Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 19-02-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen met identificatienummer NL.IMRO.0114.2010006-B701 van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfsvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;
1.7 achtererfscheiding:
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
1.8 achtergevel:
gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.9 afvalinzamelsysteem:
geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen bouwwerken/ voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.10 agrarisch dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten voor agrarische bedrijven;
1.11 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:
gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.12 ander(e) bouwwerk(en):
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.13 andere geluidsgevoelige gebouwen:
andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.14 andere werk(en):
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.15 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.16 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.17 archeologisch attentiegebied:
een gebied waar zich in en of de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen kunnen bevinden;
1.18 archeologisch waardevol gebied:
een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;
1.19 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.20 bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;
1.21 bedrijf:
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;
1.22 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.23 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.24 bedrijventerrein:
een gebied waar diverse bedrijven zich kunnen vestigen;
1.25 begane grond:
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;
1.26 bergbezinkingsbassin:
ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;
1.27 beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.28 bestaand:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.29 bestaande bebouwing:
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
1.30 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.31 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.32 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;
1.33 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.34 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.35 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder: voor de onderscheidenlijke bouwlagen geldt de volgende maximale bouwhoogte:
1 bouwlaag, 5 meter;
2 bouwlagen, 8 meter;
3 bouwlagen, 12 meter;
4 bouwlagen 15 meter;
5 bouwlagen 18 meter;
6 bouwlagen 21 meter;
1.36 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.37 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.38 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.39 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.40 bovenverdieping
verdieping hoger dan gelijkvloers;
1.41 cultuurhistorische waarden:
een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.42 detailhandel :
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruikof aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.43 detailhandel grootschalige:
een detailhandelsbedrijf in goederen met een minimaal vloeroppervlak van 1000m2, detailhandelsbedrijven zoals dagelijkse goederen (foodsector) worden hier niet onder begrepen;
1.44 detailhandel in volumineuze goederen:
een detailhandelsbedrijf in goederen die vanwege de omvang van die goederen dan wel de aard van die goederen een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigen, een detailhandelsbedrijf in meubelen, badkamers en keukens, auto's caravans, campers, boten en aanverwante artikelen. Detailhandelsbedrijven zoals dagelijkse goederen en detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-foodsector) worden hier niet onder begrepen;
1.45 dienstverlenend beroep:
beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.46 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafe;
1.47 ecologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;
1.48 erf:
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.49 erker:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
1.50 garage:
overdekte stalling voor een of meer auto's;
1.51 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.52 geluidswerende voorzieningen:
geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;
1.53 gemengde doeleinden:
een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdgroepen van bestemmingen;
1.54 geometrische plaatsbepaling:
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
1.55 geurgevoelige objecten:
onder geurgevoelige objecten wordt o.a verstaan (bedrijfs)woningen, ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeghuizen, asielzoekerscentra, dagverblijven, scholen, kantoren, winkels, recreatiegebieden voor dagrecreatie, hierbij is de verblijfsduur, omvang van de groep, functie van de omgeving, aanwezigheid van gevoelige groepen en bijzondere bestemmingen van belang;
1.56 gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.57 gevellijn:
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
1.58 groenvoorziening:
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
1.59 groepsaccommodatie:
een zelfstandig recreatieverblijf dat is specifiek naar afmetingen en inrichting bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in o;a; gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;
1.60 agrarisch bedrijf grondgebonden:
agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt en vollegrond tuinbouw die afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, uitgezonderd een boomkwekerij;
1.61 agrarisch bedrijf niet grondgebonden:
agrarisch bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals kalvermesterijen, pluimveehouderijen, varkensfokkerij, varkensmesterij, champignonkwekerij e;a; naar de aard hiermee te vergelijken bedrijven die niet afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;
1.62 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.63 hoofdgebouw:
gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.64 horeca:
een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin berijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.65 horeca-1:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;
1.66 horeca-2:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;
1.67 horeca-3:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;
1.68 horeca-4:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;
1.69 horeca-5:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;
1.70 incidentele bebouwing:
vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing;
1.71 intensieve boomteelt en/of containerteelt:
agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering) in de vorm van het telen van bomen, heesters en vaste planten, waarbij de productie in de openlucht en ten dele onder glas plaatsvindt (ondersteunend glas is noodzakelijk); een hoveniersbedrijf niet inbegrepen;
1.72 kampeermiddel:
- a. een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
1.73 kantoor:
beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening
1.74 karakteristieke objecten:
objecten, welke wordt bepaald door de hoofdvorm en de bouwstijl, waarbij de relatie tussen hoofdvorm (nokhoogte, goothoogte en dakvorm), voormalige functie en situering kenmerkend is voor de streek of een tijdsperiode;
1.75 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht-doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.76 kort verblijven:
een verblijf buiten de eigen woning voor recreatieve doeleinden met 1 tot 3 opeenvolgende overnachtingen;
1.77 kwekerij:
een bedrijfsactiviteit hoofdzakelijk ingericht voor het opkweken en/of verhandelen van nut- en/of siergewassen, met daarbij behorende gebouwen;
1.78 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);
1.79 luifel:
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
1.80 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.81 manege:
een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) en daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca, niet zijnde een paardenfokkerij;
1.82 medische voorzieningen:
voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een huisartsenpost, medische groepspraktijk, tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD, dierenartsenpraktijk, geestelijke hulpverlening of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon;
1.83 mestopslagplaats:
een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal voor de opslag van drijfmest; Onder een mestopslagplaats wordt niet inbegrepen een mestkelder, zijnde een volledige bak, die is gecombineerd met een gebouw;
1.84 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.85 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
1.86 onderkomen(s):
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;
1.87 overkapping:
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);
1.88 overstek:
bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel;
1.89 perceelsgrens:
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
1.90 postorderbedrijf
Een bedrijf waar of vanwaar ontvangst, opslag, beheer, verzending of bezorging van artikelen, in het kader van transacties met consumenten, plaatsvindt, maar waarbij ter plaatse geen overdracht van artikelen aan of fysieke communicatie met consumenten plaatsheeft;
1.91 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.92 recreatieruimte:
bedrijfsgebouwen met voorzieningen ten dienste van het recreatief bedrijf, zoals een receptie, kantoren, onderhoudsdienst en speelruimte;
1.93 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.94 recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
1.95 serre:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.96 staat van inrichtingen:
een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de voorschriften opgenomen;
1.97 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.98 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.99 tenthuisje:
een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf.
