KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning - Museum
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 9 Dienstverlening
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Horeca - 1
Artikel 12 Horeca - 2
Artikel 13 Horeca - 3
Artikel 14 Horeca - 4
Artikel 15 Horeca - 5
Artikel 16 Kantoor
Artikel 17 Maatschappelijk
Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 19 Maatschappelijk - Dierenarts
Artikel 20 Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen
Artikel 21 Maatschappelijk - Onderwijs
Artikel 22 Maatschappelijk - Religie
Artikel 23 Maatschappelijk - Woonzorginstelling
Artikel 24 Recreatie
Artikel 25 Recreatie - Volkstuin
Artikel 26 Sport
Artikel 27 Sport - Manege
Artikel 28 Tuin
Artikel 29 Verkeer
Artikel 30 Verkeer - Railverkeer
Artikel 31 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 32 Water
Artikel 33 Wonen - Aaneengebouwd
Artikel 34 Wonen - Gestapeld
Artikel 35 Wonen - Twee Aaneen
Artikel 36 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing
Artikel 37 Wonen - Vrijstaand
Artikel 38 Wonen - Vrijstaand Of Twee Aaneen
Artikel 39 Leiding- Leidingstrook
Artikel 40 Leiding- Hoogspanning
Artikel 41 Leiding- Hoogspanningsverbinding
Artikel 42 Waarde - Archeologie Attentiegebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 43 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 44 Algemene Bouwregels
Artikel 45 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 46 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 47 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 48 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 49 Overgangsrecht
Artikel 50 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Demografiche Gegevens
3.3 Ecologie
3.4 Fysieke Veiligheid
3.5 Milieu
3.6 Watertoets
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.3 Verkeersstructuur
4.4 Groenstructuur
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
5.2 Inventarisatie
5.3 Toelichting Op De Verbeelding
5.4 Toelichting Op De Regels
5.5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Opstartbijeenkomst
6.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
6.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Onderzoek Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe
Bijlage 2 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe
Bijlage 3 Nota Van Beantwoording

Nieuw-Amsterdam en Veenoord

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 22-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0114.2009020-0701 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.8 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.9 achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:

gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.12 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.13 andere geluidsgevoelige gebouwen:

andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.14 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.15 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.16 archeologisch attentiegebied:

een gebied waar zich in en of de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen kunnen bevinden;

1.17 archeologisch waardevolgebied:

een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.19 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.20 bed and breakfast

bed & breakfast voorzieningen betreft een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit gericht op het bieden van kortdurende logies en ontbijt, welke ondergeschikt is aan de (agrarische) hoofdfunctie wonen;

1.21 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.22 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.23 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.24 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.25 beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.26 beschermd wonen:

een aan een zorginstellingen gelieerde vorm van zelfstandig wonen;

1.27 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.28 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.29 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.30 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.31 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;

1.32 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.33 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.34 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd;

1.35 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.36 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.37 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.38 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.39 bovenverdieping

verdieping hoger dan gelijkvloers;

1.40 cultuurhistorische waarden:

een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.41 dagrecreatie:

een verblijf buiten de eigen woning langer dan 2 uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder overnachting;

1.42 dakopbouw:

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal x% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.43 detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.44 dienstverlenend beroep:

beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.45 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.46 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.47 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.48 garagebox/autobox:

overdekte stalling voor een of meer auto's;

1.49 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 geluidswerende voorzieningen:

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.51 gemengde doeleinden:

een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdgroepen van bestemmingen;

1.52 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.53 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.54 gevellijn:

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.55 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.56 hoofdgebouw:

gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.57 horeca:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin berijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.58 horeca-1:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.59 horeca-2:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.60 horeca-3:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.61 horeca-4:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;

1.62 horeca-5:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;

1.63 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die hiervoor tijdelijk worden gebruikt;

1.64 incidentele bebouwing:

vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing;

1.65 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.66 kantoor:

beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening

1.67 karakteristieke objecten:

objecten, welke wordt bepaald door de hoofdvorm en de bouwstijl, waarbij de relatie tussen hoofdvorm (nokhoogte, goothoogte en dakvorm), voormalige functie en situering kenmerkend is voor de streek of een tijdsperiode;

1.68 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht-doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.69 kleinschalig kampeerterrein

stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;

1.70 kleinschalig kamperen

Kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie voor kampeermiddelen op aanwezige erven;

1.71 kort verblijven:

een verblijf buiten de eigen woning voor recreatieve doeleinden met 1 tot 3 opeenvolgende overnachtingen;

1.72 kwekerij:

een bedrijfsactiviteit hoofdzakelijk ingericht voor het opkweken en/of verhandelen van nut- en/of siergewassen, met daarbij behorende gebouwen;

1.73 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);

1.74 luifel:

een ander bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.75 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, gevangeniswezen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.76 manege:

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) en daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca, niet zijnde een paardenfokkerij;

1.77 medische voorzieningen:

voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een huisartsenpost, medische groepspraktijk, tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD, dierenartsenpraktijk, geestelijke hulpverlening of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon;

1.78 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.79 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.80 onderkomen(s):

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;

1.81 ontmoetingsplek

Kleinschalige en deels beschutte plaats in de openbare ruimte waar bijvoorbeeld jongeren of ouderen kunnen samenkomen;

1.82 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.83 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.84 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.85 recreatieruimte:

bedrijfsgebouwen met voorzieningen ten dienste van het recreatief bedrijf, zoals een receptie, kantoren, onderhoudsdienst en speelruimte;

1.86 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.87 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.88 seizoensrecreatie:

het verlijven op een vaste seizoenstandplaats met een tent, caravan, of kampeerauto gedurende een periode van drie achtereenvolgende maanden of langer, al dan niet voor een korte periode onderbroken;

1.89 serre:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.90 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.91 sociale koopwoning:

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.92 staat van bedrijfsactiviteiten

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de voorschriften opgenomen;

1.93 stacaravan:

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

1.94 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.95 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.96 tenthuisje:

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf.

1.97 trekkershut:

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en geen grotere oppervlakte heeft dan 30 m2;

1.98 tuincentrum:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen, al of niet met bijbehorende bedrijfswoning;

1.99 vaste standplaats:

een ruimte voor het plaatsen van een tent of caravan, stacaravan of kampeerauto die het gehele jaar of een seizoen is gehuurd;

1.100 verblijfsrecreatie:

een recreatief verblijf buiten de woning met minimaal 1 overnachting; Bijvoorbeeld in een tent, zomerhuis, caravan of kampeerauto;

1.101 volkstuin:

klein lapje grond, deel uitmakend van een complex, waarop door (stads/dorps) bewoners voedings- en siergewassen worden op niet-bedrijfsmatige basis, geteeld;

1.102 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;

1.103 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.104 waterlopen:

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.105 wonen voormalig agrarisch bebouwing:

een grondgebonden woning met kenmerken van het voormalig agrarisch bedrijf;

1.106 woning aaneengebouwd (rijwoning):

een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;

1.107 woning geschakeld:

een woning welke geschakeld is doordat (niet vrijstaande) bijgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;

1.108 woning twee-aaneen:

een woning op slechts 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen geschakelde woningen;

1.109 woning vrijstaand:

een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;

1.110 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.111 wooneenheid:

afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw; e;

1.112 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.113 woonzorgcentrum:

een complex met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, zorg en verpleging, waarbij eventueel met complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangementen, maar met een consequente contractuele scheiding tussen wonen, zorg en service;

1.114 wro- zone- wijzigingsgebied:

de op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring aangegeven gebieden, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;

1.115 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.116 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 de bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  2. b. agrarische gronden;
  3. c. paardenstal ter plaatse van de aanduiding -specifieke vorm van agrarisch- paardenstal-

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen, Bijlage 1 Staat van Inrichtingen, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar;
  2. b. bedrijven in de milieucategorie 3, voor de specifiek bestemde bedrijven die respectievelijk op de plankaart met de volgende aanduidingen zijn aangeduid: - verkooppunt motorbrandstoffen met LPG (vml); - verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG (vm);
    - specifieke vorm van bedrijf autospuitinrichting (sb - autospuitinrichting); - detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen (dhe) zoals bedoeld in de bijgevoegde Bijlage 1 Staat van Inrichtingen met uitzondering van risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risico-contour van 10-6 / jaar, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningsbesluit milieubeheer, en vuurwerkbedrijven;
  3. c. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  4. d. bedrijven met detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

met de daarbij behorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. geluidswerende voorzieningen;
  6. j. kunstwerken en waterwerken;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, behalve als op de verbeelding de aanduiding "detaihandel" is aangegeven;
  2. b. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  1. a. door het verwijderen, verkleinen of verplaatsen van de dubbelbestemming Risicocontour- Zone externe veiligheid, voor een 'specifieke bestemming' op de verbeelding, en/of het verwijderen of het wijzigen van de omschrijving van een 'specifieke bestemming' op de bij deze regels behorende 'Lijst met specifieke bestemmingen risicovolle inrichtingen Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)',
  2. b. de onder artikel 4.7 a. genoemde wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast, indien:
    1. 1. uit een actualisatie / revisie / wijziging / of intrekking van de milieuvergunning o.g.v. de Wet milieubeheer blijkt:
      • bij het verwijderen van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar; dat de risicovolle activiteiten van een risicovolle inrichting volgens het Besluit externe veiligheid (Bevi) en de Wet milieubeheer (Wm) niet meer zijn toegestaan;of
      • bij het verkleinen van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar; dat de risicovolle activiteiten van een risicovolle inrichting volgens het Besluit externe veiligheid (Bevi) en de wet milieubeheer (Wm) zijn verminderd;
      • uit een actualisatie / revisie / wijziging / of intrekking van de milieuvergunning o.g.v. de Wet milieubeheer de noodzaak tot verplaatsing van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar blijkt:
    2. 2. voordat het wijzigingsplan wordt vastgesteld er eerst een QRA naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is uitgevoerd (dit tenzij er sprake is van een categoriale inrichting overeenkomstig het Bevi en het Revi); en
    3. 3. er geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en / of geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar aanwezig zijn;
    4. 4. het groepsrisico kan worden verantwoord;
  3. c. door de bestemming "Bedrijf" na bedrijfsbeëindiging te wijzigen in de bestemming "Wonen";

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf-Nutsvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in de milieucategorie 3, voor de specifiek bestemde bedrijven die respectievelijk op de plankaart met de volgende aanduidingen zijn aangeduid: - Nutsbedrijf (nb);
    zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risico-contour van 10-6 / jaar, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningsbesluit milieubeheer, en vuurwerkbedrijven;
  2. b. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Artikel 6 Cultuur En Ontspanning - Museum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Cultuur en Ontspanning - Museum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. museum ter plaatse van de aanduiding Museum

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. horeca-1, horeca-2 of horeca-3 ten dienste van de bestemming;
  3. d. sport- en speelgelegenheden;
  4. e. fiets- en voetpaden;
  5. f. toegangswegen in- en uitritten;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. opslagruimte ten behoeve van de detailhandel;
  3. c. opslag en verkoop van vuurwerk ter plaatse van de aanduiding "detailhandel opslag en verkoop vuurwerk";
  4. d. wonen, vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping";
  5. e. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning".
  6. f. horeca-1 of -2, ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2";

met bijbehorende;

  1. g. andere bouwwerken;
  2. h. toegangswegen in- en uitritten;
  3. i. parkeervoorzieningen;
  4. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Detailhandel - Tuincentrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel - Tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuincentrum;
  2. b. opslagruimte ten behoeve van de detailhandel;
  3. c. opslag en verkoop van vuurwerk ter plaatse van de aanduiding "detailhandel opslag en verkoop vuurwerk";

met bijbehorende;

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Dienstverlening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. toegangswegen in- en uitritten;
  3. d. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming wijzigen in:

  1. a. de bestemming "Detailhandel";
  2. b. de bestemming "Horeca" ten behoeve van een horeca-inrichting categorie 1 en 2 en/of slijterij;
  3. c. de bestemming "Maatschappelijk", ten behoeve van sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten
  4. d. de bestemming Bedrijven 2, zoals beschreven in de staat van bedrijfsactiviteiten of indien uit een onafhankelijk advies blijkt dat het gaat om een hiermee wat betreft leefklimaat vergelijkbare bedrijven;

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. water;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. fiets- en voetpaden;
  4. f. toegangswegen in- en uitritten.
  5. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Artikel 11 Horeca - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1;
  2. b. bowling/ kegelbaan;
  3. c. wonen, vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping"
  4. d. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. kunstwerken en waterwerken;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Horeca - 1 wijzigen in de bestemming Wonen - Vrijstaand

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 12 Horeca - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1 en 2;
  2. b. slijterij;
  3. c. bowling/ kegelbaan;
  4. d. wonen, vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping"
  5. e. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" met bijbehorende andere bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. sport- en speelgelegenheden;
  3. h. toegangswegen in- en uitritten;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. kunstwerken en waterwerken;
  7. l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Horeca - 2 wijzigen in de bestemming Wonen - Vrijstaand of Detailhandel.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 13 Horeca - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 3;
  2. b. slijterij;
  3. c. bowling/ kegelbaan;
  4. d. wonen, vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping"
  5. e. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" met bijbehorende andere bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. sport- en speelgelegenheden;
  3. h. toegangswegen in- en uitritten;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. kunstwerken en waterwerken;
  7. l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Horeca - 3 wijzigen in de bestemming Wonen - Vrijstaand ofDetailhandel.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 14 Horeca - 4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca-4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 4;
  2. b. slijterij;
  3. c. bowling/ kegelbaan;
  4. d. wonen, vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping"
  5. e. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" met bijbehorende andere bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. sport- en speelgelegenheden;
  3. h. toegangswegen in- en uitritten;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. kunstwerken en waterwerken;
  7. l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Horeca - 4 wijzigen in de bestemming Wonen - Vrijstaand of Detailhandel.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 15 Horeca - 5

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca-5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 3;
  2. b. een horeca-inrichting categorie 5;
  3. c. slijterij;
  4. d. bowling/ kegelbaan;
  5. e. wonen, vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping"
  6. f. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" met bijbehorende andere bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken;
  2. h. sport- en speelgelegenheden;
  3. i. toegangswegen in- en uitritten;
  4. j. parkeervoorzieningen;
  5. k. groenvoorzieningen;
  6. l. kunstwerken en waterwerken;
  7. m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Horeca - 5 wijzigen in de bestemming Detailhandel.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 16 Kantoor

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. wonen, vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. kunstwerken en waterwerken;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Kantoor wijzigen in:

  1. a. de bestemming Detailhandel;
  2. b. de bestemming Horeca ten behoeve van een horeca-inrichting categorie 1 en 2 en/of slijterij;
  3. c. de bestemming Maatschappelijk, ten behoeve van sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten;
  4. d. de bestemming Bedrijven 2, zoals beschreven in de staat van bedrijfsactiviteiten of indien uit een onafhankelijk advies blijkt dat het gaat om een hiermee wat betreft leefklimaat vergelijkbare bedrijven;

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. dag- en nachtopvang van dak- en thuislozen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - opvang";
  4. d. detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. horeca-1 (kantine) ten dienste van de bestemming;
  3. g. sport- en speelgelegenheden;
  4. h. fiets- en voetpaden;
  5. i. toegangswegen in- en uitritten;
  6. j. parkeervoorzieningen;
  7. k. groenvoorzieningen;
  8. l. kunstwerken en waterwerken;
  9. m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. begraafplaats/ graven, urnenmuur;
  2. b. uitvaartcentrum;
  3. c. aula;
  4. d. onderhoudsruimten/bijgebouwen;
  5. e. huisvesting van een postduivenvereniging ter plaatse van de aanduiding "Verenigingsleven"

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  3. h. toegangswegen in- en uitritten;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. kunstwerken en waterwerken;
  7. l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

18.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 19 Maatschappelijk - Dierenarts

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk - Dierenarts aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. dag- en nachtopvang van katten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kattenopvang".

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. horeca-1 (kantine) ten dienste van de bestemming;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. fiets- en voetpaden;
  5. h. toegangswegen in- en uitritten;
  6. i. parkeervoorzieningen;
  7. j. groenvoorzieningen;
  8. k. kunstwerken en waterwerken;
  9. l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.
    2. 2. kattenopvang van meer dan 50 katten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kattenopvang";
    3. 3. de opvang van honden en andere dieren dan katten, anders dan de tijdelijke inpandige verzorging van honden en andere dieren ten dienste van de uitvoering van een dierenartsenpraktijk.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. waterhuishoudkundige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Artikel 21 Maatschappelijk - Onderwijs

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk- Onderwijs aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, brede school;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen;
  3. d. sport- en speelgelegenheden;
  4. e. fiets- en voetpaden;
  5. f. toegangswegen in- en uitritten;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

Artikel 22 Maatschappelijk - Religie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk-Religie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religieuze instellingen zoals kerken, moskeen, gebedshuizen en andere in aard en omvang vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning.

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. bijgebouwen;
  3. e. fietsenstallingen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. toegangswegen en parkeervoorzieningen.

