeduid;
met bijbehorende:
- d. in- en uitritten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - inrit" (st-irt);
- e. andere bouwwerken;
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte;
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer- Verblijfgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
- b. erven en pleinen;
- c. de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' voor zover de gronden als zodanig zijn aangeduid;
- d. de aanduiding 'Geluidzone - Weg' voor zover de gronden als zodanig zijn aangeduid;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. kunstwerken en waterwerken;
- g. sport- en speelgelegenheden;
- h. fiets- en voetpaden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen - Vrijstaand
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Vrijstaand aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - bestaand mogen de bestaande vrijstaande woningen gehandhaafd blijven;
- c. bijgebouwen;
- d. tuin en erven;
- e. de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' voor zover de gronden als zodanig zijn aangeduid;
- f. de aanduiding 'Geluidzone - Weg' voor zover de gronden als zodanig zijn aangeduid;
met bijbehorende: - g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. toegangswegen en erfontsluitingswegen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 afwijking van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
- b. Het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis gebonden beroep- of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
- c. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.
6.6 afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.5 voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep- of kleinschalige bedrijfsactiviteiten, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- a. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
- b. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- c. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
- d. de bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- e. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huis verbonden activiteiten met een maximum van 50 m²;
- f. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf;
- g. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;
- h. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.
Artikel 7 Waarde- Archeologie Attentiegebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde- Archeologie attentiegebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Waarde- Archeologie Waardevol Gebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde- Archeologie Waardevol gebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Leiding- Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een belemmerde strook ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
9.2 Bouwregels
Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringzekerheid.
9.3 omgevingsvergunning
Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen
Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
- b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
- c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
11.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van afwijking van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Geluidzone - Industrie
12.2 Geluidzone - Weg
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg ' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige bestemmingen.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels afwijking kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders afwijking verlenen voor:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
- b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
- 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3 m mag bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 25 m² mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10 m mag bedragen;
c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3 m bedraagt;
d. het in geringe mate, doch maximaal 5 m afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 m) van het bouwvlak;
g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
h het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25 m met dien verstande dat:
1. Als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond.
2. De toepassing van de in het eerste lid genoemde afwijking is beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om afwijking te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend;
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen met dien verstande dat:
- a. de wijziging betrekking mag hebben op:
- 1. een verschuiving van bestemmingsgrenzen van maximaal 2 m;
- 2. de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.
- b. de wijziging betrekking mag hebben op verruiming van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, met dien verstande dat:
- 1. de verruiming niet meer mag bedragen dan 10% procent van het bouwoppervlak;
- 2. een verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het binnen de bestemming waarop het bouwoppervlak betrekking heeft.
- c. de wijziging betrekking mag hebben op een verschuiving van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen met dien verstande dat een verschuiving niet meer mag bedragen dan 2 m;
- d. de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag:
- 1. mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in artikel 15.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.
15.4 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 15.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Emmen Angelslo, Oude Meerdijk', heeft betrekking op de nieuwbouw van maximaal 41 woningen in het gebied dat gelegen is aan weerszijden van de weg Oude Meerdijk, in de zuidoostelijke hoek van de wijk Angelslo. Daarnaast worden er binnen het bestemmingsplan 2 bestaande woningen opgenomen. De bouw van de woningen wordt gecombineerd met de realisatie van een aantal verkeerstechnische wijzigingen.
Het plan betreft het toevoegen van een ruim verkavelde buurt met een groen karakter en een gevarieerd woningaanbod. Het levert een bijdrage aan de doelstellingen van Emmen Revisited waar Angelslo deel van uit maakt. Deze wijken moeten op een geïntegreerde wijze worden geherstructureerd en gerevitaliseerd. Met het toevoegen van nieuwe woningen wordt bijgedragen aan één van de doelstellingen uit Emmen Revisited, namelijk het bieden van een toekomstperspectief aan de wijk. De kansen op een wooncarrière in de wijk zullen hiermee toenemen. Bovendien wordt de aantrekkelijkheid voor andere woonconsumenten naar verwachting groter, waardoor kansen ontstaan die de bevolkingssamenstelling van de wijk in positieve zin zullen beïnvloeden.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in de zuidoostelijke hoek van de wijk Angelslo, en wordt doorsneden door de weg Oude Meerdijk. Aan de noordzijde grenst het gebied aan de achtertuinen van de woningen aan de Hietbrink. De oostgrens wordt gevormd door de Rondweg. Aan de westzijde grenst het plangebied aan een tweetal bestaande woningen langs de Oude Meerdijk. De zuidelijke grens ligt in de 'groene driehoek', waarmee het gebied tussen industrieterrein Bargermeer en de Oude Meerdijk wordt bedoeld. De plangebiedsgrens ligt hier midden in. In totaal is het plangebied ongeveer 5 hectare groot.
1.3 Huidige Planologische Regelingen
De geschetste ontwikkelingen vinden plaats binnen een gebied waar nu een drietal bestemmingsplannen gelden: “Buitengebied gemeente Emmen”, “De Hietbrink e.o.” en “Emmen, ten zuiden van de Hietbrink”. Deze plannen zijn meer dan 10 jaar oud. Bovendien is woningbouw in het plangebied op basis van de vigerende bestemmingsplannen niet mogelijk. Daarom is besloten voor het gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Het voorliggende bestemmingsplan is een gedeeltelijke wijziging van de bestemmingsplannen:
- “Buitengebied Gemeente Emmen”, vastgesteld bij raadsbesluit van 16 juli 1987, nr. B18 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 1 maart 1988, nr. 30/12.144 en onherroepelijk geworden bij uitspraak door de Kroon van 10 mei 1990, nr. 90-011241 (tekeningnummer 84.250-blad 1).
- “De Hietbrink e.o.”, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 februari 1982, nr. 47 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 19 april 1983, nr. 34/5192, 1e afdeling (tekeningnummer 78.321).
In het geheel wordt gewijzigd het bestemmingsplan:
- “Emmen, ten zuiden van de Hietbrink”, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 januari 1989, nr. 18 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 21 maart 1989, nr. RG/A8/89-2.833 (tekeningnummer 85.232).
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de bestemmingsplanregels en de verbeelding. De toelichting gaat in op de achtergronden van het plan en het plangebied. In de toelichting worden de overwegingen weergegeven die gemaakt zijn bij de totstandkoming van het plan. De bestemmingsplanregels zijn een juridische vertaling van hetgeen in de toelichting is beschreven en gelden voor de op de verbeelding aangegeven bestemmingen.
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken verricht. In hoofdstuk 3 worden deze kort benoemd en worden de conclusies hiervan kort weergegeven. Het betreft de onderzoeken:
- Akoestisch onderzoek
- Archeologisch historisch onderzoek
- Watertoets
- Bodemonderzoek
- Externe veiligheid
- Flora en fauna
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de hoofdlijnen van het beleid op landelijk-, regionaal-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. De algemene beleidskaders van de verschillende beleidsvelden komen hier stuk voor stuk aan de orde, evenals de doorvertaling naar het plangebied, voor zover deze te maken valt. Het beleid, wat specifiek gekoppeld is aan de toetsen met betrekking op onder andere archeologie en monumenten, externe veiligheid, milieu, natuur en water is opgenomen in hoofdstuk 3.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Ruimtelijk beleid
De Nota Ruimte is in februari 2006 formeel in werking getreden. In deze strategische nota is de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland weergegeven en zijn de belangrijkste bijbehorende doelstellingen opgenomen. Het beleid gaat uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Het geeft invulling aan het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Hiermee sluit het beleid aan bij de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk beleid, die onder meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel, met een centrale rol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Stedelijke vernieuwing en herstructurering blijven dringend nodig om de leefbaarheid in steden te vergroten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt.
De Nota Mobiliteit maakt deel uit van de Nota Ruimte. De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeer- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. De Nota Mobiliteit geeft aan op welke wijze dit moet gaan gebeuren.
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe
Provinciale Staten hebben op 2 juni 2010 het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:
- 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
- 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
- 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie gemeemte Emmen 2020, veelzijdigheid troef
De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is op 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.
2.4.2 Woonbeleid
Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld.
Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).
2.4.3 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is verwoord in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) 'Emmen Bereikbaar en duurzaam veilig'. Dit plan is vastgesteld in 2000. In 2010 zal het beleidsplan worden geactualiseerd, tot die tijd blijft het bestaande GVVP van kracht.
Onderdeel van het verkeersbeleid wordt gevormd door de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. De gemeente Emmen ondersteunt net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland deze uitgangspunten.
