KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning - Museum
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Dienstverlening
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca - 3
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 13 Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen
Artikel 14 Maatschappelijk - Onderwijs
Artikel 15 Maatschappelijk - Religie
Artikel 16 Sport
Artikel 17 Tuin
Artikel 18 Verkeer
Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen - Aaneengebouwd
Artikel 22 Wonen - Twee Aaneen
Artikel 23 Wonen - Vrijstaand
Artikel 24 Wonen - Vrijstaand 1
Artikel 25 Wonen - Vrijstaand 2
Artikel 26 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing
Artikel 27 Leiding- Gas
Artikel 28 Waarde- Archeologie Attentiegebied
Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen
Artikel 29 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 30 Algemene Bouwregels
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
Artikel 36 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Demografische Gegevens
3.3 Ecologie
3.4 Fysieke Veiligheid
3.5 Milieu
3.6 Verkeer
3.7 Watertoets
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.3 Verkeersstructuur
4.4 Groenstructuur
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten Van Het Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
5.2 Inventarisatie
5.3 Plantoelichting, Verbeelding En Regels
5.4 Toelichting Op De Bestemmingen
5.5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Opstartbijeenkomst
6.2 Overleg Ex. Artikel 3.1 Bro En Zienswijzen
6.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Chronologie Dorpsuitbreidingen
Bijlage 2 Handreiking Toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- En Bestemmingsplannen . Eisen Mbt Veiligheid.
Bijlage 3 Rapport Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe
Bijlage 4 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe
Bijlage 5 Nota Van Beantwoording

Nieuw-Dordrecht

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 26-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0114.2009047-0502 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.7 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.8 achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten voor agrarische bedrijven;

1.11 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:

gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.12 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.13 andere geluidsgevoelige gebouwen:

andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.14 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.15 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.16 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.17 archeologisch attentiegebied:

een gebied waar zich in en of de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen kunnen bevinden;

1.18 archeologisch waardevolgebied:

een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;

1.19 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.20 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.21 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.22 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.23 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.24 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.25 beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.26 beschermd wonen:

een aan een zorginstellingen gelieerde vorm van zelfstandig wonen;

1.27 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.28 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.29 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.30 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.31 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;

1.32 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.33 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.34 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 bovenverdieping

verdieping hoger dan gelijkvloers;

1.39 brede school:

netwerk van samenwerkende scholen en instellingen met als doel het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen waarbij de koppeling aan buitenschoolse opvang en verlengde schoolduur met allerlei activiteiten inbegrepen is zoals, sport en spel verenigingen, cultuur, kinderdagopvang, naschoolse opvang, jeugdzorg en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en activiteiten;

1.40 chalet:

a. een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of

nachtverblijf;

b. een stacaravan met een grotere oppervlakte dan 40 m2;

1.41 culturele instelling:

instellingen zoals theaters, bioscopen, poppodia, musea en andere in aard en omvang gelijke instellingen;

1.42 cultuurhistorische waarden:

een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.43 dagrecreatie:

een verblijf buiten de eigen woning langer dan 2 uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder overnachting;

1.44 dakopbouw:

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal 15% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.45 detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.46 dienstverlenend beroep:

beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.47 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafe;

1.48 dierenweide:

een weide/grasland waar dieren worden gehouden, al dan niet verzorgd en bezichtigd;

ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;

1.49 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.50 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.51 garagebox/autobox:

overdekte stalling voor een of meer auto's;

1.52 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.53 geluidswerende voorzieningen:

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.54 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.55 geurgevoelige objecten:

onder geurgevoelige objecten wordt o.a verstaan (bedrijfs)woningen, ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeghuizen, asielzoekerscentra, dagverblijven, scholen, kantoren, winkels, recreatiegebieden voor dagrecreatie, hierbij is de verblijfsduur, omvang van de groep, functie van de omgeving, aanwezigheid van gevoelige groepen en bijzondere bestemmingen van belang;

1.56 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.57 gevellijn:

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.58 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.59 agrarisch bedrijf grondgebonden:

agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt en vollegrond tuinbouw die afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, uitgezonderd een boomkwekerij;

1.60 agrarisch bedrijf niet grondgebonden:

agrarisch bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals kalvermesterijen, pluimveehouderijen, varkensfokkerij, varkensmesterij, champignonkwekerij e;a; naar de aard hiermee te vergelijken bedrijven die niet afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;

1.61 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.62 hoofdgebouw:

gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.63 horeca:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin berijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.64 horeca-1:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.65 horeca-2:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.66 horeca-3:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.67 horeca-4:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;

1.68 horeca-5:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;

1.69 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die hiervoor tijdelijk worden gebruikt;

1.70 incidentele bebouwing:

vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing;

1.71 intensieve boomteelt en/of containerteelt:

agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering) in de vorm van het telen van bomen, heesters en vaste planten, waarbij de productie in de openlucht en ten dele onder glas plaatsvindt (ondersteunend glas is noodzakelijk); een hoveniersbedrijf niet inbegrepen;

1.72 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.73 kantoor:

beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening

1.74 karakteristieke objecten:

objecten, welke wordt bepaald door de hoofdvorm en de bouwstijl, waarbij de relatie tussen hoofdvorm (nokhoogte, goothoogte en dakvorm), voormalige functie en situering kenmerkend is voor de streek of een tijdsperiode;

1.75 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht-doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.76 kleinschalig kampeerterrein

stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;

1.77 kleinschalig kamperen

Kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie voor kampeermiddelen op aanwezige erven;

1.78 kort verblijven:

een verblijf buiten de eigen woning voor recreatieve doeleinden met 1 tot 3 opeenvolgende overnachtingen;

1.79 kwekerij:

een bedrijfsactiviteit hoofdzakelijk ingericht voor het opkweken en/of verhandelen van nut- en/of siergewassen, met daarbij behorende gebouwen;

1.80 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);

1.81 luifel:

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.82 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.83 medische voorzieningen:

voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een huisartsenpost, medische groepspraktijk, tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD, dierenartsenpraktijk, geestelijke hulpverlening of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon;

1.84 mestopslagplaats:

een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal voor de opslag van drijfmest; Onder een mestopslagplaats wordt niet inbegrepen een mestkelder, zijnde een volledige bak, die is gecombineerd met een gebouw;

1.85 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.86 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.87 onderkomen(s):

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;

1.88 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.89 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.90 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.91 recreatieruimte:

bedrijfsgebouwen met voorzieningen ten dienste van het recreatief bedrijf, zoals een receptie, kantoren, onderhoudsdienst en speelruimte;

1.92 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.93 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.94 seizoensrecreatie:

het verlijven op een vaste seizoenstandplaats met een tent, caravan, of kampeerauto gedurende een periode van drie achtereenvolgende maanden of langer, al dan niet voor een korte periode onderbroken;

1.95 serre:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.96 sportschool:

een instelling waar trainingen worden gegeven in vecht- en krachtsporten;

1.97 staat van bedrijfsactiviteiten

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de regels opgenomen;

1.98 stacaravan:

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

1.99 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.100 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.101 tenthuisje:

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf.

1.102 trekkershut:

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en geen grotere oppervlakte heeft dan 30 m2;

1.103 tunnelkas:

een bouwwerk voorzien van een bedekking van licht-doorlatend materiaal, dienend als teeltondersteunende voorziening;

1.104 vaste standplaats:

een ruimte voor het plaatsen van een tent of caravan, stacaravan of kampeerauto die het gehele jaar of een seizoen is gehuurd;

1.105 veldschuur:

Een bedrijfsgebouw dat dient voor opslag en onderbrenging van producten en/of machines ten behoeve van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;

1.106 verblijfsrecreatie:

een recreatief verblijf buiten de woning met minimaal 1 overnachting; Bijvoorbeeld in een tent, zomerhuis, caravan of kampeerauto;

1.107 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;

1.108 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.109 waterlopen:

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.110 wonen voormalig agrarisch bebouwing:

een grondgebonden woning met kenmerken van het voormalig agrarisch bedrijf;

1.111 woning aaneengebouwd (rijwoning):

een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;

1.112 woning twee-aaneen:

een woning op slechts 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen geschakelde woningen;

1.113 woning vrijstaand:

een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;

1.114 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.115 wooneenheid:

afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw; e;

1.116 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.117 wro- zone- wijzigingsgebied:

de op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring aangegeven gebieden, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;

1.118 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.119 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 de bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  2. b. agrarische gronden;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, bijlage 1, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, ter plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met milieucategorie 2;
  2. b. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"
  3. c. bedrijven met detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

met de daarbij behorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. geluidswerende voorzieningen;
  6. i. kunstwerken en waterwerken;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, dit behoudens
  2. b. voor zover een aanduiding detaihandel op de verbeelding is aangegeven;

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 (algemene gebruiksregels) van toepassing.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  1. a. in de bestemming "Wonen-Vrijstaand" conform de regels van de bestemming "Wonen-Vrijstaand" worden gerealiseerd;
  2. b. verstorende bedrijfsbebouwing wordt afgebroken;
  3. c. De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, inclusief recreatief medegebruik;
  2. b. groenvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. kunstwerken en waterwerken;
  3. e. sport en speelgelegenheden;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 (algemene gebruiksregels) van toepassing;

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Cultuur En Ontspanning - Museum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Cultuur en Ontspanning - Museum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. museum ter plaatse van de aanduiding Museum

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. horeca-1 (kantine) ten dienste van de bestemming;
  3. d. sport- en speelgelegenheden;
  4. e. fiets- en voetpaden;
  5. f. toegangswegen in- en uitritten;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

6.6 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. opslagruimte ten behoeve van de detailhandel;
  3. c. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de op de kaart voorkomende aanduiding "bedrijfswoning";

met bijbehorende;

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. nutsvoorzieningen;

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Dienstverlening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. toegangswegen in- en uitritten;
  3. d. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. water;
  3. c. recreatief medegebruik ten behoeve van een ijsbaan ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
  4. d. Maatschappelijk medegebruik ten behoeve van muziekkoepel ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - muziekkoepel";

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. fiets- en voetpaden;
  4. h. toegangswegen in- en uitritten.
  5. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Artikel 10 Horeca - 3

Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 3;
  2. b. bedrijfswoning met bijgebouwen ter ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"
  3. c. kleinschalig kamperen ter plaatse van de specifieke aanduiding "kampeerterrein";

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. kunstwerken en waterwerken;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

10.1 Bouwregels

10.2 Nadere eisen

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 (algemene gebruiksregels) van toepassing.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  1. a. in de bestemming "Wonen-Vrijstaand" conform de regels van de bestemming "Wonen-Vrijstaand" worden gerealiseerd;
  2. b. verstorende bedrijfsbebouwing wordt afgebroken;
  3. c. De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. bijgebouwen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca-1 (kantine) ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. fiets- en voetpaden;
  5. g. toegangswegen in- en uitritten;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. kunstwerken en waterwerken;
  9. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk- Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. begraafplaats/ graven, urnenmuur;
  2. b. uitvaartcentrum;
  3. c. aula;
  4. d. onderhoudsruimten/bijgebouwen;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. kunstwerken en waterwerken;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 13 Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk-Nutsvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

13.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 14 Maatschappelijk - Onderwijs

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk- Onderwijs aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, brede school;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen;
  3. d. sport- en speelgelegenheden;
  4. e. fiets- en voetpaden;
  5. f. toegangswegen in- en uitritten;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 15 Maatschappelijk - Religie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk-Religie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religieuze instellingen zoals kerken, moskeeën, gebedshuizen en andere in aard en omvang vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  3. c. een sportschool ter plaatse van de aanduiding " sport";