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

Artikel 23 Maatschappelijk - Woonzorginstelling

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk- Woonzorginstelling aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zorginstelling, verpleeghuis, beschermd wonen;
  2. b. bijgebouwen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. fiets- en voetpaden;
  5. g. toegangswegen in- en uitritten;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

Artikel 24 Recreatie

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  2. b. andere bouwwerken;
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. toegangswegen in- en uitritten;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. geluidswerende voorzieningen;
  8. h. kunstwerken en waterwerken;
  9. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Recreatie wijzigen in:

  1. a. de bestemming Maatschappelijk
  2. b. de bestemming Groen

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 25 Recreatie - Volkstuin

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuincomplex, tuinen;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

25.2 Bouwregels

Artikel 26 Sport

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport, sportvelden en sportterreinen;
  2. b. clubgebouwen, materialenruimte en kleedruimten;
  3. c. tennisbanen;
  4. d. squashbaan en in aard en omvang gelijk te stellen voorzieningen;
  5. e. trainingszaal, fitnessruimten;
  6. f. evenemententerrein;
  7. g. sporthal of gymzaal ter plaatse van de aanduiding sporthal;
  8. h. andere bouwwerken;
  9. i. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
  10. j. speelgelegenheden;
  11. k. toegangswegen in- en uitritten;
  12. l. parkeervoorzieningen;
  13. m. groenvoorzieningen;
  14. n. geluidswerende voorzieningen;
  15. o. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

26.2 Bouwregels

26.3 Nadere eisen

26.4 Afwijken van de bouwregels

26.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

Artikel 27 Sport - Manege

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport - Manege aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. manege met paardenbak overdekt,
  2. b. stalruimte en mestopslag;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. toegangswegen in- en uitritten;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;

27.2 Bouwregels

27.3 Nadere eisen

27.4 Afwijken van de bouwregels

27.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

27.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Sport - Manege wijzigen in:

  1. a. de bestemming Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing of de bestemming Wonen - Vrijstaand, maximaal 2 wooneenheden, voor wat betreft de bedrijfsbebouwing van de voormalige manege, onder voorwaarde dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 28 Tuin

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

28.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 29 Verkeer

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fietspaden met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  2. b. informatiesystemen/signaleringsborden
  3. c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  4. d. taxistandplaats;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. ontmoetingsplek ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ontmoetingsplek";

met bijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken;
  2. h. kunstwerken en waterwerken;
  3. i. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. j. groenvoorzieningen;
  5. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

29.2 Bouwregels

Artikel 30 Verkeer - Railverkeer

Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegverbindingen;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. kunstwerken en waterwerken;
  3. d. toegangswegen in- en uitritten;
  4. e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

30.1 Bouwregels

30.2 Nadere eisen

30.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 31 Verkeer - Verblijfsgebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer- Verblijfgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;
  3. c. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. d. garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. kunstwerken en waterwerken;
  3. g. sport- en speelgelegenheden;
  4. h. fiets- en voetpaden;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

31.2 Bouwregels

Artikel 32 Water

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. vaarweg;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. oevers en beplanting;
  5. e. aanlegsteigers ter plaatse van de aanduiding "aanlegsteiger";
  6. f. zone t.b.v. ligplaatsen voor woonschepen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats"op de verbeelding;
  7. g. bruggen ter plaatse van de aanduiding "brug".

met de bijbehorende:

  1. h. andere bouwwerken;
  2. i. kunstwerken en waterwerken;
  3. j. nutsvoorzieningen.

32.2 Bouwregels

32.3 Nadere eisen

Artikel 33 Wonen - Aaneengebouwd

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen- Aaneengebouwd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;
  4. d. oorspronkelijke bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;

33.2 Bouwregels

33.3 Nadere eisen

33.4 Afwijken van de bouwregels

33.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;
  2. b. het gebruik van de woning voor de uitoefening van een bedrijf;
  3. c. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

33.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 34 Wonen - Gestapeld

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Gestapeld aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. appartementsgebouwen, flatgebouwen, duplexwoningen;
  2. b. dienstverlening op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";
  3. c. bijgebouwen;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. geluidswerende voorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

34.2 Bouwregels

34.3 Nadere eisen

34.4 Afwijken van de bouwregels

34.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;
  2. b. het gebruik van de woning voor de uitoefening van een bedrijf;
  3. c. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

Artikel 35 Wonen - Twee Aaneen

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Twee aaneen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;
  4. d. wonen met detailhandel ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen- detaihandel;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen in- en uitritten;

35.2 Bouwregels

35.3 Nadere eisen

35.4 Afwijken van de bouwregels

35.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;
  2. b. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

35.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 36 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Voormalige Agrarische Bebouwing aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf/ woonboerderij;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;
  4. d. caravanstalling ter plaatse van de aanduiding caravanstalling;
  5. e. motorfietsenbedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - motorfietsenbedrijf";

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. toegangswegen in- en uitritten;

36.2 Bouwregels

36.3 Nadere eisen

36.4 Afwijken van de bouwregels

36.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;
  2. b. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

36.6 Afwijken van de gebruiksregels

36.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Voormalig Agrarisch Bedrijf wijzigen in:

  1. a. de bestemming Wonen zover het de (bedrijfs)bebouwing van de Voormalige Agrarische Bebouwing met bijbehorende erven, in maximaal 2 wooneenheden;

Artikel 37 Wonen - Vrijstaand

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;
  4. d. detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen in- en uitritten;

37.2 Bouwregels

37.3 Nadere eisen

37.4 Afwijken van de bouwregels

37.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;
  2. b. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

37.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 38 Wonen - Vrijstaand Of Twee Aaneen

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand of Wonen-Twee aanen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. twee-onder- een kapwoning ( twee aaneen);
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. geluidswerende voorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

38.2 Bouwregels

38.3 Nadere eisen

38.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. voor zover de woningen vrijstaand zijn of worden gebouwd, kan worden afgeweken van de bouwregels overeenkomstig artikel 37.4;
  2. b. Voor zover de woningen twee aaneen zijn of worden gebouwd, kan worden afgeweken van de bouwregels overeenkomstig artikel 35.4;

38.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw.
  2. b. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.

38.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. voor zover de woningen vrijstaand zijn of worden gebouwd, kan worden afgeweken van de gebruiksregels overeenkomstig artikel 37.6;
  2. b. Voor zover de woningen twee aaneen zijn of worden gebouwd, kan worden afgeweken van de gebruiksregels overeenkomstig artikel 35.6.

38.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 39 Leiding- Leidingstrook

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding- Leidingstrook aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. beheer en de instandhouding van de ondergrondse NAM-transportleiding met de daarbij behorende bouwwerken;

39.2 Bouwregels

39.3 Nadere eisen

39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 40 Leiding- Hoogspanning

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding- Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. beheer en de instandhouding van ondergrondse hoogspanningsleiding (en) van 110 kV
  2. b. met de daarbij behorende gebouwen;

40.2 Bouwregels

40.3 Nadere eisen

40.4 Afwijken van de bouwregels

40.5 Afwijken van de gebruiksregels

40.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

40.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 41 Leiding- Hoogspanningsverbinding

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding van 110kV;
  2. b. beheer en de instandhouding van de verbinding (en) met de daarbij behorende gebouwen;"
  3. c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

41.2 Bouwregels

41.3 Nadere eisen

41.4 Afwijken van de bouwregels

41.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

41.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 42 Waarde - Archeologie Attentiegebied

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie Attentiegebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

42.2 Bouwregels

42.3 Afwijken van de bouwregels

42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

42.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 43 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 44 Algemene Bouwregels

44.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;

44.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 45 Algemene Aanduidingsregels

45.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.

45.2 Geluidzone - spoor

Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - spoor zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de spoorweg.

45.3 Veiligheidszone - LPG

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.

45.4 vrijwaringszone- molenbiotoop

Artikel 46 Algemene Afwijkingsregels

46.1 Bevoegdheid

Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels afwijking kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders afwijking verlenen voor:

    1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
    2. b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
      • de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
      • de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
      • de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
    3. c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
    4. d. het in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
    5. e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    6. f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
    7. g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
    8. h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat:
    9. i. als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders te noodzaak daartoe voldoende is aangetoond.
    10. j. het overschrijden van de gevellijn door erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
    11. k. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
    12. l. Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het bepaalde in artikel 45.3.1 en toestaan dat de gronden en opstallen worden gebruikt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

46.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 46.1 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om afwijking te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend;

Artikel 47 Algemene Wijzigingsregels

47.1 Bevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
  1. a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. b. het verruimen van de op de plankaart aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

47.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Artikel 48 Algemene Procedureregels

48.1 afwijking / nadere eis(en)

Indien toepassing wordt gegeven aan één van de in dit plan vervatte afwijkingsbevoegdheden/nadere eisen, dienen daarbij de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:

  1. a. Het ontwerp van een besluit tot afwijking of het stellen van nadere eisen als bedoeld in de regels van dit plan ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  2. b. Burgemeester en wethouders maken de tervisielegging bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  3. c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen de voorgenomen afwijking / nadere eis;
  4. d. Indien tegen de voorgenomen afwijking / nadere eis zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. e. Burgemeester en wethouders delen de beslissing omtrent de onder a bedoelde aanvraag mee aan de aanvrager en, zo die er zijn, aan de indieners van zienswijzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

49.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

49.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 49.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.

49.4 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 49.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor de kernenNieuw-Amsterdam en Veenoord te Emmen een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

Dit bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.

Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord ligt in de zuidwestelijke hoek van de gemeente Emmen. Het dorp bestaat uit een groot woongebied aan de zuidzijde van het Verlengde Hoogeveense kanaal en een kleiner woongebied en bedrijven in het noorden. De plangrens wordt zoveel mogelijk bepaald door natuurlijke elementen in combinatie met de overgang tussen het dorp en het buitengebied. De omgeving rond Vaart Zuidzijde 70 is buiten het plangebied gelaten. Dit betreft een herontwikkelingslocatie van wooncorporatie Lefier. Voor dit gebied zal op termijn een aparte bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. De locatie Vaart Zuidzijde 1 is ook uit het plangebied gesneden. Er hiervoor een aparte bestemmingsplanprocedure om de vestiging van een fysiopraktijk op deze locatie mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0001.png"

Figuur: De ligging van het plangebied Nieuw-Amsterdam en Veenoordin de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0002.png"

Figuur: Indicatie begrenzing plangebied.

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord vervangt 19 bestemmingsplannen geheel, dit zijn:

  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam Sportlaan", vastgesteld 22-06-1970 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 09-02-1971 (tekeningnummer 70.060)
  • Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam Dreef", vastgesteld 25-01-1971 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 21-12-1971 (tekeningnummer 70.045);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam tussen Wijklaan en Sportlaan", vastgesteld 26-03-1979 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 11-12-1979 (tekeningnummer 78.060);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam tussen Zandlaan en Zwarteweg", vastgesteld 23-04-1979 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 11-12-1979 (tekeningnummer 78.059);
  • "Bestemmingsplan Veenoord", vastgesteld 28-08-1979 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 05-10-1980 (tekeningnummer 98.028);
  • "Bestemmingsplan Veenoord Nieuwweg", vastgesteld 28-08-1983 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 26-06-1984 (tekeningnummer 98.027);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam tussen Zandlaan en Zwarteweg ged. wijz. 1e", vastgesteld 22-12-1987 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 09-02-1988 (tekeningnummer 87.166);
  • "Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Emmen 3e ged. wijz.", vastgesteld 11-10-1988 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 15-11-1988 (tekeningnummer 88.125);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam Karel Palmstraat en Tussenpad", vastgesteld 28-06-1990 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 11-12-1990 (tekeningnummer 84.112);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam Zilverzand", vastgesteld 21-11-1991 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 18-03-1992 (tekeningnummer 88.173);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam ten zuiden van het binnenhof", vastgesteld 27-02-1992 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 21-04-1992 (tekeningnummer 90.052);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam 1e uitwerking Palmstraat/Tussenpad", vastgesteld 06-08-1992 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 08-09-1992 (tekeningnummer 92.057);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam ten zuiden van de herendijk", vastgesteld 21-05-1992 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 05-01-1993 (tekeningnummer 90.092);
  • Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam 2e uitwerking Palmstraat/Tussenpad", vastgesteld 07-06-1993 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 24-08-1993 (tekeningnummer 93.100);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam 3e uitwerking Palmstraat/Tussenpad", vastgesteld 07-09-1994 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 27-09-1994 (tekeningnummer 94.099);
  • "Bestemmingsplan De Slagen", vastgesteld 26-11-1996 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 21-01-1997 (tekeningnummer 98.031);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam Noorderwerf I", vastgesteld 20-02-97 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 19-08-97 (tekeningnummer 93.108);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam ten zuiden van de Herendijk", vastgesteld 22-02-2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 10-04-2001 (tekeningnummer 99.216);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam Noorderwerf II", vastgesteld 26-04-2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 26-06-2001 (tekeningnummer 93.139);

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0003.png"

Figuur: Overzicht bestemmingsplannen

De volgende 8 bestemmingsplannen worden gedeeltelijk vervangen:

  • "Buitengebied Gemeente Sleen", vastgesteld 27-02-1996 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 08-10-1996 (tekeningnummer 98.032);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam (Verdenius), vastgesteld 10-03-1942 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 31-03-1943 (tekeningnummer 53.053);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam omg. Station NS", vastgesteld 23-11-1951 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 27-02-1952 (tekeningnummer 51.045);
  • "Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam u.i.o", vastgesteld 27-11-1961 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 23-11-1962 (tekeningnummer 61.110a);
  • "Buitengebied gemeente Emmen", vastgesteld op 16 juli 1987 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 1 maart 1988 (tekeningnummer 84.250);
  • "Nieuw-Amsterdam Zuidelijk gedeeltelijk en Dommerskanaal", vastgesteld op 30-01-1992 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 11-08-92 (tekeningnummer 90.110);
  • "Partiële herziening Buitengebied Gemeente Emmen", vastgesteld op 24 juni 1999 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 25 januari 2000 (tekeningnummer 98.170);
  • "Partiële herziening van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven", vastgesteld op 29 maart 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 12 juni 2001 (tekeningnummer 00.149);
  • "Facetbestemmingsplan Buitengebied en linten ten behoeve wonen", vastgesteld op 25-09-2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 09-1202008 (tekeningnummer 08.001);
  • "Facetbestemmingsplan gemeente Emmen, bijgebouwen" vastgesteld 25 september 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 10 december 2008 (tekeningnummer 06.072 -I)

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord zijn diverse onderzoeken verricht. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting onder hoofdstuk 3, Onderzoeken.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet de gemeente rekening houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid.

In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente die betrekking hebben op de inhoud van het plan toegelicht.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Ruimtelijk beleid

Voor het plangebied Nieuw-Amsterdam en Veenoord geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid geen directe invloed heeft op de inrichting van het plangebied. De Nota Ruimte, met als titel "Ruimte voor ontwikkeling" is een strategische nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In deze Nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).

De Nota Ruimte gaat uit van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Het nieuwe beleid sluit hiermee aan bij de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid, die onder meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel, met een centrale rol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen. In het nieuwe beleid focust het Rijk zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn. De afzonderlijke nota's (zoals bijv. Nota Mobiliteit, De Agenda Vitaal Platteland) op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte. De kernen Nieuw-Amsterdam en Veenoord vallen hier niet onder.

In het nieuwe AMvB Ruimte stelt het kabinet kaders voor de ontwikkeling van het ruimtelijke gebied in Nederland. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan welke nationale ruimtelijke belangen het wil verwezenlijken. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en voor bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Daarvan komt een aantal in de algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte.

De realisatieparagraaf krijgt de status van structuurvisie. Hij wordt toegevoegd aan de Nota Ruimte en overige planologische kernbeslissingen (PKB's).

2.2.2 Externe veiligheid

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Agenda voor de Veenkolonien

Op verzoek van de minster van LNV onderzocht de commissie Structuurversterking Veenkoloniën (commissie-Hoekstra) in 2001 de problemen in de Veenkoloniën. Dat waren er drie: eenzijdigheid, afhankelijkheid en een negatief imago. Als antwoord op het advies van de Commissie Hoekstra heeft de regio De Agenda voor de Veenkoloniën opgesteld. Deze is in april 2002 verschenen.

Negen Drentse (waaronder Emmen) en Groningse gemeenten, twee waterschappen en twee provincies werken samen in de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën.

In april 2008 presenteerde de Agenda voor de Veenkoloniën haar programma voor de komende vier jaar. Dit programma bouwt voort op het basisdocument van 2002. Het nieuwe Gebiedsprogramma van de Agenda voor de Veenkoloniën biedt ondernemers, overheden, onderwijsinstellingen, onderzoekcentra en de omgeving (5 O's) een kans meer kwaliteit te geven aan de sociaaleconomische structuur van de Veenkoloniën. Het nieuwe Gebiedsprogramma, heeft als belangrijkste doel: Wonen, werken, recreëren en innoveren in een kansrijke en unieke open ruimte. Daarnaast ligt er de uitdaging in te spelen op de veranderingen in de landbouw en die kwaliteiten die wel degelijk in grote mate aanwezig zijn in de Veenkoloniën als het waardevolle cultuurlandschap, de sociale vitaliteit en rust, ruimte en openheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0004.png"

Figuur: het werkingsgebied van de Agenda voor de Veenkoloniën.