1.100 tuincentrum:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen, al of niet met bijbehorende bedrijfswoning;
1.101 tunnelkas:
een bouwwerk voorzien van een bedekking van licht-doorlatend materiaal, dienend als teeltondersteunende voorziening;
1.102 vaste standplaats:
een ruimte voor het plaatsen van een tent of caravan, stacaravan of kampeerauto die het gehele jaar of een seizoen is gehuurd;
1.103 veldschuur:
Een bedrijfsgebouw dat dient voor opslag en onderbrenging van producten en/of machines ten behoeve van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
1.104 verblijfsrecreatie:
een recreatief verblijf buiten de woning met minimaal 1 overnachting; Bijvoorbeeld in een tent, zomerhuis, caravan of kampeerauto;
1.105 voorerf:
gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;
1.106 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
1.107 waterlopen:
een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;
1.108 watersport;
vorm van recreatie waarbij het gebruik van een (grote of kleine) boot centraal staat, al of niet met een overnachting;
1.109 windbelemmering:
het geheel of gedeeltelijk verstoken zijn van toetreding van wind;
1.110 windturbine:
een installatie bestaande uit een drager en wieken, de bedrading al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.111 wonen voormalig agrarisch bebouwing:
een grondgebonden woning met kenmerken van het voormalig agrarisch bedrijf;
1.112 woning aaneengebouwd (rijwoning):
een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;
1.113 woning geschakeld:
een woning welke geschakeld is doordat (niet vrijstaande) bijgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;
1.114 woning twee-aaneen:
een woning op slechts 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen geschakelde woningen;
1.115 woning vrijstaand:
een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;
1.116 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.117 wooneenheid:
afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw; e;
1.118 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.119 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.120 wro- zone- wijzigingsgebied:
de op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring aangegeven gebieden, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;
1.121 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;
1.122 zijerfscheiding:
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
2.2 de bebouwing op de verbeelding:
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
2.3 de bebouwingspercentage:
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 het peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Gasontvangststation
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Gasontvangststation aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation;
- b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. toegangswegen in- en uitritten;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. geluidswerende voorzieningen;
- h. kunstwerken en waterwerken;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar object.
Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. brandstofverkooppunt, LPG niet inbegrepen;
- b. brandstofverkooppunt, LPG wel inbegrepen ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
- c. een verkooppunt gekoppeld aan brandstofverkooppunt en aan het brandstofverkooppunt gerelateerde goederen;
- d. autowasgelegenheid;
- e. een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
met de daarbij behorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het verkopen van LPG indien er geen aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" is aangegeven;
- b. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
- c. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:
- a. door de bestemming Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen na bedrijfsbeëindiging te wijzigen in de bestemming Bedrijventerrein - De Vierslagen.
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.
Artikel 5 Bedrijventerrein - De Vierslagen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met milieucategorie 4.1, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat vanInrichtingen, Bijlage 1. Uitgezonderd zijn de risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar en vuurwerkbedrijven;
- b. in afwijking van het bepaalde onder 5.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - bevi zoekgebied risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar toegestaan, onder voorwaarde dat
- 1. het bijbehorende groepsrisico wordt verantwoord;
- 2. een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar binnen de grenzen van de eigen inrichting valt;
- 3. vuurwerkbedrijven uitgesloten blijven;
- c. in afwijking van het bepaalde in 5.1 onder a. en b. zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - DSM" tevens de bestaande bedrijfsactiviteiten toegestaan;
- d. in afwijking van het bepaalde in 5.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2" bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 toegestaan;
- e. in afwijking van het bepaalde in 5.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan;
- f. in afwijking van het bepaalde in 5.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan;
- g. in afwijking van het bepaalde in 5.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan;
- h. in afwijking van het bepaalde in 5.1 onder a. is ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" de verkoop van motorbrandstoffen inclusief lpg toegestaan;
- i. een horeca-inrichting van categorie 1,2 of 3 ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met categorie 3";
- j. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
- k. Zelfstandige kantoren ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
- l. opslag en verkooppunt van vuurwerk ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - opslag en verkooppunt van vuurwerk";
- m. bedrijfsgebouwen;
met bijbehorende:
- n. andere bouwwerken;
- o. tuin, erven;
- p. fiets- en voetpaden;
- q. toegangswegen in- en uitritten;
- r. parkeervoorzieningen;
- s. groenvoorzieningen;
- t. geluidswerende voorzieningen;
- u. kunstwerken en waterwerken;
- v. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- 2. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:
- a. voor het verwijderen van de aanduiding "bedrijfswoning" bij beëindiging van de desbetreffende activiteit;
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, inclusief recreatief medegebruik;
- b. water;
- c. groenvoorzieningen;
- d. voet-en fietspaden;
- e. houtproductie;
- f. ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ecologische verbindingszone;
met bijbehorende:
- g. andere bouwwerken;
- h. kunstwerken en waterwerken;
- i. sport en speelgelegenheden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorziening);
- b. bos, inclusief recreatief medegebruik;
- c. water;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. sport- en speelgelegenheden;
- f. fiets- en voetpaden;
- g. bruggen;
- h. toegangswegen in- en uitritten;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, fietspaden met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
- b. informatiesystemen/signaleringsborden
- c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- d. taxistandplaats;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. kunstwerken en waterwerken;
- g. toegangswegen, in- en uitritten;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer-Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegverbindingen;
met bijbehorende:
- b. andere bouwwerken;
- c. kunstwerken en waterwerken;
- d. toegangswegen in- en uitritten;
- e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. oevers en beplanting;
met de bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. kunstwerken en waterwerken;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. fiets- en voetpaden;
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Artikel 11 Leiding - Gas
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, het gebruiken en in stand houden van ondergrondse (hoofd)gastransportleidingen en overige aardgastransportleidingen, met de daarbij behorende belemmeringsstroken;
- b. leidingen ten behoeve van de aardgaswinning;
met bijbehorende:
- c. gebouwen en andere bouwwerken;
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Waarde - Archeologie 4
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
- b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemming Leiding – Gas en of de Leiding – Nam leiding.
12.2 Bouwregels
- a. De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
- b. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid genoegzaam blijkt dat:
- 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften.
- c. In de situatie als bedoeld in artikel 12.2 onder b.2. kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- d. Artikel 12.2 onder a. is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 1000 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
- 3. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
- e. Indien artikel 12.2 onder c.3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
- f. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in het artikel 12.2 onder a., waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 12.2 onder c., is artikel 12.2 onder d. 2 en 3. niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Artikel 12.2 onder b., c. en e. zijn van overeenkomstige toepassing.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4 , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- 1. bodemingrepen meer dan 1000m2 op een grotere diepte dan dan 30 centimeter, ter plaatse van de bestemming Waarde -Archeologie 4;
- b. Het verbod als bedoeld in artikel 12.3 onder a is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
- 1. drainage betreffen;
- 2. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- 3. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
- 4. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
- 5. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- 6. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
- 7. oppervlakte beslaan van ten hoogste 1000m2;
- 8. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- c. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- d. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.3 onder a., die betrekking heeft op gronden die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld. Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, een provinciaal archeoloog of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 12.3 onder d.
- e. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 12.3 onder d. genoegzaam blijkt dat:
- 1. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
- 2. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- 3. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
- 4. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- f. In de situatie als bedoeld in artikel 12.3 e.3., kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- g. Indien artikel 12.3 onder f.3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
- b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
- c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
14.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 veiligheidszone - bevi zoekgebied
15.2 veiligheidszone - lpg
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Bevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 16 afwijken van de regels door:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
- b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
- c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
- d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
- f. het toestaan van het oprichten van maximaal 30 meter² extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
- g. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
- 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
- h. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
- i. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
- j. het overschrijden van de gevellijn door:
- 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
- 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
- k. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;
- l. het oprichten van veiligheidsfakkels ten behoeve van de gaswinning tot 30 meter hoog met een hekwerk tot 2 meter;
- m. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
- 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
- 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
- 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
- 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
- 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
- n. het laten gebruiken van een deel van de woning voor bed en breakfast, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- 1. de activiteit is uitvoerbaar binnen de bestaande bebouwing;
- 2. de activiteit is ruimtelijk ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
- 3. er mag geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreden; .