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. bijgebouwen;
  3. f. fietsenstallingen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. toegangswegen en parkeervoorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding "sport" is een sportschool toegestaan;

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport, sportvelden en sportterreinen;
  2. b. clubgebouwen, materialenruimte en kleedruimten;
  3. c. evenementen (ten behoeve van jaarlijks, maximaal drie maal per jaar, terugkerende evenementen);

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
  3. f. speelgelegenheden;
  4. g. toegangswegen in- en uitritten;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fietspaden, voetpaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  2. b. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  3. c. taxistandplaats;
  4. d. parkeervoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. kunstwerken en waterwerken;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

18.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer- Verblijfgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;
  3. c. garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. fiets- en voetpaden;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de garageboxen als wonen;

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. oevers en beplanting;
  4. d. bruggen ter plaatse van de aanduiding "brug".

met de bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. kunstwerken en waterwerken;
  3. g. nutsvoorzieningen.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Artikel 21 Wonen - Aaneengebouwd

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen- Aaneengebouwd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;
  4. d. garages voorzover de gronden zijn aangeduid met "(ga)";

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 22 Wonen - Twee Aaneen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Twee aaneen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;
  4. d. wonen met detailhandel ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- detaihandel";

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 23 Wonen - Vrijstaand

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;
  4. d. een kapsalon ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm wonen - kapsalon";

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. groenvoorzieningen;

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

23.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 24 Wonen - Vrijstaand 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Vrijstaand 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bungalows;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

24.4 Afwijken van de bouwregels

24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

24.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 25 Wonen - Vrijstaand 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Vrijstaand 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;

25.2 Bouwregels

25.3 Nadere eisen

25.4 Afwijken van de bouwregels

25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

25.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 26 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Voormalige Agrarische Bebouwing aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

26.2 Bouwregels

26.3 Nadere eisen

26.4 Afwijken van de bouwregels

26.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

26.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 27 Leiding- Gas

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding- Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen, waarvan de 10-6 plaatsgebonden risicocontour valt op gronden gelegen binnen het op de plankaart aangegeven veiligheidsgebied buisleidingenstrook;
  2. b. beheer en de instandhouding van de brandstofleiding (en) met de daarbij behorende gebouwen.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen . Een ontheffing kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

27.4 Nadere eisen

27.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31van toepassing.

27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Waarde- Archeologie Attentiegebied

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde- Archeologie attentiegebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen

Artikel 29 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene Bouwregels

30.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;

30.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 31 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone;
  2. b. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
  3. c. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  4. d. het opslaan van gebruiksklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  5. e. het storten, opslaan, opgeslagen houden of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  6. f. geluidszoneringplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  7. g. het gebruik van bouwwerken welke zijn opgericht na een door burgemeester en wethouders te verlenen afwijking voor andere doeleinden dan waarvoor de afwijking is verleend.

Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels

32.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie ' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.

Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels

33.1 Bevoegdheid

  1. 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels afwijking kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders afwijking verlenen voor:
  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    1. a. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
    2. b. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
    3. c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
  1. c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  2. d. het in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  3. e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  4. f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  5. g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  6. h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat:
  1. i. als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders te noodzaak daartoe voldoende is aangetoond.
  1. i. het overschrijden van de gevellijn door:
  1. i. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
  2. ii. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen.

33.2 Beperking

De toepassing van de in het eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om afwijking te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend;

Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels

34.1 Bevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
  1. a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. b. het verruimen van de op de plankaart aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

34.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

35.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 2. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 3. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 4. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 5. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

35.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 35.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.

35.4 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 35.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

35.5 Bestemmingsomschrijving

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien. Om deze reden is voor het dorp Nieuw-Dordrecht een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

Dit bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.

Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht ligt in het hart van de gemeente Emmen, halverwege Barger-Oosterveld en Klazienaveen. Het plangebied wordt globaal begrensd door de weg van Emmen naar Klazienaveen in het westen, het park en bos in het noorden, de Herenstreek ter hoogte van huisnummer 126 in het oosten en de Vastenow 58 in het zuiden (zie onderstaande figuren).

Nieuw-Dordrecht ligt in het centrum van de gemeente Emmen. Het dorp bestaat uit een kern met duidelijke lintbebouwing naar drie richtingen, namelijk richting Klazienaveen naar het zuidoosten, richting Barger-Compascuum naar oosten en richting Emmen naar het noorden. De plangrens wordt zoveel mogelijk bepaald door natuurlijke elementen in combinatie met de overgang tussen het dorp en het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0001.jpg"

Figuur:1.1 De ligging van het plangebied Nieuw-Dordrecht in de gemeente Emmen

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0002.jpg"

Figuur 1.2: Indicatie begrenzing plangebied

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht vervangt 13 bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk, dit zijn:

  • 53.064 Nieuw-Dordrecht (Verdenius). Vastgesteld op 10-03-42 en goedgekeurd op 31-03-43;
  • 61.142 Nieuw-Dordrecht Part.herz. plan Sportvelden. Vastgesteld op 26-03-62 en goedgekeurd op 14-12-62;
  • 77.136 Nieuw-Dordrecht Ten zuiden v/d Oranjedorpstraat. Vastgesteld op 26-02-79 en goedgekeurd op 05-02-80;
  • 79.139 Nieuw-Dordrecht Sportweg e.o. Vastgesteld op 22-08-77 en goedgekeurd op 05-09-78;
  • 81.023 Nieuw-Dordrecht Oranjedorpstraat-west. Vastgesteld op 29-09-94 en goedgekeurd op 28-02-95;
  • 83.305 Nieuw-Dordrecht Herenstreek. Vastgesteld op 14-07-88 Goedgekeurd op 21-02-89 (Bestemmingsplannen 07.026 en 08.001 zijn ook van toepassing);
  • 87.040 Nieuw-Dordrecht T.z.v. de Oranjedorpstraat(1e). Vastgesteld op 09-10-87 en goedgekeurd op 22-12-87;
  • 90.186 Nieuw-Dordrecht T.z.v. de Oranjedorpstraat(2e). Vastgesteld op 22-05-91 en goedgekeurd op 09-07-91;
  • 91.011 Nieuw-Dordrecht Ten zuiden van de Kuipershof. Vastgesteld op 26-03-92 en goedgekeurd op 19-05-92;
  • 93.259 Nieuw-Dordrecht Vastenow ged.wijz. Brands. Vastgesteld op 10-02-94 en goedgekeurd op 15-03-94;
  • 96.120 Nieuw-Dordrecht Ten zuiden van de Schepershof. Vastgesteld op 10-09-98 en goedgekeurd op 17-11-98;
  • 00.034 Nieuw-Dordrecht Herenstreek ged.wijz. Mts Deddens. Vastgesteld op 11-05-00 en goedgekeurd op 01-08-00;
  • 07.026A Facet bestemmingsplan Kleinschalig kamperen gemeente Emmen, Vastgesteld op 21-02-08 en goedgekeurd op 24-06-08.

Daarnaast zijn in het verleden diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art. 15 WRO) vrijstellingprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht worden vervangen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding, de Regels en deze Toelichting, inclusief (als bijlage) de Nota van Beantwoording. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. De plantoelichting geeft een verantwoording van de in het plan gemaakte keuzes. De Nota van Beantwoording gaat in op de communicatie met vooroverlegpartners en op de uitkomsten van de inloopbijeenkomst. Ook is een kopie van de diverse publicaties bijgevoegd.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht zijn diverse onderzoeken verricht. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting onder hoofdstuk 3, Onderzoeken.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet de gemeente rekening houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid.

In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente die betrekking hebben op de inhoud van het plan toegelicht.

Gezien de aard en omvang van het bestemmingsplan, wordt alleen het provinciale en gemeentelijke beleid van belang geacht. Het rijksbeleid is gezien de kleinschaligheid van de beoogde ontwikkeling niet relevant en is daarom niet in deze paragraaf opgenomen.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Ruimtelijk beleid

Voor het plangebied Nieuw-Dordrecht geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid geen directe invloed heeft op de inrichting van het plangebied. De Nota Ruimte, met als titel "Ruimte voor ontwikkeling" is een strategische nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In deze Nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).

De Nota Ruimte gaat uit van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Het nieuwe beleid sluit hiermee aan bij de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid, die onder meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel, met een centrale rol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen. In het nieuwe beleid focust het Rijk zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn. De afzonderlijke nota's (zoals bijvoorbeeld de Nota Mobiliteit, de Agenda Vitaal Platteland) op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte. De kern Nieuw-Dordrecht valt hier niet onder.

In het nieuwe AMvB Ruimte stelt het kabinet kaders voor de ontwikkeling van het ruimtelijke gebied in Nederland. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan welke nationale ruimtelijke belangen het wil verwezenlijken. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en voor bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Daarvan komt een aantal in de algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte.

De realisatieparagraaf krijgt de status van structuurvisie. Hij wordt toegevoegd aan de Nota Ruimte en overige planologische kernbeslissingen (PKB's).

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Agenda voor de Veenkolonien

Op verzoek van de minster van LNV onderzocht de commissie Structuurversterking Veenkoloniën (commissie-Hoekstra) in 2001 de problemen in de Veenkoloniën. Dat waren er drie: eenzijdigheid, afhankelijkheid en een negatief imago.

Als antwoord op het advies van de Commissie Hoekstra heeft de regio De Agenda voor de Veenkoloniën opgesteld. Deze is in april 2002 verschenen. Negen Drentse (waaronder Emmen) en Groningse gemeenten, twee waterschappen en twee provincies werken samen in de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën.

In april 2008 presenteerde de Agenda voor de Veenkoloniën haar programma voor de komende vier jaar. Dit programma bouwt voort op het basisdocument van 2002. Het nieuwe Gebiedsprogramma van de Agenda voor de Veenkoloniën biedt ondernemers, overheden, onderwijsinstellingen, onderzoekscentra en de omgeving (5 O's) een kans meer kwaliteit te geven aan de sociaaleconomische structuur van de Veenkoloniën. Het nieuwe Gebiedsprogramma, heeft als belangrijkste doel: Wonen, werken, recreëren en innoveren in een kansrijke en unieke open ruimte. Daarnaast ligt er de uitdaging in te spelen op de veranderingen in de landbouw en die kwaliteiten die wel degelijk in grote mate aanwezig zijn in de Veenkoloniën als het waardevolle cultuurlandschap, de sociale vitaliteit en rust, ruimte en openheid.

2.4 Provinciaal Beleid

2.4.1 Ruimtelijk beleid

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  1. 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  2. 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  3. 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  4. 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  5. 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  6. 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  7. 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  8. 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  9. 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  10. 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  11. 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter-)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter-)nationale netwerken;
  12. 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschapstypen;
  13. 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  14. 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.