2.4 Provinciaal Beleid

2.4.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  1. 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  2. 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  3. 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  4. 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  5. 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  6. 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  7. 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  8. 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  9. 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  10. 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  11. 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  12. 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen;
  13. 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  14. 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Ruimtelijk / economisch beleid

2.5.2 Verkeersbeleid

Er wordt gewerkt aan een nieuw Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP). Volgens de huidige planning zal deze in de loop van 2011 worden vastgesteld.Verder werkt de gemeente Emmen aan nieuw parkeerbeleid.

In het vigerende GVVP uit 2000 wordt aangegeven dat Emmen zich richt op uitbouw van haar functie als bovenregionaal verzorgingscentrum in een grensoverschrijdende regio. De goede bereikbaarheid van alle voorzieningen is de motor voor economische ontwikkelingen. Daarnaast is het duurzaam en veilig inrichten van woon- en verblijfsgebieden in de gemeente Emmen een speerpunt. Bij het wegennet wordt onderscheid gemaakt in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

De gemeente Emmen ondersteunt, net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de uitgangspunten van "Duurzaam Veilig". Dit is met het ondertekenen van een landelijk convenant bekrachtigd. Duurzaam Veilig is een systeem-benadering met als doel om een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen en onzeker gedrag te voorkomen.

In het plangebied liggen gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Een gebiedsontsluitingsweg heeft als functie een gebied op veilige wijze te ontsluiten. De maximale snelheid is buiten de bebouwde kom 80 km/uur en binnen bebouwde kom 50 km/uur of 70 km/uur. De wegvakken hebben een doorstroomfunctie en de gelijkvloerse kruispunten hebben als functie het uitwisselen van verkeer met de zijwegen. De zijwegen zijn meestal wegen met een lage doorstroomfunctie zoals erftoegangswegen.

Een erftoegangsweg heeft als functie het veilig toegankelijk maken van de percelen in verblijfsgebieden. De maximale snelheid is 30 km/uur binnen bebouwde kom en 60 km/uur buiten de bebouwde kom. Op de erftoegangswegen rijdt veel langzaam verkeer gemengd met gemotoriseerd verkeer. Er zijn erftoegangswegen met een grotere verkeersfunctie en deze wegen worden erftoegangsweg A genoemd. De erftoegangsweg A dient als verzamelweg binnen een verblijfsgebied of bedrijventerrein en vormt een overgang tussen de gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangswegen met 30 km/uur. Op een erftoegangsweg A is het uitgangspunt dat de maximum snelheid 50 km/uur bedraagt. Plaatselijk kan terug worden gegaan naar 30 km/uur.

2.5.3 Recreatiebeleid

In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente Emmen vastgesteld. Deze kadernota geeft aan hoe de gemeente Emmen aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR). De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente Emmen het facetbestemmingsplan "Kleinschalig kamperen gemeente Emmen" opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. In dit bestemmingsplan is geen camping gevestigd waar kleinschalig wordt gekampeerd. Wel kan een camping gerealiseerd worden via een in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheid. De bepaling uit het facetbestemmingsplan zijn één op één opgenomen in dit bestemmingsplan.

De gemeente Emmen heeft in december 2009 nieuw beleid opgesteld ten aanzien van Bed & Breakfast accomodaties. Dit beleid is gericht op de volgende punten;

  • Bed & Breakfast voorzieningen betreft een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit welke ondergeschikt is aan de (agrarische) hoofdfunctie wonen.
  • Bed & Breakfast voorzieningen worden gerund door de hoofdbewoner.
  • Omvang en schaal van de activiteit zijn zodanig dat slechts beperkt inbreuk wordt gemaakt op de ruimtelijke omgeving en dat er sprake is van een aanvaardbare toename van verkeers- en parkeerdruk. Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen erf wordt opgelost.
  • Bed & Breakfast voorzieningen zijn geen zelfstandige woonfunctie. Het gebruik wordt aan het vigerende bestemmingsplan getoetst. Voor zover nodig worden initiatieven aan bouwkundige voorwaarden getoetst.
  • Bed & Breakfast voorzieningen mogen maximaal aan tien personen tegelijkertijd verblijf bieden voor beperkte aaneengesloten perioden van gebruik (circa 10 dagen).
  • Bed & Breakfast voorzieningen mogen geen onevenredige afbreuk doen aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen.
  • Indien ten hoogste twee kamers voor B&B worden gebruikt kan initiatiefnemer volstaan met een melding waarna burgemeester en wethouders bepalen of vergunning/vrijstelling moet worden aangevraagd.

De gemeente Emmen kan nu op basis van deze nota aanvragen om een afwijking ingevolge artikel 4.1.1,lid1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening te toetsen. Verder zal deze beleidsnota richtinggevend worden toegepast voor de adviezen aan de raad betreffende aanvragen om wijziging van het bestemmingsplan of projectbesluiten.

2.5.4 Woonbeleid

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Daarnaast is er een beperktere groeiopgave in de hoofdkernen Klazienaveen, Emmer-Compascuum en Nieuw-Amsterdam/Veenoord. In de andere kernen worden de bouwmogelijkheden, die het Provinciaal OmgevingsPlan (POP) biedt, benut. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moet kunnen wonen. Naast nieuwbouw en geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling.

Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).

2.5.5 Welstandsbeleid / beeldkwaliteitsplan (zie welstandsnota)

Een van de doelstellingen van de Woningwet is het transparanter en meer toetsbaar maken van het welstandstoezicht. Het welstandstoezicht kan alleen nog worden uitgeoefend op grond van vooraf door de gemeenteraad vastgestelde criteria.

Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de welstandsnota "Koers op kwaliteit" vastgesteld. Vrijwel alle bouwplannen die bij de gemeente binnenkomen worden getoetst aan ‘redelijke eisen van welstand’. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving. Een zogenaamde Welstandscommissie toetst of bouwplannen hieraan voldoen. Maar wat die ‘redelijke eisen’ zijn, is van te voren vaak niet duidelijk. Daarom is er een Welstandsnota gemaakt.

Iedereen woont graag in een omgeving die netjes is, oftewel een omgeving met ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van deze kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.

Basiscriteria

De basis welstand is van toepassing op bouwwerken en gebouwen waarbij, vooral vanuit stedenbouwkundig oogpunt, de onderlinge samenhang van het gebouw met zijn omgeving, beschouwd vanaf de openbare weg en het openbaar groen, belangrijk is. De stedenbouwkundige samenhang van complexen en straatbeelden is essentieel in deze gebieden. Het welstandsbeleid richt zich in deze gebieden op de voorkanten van bouwwerken en bouwblokken en de aan de openbare ruimte liggende zij- en achterkanten.

Criteria zijn erop gericht om de hoofdvorm van een gebouw of blok zo veel als mogelijk intact te laten. Ingrepen in een blok of in een samenhang van blokken worden beoordeeld in verhouding tot de aanpalende blokken en de stedenbouwkundige impact van de verandering in haar omgeving. Het beleid is alleen op hoofdzaken gericht en vastgelegd. In de gemeente Emmen geldt voor het overgrote deel de basis welstand, waaronder Klazienaveen. De criteria voor de basis welstand zijn:

Hoofdvorm: bij verbouw of aanbouw is het materiaalgebruik, kleurgebruik en detaillering van het bestaande bouwwerk richtinggevend.

Gevelaanzicht: de gevels van het bouwwerk, die vanuit de openbare ruimte in het zicht liggen, dienen van eenzelfde architectuur te zijn. Deze architectuurstijl past in de stijlkenmerken van de omgeving. Bij wijziging van de gevel, de kapvorm of de kleur dient de eenheid binnen en samenhang van een aaneengesloten bouwblok niet verstoord te worden.

Erfafscheidingen: bij erfafscheidingen aan de openbare weg de eenheid in bestaande oplossingen respecteren.

Hardheidscriterium: vernieuwende en afwijkende architectuur bij ver- en nieuwbouw wordt gestimuleerd en getoetst aan de criteria voor uitgebreide welstand.

Specifieke, aanvullende criteria

Het hanteren van alleen de basis criteria zou de gewenste kwaliteit van specifieke gebiedseigen of specifieke bebouwing onvoldoende ondersteunen. Daarom zijn in het welstandsgebied met de basis welstand ook specifieke criteria toegevoegd, welke het gewenste kwaliteitsbeleid voor deze bebouwing ondersteunen. Voor Nieuw-Amsterdam zijn aanvullende criteria van toepassing op een aantal bouwlinten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0014.png"

Uitsnede Welstandsnota Koers op kwaliteit: Lintstructuren waarvoor aanvullende welstandscriteria gelden

Ontwikkelingsgebieden met specifieke welstand, zoals beeldkwaliteitplannen

Voor een aantal ontwikkelingsgebieden geldt specifieke welstand, zoals dat geregeld kan zijn in een apart beeldkwaliteitsplan. Vooralsnog zijn er geen gebieden in aangewezen Veenoord of Nieuw-Amsterdam (stand van zaken januari 2011).

2.6 Conclusie

Het rijksbeleid werkt nauwelijks rechtstreeks door in het plangebied. Wel vereist het Besluit externeveiligheid buisleidingen (Bevb) extra aandacht, omdat dit nieuwe risicoberekeningen vereist voor de bestaande buisleidingen in het plangebied.

Het bestemmingsplan is in directe zin niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat dit passend is in het provinciale beleid.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Archeologie

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

3.1.2 Monumenten

Nummer Monument Adres Huisnr. Plaats Omschrijving Datering
EM0082 GM Dommersweg 10 Nieuw-Amsterdam woonhuis 1910
EM0084 GM Dommersweg 15-16 Nieuw-Amsterdam woonhuis 1910
510962 RM Vaart NZ 139 Nieuw-Amsterdam Kerk 1925
EM0045 GM Vaart ZZ 2 Nieuw-Amsterdam woonhuis 1882
510964 RM Vaart ZZ 66 Nieuw-Amsterdam Overheidsgebouw 1908
EM0046 GM Vaart ZZ 72 Nieuw-Amsterdam bedrijfswoning 1900
EM0047 GM Vaart ZZ 74 Nieuw-Amsterdam brugwachterswoning 1900
EM0048 GM Vaart ZZ 74 Nieuw-Amsterdam trambrug 1920
510963 RM Vaart ZZ 86 Nieuw-Amsterdam Kerk (orgel) 1873
EM0059 GM Vaart ZZ 104a-105 Nieuw-Amsterdam marechausseekazerne 1890
510965 RM Zijtak WZ 142 Nieuw-Amsterdam Woonhuis 1885/90
GM Gemeentelijk monument
PM Provinciaal monument
RM Rijksmonument
PMV Provinciaal monument in procedure, valt onder voorbescherming
AR Archeologisch monument

Figuur: Monumenten

Rijksmonumenten

Op grond van de Monumentenwet 1988 kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) objecten aanwijzen als beschermd rijksmonument. In het plangebied zijn de volgende objecten aangewezen als beschermd rijksmonument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0015.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0016.png"

Vaart NZ 139, Nieuw-Amsterdam (kerk) Vaart ZZ 66, Nieuw-Amsterdam (overheidsgebouw)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0017.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0018.png"

Vaart ZZ 86 (orgel), Nieuw-Amsterdam (overheidsgebouw) Zijtak WZ 142. Niew-Amsterdam (woonhuis)

Provinciale monumenten

In maart 2009 is de provinciale monumentenlijst Drenthe gepubliceerd. Op deze provinciale monumentenlijst staan geen objecten die in het plangebied liggen.

Gemeentelijk monumenten

Op 14 oktober 2008 is de gemeentelijke monumentenlijst in werking getreden. Hiermee zijn de op de lijst voorkomende objecten aangewezen als gemeentelijk monument. Op deze monumentenlijst staan objecten die in het plangebied liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0019.png"

Dommersweg 10, Nieuw-Amsterdam (woonhuis)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0020.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0021.png"

Dommersweg 15-16, Nieuw-Amsterdam (woonhuis) Vaart ZZ 2, Nieuw-Amsterdam (woonhuis)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0022.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0023.png"

Vaart ZZ 72, Nieuw-Amsterdam (bedrijfswoning) Vaart ZZ 74, Nieuw-Amsterdam (brugwachterswoning)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0024.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0025.png"

Vaart ZZ 74, Nieuw-Amsterdam (trambrug) Vaart ZZ 104a-105, Nieuw-Amsterdam (marechausseekazerne)

3.2 Demografiche Gegevens

3.2.1 Bevolkingsgegevens

De bevolking van de gemeente Emmen is tussen 2000 en 2009 met 3.461 inwoners gegroeid. Deze groei is vooral gerealiseerd in de kern Emmen (plus 2.229 inwoners) en de hoofdkernen (plus 779 inwoners). De overige kernen groeiden met 417 inwoners. Deze groei had niet in iedere kern plaats. In Nieuw-Amsterdam/Veenoord, Schoonebeek, Nieuw-Weerdinge, Nieuw-Dordrecht en Weiteveen is het aantal inwoners toegenomen. In Roswinkel, Bargercompascuum, Erica, Zwartemeer en Nieuw-Schoonebeek woonden op 1 januari 2010 minder mensen dan op 1 januari 2000. Het aantal inwoners in Nieuw-Amsterdam/Veenoord is met 444 inwoners toegenomen (-6,6%). De onderstaande grafiek geeft de bevolkingsontwikkeling voor Nieuw-Amsterdam/Veenoord weer.

Bevolkingsontwikkeling 2000-2010 (peildatum 1 januari)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0026.png"

Figuu: Bevolkingsontwikkeling, bron: gemeente Emmen, GBA

Leeftijdsopbouw 2000-2009

In de grafiek hieronder is de ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd te zien. Wat opvalt is dat de leeftijdscategorieën 0-15, 40-55 en 55-75 jaar zijn gegroeid. Het aandeel 75+ is gegroeid, maar in minder mate dan de hiervoor genoemde leeftijdsgroepen. Het aantal inwoners tussen 15-25 en 25-40 jaar is afgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0027.png"

Figuur: ontwikkeling naar leeftijd, bron: gemeente Emmen, GBA

Wordt gekeken naar het aandeel van de onderscheiden leeftijdsgroepen in de wijkbevolking dan is ook het aandeel van de leeftijdscategorieën 0-15, 40-55 en 55-75 jarigen toegenomen. Het aandeel van de leeftijdsgroepen 25-40 is het meest gedaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0028.png"

Figuur 3.4: leeftijdsopbouw naar leeftijdsklasse, bron: gemeente Emmen, GBA

3.2.2 Woningvoorraad en bouwprogramma

Woningbouwprogramma

Het vigerende woningbouwprogramma biedt ruimte voor uitbreiding van de woningvoorraad met 388 woningen in de periode 2005-2020. In de periode 2000-2009 is de woningvoorraad met 239 woningen gegroeid; tussen 2000 en 2005 was de toename 161 en in de jaren 2005-2009 zijn 78 woningen toegevoegd aan de voorraad. De nieuwbouwproductie was als volgt:

2000-2005 210 woningen en 2005-2009 106 woningen. Uitgaande van het vigerende, maar verouderde, woningbouwprogramma is er ruimte voor uitbreiding van de woningvoorraad met 282 woningen tot 2020.

Woningvoorraad

In de periode 2003-2008 is de woningvoorraad in Nieuw-Amsterdam/Veenoord met 239 woningen toegenomen. Op 1 januari 2009 stonden er 2.953 woningen. Van de woningvoorraad was op 1 januari 2009 62,3% eigen woningbezit en 33,0 % in bezit van corporaties. Particuliere huurwoningen hebben een aandeel van 2,0% en 2,8% van de woningen valt in de categorie overig. 73,1% van de woningen is grondgebonden (op 1-1-2008). De meest voorkomende woningtypen zijn de twee-onder-een kap en vrijstaande woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0029.png"

Figuur: woningvoorraad naar type op 1-1-2008. Bron: gemeente Emmen, afdeling FRO

Begin 2010 is gestart met het opstellen van een dorpsprogramma voor Nieuw-Amsterdam-Veenoord. Een van de thema's in dit programma is wonen. Aandachtspunten rond dit thema zijn: hoe inspelen op de vergrijzing van de bevolking en de daarmee samenhangende, andere woningvraag; vernieuwing van de oudere delen van de huurvoorraad (verbetering; sloop & nieuwbouw); de woningbouwopgave in het kader van de vaarverbinding Erica-Ter Apel; de toekomst van Oldesheem.

3.2.3 Conclusie

De verdeling naar leeftijd is evenwichtig opgebouwd. De woningbouw dient gevarieerd plaats te vinden zodat voor iedereen de mogelijkheid blijft bestaan om binnen het dorp door te stromen. Specifieke aandacht voor zorgwoningen is gewenst.

3.3 Ecologie

3.3.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
  • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast. Met betrekking tot eventueel te verwachten natuurwaarden in het plangebied is geen onderzoek uitgevoerd omdat het dichtsbijzijnde Natura 2000-gebied op grote afstand is gelegen van het betreffende plangebied Nieuw-Amsterdam en Veenoord.

3.3.2 Conclusie

Omdat dit plan een beheersplan betreft en geen deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er bij de totstandkoming geen "quickscan" uitgevoerd.

Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.

Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de FFW.

3.3.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Omdat dit bestemmingsplan een beheersplan betreft, is er bij de totstandkoming van dit plan geen onderzoek uitgevoerd.Er worden slechts beperkte bouwmogelijkheden in het plan geboden. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

3.4 Fysieke Veiligheid

3.4.1 Algemeen

Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen die onderdeel uitmaken van de veiligheidsketen.