Het beleid ten aanzien van parkeren is opgenomen in de parkeerbeleidsnota 'Parkeerbeleid in samenspel" uit 1999. In 2010 zal het parkeerbeleid worden herzien in een geactualiseerde parkeerbeleidsnota. Uitgangspunt is dat voor parkeren bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan de meest recente parkeercijfers die door het CROW zijn uitgegeven. Vooruitlopend op deze geactualiseerde parkeernota worden deze recente kencijfers gehanteerd omdat deze beter aansluiten bij de dagelijkse praktijk.
2.4.4 Welstandsbeleid / beeldkwaliteitsplan (zie welstandsnota)
Voor het plangebied Emmen, Oude Meerdijk is een apart beeldkwaliteitplan opgesteld, genaamd "Beeldkwaliteitplan Emmen, Oude Meerdijk". Dit plan zal tegelijkertijd met het bestemmingsplan ter visie gelegd worden.
2.5 Conclusie
Het rijksbeleid werkt nauwelijks rechtstreeks door in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in directe zin niet in strijd met het rijksbeleid.
Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat dit passend is in het provinciale beleid.
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.1.1 Aanleiding
Gemeente Emmen gaat langs de Oude Meerdijk twee deelgebieden ontwikkelen als woningbouwlocatie (plangebied Oude Meerdijk). Het woningbouwplan, dat de gemeente Emmen in samenwerking met Brands Bouwontwikkeling ontwikkelt, voorziet in de bouw van 41 woningen. De hoofdstructuur in de buurt wordt bepaald door een combinatie van een centraal gelegen grote, groene brink, een bebouwingsboog met een kleine brink en woningen die passen binnen het type lintbebouwing. De gehele buurt wordt gekenmerkt door een groene en ruime opzet. De grote brink ontstaat door de voormalig rechtdoor lopende Oude Meerdijk aan het begin (westzijde) van de nieuwe buurt te 'splitsen'. De brink vormt hiermee zowel de beëindiging van de Oude Meerdijk als het hart van de nieuwe buurt. De oude structuur van de buurt blijft herkenbaar door de doorlopende bomenrij over de brink. Door zijn centrale ligging vormt de grote brink het verbindende element tussen het noordelijke en zuidelijke deel van het plangebied.
In het kader van de Monumentenwet 1988 en de herziening in 2007 die heeft geresulteerd in de Wet op de archeologische monumentenzorg is in het kader van de planvorming archeologisch onderzoek verricht. Op grond van de IKAW/AMK en een bureaustudie door het ARC is bepaald dat het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft voor archeologische resten uit de (Late) Prehistorie. Dit beeld werd bevestigd door inventariserend archeologisch veldonderzoek door middel van grondboringen en waarderend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Uit het bureau- en booronderzoek dat in 2003 door Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) is uitgevoerd, bleek dat zich op een deel van het plangebied Oude Meerdijk een onverstoorde bodemopbouw met een goed ontwikkelde B-horizont bevindt (De Roller 2003). Tijdens het daarop volgende proefsleuvenonderzoek (Blom, 2005) werden in het onderzoeksgebied nederzettingssporen aangetroffen die dateren uit de (Late) Bronstijd. Op basis van deze twee vooronderzoeken werd in 2005 voor een deel van het gebied door dr. W.A.B. van der Sanden, provinciaal archeoloog van Drenthe, in overleg met de gemeente Emmen een selectiebesluit opgesteld, waarin besloten werd tot nader onderzoek. Op basis van dit selectiebesluit heeft de gemeente in het kader van de bestemmingsplanprocedure een archeologische opgraving uit laten voeren. De opgraving is van 8 t/m 25 november 2010 uitgevoerd door Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) uit Groningen.
3.1.2 Resultaten van de archeologische opgraving
In het totaal zijn in het geselecteerde onderzoeksgebied 32 werkputten aangelegd, twintig op het zuidelijk deel en twaalf op het noordelijk deel (zie afbeelding). In de werkputten is één vlak aangelegd. Het veldwerk is uitgevoerd conform de richtlijnen uit de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. en het Programma van Eisen (PvE) dat opgesteld is door drs. J. Schoneveld (ARC) en in 2010 geactualiseerd is door de gemeentelijk archeoloog (drs. E.E.A. van der Kuijl). De gemeentelijk archeoloog trad namens gemeente Emmen op als bevoegd gezag.
In tegenstelling tot de bevindingen van het proefsleuvenonderzoek (Blom 2005) is in het onderzoeksgebied geen esdek aanwezig. Onder de bouwvoor bevindt zich ofwel direct de C-horizont (het vaste zand), ofwel een dunne B-C-horizont een dunne veldpodzol? (afb. 2.1). Deze bevindingen komen wel overeen met die van het booronderzoek (De Roller 2003). Dit heeft als consequentie gehad dat de (nog) aanwezige archeologische waarden een stuk slechter geconserveerd waren dan vooraf verondersteld werd.
De gaafheid van het onderzoeksgebied kent verder een sterke tweedeling: het terrein ten zuiden van de Oude Meerdijk heeft geen oorspronkelijk bodemprofiel meer; het terrein lijkt te zijn afgetopt en kent veel recente verstoringen. Deze verstoringen kunnen voor een deel worden gerelateerd aan de volkstuinen die tot voor enige jaren ook hier lagen (het volkstuinencomplex bevindt zich nu – in afgeslankte vorm – ten zuiden van het onderzoeksgebied, maar strekte zich eerder uit tot aan de Oude Meerdijk) en aan een boomkwekerij. In de sporen hier kon slechts één spieker (opslag) worden herkend. Tevens is min of meer complete huisplattegrond aangetroffen. Op het overige deel van het zuidelijke onderzoeksgebied zijn wel meerdere archeologische sporen gevonden, hoewel vondstmateriaal grotendeels ontbreekt, waardoor de datering niet meer te achterhalen is. Waarschijnlijk is het terrein in een eerder stadium al zodanig afgetopt dat het vondstniveau ontbreekt.
Aan de noordzijde van de Oude Meerdijk zijn de resten beter bewaard gebleven. Hoewel ook hier geen sprake meer is van een compleet intact bodemprofiel, bevindt zich op bepaalde plaatsen onder de bouwvoor een (restant van een) B-horizont en bovendien kent het terrein minder recente verstoringen. De prehistorische sporen die hier zijn aangetroffen, zijn van redelijke kwaliteit en bevatten vondstmateriaal. Uit de paalkuilen zijn de plattegronden van in het totaal drie woon(stal)huizen te reconstrueren. De meeste plattegronden van structuren aan de noordzijde van de Oude Meerdijk zijn min of meer volledig aanwezig, er ontbreken weinig sporen. Uit nadere bestudering van de sporen aan zowel de zuid- als de noordkant blijkt dat er sprake is geweest van resten van 36 spiekers/opslaggebouwen.
Bij het onderzoek is een kleine hoeveelheid vondstmateriaal aangetroffen, bestaande uit aardewerk, natuur- en vuursteen en houtskool. De kleine hoeveelheid vondstmateriaal is grotendeels te wijten aan het feit dat het terrein in het verleden afgetopt is geweest, waardoor het vondstniveau grotendeels verdwenen is.
3.1.3 Conclusie
De aangetroffen bewoningssporen in het onderzoeksgebied dateren uit twee afzonderlijke perioden: de Late Bronstijd – Vroege IJzertijd en uit de (Midden- tot) Late IJzertijd. De oudste bewoning bestaat uit één huisplattegrond van – vermoedelijk – het type Borger B (huis 4). Hoewel er geen dateerbaar materiaal in de bijbehorende paalkuilen is gevonden, kan worden gesteld dat bij het erf van het huis één of meerdere spiekers hebben behoord. De nederzettingsstructuur in de Late Bronstijd – Vroege IJzertijd, zal hebben bestaan uit één centraal woonstalhuis met daarbij enige bijgebouwen. Het kan zijn dat in deze periode al sprake is van een Celtic Field, maar zeker is dat niet. Het belang van de opgraving is dat de resultaten in verband gebracht kunnen worden met de sporen die tijdens eerdere opgravingen aangetroffen zijn binnen onderzoeksgebieden Angelsoo – Emmerhout en Oude Meerdijk. Hierdoor ontstaat een beeld van min of meer continue bewoning vanaf de Late Bronstijd tot en met de Late IJzertijd, een periode van bijna 1.000 jaar. De vindplaats bevestigt het reeds bestaande beeld van de bewoning in de IJzertijd rond Emmen en in Zuidoost-Drenthe en geeft aan dat de bewoning te Angelsloo-Emmerhout zich op den duur onder andere verplaatste naar het zuiden. De resultaten van het onderzoek geven tevens aan dat het nabij gelegen Celtic Field, waarvan het bestaan al langer bekend was, zich verder naar het westen heeft uitgestrekt en dus veel groter geweest moet zijn dan tot nu toe aangenomen werd.