2.4.2 Herinrichtingsbeleid (groenstructuur)

De Nota Herinrichting Deelgebied Emmen (januari 1992) schetst de volgende gewenste ontwikkelingen die van belang zijn voor de groenstructuur van Nieuw-Dordrecht:

  • "In samenhang met de reconstructie van wegen of de aanleg van fietspaden zullen langs een aantal kwartaire wegen bermbeplantingen worden aangebracht, waarbij de verbreding van de berm voor dit doel noodzakelijk is". In de tabel 'Aan te brengen bermbeplanting op te verbreden bermen' noemt de Nota o.a. Herenstreek/Karrepad (pag. 48).
  • "Langs een aantal wegen zal op de bestaande bermen een beplanting worden aangebracht ter versterking van de landschappelijke structuur. Deze voorzieningen zijn op de kaart met open groene cirkeltjes aangegeven" In de tabel 'Aan te brengen bermbeplanting op bestaande bermen wordt onder andere Vastenow genoemd (pag. 53).
  • De kaart van het herinrichtingsplan geeft voor de volgende wegen en kanalen in de omgeving Nieuw-Dordrecht de "te handhaven boombeplanting weer (weergegeven met dichte groene cirkeltjes)": Oranjedorpstraat en Klazienaveensestraat.
  • Onder de categorie "te handhaven bos/beplanting" vallen: de bosstrook ten noorden van het dorp, de singels om het sportterrein, de singel aan de oostkant van het evenemententerrein en het Oosterbos. De herinrichtingskaart geeft eveneens "aan te planten bos" ten noorden van de Veldweg en ten zuiden van de Vastenow weer. Inmiddels is besloten om niet over te gaan tot aanplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0003.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0004.jpg"

Figuur 2.2: Kaart uit Nota Herinrichting Deelgebied Emmen

Het Provinciaal Omgevingsplan II (POP II) heeft bepaald dat het Oosterbos ten oosten van het dorp tot de PEHS behoort. Dit blijkt uit de bij het POP II behorende Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) die op 16 december 2008 is geactualiseerd. Tevens is bepaald dat een strook ten oosten van het dorp aanpalend aan het Oosterbos een ecologische verbindingszone is (zie onderstaande kaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0005.jpg"

Figuur 2.3: Kaart Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (bron: Drenthe.nl)

Cultuurhistorie

Het provinciaal beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. Twee doelstellingen staan hierin centraal. Ten eerste wil de provincie de cultuurhistorie herkenbaar houden. Wat tot de cultuurhistorie rekenen is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (onderdeel van de Kernkwaliteitenkaart). Ten tweede wil provincie de ruimtelijke identiteit versterken.

Om dit te bereiken wordt onderscheid gemaakt tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen. De sturingsniveaus zijn gebiedsgericht toegepast en weergegeven in de beleidskaart in het Cultuurhistorisch Kompas.

1. Respecteren: gericht op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. De initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten. De provincie beoordeeld de plannen en initiatieven daarop.

2. Voorwaarden stellen: het stellen van de cultuurhistorische samenhang als randvoorwaarde. De initiatiefnemers hebben daarmee de verantwoordelijkheid om vroegtijdig in het planproces inzichtelijk te maken op welke wijze ze de cultuurhistorische samenhang als een van de (ruimtelijke) onderleggers voor nieuwe plannen benutten. De provincie is beschikbaar voor (het regelen van) begeleiding van het planvormingsproces, waarbij de kansen vanuit de cultuurhistorische samenhang uitgangspunt zijn.

3. Eisen stellen: de provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen wordt gebruikt. Ontwikkelingen bouwen op deze samenhang voort. Vanaf het begin bedingd de provincie een plek in het planvormingsproces.

De gebieden waarop de aandacht is gevestigd zijn:

• Het esdorpenlandschap rond Norg

• De Drentsche Hoofdvaart

• De Havelterberg

• Het esdorpenlandschap rond Mars- en Westerstroom

• De Reest

• Het Amsterdamscheveld

• De Kop van Drenthe

• De Drentsche Aa

• De Maatschappij van Weldadigheid

• De Hondsrug

• De Monden

Voor de richtinggevende ambities, karakteristiekbeschrijvingen en achtergronden voor deze gebieden, wordt verwezen naar het Cultuurhistorisch Kompas.

Het grootste deel van Emmen valt onder sturingsniveau 1 "Respecteren".

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Ruimtelijk / economisch beleid

2.5.2 Beleid groen en ruimtelijke waarden

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Structuurvisie is een Ruimtelijke Waardenkaart ontwikkeld. De Ruimtelijke Waardenkaart schetst de enkele gewenste ontwikkelingen die van belang zijn voor de groenstructuur van Nieuw-Dordrecht. Eén van de ruimtelijke aspecten is de monumentale kanaal- & laanbeplanting. Hieronder vallen de Herenstreek en Oranjedorpstraat (pag. 78). Een tweede ruimtelijk aspect is de steilrand van de Hondsrug. Hoewel gehavend, loopt de steilrand ten oosten van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0008.jpg"

Figuur 2.6: Uitsnede Ruimtelijke Waardenkaart - monumentale kanaal- en laanbeplanting

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0009.jpg"s

Figuur 2.7: Uitsnede Ruimtelijke Waardenkaart - macroreliëf / steilrand

2.5.3 Verkeersbeleid

Op dit moment is de gemeente Emmen bezig met het opstellen van nieuw parkeerbeleid. Het plan Beleidsuitgangspunten Parkeren Emmen 2010-2020 is op 15 december door het college als ontwerp vrijgegeven voor inspraak.

Deze beleidsnotitie heeft hoofdzakelijk betrekking op parkeren in het centrum van Emmen en is daarom niet relevant voor de situatie in Nieuw-Dordrecht.

2.5.4 Recreatiebeleid

In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente Emmen vastgesteld. Deze kadernota geeft aan hoe de gemeente Emmen aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR). De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente Emmen het facetbestemmingsplan "Kleinschalig kamperen gemeente Emmen" opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. In dit bestemmingsplan is één camping gevestigd waar kleinschalig wordt gekampeerd aan de Vastenow 18. Er kan tevens een nieuwe camping gerealiseerd worden via een in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheid. De bepaling uit het facetbestemmingsplan zijn één op één opgenomen in dit bestemmingsplan.

Op dit moment is de gemeente Emmen bezig met het opstellen van beleid ten aanzien van Bed & Breakfast accomodaties.

2.5.5 Woonbeleid

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Daarnaast is er een beperktere groeiopgave in de hoofdkernen Klazienaveen, Emmer-Compascuum en Nieuw-Amsterdam/Veenoord. In de andere kernen worden de bouwmogelijkheden, die het Provinciaal OmgevingsPlan (POP) biedt, benut. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moet kunnen wonen. Naast nieuwbouw en geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling.

Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).

Woningbouwprogramma

Het vigerende woningbouwprogramma biedt ruimte voor uitbreiding van de woningvoorraad met 70 woningen in Nieuw-Dordrecht in de periode 2005-2020. In de periode 2005-2009 zijn 16 woningen gebouwd.

2.5.6 Welstandsbeleid / beeldkwaliteitsplan (zie welstandsnota)

De gemeente Emmen heeft een Welstandsnota. Deze Welstandsnota wordt op dit moment (oktober 2009) herzien. Voor de welstandscriteria binnen het plangebied van Nieuw-Dordrecht wordt verwezen naar de Welstandsnota of de opvolger hiervan.

2.6 Conclusie

Het rijksbeleid werkt nauwelijks rechtstreeks door in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in directe zin niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat dit passend is in het provinciale beleid.

De Structuurvisie Emmen 2020 laat zich op diverse terreinen uit over gewenste ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied. Verder is het aspect externe veiligheid van belang voor Nieuw-Dordrecht.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Archeologie

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

3.1.2 Monumenten

Het plangebied bevat geen archeologische rijksmonumenten, of andere rijks- provinciale of gemeentelijke monumenten.

3.2 Demografische Gegevens

3.2.1 Bevolkingsgegevens

De bevolking van de gemeente Emmen is tussen 2000 en 2009 met 3.461 inwoners gegroeid. Deze groei is vooral gerealiseerd in de kern Emmen (plus 2.229 inwoners) en de hoofdkernen (plus 779 inwoners). De overige kernen groeiden met 417 inwoners. Deze groei had niet in iedere kern plaats. In Schoonebeek, Nieuw-Amsterdam, Nieuw-Weerdinge, Nieuw-Dordrecht en Weiteveen is het aantal inwoners toegenomen. In Roswinkel, Barger-Compascuum, Erica, Zwartemeer en Nieuw-Schoonebeek woonden op 1 januari 2010 minder mensen dan op 1 januari 2000. Het aantal inwoners van Nieuw-Dordrecht is met 93 toegenomen (4,6%). De onderstaande grafiek geeft de bevolkingsontwikkeling voor Nieuw-Dordrecht weer.

Bevolkingsontwikkeling 2000-2010 (peildatum 1 januari)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0011.png"

Figuur 3.2 Bevolkingsontwikkeling, bron: gemeente Emmen, GBA

Leeftijdsopbouw 2000-2009

In de grafiek hieronder is de ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd te zien. Wat opvalt is dat de leeftijdscategorie 25-40 sterk in aantal is afgenomen; de leeftijdscategorieën 40-55 en 55-75 jaar zijn gegroeid. Het aantal inwoners tussen 0-15 jaar is in eerste instantie toegenomen, maar daalt nu weer. Het aantal inwoners tussen 15-25 en ouder dan 75 is redelijk constant.

Ontwikkeling bevolking naar leeftijdsklasse 2000-2009 (op 1-1)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0012.png"

Figuur 3.3, bron: gemeente Emmen, GBA

Wordt gekeken naar het aandeel van de onderscheiden leeftijdsgroepen in de bevolking dan is ook het aandeel 40-55 en 55-75 jarigen toegenomen. Het aandeel van de leeftijdsgroepen 25-40 is het meest gedaald (-8,6%). Er is sprake van vergrijzing in Nieuw-Dordrecht.

Leeftijdsopbouw naar leeftijdsklasse 2000, 2004 en 2009 (op 1 januari)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0013.png"

Figuur 3.4, bron: gemeente Emmen, GBA

3.2.2 Woningvoorraad en bouwprogramma

In de periode 2003-2008 is de woningvoorraad in Nieuw-Dordrecht toegenomen met 9 woningen. Op 1 januari 2009 stonden er 818 woningen. Van de woningvoorraad was op 1 januari 2009 73,3% eigen woningbezit en 21,9 % in bezit van corporaties. Particuliere huurwoningen hebben een aandeel van 2,3% en 2,5% van de woningen valt in de categorie overig. alle woningen zijn grondgebonden (op 1-1-2008). Het meest voorkomende woningtype is de vrijstaande woning.

Woningvoorraad naar type op 1-1-2008

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0014.png"

Figuur 3.5, bron: gemeente Emmen, afdeling FRO

3.3 Ecologie

3.3.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (FFW) de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de FFW is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld.

Omdat dit plan een beheersplan betreft en geen deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er bij de totstandkoming geen "quickscan" uitgevoerd.

Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.

Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van afwijking op grond van artikel 75 van de FFW.

3.4 Fysieke Veiligheid

3.4.1 Algemeen

Omdat fysieke veiligheid een belangrijke voorwaarde is voor een aangename woon-, werk- en leefomgeving, is vanuit de brandweer richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) Nieuw-Dordrecht. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.4.2 Externe veiligheid

Bij het begrip (externe) veiligheid kan men denken aan de bescherming tegen risico's die men loopt in de nabijheid van inrichtingen, leidingen en wegen waar incidenten kunnen voorkomen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn of andere gevaarlijke situaties kunnen ontstaan (bijvoorbeeld breken van hoogspanningsdraden).

3.4.3 Bereikbaarheid

De bereikbaarheid voldoet aan de criteria voor de bereikbaarheid. Het is vooral van belang dat een object of gebied van twee kanten bereikbaar is. De Brandweer heeft geconstateerd dat het plangebied goed bereikbaar is.

3.4.4 Bluswatervoorziening

De aanwezigheid, capaciteit en de bereikbaarheid van het bluswater dient gegarandeerd te zijn, zodat een snelle en doeltreffende inzet door de brandweer mogelijk is. De bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. De Brandweer heeft geconstateerd dat het plangebied over een goede bluswatervoorziening beschikt.

3.4.5 Repressieve dekking

Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorgniveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, dit wijkt af van de landelijke normtijden. Vanwege deze afwijking zal tussen een initiatiefnemer van een nieuwe ontwikkeling en de brandweer een overleg plaats dienen te vinden om compenserende maatregelen te treffen.