16.2 Beperking
De toepassing van de in artikel 16.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen.Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
17.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
- a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
- b. het verruimen van de op de plankaart aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
- c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.
17.2 Beperking
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
18.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in artikel 18.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.
18.4 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 18.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor het bedrijventerrein De Vierslagen te Schoonebeek een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Dit bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.
Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen ligt tussen de woonkernen Schoonebeek en Zandpol. Het wordt globaal begrensd door een afwateringskanaal in het westen en de oude NAM-oliespoorlijn in het zuiden. Aan de noordzijde van het bedrijventerrein liggen een bospark en sportvelden die tevens dienstdoen als bufferzone voor de nabijgelegen woonkern Zandpol (zie figuur). Het bedrijventerrein is rechtstreeks verbonden met de A37.
Op het terrein van circa 50 hectare is een groot aantal bedrijven geconcentreerd op het gebied van aardolie-aardgaswinning en dienstverlening aan deze industrie. DSM heeft er een ultra-modern complex voor de productie van harsen voor coatings. Het terrein biedt verder ruimte aan enkele zeer gespecialiseerde apparatenbouwers, transport- en kraanverhuurbedrijven. Ook is er ruimte voor kleinere en startende ondernemers in een bedrijven-verzamelgebouw.
Figuur: De globale ligging van het plangebied Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen in de gemeente Emmen
Figuur: Indicatie begrenzing plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
Het voorliggende bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen vervangt de onderstaande bestemmingsplannen geheel, dit zijn:
- 98.006 De Vierslagen, vastgesteld op 17 december 1987 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 5 april 1988;
- 98.012 Schoonebeek De Vierslagen II, vastgesteld op 28 oktober 1993 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 19 april 1994;
- 1. Wijzigingsplan ex artikel 11 WRO artikel 5 van bestemmingsplan Schoonebeek De Vierslagen II, vastgesteld 7 januari 1997 (en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 28 januari 1997;
en de volgende bestemmingsplannen gedeeltelijk:
- "Partiële herziening van de regels van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven", vastgesteld op 29 maart 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 12 juni 2001;
- 07.026A "Facet bestemmingsplan Kleinschalig kamperen gemeente Emmen", vastgesteld op 21 februari 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 24 juni 2008;
- Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Schoonebeek, vastgesteld op 22 augustus 1996 en goedgekeurd door Geduputeerde Staten bij besluit van 15 april 1997.
Daarnaast zijn in het verleden diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art. 15 WRO) vrijstellingsprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen worden vervangen.
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen zijn diverse onderzoeken verricht. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting.
- Onderzoek naar externe veiligheid
- Archeologisch historisch onderzoek
- Watertoets
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet de gemeente rekening houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid.
In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente die betrekking hebben op de inhoud van het plan toegelicht.
Gezien de aard en omvang van het bestemmingsplan, wordt alleen het provinciale en gemeentelijke beleid van belang geacht. Het rijksbeleid is gezien de kleinschaligheid van de beoogde ontwikkeling niet relevant en is daarom niet in deze paragraaf opgenomen.
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef
De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt:
Landschap:
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.
Duurzaamheid:
Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.
Verkeer:
Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.
Werken:
Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreidingen van bedrijventerreinen beoogd. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op alternatieven.
Wonen:
Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.
Voorzieningen:
Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.
Veiligheid:
Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branche gerelateerde inrichtingen), zie onderstaande figuur. In Hoofdstuk 3 Onderzoeken wordt in de paragraaf Fysieke veiligheid nader ingegaan op de effecten van dit beleid.
Figuur: Zoekgebied BEVI-inrichtingen
rode contour= Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10-6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10-6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevestigde niet-BEVI inrichtingen.
2.2.2 Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020
De Raad van de gemeente Emmen heeft de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 op 26 mei 2011 vastgesteld. In deze structuurvisie staat hoe de gemeente Emmen tot 2020 om wil gaan met de bedrijventerreinen en winkelcentra. Het vormt de sectorale/facetmatige uitwerking van de structuurvisie gemeente Emmen 2020 “Veelzijdigheid troef”.
De doelen van de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 zijn onder meer het vergroten van de werkgelegenheid en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De locaties worden aantrekkelijker gemaakt, waardoor nieuwe ondernemers aangetrokken. Ook wordt hiermee de regiofunctie van Emmen als winkelstad verder versterkt.
De uitgangspunten uit deze visie komen terug in bestemmingsplannen. Daarnaast krijgen deze uitgangspunten verder vorm in projecten voor het herstructureren en aanleggen van bedrijventerreinen en het verbeteren van winkelcentra en andere winkellocaties.
Bedrijventerreinen
De gemeente Emmen versterkt de al ingezette segmentering van bedrijventerreinen. Bedrijven kunnen zo een heldere locatiekeuze maken die het beste aansluit bij hun activiteiten. Economische activiteiten komen daar terecht waar deze het minste hinder opleveren (indien dit het geval is) en zich daardoor het best kunnen ontplooien. Deze segmentering vindt naast de traditionele segmentering op functie vooral plaats op basis van de verschijningsvorm. Juist de verschijningsvorm geeft goede aangrijpingspunten bij de (her)inrichting.
Voor Emmen betekent segmentering in hoofdlijnen:
- 1. De terreinen gericht op de productie-industrie, dus de segmenten zware industrie, logistiek en modern gemengde industrie: in de werkas Emmen-Klazienaveen (Bargermeer, Emmtec, Bargerpoort, Bedrijvenpark A37, en deels Pollux) en daarnaast op De Vierslagen en De Tweeling.
- 2. De terreinen gericht op hoogwaardige werklocaties (o.a. kantoren en woon-werk combinaties): in de Westflank van de gemeente de terreinen Waanderveld, Eigenhaard, en de kantoorparken Hooggoorns/Bukakkers en Westenesch en daarnaast het Business Park Meerdijk.
- 3. Overige gemengde terreinen (o.a. bij de dorpen).
Ten aanzien van het segment modern gemengde bedrijventerrein kan er (beperkte) ruimtewinst worden behaald met herstructurering en intensivering van bestaande terreinen zoals Bargermeer, De Tweeling, Vierslagen en Klazienaveen. Toch levert dit onvoldoende ruimte op om ook op termijn te kunnen voorzien in de behoefte aan gemengde bedrijventerreinen. Daarom is het nodig dat de terreinen Tweeling II en Bargerpoort en de uitbreiding van Emmer-Compascuum doorgang vinden.
De Vierslagen
De gemeente constateert in haar Werklocatievisie dat De Vierslagen door de hernieuwde ingebruikstelling van de oliewinning door de NAM ook een nieuwe opleving meemaakt. Terreinen die vooral nog voor opslag werden gebruikt, krijgen weer een meer dynamisch karakter evenals de bedrijven. Er is nauwelijks nog grond uitgeefbaar.
In 2008 waren er nog 938 arbeidsplaatsen te vinden en dat is 5% van de werkgelegenheid op bedrijventerreinen in Emmen. Door de enorme activiteiten en investeringen van de NAM in deze omgeving verwacht de gemeente dat dit aantal zeker niet zal afnemen.