3.1.4 Procedureel
De gemeente heeft in 2005 samenspraak met de provinciaal archeoloog besloten tot behoud ex situ van te plaatse van het plangebied aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden. Het archeologisch onderzoek (opgraving) is in 2011 correct en volgens de regels (KNA en PvE) uitgevoerd, hetgeen geresulteerd heeft in een eindrapport van de opgraving (De Wit, 2011). Het rapport is op 8 maart 2011 door de gemeentelijk archeoloog beoordeeld en behoudens enkele aanvullingen akkoord bevonden, waarmee het terrein vrij gegeven kan worden voor ontwikkeling. Hiermee is voldaan aan de voorwaarden die in de regels van het bestemmingsplan Oude Meerdijk zijn gesteld, namelijk:
De in bedoelde vergunning wordt niet eerder verleend dan dat:
- a. de aanvrager een rapport/advies heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- b. het rapport/ advies ter beoordeling is voorgelegd aan een archeologische deskundige en deze positief adviseert.
Daarmee is er geen beletsel meer vanuit archeologische oogpunt om de geplande ontwikkeling te starten. Doordat het vlakdekkend onderzoek door middel van de opgraving inmiddels is uitgevoerd, vervalt feitelijk de dubbelbestemming (archeologische waardevol gebied) voor het plangebied Oude Meerdijk. Een uitzondering vormt de directe omgeving van het plangebied.
Op basis van aanvullend booronderzoek door het ARC in 2010 (Buitenhuis, 2010) aan de oostzijde van het plangebied Oude Meerdijk blijkt dat de hoge archeologische verwachting voor de percelen aan de rondweg en ter plaatse van de geplande geluidswal (deelgebied I) op basis van een verstoorde bodemopbouw bijgesteld kan worden naar een lage verwachting. Doordat echter sprake is van een vergelijkbare bodemopbouw als in de rest van het plangebied, kan de aanwezigheid van archeologische waarden op voorhand niet uitgesloten worden. ARC heeft geadviseerd om de graafwerkzaamheden ter plaatse van deelgebied I te laten begeleiden. Dit advies is overgenomen door de gemeentelijk archeoloog. Voor dit deel van het plangebied (deelgebied I, zie afbeelding 1) blijft daarom de dubbelbestemming 'archeologisch waardevol gebied' van kracht, totdat de archeologische begeleiding heeft plaatsgevonden.
Tot slot is aan de zuidwestzijde van de bestaande Oude Meerdijk op de erfscheiding met de naastgelegen bestaande bebouwing een deel van een huisplattegrond aangetroffen uit de IJzertijd, waarvan het overige deel vermoedelijk op het naastgelegen perceel aanwezig is. Het archeologisch waardevolle gebied strekt zich vermoedelijk buiten de contouren van het huidige plangebied uit, conform de verwachting op IKAW/AMK. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen zal daarom rekening gehouden moeten worden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische resten aan de zuid- en zuidwestzijde van het huidige plangebied. Voorafgaand aan toekomstige bodemingrepen (voor zover zij buiten de vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek vallen), zal deze verwachting getoetst moeten worden door middel van inventariserend en/of karterend veldonderzoek (grondboringen).
Afbeelding 1: Ligging van het onderzocht plangebied (blauw) en het nog te begeleiden deelgebied (I).
3.2 Demografische Gegevens
De bevolking van de kern Emmen is tussen 2003 en 2009 met 975 inwoners gegroeid. Deze groei is gerealiseerd in de uitbreidingswijken Parc Sandur en Delftlanden en in de bestaande wijken Barger-Oosterveld, Emmen-Centrum en Emmermeer. In de andere wijken van Emmen is de bevolking stabiel gebleven of gedaald.
Woningvoorraad
De woningvoorraad in de wijk Angelslo telde per 1-1-2008 3777 woningen en bestaat hoofdzakelijk uit ééngezins rijenwoningen (ruim 63%). Daarnaast bevat de voorraad een behoorlijk aandeel appartementen (ruim 24%).
Het eigen woningbezit in de wijk is laag en ligt met 39% onder het gemeentelijke gemiddelde (55%). Het grootste deel van de voorraad (ca. 60%) in Angelslo is dan ook in beheer bij verhuurders. De woningcorporaties beheren daarbij de meeste huurwoningen. Het aandeel huurwoningen in Angelslo is overigens door verkoop en onttrekking van huurwoningen en toevoeging van koopwoningen wel afgenomen.
Bevolking
De wijkbewoners waarderen de woonomgeving van de wijk Angelslo met een 6,7. Dit is weliswaar een voldoende, maar de waardering ligt daarmee onder de gemiddelde waardering in de kern Emmen. Dit blijkt uit het gemeentelijk 'Woonbelevingsonderzoek Emmen 2003' dat eens in de twee jaar wordt uitgevoerd. De bewoners van de wijk zijn redelijk tevreden over hun woning en waarderen deze gemiddeld met een 7,4.
Relatief veel wijkbewoners (41%) denken binnen afzienbare tijd te verhuizen. De verhuis-geneigdheid in Angelslo is daarmee groter dan gemiddeld in de kern Emmen (32%). Dit onderstreept nog eens het belang van de wijkvernieuwing die is ingezet in het kader van het project Emmen Revisited.
Tabel 1: Overzicht bevolking en woningvoorraad
De bevolkingsomvang van Angelslo is de afgelopen jaren afgenomen. Daarmee nam ook de gemiddelde woningbezetting af van 2,41 in 1994 naar 2,08 in 2008. Dit betekent dat in Angelslo, in vergelijking tot andere (jongere) woonwijken in Emmen, relatief veel kleine huishoudens zijn gehuisvest. Het gaat daarbij om 1- en 2-persoonshuishoudens. Dat dit mede een gevolg is van de vergrijzing van de wijk in de afgelopen jaren blijkt uit de leeftijdsopbouw van de wijk.
Uit de leeftijdsopbouw van Angelslo in vergelijking met die van de kern Emmen als geheel blijkt dat de leeftijdsklassen tussen 55 en 80 jaar relatief sterk zijn vertegenwoordigd. Dit heeft deels te maken met de aanwezigheid van het verzorgingstehuis "De Horst", maar moet hoofdzakelijk worden toegeschreven aan het vergrijzingsproces. De jonge gezinnen van weleer zijn ouder geworden en de kinderen zijn het huis uit.
Daarnaast valt op dat de leeftijdsklassen tussen de 20 en 30 jaar relatief sterk zijn vertegenwoordigd in Angelslo. De grote voorraad goedkope huurwoningen in deze wijk maakt de wijk aantrekkelijk voor starters, die zich hoofdzakelijk in deze leeftijdsklasse bevinden. Zowel bij de ouderen als de jongeren gaat het over het algemeen om kleine huishoudens.
Afbeelding 6: Leeftijdsopbouw Angelslo en kern Emmen
De relatief minder sterk vertegenwoordigde 34 tot 55 jarigen maakt dat ook het aandeel kinderen tot 15 jaar in de wijk ondervertegenwoordigd is. De wijk huisvest met andere woorden relatief weinig huishoudens met kinderen.
In sociaal-economisch opzicht onderscheidt Angelslo zich, mede als gevolg van deze bevolkingssamenstelling, door een laag percentage actieven. Relatief veel Angelsloërs zijn gepensioneerd of met de VUT. De aanwezigheid van veel betaalbare huurwoningen is terug te zien in de sociaal-economische samenstelling van de bevolking en uit zich in een hoog percentage aandachtsgroep-huishoudens en een lager dan gemiddeld besteedbaar inkomen.
3.3 Ecologie
3.3.1 Algemeen
Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren en is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.
Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing, voor activiteiten in verband met de ontwikkling van een bestemmingsplan, te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen (DR) van het LNV.Natuurbeschermingswet
In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt.
Deze gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd.
3.3.2 Uitkomsten onderzoek
In mei/juni 2003 heeft Taken Landschapsplanning BV een onderzoek (nr. 1690-A) verricht naar de natuurwaarden van het plangebied Oude Meerdijk.
De gemeente Emmen heeft bureau Taken Landschapsplanning bv eind 2009 opdracht verleend een actualisatie uit te voeren van het natuurwaardenonderzoek ter plaatse van het plangebied de Oude Meerdijk, gelegen ten zuidoosten van Emmen en ten zuiden van de wijk Angelslo. (zie bijlage "Actualisatie Natuurwaarden onderzoek, nummer 00332-A, van 30-09-2009). Aanleiding van het natuurwaardenonderzoek vormt de voorgenomen uitbreiding van de woningbouw in dit gebied. Reden voor de actualisatie is, dat het eerste onderzoek dateert van zomer 2003 en daarom niet
voldoende actueel meer is met het oog op de verdere besluitvorming.