3.4.6 Waarschuwings- en alarmeringsstelsel (WAS)

Op grond van de Brandweerswet 1985 is de regionale brandweer, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. De sirenes zijn zodanig gepositioneerd dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente.

Ten aanzien van de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel dienen de richtlijnen van het "Handleiding voorbereiding sirenelocaties"1, aangehouden te worden. De Brandweer heeft geconstateerd dat het plangebied grotendeels binnen de dekking van het WAS-stelsel ligt.

  1. 1. versie 3 van 20 februari 2006 (of recenter)

3.4.7 Gegevens voor de nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Als er nieuwe plannen ontwikkeld worden, dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De door Brandweer Emmen opgestelde Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- enbestemmingsplannen . Eisen mbt veiligheid. (Bijlage 2) is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.

3.5 Milieu

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige functies. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van 16 april 2007).

3.5.2 Bodem

3.5.3 Geluid (akoestisch onderzoek uitbesteden)

3.5.4 Lucht

3.6 Verkeer

In dit hoofdstuk worden de verkeerskundige en infrastructurele aspecten uit het plangebied bekeken. Hierbij wordt eerst de huidige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied die met betrekking tot deze sector van belang zijn. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de wensbeelden voor verkeer en infrastructuur.

Bij deze analyse is gebruik gemaakt van gegevens uit:

  • PVVP (Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan) 2007-2020
  • Verkeersmodel gemeente Emmen 2005
  • Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan, Bereikbaar en duurzaam veilig 2000.

Dit plan kent een doorlooptijd tot 2004. Op dit moment is er nog geen nieuw verkeersbeleid vastgesteld. Het GVVP blijft voorlopig van kracht.

Huidige situatie

Wegen

De gemeente Emmen ondersteunt net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Dit is bekrachtigd door een landelijk convenant te ondertekenen. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.

Nieuw-Dordrecht is gelegen tussen Emmen en Klazienaveen. Deze kern in de gemeente emmen is bereikbaar vanaf de N862. Nieuw-Dordrecht ligt relatief dicht bij de snelweg A37. Aan de oostkant wordt Nieuw-Dordrecht ontsloten richting Barger Compascuum.

Op de hoofdas, de Oranjedorpstraat geldt een maximum snelheid van 50 km/h (gebiedsontsluitingsweg/Erftoegangsweg A). De overige straten kennen een snelheidsregime van 30 km/uur, erftoegangsweg B.

Fietsverkeer

De afstanden binnen Nieuw-Dordrecht zijn klein en goed per fiets af te leggen.

De fietspaden en parallelwegen hebben voor de fietsers ook een toeristische functie

Openbaar Vervoer

In Nieuw-Dordrecht halteren lijn 26 en 45 die deel uitmaken van het streekvervoer in het gebied rond Emmen. Het plangebied wordt hierdoor verbonden met de kernen Barger-Oosterveld, Barger-Compascuum, Klazienaveen, Barger-Oosterveen, Weiteveen en Emmen. In Emmen kan worden overgestapt op de trein en andere (regionale) buslijnen. De buslijnen volgen de doorgaande route via N862 en de Oranjedorpstraat. Lijn 26 rijdt van Emmen via Barger-Oosterveld en Nieuw-Dordrecht naar Klazienaveen, lijn 45 rijdt van Emmen via Barger-Oosterveld naar Zwartemeer. Van maandag tot en met zaterdag is op deze manier twee keer per uur een busverbinding tussen Emmen en Barger-Oosterveld. In de avonduren en op zondag zijn de frequenties lager. OV-reizigers kunnen ook gebruik maken van het CVV-systeem (de regiotaxi) dat iedere dag tussen 07.00 en 24.00 uur beschikbaar is.

Parkeren

Bij toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen worden vigerende parkeernormen conform de landelijke richtlijnen van het CROW gehanteerd.

Ten noorden van de Oranjedorpstraat vindt het parkeren veelal op eigen terrein plaats. Ten zuiden van de Oranjedorpstraat vindt het parkeren hoofdzakelijk plaats in openbaar gebied op de daarvoor bestemde haaksparkeerplaatsen.

3.6.1 Verkeersintensiteiten

De gemeente Emmen houdt regelmatig verkeerstellingen. Onderstaande tellingen zijn op basis van het verkeersmodel Emmen (basisjaar 2005).

Oranjedorpstraat ten westen van de rotonde: 5100 mvt/uur

Vastenow ten zuiden van de rotonde: 5800 mvt/uur

Herenstreek ten oosten van de rotonde: 3200 mvt/uur

Klazienaveensestraat ten noorden van de rotonde: 8200 mvt/uur

3.6.2 Verkeersveiligheid

Om een goed beeld te krijgen van de verkeersveiligheid in Nieuw-Dordrecht zijn de geregistreerde ongevallengegevens tussen 2004 en 2008 geraadpleegd. In de genoemde periode zijn er binnen het plangebied in totaal 42 ongevallen geregistreerd. Bij deze ongevallen zijn vier slachtofferongevallen waaronder geen ongevallen met dodelijk afloop. Deze ongevallen vonden alle vier in 2004 plaats. De overige ongevallen hebben uitsluitend materiële schade.

De slachtofferongevallen vonden hoofdzakelijk plaats op het kruispunt Oranjedorpstraat - Herenstreek - Klazienaveenstraat - Vastenow.

Jaar Ongevallen
2004 12
2005 11
2006 8
2007 5
2008 6
Totaal 42

Tabel 3.8: ongevallen Nieuw-Dordrecht periode 2004-2008

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0016.jpg"

Figuur 3.9: Locatie verkeersongevallen Nieuw-Dordrecht 2004-2008

3.6.3 Ontwikkelingen en wensbeelden

In de toekomst zijn momenteel geen veranderingen voorzien in de wegenhiërarchie binnen Nieuw-Dordrecht. Naar verwachting zal het aantal autoverplaatsingen licht toenemen met name vanwege de autonome verkeersgroei (toename autobezit en autogebruik).

Vanwege de bezuinigingen in het openbaar vervoer staan steeds meer buslijnen onder druk. Vanuit sociaal oogpunt is het wenselijk dat Nieuw-Dordrecht ook in de toekomst de huidige busverbinding behoudt. Behoud van de huidige infrastructuur en waar mogelijk en wenselijk een verbetering.

3.7 Watertoets

3.7.1 Inleiding tot de waterparagraaf

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van Nieuw-Dordrecht is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden. In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen voor de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.

3.7.2 Beleidskader

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.

In december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties.

De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: Het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.

De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.

Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit voor Nieuw-Dordrecht uitgewerkt.

3.7.3 Ligging plangebied

De ligging van het plangebied is beschreven in paragraaf 1.2

3.7.4 Grondgebruik

Het plangebied heeft de functie stedelijk gebied. Het grootste deel van het gebied heeft een woonfunctie. Hieromheen liggen land- en akkerbouwgebieden en bospercelen. Figuur 2 geeft een overzicht van het bodemgebruik in Nieuw-Dordrecht en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0017.jpg"

Figuur 3.10: Bodemgebruik in Nieuw-Dordrecht en omgeving (bron: website Geoportaal).

3.7.5 Bodemopbouw

De kern van Nieuw-Dordrecht is gelegen op een uitloper van de Hondsrug. De Hondsrug wordt gekenmerkt door zandgronden, met plaatselijk (kei)leem, waarbij de samenstelling van de toplaag sterk kan variëren. Aan weerszijden van de kern liggen veengronden, aan de noordoostzijde van de kern een hoogveenrestant. Het grootste deel van Nieuw-Dordrecht is gebouwd op de hogere zandgronden. Figuur 3 geeft een overzicht van de bodemopbouw in Nieuw-Dordrecht en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0018.jpg"

Figuur 3.11: Bodeminformatie in Nieuw-Dordrecht en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

3.7.6 Hoogteligging

De Hondsrug is duidelijk terug te vinden in het maaiveldhoogteverloop van Nieuw-Dordrecht. Maaiveldhoogtes variëren NAP + 20,00 m langs de randen van de bebouwing tot NAP + 24,00 m in het centrum van het dorp. Er zijn geen ingesloten laagtes aan te wijzen. Figuur 4 geeft een overzicht van de maaiveldhoogtes ten opzichte van N.A.P. in Nieuw-Dordrecht en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0019.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0020.png"

Figuur 3.12: Hoogtekaart van Nieuw-Dordrecht en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

3.7.7 Grondwater

In figuur 4 is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven. Het blijkt dat in het plangebied de grondwaterstanden sterk variëren. Voor een groot deel is Nieuw-Dordrecht omgeven door gronden waar een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) voorkomt van 20 to 60 cm beneden maaiveld. In de kern van het plangebied ligt de GHG dieper, namelijk rond 1,00 m beneden maaiveld. De gemiddeld laagste grondwaterstand ligt in het grootste deel van het gebied dieper dan 2,00 m beneden maaiveld. Figuur 5 geeft een overzicht van de gemiddelde hoogste grondwaterstanden in Nieuw-Dordrecht en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0021.jpg"

Figuur 3.13: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) in Nieuw-Dordrecht en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

Het plangebied wordt gekarakteriseerd als infiltratie gebied. Kwel komt in het gebied volgens de inventarisatie van de provincie niet voor. Wel komt aan de randen van het plangebied een intermediaire zone voor. Dit blijkt ook uit de optredende hoge grondwaterstanden aan de randen van het dorp. Figuur 6 geeft een overzicht van het voorkomen van kwel en infiltratie in Nieuw-Dordrecht en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0022.jpg"

Figuur 3.14: Overzicht voorkomen kwel en infiltratie in Nieuw-Dordrecht en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

3.7.8 Waterhuishouding

Het plangebied ligt in het stroomgebied Rijn-Oost (KRW).Het gebied ten oosten van de Klazienaveensestraat en de weg “Vastenow” ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het overige plangebied valt binnen het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. De waterhuishouding is afgestemd op de functie van het gebied (wonen en werken).

Voor het gebied van waterschap Velt en Vecht geldt dat het water onder vrij verval in zuidelijke richting naar de N862 stroomt om in zuidwestelijke richting via een wetering die parallel aan de Oosterveenseweg ligt verder af te wateren. Uiteindelijk watert deze wetering weer af op het Oranjekanaal.

Figuur 7 geeft een overzicht van de waterhuishoudkundige situatie in Nieuw-Dordrecht en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0023.jpg"

Figuur 3.15: Situatie waterhuishouding in Nieuw-Dordrecht en omgeving (bron: Waterschappen Velt en Vecht en Hunze en Aa´s).

3.7.9 Riolering

Het rioolstelsel in de kern Nieuw-Dordrecht is uitgevoerd als een gemengd stelsel. Op het rioolstelsel zijn de drukrioleringen Heerenstreek en Veldweg aangesloten. Het gemengd stelsel beschikt over één externe overstort nabij het gemaal welke via een bergbezinkleiding loost op een hoofdwatergang van het waterschap. In het stelsel is tevens een interne overstort aangebracht met wervelventiel, met een maximale afvoercapaciteit van 70 m3/uur, waardoor de berging van het stelsel optimaal wordt benut.

Het rioolgemaal is in eigendom en beheer van het waterschap en heeft een capaciteit van 70 m3/uur. Het gemaal ligt aan de noordwestzijde van de kern aan de autoweg Emmen- Klazienaveen. De persleiding injecteert op de persleiding vanaf Emmer-Compascuum. Het afvalwater wordt vervolgens naar de RWZI afgevoerd.

Het rioolstelsel voldoet aan de eisen. Er zijn geen hydraulische knelpunten bekend.