3.4.2 Fysieke veilligheidssituatie

3.4.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

  • Qua bereikbaarheid is het hoofdzaak dat een object / gebied van twee kanten bereikbaar dient te zijn. Is een bestaande doodlopende weg langer dan 40 meter, dan adviseert de brandweer om aan het einde van deze weg een keerlus aan te brengen. Binnen het plangebied is sprake van een goede bereikbaarheid.
  • De bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. Binnen het plangebied is sprake van een redelijk tot goede dekking.
  • Het plangebied ligt buiten de dekking van de Zorgnorm. Echter heeft in 2004 en navolgende jaren een rookmelderproject gedraaid, waarin Nieuw-Amsterdam / Veenoord ook heeft meegedaan.
  • In het bestemmingsplan zal een voorschrift worden opgenomen dat indien de zorgnorm wordt overschreden er compenserende maatregelen gevraagd kunnen worden of bepaalde gebouwfuncties niet toegelaten worden (zorg-, cel- en wellicht logiesfunctie).
  • Ten aanzien van de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel dienen de richtlijnen van het “Handleiding voorbereiding sirenelocaties”, versie 3 d.d. 20 februari 2006, aangehouden te worden.
  • Er kan gesteld worden dat het plangebied deels buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Wenselijk zou zijn om een extra alarmpaal te situeren in het westelijk deel van het plangebied.

3.5 Milieu

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied.

Op dit moment zijn de bedrijfsactiviteiten voornamelijk geconcentreerd op het bedrijventerrein De Tweeling waar voor het grootste deel bedrijven met de categorie 3 en 4 zijn gevestigd. In het plangebied Amsterdam-Veenoord zijn, met uitzondering van het bedrijventerrein De Tweeling, de bedrijven met milieucategorie 2 en 3 voornamelijk geconcentreerd in het noordoostelijk deel van het plangebied, langs de Vaart Noordzijde, Vaart Zuidzijde en Zijtak westzijde, Zijtak oostzijde en Industrieweg. Dit geeft het voordeel dat de bedrijven direct op de belangrijke doorgaande weg zijn aangesloten zodat het bedrijfsgerelateerde verkeer geen hinder oplevert voor de rest van de wijk.

Vanuit milieuoogpunt kunnen deze bestemmingen in de wijk gehandhaafd blijven. De categorie 3 en 4 bedrijven dienen gezien de milieubelasting voornamelijk gevestigd te worden op het nabij gelegen bedrijventerrein De Tweeling. Het is namelijk niet wenselijk dat deze categorie bedrijven zich vestigen in gemend gebied.

De in het plangebied voorkomende categorie 3 en 4 - bedrijven zijn in de bestaande situatie aanvaardbaar. Echter een uitwisselbaarheid naar een andere categorie 3 of 4 - bedrijven moet ten gunste van de leefomgeving worden voorkomen. Dit betekent dat bij verplaatsing/beëindiging van het betreffende bedrijf alleen eenzelfde of een bedrijf uit een lagere categorie (categorie 1 en 2) op deze locatie gevestigd mag worden. Op deze manier wordt gezorgd dat de leefbaarheid van de woonwijk ook in de toekomst behouden blijft.

Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009).

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

3.5.2 Bodem

3.5.3 Geluid

3.5.4 Lucht

3.5.5 Conclusie

De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.6 Watertoets

3.6.1 Inleiding tot de waterparagraaf

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van Nieuw-Amsterdam en Veenoord is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden. In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen voor de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.

3.6.2 Beleidskader

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 wordt de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.

Naar verwachting treedt eind 2009 de Waterwet in werking. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties.

De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: Het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.

De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en Lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.

Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit voor Nieuw-Amsterdam en Veenoord uitgewerkt

3.6.3 Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0032.png"

Figuur: Bestemmingsplanbegrenzing (indicatief, bron Georama, gemeente Emmen)

3.6.4 Grondgebruik

Het plangebied ten noorden van de Verlengde Hoogeveensevaart is voor het grootste deel ingericht als woonwijk. Het westelijk deel van dit deel van het plangebied is in gebruik als bedrijfs- en industrieterrein (Boerdijk-oost).

Het plangebied ten zuiden van de Verlengde Hoogeveensevaart heeft als hoofdfunctie wonen. Hier zijn ook diverse zorgfuncties en het winkelgebied gesitueerd. Aan de westzijde van Veenoord ligt het sportpark.

3.6.5 Bodemopbouw

De bodemopbouw in het dorp bestaat voornamelijk uit zandgrond (Hn21, veldpodzolgronden). Langs de oost- en westrand van het plangebied komen meer moerige gronden voor (WP, moerige podzolgronden) die vervolgens overgaan in zandige veengronden (Vz). Exacte gegevens over de bodemopbouw in het plangebied zijn niet bekend, omdat deze niet zijn gekarteerd op de bodemkaart van Nederland. Figuur 2 laat de bodemopbouw zien in rond Nieuw-Amsterdam Veenoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0033.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0034.png"

Figuur: Bodeminformatie rond Nieuw- Amsterdam Veenoord (bron: website provincie Drenthe).

3.6.6 Hoogteligging

De onderstaande figuur geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte gemiddeld tussen ca. NAP +13 en NAP + 16 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0035.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0036.png"

Figuu: Hoogtekaart plangebied (bron: AHN Nederland)

3.6.7 Grondwater

In onderstaande figuur is de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) in het gebied aangegeven. Het blijkt dat nagenoeg overal in Nieuw-Amsterdam Veenoord de grondwaterstanden dieper dan 3,00 m beneden maaiveld liggen. I

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0037.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0038.png"

Figuur: Overzicht Gemiddeld laagste Grondwaterstand (GHG) rond Nieuw-Amsterdam en Veenoord (bron: website provincie Drenthe)

In onderstaande figuur is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) weergegeven. Voor grote delen van het gebied ligt ook deze dieper dan 3,00 m beneden maaiveld, maar op enkele locaties kunnen de grondwaterstanden het niveau van 1,60 beneden maaiveld bereiken. Hieruit blijkt de relatie met de maximale peilen in het oppervlaktewater. In het waterplan van Emmen wordt Nieuw-Amsterdam Veenoord gekarakteriseerd als infiltratiegebied met een grondwatertrap VI. Er zijn geen grondwatergerelateerde problemen bekend (bijv. natte kruipruimtes), ook komen geen problemen voor door optredende schijngrond-waterspiegels (stagnerend water door bijvoorbeeld slecht doorlatende lagen in de bodem).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0039.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0040.png"

Figuur: Overzicht Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) rond Nieuw-Amsterdam Veenoord (bron: website provincie Drenthe).

3.6.8 Waterhuishouding

Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord ligt in het stroomgebied Rijn-Oost. en valt onder het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht . Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Watersysteemplan en in het waterplan van de gemeente Emmen. Het gebied wordt doorsneden door de Verlengde Hoogeveensevaart. Het ten noorden van de vaart gelegen gebied watert via de Marchienewijk af richting poldergemaal KGMSS0001. Het streefpeil is NAP + 12,10 m (winterpeil). Het gemaal slaat weer uit op de Verlengde Hoogeveensevaart (streefpeil NAP 12,95 m). De Marchienewijk vormt in de huidige situatie het meest benedenstroomse deel van de het stroomgebied van de Sleenerstroom. Tijdens perioden met een hoge afvoer en gestremde afvoer via het gemaal kan hierdoor een knelpunt ontstaan. Regenwater wordt via het regenwaterriool zoveel mogelijk rechtstreeks naar de Hoogeveensevaart afgevoerd.

Het oostelijk deel van het gebied ten zuiden van de Verlengde Hoogeveensevaart watert af naar een zijtak van de Verlengde Hoogeveensevaart (peil NAP +12,95 m): het Stieltjeskanaal. Dit deel van het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Schooldijk, de Ermermarkweg en Nieuwerweg en behoort tot het watersysteem Bargerbeek.

Het westelijk deel van het plangebied (feitelijk de kern Veenoord) watert af naar het zuiden, op een lager gelegen pand van het Stieltjeskanaal. Het behoort tot het watersysteem van het Loo- en Drostendiep. In dit deel van het plangebied is een streefpeil ingesteld van NAP 10,00 m (Aletta Jacobsstraat) e.o.. Het zuidelijk deel van Veenoord kent een streefpeil van NAP + 10,60 m. In figuur 4 zijn de grenzen van de peilgebieden met de voornaamste hoofdwatergangen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0041.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0042.png"

Figuur: Begrenzing peilgebieden omgeving Nieuw-Amsterdam Veenoord (bron: website Waterschap Velt en Vecht).

3.6.9 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Het rioolstelsel van het ten noorden van de Verlengde Hoogeveensevaart gelegen woongebied is uitgevoerd als gescheiden rioolstelsel. Het regenwaterriool loost rechtstreeks op de vaart, het vuilwaterriool loost op het gemengde rioolstelsel van het (ten zuiden van het kanaal gelegen) hoofdbemalingsgebied. Het rioleringstelsel van het bedrijventerrein Boerdijk-oost is van het type gemengd rioolstelsel. Het rioolwater wordt via het rioolgemaal verpompt naar het gemengde stelsel van Nieuw-Amsterdam (ter plaatse van de Veilingstraat). Het gemengde stelsel van het bedrijventerrein heeft één riooloverstort op de Verlengde Hoogeveensevaart. Een deel van het dakwater van de bedrijven is afgekoppeld en loost via een regenwaterriool rechtstreeks op de vaart.

Het gemengde rioolstelsel van het hoofdbemalingsgebied Nieuw-Amsterdam heeft vier riooloverstorten. Twee van de overstorten lozen op de Verlengde Hoogeveensevaart en twee overstorten lozen op de Zijtak van het kanaal. In dit bemalingsgebied staat ook het hoofdrioolgemaal, die het rioolwater afvoert naar de rioolwaterzuivering (RWZI) 'Dikke Wijk'.

Ook het stelsel van Veenoord is uitgevoerd als gemengd rioolstelsel. Het afvalwater wordt verpompt naar het rioolstelsel van Nieuw-Amsterdam. Er zijn drie riooloverstorten aanwezig, waarvan er één op de Verlengde Hoogeveensevaart loost. Twee overstorten lozen op watergangen ten westen van Veenoord.

3.6.10 (Grond-)waterkwantiteit en -kwaliteit

Voor Nieuw-Amsterdam Veenoord is het belangrijk dat binnen het plangebied de grondwaterstanden niet wezenlijk wijzigen, om schade aan het ecosysteem te voorkomen. Het graven van diepe sloten heeft een drainerende werking en kan leiden tot verdroging in de omgeving. Ook moet worden voorkomen dat door activiteiten binnen het gebied verontreinigingen het grondwater kunnen bereiken. Er zijn geen specifieke functies aan gesteld. De woonfunctie is maatgevend.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor Nieuw-Amsterdam Veenoord lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat in eerste instantie is ingericht om water zo veel mogelijk te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen) en in tweede instantie af te voeren naar de omgeving. In feite sluit dit aan op het systeem dat van oorsprong op de hogere zandgronden voorkwam, namelijk ondiepe greppels met zowel een infiltratie als afvoerfunctie.

3.6.11 Richtlijnen voor de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

  • alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  • water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  • er voldoende oeverbegroeiing is;
  • afstromend regenwater schoon is en blijft;
  • lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

Gezien de diepte van de grondwaterstand (overwegend dieper dan 3,00 m minus maaiveld) betekent dit Voor Nieuw-Amsterdam Veenoord dat een eventuele nieuwe waterpartij zeer diep moet worden uitgegraven en dat veel moeite moet worden gedaan om deze watervoerend te houden. De kans dat hierdoor water met een goede waterkwaliteit wordt bereikt is daarom klein. Het moet daarom worden afgeraden om tot de aanleg van nieuwe waterpartijen of sloten over te gaan. Beter is het om aan te sluiten op het systeem dat van oorsprong op de hogere zandgronden voorkwam, namelijk ondiepe greppels met zowel een infiltratie als afvoerfunctie (zie ook 1.10).

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater kan worden afgekoppeld van het gemengde riool en in de bodem worden geïnfiltreerd of gescheiden worden afgevoerd.

Zodra (regen)water op het oppervlaktewater wordt geloosd belast het het watermilieu met de opgeloste en meegevoerde stoffen. Zo mogelijk moet daarom een zuiverende voorziening worden aangelegd om deze stoffen uit het water te filteren. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een bodempassage (of vegetatiedak); hier worden opgeloste stoffen gebonden aan bodemdeeltjes of opgenomen door de vegetatie. Ook kan worden gekozen uit meer technische oplossingen, bijvoorbeeld het gebruik van een lamellenfilter, een bergbezinkbak of olie- en benzineafscheider.

3.6.12 Proces

Voor de waterketen (riolering) geldt dat in een gescheiden vrijverval riool ligt. Voor dit riool geldt dat regenwater en huishoudelijk afvalwater gescheiden moet worden afgevoerd.

Het regenwaterbeleid, verankerd in de Wet Gemeentelijke watertaken en vanaf medio 2009 in de Waterwet, kan ook ruimtelijke consequenties hebben door de hierin uitgesproken voorkeursvolgorde:

  1. a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  2. b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  3. c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  4. d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat hiermee voor wat de biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een zuiveringstechnisch werk getransporteerd;
  5. e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt zo nodig na zuivering bij de bron, hergebruikt;
  6. f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu gebracht en
  7. g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt naar een zuiveringtechnisch werk getransporteerd.

Als gevolg de punten d. en e. uit deze voorkeursvolgorde moet er zoveel mogelijk naar worden gestreefd regenwater lokaal te benutten dan wel terug te brengen in het milieu. Dit laatste kan bijvoorbeeld met behulp van infiltratievoorzieningen.

3.6.13 Juridische vertaling watertoets in planregels

Gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, worden mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Hierbij geldt dat het waterschap pas een advies uitgeeft op basis van een volledig bestemmingsplan inclusief toelichting, plankaart en voorschriften. Er wordt geen advies gegeven op basis van alleen een waterparagraaf.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Al ver voor de veenontginningen was op de plaats waar later Nieuw Amsterdam- Veenoord zou ontstaan sprake menselijke activiteit. Rond 1688 is de strategisch militaire dijk, de Heeren- of Leidijk, van Den Hool via Veenoord, Den Oever, Foxel naar uiteindelijk Bourtange aangelegd. Deze dijk werd tevens gebruikt als weg. In 1850 werd deze verdedigingslinie officieel opgeheven. De huidige weg Herendijk ten noordoosten van het dorp is nog een restant van deze militaire dijk.

De kaart van 1850 geeft eveneens de Boerdijk weer. Deze liep vanaf de Heerendijk, even voor de kruising van de toenmalige gemeentegrens Sleen - Emmen, in noordwestelijke richting naar Erm. Over de Boerdijk liep in 1904 de stoomtram van Nieuw-Amsterdam naar Sleen.

De historische ontwikkeling van het landschap en het dorp is sterk beïnvloed door de markeverdeling van het veengebied en de wijze waarop de verschillende markes het veen hebben ontgonnen c.q. verkocht. Het huidige Nieuw-Amsterdam - Veenoord lag oorspronkelijk op het grensvlak van vier markes; de marke van Erm aan de westkant van het dorp, de marke van Dalen ten zuidwesten, de marke van Schoonebeek ten zuiden en de marke van Noord- en Zuid-Barge ten oosten en noordoosten van het dorp. Vooral de ontwikkelingen van de marke van Erm en van Noord- en Zuid-Barge zijn van belang

De boeren van de marke van Erm hadden al voor 1850 hun gemeenschappelijke gronden verdeeld en de ontginning van het Ermerveen ten westen van het dorp stamt al uit de periode voor de grootschalige hoogveenontginningen. Het Ermerveen is door de boereneigenaren verdeeld in lange smalle percelen, waarbij het veen door de boeren zelf is ontgonnen (zie kaart 1904). In het gebied waar later Veenoord zou ontstaan hebben de Ermerboeren het veen vanuit het noorden ontgonnen. Ten noorden van de latere Verlengde Hoogeveensche Vaart lagen madeveengronden, dit zijn (laag)veengronden in pleistocene beekdalen en behoren bodemkundig dus niet tot het veenkoloniale gebied. Voor turfwinning zijn deze gronden van matige kwaliteit.

Ten zuiden van de latere Verlengde Hoogeveensche Vaart was het veen van betere kwaliteit. De boeren van Erm hebben het Ermerveen vergraven door middel van natte vervening (baggeren), waarbij langgerekte veenputten, petgaten, ontstonden. Het uitgebaggerde veen werd te drogen gelegd op legakkers, smalle stroken land tussen de petgaten. De gegraven gaten liepen vervolgens vol water, groeiden dicht met waterplanten waardoor opnieuw veenvorming kon plaatsvinden. Het Ermerveen is op deze wijze tot aan de grens met de marke van Dalen verveend. Al in 1910 was de vervening vrijwel voltooid. Na de vervening is een gedeelte bebost.

Hoewel niet meer zo smal als voorheen, is tot op de dag van vandaag de relatief smalle noordwest - zuidoost gerichte strookverkaveling nog zichtbaar. Door verdere bebossing is landschap in de loop van de vorige eeuw wat meer verdicht. Karakteristiek is ook het relatief grote aandeel van weidegronden, een landgebruik dat kenmerkend is voor (zeer) natte omstandigheden. Al met al is het landschap ten westen van het dorp relatief kleinschaliger dan het landschap van de hoogveenontginningen ten oosten van het dorp.