Op grond van het hiervoor beschreven archief- en veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat er binnen het plangebied zeer waarschijnlijk een tweetal verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis voorkomen, namelijk in de beide meest westelijk gelegen boerderijen. In de rest van het plangebied zijn geen verblijfplaatsen van streng beschermde diersoorten (lijst 2,3-soorten of vogels met jaarrond beschermde nestplaats) aangetroffen. In de directe nabijheid (<50 m uit het plangebied) zijn mogelijk ook enkele verblijfplaatsen van dwergvleermuis aanwezig, namelijk in woonhuizen in de aangrenzende woonwijk. Bij werkzaamheden die verband houden met uitvoering van het voornemen, moet, gezien het voorkomen van geschikte nestplaatsen, rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels (tussen half maart en half juli).
3.3.3 Conclusie
Het plangebied is niet gelegen in of nabij natura 2000-gebieden (en dus ook Habitat- en Vogelrichtlijngebieden) of andere beschermde gebieden.
Aangezien er slechts in zeer beperkte mate beschermde natuurwaarden binnen het plangebied zijn aangetroffen, kan worden geconcludeerd dat er geen significante effecten van het voornemen op beschermde natuurwaarden te verwachten zijn.
Er dient alleen ontheffing te worden aangevraagd voor de gewone dwergvleermuis, indien de twee meest westelijk gelegen boerderijen in het plangebied moeten worden geamoveerd. De rest van het plangebied kan worden ontwikkeld zonder vervolgstappen in het kader van de Flora- en faunawet, zij het dat de initiatiefnemer de algemene zorgplicht in acht behoort te nemen, conform artikel 2 FfW.
3.4 Fysieke Veiligheid
3.4.1 Algemeen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het BEVI. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welk wettelijke verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk . Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.
Voor de "Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef" zijn beleidsuitgangspunten op veiligheidsgebied geformuleerd.
Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. De gemeente wil dus ruimte bieden voor zowel wonen als werken. Door voor een Gebiedsgerichte Benadering te kiezen kan een acceptabele invulling worden gegeven aan beide ambities. Door binnen de gemeente een indeling te maken naar gebieden waar bepaalde (risicovolle) activiteiten juist wel of niet wenselijk zijn schept Emmen ruimte voor zowel wonen (veilig wonen) als voor werken (ruimte voor industrie) zonder dat deze elkaar belemmeren. Bij het ruimtelijk ordenen van risico's hanteert de gemeente Emmen de volgende algemene uitgangspunten:
1. De industrieterreinen Bargermeer, A37 en Vierslagen zijn vanuit de ambitie Ruimte voor industrie de voorkeurslocatie (zoekgebieden) voor vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations deze vormen een uitzondering in die zin dat hiervoor per locatie een beoordeling zal worden gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI;
2. Bestaande BEVI-inrichtingen op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen blijven gehandhaafd en gerespecteerd, waarbij wijziging van bedrijfsvoering buiten de zoekgebieden niet mag leiden tot verhoging van het plaatsgebonden risico;
3. Buiten deze industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde inrichtingen). Realisatie van nieuwe kwetsbare objecten binnen de zoekgebieden is niet toegestaan en realisatie van nieuwe kwetsbare objecten op de industrieterreinen buiten de zoekgebieden is beperkt mogelijk.
Figuur 7: Zoekgebied BEVI-inrichtingen
rode contour = zoekgebied nieuw te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10-6 contour dient hierbij binnen de eigen inrichtingsgrens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien het niet mogelijk is om de PR=10-6 contour binnen de eigen inrichtingsgrens te houden mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken (rekening houdend met de beperking die dit oplevert voor de invulling van kavels met niet-BEVI inrichtingen).
3.4.2 Fysieke veilligheidssituatie
3.4.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden. Bijlage 1.
Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:
- 1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is.
- 2. Op grond van de wet op de Veiligheidsheidsregio is de Hulpverleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied binnen de dekking van het WAS-stelsel gelegen is.
- 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet wel aan deze vereisten. Het gebied wordt ontsloten via de Oude Meerdijk. Tevens is er een secundaire route te gebruiken in geval van obstructie, nl. via het bestaande fietspad welke parallel loopt aan de Rondweg, ten oosten van het plangebied. Daarnaast is het gebied in geval van calamiteit te bereiken via een zijweg van de Oude Meerdijk richting de moestuinen (in zuidellijke richting). Hiermee voldoet het gebied goed aan de uitgangspunten van bereikbaarheid.
- 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweerenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Het plangebied ligt binnen de opkomsttijd zoals gesteld in de Zorgnorm (zie Basis Brandweerzorg van het Ministerie van Binnenlandse Zaken) waaraan getracht wordt te voldoen.
Bereikbaarheid
Indien er calamiteiten plaatsvinden, is het van belang dat hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Alle objecten binnen het plangebied dienen via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor hulpverleningsdiensten. Deze eis geldt ook tijdens de bouwfasen. Wegmeubilair bedoeld om de toegankelijkheid te verminderen c.q. het verkeer te vertragen mag er niet toe leiden dat een brandweervoertuig meer dan een minuut vertraging per 500 meter oploopt. Daarnaast dient het afsluiten van wegen om sluipverkeer te voorkomen, waarbij de ontsluiting via twee wegen voor de hulpverleningsdiensten wordt belemmerd, niet toegepast te worden. De bereikbaarheid van Oude Meerdijk voldoet aan de criteria voor de bereikbaarheid.
3.5 Milieu
In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.
3.5.1 Bedrijven en milieuzonering
3.5.2 Bodem
De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie belet. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.
Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Bij de melding dient tevens een milieuhygiënische verklaring te worden overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Soms is het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen zonder milieuhygiënische verklaring. De gemeente Emmen heeft hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodemheersplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Emmen is maximaal 5 jaar na vaststelling geldig. Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor grond, baggerspecie en bouwstoffen. Op basis van de bodemkwaliteitskaart blijft het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen.
3.5.3 Geluid
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
De gemeente is voornemens nieuwbouw te realiseren aan de Oude Meerdijk in Emmen. Het plan ligt binnen de invloedsfeer van industrie- en wegverkeerlawaai. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het betreft het akoestisch onderzoek "Akoestisch onderzoek industrie- en wegverkeerslawaai in het bestemmingplan Oude Meerdijk te Emmen" van Akoestisch Adviesbureau Vrancken met projectnr. 9393 van 6 november 2010 (zie bijlage).
In eerdere onderzoeken zijn diverse varianten onderzocht om de geluidbelasting bij de woningen te beperken. In de laatste versie is een variant gekozen waarbij het plan voorziet in een geluidswal van 95 meter lang en vier meter hoog boven het maaiveld bij de woningen. Langs de Rondweg komt een scherm van in totaal 200 meter. Een gedeelte van 125 meter lang is 3,5 meter hoog, het overige is 3,0 meter hoog.
3.5.4 Lucht
3.6 Waterparagraaf
Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 wordt de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water. Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties.De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.
De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd. Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoest die als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
3.6.1 Gebiedsspecifieke kenmerken
Het plan ligt ten zuid-westen van de kern Emmen en maakt onderdeel uit van de woonwijk Angelslo. Het gebied valt onder het beheersgebied van waterschap Velt en Vecht en ligt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. Het plangebied ligt buiten het grondwaterbeschermingsgebied.
De grondwaterstand bevindt zich op ca. 16,00+ NAP. De gemiddeld Hoogste grondwaterstand in het gebied varieert van 0,5 - 0,7 meter minus maaiveld. Er zijn geen gevallen bekend van overlast als gevolg van grondwater in het plangebied. Dit betekend dat in dit gebied de drooglegging voor de nieuwbouw ruim voldoende gewaarborgd wordt.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan:
Voor de waterketen (riolering) in Oude Meerdijk geldt dat deze in een gescheiden vrijverval riool ligt. Voor dit riool geldt dat regenwater en huishoudelijk afvalwater gescheiden moet worden afgevoerd.
Het regenwaterbeleid dat is verankerd in de Wet Gemeentelijke watertaken en vanaf medio 2009 in de Waterwet kan ook ruimtelijke consequenties hebben door de hierin uitgesproken voorkeursvolgorde:
- c. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- d. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- e. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- f. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat hiermee voor wat de biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een zuiveringstechnisch werk getransporteerd;
- g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt zo nodig na zuivering bij de bron, hergebruikt;
- h. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu gebracht en
- i. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt naar een zuiveringtechnisch werk getransporteerd.