3.7.10 (Grond-)waterkwantiteit en -kwaliteit

In het plangebied is de woon-werkfunctie maatgevend. Voor deze functie is de drooglegging van groot belang. Minimaal is het nodig dat 1,20 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de woonfunctie in het woongebied worden bereikt. Aan deze droogleggingseis wordt in het gebied voldaan.

Gezien de grote verschillen tussen GHG en GLG moet voorzichtig worden omgegaan met maatregelen die tot wijzigingen van de grondwaterstanden kunnen leiden. Met name ter plaatse van de lager gelegen delen langs de randen van de kern -het intermediaire gebied-, kunnen de grondwaterstanden sterk oplopen. Gezien het verschil in hoogteligging vanaf het centrum is het aannemelijk dat infiltrerend regenwater in het centrum naar de lagere gebiedsdelen stroomt. Vervolgens kan daar mogelijk overlast ontstaan.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt.

Voor de hogere delen van Nieuw-Dordrecht, de zandgronden, lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat in eerste instantie is ingericht om water zo veel mogelijk te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen) en in tweede instantie af te voeren naar de omgeving. In feite sluit dit aan op het systeem dat van oorsprong op de hogere zandgronden voorkwam, namelijk ondiepe ontwateringsmiddelen met zowel een infiltratie als afvoerfunctie. Voor de lager gelegen delen van het dorp (veengronden) kan hetzelfde systeem worden toegepast, echter hier is van infiltratie geen sprake en is de afvoer- en bergingsfunctie maatgevend. Diepe ontwateringmiddelen zijn ongewenst om oxidatie en inklinking van het veen te voorkomen.

3.7.11 Richtlijnen voor de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

  • alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  • water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  • er voldoende oeverbegroeiing is;
  • afstromend regenwater schoon is en blijft;
  • lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakte het niet mogelijk dat zonder diepe ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen is het in dit gebied daarom beter om naar een andere manier om water te bergen te zoeken.

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater kan worden afgekoppeld van het gemengde riool en in de bodem worden geïnfiltreerd of gescheiden worden afgevoerd.

3.7.12 Proces

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Hierbij geldt dat het waterschap pas een advies uitgeeft op basis van een volledig bestemmingsplan inclusief toelichting, plankaart en voorschriften. Er wordt geen advies gegeven op basis van alleen een waterparagraaf.

3.7.13 Juridische vertaling watertoets in planregels

Gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, worden mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Nieuw-Dordrecht ligt op de zuidoostelijke uitloper van de Hondsrug (zie bodemkaart). Deze zandrug (Code Hn) was oorspronkelijk aan de oost- zuid en westzijde omgeven door veen (Code V).

Ten oosten van Vastenow en de Klazienaveensestraat ligt een voedselrijke keileemrug waarvan de (dikke) leemlaag tussen de 40cm en 120cm diep ligt. De keileemrug is tot op de dag van vandaag nog zichtbaar. Vanaf de Veldweg is in noordoostelijke richting het hoogteverschil van rond de twee meter goed te zien. Bijzonder detail is dat ten zuiden van de sportvelden nog een restant van één van de twee dobbes aanwezig is. Op de bodemkaart zijn deze kleine ronde of ovale terreindepressies als blauw gearceerde rondjes weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0024.png"

Figuur 4.1: Bodemkaart Nieuw-Dordrecht en omgeving

Al in de Steentijd was sprake van menselijke activiteit in de omgeving waar nu Nieuw-Dordrecht ligt. Het meest opvallend is de houten weg die in het veen tussen de huidige Veldweg en de Heerenstreek tot aan het Karrepad (het verlengde van de Heerenstreek) is aangetroffen. Deze weg van ongeveer één kilometer lengte dateert uit omstreeks 2600 v. Chr en is daarmee de oudste (houten) weg van Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0025.png"

Figuur 4.2: Historische veenweg (Bron: J.J. Brands, Waar eens de boekweit bloeide)

Uit het jaarringenonderzoek van de eiken van de veenweg is bekend geworden dat tot ongeveer 3800 v Chr. het gebied dicht bebost was. Afhankelijk van de bodem kwamen verschillende boomsoorten voor. Nadat de eerste landbouwers zich omstreeks 3800 v Chr. vestigden, zijn deze bossen in verschillende periodes, maar uiteindelijk vrijwel volledig, gekapt. Omstreeks 2900 v Chr. was circa 90% van de zandrug en keileemschol, met een totaal oppervlakte van ca. 350ha, ontbost (Bron: J.J. Brands, Waar eens de boekweit bloeide).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0026.png"

Figuur 4.3: Bossituatie rond 3800 voor Christus (bron: J.J. Brands, Waar eens de boekweit bloeide )

Hoewel al in de Steentijd sprake was van menselijk ingrijpen in het gebied, is voor het ontstaan van het huidige Nieuw-Dordrecht vooral ontwikkelingen van het omringende veen cruciaal geweest. Oorspronkelijk behoorde Nieuw-Dordrecht en het veen zowel ten oosten als ten westen van het dorp toe aan de markegenoten van Noord- en Zuidbarge.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0027.png"

Figuur 4.4: Topografische kaart 1867

Eind 1853 kocht de in Dordrecht opgerichte maatschappij De Drentsche Veen- en Middenkanaal Maatschappij (DVMKM) zowel het veencomplex aan de westzijde, het 'Oosterveen', als een complex aan de oostzijde van het dorp, het 'Smeulveen' van de markegenoten. In 1852 hadden de initiatiefnemers van de DVMKM al een concessie gekregen tot het graven van een kanaal, bij de opening Oranjekanaal gedoopt. Het was de bedoeling dat het Oranjekanaal langs het Oosterveen zou lopen, terwijl vanuit het kanaal, via Nieuw-Dordrecht, een zijtak naar het Smeulveen zou worden gegraven. Als vergoeding voor het graven van het kanaal en de aanleg van een weg stonden de markegenoten een strook grond ter breedte van 40m af aan de DVMKM, vroeger de kanaallinie genoemd, alsmede een strook grond van 400m breed.

In 1858 was de aanleg van het kanaal gevorderd tot het huidige Oranjedorp. Het bleek echter dat alleen het Oosterveen geschikt was om op het kanaal te draineren. Het Smeulveen had namelijk een veel lagere ondergrond dan verwacht en dat vereiste dus ook een veel lager kanaalpeil. Dit zou betekenen dat er of een dieper en dus nog kostbaarder kanaal moest worden gegraven of dat er op een afstand van 5km maar liefst 3 sluizen moesten worden gebouwd. De DVMKM was daartoe niet bereid en besloot tot een goedkopere oplossing namelijk een sluis bij Westenesch. Het Smeulveen kon dan via een 'omweg' vanuit het zuiden worden bereikt. Het kanaal door Nieuw-Dordrecht is dus niet aangelegd.

De 400m brede strook ten noorden van de kanaallinie werd door de DVMKM in opstrekkende plaatsjes verdeeld waarop woningen voor de arbeiders en kleine boeren werden gebouwd. De bewoners van de huizen van de maatschappij waren werkzaam voor deze onderneming of bewerkten veenpercelen die de maatschappij verhuurde ten behoeve van de boekweitteelt. De maatschappij handelde namelijk ook in boekweit. Zo ontwikkelde zich langs de linie, de verbindingsstrook tussen het Oosterveen en het Smeulveen, de nederzetting Nieuw-Dordrecht, ook wel Heeren Dordt genoemd. Hoewel het kanaal nooit is gegraven is tot op de dag van vandaag het profiel van de Oranjedorpstraat en de Herenstreek zo breed dat het lijkt alsof er in het verleden een kanaal heeft gelegen.

Naast de verkoop van de strook Heeren Dordt aan DVMKM werd ook een noordwest - zuidoost gelegen strook onder de markegenoten verdeeld. Op 27 augustus 1856 werd de strook die op een zandrug tussen het Oosterveen en Smeulveen lag onder de Barger boeren in plaatsjes verdeeld. Het betrof een zand- en veengebied van ongeveer 225ha groot dat door zijn geringe dikte niet voor grootschalige vervening in aanmerking kwam (Bron; J.J. Brands, Waar eens de boekweit bloeide). Dit was het officiële begin van Vastenow, ook wel Boeren Dordt genoemd.

Al voor de verdeling liep er een pad door het gebied dat slingerde door het landschap. Bij de verdeling werd Vastenow rechtgetrokken en kwam de weg loodrecht op Heeren Dordt te staan. Echter, al vòòr de verdeling hadden enkele inwoners al een kleine woning gebouwd langs het slingerende pad. Dit is de reden dat er tot op de dag van vandaag nog enkele woningen ver van de straat af staan.

De eerste bewoners langs Vastenow waren vaak knechten van de Barger boeren die de verdeelde plaatsen huurden en er boekweit en later aardappelen, rogge en zwarte haver op verbouwden. Her en der was de grond ook als weide in gebruik. In het veen achter hun percelen werd huisbrandturf gestoken. Doordat de kanalisatie en vervening bij Nieuw-Dordrecht niet plaatsvond, bleef het lang een nederzetting van kleine landbouwers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0028.jpg"

Figuur 4.5: Topografische kaart 1912: Groen eiland in een open landschap

Oorspronkelijk was er dus een onderscheid tussen Nieuw-Dordrecht en Vastenow. Tot Vastenow rekende men het huidige Vastenow en alles wat verder in zuidoostelijke en zuidwestelijke richting lag. Onder Nieuw-Dordrecht verstond men de Oranjedorpstraat, de Heerenstraat aan beide zijden en alles wat daar ten oosten van lag. (Bron: J. Brands, Waar eens de boekweit bloeide). Ten noorden van de begraafplaats c.q. Veldweg lag het Oosterveld. Het Oosterveld kent dan ook een andere verkavelingsrichting als de toenmalige Heeren Dordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0029.png"

Figuur 4.6: Topografische kaart 1935: Kanaallinie is gedeeltelijk een brede groenstrook

In de eerste jaren ontwikkelde het dorp zich vrij snel. In 1856 had het dorp 150 inwoners. In 1859 was dit aantal meer dan verdubbeld tot 311. Deze ontwikkeling zette zich echter niet voort en bestond de bebouwing uit linten langs de huidige Oranjedorpstraat, Herenstreek, Vastenow en in mindere mate de Klazienaveensestraat. Vooral aan de zuidzijde van de Oranjedorpstraat vond verdichting van het lint plaats. Ook de beplanting was geconcentreerd langs deze wegen. Tot 1935 kende ook een deel van de Herenstreek een brede groenstrook met twee wegen. Deze was vergelijkbaar met de huidige groenstrook langs de Oranjedorpstraat. Alle linten hadden een groen karakter dankzij de wegbegeleidende bomenrij(en) en de erfbeplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0030.png"

Figuur 4.7: Topografische kaart 1954 : Eerste dorpsuitbreiding buiten lint, verdere uitbreiding in noordwestelijke richting

Pas na WOII wordt de eerste dorpsuitbreiding achter de historische linten gerealiseerd en wel in het noordwesten bij de huidige Sportweg en Mr Koehoornstraat (zie kaart 1954). In eerste instantie breidt het dorp alleen in het noordwestelijke deel uit.

De kaart van 1975 laat de eerste uitbreiding in zuidelijke richting zien en wel in het gedeelte tussen de Oranjedorpstraat en Vastenow. Nadien is het dorp vooral in dit gedeelte gegroeid. Na 1965 is er een sportterrein langs de Veldweg aangelegd. In de periode 1965 - 1975 is ook het landschap ten oosten van het dorp sterk verdicht door de aanleg van het Oosterbos.