Het is daarom zaak dat ook dit terrein weer aan de eisen van de tijd wordt aangepast. Dat vergt ingrepen en aanpassingen van de wegenstructuur en maatregelen om de beeldkwaliteit te verbeteren. Veel hangt af van de bereidheid van de bedrijven om aan dat laatste mee te werken, omdat zij een belangrijk stempel drukken op de huidige beeldkwaliteit. Bovendien is een deel van het terrein privaat ontwikkeld.
De Werklocatievisie stelt dat overleg met de bedrijven moet uitwijzen of gemeentelijke investeringen in dit terrein samen zullen gaan met verbeteringen bij de bedrijven zelf. Dit overleg moet met hulp van de Vereniging Parkmanagement Bargermeer nader gestalte gaan krijgen. De Werklocatievisie stelt dat revitalisering van De Vierslagen, na revitalisering van De Tweeling, In principe de hoogste prioriteit heeft.
Perifere detailhandel De structuurvisie stelt gemeentelijke kaders voor de perifere detailhandel. De locatie Nijbracht in Emmen is aangemerkt als dé locatie voor grootschalige winkels in volumineuze artikelen en voor doelgerichte aankopen. Omdat nabijheid tot consumenten voor de tuin en doe-het-zelf branches ook van groot belang is en vanwege de uitgestrektheid van de gemeente en de spreiding van de bevolking over verschillende dorpen, is enige mate van spreiding over de gemeente is voor tuincentra en doe-het-zelf zaken het uitgangspunt.
2.2.3 Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen
De raad heeft op 25 april 2013 de Beleidsnota "Externe veiligheid gemeente Emmen" vastgesteld.
Hierin wordt aandacht besteed aan de volgende zaken ten aanzien van externe veiligheid:
- Gemeentelijke ambities;
- Toetsingskader;
- Beschrijving externe veiligheidsgebieden;
- LPG tankstations;
- Nieuwe locaties Bevi-bedrijven;
- Transport gevaarlijke stoffen (weg, spoor, buisleidingen);
- Vuurwerkopslag;
- Co-vergisters.
Doel van deze gemeentelijke visie op externe veiligheid is het realiseren van dat niveau van veiligheid, dat voldoende bescherming biedt aan de inwoners én de economische en ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig belemmert. Het veiligheidsniveau hoeft niet overal hetzelfde te zijn. De nota stelt dat de afweging tussen veiligheid en ruimte in woongebieden anders is dan op de industrieterreinen. Hierbij is gekozen voor een gebiedsgerichte benadering waarbij per gebied naar een passend niveau van veiligheid wordt gestreefd.
De gemeente Emmen hanteert daarbij de volgende gebiedsindeling:
- 1. Voorkeursgebieden
Dit zijn de gebieden waar als eerste wordt gekeken of er ruimte is voor een nieuwe risicovolle activiteit. De regels in dit gebied zijn afgestemd op de aanwezige functies en gebruik: geen (beperkt) kwetsbare objecten, wel risicovolle activiteiten. De aard van de aanwezige bedrijvigheid levert geen belemmeringen op voor de risicovolle activiteiten; - 2. Zoekgebieden
Als er geen ruimte meer in het voorkeursgebied is of een bepaalde risicovolle activiteit niet past binnen het voorkeursgebied dan wordt naar een geschikte locatie binnen het zoekgebied gekeken. In relatie tot gebruik geldt in dit gebied dat risicovolle en niet-risicovolle bedrijven gemengd voorkomen en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Deze situatie vraagt dat de mogelijke effecten van risicovolle bedrijven op de andere niet-risicovolle activiteiten beperkt moet blijven. De regels die in dit gebied gelden zijn op dit uitgangspunt afgestemd. Binnen bedrijventerrein De Vierslagen is het DSM-terrein aangewezen als Zoekgebied (zie afbeelding) - 3. Overgangszone
Deze zone is bedoeld als een bufferzone tussen de gebieden met risicovolle activiteiten en de woonkernen. Hiermee is beoogd om een duidelijke ruimtelijke scheiding te realiseren tussen deze functies. Om deze redenen worden in de bufferzone geen nieuwe risicovolle activiteiten toegelaten.
Figuur: zoekgebied en overgangszone bij bedrijventerrein De Vierslagen als aangemerkt in beleidsnota "externe veiligheid gemeente Emmen"
De Beleidsnota externe veiligheid benoemt expliciet wat in de overgangszones wel en niet mag en welke EV-regels er gelden. Zie onderstaande tabellen uit de nota. Voor bedrijventerrein De Vierslagen is in dit verband relevant dat bedrijfswoningen zijn aangemerkt als beperkt kwetsbaar object. Verder zijn bedrijfswoningen van invloed op de omvang van het groepsrisico.
Uitsnede Beleidsnota (pagina 26)
LPG Tankstations en buisleidingen
Voor nieuwe LPG-tankstations is het niet mogelijk op voorhand locaties aan te wijzen, maar deze zijn in elk geval binnen of aan de rand van een woonwijk niet gewenst. Verder stelt de nota als voorwaarde aan nieuwe LPG-stations dat de doorzet wordt gelimiteerd op 1000m3 per jaar.
Buisleidingen met een plaatsgebonden risicocontour (vooral gastransportleidingen) dienen op de bestemmingsplankaart te ingetekend, voorzien van een bouwverbod binnen de plaatsgebonden risicocontour van de leiding.
Zowel bij LPG-tankstations als de genoemde buisleidingen mag op grond van de gemeentelijke beleidsnota de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden worden.
Opslag vuurwerk
Bedrijventerreinen zijn in de nota aangewezen als meest geschikte locatie voor de opslag van consumentenvuurwerk. De gemeente Emmen is kent geen ruimtelijke of planologische mogelijkheden voor de opslag van professioneel vuurwerk vanwege de grote aan te houden veiligheidsafstanden.
Afwegingen: kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft voor veel objecten aan of deze kwetsbaar of beperkt kwetsbaar zijn. Dit is onder meer relevant in relatie tot de beoordeling van het groepsrisico en plaatsgebonden risico. Maar in een aantal gevallen geeft het Bevi aan onder nadere de gemeente als bevoegd gezag de vrijheid om zelf een afweging te maken. De beleidsnota bevat daartoe gemeentelijke uitgangspunten om te beoordelen of de kwetsbaarheid van een object of activiteit wel of niet rechtstreeks onder het Bevi valt:
- 1. Is de activiteit of het object bestemd voor 50 personen voor minimaal 40 uur per week? (Het gaat er dus om of dit kan en niet of dit in de feitelijke situatie ook zo is)
Ja=kwetsbaar - 2. Is de activiteit of het object bestemd voor niet-zelfredzame personen (o.a. minderjarigen, bejaarden, zieken)?
Ja=kwetsbaar - 3. Is het object bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten (geen kantoren) waar doorgaans dezelfde personen aanwezig zijn (o.a. industriële panden)?
Ja=beperkt kwetsbaar (uitgangspunt 1 komt te vervallen, uitgangspunt 2 blijft gelden)*
* Hier is voor gekozen, omdat ervan uit mag worden gegaan dat deze personen goed zijn voorbereid op eventuele ongevallen en daarmee een hoge mate van zelfredzaamheid hebben.