- j. Als gevolg de punten d. en e. uit deze voorkeursvolgorde moet er zoveel mogelijk naar worden gestreefd regenwater lokaal te benutten dan wel terug te brengen in het milieu. Dit laatste kan bijvoorbeeld met behulp van infiltratievoorzieningen.
3.6.2 Waterhuishouding
Het plan ligt ten zuid-westen van de kern Emmen en maakt onderdeel uit van de woonwijk Angelslo. Het gebied valt onder het beheersgebied van waterschap Velt en Vecht en ligt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. Het plangebied ligt buiten het grondwaterbeschermingsgebied.
Het plangebied ligt op een uitloper van de Hondsrug. Hierdoor varieert het maaiveld van circa NAP +23,40 meter aan de oostzijde tot NAP +22,30 meter aan de westzijde.
3.6.3 Wateradvies waterschap
De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Hierbij geldt dat het waterschap pas een advies uitgeeft op basis van een volledig bestemmingsplan inclusief toelichting, verbeelding en bestemmingsplanregels. Er wordt geen advies gegeven op basis van alleen een waterparagraaf.
Verslag van overleg met waterbeheerder
De gemeente heeft op 26 februari 2004 overleg gevoerd met het waterschap Velt en Vecht in het kader van de watertoets. Het waterschap heeft toen geadviseerd om het plan aan te passen aan de waterhuishoudkundige inzichten zoals die bij het opstellen van het gemeentelijke Waterplan naar voren zijn gebracht.
Het waterschap is van mening dat het plan goede mogelijkheden voor infiltratie van hemelwater bevat waarvan nu gebruik gemaakt zal worden. Ook vindt waterschap Velt en Vecht dat het waterbeleid en overeenkomstige maatregelen goed in het bestemmingsplan zijn verwerkt en verwoord. Waterschap Velt en Vecht heeft geen bezwaar tegen het plan.
3.6.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:
- alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
- water verbonden is met de rest van het watersysteem;
- er voldoende oeverbegroeiing is;
- afstromend regenwater schoon is en blijft;
- lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.
Bij nieuwe ontwikkelingen mag het regenwater niet worden geloosd op het riool. Het dient ter plaatse te worden geïnfiltreerd of (via een bodempassage) te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vanwege de plaatselijk voorkomende slecht doorlatende lagen is het nodig bij infiltratie goed onderzoek te doen naar de opbouw van de ondergrond om grondwateroverlast te voorkomen. Bij de afwatering van het perceel moet daarmee rekening worden gehouden. Dat geldt ook voor het bouwpeil (vloerpeil) van de bebouwing. Het aanwezige oppervlaktewater mag niet vervuild raken door de agrarische activiteit of door de bouwactiviteiten. Het afstromende regenwater moet zo schoon mogelijk blijven.
Juridische vertaling watertoets in planregels
Gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, worden mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.
Figuur 9: Luchtfoto van het plangebied.
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
De Oude Meerdijk gaf Emmen via Barger-Oosterveld en Nieuw-Dordrecht een rechtstreekse verbinding met Klazienaveen. De weg ligt ter plaatse van het plangebied over de oude veldontginningen naar de oostelijke uitloper van de Hondsrug. Meer westelijk lag het oorspronkelijke Barger meer. Dat verklaart hoogstwaarschijnlijk de hogere ligging van de weg ten opzichte van het maaiveld in het plangebied.
In de jaren 60 van de 20e eeuw werd aan de noordzijde van de Oude Meerdijk de wijk Angelslo gebouwd. De weg vormde vanaf toen de begrenzing tussen Angelslo en "de groene driehoek", een groen gebied dat ligt ingeklemd tussen Angelslo en het industrieterrein Bargermeer.
Aan het eind van de jaren 60 van de 20e eeuw kreeg Emmen via de N862 een nieuwe, snellere verbinding met Klazienaveen. De Oude Meerdijk verloor hierdoor haar belangrijkste functie. De in dezelfde periode aangelegde Rondweg sneed de Oude Meerdijk af. Vanaf dat moment was de Oude Meerdijk een voor gemotoriseerd verkeer doodlopende straat. Wel behield het een belangrijke functie voor het schoolgaande fietsverkeer uit onder andere Barger-Oosterveld en Nieuw-Dordrecht. Daarnaast werd de weg hoofdzakelijk gebruikt door sluipverkeer vanuit Angelslo naar de Rondweg.
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
De hoofdstructuur van Angelslo bestaat uit een zestal clusters die allen ontsloten worden via een buurtontsluitingsweg. Deze zijn aangesloten op de centrale ontsluitingsweg "de Statenweg". Vanaf de buurtontsluitingswegen lopen doodlopende woonstraten verder de buurten (clusters) in. Tussen de clusters liggen karakteristieke grote, brede groenzones. Kenmerkend voor Angelslo zijn de platte woningen, de groene opzet en de geasfalteerde wegen.
Het cluster ten noorden van het plangebied Oude Meerdijk heet "de Hietbrink". Hier staan platte woningen in zowel één als twee bouwlagen. De woningen direct grenzend aan het plangebied zijn bungalows van één bouwlaag.
Figuur 10 Luchtfoto van het plangebied
De Veldlaan is de buurtontsluitingsweg vanaf de Statenweg. Deze sluit ook aan op de Oude Meerdijk. De Hietbrink wordt ontsloten via een zijweg vanaf deze Veldlaan. De woonstraten in de Hietbrink lopen dood.
Aan de westzijde van de Veldlaan ligt een grote groenzone met een vijver. Deze groenzone staat in verbinding met de groene driehoek.
Langs de Oude Meerdijk staan een aantal woningen. Deze liggen, soms met enige afstand van elkaar, direct aan de weg. Ze staan op de overgang van Angelslo naar de groene driehoek.
Gezamenlijk vormen ze een lintbebouwing. Kenmerkend voor lintbebouwingen zijn woningen met kappen die een loodrechte nokrichting ten opzichte van de weg hebben.
Binnen dit lint was in het verleden het tankstation Van der Weerd gevestigd. Deze is niet meer in gebruik en is inmiddels gesloopt.
Het overige zuidelijke deel van het plangebied was voor een groot deel in gebruik als volkstuinencomplex. Op dit terrein stonden een grote variatie aan schuurtjes. Hierdoor had het gebied een rommelig en weinig samenhangend karakter. Het complex is echter in zuidelijke richting verplaatst en is geherstructureerd waarmee een kwaliteitslag is behaald.
Figuur 11: Stedenbouwkundig plan
4.3 Verkeersstructuur
4.3.1 Wegenstructuur
Door het plangebied loopt een doorgaande fietsverbinding tussen Barger-Oosterveld en Emmen (Centrum). Deze fietsverbinding is in het basis-fietsnetwerk opgenomen als "verbindend net". Langs de westzijde van de Rondweg ligt een ander fietspad/ parallelweg. Ook deze is opgenomen in het basis-fietsnetwerk. Ten noorden van de aansluiting op de Oude Meerdijk kan een keuze worden gemaakt tussen het fietspad dat richting Emmerhout gaat of het fietspad dat door de fietstunnel onder de Rondweg door naar Barger Oosterveld gaat. Ten zuiden van de aansluiting gaat het fietspad over in de parallelweg langs de Rondweg die zowel door fietsers als ook door gemotoriseerd verkeer gebruikt wordt. Via deze route kan een automobilist ook de Rondweg bereiken. In het kader van het onderhavige bouwvoornemen heeft het college op 4 januari 2005 besloten de parallelweg van de Rondweg, het betreft het deel tussen de Oude Meerdijk en de Dordsestraat, aan te wijzen als verplicht bromfietspad (zie bijlage 17) Met het tot uitvoering brengen van deze maatregel kan het plangebied per auto uitsluitend vanaf de Statenweg plaatsvinden.
4.3.2 Openbaarvervoersstructuur
Qbuzz verzorgt momenteel het openbaar vervoer (OV) in de provincie Drenthe. Dit doen zij in opdracht van Gedeputeerde Staten van Drenthe. De dichtstbijzijnde OV-voorziening bij het plangebied is de bushalte "Crematorium" aan de Meerdijk. Deze halte wordt bediend door buslijnen 26 (Emmen - Klazienaveen - Coevorden v.v.). Met het doortrekken van de Stadionweg wordt deze halte verplaatst naar het Statdionplein. Dit vindt medio 2011 plaats. De halte van de stadsbus nabij het kruispunt Wendeling / Veldlaan is dan de dichtstbijzijnde ov-voorziening.