Tot op de dag van vandaag heeft er geen woningbouw plaatsgevonden achter de linten aan de oostzijde van zowel Vastenow als de Klazienaveensestraat. Ten noorden van het dorp, in het Oosterveld, heeft een verdichting van het lint plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0031.png"

Figuur 4.8: Topografische kaart 1975: Eerste dorpsuitbreiding in zuidwestelijke richting

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0032.png"

Figuur 34.9: Topografische kaart 2005 : Huidige situatie

Hoewel het landschap rondom Nieuw-Dordrecht in de loop der tijd is veranderd, is de karakteristieke ontginningsvorm en begrenzing behouden. In 1900 was het huidige Nieuw-Dordrecht een groen 'eiland' op de zandrug in een verder open veenlandschap. Hoewel door de aanleg van het Oosterbos de oostzijde van dit 'eiland' is verdicht, is de zo karakteristieke ontginningslijn, de 'knik', tot op de dag van vandaag nog goed herkenbaar. Ten westen van het dorp is het voormalige open veengebied, het Oosterveen, getransformeerd tot het bedrijventerrein Bargermeer en het in aanleg zijnde Bedrijvenpark A37. Het zandpad op de voormalige oostgrens van het Oosterveen is verworden tot de provinciale weg N862.

Collectie Brands

In de boerderij van Jans Brands is een omvangrijke privé-verzameling ondergebracht over de Drentse geschiedenis die openstaat voor bezoek. Het is de bedoeling om de collectie op een verantwoorde manier onder te brengen in een nieuw gebouw op de locatie. De provincie Drenthe, de gemeente Emmen en de Europese Unie hebben hiervoor inmiddels middelen ter beschikking gesteld.

4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

Het dorp beschikt over een openbare basisschool, een supermarkt en een snackbar. Verder is er een voorziening van de Zorggroep Heerendordt, waaronder een DagZorg voor ouderen. Bezienswaardig is de witte Nederlandse Hervormde Kerk uit 1874, met toren uit 1911.

4.3 Verkeersstructuur

In dit hoofdstuk worden de verkeerskundige en infrastructurele aspecten uit het plangebied bekeken. Hierbij wordt eerst de huidige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied die met betrekking tot deze sector van belang zijn.

Bij deze analyse is gebruik gemaakt van gegevens uit:

- PVVP (Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan) 2007-2020

- Verkeersmodel gemeente Emmen 2005

- Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan, Bereikbaar en duurzaam veilig 2000.

Dit plan kent een doorlooptijd tot 2004. Op dit moment is er nog geen nieuw verkeersbeleid vastgesteld. Het GVVP blijft voorlopig van kracht.

4.3.1 Wegen

De gemeente Emmen ondersteunt net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Dit is bekrachtigd door een landelijk convenant te ondertekenen. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.

Nieuw-Dordrecht is gelegen tussen Emmen en Klazienaveen. Deze kern in de gemeente Emmen is bereikbaar vanaf de N862. Nieuw-Dordrecht ligt relatief dicht bij de snelweg A37. Aan de oostkant wordt Nieuw-Dordrecht ontsloten richting Barger-Compascuum.

Op de hoofdas, de Oranjedorpstraat geldt een maximum snelheid van 50 km/h (gebiedsontsluitingsweg/Erftoegangsweg A). De overige straten kennen een snelheidsregime van 30 km/uur, erftoegangsweg B.

4.3.2 Fietsverkeer

De afstanden binnen Nieuw-Dordrecht zijn klein en goed per fiets af te leggen. De fietspaden en parallelwegen hebben voor de fietsers ook een toeristische functie

4.3.3 Openbaar Vervoer

In Nieuw-Dordrecht zijn haltes voor lijn 26 en 45 die deel uitmaken van het streekvervoer in het gebied rond Emmen. Het plangebied wordt hierdoor verbonden met de kernen Barger-Oosterveld, Barger-Compascuum, Klazienaveen, Barger-Oosterveen, Weiteveen en Emmen. In Emmen kan worden overgestapt op de trein en andere (regionale) buslijnen. De buslijnen volgen de doorgaande route via N862 en de Oranjedorpstraat. Lijn 26 rijdt van Emmen via Barger-Oosterveld en Nieuw-Dordrecht naar Klazienaveen, lijn 45 rijdt van Emmen via Barger-Oosterveld naar Zwartemeer. Van maandag tot en met zaterdag is op deze manier twee keer per uur een busverbinding tussen Emmen en Barger-Oosterveld. In de avonduren en op zondag zijn de frequenties lager. OV-reizigers kunnen ook gebruik maken van het CVV-systeem (de regiotaxi) dat iedere dag tussen 07.00 en 24.00 uur beschikbaar is.

4.3.4 Parkeren

Bij toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen worden vigerende parkeernormen conform de landelijke richtlijnen van het CROW gehanteerd.

Ten noorden van de Oranjedorpstraat vindt het parkeren veelal op eigen terrein plaats. Ten zuiden van de Oranjedorpstraat vindt het parkeren hoofdzakelijk plaats in openbaar gebied op de daarvoor bestemde haaksparkeerplaatsen.

4.4 Groenstructuur

4.4.1 Huidige groenstructuur

De huidige groenstructuur is gebaseerd op twee peilers namelijk het groen langs de historische linten en het groen dat is ontstaan bij de bouw van de buurtjes. Beide peilers hebben eigen karakteristieken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0033.jpg"

Figuur 4.10: Chronologie dorpsuitbreidingen

Groenstructuur historische linten

De eerste peiler is het groen langs de historische linten. Het betreft hier een brede groenstrook met vooral eiken in gras langs de Oranjedorpstraat, ook wel de Leegte genoemd. Aan de zuidzijde van de weg staat eveneens een rij eiken. In het verleden werd deze groenstrook langs de Herenstreek voortgezet. Doordat de strook is overgegaan in private handen is deze op dit moment voor het merendeel in gebruik als tuin. Langs de Herenstreek bepaalt het privégroen dan ook het beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0034.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0035.jpg"

Foto's:
1 Oranjedorpstraat: Bomen in gras in brede groenstrook
2 Privegroen bepaalt het beeld langs de Herenstreek

De Klazienaveensestraat wordt begeleid door en rij eiken aan beide zijden van de weg, terwijl het beeld langs de Vastenow vooral wordt bepaald door het privégroen. Vooral de lindes bij de kerk zijn het vermelden waard, maar ook de her en der verspreid staande solitairen en rijtjes bomen (o.a. eik), al dan niet privé, zorgen voor een groen beeld langs de Vastenow.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0036.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0037.jpg"

Foto's:
1 Rijen eiken langs de Klazienaveensestraat
2 Beeldbepalende lindes langs de Vastenow

Groenstructuur buurtjes

De tweede peiler is in de loop van de vorige eeuw ontstaan door bouw van de buurtjes met ieder een eigen groenstructuur. Deze groenstructuren sluiten vaak aan bij de stedenbouwkundige tijdsgeest c.q. 'groenmode' van het moment dat deze buurtjes werden gebouwd.

Zo kent de Sportweg dat na WOII is gebouwd een wegbegeleidende bomenrij in een grasberm. Evenals in andere buurten en wijken van de gemeente Emmen is het gebruik van bomen van de 1e grootte (groter dan 15m) kenmerkend voor die periode. In de loop der tijd zijn veel huizen langs de Sportweg gerenoveerd c.q. herbouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0038.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0039.jpg"

Foto's:
1 Bomen van de 1e grootte langs de Sportweg
2 Veldesdoorns langs noordelijk gelegen Boekweitveld

Karakteristiek voor het meest noordelijk gelegen buurtje (Boekweitveld) dat in de periode 1955 - 1965 is gebouwd, is de aanwezigheid van speel- en grasvelden die omzoomd zijn door bomen. Veldesdoorns werden in die tijd vaak geplant en ook hier staan ze langs de weg en speelvelden.

In de periode 1955 - 1965 zijn ook de noordelijke en noordwestelijke rand van het dorp verdicht door aanplant van (smalle) bosstroken. De noordwestelijke rand is na 1985 uitgebreid tot een parkachtig uitloopgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0040.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0041.jpg"

Foto's:
1 Parkachtig uitloopgebied ten noordwesten van Nieuw-Dordrecht
2 Bomen in gras en sierheesters bij de woonblokken

Het groen bij de bebouwing in het zuidwestelijke deel van het dorp wordt gekarakteriseerd door twee verschillende structuren. Karakteristiek voor de stedenbouwkundige opzet van veel buurten gebouwd in jaren '70 is de scheiding tussen wonen en parkeren. Boomgroepen en bomenrijen in gras bij de parkeerhavens, tussen de woonblokken en langs de voetpaden naar en achter de woonblokken zijn kenmerkend voor die tijd. Bij de vrijstaande woningen in het noordwesten van het dorp overheerst het privégroen en het groen bij de school.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0042.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0043.jpg"

Foto's:
1 Geen wegbegeleidende beplanting bij een smal profiel
2 Zuidrand van het dorp

Karakteristiek voor veel buurten in de gemeente Emmen die na 1985 zijn gebouwd is dat er sprake is van of wel of geen wegbegeleidende beplanting. Wegbegeleidende

beplanting is alleen te vinden langs die wegen waar voldoende ruimte is voor een breed plantvak met bomen. Langs straten met een smaller profiel is geen beplanting aanwezig. Dat laatste is het geval bij het buurtje dat in Nieuw-Dordrecht na 1985 is gebouwd. Omdat de straten hier een smal profiel hebben bepaalt het privegroen hier het beeld. De randen van het dorp zijn zuidwesten ingericht als speelweide, bomen in gras c.q. een groenstrook.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0044.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0045.jpg"

Foto's:
1 Grote speelweide
2 Historisch gedeelte van de begraafplaats

In het oostelijke gedeelte van het dorp heeft geen nieuwbouw plaatsgevonden. In het noordoostelijke gedeelte is de oude begraafplaats die stamt uit de begintijd van het dorp gesitueerd. Ook is hier in de periode 1965 - 1975 een sportterrein aangelegd. Tenslotte kent het dorp op de hoek Vastenow - Herenstreek en evenemententerrein.