Plaatsgebonden risicocontour
De voorwaarden en eisen worden strenger naarmate het bedrijf dichter bij de woonomgeving komt te staan. In een bufferzone rondom de voorkeurs- en zoekgebieden zijn deze activiteiten zelfs uitgesloten. In het voorgenomen beleid wordt niet alleen aan de veiligheid van de woonomgeving gedacht, maar ook aan de veiligheid van de bedrijven die niet risicovol zijn en in de nabijheid van een risico-activiteit zijn gevestigd. Zo moet bijvoorbeeld in het zoekgebied de zone waarbinnen de gevaren het grootst zijn, binnen het perceel van het risicovolle bedrijf zelf vallen. Deze zone heet in het beleidsstuk de plaatsgebonden risicocontour’.
Groepsrisico
Ook wil de gemeente voorkomen dat grote groepen mensen in de directe nabijheid van een risicovolle bedrijf een te groot risico lopen op ongevallen. Daarom is er een grens gesteld aan het aantal mensen in de omgeving van een dergelijk bedrijf. In het beleid heet dit het Groepsrisico. Eén van de voorwaarden uit het beleid is ook dat er rondom risicovolle bedrijven geen activiteiten mogen worden uitgevoerd waarbij veel mensen langere tijd aanwezig zijn. Aansluitend op deze lijn wordt aandacht besteed aan de situaties waarbij een bedrijf met een relatief hoog aantal werknemers zich naast een risicovolle activiteit wil vestigen. De effecten van de ongelukken op een groep mensen wordt uitgedrukt in de waarde van het groepsrisico.
Technische maatregelen
Daarnaast worden in de omgevingsvergunning ook technische maatregelen voor bedrijven voorgeschreven die bedoeld zijn om de kans op ongelukken te verkleinen. Dit gaat bijvoorbeeld om bouwtechnische maatregelen of het compartimenteren van de opslag van de gevaarlijke stoffen. Per gebied is ook aangegeven welke eisen gelden voor de bereikbaarheid door de hulpdiensten en de aanwezigheid van bluswater. Deze zaken zijn door de brandweer op een groot detailniveau uitgewerkt.
2.2.4 Ruimtelijke Waardenkaart Emmen
De ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de Gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de in het onderliggende waarden in de kernen ook aanbod. De ruimtelijke waardenkaart biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt met de beleidsnota “Ruimtelijke Waardenkaart Emmen” de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de Gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden evenals monumenten worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap.
De ruimtelijke waardenkaart is een interne beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de Ruimtelijke Waardenkaart zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet “opnieuw” vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.”
Bedrijventerrein De Vierslagen bevindt zich in een gebied dat als "Grootschalige veenontginningen" is aangeduid. Direct ten zuiden van De Vierslagen gaat het over in de typering "Randveenontginning Schoonebeek". De Turffabriek wordt als industrieel erfgoed aangeduid.
De Ruimtelijke Waardenkaart Emmen benoemt de volgende voor De Vierslagen relevante punten ten aanzien van behoud, versterking, (her)ontwikkeling en (andere) aandachtspunten:
Behouden
- Archeologische waarden/vindplaatsen.
- Stelsel van kanalen en wijken.
- Robuuste, krachtig omzoomde ruimten.
- Verscheidenheid aan details (bruggen, sluizen, industrieel erfgoed)
Versterken
- De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap. Onder andere door elementen uit de periode van voor de grootschalige vervening nadrukkelijker ‘uit te lichten’.
- Herkenbaarheid industrieel verleden door herbestemming en een actieve herontwikkeling industrieel erfgoed.
Aandachtspunten
- Situering van bebouwing/objecten (waaronder mest- en foliebassins) in de open ruimten.
- Tegengaan van de verrommeling langs toegangswegen.
2.2.5 Woonbeleid
Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moet kunnen wonen. Naast nieuwbouw en geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling.
Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2012 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid, inclusief de richtinggevende woningbouwkaders, nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).
2.2.6 Verkeersbeleid
Op 19 december 2013 heeft de raad het 'Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan, 2012-2020. Oog voor Mobiliteit ' vastgesteld.
Uitgangspunt van het GVVP is de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. Concreet betekent dit dat in de wijken een 30 km/u-regiem voor auto's geldt, en op de zogenoemde stroomwegen 50 km/u. Daarnaast is in 2010 de Parkeernota vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten van het parkeerbeleid en de parkeernormen opgenomen. In het centrum van Emmen is het parkeren voornamelijk ondergronds, in twee bouwlagen. Daarnaast zijn er grote parkeerterreinen ten noord- en zuidwesten van het centrum. Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen zijn parkeernormen vastgesteld conform de landelijke richtlijnen van het CROW. Verder wordt uitgegaan dat initiatiefnemers en ontwikkelaars zelf voor voldoende parkeerruimte zorgen. Het openbaar vervoer - zowel bus als trein - valt onder verantwoordelijkheid van de provincie, c.q. het OV-Bureau Groningen-Drenthe. De gemeente draagt als belangrijke gesprekspartner bij aan een goede openbaar vervoer-bereikbaarheid van de stad, de wijken en dorpen. Het beleid is erop gericht het huidige bedieningsniveau te handhaven (bus) danwel te verbeteren (trein). De concessies met de busvervoerders QBuzz en Arriva loopt af in december 2015, met mogelijk 2 jaar verlenging. Arriva neemt de treindienst over van NS in 2012; deze concessie loopt dan tot 2027.
2.2.7 Recreatiebeleid
In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente Emmen vastgesteld. Deze kadernota geeft aan hoe de gemeente Emmen aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR). De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente Emmen het facetbestemmingsplan "Kleinschalig kamperen gemeente Emmen" opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. Het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen bevat echter geen mogelijkheden voor kleinschalig kamperen.
2.2.8 Welstandsbeleid
Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.
Betekenis voor bedrijventerrein De Vierslagen
De gemeenteraad heeft enkele gebieden en categorieën van bouwwerken aangewezen waarvoor bij de oprichting en aanpassing van het bouwwerk geen redelijke eisen van welstand gelden. Er zijn onder meer geen welstandscriteria van toepassing voor binnenterreinen van werk- en bedrijventerreinen. Dit is ook van toepassing op De Vierslagen.
Het welstandsbeleid beperkt zich tot de randen van deze terreinen grenzend aan de openbare weg. De ambitie is om de ambitie voor deze gebieden ligt in het ontwikkelen van kwalitatief sterke randen. Terughoudende reclameuitingen en sober kleur- en materiaalgebruik moeten hieraan bijdragen.
Criteria aanvullend op de beperkte welstandscriteria voor bovengenoemde bedrijventerreinen:
- De gevelopbouw aan de openbare weg heeft een sterke uitstraling door een duidelijke afstemming van gevelopeningen, materiaalkeuze en detaillering
- Kleurgebruik: beperkte accenten in een contrasterende kleur toegestaan. Het overwegende kleurbeeld is rustig en terughoudend zowel in het aantal kleuren als ook de kleurintensiteit
- Materiaalgebruik: geen grote reflecterende gevelvlakken
- Erfafscheidingen hebben een hoge esthetische kwaliteit`
2.2.9 Beleidsnota Archeologie 2013-2018 gemeente Emmen
In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de raad op 30 mei 2013 de "Beleidsnota Archeologie 2013-2018 gemeente Emmen" vastgesteld. De bijbehorende Archeologische BeleidskaartEmmen is toegevoegd aan Bijlage 4, samen met een toelichtend rapport in Bijlage 5.