Naast openbaar vervoer met een dienstregeling wordt er in de gemeente Emmen ook vraagafhankelijk collectief openbaar vervoer (regiotaxi) aangeboden. De regiotaxi brengt passagiers van deur tot deur. Het tarief van de regiotaxi is duurder dan het nationale strippenkaart tarief maar goedkoper dan een reguliere taxirit.
4.4 Groenstructuur
4.4.1 Hoofdgroenstructuur
Een belangrijk kenmerk van de zuidzijde van de Oude Meerdijk is de forse en waardevolle rijbeplanting. Deze bestaat hoofdzakelijk uit Amerikaanse eiken. Naar schatting zijn deze bomen tussen de tachtig en honderd jaar oud. Vroeger was het gebruikelijk dat langs de wind- en regenkant van belangrijke verbindingswegen beplanting werd aangelegd die beschutting en schaduw bood. Inmiddels zorgen de bomen voor een laan-achtige uitstraling.
4.4.2 Groenstroken
Tussen de woningen van de Hietbrink en het plangebied ligt een brede groenzone. Een deel van deze strook (circa 5 meter) is verkocht aan de bewoners van de Hietbrink, het overige deel maakt onderdeel uit van het plangebied en wordt uitgegeven aan de toekomstige bewoners. De verkaveling sluit dus rechtstreeks aan op de achtertuinen van de woningen aan de Hietbrink, zonder tussenliggende openbare groenstrook.
Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkeling
5.1 Algemene Planbeschrijving
De nieuwe buurt zal bestaan uit ca. 41 nieuwe vrijstaande woningen uit het midden en hoogsegment. Het vormt de afronding van de zuid-oostrand van de wijk Angelslo. Echter, door de ligging en de hiermee samenhangende ingepaste landschappelijke kenmerken, is het tevens een buurt met een eigen karakter.
Door de gekozen stedenbouwkundige structuur en de vormgeving van de woningen vormt het gebied de verbinding tussen de bebouwing met typische kenmerken van de wijk Angelslo (platte daken) en de lintbebouwing (met o.a. dwarskap) grenzende aan de groene driehoek.
5.2 Stedenbouwkundigplan
5.2.1 Hoofdstructuur
De hoofdstructuur in de buurt wordt bepaald door een combinatie van een centraal gelegen grote groene brink, een bebouwingsboog met een kleine brink en woningen die passen binnen lintbebouwing. De gehele buurt wordt gekenmerkt door een groene en ruime opzet.
De grote brink ontstaat door de voormalig rechtdoor lopende Oude Meerdijk aan het begin (westzijde) van de nieuwe buurt te 'splitsen'. De brink vormt hiermee zowel de beëindiging van de Oude Meerdijk als het hart van de nieuwe buurt. De oude structuur van de buurt blijft herkenbaar door de doorlopende bomenrij over de brink. Door zijn centrale ligging vormt de grote brink het verbindende element tussen het noordelijke en zuidelijke deel van het plangebied.
Er zijn binnen het plangebied twee deelgebieden te onderscheiden die zich kenmerken door een onderlinge samenhang van de bebouwing: "de boog" en "de lintbebouwing".
Figuur 12: Deelgebieden Oude Meerdijk
De boog
De boog bestaat geheel uit vrijstaande woningen en omarmt het plangebied aan de noord- en oostzijde. Aan de noordzijde vormt de boog de overgang naar de bestaande wijk Angelslo. Aan de oostzijde vormt het de oostelijke begrenzing van het plangebied. De woningen in de boog kenmerken zich doordat ze allen plat afgedekt zijn (1-2 bouwlagen, dus ook 1 bouwlaag met dakopbouw).
In het noordoostelijke deel wijkt de boog waardoor de kleine brink ontstaat. Achter het oostelijke deel van de boog ligt nog een bestaande woning.
De lintbebouwing
Ten zuiden van de Oude Meerdijk en de grote brink komt een dubbele rij vrijstaande woningen. Deze twee rijen vormen gezamenlijk een afronding van het oorspronkelijke bebouwingslint langs de Oude Meerdijk. Vanaf de bestaande woning nr. 54 wijken de nieuwe woningen naar het zuidoosten. Hierdoor ontstaat een open ruimte, het deel van de grote brink ten zuiden van de bomenrij.
De dubbele strook bestaat uit maximaal zeven vrijstaande woningen met voorkanten georiënteerd op de grote brink en maximaal zeven vrijstaande woningen met voorkanten georiënteerd op een parkachtige groenzone. Om de kenmerken van lintbebouwing te benadrukken zijn al deze woningen vrijstaand met een kap.
De drie nieuwe woningen die aan de noordzijde van de grote brink staan sluiten aan op de bestaande lintbebouwing langs de Oude Meerdijk buiten het plangebied.
De woningen onderscheiden zich van de boog doordat ze uitgevoerd worden met kap (1-1,5 bouwlaag met kap).
Figuur 13: Principe plaatsing hoofdgebouw: Hoofdgebouw staat loodrecht/evenwijdig op/aan de rijweg en voorgevel begeleidt het gebogen stratenpatroon
5.2.2 Stedenbouwkundige voorwaarden
Voor de buurt is een aantal voorwaarden opgesteld die voor alle woningen gelden. Het betreft de afstand tussen de woningen, tweezijdig georiënteerde hoekwoningen en de plek van de aan- en bijgebouwen bij de vrijstaande woningen.
Er is sprake van een gebogen stratenpatroon. Dit betekent dat slechts een deel van de voorgevel in de rooilijn gesitueerd kan worden. Om het gewenste straatbeeld te verkrijgen dient dan ook het hoofdgebouw loodrecht/evenwijdig op/aan de rijweg georiënteerd te worden waardoor de voorgevel het gebogen stratenpatroon begeleidt. Figuur 13 verheldert dit principe.
Door een weloverwogen bepaalde onderlinge afstand tussen alle woningen ontstaan er geen gesloten bebouwingswanden en ogen de woningen niet 'te groot' op de kavels. Er ontstaat een duidelijk herkenbaar ritme van 'losstaande' woningen. De voortuinen, in combinatie met de 'losstaande' woningen op de kavels en de ruime opzet van de openbare ruimte, zorgen voor een buurt met een ruim en groen karakter. Een buurt met een samenhangende structuur, maar toch met individueel herkenbare woningen.
Hoekwoningen, waarvan het kavel met het zijerf en het voorerf grenzen aan het openbare gebied, verdienen extra aandacht qua vormgeving. Deze woningen zijn vanaf de weg of vanuit het openbare groen duidelijk zichtbaar en hierdoor beeldbepalend. Daarom hebben deze woningen een tweezijdige oriëntatie. Dit betekent dat er ook in/aan de zijgevel ramen en/of een erker gebouwd mogen worden. Ook de erfafscheiding van deze twee zijden verdienen aandacht, die moet passend zijn binnen de groene opzet van de buurt.
In het beeldkwaliteitplan "Woongebied Oude Meerdijk" worden de tweezijdig georiënteerde woningen op hoekpunten aangegeven (zie figuur 14). Het beeldbepalende karakter geldt ook voor een aantal woningen die aan het einde van een zichtlijn liggen.
Figuur 14: Bijgebouwen
Voor de vrijstaande tweezijdig georiënteerde hoekwoning geldt bovendien dat slechts de binnenzijde, dus niet de openbare zijde, bebouwd mag worden met een aanbouw zoals bijvoorbeeld een garage. Het hoofdgebouw zelf markeert hierdoor het hoekpunt. Blinde gevels en inritten e.d. op hoeken worden hiermee voorkomen.
Een ander uitgangspunt is dat garages en andere bijgebouwen minimaal vijf meter achter de voorgevel van de woning liggen. Op deze manier kunnen de (eerste) auto's naast de woning, i.p.v. voor de woning geparkeerd worden. Hierdoor is de auto minder dominant zichtbaar aanwezig in het straatbeeld. Heeft de bewoner meer auto's dan passen er circa twee auto's op het eigen erf en staan er minder auto's op straat. Dit draagt bij aan een positiever en groener straatbeeld.
5.3 Beeldkwaliteitplan
Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied Oude Meerdijk is het beeldkwaliteitplan "Emmen, Oude Meerdijk" opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan wordt apart vastgesteld en gaat na de vaststelling onderdeel uitmaken van de "Welstandsnota gemeente Emmen". Het gaat in op de na te streven verschijningsvorm van het plan. Door middel van een aantal voorgeschreven beeldkwaliteitaspecten wordt de beschreven karakteristiek van de woonbuurt versterkt. In hoofdlijnen wordt aandacht besteed aan de plaatsing van bebouwing op erf, massa en vorm, gevelkarakteristiek, detaillering, Kleur- en materiaalgebruik en de overgang privé-openbaar.