4.4.2 Uitgangspunten en aanbevelingen

Het uitgangspunt is de handhaving of versterking van de cultuurhistorisch waardevolle brede groenstrook met monumentale bomen langs de Oranjedorpstraat, ook wel de Leegte genoemd. Op dit moment wordt deze groenstrook langs de Oranjedorpstraat onderbroken door een voormalig, in matige staat verkerend, kruisgebouw. Bij afbraak van het gebouw verdient een herstel van de doorgaande structuur van de groenstrook de voorkeur. In combinatie met de afbraak van het gebouw zou een woning in de lijn van het lint kunnen worden geplaatst. Hierdoor wordt de lintstructuur van het dorp eveneens versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0046.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0047.jpg"

Foto's:
1 Afbraak kruisgebouw heeft de voorkeur zodat......
2 .......groenstrook met bomen in gras kan worden hersteld

In het verleden werd de brede groenstrook langs de Oranjedorpstraat gedeeltelijk voortgezet langs de Herenstreek. Na 1955 is dit verdwenen. In verband met gewijzigde eigendomsverhoudingen, de strook is nu voornamelijk in particuliere handen, is herstel echter niet meer mogelijk. Aanplant van een bomenrij, bij voorkeur eik, tussen het fietspad en de weg en/of de zuidkant van de weg is te overwegen. Hiermee wordt aangesloten op de bestaande groenstructuur ten oosten van het dorp richting Klazienaveen-Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0048.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0049.jpg"

Foto's:
1 Voldoende ruimte voor de aanplant van bomenrij(en)
2 Historische ontginningslijn (de knik) bij het Oosterbos

Op dit moment verkeert de beplanting en inrichting van het zuidelijke deel van de parkzone aan de noordwest kant van het dorp in matige staat. Dit betekent dat de strook bosplantsoen ter hoogte van de bebouwing aan de Houttuinen is opgeschoten en verwilderd, het open gedeelte hier achterstallig onderhoud kent en aan de zuidzijde grenst aan achterkanten van huizen met daarbij behorende schuttingen. Herinrichting van dit gedeelte van het park, te weten het gebied ter hoogte van de bebouwing aan de Houttuinen, is aan te bevelen. Een dergelijke herinrichting zou gecombineerd kunnen worden met de bouw van enkele woningen aan de Houttuinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0050.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0051.jpg"

Foto's:
1 Achterstallig onderhoud in het zuidelijk gedeelte parkachtig uitloopgebied
2 Hoog opschietend bosplantsoen bij de Houttuinen

De westelijke rand van het Oosterbos, de zogenaamde 'knik', is een oude ontginningslijn die tot op de dag van vandaag nog goed herkenbaar is. Het verdient de aanbeveling om deze ontginningslijn te handhaven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0052.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009047-0702_0053.jpg"

Foto's: Knik en hoogteverschillen

Hoewel de steilrand van de Hondrug ten oosten van het dorp gehavend is, is er nog steeds sprake van een microreliëf waarbij vooral vanaf het Oosterbos de hoogteverschillen nog goed zichtbaar zijn. Het verdient de aanbeveling het zicht op deze hoogteverschillen te handhaven. Verdichting van het landschap door middel van hoge opgaande beplanting ten oosten van Vastenow dient dan ook zoveel mogelijk te worden vermeden.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten Van Het Bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit beheersplan is het actualiseren van het geldende planologische regime. Uitgangspunt hierbij is dat de bestaande situatie wordt vastgelegd. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd. Door de actualisatie komen dertien bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.

5.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan.

Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.

5.3 Plantoelichting, Verbeelding En Regels

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de plankaart aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing.

Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden, door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 36 artikelen.

5.4 Toelichting Op De Bestemmingen

Voor elke bestemming wordt afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen, zodat een juridische vertaling van het planologisch beleid plaatsvindt.

Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Om die reden zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, zoals:

  • afwijkingen van de bouwregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitsregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders.

De afwijkingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een afwijking wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden.


Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, er dient rekening gehouden te worden met:
- Verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
- Overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- De lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- Het uitzicht;
- De aanwezigheid van voldoende privacy.
b. Het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, er dient rekening gehouden te worden met:
- Verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
- Overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- De lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- Het uitzicht;
- De aanwezigheid van voldoende privacy.
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
- Een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
- De verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
- Gevelbeelden;
- De samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
- De hoogtedifferentiatie;
- De situering van gebouwen op het perceel;
- De geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
c. De culthuurhistorie
Cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
d. De verkeersveiligheid
Ter waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
- Verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de - Parkeerbehoefte;
- Overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- Benodigde uitzichthoeken van wegen;
- De aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
- De gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
- De aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
e. de (sociale) veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
- De mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
- De mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
- Aanwezigheid van kwetsbare objecten;
- De aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
- De bereikbaarheid van de bouwwerken;
- De beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
g. de milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
- De mate van hinder voor de omliggende functies;
- De gevolgen voor de externe veiligheid;
- De gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
- De gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
- De gevolgen voor de bodemkwaliteit;
- De gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
- De situering van gebouwen ten opzichte van het water.
h. gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Tabel 5.1: Beoordelingscriteria afwijkingen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

In diverse bestemmingsregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een een Staat van Bedrijfsactiviteiten. De toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2007. Op basis van deze lijst is voor een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten opgesteld. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade.

Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. Wij hebben daarom zelf een toetsingskader ontwikkeld en aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegevoegd.

Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen is bij de volgende bestemmingen een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen:

  • Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden;
  • Artikel 5 Bos;
  • Artikel 28 Waarde- Archeologie attentiegebied;
  • Artikel 27 Leiding- Gas.

Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden.

Het genoemde omgevingsvergunningsstelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met een omgevingsvergunning kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader.

Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is steeds aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

De inhoud van de verschillende artikelen wordt als volgt toegelicht:

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

In Hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

In Hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven zie bestemmingsomschrijving in de regels. Binnen deze bestemming is het alleen mogelijk om binnen het bouwvlak te bouwen. Dit artikel kent een omgevingsvergunningstelsel voor diverse werkzaamheden.

Artikel 4 Bedrijf

De bestemming "Bedrijf" is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plangebied.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat in woongebieden in principe alleen milieucategorie 1- en 2 bedrijven (de zogeheten lichte vormen) gevestigd kunnen worden. De toegestane vormen van bedrijvigheid in zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2007. Op basis van deze lijst is voor een specifieke "Staat van Bedrijfsactiviteiten" opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.

De toegestane vormen van bedrijvigheid in is ontleend aan het nieuwe "groene boekje": Bedrijven en Milieuzonering (van 16 april 2007). Op basis van deze lijst is voor een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten opgesteld die als bijlage bij de regels is opgenomen. Voor beide locaties geldt dat de bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlak en dat geluidzoneringplichtige inrichtingen ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh), risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn uitgesloten.

Voor alle bedrijvenbestemmingen geldt dat de bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Wonen mag alleen plaatsvinden in de reeds bestaande bedrijfswoningen en niet in bedrijfsruimten. De bedrijfswoning, voor zover deze aanwezig is, wordt op de verbeelding met een aanduiding weergegeven.

In de bestemming Bedrijf zijn afwijkingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen om bedrijven toe te staan die niet in de lijst zijn opgenomen of bedrijven uit een anders categorie dan opgenomen in de lijst als het bedrijf minder hinder of gelijkwaardige hinder veroorzaakt dan in de bedrijvenlijst verondersteld.

Dit artikel kent een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op het wijzigen van het gebruik van de (bedrijfs)bebouwing voor een woonfunctie en op het wegnemen van verstorende bedrijfsbebouwing.

Artikel 5 Bos

Aan de rand van het plangebied is een bos gelegen. De bosgronden zijn mede bestemd voor recreatief medegebruik van fiets- en voetpaden, brandgangen, waterhuishoudkundige voorzieningen en een landbouwweg welke toegang biedt tot agrarische gronden gelegen buiten het plangebied. Daarnaast is binnen het bos gebied een open plek aanwezig. Binnen de bestemming bos mogen geen gebouwen en of andere bouwwerken worden opgericht. Ter plaatse van de aanduidingen evenemententerrein is het mogelijk om de gronden, die bestemd zijn voor groen, te gebruiken voor evenementen zoals een kermis, of jaarlijks terugkerende activiteiten.

Omdat het bos deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur is het niet mogelijk om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden en werken uit te voeren.

Artikel 6 Cultuur en Ontspanning - Museum

De voor 'Cultuur en Ontspanning - Museum' aangewezen gronden zijn bestemd voor een museum.

Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan op de verbeelding is aangegeven.

Voor deze bestemming geldt dat ten dienste van de bestemming een Horeca - 1 functie aanwezig mag zijn. Een zelfstandige Horeca - 1 functie is niet toegestaan.

Artikel 7 Detailhandel

Binnen het plangebied zijn een aantal detailhandelsvestigingen aanwezig, waaronder een supermarkt, een antiekzaak en een fietsenhandel.

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel. Binnen deze bestemming is het mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning (bw). Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage of bebouwingsoppervlak.

Artikel 8 Dienstverlening

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor dienstverlening. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een makelaarskantoor, een assurantiekantoor, oftewel bedrijven die naast een baliefunctie in meer of mindere mate ook een kantoorfunctie behelzen en voor zover deze niet vallen onder de beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis. Binnen deze bestemming is het mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning (bw). Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage of bebouwingsoppervlak

Artikel 9 Groen

De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding, nutsvoorzieningen. Verder is recreatief medegebruik toegestaan ten behoeve van een ijsbaan ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan". Ter plaatse van de aanduiding "Muziekkoepel" is maatschappelijk medegebruik toegestaan. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden.

Binnen de bestemming Groen is geen bouwmogelijkheid opgenomen, met uitzondering van een bouwwerk van maximaal 80m2 ter plaatse van de aanduiding "Muziekkoepel".

Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren. De reeds bestaand parkeervoorzieningen binnen de bestemming Groen mogen voorgezet worden maar kunnen direct omgezet worden in groen. Het vergroten van de bestaande parkeervoorzieningen binnen deze bestemming is niet mogelijk, hiervoor is eveneens altijd een afwijking nodig.

Artikel 10 Horeca - 3

De voor 'Horeca - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor een horeca inrichting in de categorie 3, zie bestemmingsomschrijving in de regels. In plaats van een categorie 3 horeca - inrichting is het hier ook toegestaan om horeca - inrichtingen met catergorie 1 of 2 te realiseren.

Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk valt in dit plangebied uiteen in bestemmingen te weten:

  • Artikel 11 Maatschappelijk
  • Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
  • Artikel 13 Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen
  • Artikel 14 Maatschappelijk - Onderwijs
  • Artikel 15 Maatschappelijk - Religie

Binnen alle maatschappelijke bestemmingen is het alleen mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding (bedrijfs)woning. Voor de bebouwing geldt dat deze alleen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd mag worden. De bouwvlakken op de plankaart zijn voorzien van een maatvoeringaanduiding.

Artikel 11 Maatschappelijk

De gronden die op de plankaart bestemd zijn voor Maatschappelijk mogen gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen. Bij maatschappelijke voorzieningen gaat het bijvoorbeeld om scholen, kerken, culturele centra, (overheid)instellingen, stichtingen, nutvoorzieningen, begraafplaatsen en zorginstellingen.

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

Binnen het plangebied is een begraafplaats aanwezig. De begraafplaats is gelegen aan de Klazienaveensestraat. De voor 'Maatschappelijk- Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats / graven en een onderhoudsgebouw. Andere bouwwerken, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, toegangswegen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mogen binnen deze bestemming eveneens opgericht worden.

Artikel 13 Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen

De voor "Maatschappelijk, Nutsvoorzieningen" aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van het openbare nut geregeld, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening, watervoorziening en daarmee gelijk te stellen nutsvoorzieningen.

Artikel 14 Maatschappelijk - Onderwijs

De gronden aangewezen voor "Maatschappelijk, onderwijs" zijn bedoeld voor scholen ten behoeve van het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang.

Artikel 15 Maatschappelijk - Religie

De gronden aangewezen voor "Maatschappelijk - Religie" zijn bedoeld voor religieuze instellingen zoals kerken, moskeen, gebedshuizen en andere in aard en omvang vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen.

Artikel 16 Sport

Binnen de bestemming Sport zijn alle sportaccommodaties binnen het plangebied ondergebracht. Indien noodzakelijk zijn met een aanduiding de functies van de sportaccommodaties aangegeven.

Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd worden. Het is mogelijk om de gronden die bestemd zijn voor sport te gebruiken voor evenementen zoals een kermis, of jaarlijks wederkerende activiteiten. Voor de sportbestemmingen geldt dat ten dienste van de bestemming een horeca - 1 functie aanwezig mag zijn. Bij een dergelijke Horeca - 1 functie moet gedacht worden aan een sportkantine. Een zelfstandige Horeca - 1 functie is niet toegestaan.

Binnen de bestemming zijn afwijkingsregels opgenomen voor het bouwen van fietsenstallingen of tribunes buiten het bouwvlak en het oprichten van een zend-/ontvangstinstallatie.

Artikel 17 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd. Voor erfafscheidingen en andere bouwwerken geen gebouw zijnde gelden specifieke hoogtematen.