De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een bestemmingsplan nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden. Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan dient de zorg voor de genoemde archeologische waarden te blijken.
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe
Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:
- 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
- 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
- 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:
- 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
- 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
- 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
- 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
- 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
- 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
- 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
- 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
- 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
- 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
- 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
- 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschapstypen;
- 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
- 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;
Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.
Uit de Visiekaart 2020 van de Omgevingsvisie Drenthe valt op te maken dat bedrijventerrein de Vierslagen qua ambitie wordt gerekend tot "Stad" en bovendien deel uitmaakt van de Stadsrandzone (visie op overgang Stad en buitengebied). Verder ligt De Vierslagen in een 'uitwerkingsgebied', waarvoor de volgende provinciale inzet geldt:
- Ontwikkeling dierenpark Emmen
- Energie (wind, zon, biomassa, bodem)
- Versterken van recreatie en toerisme, waaronder grootschalige dagrecreatie en de vaarverbinding Erica-Ter Apel
- Kansen voor krimp
De Omgevingsvisie Drenthe handhaaft de ambitie om tot een ecologische verbindingszone te komen tussen het Bargerveen en het noordwestelijk gelegen Dalerveenscheveen. Deze ecologische verbindingszone ligt ten zuiden van De Vierslagen.
De directe omgeving van De Vierslagen krijgt in de Omgevingsvisie Drenthe de hoofdfunctie 'Landbouw" toebedeeld. Binnen deze gebieden staat de uitoefening van grondgebonden landbouw op bedrijfseconomische grondslag voorop.
De provincie wil de Drentse agribusiness in staat stellen haar positie op de Europese en wereldmarkt te versterken. Ook voor de landbouw streeft zij om die reden naar een robuust systeem. Dit doet de provincie onder andere door gebieden aan te wijzen waar de landbouw de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen, door innovatie in de landbouw te stimuleren en door minder beperkingen op te leggen.
2.4 Regionaal Beleid
Agenda voor de Veenkoloniën
Op verzoek van de minister van LNV onderzocht de commissie Structuurversterking Veenkoloniën (commissie-Hoekstra) in 2001 de problemen in de Veenkoloniën. Dat waren er drie: eenzijdigheid, afhankelijkheid en een negatief imago.
Als antwoord op het advies van de Commissie Hoekstra heeft de regio De Agenda voor de Veenkoloniën opgesteld. Deze is in april 2002 verschenen. Negen Drentse (waaronder Emmen) en Groningse gemeenten, twee waterschappen en twee provincies werken samen in de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën. De Agenda voor de Veenkoloniën hanteert de volgende missie: Het profileren en positioneren van de Veenkoloniën als innovatief landbouwgebied met kansen voor water en energie als onderdeel van de biobased economy in Noord-Nederland.
De partners besloten in april 2012 hun samenwerking in 2012 en 2013 voort te zetten. In deze periode ligt de prioriteit bij het thema landbouw, in nauwe samenhang met de thema's water en energie.
2.5 Rijksbeleid
2.5.1 Ruimtelijk beleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.
Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden.
Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. Wel maakt de spoorlijn ten zuiden van het plangebied (het voormalige oliespoorlijntje) onderdeel uit van het (inter)nationale hoofdspoorwegennet. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.
2.6 Conclusie
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid. De conclusie van de in dit bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat enkele visies kaderstellende en richtinggevende criteria bevatten die een basis vormen voor dit bestemmingsplan en voor de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen waar dit actualiseringsplan niet in voorziet.
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.1.1 Archeologie
De beleidskeuzes als verwoord in de Beleidsnota Archeologie 2013-2018 gemeente Emmen zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan. De verbeelding en de planregels bevatten een dubbelbestemming Waarde - archeologie. Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan.
In bestemmingsplannen wordt binnen "Waarde - Archeologie" een onderverdeling in vier dubbelbestemmingen gehanteerd. Per dubbelbestemming zijn planregels geformuleerd voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor ontheffing is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en is vertaald naar oppervlakten en dieptes. Bij overschrijding van de gestelde vrijstellingseisen bij ruimtelijke ontwikkelingen betekent dit dat de aanwezige waarde of verwachting moet worden onderzocht.
In dit bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen komt echter alleen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 voor. Dit zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden. Voor deze categorieën is een minimum oppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 1000 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld.
Tabel: Onderscheid categorieën archeologische waarden en verwachtingen
Verder is op een groot deel van het plangebied geen dubbelbestemming gelegd, omdat deze gebieden geen archeologische waarde hebben of naar verwachting zullen kunnen krijgen. Deze gebieden zijn voor archeologisch onderzoek vrijgesteld.
3.1.2 Monumenten
Er bevindt zich binnen het plangebied één provinciaal monument, echter geen rijks- of gemeentemonumenten.
Het provinciale monument betreft de Turfstrooiselfabriek Schoonebeek 1926 (monumentnummer PM1-0096) dat zich bevindt aan de Kanaalweg 14 en 18 te Schoonebeek. Momenteel heeft een deel van het gebouw een horeca bestemming gekregen en is hier het zogenaamde 'Turfcafe' in gevestigd. Vanwege diverse verbouwingen en aanpassingen zullen alleen de hoofdvorm van het gebouw en de fabriekspijp onder de provinciale bescherming vallen.
De fabriek is gelegen aan Kanaal A, die een belangrijke rol speelde in de bedrijfsvoering van de turfstrooiselfabriek in relatie tot de bevoorrading en de distributie. De hiertoe aangelegde kademuur met houten beschoeiing is nog aanwezig.
Het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp is van algemeen belang voor de provincie Drenthe op grond van de volgende criteria:
Cultuurhistorische waarde:
- vanwege de waarde van het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp als bijzondere uitdrukking van de industriële vervening in Zuidoost Drenthe
Civieltechnische waarde:
- als representant van een complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp in een sobere, functionele bouwtrant in Drenthe
Stedenbouwkundige/ensemble waarde:
- vanwege de zeer beeldbepalende ligging van het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp aan het Kanaal A te Schoonebeek
- vanwege de betekenis van de turfstrooiselfabriek en de vrijstaande fabriekspijp als essentiële onderdelen van een complex dat als representant van de industriële vervening in Drenthe in cultuurhistorisch, civieltechnisch en stedenbouwkundig opzicht van belang is
Gaafheid:
- vanwege de hoge mate van gaafheid van de fabriekspijp en de redelijke mate van gaafheid van de hoofdvorm van de turfstrooiselfabriek
- vanwege de waarde van het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp in relatie tot de hoge mate van gaafheid van de stedenbouwkundige structuur aan het Kanaal A
Zeldzaamheid:
- vanwege de hoge mate van zeldzaamheid van het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp in de provincie Drenthe in relatie tot de voornoemde cultuurhistorische, civieltechnische en stedenbouwkundige kenmerken
3.1.3 Geraadpleegde bronnen
- Berendsen, H.J.A., 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen.
- Broeke, E.M. ten, 2010: Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Recreatiegebied "Zandpol" te Zandpol in de gemeente Emmen. Econsultancy/ARC. Doetinchem/Groningen.
- Locher, W.P. & Bakker, H. de (red.), 1990: Bodemkunde van Nederland. Den Bosch.
- Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E. & Wong, T.E., 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen.
- Stichting voor Bodemkartering, 1989: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 22 Oost/Coevorden.