5.4 Verkeer
5.4.1 Algemeen
De wegenstructuur is duidelijk en overzichtelijk. De Oude Meerdijk eindigt in een brink. Twee lussen die zowel in verbinding staan met de Oude Meerdijk als de brink verzorgen de ontsluiting voor de overige woningen. De straten worden uitgevoerd in asfalt conform de opzet van de wijk Angelslo. Een uitzondering hierop vormen de wegen rondom de grote brink en het noordelijke deel van de kleine brink.
5.4.2 Auto- en fietsverkeer
In het plangebied speelt de verblijfsfunctie een belangrijke rol. De verkeersfunctie is ondergeschikt. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 30 km/h (verkeersbesluit d.d. 28 november 2000). De gemeente Emmen richt 30 km-zones op sobere wijze in. Hierdoor wordt rekening gehouden met onder andere de hulpdiensten. In het plangebied worden geen snelheidsremmende maatregelen getroffen. De stedenbouwkundige opzet, bijvoorbeeld de splitsing in de Oude Meerdijk bij de brink, maakt deze maatregelen overbodig. Het plangebied wordt verkeerskundig aangesloten op de wijk Angelslo met nieuw te asfalteren aansluitingen gekoppeld aan de Oude Meerdijk (westelijk van het plangebied). Het plangebied kent geen doodlopende wegen. Zo is de buurt toegankelijk voor brandweer, reiniging- en vuilniswagens. De nog bestaande fysieke aansluiting van de Oude Meerdijk op de Rondweg die op dit moment soms wordt benut door auto's en motoren, komt te vervallen. Hierdoor zal er alleen bestemmingsverkeer en geen doorgaand gemotoriseerd verkeer in de nieuwe buurt komen. De huidige parallelweg langs de Rondweg is met een verkeersbesluit van 4 januari 2005 al aangewezen als (brom-)fietspad (zij bijlage 17). Dit verkeersbesluit is momenteel nog niet tot uitvoering gebracht.
De gehandhaafde woning achter de boog is nog wel via het fietspad voor gemotoriseerd verkeer bereikbaar. Het doorgaande fietsverkeer tussen Barger-Oosterveld / Nieuw-Dordrecht en Emmen-Centrum zal door de nieuwe buurt geleid worden, langs de nieuwe brink. Benadrukt zal worden dat deze straat bedoeld is voor het langzame verkeer door de buurt en de ontsluiting van de vier aangelegen woningen. De lange rechtstand van de huidige Oude Meerdijk wordt onderbroken door de brink. Hierdoor zullen o.a. brommers naar verwachting minder hard rijden op de nieuwe route. In het zuidoosten van het plangebied wordt een weg aangelegd die het zuidelijk gelegen volkstuinencomplex ontsluit. Het plangebied is in principe slechts via één toegangsweg bereikbaar. Dit betekent dat het plangebied, in het geval van calamiteiten, bereikbaar zal moeten zijn middels het fietspad langs de rondweg. In het nieuwe plan is een toename van de verkeersintensiteit te verwachten. In de hieronder weergeven tekst en tabel uit het Akoestisch rapport van Vrancken wordt weergegeven hoe groot deze toename kan zijn. 38 bestemmingsplan "Emmen, Oude Meerdijk" (concep t)bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk
In het nieuwe plan is een toename van de verkeersintensiteit te verwachten. In de hieronder weergeven tekst en tabel uit het Akoestisch rapport van Vrancken wordt weergegeven hoe groot deze toename kan zijn.
5.4.3 Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde bushalte "Crematorium" in Barger-Oosterveld is voor de bewoners van het plangebied te voet of per fiets bereikbaar via de tunnel onder de Rondweg. Ook kunnen toekomstige bewoners uitwijken naar de bushaltes van de stadsbus of de haltes aan de Statenweg in Angelslo die door meerdere buslijnen worden bediend. Daarnaast kan men gebruik maken van de Regiotaxi Zuidoost Drenthe, een vraagafhankelijk collectief openbaar vervoersysteem.
5.4.4 Parkeernorm
In het huidige parkeerbeleid van de gemeente wordt met een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning gerekend. In het plangebied kan men in ieder geval parkeren op eigen erf; aanbouwen en bijgebouwen dienen minimaal vijf meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst te worden en het hoofdgebouw staat in de regel minimaal vijf meter uit de voorerfgrens. Dit creëert voldoende ruimte voor het stallen van één tot twee auto's op een oprit naast de woning. Bovendien worden voldoende openbare parkeervoorzieningen gerealiseerd voor bezoekers. Deze openbare parkeerplaatsen worden grotendeels in een groenstrook gesitueerd en worden net als de inritten uitgevoerd middels een open verharding. Op deze wijze blijft het groene karakter gehandhaafd. Het betreft 22 langsparkeerplaatsen. De resterende benodigde parkeercapaciteit kan plaatsvinden op de rijweg.
5.5 Groenstructuur
5.5.1 Hoofdgroenstructuur
De hoofdgroenstructuur wordt bepaald door de centraal gelegen grote groene brink en de beeldbepalende bestaande rij Amerikaanse eiken van de Oude Meerdijk. De zogenoemde boog wordt benadrukt dor een rij bomen. Naast de hoofdgroenstructuur bevinden zich in het plan nog andere groene elementen zoals een kleine brink in de noord-oosthoek, een parkachtig ingerichte zone tussen de zuidelijk gelegen woningen en de volkstuinen en enkele smalle groenstroken tussen de zijtuinen van de kavels en de wegen.
5.5.2 Waardevolle bomen
De eerder genoemde bomenstructuur langs de huidige- en in het plangebied voormalige Oude Meerdijk is zeer waardevol. In het plan loopt de bomenrij over de grote brink. Doel is om deze bomenrij zo veel mogelijk te behouden. Op een aantal plaatsen wordt de structuur doorsneden door aan te leggen wegen en één inrit. Hiervoor moeten een aantal bomen worden gekapt. Ter compensatie worden enkele open plekken in de oude bomenstructuur beplant.
Bij realisatie van het plan krijgen de aanwezige bomen een betere groeiplaats omdat de rijbaan ter hoogte van de grote brink naar het noorden opgeschoven wordt.
5.5.3 Parkzone
De meest zuidelijk gelegen bebouwingsstrook is georiënteerd op het volkstuinencomplex waarlangs een ongeveer 25 m brede groenstrook wordt aangelegd. Deze strook wordt transparant en parkachtig ingericht met hoogteverschillen, gras en bomen en op enkele plekken groepen heesters als accenten. Dit gebied is geschikt voor aanleg van speelvoorzieningen.
Als overgang tussen de woningen en het volkstuinencomplex zal er een ± 25 meter brede transparante parkstrook aangelegd worden. Deze fungeert als overgangszone en mogelijke locatie voor speelvoorzieningen. In het noordoosten van het plangebied wordt een groenbrinkje aangelegd. Hier kunnen een aantal speelvoorzieningen geplaatst worden.
5.5.4 Groenstroken
Aan de westzijde van het plangebied grenzen de nieuwe woningen aan twee bestaande woningen. Tussen deze bestaande woningen en de nieuwe woningen lopen wegen. Door de aanleg van ca. 4-5 meter brede groenstroken aan beide zijden van deze twee wegen wordt enige afstand tot de bestaande woningen gehouden. Hierdoor worden de nieuwe woningen op een goede manier ingepast in de bestaande situatie.
Om versnippering te voorkomen mogen in deze en de overige groenstroken tussen de wegen en de zijkanten van de kavels geen inritten worden aangelegd. De parkeerplaatsen die in de groenstroken komen worden in een open verharding uitgevoerd zo dat het groene karakter van de stroken behouden blijft.
Door de groenstroken aan de voorzijden van de woningen mogen wel een aantal inritten worden aangelegd. Deze worden uitgevoerd in een gesloten verharding om de woningen goed bereikbaar te maken. De parkeerplaatsen in deze groenstroken worden, net zo als die in de groenstroken aan de zijkanten, in een open verharding uitgevoerd. Voor de aanleg ervan zal een zo klein mogelijk aantal bomen gekapt moeten worden.
5.5.5 Speelvoorzieningen
Bij aanleg van het plan worden nog geen speelvoorzieningen gerealiseerd omdat dan nog niet de samenstelling van de toekomstige bewoners bekend is. In de woonrijpfase (of later) kunnen op verzoek en in overleg met de bewoners speelvoorzieningen het noordelijke groene brinkje en in de zuidelijke parkzone aangelegd worden.