Verkeer

De bestemming Verkeer valt in dit plangebied uiteen in bestemmingen te weten:

  • Artikel 18 Verkeer;
  • Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied.

De bestemmingen bieden de mogelijkheid om waterhuishoudkundige voorzieningen te treffen voor het afvoeren van water of extra bergen van water.

Artikel 18 Verkeer

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, de bermen, bermsloten en bermbeplantingen opgenomen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

Binnen deze bestemming is onder andere het aanleggen van parkeervoorzieningen, sport en speelgelegenheden erven en pleinen mogelijk.

Gebouwen mogen niet worden opgericht binnen deze bestemmingen, wel zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.

Artikel 20 Water

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en beplanting. Alleen de wijk (sloot) in het oosten van het plangebied heeft deze bestemming gekregen.

Wonen

De bestaande woningen, met uitzondering van eventuele bedrijfswoningen, vallen onder de bestemming "Wonen". Binnen de bestemming "Wonen" wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen met bijgebouwen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen.

Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen), waarvan de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens, onder de woonbestemming te brengen.

In het plangebied komen uiteenlopende woonvormen voor, die sterk variëren in bouwmassa, goothoogte en bouwhoogte. Om voor al deze woonvormen aansluitende regels op te stellen is er voor gekozen om de volgende woonbestemmingen te onderscheiden, die eventueel opgedeeld worden met een aanduiding. De hoofdbestemming "Wonen" valt uiteen in de volgende deelbestemmingen:

  • Artikel 21 Wonen - Aaneengebouwd;
  • Artikel 22 Wonen - Twee aaneen;
  • Artikel 23 Wonen - Vrijstaand.

Voor alle woonvormen geldt dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak gerealiseerd dient te worden. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is per woning op basis van stedenbouwkundige uitgangspunten bepaald. Als uitgangspunt voor de totale bebouwing op het bouwperceel geldt dat het perceel niet meer dan 50% bebouwd mag worden. Bijgebouwen dienen ondergeschikt aan het hoofdgebouw te zijn en mogen op het zij- en achtererf gebouwd worden. Voor het te bouwen m2 aan bijgebouwen geldt een maximum dat is aangegeven binnen de regels. Hierbij dient het uitgangspunt dat niet meer dan 50% van het bouwperceel bebouwd mag zijn te worden nageleefd. Voor alle woonvormen geldt dat wonen in bijgebouwen niet is toegestaan.

Tevens mag in het bestemmingsplan het aantal woningen niet worden vermeerderd, tenzij dit met een aanduiding op de verbeelding anders word aangegeven.

In de bestemming "Wonen" zijn afwijkingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling) zijn er ook specifieke afwijkingen opgenomen. Een voorbeeld hiervan is het op medische indicatie bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).

Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten in een deel van de woning en het toestaan van kleinschalig kamperen.

Artikel 21 Wonen - Aaneengebouwd

Bij Wonen - Aaneengebouwdgaat het om regels die gelden voor grondgebonden aaneengesloten woningen, waarvan meer dan twee woningen onder één kap zijn geplaatst (rijwoningen).

In enkele gevallen vallen dubbele woningen onder de bestemming Wonen, aaneengesloten gelet op de overeenkomsten met nabijgelegen aaneengesloten woningen.

Voor Wonen - Aaneengebouwdaaneen geldt dat maximaal 35 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

Artikel 22 Wonen - Twee aaneen

Bij Wonen - Twee aaneen gaat het om grondgebonden twee- onder- één kap woningen dan wel grondgebonden woningen die door middel van een garage, berging of bijgebouw aan elkaar geschakeld zijn.

Voor Wonen - Twee aaneen geldt dat maximaal 50 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

Artikel 23 Wonen - Vrijstaand

De meeste vrijstaande woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen-Vrijstaand gekregen. Bij vrijstaande woningen geldt dat maximaal 75 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

De functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - kapsalon" creert de mogelijkheid om met een Afwijkingsbepaling de oppervlakte voor de kapsalon van 50 naar 100m2 te vergroot,onder voorwaarde van een goede inpassing.

Artikel 24 Wonen - Vrijstaand 1

In het plangebied bevinden zich enkele vrijstaande bungalows, deze hebben de bestemming Wonen-Vrijstaand 1 gekregen.

Artikel 25 Wonen - Vrijstaand 2

Een nog te bouwen woning aan de Herenstreek 151 heeft de bestemming Wonen-Vrijstaand 2 gekregen. Om voldoende aan te sluiten op de voor deze locatie gevoerde artikel 19 WRO-procedure, is gekozen voor een aparte bestemming. Zodoende kan de bouw van een bij de artikel 19-procedure al vergunde grote schuur planologisch goed worden geregeld.

DUBBELBESTEMMINGEN

Het plangebied kent de volgende dubbelbestemmingen:

  • Leiding- Gas;
  • Waarde- Archeologie attentiegebied.

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd, maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen.

Artikel 27 Leiding- Gas

De dubbelbestemming Leiding- Gas is bedoeld om transportleidingen te beschermen tegen invloeden van buitenaf, of om rekening te houden met risicofactoren.

De ligging alsmede de aan te houden afstand ten opzichte van de leidingen zijn op de plankaart gearceerd aangegeven. Concreet zijn vier hoofdleidingen van invloed op het plangebied, namelijk een hoofdgastransportleiding van de Gasunie en drie hogedrukaardgastransportleidingen van de NAM, alle gelegen ten westen van de weg Emmen-Klazienaveen.

Artikel 28 Waarde- Archeologie attentiegebied

Gronden aangegeven op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) met een middelhoge of hoge archeologische trefkans worden met de dubbelbestemming Waarde- archeologie -attentiegebied aangegeven. Voor deze gebieden geldt dat een archeologisch bureauonderzoek en een archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd dient te worden. Echter, er hoeft geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien:

  • de omvang van de totale verstoring binnen het plangebied is kleiner dan 500 m²;
  • het gebied ligt op meer dan 50m van een AMK gebied (AMK staat voor Archeologische Monumenten Kaart) ;
  • de verstoring reikt niet dieper dan 30 cm onder het maaiveld.

Deze bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

Artikel 29 anti-dubbeltelbepaling

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.

Artikel 30 algemene bouwregels

In artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Artikel 31 algemene gebruiksregels

Bij de formulering van de gebruiksbepalingen is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

Artikel 32 algemene aanduidingsregels

Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen zijn soms aanduidingen toegevoegd. Deze aanduidingen zijn vanuit het milieu- of waterbeleid een extra aanduiding aan gronden geven. Voor het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht Het gaat om de volgende aanduidingen:

Geluidzone- Industrie
Over het plangebied is een geluidzone gelegen afkomstig van het bedrijventerrein Werkas Emmen (Bargermeer). De geluidzone is bedoeld om te voorkomen dat binnen de zone van het terrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing worden gerealiseerd of dat bestaande geluidgevoelige bebouwing wordt uitbreidt en er daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk passend binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere waarde geluid vast te stellen.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

De afwijkingsbepalingen zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een afwijking verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %.

De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels (afwijking) kan worden verleend. Dit betekent dat niet twee keer afwijking kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden. Om gebruik te kunnen maken van de afwijking dienen de procedureregels in het artikel te worden gevolgd.

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is voorgeschreven in de Wro, waarnaar voor deze procedure dan ook wordt verwezen.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

In hoofdstuk 4 zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 35 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 36 Slotregel

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan ".

5.5 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en afwijkingen.

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.

Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt.

Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.

Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling.

De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid

6.1 Opstartbijeenkomst

Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van Nieuw-Dordrecht over de actualisering van vigerende bestemmingsplannen is contact gezocht met het bestuur van de erkende overleg partner. Tijdens een vergadering van de erkende overleg partner is het doel van het actualiseren uitgelegd en het voorlopige concept -bestemmingsplan, voornamelijk de verbeelding, gepresenteerd. Naar aanleiding van deze avond is het concept-ontwerp aangepast.

6.2 Overleg Ex. Artikel 3.1 Bro En Zienswijzen

Het college heeft het bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Bro en het houden van een inloopbijeenkomst.

6.2.1 Inloopbijeenkomst

Op 23 november 2010 is er een inloopbijeenkomst georganiseerd in het dorpshuis De Klink te Nieuw-Dordrecht. Tijdens deze middag konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan en eventueel op het plan reageren. Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken en een aantal hebben mondeling en of schriftelijk gereageerd op het plan. Waar de beantwoording leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn deze in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De reacties die zijn gegeven tijdens de inloopbijeenkomst, zijn eveneens gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij dit bestemmingsplan(zie Bijlage 5Nota van Beantwoording).

Er werden vragen gesteld over de toekomst van het Groene Kruisgebouw aan de Oranjedorpstraat 55 en de locatie nabij de rotonde (ten noordoosten van de rotonde, Herenstreek 1), waar voorheen een horecagelegenheid stond. Voor beide gevallen is aangegeven dat dit bestemmingsplan in de eerste plaats een actualiseringsplan is (geconsolideerd bestemmingsplan). Het plan blijft zo dicht mogelijk bij het huidige of het voorlaatste gebruik en loopt niet vooruit op eventuele nieuwe ontwikkelingen.

Verder kwamen er vragen van met name omwonenden over de woningbouwopgave voor Nieuw-Dordrecht. Deze opgave maakt overigens geen deel uit van dit bestemmingsplan. Bij een woningbouwlocatieonderzoek is recent de locatie Houttuinen in beeld gekomen voor de bouw van zes woningen. De locatie bevindt zich aan de westzijde van de weg, globaal tegenover de huisnummers 2 tot en met 8. In dit verband is gewezen op de introductie in 2010 van "Emmen Revisited" in Nieuw-Dordrecht (zie ook www.emmenrevisited.nl). De kwestie blijkt inmiddels bij Emmen Revisited bekend te zijn en aandacht te krijgen. Aan de vragenstellers is onder andere het advies meegegeven om in elk geval in te haken op Emmen Revisited in Nieuw-Dordrecht.

Tot slot zijn twee schriftelijke reacties afgegeven die verder beantwoord worden in de Nota van Beantwoording. De eerste vraag heeft betrekking op de omzetting van een "werken-aan-huis"-vergunning voor een kapsalon naar een bestemming kapsalon, cq detailhandel. De tweede vraag gaat over de eventuele mogelijkheid om verslaafden te huisvesten onder de bestemming "Maatschappelijk" (cq in het voormalige Groene Kruisgebouw).

6.2.2 Overleg

De ingekomen overleg- en inloopreacties en de beantwoording van het college zijn opgenomen in de bij dit bestemmingsplan behorende Nota van Beantwoording (zie Bijlage 5). Waar de beantwoording leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn deze in het ontwerp-bestemmingsplan verwerkt.

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De reacties van deze overlegpartners hebben op enkele punten aanleiding gegeven tot het aanpassen van het bestemmingsplan. In de Nota van Beantwoording behorende bij dit bestemmingsplan zijn de ingekomen overlegreactie en de beantwoording hierop opgenomen.

6.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan zijn @wel/ geen zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben @wel/ geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

Het voorliggende bestemmingsplan Nieuw-Dordrecht betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen.Het kostenverhaal is in dit geval dus anderszins verzekerd. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Chronologie Dorpsuitbreidingen

Bijlage 1 Chronologie dorpsuitbreidingen

Bijlage 2 Handreiking Toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- En Bestemmingsplannen . Eisen Mbt Veiligheid.

Bijlage 2 Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen . Eisen mbt veiligheid.

Bijlage 3 Rapport Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe

Bijlage 3 Rapport Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe

Bijlage 4 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

Bijlage 4 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

Bijlage 5 Nota Van Beantwoording

Bijlage 5 Nota van Beantwoording