- Websites: www.archis.nl;www.provincie.drenthe.nl; www.watwaswaar.nl; www.historisch-emmen.nl,www.provincialemonumentendrenthe.nl
3.2 Ecologie
Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:
- van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
- van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
- van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).
De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.
Omdat dit plan een beheersplan betreft en geen deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er bij de totstandkoming geen "quickscan" uitgevoerd. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.
Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:
- Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
- Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
- (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.
3.3 Fysieke Veiligheid
3.3.1 Algemeen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), dat in oktober 2004 van kracht werd, en eveneens de wijziging van dit besluit op onderdelen, dat op februari 2009 van kracht werd verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het BEVI. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welk wettelijk verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
De veiligheidsnormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vooralsnog niet wettelijk verankerd op dezelfde manier als de veiligheidsnormen die gelden voor inrichtingen in het BEVI. Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen welke het bestaande beleid verder operationaliseert en verduidelijkt.
Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan . Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.
3.3.2 Fysieke veilligheidssituatie
Ten behoeve van de beoordeling van het aspect externe veiligheid heeft de RUD Drenthe in februari 2014 een veiligheidsstudie uitgevoerd voor dit bestemmingsplan. Het onderzoek vindt u in Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid - RUD, 17 februari 2014. De onderzoeksresultaten en adviezen van de RUD Drenthe zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:
- Inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
- Analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
- Toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
- Uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
- Beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico
De volgende risicobronnen zijn binnen dit plangebied van belang:
Met de N853 wordt de Nieuw-Amsterdamseweg bedoeld. Het LPG-tankstation van Kruit Handelsonderneming Zandpol bevindt zich aan de Nieuw-Amsterdamseweg 15 te Schoonebeek. DSM Resins en het gasontvangststation (G.O.S. N-183 van N.V. Nederlandse Gasunie) zijn eveneens gevestigd aan de Nieuw-Amsterdamseweg.De buisleiding betreft Gastransportleiding N-540-61 van N.V. Nederlandse Gasunie.
De RUD Drenthe concludeert het volgende:
Plaatsgebonden risico
"Binnen het plangebied zijn een aantal PR10-6 risicocontouren aanwezig. Met name gelden er PR10-6 contouren bij het LPG-tankstation en DSM Resins. Uit de toetsing is gebleken dat de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor het onderzochte plan niet wordt overschreden (geen kwetsbare objecten binnen de contour). De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico wordt op één locatie wel overschreden in verband met de geprojecteerde bedrijfsbestemming, maar levert voor het bestemmingsplan geen belemmeringen op. Het betreft hier namelijk een reeds bestaande situatie, waarbij het is toegestaan dat de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico mag worden overschreden. Voor de nieuwe situatie wordt in het bestemmingsplan vastgelegd dat binnen de plaatsgebonden risico 10-6 contour geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Hierdoor kan de richtwaarde voor nieuwe situaties niet meer worden overschreden."
Het advies om het terrein van de inrichting van het LPG-tankstation aan de Nieuw-Amsterdamseweg in zijn geheel de aanduiding veiligheidszone LPG mee te geven is overgenomen.
Groepsrisico
"Het bestemmingsplan Schoonebeek Bedrijventerrein leidt niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Vanwege het conserverende karakter worden binnen het invloedsgebied van de risicobronnen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het vastleggen van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen kan worden aangemerkt als het vastleggen van de zogenaamde nulsituatie van de risicosituatie. Er is dus sprake van een acceptabele situatie qua hoogte van het groepsrisico."
3.3.3 Hoogspanningsleidingen
Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen gesitueerd die nadelig op het plangebied zijn.
3.3.4 Vuurwerkopslag
Op grond van de Wet milieubeheer moeten vuurwerkbedrijven een milieuvergunning aanvragen als:
- 1. ze meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk hebben opgeslagen. Bij minder dan 1.000 kg is geen vergunning nodig. Het bedrijf moet de opslag wel melden bij de gemeente;
- 2. ze professioneel vuurwerk opslaan;
- 3. ze vuurwerk bewerken en vervaardigen;
Binnen het plangebied bevinden zich geen vuurwerkbedrijven die vergunningsplichtig zijn onder de Wet milieubeheer.
3.3.5 Verantwoording groepsrisico
Onderzoek RUD
Het onderzoek van de RUD Drenthe concludeert in paragraaf 6.3.1. dat het groepsrisico binnen het plangebied acceptabel is en door de actualisatie van het plan niet toeneemt. De huidige situatie wordt [in dit bestemmingsplan] in het algemeen positief herbestemd en er zijn geen onaanvaardbare situaties in het plangebied aanwezig.
Er is een bepaald extern veiligheidsrisico aanwezig in het gebied. Dit komt door de aanwezigheid van een aantal risicobronnen (stationaire risicobronnen en transport via buisleidingen). Deze risico's moeten bij het gemeentebestuur en bij de hulpdiensten (brandweer) bekend zijn. De RUD Drenthe concludeert dat de aanwezige risico's bestuurlijk aanvaardbaar geacht kunnen worden.
Het bestemmingsplan houdt rekening met het groepsrisico en de verantwoording daarvan bij wijzigende situaties.
Een gedetailleerde onderbouwing van het groepsrisico is terug te vinden in paragraaf 6.3.1. van het rapport. De onderzoeksresultaten hebben geleid tot de volgende aanpassingen in het bestemmingsplan:
- Het perceel waarop het gasontvangststation staat, heeft een aparte bestemming gekregen: Bedrijf - Gasontvangststation. Binnen deze bestemming is het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar object niet toegestaan. De aanduiding veiligheidszone - bevi zoekgebied die over de bestemming en de omliggende gronden heen ligt, sluit eveneens kwetsbare objecten uit. Op deze manier worden ook beperkt kwetsbare objecten binnen 4 meter van het gasontvangststation uitgesloten.
Advies Brandweer Drenthe
Op grond van artikel 13, derde lid van het Bevi en artikel 12, tweede lid van het Bevb, en de Crnvgs dient voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan advies te worden gevraagd aan het bestuur van de Veiligheidsregio Drenthe (VRD). De VRD adviseert over de zelfredzaamheid en de mogelijkheid voor de bestrijding van een ramp alsmede over de bereikbaarheid van het gebied waar zich een ramp kan voordoen.
De VRD (Brandweer Drenthe) heeft in dit licht een advies afgegeven. Dit advies is opgenomen in Bijlage 7 Advies Externe veiligheid - Veiligheidsregio Drenthe, 10 maart 2014.
De VRD adviseert de volgende maatregel:
"Informeer burgers en ondernemers die zich in het invloedsgebied van een risicobron bevinden door middel van actieve risicocommunicatie. Deze risicocommunicatie kan het best bestaan uit informatie over de specifieke risico's en informatie over het handelingsperspectief bij ernstige incidenten."
Daarnaast plaatst de VRD de volgende algemene opmerkingen:
"Het is raadzaam binnen het invloedsgebied van risicobronnen, geen kwetsbare objecten en geen objecten of recreatiegebieden waar grote of kwetsbare groepen personen aanwezig kunnen zijn mogelijk te maken. Het bestemmingsplan maakt op dit moment de vestiging van kwetsbare objecten en recreatieterreinen niet mogelijk.