Hoewel het hoogveen van het Dalerveensche Veen ten zuidwesten van het dorp wel is afgegraven, is het nooit ontgonnen. Het gebied is nu een natuurgebied en maakt deel uit van de EHS.

Het veen ten noorden van de Herendijk, het Barger-Erfscheidenveen, is door de boeren van Noord- en Zuid-Barge al in 1840 in smalle stroken verdeeld (zie kaart 1850 en 1904). Dat gedeelte van het Barger-Erfscheidenveen dat op een zandrug lang (bodemkaart; code Hn23 en Hn21) is verveend door middel smalle stroken zonder wijken. Het overige gedeelte van het Barger-Erfscheidenveen is na de aanleg van de Verlengde Hoogeveensche Vaart verveend door middel van een bloksysteem met wijken.

Na de aanleg van de hoger gelegen N37 in de periode 1975 - 1985 is het Barger-Erfscheidenveen in visueel opzicht afgeschermd en is er vanuit het dorp geen zicht meer op dit landschap.

Nadat in 1850 het Bourtanger veen als militaire verdedingslinie officieel werd opgeheven, konden de uitgestrekte venen die tot de marke van Noord- en Zuid-Barge behoorden worden ontgonnen.

In 1850 werd dan ook de Drentsche Kanaal Maatschappij opgericht. Deze had als doel het reeds bestaande deel van de Hoogeveensche Vaart te verbeteren en het kanaal te verlengen richting de zuidoost Drentse venen. Omdat de gronden binnen de marke van Erm al waren verdeeld kocht de Drentsche Kanaal Maatschappij de benodigde grond voor de aanleg van het kanaal van de individuele eigenaren. Van de markegenoten van Noord- en Zuid-Barge werden twee stroken ten behoeve van de aanleg van het kanaal en een zijtak gekocht.

In 1857 werd begonnen met het verlengen van het kanaal en in 1860 werd de grens tussen de gemeentes Sleen en Emmen (is grens marke van Erm en de marke van Noord- en Zuid-Barge) bereikt. Het verlengen van het kanaal had tot gevolg dat kanaalgravers, ook wel polderjongens genoemd, zich vestigden in Veenoord (oord in het veen). Op de kaart van 1861 wordt Veenoord reeds genoemd.

In 1850 werd ook de Drentsche Landontginnings Maatschappij (DLM) opgericht door een groep van kapitaalkrachtige Amsterdammers. Op 28 juni 1851 kocht de DLM een strook veen van 2256ha. van de markegenoten van Noord- en Zuid-Barge en noemden dit het Amsterdamsche Veld. De strook liep tot Duitsland. De zuidgrens was de grens met de gemeente Schoonebeek. Op de noordgrens van het Amsterdamsche Veld werd een scheidingsloot gegraven, de Amsterdamsche Raai. Op veel kaarten wordt deze weergegeven als de Noordersloot. Deze noordgrens begint op de zuidwestelijke weggrens van de Zwarteweg en loopt in het verlengde hiervan oostwaarts. Op de westkant van het Amsterdamsche Veld zou een nieuw dorp, Nieuw Amsterdam, worden gebouwd. In 1852 begon de DLM dan ook met de inrichting van het westelijke deel van hun bezit. Langs de grens met marke van Erm werd een zandweg aangelegd, de huidige Schooldijk, en in het verlengde daarvan de Dennenakkerweg tot aan de grens met de gemeente Dalen. Op de hoek waar de grenzen samenkomen werd de 1ewoning gebouwd. Ook werden nog twee zandwegen, de 3e en 4e weg, evenwijdig aan de gemeentegrenzen aangelegd. Vooral langs de 4e weg werden (een zevental) woningen gebouwd.

Nadat in 1851 het Amsterdamsche Veld door DLM was gekocht, werden ook de gronden van de Ermerboeren langs de gemeentegrens erg gewild bij vooral kleine investeerders. De twee lange stroken ten westen van de Schooldijk werden al snel in kleinere stukken verdeeld en verkocht. Ook werd de Middenweg en Nieuwe Weg (toen Dooddijk genaamd) aangelegd.

Niet alleen op de kaart van 1904 maar ook heden ten dage zijn deze stroken nog duidelijk herkenbaar. Vooral het huidige kavelpatroon ten zuiden van de Landschapsweg heeft nog dezelfde structuur uit de begintijd van het dorp. Het dorp gaat hier dan ook over in een kleinschalig landschap met lintbebouwing.

Na 1860, toen de Verlengde Hoogeveensche Vaart de gemeentegrens had bereikt, ontstonden in Veenoord langs het kanaal de eerste behuisde percelen die kwalitatief bestemd waren om wat langer mee te gaan.

Een volgende fase in de ontwikkeling van het dorp brak aan na het besluit op 28 mei 1861 van de markegenoten van Noord- en Zuid-Barge om het westelijke gedeelte van hun gronden, voorzover niet verkocht, te scheiden. Er werd een plan van veenaanleg gemaakt waarbij het gebied ten noorden van het Amsterdamsche Veld en ten westen van Strengdijk en Bladderwijk werd opgedeeld in 12 blokken en 358 percelen. De Drentsche Kanaal Maatschappij wist te bewerkstelligen dat het deel tussen de latere Zijtak en de Schooldijk, het zogenaamde 8e blok, in zijn geheel door haar kon worden gekocht. Hier kon dan een dorp, op een voor de Drentsche Kanaal Maatschappij (DKM) strategische plek, worden ontwikkeld. Dit dorp zou dan Bumaveen moeten gaan heten. Bumaveen omdat het dorp werd vernoemd naar de vrouw van de directeur van de DKM, Maria Louise Hora Buma. Ter bevordering van de veenexploitatie ging de DKM vervolgens over tot de verkoop van de gronden aan kleine verveners en zakenlieden. In Veenoord, toen nog gemeente Sleen, had zich langs de Verlengde Hoogeveensche Vaart, de Boerdijk en Schooldijk al eerder bebouwing ontwikkeld. Aansluitend werd dit nu voortgezet in het 8e blok op Emmer grondgebied.

In 1862 was de aanleg van Zijtak voltooid. De Drentsche Landontginnings Maatschappij was voor de ontginning van het Amsterdamsche Veld feitelijk afhankelijk van de aanleg van Zijtak. Nadat Zijtak het Amsterdamsche Veld had bereikt heeft de DLM ook de inrichting van het gebied aangepast. De eerder aangelegde 3e en 4e weg werd vervangen door een andere ontsluitingsweg, de latere Vaartweg. De 7 woningen waren voor 1875 alweer gesloopt en de bebouwing ontwikkelde zich langs Zijtak.

Geleidelijk werd Bumaveen meer en meer naar, het eerder gestichte, Nieuw-Amsterdam genoemd en uiteindelijk is de naam verdwenen. In 1880 was Nieuw-Amsterdam uitgegroeid tot het grootste dorp van de gemeente Emmen. In 1883 verbleef Van Gogh twee maanden in Veenoord.

4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

4.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit wordt ervaren indien binnen een samenhang van elementen een rijkdom aan indrukken kan worden opgedaan. Kernbegrippen daarbij zijn structuur, identiteit en belevingswaarde.

De ruimtelijke basiskwaliteit bepaalt de ruimtelijke identiteit (herkenbaarheid) van woon- en verblijfsgebieden als gevolg van specifieke ruimtelijke karakteristieken. Ruimtelijke karakteristieken zijn onder andere; karakteristieke stedenbouwkundige structuren, bebouwingstypologieen, verschijningsvorm bebouwing. Het samenspel van verschillende gebieden met hun eigen ruimtelijke identiteit bepalen de identiteit van een kern.

Karakter van Nieuw-Amsterdam - Veenoord
De karakteristieken van Nieuw Amsterdam - Veenoord zijn;

  • een rechthoekig kavelpatroon;
  • openheid, overzicht;
  • kanalen;
  • beplante linten;
  • compactheid van het dorp;
  • groene ruimtes in het dorp;
  • herkenbaarheid van de historische linten;

Kenmerken van de ruimtelijke kwaliteit zijn in Nieuw Amsterdam - Veenoord zijn:

  • architectonische. eenheden
  • herkenbare rooilijnen
  • relatie en /invloed op het kanaal
  • groene ruimtes in het openbaar gebied
  • beplante linten

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0043.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0044.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0045.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0046.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0047.png"

4.2.2 Bebouwing

Nieuw Amsterdam - Veenoord kent woonbuurten uit verschillende tijdperken. Qua beeldvorming en opzet zijn ze verschillend, onder andere door de tijd wanneer zij zijn ontstaan (voorheen 2 gemeentes), hebben ze wel één ding gemeen, namelijk het feit dat er een stedenbouwkundig plan ten grondslag lag. Daarmee is niets in de woonbuurten per toeval ontstaan, maar is dat wat we zien de invulling van een stedenbouwkundige visie, die geldt voor de stratenpatronen, de landschappelijke elementen en ook voor de bebouwingstypologie en architectonische kwaliteit en verschijningsvorm van gebouwen.

Per periode wordt een beschrijving gegeven van de stredenbouwkundige opzet van buurten. Maar eerst worden de lintbebouwingen (die tussen de woonbuurten inliggen) eerst als afzonderlijk item behandeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0048.png"

Figuur: Groenstructuur en dorpsuitbreidingen

Historische linten

a. Opbouw

Lintbebouwing is een bebouwde omgeving aan beide zijden van een straat met een typische lineaire structuur. Het verkavelingpatroon is voortgekomen uit een zo efficiënt mogelijke ontginning van het veen.

De bebouwingslinten langs de Hoogeveensche Vaart en de Zijtak kenmerken zich door de aanwezige diversiteit aan bebouwing. Aan de Hoogeveensche Vaart is naast woningbouw tussen de 2 bruggen een centrum ontstaan met diverse winkels. Aan de noordzijde van de Hoogeveensche Vaart en aan de oostzijde van de Zijtak heeft de bebouwing een open en individueel karakter waar naast woningbouw ook garage-bedrijven, werkplaatsen en (voormalige) agrarische bedrijven zijn gevestigd.

De Wijkstraat, Nieuweweg en de Schoolijk volgen de structuren van de oorspronkelijke veenontginning.

Het gevelbeeld van het bebouwingslint wordt vooral gekenmerkt door een grote mate aan variatie in positionering, bouwvolume en -hoogte, kapvorm, vormgeving en kleur- en materiaalgebruik. De samenhang in de linten is met name te vinden in de ritmiek van bouwmassa's van één tot twee lagen met kap. Platte daken komen bijna niet voor, alleen bij (voormalige) winkelfuncties aan Hoogeveensche Vaart.

b. Nadere analyse per deelgebied

  • bebouwing vertoont onregelmatig beeld in het centrum ten aanzien van hoogte, (kap)vorm, en kleur alsmede de rooilijn, buiten het centrum is deze samenhang wel aanwezig;
  • historische bebouwing minimaal aanwezig;
  • nokrichting haaks en evenwijdig op de straat;
  • aan de Hoogeveensche Vaart hoofdgebouwen met plat dak en diversiteit in bouwlagenen hoogte;
  • aan de randen diepe kavels met overgang naar het landelijk gebied met relatief veel bijgebouwen;
  • hoofdgebouwen grotendeels in ongelede hoofdvorm;
  • meerdere functies aan het lint langs de Hoogeveensche Vaart en de Zijtak;
  • herkenbaar straatprofiel van de lintbebouwing aan de Wijkstraat, Nieuweweg en de Schooldijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0049.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0050.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0051.png"

c. Knelpunten

Verminderde uitstraling van (voormalige) winkelpanden. Bij een aantal woningen met twee naar de weg gekeerde gevels zijn bijgebouwen gesitueerd richting de openbare ruimte. Een aantal historische panden staan leeg in het centrum.

d. Conclusie

Extra aandacht dient uit te gaan bij de bouw/verbouw naar hoogte-breedte verhoudingen, positionering, transparantie naar het achterliggende gebied, detaillering, kleur- en materiaalgebruik. Bij voorkeur met gebruikmaking van het reeds aanwezige scala van min of meer traditionele middelen, materialen en kleuren. Dat betekent overigens niet dat altijd imitatie van historische of andere bestaande elementen vereist is, soms kan een eigentijdse vormgeving juist de bestaande karakteristieken benadrukken. De identiteit van de lintbebouwing kan aangetast worden door uitbreidingen in een gelede hoofdvorm.

Periode 1910-1930 (paars)

a. Opbouw woonbuurt

Deze buurt bestaat grotendeels uit projectmatig gebouwde woningen bestaande uit één en twee bouwlagen met zadeldak, waarbij een aantal woningen aan de Leemweg bestaan uit twee bouwlagen met een plat dak.

b. Nadere analyse per deelgebied

  • Architectonische eenheden met gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materialen en kleur, bouwhoogte etc);
  • Rechte voorgevelrooilijn;
  • Variatie aan bouwlagen en kapvorm van hoofdgebouwen (1 en 2 bouwlagen, zadeldak en platdak);
  • Variatie aan type bebouwing (twee onder één kap woningen en strokenbouw);
  • Standaard bouwvorm (identiteit) is nog intact;
  • De hoofdgebouwen georiënteerd evenwijdig met de straat;
  • Eventuele standaard aanbouwen zijn nog intact;
  • Diverse woningen met 2 naar de weg gekeerde gevels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0052.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0053.png"

c. Knelpunten

Bij een aantal woningen met twee naar de weg gekeerde gevels zijn bijgebouwen gesitueerd richting de openbare ruimte. Door verbouw/nieuwbouw kan de identiteit worden aangetast.

d. Conclusies

Door de uniformiteit van de woningen, een goede orientatie van de woningen ten opzichte van elkaar en de aanwezigheid van diverse groenstroken voor de woningen is nog veel van het oorspronkelijke concept terug te vinden. Extra aandacht dient uit te gaan naar hoogte-breedte verhoudingen, positionering van de aan- en bijgebouwen.

Periode 1955-1965 (blauw)

a. Opbouw woonbuurt

De woningen uit deze periode bestaan hoofdzakelijk uit projectmatig gebouwde woningen uitgevoerd in 1 of 2 bouwlagen met zadeldak.

De woningen zijn grotendeels in het bezit van een woningbouwvereniging. Hierdoor is de oorspronkelijke bouwvorm van hoofdgebouw met standaard aanbouw redelijk intact.

b. Nadere analyse per deelgebied

  • Architectonische eenheden met gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materialen en kleur, bouwhoogte etc);
  • Grotendeels twee onder één kap woningen, de hoofdgebouwen staan georiënteerd op de straat, nokrichting hoofdzakelijk evenwijdig met de straat;
  • Standaard bouwvorm (identiteit) is nog intact;
  • Rechte voorgevelrooilijn, bij bochten in het wegprofiel gaat de voorgevelrooilijn trapsgewijs mee;
  • Bijgebouwen zijn in beperkte mate aanwezig;
  • Standaard bouwvorm (identiteit) is nog intact;
  • Ruim van opzet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0054.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0055.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0056.png"

c. Knelpunten

Diverse kavels hebben twee naar de weg gekeerde gevels. De mogelijkheid bestaat dat door eventuele uitbreiding van het hoofdgebouw of bouw van een bijgebouw het straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast.

d. Conclusies

Door de uniformiteit van de woningen, een goede orientatie van de woningen ten opzichte van elkaar en de aanwezigheid van diverse groenstroken voor de woningen is het oorspronkelijke concept nog in tact. Extra aandacht dient uit te gaan naar hoogte-breedte verhoudingen, positionering van de aan- en bijgebouwen, detaillering, kleur- en materiaalgebruik.

Er dient zorgvuldig om te worden gegaan met de woningen met twee naar de weg gekeerde gevels.

Periode 1960-1975 (rood)

a. Opbouw woonbuurt

Dit gebied bestaat uit projectmatig gebouwde rijenwoningen (stempels).De woningen bestaan grotendeels uit twee bouwlagen met een zadeldak.

b. Nadere analyse per deelgebied

  • Architectonische eenheden met gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materialen en kleur, bouwhoogte etc);
  • De nokrichtingen van de woningen staan evenwijdig met de straat en de vrijstaande woningen haaks danwel evenwijdig op de straat;
  • Standaard bouwvorm (identiteit) is nog intact;
  • Duidelijke ritme van bouwblokken;
  • Verschillen in verkaveling tussen Veenoord en Nieuw Amsterdam. In Veenoord is onder andere gebruik gemaakt van hofjes waarbij de woningen evenwijdig op de straat staan gesitueerd. In Nieuw Amsterdam staan de woningen evenwijdig met de straat dan wel met de kopse kant op de straat waarbij de woningen zijn gesitueerd in een groene setting;
  • Voorkant - achterkant, voorkant - zijkant en achterkant- achterkant situering van hoofdgebouwen;
  • Rijenwoningen hebben een standaard bijgebouw;
  • Grotendeels zijn de bijgebouwen in beperkte mate aanwezig;
  • Ruime opzet van het openbaar groen bij de stempels in Nieuw Amsterdam door wijze van verkavelen

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0057.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0058.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0059.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0060.png"

c. Knelpunten

Diverse kavels hebben twee naar de weg gekeerde gevels. De mogelijkheid bestaat dat door eventuele uitbreiding van het hoofdgebouw of bouw van een bijgebouw het straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast.

d. Conclusies

Door de uniformiteit van de woningen, een goede orientatie van de woningen ten opzichte van elkaar en de aanwezigheid van diverse groenstroken voor de woningen is het oorspronkelijke concept nog in tact. Extra aandacht dient uit te gaan naar hoogte-breedte verhoudingen, positionering van de aan- en bijgebouwen, transparantie naar het achterliggende gebied, detaillering, kleur- en materiaalgebruik.