5.5.6 Geluidsvoorziening
In de groenzone parallel aan de Rondweg zullen enkele geluidsvoorzieningen worden getroffen, namelijk twee geluidsschermen en een geluidswal (zie ook 3.5).
De zuidelijk gelegen geluidswal buigt af en eindigt in de parkstrook. De wal zal op een zo natuurlijk mogelijke manier in de parkzone worden geïntegreerd.
5.5.7 Waterberging
Er is gekozen voor een gescheiden rioolstelsel. Het vuilwaterstelsel voert uiteindelijk af naar de rioolwaterzuivering aan de Dikke Wijk. Het regenwater (daken, kolken) gaat via een regenwaterstelsel naar oppervlaktewater in de omgeving. Er zal worden onderzocht of er kan worden geinfiltreerd in het plangebied.
5.6 Boven- En Ondergrondse Infrastructuur
In het plan is er de gelegenheid aan één zijde van de wegen kabels en leidingen aan te leggen. In deze openbare grond worden wel bomen geplant. De kabels en leidingen komen langs de kavelgrens te liggen.
Parallel aan de noordzijde van de Oude Meerdijk liggen een aantal belangrijke tracés van kabels en leidingen. Er wordt bij de planontwikkeling rekening gehouden met deze tracés. Verder zijn er geen kabels en leidingen die een beletsel of obstakel vormen voor realisatie van het plan.
Aan de oostzijde van het plangebied, evenwijdig aan de Rondweg, is een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding gesitueerd met een belemmerde zone strook ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
5.7 Voorzieningen
Voor wat betreft voorzieningen als scholen, winkels en een huisarts zijn de bewoners aangewezen op de voorzieningen van de wijk Angelslo. De ontwikkeling van het plan draagt met de toevoeging van ca. 41 woningen bij aan de vergroting van het draagvlak voor deze voorzieningen. Bovendien zullen de overige bewoners van de wijk Angelslo door het opheffen van de sluiproute eerder gebruik maken van de voorzieningen in de wijk. Het opheffen van de sluiproute heeft als gevolg dat de andere wijken met hun voorzieningen minder snel bereikbaar zijn.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk is in overwegende mate een ontwikkelingsplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van een ontwikkeling binnen een nieuw planologische regime. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
6.3 Toelichting Op De Regels
De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 16 artikelen.
Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Af en toe kan afwijking van de gestelde regels nodig zijn. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
- afwijkingen van de bouwregels;
- afwijking van de gebruiksregels;
- Nadere eisen.
De afwijkingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een afwijking wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijkingen en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Culthuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; iv. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Figuur 15: Beoordelingscriteria afwijkingen en nadere eisen
Om archeologische waarden te beschermen en de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding in stand te houden is in de regels van de dubbelbestemmingen Waarde- Archeologie waardevolgebied en Attentiegebied Leiding-Gas een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Door het opnemen van deze bepaling in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel van omgevingsvergunningen biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met een omgevingsvergunning kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle omgevingsvergunningen aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3. Algemene regels;
- Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
6.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Artikel 1 Inleidende regels
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.
Artikel 2 Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
6.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.
6.3.3 Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben.
Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen.
In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.
6.3.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.
Artikel 11 Algemene bouwregels
In artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Bij de formulering van de gebruiksbepalingen is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.
Artikel 12 algemene aanduidingsregels
Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen zijn soms aanduidingen toegevoegd. Deze aanduidingen zijn vanuit het milieu- of waterbeleid een extra aanduiding aan gronden geven. Voor het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht Het gaat om de volgende aanduidingen:
Geluidzone - Industrie
Over het plangebied is een geluidzone gelegen afkomstig van het bedrijventerrein Werkas Emmen (Bargermeer). De geluidzone is bedoeld om te voorkomen dat binnen de zone van het terrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing worden gerealiseerd of dat bestaande geluidgevoelige bebouwing wordt uitbreidt en er daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk passend binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere waarde geluid vast te stellen.
Geluidzone - Weg Deze zone in het bestemmingsplan is afkomstig van de Rondweg. De weg is een druk bereden weg binnen het plangebied. De aanduiding Geluidzone-weg heeft de bedoeling te voorkomen dat er geluidgevoelige gebouwen ruimten worden gerealiseerd binnen de geluidzone van een weg, als daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Indien om een of andere reden een weg niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan wordt in beginsel geen uitbreidingen van geluidgevoelige bestemmingen in de geluidzones mogelijk gemaakt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Bij de bepaling van de zones voor het wegverkeerslawaai is aangesloten bij het akoestisch onderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan is uitgevoerd (bijlagen 1 en 2).
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
De afwijkingsbepalingen zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een afwijking verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %.
De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels afwijking kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer afwijking kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is voorgeschreven in de nieuwe Wro, waarnaar voor deze procedure dan ook wordt verwezen.
6.3.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.
Artikel 15 Overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 16 Slotregel
In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk ".
6.4 Handhaving
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid heeft zijn doorwerking in de regels gekregen. Naast de woningbouwontwikkeling worden de bestaande woningen in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser en, zowel voor gemeente als publiek, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld voor bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven..Hierbij maakt de gemeente Emmen gebruik van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar dat een werkbaar aantal zaken daadwerkelijk wordt aangepakt. Voor wat betreft bestemmingsplannen wordt opgetreden in situaties met een uitstralend effect, een groot risico, of met belangrijke planologische konsekwenties. Het gaat dan om bv illegaal bouwen (bv uitbreidingen buiten een bouwvlak) of strijd met bv gebruiksregels van een bestemmingsplan (bv gebruik voor detailhandel i.s.m. de bestemming).
Overigens heeft handhaven inzake de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan bv instortings- en brandgevaar de eerste prioriteit. Dit is echter veelal gebaseerd op de regels uit Bouwbesluit. Ook ernstige strijd met welstandseisen en ernstige gevolgen voor het milieu hebben prioriteit.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid
7.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
Het college heeft het bestemmingsplanEmmen, Oude Meerdijk vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.
7.1.1 Overleg
Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk.
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk.
7.1.2 Inloopbijeenkomst
Op 7 maart 2011is een inloopbijeenkomst in OBS Emmen aan de Smedingeslag 1 te Emmengehouden. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk.
7.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Tegen het bestemmingsplan Emmen, Oude Meerdijk zijn wel/ geen zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben wel/ geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
"Het woningbouwplan 'Oude Meerdijk' is ontwikkeld in samenwerking met Brands Bouwontwikkeling BV. Zowel Brands Bouwontwikkeling als de Gemeente Emmen heeft grondpositie in het plangebied.
Met Brands is een exploitatie overeenkomst gesloten waarin onder andere is vastgelegd dat Brands Bouwontwikkeling en de Gemeente Emmen over en weer (al dan niet bouwrijpe) grond aan elkaar verkopen. De Gemeente Emmen maakt het plangebied bouwrijp waarna zij 20 bouwkavels zal verkopen ten behoeve van particuliere bouw. Brands Bouwontwikkeling zal 21 woningen bouwen.
De door de gemeente nog te maken en deels reeds gemaakte kosten van o.a. verwerving, planontwikkeling, bouw- en woonrijp maken worden gedekt uit de grondopbrengsten.
Het kostenverhaal is daarmee verzekerd. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 1 Nota van Beantwoording
Bijlage 2 Archeologie 1
Bijlage 3 Archeologie 2
Bijlage 4 Archeologie 3
Bijlage 5 Archeologie 4
Bijlage 6 Archeologie 5
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Bodem 2
Bijlage 9 Bodem 3
Bijlage 10 Akoestiek 1
Bijlage 11 Akoestiek 2
Bijlage 12 Besluit Hogere Waarde Procedure
Bijlage 12 Besluit hogere waarde procedure
Bijlage 13 Flora En Fauna
Bijlage 14 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 14 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 15 Externe Veiligheid
Bijlage 16 Kaartje Groepsrisico
Bijlage 16 kaartje groepsrisico
Bijlage 17 Plaatsgebonden Risicoberekening
Bijlage 17 plaatsgebonden risicoberekening
Bijlage 18 Groepsrisicoberekening Gastransportleiding
Bijlage 18 groepsrisicoberekening gastransportleiding
Bijlage 19 Verkeersbesluit 2005
Bijlage 19 verkeersbesluit 2005
Bijlage 20 Raadsvoorstel En Raadsbesluit Bestemmingsplan
Bijlage 20 Raadsvoorstel en raadsbesluit bestemmingsplan