Er dient zorgvuldig om te worden gegaan met de woningen met twee naar de weg gekeerde gevels.

Periode 1975-1985 (oranje)

a. Opbouw woonbuurt

De bebouwing uit deze periode bestaat hoofdzakelijk uit projectmatig gebouwde woningen. Door de situering en éénheid in de bebouwing hebben de buurten afzonderlijk een eigen identiteit.

b. Nadere analyse per deelgebied

  • Architectonische eenheden met gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materialen en kleur, bouwhoogte etc);
  • Duidelijke ritme van bouwblokken;
  • Duidelijk herkenbare rooilijnen waarin de bebouwing is geplaatst;
  • De hoofdgebouwen staan georiënteerd op de straat, nokrichting grotendeels evenwijdig met de straat;
  • Vrijstaande woningen gevarieerd gesitueerd;
  • Voornamelijk rechte voorgevelrooilijn, bij bochten in het wegprofiel gaat de voorgevelrooilijn mee;
  • Aanbouwen voor de voorgevel;
  • Bijgebouwen zijn in beperkte mate aanwezig;
  • Weinig samenhang in de vrijstaande woningen;
  • Weinig openbaar groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0061.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0062.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0063.png"

c. Knelpunten

Diverse kavels hebben twee naar de weg gekeerde gevels. De mogelijkheid bestaat dat door eventuele uitbreiding van het hoofdgebouw of bouw van een bijgebouw het straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast.

d. Conclusies

Door de uniformiteit van de woningen, een goede oriëntatie van de woningen ten opzichte van elkaar is nog veel van het oorspronkelijke concept intact. Er dient zorgvuldig om te worden gegaan met de woningen met twee naar de weg gekeerde gevels.

Periode na 1985 (geel)

a. Opbouw woonbuurt

Deze buurten bestaan grotendeels uit particulier gebouwde vrijstaande alsmede twéé onder één kap woningen. De woningen bestaan uit één en twee bouwlagen met kap, haaks alsmede evenwijdig met de weg.

b. Nadere analyse

  • Duidelijk herkenbare voorgevelrooilijn;
  • Minimaal architectonische eenheden met gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materialen en kleur, bouwhoogte etc.);
  • Weinig samenhang in de vrijstaande woningen;
  • Het samenhangende karakter/identiteit wat grotendeels aanwezig is in Nieuw Amsterdam - Veenoord is hier niet aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0064.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0065.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0066.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0067.png"

c. Knelpunt

Diverse kavels hebben twee naar de weg gekeerde gevels. De mogelijkheid bestaat dat door eventuele uitbreiding van het hoofdgebouw of bouw van een bijgebouw het straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast.

d. Conclusies

Dit gebied heeft zijn eigen identiteit, het samenhangende karakter/identiteit wat grotendeels aanwezig is Nieuw Amsterdam - Veenoord is hier niet aanwezig. Er dient zorgvuldig te worden omgegaan met de kavels grenzend aan het openbaar groen alsmede de kavels grenzend aan de landbouwgronden. Er dient zorgvuldig om te worden gegaan met de woningen met twee naar de weg gekeerde gevels.

4.3 Verkeersstructuur

4.3.1 Autoverkeer

De toevoerroutes naar het plangebied zijn:

  • De Boerdijk, die overgaat in de Industrieweg, vanaf de A37 en N376;
  • De Dikkewijk vanaf de A37 en N853;
  • De Vaart NZ vanaf Erica;
  • De Zijtak OZ vanaf Schoonebeek.

In het plangebied liggen de gebiedsontsluitingswegen Vaart NZ en Zijtak OZ. De overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen met 30 km/uur en met uitzondering 50 km/uur ("erftoegangsweg A"). Deze "erftoegangswegen A" zijn:

  • Zijtak WZ gedeelte tussen perceel nr. 110 en Stieltjeskanaal WZ;
  • Stieltjeskanaal tussen Zijtak WZ en Stieltjeskanaal WZ perceel nr. 40.

4.3.2 Fietsverkeer

Langs de Vaart NZ tussen Dikkewijk en Zijtak OZ ligt een vrijliggend fietspad voor verkeer in twee richtingen. Langs de Zijtak OZ ligt eveneens een vrijliggend fietspad voor verkeer in twee richtingen.

4.3.3 Openbaar Vervoer

Aan de Veilingstraat ligt het treinstation Nieuw-Amsterdam. Twee maal per uur stoppen hier treinen voor richting Zwolle en twee maar per uur stoppen hier treinen voor richting Emmen.

4.3.4 Verkeersintensiteiten

De verkeersintensiteiten op Zijtak OZ bedragen volgens tellingen in 2009 nabij huisnummer 11 afgrond 2500 motorvoertuigen etmaal. De verkeersintensiteiten op Vaart NZ bedragen volgens tellingen in 2009 afgrond 6500 motorvoertuigen per etmaal nabij huisnummer 85 en afgerond 4400 motorvoertuigen per etmaal nabij huisnummer 79.

4.3.5 Gegevens verkeersongevallen

De onderstaande overzichtstekening geeft de ongevallen weer die zijn geregistreerd in de periode 2005 tot en met 2009 . Hierbij is onderscheid gemaakt in ongevallen op wegvakken (W) en op kruispunten (K). Uit de overzichtstekening blijkt dat er geen locaties zijn waarop 5 of meer ongevallen hebben plaatsgevonden ("black spot"). Indien een dergelijke situatie wordt geconstateerd wordt een ongevallenanalyse uitgevoerd om na te gaan of eenzelfde type ongeval meerdere malen is opgetreden en maatregelen kunnen worden uitgevoerd om de kans op dit dominante ongevaltype te verminderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0068.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0069.png"

Figuur: Geregistreerde ongevallen periode 2005 tot en met 2009

4.3.6 Parkeren

Bij toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen worden de dan vigerende parkeernormen conform de landelijke richtlijnen van het CROW gehanteerd.

4.3.7 Toekomstige ontwikkelingen

Nieuw GVVP

Er wordt gewerkt aan een nieuw GVVP. Volgens de huidige planning zal deze in de loop van 2011 worden vastgesteld.

Aanpassen onderliggend wegennet ten gevolge van aanleg Vierslagenweg

Door de aanleg van de Vierslagenweg zijn de intensiteiten op Vaart NZ tussen de Dikkewijk en Zijtak OZ afgenomen, evenals de verkeersintensiteiten op de Zijtak OZ. Voorheen was de doorgaande verkeersroute Dikkewijk, Vaart NZ en vervolgens Zijtak OZ en andersom.

Deze doorgaande verkeersroute zal worden aangepast. De aansluitingen van de Vaart NZ op de Dikkewijk en Zijtak OZ zullen worden gewijzigd, waarbij de oude situatie van Vaart NZ die als voorrangsweg parallel aan het kanaal liep zal worden teruggebracht.

4.4 Groenstructuur

4.4.1 Hoofdgroenstructuur

De huidige groenstructuur

De huidige groenstructuur is gebaseerd op twee peilers met ieder eigen karakteristieken.

De eerste peiler is de historische wegen en kavelstructuur. Langs deze wegen betreft het is de groenstructuur lineair van karakter en betreft een bomenrij, langs één of beide zijden van de weg. Een aantal van deze historische wegen behoort nog steeds tot de huidige hoofdgroenstructuur. Hiervan zijn de Verlengde Hoogveensche Vaart en Zijtak de twee belangrijkste.


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0070.png"

Figuur: Historische wegen en kavelstructuur

De tweede peiler is in de loop van de vorige eeuw ontstaan door de bouw van buurtjes met ieder een eigen groenstructuur. Deze groenstructuren sluiten vaak aan bij de stedenbouwkundige tijdgeest c.q. 'groenmode' van het moment dat deze buurtjes werden gebouwd. Afhankelijk van de tijdsperiode zijn deze groenstructuren al dan niet lineair van aard.

Hoofdgroenstructuur
De hoofdgroenstructuur bestaat uit het groen langs verbindingswegen en ontsluitingswegen. Het merendeel van de hoofdgroenstructuur bestaat uit bomenrijen langs historische ontginningswegen en kavelgrenzen. De Jagerslaan en Ringlaan hebben een hoofdgroenstructuur die is ontstaan tijdens de bouw van de aanpalende buurten in de jaren '60 - '70 van de vorige eeuw. Hoewel de Karel Palmstraat een ontsluitingsweg is, wordt deze stedenbouwkundige hoofdstructuur niet ondersteund door de groenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0071.jpg"Figuur: Hoofdgroenstructuur

Hoofdgroenstructuur verbindingswegen

De belangrijkste hoofdstructuurlijn is de Verlengde Hoogeveensche Vaart met de wegen Vaart NZ en Vaart ZZ. De Vaart NZ wordt aan de kanaalzijde begeleid door een beukenrij. Richting Klazienaveen, na de brug bij Zijtak is her en der sprake van uitval van beuken waardoor het monumentale karakter wat heeft ingeboet. Aan de bebouwingszijde van Vaart NZ staan verspreid eiken, moeraseiken en prunussen al dan niet in onderbeplanting.

Ter hoogte van het winkelgebied wordt de kanaalzijde van Vaart ZZ begeleid door verspreid staande moeraseiken in een grasberm. Doordat de afstand tussen de bomen soms erg groot is, is de doorgaande structuur en daarmee de historische monumentaliteit aangetast. Aan de bebouwingszijde staan hier veldesdoorns en eiken al dan niet in haagblokken. Het centrum, bij de recente nieuwbouw. is onbeplant.

Richting Klazienaveen, na de brug bij Zijtak, wordt de Vaart ZZ aan de kanaalzijde begeleid door een, gedeeltelijk nieuw aangeplante, rij eiken. Hier is wel sprake van een doorgaande structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0072.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0073.png"
Vaart NZ; beide zijden beplant Vaart ZZ; kanaalzijde her en der moeraseik


De tweede hoofdstructuurlijn betreft Zijtak met aanpalende wegen Zijtak OZ en Zijtak WZ. De bomenrijen, voornamelijk eik, langs zowel de kanaalzijde als bebouwingszijde van Vaart OZ en Vaart WZ zorgen voor een lommerrijk en monumentaal karakter.


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0074.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0075.png"

Zijtak OZ; eik langs beide zijden weg Zijtak OZ en WZ; beide monumentaal


Hoofdgroenstructuur; ontsluitingswegen

Enkele historische ontginningsstructuren zijn nog steeds ontsluitingswegen. Het merendeel van deze wegen kennen nog de historisch karakteristieke lineaire structuur met bomen langs de weg. Het betreft de Nieuwe Weg in Veenoord (eik langs oostzijde weg), de Schooldijk op de grens Veenoord - Nieuw Amsterdam (eik beide zijden weg met op enkele plaatsen uitval) en de Middenweg ten zuiden van de Landschapsweg (eik westzijde weg). Daarnaast zijn de oost - west gerichte Landschapsweg (beuk beide zijden weg), Dreef (els één zijde weg) en de Eikenlaan (verschillende rijen eiken) historische ontginningslijnen met nog de karakteristieke lineaire bomenstructuur. De Zwarteweg, een historische ontsluitingsweg, kent geen openbaar groen. Het beeld wordt hier bepaald door privégroen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0076.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0077.png"

Spoordijk; eiken beide zijden weg Middenweg ten zuiden Landschapsweg; eik westzijde weg


De Ringlaan is door de bouw van nieuwe buurten getransformeerd van een voornamelijk onbeplante weg richting kalkovens tot de huidige brede parkachtige ontsluitingsweg met boomweides met rijen en groepen esdoorns in gras. De bollen in het gras zorgen in het voorjaar voor kleur en versterken de eenheid van het beplantingsbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0078.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0079.png"
Ringlaan begeleid door boomweides Jagerslaan boomweides en -rijen


De licht slingerende Jagerslaan is een, bij de bouw van de buurt in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw, aangelegde ontsluitingsweg. Een parkachtige groenstructuur met boomgroepen en (verspringende) rijen van esdoorns in gras begeleiden deze weg en de daaraan gelegen parkeerhavens. Deze parkachtige hoofdstructuur is verweven met en gaat over in het buurtgroen met speelweides en andere groene nevenruimtes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0080.png"Figuur: Groenstructuur en dorpsuitbreiding

Hoofdgroenstructuur; overig

Ten noorden van de Verlengde Hoogeveensche Vaart is een gedeelte van de historisch waardevolle Herendijk (beide zijden eik) een ontsluitingsweg voor de nieuwbouwbuurt Noorderwerf. In Noorderwerf zelf zijn Aak en Verlengde ekelenbergstraat de hoofdontsluitingswegen met ieder een dubbele rij bomen één zijde van de weg.


Omdat de monumentale Vaartweg (beide zijden eik) een historisch waardevolle groenstructuur is, wordt zij tot de hoofdstructuur gerekend. Datzelfde geldt voor het Dommerskanaal.


Nevengroenstructuur

De nevengroenstructuur bestaat voornamelijk uit het groen dat is aangeplant bij de bouw van de buurtjes in de loop van de vorige en deze eeuw.

Zo heeft 'tuindorp' in Nieuw-Amsterdam, het buurtje dat voor de jaren '30 is gebouwd, een met hagen omzoomd groen 'hofje' waar de huizen omheen zijn gesitueerd.

Het groen in het buurtje in Veenoord dat in de periode 1955 - 1965 is gebouwd bestaat uit wegbegeleidende rijen bomen in een grasberm; beuk, kastanje en berk langs respectievelijk de Beukenstraat, Kastanjestraat en Berkenstraat. Prunussen en esdoorns langs de Middenweg en Dennenstraat.

Datzelfde geldt voor het gedeelte van de Sportlaan dat in de jaren '50 is gebouwd. Hier staan, recentelijk gedeeltelijk nieuw aangeplante, berken in een grasberm.

Karakteristiek voor de jaren '60 tot halverwege de jaren '70 zijn boomweides met boomgroepen en rijen bomen in gras. Deze zijn veelal gesitueerd bij de parkeerhavens langs de ontsluitingswegen, langs de speelveldjes tussen de woonblokken en soms langs de voetpaden naar en achter de woonblokken. Verhoudingsgewijs is het groen bij de woonblokken aan de Jagerslaan ruimer bemeten dan in de overige buurtjes uit die periode. Reden is dat de Jagerslaan zelf een hoofdstructuur is en dat deze groenstructuur overgaat in de nevenstructuur bij de woonblokken.

Kenmerkend voor de periode 1975 - 1985 is het relatief geringe aandeel van het openbaar groen. Het beeld in deze buurten wordt voornamelijk bepaald door privégroen.

Na 1985 wordt de beplanting gekarakteriseerd door óf wel óf geen wegbegeleidende beplanting. Dit betekent dat, indien er sprake is van wegbegeleiding, er een enkele of dubbele rij bomen staat in een ruim plantvak (gras of sierbeplanting). Deze plantvakken zijn duidelijk ruimer bemeten dan de grasbermen uit voorgaande periodes. In smallere straten zijn geen wegbegeleidende bomenrijen aangeplant. Soms staat hier één of enkele bomen in de straat. Karakteristiek voor de periode na 1985 is ook dat vaker water wordt gebruikt in het openbaar groen. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het buurtje Noorderwerf in het noorden en bij Doorsteek in het zuiden van het dorp. Ook lijkt het dat meer dan in het verleden rekening wordt gehouden met bestaande c.q. historische structuren. De bosstrook in Noorderwerf en de bomenrijen bij de nieuwbouw langs de Landschapsweg en Spoordijk in het zuiden van het dorp zijn hier voorbeelden van.

Recreatief en overig groen

In Veenoord, in de hoek Verlengde Hoogeveensche Vaart en de spoorlijn, is een sportterrein ingericht. Daarnaast kent Nieuw-Amsterdam - Veenoord twee begraafplaatsen, één midden in Nieuw-Amsterdam en één ten zuidwesten van Veenoord.

4.4.2 Beleidskader

Provinciaal beleid

De Nota Herinrichting Deelgebied Emmen (januari 1992) schetst de volgende gewenste ontwikkelingen die van belang zijn voor de groenstructuur van Nieuw-Amsterdam - Veenoord:

"In samenhang met de reconstructie van wegen of de aanleg van fietspaden zullen langs een aantal kwartaire wegen bermbeplantingen worden aangebracht, waarbij de verbreding van de berm voor dit doel noodzakelijk is". In de tabel 'Aan te brengen bermbeplanting op te verbreden bermen' noemt de Nota o.a. Nieuw-Amsterdam - Klazienaveen (pag. 48).

"Langs een aantal wegen zal op de bestaande bermen een beplanting worden aangebracht ter versterking van de landschappelijke structuur. Deze voorzieningen zijn op de kaart met open groene cirkeltjes aangegeven" In de tabel 'Aan te brengen bermbeplanting op bestaande bermen wordt o.a. genoemd Verl. Hoogeveensche Vaart (pag. 53).

De kaart van het herinrichtingsplan geeft voor de volgende wegen c.q. kanalen in de omgeving Nieuw Amsterdam - Veenoord 'te handhaven boombeplanting weer (weergegeven met dichte groene cirkeltjes)': Vaart NZ, Vaart ZZ, Zijtak, Herendijk, De Afslag, Marchienewijk, Dikke Wijk en Dommerskanaal. Onder de categorie 'te handhaven bos/beplanting' vallen: het bosje in het buurtje Noorderwerf en het bos ten oosten van dit buurtje, stroken beplanting bij Zandgat en het bosje bij de zuiveringsinstallatie ten oosten van Zijtak.

De provincie ontwikkelt een Cultuur Historische Waardenkaart (CHW), inclusief de waardering van de cultuurhistorische structuren en elementen. De CHW is nog niet gepubliceerd. Dit betekent dat de provinciale weging niet is meegenomen in de gemeentelijke visie op de groenstructuur.

Gemeentelijk beleid

Het voorontwerp Structuurvisie 2020 schetst de ruimtelijke structuur aan de hand van een aantal hoofdthema's, waaronder het versterken van de landschapsstructuur. Twee elementen waarop wordt ingezet is van toepassing op het gebied rond Nieuw-Amsterdam - Veenoord. De eerste is: "Versterken herkenbaarheid kanalenstructuur: het veenkoloniale gedeelte van de gemeente bestaat uit grote open ruimtes afgewisseld door linten. Het is de opgave van de gemeente deze linten verder te versterken (dubbele bomenrijen) en de openheid te waarborgen (pag. 3 voorontwerp).

Het tweede element waarop wordt ingezet is: "Herstel Beekdalen: Een karakteristiek en structurerend element zijn de beekdalen van het Schoonebeekerdiep, de Sleenerstroom/Buma Marchienawijk, de Runde en Valtherbeek. Behoud en herstel van landschappelijke en natuurlijke waarden, in combinatie met de vergroting van de waterbergende functie en waterkwaliteit staan hier voorop. Recreatief medegebruik krijgen hierbij een plek" (pag. 3 voorontwerp)

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Structuurvisie is een Ruimtelijke Waardenkaart ontwikkeld. De Ruimtelijke Waardenkaart schetst de volgende gewenste ontwikkelingen die van belang zijn voor de groenstructuur van Nieuw-Amsterdam - Veenoord:

  • Eén van de ruimtelijke aspecten is monumentale kanaal- & laanbeplanting. Hieronder vallen de Verlengde Hoogeveensche Vaart, Dommerskanaal en Stieltjeskanaal (pag. 78).
  • Hoofdstuk 8 geeft de strategie per deelgebied weer. Onder het kopje 'Versterken' zijn de volgende elementen voor Nieuw-Amsterdam - Veenoord van belang:
  • "Herkenbaarheid van de kanalen door, waar deze achter struweelbeplanting schuil gaan, deze ruimtelijk weer open te maken". (pag 89)
  • "De monumentaliteit van de kanalen door herstel of integrale verjonging van kanaalbeplanting". (pag 89)

4.4.3 Monumentale bomen

Op de monumentale bomenlijst staan alle bomen binnen de gemeente die een beschermde status hebben. Ook worden deze monumentale bomen opgenomen in een lijst met betrekking tot publiekrechtelijke beperkingen. Dit betekent dat wanneer er een monumentale boom bij een pand staat, deze ook na wisseling van eigenaar de monumentale status behoudt.

In het plangebied zijn diverse bomen (87) aangewezen als beschermd monumentale boom.

  • Ter hoogte van Zijtak WZ 125 , 63 bomen
  • Ter hoogte van de Van Goghstraat 39, 21 bomen
  • Ter hoogte van Vaart NZ 78, 1 boom (groene beuk)
  • Ter hoogte van Vaart 87, 2 bomen (rode beuk)

4.4.4 Wensbeeld/Aanbevelingen

Een uitgangspunt ten aanzien van de hoofdgroenstructuur is dat het een doorgaande structuur is. Ten tweede dienen boomgroottes te worden gekoppeld aan de belangrijkheid van de structuur. In het geval van een hoofdstructuur houdt dit het gebruik van bomen van de 1e grootte in en dan bij voorkeur het gebruik van cultuurhistorisch materiaal zoals de eik, beuk en linde.

De bomenrij(en) langs de kanalen Verlengde Hoogeveensche Vaart en Zijtak zijn beeldbepalend, cultuurhistorisch waardevol en zorgen voor een monumentaal karakter dat behouden dient te worden. Datzelfde geldt voor boombeplanting langs de volgende historische kanalen en wegen:

  • de noord - zuid gerichte Nieuwe Weg, Spoordijk, Ermemarkeweg, Middenweg ten zuiden van de Landschapsweg en de Vaartweg
  • de oost - west gerichte Eikenlaan, Dreef en Landschapsweg.
  • de Herendijk en De Afslag in het noorden van het dorp.
  • Dommerskanaal en Stieltjeskanaal


Toekomstig beheer dient er op gericht te zijn om deze hoofdstructuurlijnen helder te houden en niet te laten vervagen door uitval c.q. aanplant van verschillende soorten bomen. Een eenduidige, heldere lijnstructuur staat hier voorop. Vooral de eenheid van de beplanting aan de hoofdstructuurlijn Verlengde Hoogeveensche Vaart verdient de aandacht.

De bomenrij van eiken langs het Dommerskanaal wordt vervaagd door de aanwezige opslag. Toekomstig beheer dient er op gericht te zijn om deze structuurlijn helder te houden en niet te laten vervagen door opslag. Datzelfde geldt voor het kruispunt Verlengde Hoogeveensche Vaart - Zijtak waar opslag is ontstaan.

De nevengroenstructuur is in Veenoord helder. De buurtjes, gebouwd in verschillende tijdsperiodes hebben ieder hun eigen groenstructuur. Omdat de noord-zuid gerichte historische Middenweg geen ontsluitingsweg (meer) is, is hier geen rommelig beeld ontstaan. De Middenweg is als het ware gesplitst in drie, qua karakter verschillende, buurtwegen waarvan alleen de naam, Middenweg, hetzelfde is.

Deze helderheid geldt niet voor de twee ontsluitingwegen in Nieuw Amsterdam, de Wijkstraat en de Sportlaan. Door de bouw van verschillende buurtjes tussen de historische linten is een opeenstapeling van verschillende groenstructuren ontstaan, waardoor het beeld in noord-zuid richting niet meer eenduidig is. Mogelijke toekomstige herinrichtingen bieden kansen voor herstel van de eenduidigheid van de groenstructuur van deze twee ontsluitingswegen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0081.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0082.png"

Verl. Hoogeveensche Vaart; vooral aan zuidzijde doorgaande structuur en monumentaliteit verdwenen

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

Door de actualisatie komen 27bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.

5.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan.

Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.

5.3 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.4 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 34artikelen.

V oor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Om die reden zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • afwijkingen van de bouwregels;
  • afwijkingen van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders.

De afwijkingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een afwijking wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden.Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheden voor afwijkingen en nadere eisen. De uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Culthuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
iv. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Figuur: Beoordelingscriteria afwijkingen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

In diverse bestemmingsplanregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een Staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze bedrijvenlijst is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2007. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade. Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. De gemeente Emmen heeft daarom een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van inrichtingen toegevoegd.

Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische of archeologische waarden te beschermen, is in de volgende regels een "Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" opgenomen:

  • Agrarisch;
  • Groen;
  • Waarde - Archeologie Attentiegebied;
  • Leiding- Leidingstrook;
  • vrijwaringszone- molenbiotoop.

Door het opnemen van een aanlegvergunning in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel van aanlegvergunningen biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met een aanlegvergunning kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle aanlegvergunningen aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.


De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard,zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Artikel 3 Agrarisch

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven zie bestemmingsomschrijving in de regels. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om te bouwen.

Dit artikel kent een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 4 Bedrijf

De bestemming "Bedrijf" is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plangebied.

De in het plangebied voorkomende bedrijven zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat in woongebieden in principe alleen milieucategorie 1- en 2 bedrijven (de zogeheten lichte vormen) gevestigd kunnen worden. De toegestane vormen van bedrijvigheid in zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2007. Op basis van deze lijst is voor een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.

De bedrijven met hogere milieucategorie in de woonwijk, zijn in de bestaande situatie aanvaardbaar. Echter een uitwisselbaarheid naar andere categorie 3-bedrijven moet ten gunste van de leefomgeving worden voorkomen. Dit houdt in dat bij verplaatsing/ beëindiging van het betreffende bedrijf alleen eenzelfde dan wel een bedrijf uit een lagere categorie (categorie 1 en 2) op deze locatie gevestigd mag worden voor de bedrijven bestemd met milieucategorie 1, 2 en 3 geldt dat Geluidszoneringsplichtige inrichtingen als gevolg van de Wet geluidhinder en bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar zijn uitgesloten. De bestaande categorie 3-bedrijven zijn dan ook specifiek aangeduid:

  • verkooppunt motorbrandstoffen met LPG (vml);
  • specifieke vorm van bedrijf autospuitinrichting (sb - autospuitinrichting);
  • detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen (dhe);

De toegestane vormen van bedrijvigheid in is ontleend aan het nieuwe "groene boekje" Bedrijven en Milieuzonering (van 16 april 2007, Vereniging van Nederlandse Gemeenen). Op basis van deze lijst is voor een specifieke Staat van Inrichtingen opgesteld die als bijlage bij de regels is opgenomen. Voor beide locaties geldt dat de bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlak en dat geluidzoneringplichtige inrichtingen ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh), risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn uitgesloten.

Voor alle bedrijvenbestemmingen geldt dat de bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Wonen mag alleen plaatsvinden in de reeds bestaande bedrijfswoningen en niet in bedrijfsruimten. De bedrijfswoning zover deze aanwezig is wordt op de verbeelding met een aanduiding weergegeven.

In de bestemming Bedrijf zijn afwijkingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen om bedrijven toe te staan die niet in de lijst zijn opgenomen of bedrijven uit een anders categorie dan opgenomen in de lijst als het bedrijf minder hinder of gelijkwaardige hinder veroorzaakt dan in de bedrijvenlijst verondersteld.

Dit artikelen kennen een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op het wijzigen van het gebruik van de (bedrijfs)bebouwing voor een woonfunctie. Daarnaast biedt de wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen in de bestemming Bedrijf - milieucategorie 1 of 2, zoals genoemd in de Staat van inrichtingen.

Aan het elektriciteitsdistributiebedrijf gelegen aan de Nieuwe Weg 26 in Veenoord is vanwege de omvang de bestemming Bedrijf - Nutsvoorzieningen (Artikel 5) toegekend.

Artikel 6 Cultuur en Ontspanning - Museum

De voor 'Cultuur en Ontspanning - Museum 'aangewezen gronden zijn bestemd voor een museum.

Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan op de verbeelding is aangegeven.

Voor deze bestemming geldt dat ten dienste van de bestemming een horecafunctie aanwezig mag zijn (Horeca 1 tot en met 3). Een zelfstandige horecafunctie is niet toegestaan.


Artikel 7 Detailhandel en artikel 8 Detailhandel - Tuincentrum

Binnen het plangebied concentreren detailhandelsvestigingen zich vooral rond de Vaart zuidzijde. .

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel. Binnen deze bestemming is het mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning (bw). De woning is in dat geval bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage of bebouwingsoppervlak.

Verder is het ook mogelijk om te wonen vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping". Deze bovenwoning of -woningen behoeven geen bedrijfswoning te zijn. Het aantal bestaande woningen mag niet worden vergroot.

Tot slot is de opslag en verkoop van vuurwerk ter plaatse van de aanduiding "detailhandel opslag en verkoop vuurwerk" toegestaan.

De bestemming Detailhandel valt in dit plangebied uiteen in de bestemmingen:

  • Artikel 7 Detailhandel
  • Artikel 8 Detailhandel - Tuincentrum

Artikel 9 Dienstverlening

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor dienstverlening.

Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een makelaarskantoor, een assurantiekantoor et cetera, oftewel bedrijven die naast een baliefunctie in meer of mindere mate ook een kantoorfunctie behelzen en voor zover deze niet geschaad kunnen worden onder de beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis.

Artikel 10 Groen

De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden.

Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren. De reeds bestaand parkeervoorzieningen binnen de bestemming Groen mogen voorgezet worden maar kunnen direct omgezet worden in groen. Het vergroten van de bestaande parkeervoorzieningen binnen deze bestemming is niet mogelijk, hiervoor is eveneens altijd een afwijking nodig.

Artikelen Horeca 1 tot en met 5

Binnen deze bestemmingen zijn alle horecagelegenheden binnen het plangebied ondergebracht. De horeca-inrichtingen in het plangebied zijn in verband met de bijzondere functie en mogelijke hinder onderverdeeld afzonderlijk geregeld, in de zin van een eigen horecabestemming met specifieke klasse- aanduiding. De zwaarte van de klasse- aanduiding heeft met name te maken met de dag-, avond- of nachtelijke openingstijden en, in het verlengde hiervan, de verkrijgbaarheid van (sterk) alcoholische dranken. In de begripsomschrijvingen is van de verschillende horecabedrijven een nadere omschrijving opgenomen. In oplopende volgorde van zwaarte gaat het om horecaondernemingen vergelijkbaar met lunchrooms en broodjeszaken (categorie 1), restaurants (categorie 2), cafés (categorie 3), bardancings en discotheken (categorie 4) en logiesverstrekkende bedrijven, zoals hotels en pensions (categorie 5). Voor de categorieën geldt een uitwisselbaarheid tussen de bestemmingsklassen en wel zodanig dat in een zwaardere klasse (bijvoorbeeld een bar) per saldo een lichter gekwalificeerd horecabedrijf mag komen. Echter, in dit bestemmingsplan is het niet mogelijk als Horeca 5 (H5) aangemerkte gronden in te wisselen voor de Horeca 4 categorie.

Binnen deze bestemming is het mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw). Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage.

De bestemming Horeca valt in dit plangebied uiteen in bestemmingen te weten:

  • Artikel 11 Horeca - 1;
  • Artikel 12 Horeca - 2;
  • Artikel 13 Horeca - 3;
  • Artikel 14 Horeca - 4;
  • Artikel 15 Horeca - 5.

Voor alle Horecavormen geldt dat het hoofdgebouw in het bouwvlak gerealiseerd dient te worden. .

In de bestemmingen Horeca 1 tot en met 5 zijn afwijkingen en van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken.

Artikel 16 Kantoor

De voor 'Kantoren' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren.

De bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De bouwvlakken op de plankaart zijn voorzien van een maatvoeringaanduiding.

Verder is het ook mogelijk om te wonen vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping". Deze bovenwoning of -woningen behoeven geen bedrijfswoning te zijn. Het aantal bestaande woningen mag niet worden vergroot.

Artikelen 17 tot en met 22 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk valt in dit plangebied uiteen in bestemmingen te weten:

  • Artikel 17 Maatschappelijk
  • Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats
  • Artikel 19 Maatschappelijk - Dierenarts
  • Artikel 20 Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen
  • Artikel 21 Maatschappelijk - Onderwijs
  • Artikel 22 Maatschappelijk - Religie
  • Artikel 23 Maatschappelijk - Woonzorginstelling

Binnen alle maatschappelijke bestemmingen is het alleen mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding (bedrijfs)woning. Voor de bebouwing geldt dat deze alleen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd mag worden. De bouwvlakken op de plankaart zijn voorzien van een maatvoeringaanduiding.

Artikel 17 Maatschappelijk

De gronden die op de plankaart bestemd zijn voor Maatschappelijk mogen gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen. Bij maatschappelijke voorzieningen gaat het bijvoorbeeld om scholen, kerken, culturele centra, (overheid)instellingen, stichtingen, nutsvoorzieningen, begraafplaatsen en zorginstellingen.

Ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" is het toegestaan om detailhandel te bedrijven, dit is aan de orde in het centrumgebied van Nieuw-Amsterdam. De aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - opvang" regelt de dag- en nachtopvang van dak- en thuislozen. Deze aanduiding is toegevoegd aan de Leger des Heilslocatie aan de Zijtak WZ 125.

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

Binnen het plangebied zijn begraafplaatsen aanwezig. De begraafplaatsen zijn gelegen aan . De voor 'Maatschappelijk- Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats, of graven, en een onderhoudsgebouw. Andere bouwwerken, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, toegangswegen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mogen binnen deze bestemming eveneens opgericht worden.

Artikel 19 Maatschappelijk - Dierenarts

De gronden die op de plankaart bestemd zijn voor Maatschappelijk - Dierenarts mogen gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen. Bij maatschappelijke voorzieningen gaat het bijvoorbeeld om scholen, kerken, culturele centra, (overheid)instellingen, stichtingen, nutsvoorzieningen, begraafplaatsen en zorginstellingen. Ook een dierenartspraktijk valt normaal gesproken binnen de definitie van maatschappelijke bestemmingen. Mede vanwege de specifieke situatie terplekke als gevolg van structurele kattenopvang, is gekozen voor een nadere specificering van de bestemming ten opzichte van de bestemming Maatschappelijk.

De functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kattenopvang" is bedoeld om de opvang van katten ter plaatse van de locatie Vaart ZZ 62 ruimtelijk te regelen. Op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009) valt een dierenpension gewoonlijk onder bedrijfscategorie 3.1. Maar een dergelijke kwalificatie is op deze locatie niet gewenst, gelet op de situering van het perceel in een centrumgebied, in de nabijheid van woningen.

Vanuit een goede ruimtelijk ordening is een structurele opvang van uitsluitend katten als nevenactiviteit bij de bestaande dierenartsenpraktijk tot op zekere hoogte aanvaardbaar, als men milieuhygiënisch ervoor zorgt dat men geen overlast veroorzaakt (denk aan geur of geluidhinder). Vanuit ruimtelijk perspectief wordt aan de kattenopvang in elk geval een maximum gesteld van 50 katten. Met 50 katten kunnen twee groepen van maximaal 20 katten worden opgevangen, in lijn met de in het Honden- en kattenbesluit 1999 genoemde bepalingen. Daarboven kunnen dan maximaal 10 katten worden opgevangen voor de reguliere uitoefening van de dierenartsenpraktijk. Het gestelde maximum aantal van 50 katten heeft alleen betrekking op het aantal aanwezige katten buiten de reguliere, doordeweekse openingstijden van de dierenartspraktijk overdag. Katten die voor een dagbehandeling komen of een spreekuur bezoeken tellen dus in de optelsom niet mee.

Voor de goede orde melden wij dat dit bestemmingsplan zich beperkt tot de planologische motivatie in het licht van de Wet ruimtelijke ordening. Andere afwegingen, waaronder een milieukundige afweging op basis van het Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) en een dierkundige afweging op basis van het Honden- en kattenbesluit 1999 (Gezondheids- en welzijnswet voor dieren), zijn in dit bestemmingsplan niet meegenomen.

Via een wijzigingsbevoegdheid is een omzetting naar de bestemming Maatschappelijk of Detailhandel in beginsel mogelijk.

Artikel 20 Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen

De voor "Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen" aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van het openbare nut geregeld, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening, watervoorziening en daarmee gelijk te stellen nutsvoorzieningen.

Artikel 21 Maatschappelijk - Onderwijs

De gronden aangewezen voor "Maatschappelijk, onderwijs" zijn bedoeld voor scholen ten behoeve van het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang.

Artikel 22 Maatschappelijk - Religie

De voor "Maatschappelijk -Religie" aangewezen gronden zijn bedoeld voor religieuze instellingen zoals kerken, moskeen, gebedshuizen en andere in aard en omvang vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen en bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning".

Artikel 23 Maatschappelijk - Woonzorginstelling

Er is bewust gekozen om de aanwezige zorginstelling aan een specifieke bestemming te geven Maatschappelijk- Woonzorginstelling. Dit heeft te maken met de omvang van de instelling en omdat de er sprake is van gebruikers/ bewoners die er dag en nacht verblijven. Dit in tegenstellingen tot de overige maatschappelijke functies waar het verblijf / gebruik meestal overdag plaatsvindt.

Binnen de begripsbepaling van deze bestemming is de mogelijkheid voor Horeca- 1 ten dienste van de bestemming opgenomen, Hierbij moet gedacht worden aan een kantine/ restaurant voor de zorginstelling. Een zelfstandige Horeca -1 functie voor bedrijfsmatige doeleinden is niet toegestaan.

Artikel 24 Recreatie

De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor sport- en speelvoorzieningen, zoals een (multifunctioneel) sportveld..

Artikel 25 Recreatie - Volkstuin

De voor "Recreatie - Volkstuin"aangewezen gronden zijn bestemd voor een volkstuincomplex en/of tuinen.

Artikel 26 Sport

Binnen de bestemming Sport zijn alle sportaccommodaties binnen het plangebied ondergebracht. Indien noodzakelijk zijn met een aanduiding de functies van de sportaccommodaties aangegeven.

Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd worden. Het is mogelijk om de gronden die bestemd zijn voor sport te gebruiken voor evenementen zoals een kermis, of jaarlijks wederkerende activiteiten. Voor de sportbestemmingen geldt dat ten dienste van de bestemming een horeca - 1 functie aanwezig mag zijn. Bij een dergelijke Horeca - 1 functie moet gedacht worden aan een sportkantine. Een zelfstandige Horeca - 1 functie is niet toegestaan.

Binnen de bestemming zijn afwijkingen opgenomen voor het bouwen van fietsenstallingen en of tribunes buiten het bouwvlak en het oprichten van een zend-/ontvangstinstallatie. Binnen de bestemming sport komt de aanduiding maatschappelijk voor. Dit vanwege het feit dat bij het gebouw aan de sporthal een kinderopvang/ naschoolse opvang/ buurthuis aanwezig is en bij de ijsbaan in de toekomst ook wensen zijn om een jeugdhonk/ dagvang te realiseren.

Artikel 27 Sport - Manege

De voor "Sport - Manege" aangewezen gronden zijn bedoeld voor een manege met paardenbak overdekt al dan niet overdekt, stalruimte en mestopslag en een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"

Artikel 28 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd. Voor erfafscheidingen gelden specifieke hoogtematen, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal m hoog zijn op basis van het bestemmingsplan.

Artikel 29 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, de bermen, bermsloten en bermbeplanting opgenomen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.

Artikel 30 Verkeer - Railverkeer

De spoorlijn welke door het plangebied loopt is geregeld onder de bestemming Verkeer, railverkeer. Gebouwen en/of bouwwerken mogen alleen binnen deze bestemming worden gebouwd voor zover deze verbonden zijn aan de spoorwegfunctie.

Artikel 31 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende erven en percelen. Binnen deze bestemming is onder andere het aanleggen van parkeervoorzieningen, sport en speelgelegenheden erven en pleinen mogelijk.

Gebouwen mogen niet worden opgericht binnen deze bestemmingen, wel zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming en het oprichten van een een antennemast met installatieruimte ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie mogelijk. Garageboxen zijn enkel toegestaan binnen het aandudingsvlak "garageboxen"

De bestemmingen bieden de mogelijkheid om waterhuishoudkundige voorzieningen te treffen voor het afvoeren van water of extra bergen van water.

Artikel 32 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in het plangebied voorkomende (hoofd)watergangen en waterpartijen.

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk om andere bouwwerken zoals bruggen, dammen en of duikers aan te leggen, echter deze mogen de waterhuishouding niet belemmeren.

Artikel 33 t/m 37 Wonen

De bestaande woningen, met uitzondering van eventuele bedrijfswoningen, vallen onder de bestemming Wonen. Binnen de bestemming Wonen wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen.

Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen), waarvan de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens, onder de woonbestemming te brengen.

In het plangebied komen uiteenlopende woonvormen voor, die sterk variëren in bouwmassa, goothoogte en bouwhoogte. Om voor al deze woonvormen aansluitende regels op te stellen is er voor gekozen om de volgende woonbestemmingen te onderscheiden, die eventueel opgedeeld worden met een aanduiding. De hoofdbestemming Wonen valt uiteen in de volgende deelbestemmingen:

Artikel 33 Wonen - Aaneengebouwd;

Artikel 34 Wonen - Gestapeld;

Artikel 35 Wonen - Twee aaneen;

Artikel 36 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing;

Artikel 37 Wonen - Vrijstaand.

Voor alle woonvormen geldt dat het hoofdgebouw in het bouwvlak gerealiseerd dient te worden. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is per woning op basis van stedenbouwkundige uitgangspunten bepaald. Als uitgangspunt voor de totale bebouwing op het bouwperceel geldt dat het perceel niet meer dan 50% bebouwd mag worden. Bijgebouwen dienen ondergeschikt aan het hoofdgebouw te zijn en mogen op het zij- en achtererf gebouwd worden. Voor het te bouwen m2 aan bijgebouwen geldt een maximum dat is aangegeven binnen de regels. Hierbij dient het uitgangspunt dat niet meer dan 50% van het bouwperceel bebouwd mag te worden nageleefd. Voor alle woonvormen geldt dat wonen in bijgebouwen niet is toegestaan.

Tevens mag in het bestemmingsplan het aantal woningen niet worden vermeerderd, tenzij dit met een aanduiding op de verbeelding anders word aangegeven.

In de bestemming Wonen zijn afwijkingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling) zijn er ook specifieke afwijkingen opgenomen. Een voorbeeld hiervan is het op medische indicatie bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).

Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten in een deel van de woning en het toestaan van kleinschalig kamperen.

Artikel 33 Wonen - Aaneengebouwd;

Bij Wonen - Aaneengebouwdgaat het om regels die gelden voor grondgebonden aaneengesloten woningen, waarvan meer dan twee woningen onder één kap zijn geplaatst (rijwoningen).

In enkele gevallen vallen dubbele woningen onder de bestemming Wonen, aaneengesloten gelet op de overeenkomsten met nabijgelegen aaneengesloten woningen.

Voor Wonen - Aaneengebouwdaaneen geldt dat maximaal 50 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

Artikel 34 Wonen - Gestapeld;

Bij Wonen - Gestapeldgaat het om regels die gelden voor grondgebonden gestapelde woningen onder één kap zijn geplaatst.

Voor Wonen - Aaneengebouwdaaneen geldt dat maximaal 50 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

Artikel 35 Wonen - Twee aaneen;

Bij Wonen - Twee aaneen gaat het om grondgebonden twee- onder- één kap woningen dan wel grondgebonden woningen die door middel van een garage, berging of bijgebouw aan elkaar geschakeld zijn.

Voor Wonen - Twee aaneen geldt dat maximaal 50 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

Artikel 36 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing;

De gronden bestemd voor "Wonen - Voormalig Agrarisch Bebouwing" zijn voormalige agrarische bedrijfsbebouwingen met woning die na beëindiging van het (agrarische) bedrijf ten behoeve van wonen worden gebruikt. Het bebouwde oppervlak van de voormalige agrarisch bebouwing is gelet op hun voormalige functie erg groot.

Om die reden is geen maximale totale bebouwing opgenomen. Wel is een maximaal te bebouwen oppervlak voor het hoofdgebouw en voor bijgebouwen in de voorschriften opgenomen.

Indien de hoofdvorm bestaande uit een eigen bouwstijl, waarbij de relatie tussen vorm, functie en situatie kenmerkend is voor de streek of een tijdsperiode is op de plankaart de aanduiding karakteristieke bebouwing opgenomen. Voor een karakteristieke bebouwing geldt dat de huidige hoofdvorm (welke wordt bepaald door dakvorm, bouw- en goothoogte) en de situering van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dient te worden gehandhaafd.

Overeenkomstig artikel 3.6 van de WRO kan het bestemmingsplan gewijzigd worden waarmee het mogelijk wordt een voormalig agrarisch bedrijf op te delen in twee wooneenheden.

Artikel 37 Wonen - Vrijstaand;

Alle vrijstaande woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen-Vrijstaand gekregen. Bij vrijstaande woningen geldt dat maximaal 75 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning). Ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" is detailhandel toegestaan.

Artikel 38 Wonen - Vrijstaand of Twee aaneen;

Het plangebied kent twee locaties met een onbenutte bouwmogelijkheid voor danwel vrijstaande woningen of dubbele woningen. Het betreft locaties aan de Ganzenroer en de Schooldijk. Het maximaal aantal (te bouwen) wooneenheden wordt steeds vermeld. Verder zijn de bouwmogelijkheden gestoeld op de bestemmingen "Wonen - Vrijstaand" en "Wonen - Twee aaneen".

DUBBELBESTEMMINGEN

Het plangebied kent dubbelbestemmingen, namelijk de dubbelbestemming en .

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming.

Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen.

In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen. Een voorbeeld van een dubbelbestemming is "archeologisch aandachtsgebied" of "archeologisch waardevol gebied".

Artikel : 42 Waarde - Archeologie Attentiegebied

Gronden aangegeven op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) met een lage (uitsluitend bij beekdalen) /middelhoge/hoge> archeologische trefkans worden met de dubbelbestemming Waarde- archeologie attentiegebied aangegeven. Voor deze gebieden geldt dat een archeologisch bureauonderzoek en een archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd dient te worden. Echter, indien:

  • de omvang van de totale verstoring binnen het plangebied is kleiner is dan 500 m²;
  • het gebied op meer dan 50m van een AMK gebied ligt;
  • de verstoring niet dieper dan 30 cm onder het maaiveld reikt;

hoeft geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Deze bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgermeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen. Dit artikel kent verder een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 39 Leiding- Leidingstrook

De dubbelsbestemming leiding is bedoeld om de leidingen te beschermen tegen invloeden van buitenaf zoals bijvoorbeeld werkzaamheden. De ligging alsmede de aan te houden afstand ten opzichte van de leidingen zijn op de plankaart gearceerd aangegeven.

Ten zuiden van het plangebied aan de Zijtak WZ voert een NAM buisleiding van west naar oost naar de NAM locatie ten oosten van het plangebied.

5.4.3 Hoofdstuk 3 algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 43 anti-dubbeltelbepaling

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.

Artikel 44 algemene bouwregels

In artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Artikel 45 algemene aanduidingsregels

  • Geluidzone - industrie

De aanduiding Geluidzone - industrie is een geluidzone afkomstig van het bedrijventerrein De Tweeling. De aanduiding is bedoeld om te voorkomen dat binnen de geluidszone van het terrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing wordt gerealiseerd of dat bestaande geluidgevoelige bebouwing wordt uitgebreid en daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Indien om een of andere reden het industrieterrein niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de plankaart worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

  • Geluidzone - spoor

De aanduiding Geluidzone- spoor heeft de bedoeling te voorkomen dat geluidgevoelige gebouwen en ruimten worden gerealiseerd binnen de geluidzone van een spoorweg. Indien om een of andere reden een spoor niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan wordt in beginsel geen uitbreidingen van geluidgevoelige bestemmingen in de geluidzones mogelijk gemaakt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen.

  • Veiligheidszone - LPG

De aanduiding Veiligheidszone - LPG heeft de bedoeling te voorkomen dat binnen de zone kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd. Het is mogelijk om met een wijzigingsbevoegdheid de risicobron te verplaatsen of te verwijderen.

  • vrijwaringszone- molenbiotoop

Een molenbiotoop is de zone rond een historische windmolen die vrij wordt gehouden van opgaande bebouwing. Er is een vrijwaringszone- molenbiotoop opgenomen om de vrije windvang voor de windmolen aan de Indstrieweg 15 te Veenoord te garanderen. De molen bevindt zich zelf overigens niet binnen het plangebied. De omvang van de vrijwaringszone is in dit plan om praktische redenen begrensd op 400 meter. Dit volstaat, aangezien dit een actualiseringsplan betreft. Strikt genomen moeten ook nieuwe initiatieven voorbij 400 meter afstand aan de molenbiotoop worden getoetst. De formule voor de berekening van de maximale bouwhoogte is gebaseerd op gegevens van de Molenstichting Drenthe te Assen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0083.png"

Foto: Stellingmolen Nooitgedacht te Veenoord

Artikel 46 Algemene afwijkingsregels

De afwijkingsbepalingen zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een afwijking verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %.

De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels afwijking kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer afwijking kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden. Om gebruik te kunnen maken van de afwijking dienen de procedureregels in artikel te worden gevolgd.

Artikel 47 algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is voorgeschreven in de nieuwe Wro, waarnaar voor deze procedure dan ook wordt verwezen.

Artikel 48 Algemene procedureregels

Ten aanzien van de afwijkingsbevoegdheden, nadere eis(en) en de vergunning betreffende het aanlegvergunningenstelsel is een algemeen procedurevoorschrift opgenomen. Voor al deze regelingen geldt dat het ontwerpbesluit twee weken voor een ieder terinzage ligt.

5.4.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 49 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 50 Slotregel

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord".

5.5 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en afwijkingen.

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.

Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.

Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid

6.1 Opstartbijeenkomst

Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van het dorp/ wijk naam over het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is contact gezocht met het bestuur van de erkende overleg partner.

Op 15 september 2009 is tijdens een vergadering van Emmen Revisited en vertegenwoordigers van de erkende overlegpartners het doel van het actualiseren uitgelegd. Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 27 oktober 2010 besproken met de erkende overlegpartner Plaatselijk belang Nieuw-Amsterdam en Veenoord.

6.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen

Het college heeft het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.

6.2.1 Overleg

Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord.

In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord.

6.2.2 Inloopbijeenkomst

Op 30 november 2010 is een inloopbijeenkomst georganiseerd, in Multifunctioneel Centrum de Schalm in Nieuw-Amsterdam. Hierbij is het conceptontwerp gepresenteerd. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord en eventueel op het plan reageren. Naar aanleiding van deze middag is het concept-ontwerpbestemmingsplan aangepast. Waar de beantwoording leidde tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn deze in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De reacties die zijn gegeven tijdens de inloopbijeenkomst en het standpunt van het college over deze reacties, zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij dit bestemmingsplan. deze treft u aan in Bijlage 3 Nota van Beantwoording.

6.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord zijn vijf zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan. De wijzigingen worden toegelicht in inhet raadsvoorstel bij de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

Het voorliggende bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen

Bijlage 1 Onderzoek Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe

Bijlage 1 Onderzoek Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe

Bijlage 2 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

Bijlage 2 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

Bijlage 3 Nota Van Beantwoording

Bijlage 3 Nota van Beantwoording