Het groepsrisico in het plangebied neemt geen significante waarden aan. Over het algemeen is het plangebied een dun bevolkt gebied. Dat maakt het aantal te verwachten slachtoffers laag. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn over het algemeen voldoende. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voor alle maatgevende scenario's voldoende zijn toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden.
Voor de N853 geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden en als gevolg van de actualisatie van het bestemmingsplan ook niet toeneemt. Verantwoording van het groepsrisico is daarom niet aan de orde."
Bestuurlijke verantwoording groepsrisico
De aanwezigheid van een aantal risicobronnenbrengt een bepaald extern veiligheidsrisico met zich mee. De aanwezige risico's worden bestuurlijk aanvaardbaar geacht.
Het groepsrisico is onderzocht ten aanzien van het LPG-tankstation aan de Nieuw-Amsterdameweg, DSM Resins, het aardgasontvangststation en de gastransportleiding van Gasunie en het vervoer gevaarlijke stoffen,
Hieruit blijkt dat het groepsrisico binnen het plangebied acceptabel is en door de actualisatie van het bestemmingsplan niet toeneemt. In het algemeen geldt dat de huidige situatie positief wordt herbestemd en er geen onaanvaardbare situaties in het plangebied aanwezig zijn.
3.3.6 Conclusie
Een deel van het terrein de Vierslagen I (aan westzijde Nieuw-Amsterdamseweg) is aangemerkt als zoekgebied voor inrichtingen met risico-contouren. Het dient dan ook, zoals de structuurvisie reeds aangeeft, uitgesloten te worden dat zich hier (beperkt) kwetsbare objecten kunnen vestigen. Tevens dient rekening te worden gehouden met de situering van bedrijven t.o.v. de BEVI inrichtingen en de hogedrukaardgastransportleiding.
De Veiligheidsregio Drenthe adviseert om burgers en ondernemers die zich binnen het invloedsgebied van een risicobron bevinden nader te informeren over de specifieke risico's en hoe te handelen bij ernstige incidenten. De gemeente zal deze communicatie in de loop van 2014 gestalte gaan geven.
3.4 Milieu
In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.
3.4.1 Bedrijven en milieuzonering
Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige functies. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (maart 2009), ook wel het "Groene Boekje" genoemd..
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en is nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied. Op dit moment bestaan de bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein voornamelijk uit industriële en dienstverlenende bedrijven. De bedrijven zijn voornamelijk categorie 3 en 4 bedrijven volgens het Groene boekje. Daarnaast is een deel van het bedrijventerrein in de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef geduid als zoekgebied voor de risicovolle activiteiten.
Op het bedrijventerrein de Vierslagen bevinden zich enkele bedrijfswoningen. Vanwege de aanwezigheid en vestigingsmogelijkheden voor zwaardere bedrijfsactiviteiten (in het bijzonder milieucategorie 3.2 en hoger) en de aanwezigheid van Bevi-activiteiten, dient terughoudend te worden omgegaan met een uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen op de Vierslagen.
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een zestal woningen, aan de Kanaalweg. In het bestemmingsplan Schoonebeek De Vierslagen II (vastgesteld door de raad op 29 oktober 1993) zijn zones aangegeven om voldoende afstand te borgen tussen zwaardere bedrijvigheid op de Vierslagen en deze woningen. Verder bevat dit plan een Staat van Inrichtingen. Dit bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen borduurt voort op deze zones, waarbij een vertaalslag wordt gemaakt naar de milieuindeling volgens het nieuwe Groene Boekje.
3.4.2 Bodem
3.4.3 Geluid
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen.
Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde.
Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
3.4.4 Lucht
3.4.5 Conclusie
De luchtkwaliteit zal geen belemmering opleveren voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
3.5 Waterparagraaf
3.5.1 Inleiding
In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van bedrijventerrein De Vierslagen is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden. In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.
3.5.2 Beleidskader
Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 wordt de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.
Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties.
De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.
De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.
Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit voor De Vierslagen uitgewerkt.
3.5.3 Grondgebruik
De Vierslagen is een industrie- en bedrijventerrein. Activiteiten op het bedrijventerrein hebben en hadden een sterke relatie met oliewinning rond Schoonebeek. Gezien de veranderende omstandigheden worden delen van het terrein momenteel heringericht of nieuw ontwikkeld. Rond het bedrijventerrein is het gebied voornamelijk in gebruik als weide- en akkerbouwgebied. In de onderstaande figuur is een overzicht opgenomen van het grondgebruik rond De Vierslagen.
Figuur: Grondgebruik rond De Vierslagen (bron:website provincie Drenthe)
3.5.4 Bodemopbouw
De bodem ter plaatse van De Vierslagen bestaat overwegend uit veen- en moerige gronden. Plaatselijk zijn hoger gelegen zandige gronden aanwezig; deze liggen als het ware als kopjes in het gebied. De onderstaande figuur geeft een overzicht van de bodemopbouw rond De Vierslagen.
Figuur: Bodemopbouw in De Vierslagen en omgeving (bron: website provincie Drenthe).
3.5.5 Hoogteligging
De onderstaande figuur geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte tussen ca. NAP + 12,50 m en NAP + 15,00 m. Binnen het gebied zijn geen ingesloten laagtes aan te wijzen. Rond De Vierslagen liggen gebieden met een aanzienlijk lager maaiveldniveau: de venige gebieden ten oosten en westen, met maaiveldhoogtes < NAP 11,50 m. In het noorden sluit het hoger gelegen dorp Zandpol aan op de hoger liggende plaatsen in het plangebied. Door deze situatie is het gebied weinig gevoelig voor wateroverlast.
Figuur: Hoogtekaart in De Vierslagen en omgeving (bron: AHN Nederland)
3.5.6 Grondwater
In de onderstaande figuur is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven. De GHG in het gebied varieert tussen waarden van 60 – 80 cm beneden maaiveld tot waarden dieper dan 2,5 m beneden maaiveld. In de omgeving liggen de grondwaterstanden op ca, 80 cm beneden maaiveld.
Figuur: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) in De Vierslagen en omgeving (bron: website waterschap Velt en Vecht)
De onderstaande figuur laat de kwel en infiltratie situatie zien. De grote verschillen in de optredende grondwaterstanden blijken ook uit de kwel en infiltratiesituatie. De hogere delen van het plangebied worden als infiltratiegebied gekarakteriseerd. De wat lagere, venige delen zijn intermediair. Dat wil zeggen dat zowel kwel als infiltratie in delen van het jaar voorkomen.
Figuur: Overzicht voorkomen kwel en infiltratie (bron: website provincie Drenthe)
3.5.7 Waterhuishouding
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Velt en Vecht en valt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. De onderstaande figuur geeft een overzicht van het stroomgebied van waterschap Velt en Vecht in De Vierslagen en omgeving.
Figuur: Overzicht afwatering in De Vierslagen en omgeving. (bron: waterschap Velt en Vecht)
Ten zuiden van het bedrijventerrein, langs de Kanaalweg, loopt de hoofdwatergang van het waterschap. De watergang vormt aan de oostzijde van het gebied, de begrenzing van het plangebied. De Vierslagen watert via het rioolstelsel en enkele kleinere sloten af naar deze hoofdwatergang. De hoofdwatergang heeft een belangrijke functie in de afwatering van het bovenstroomse gebied. Overtollige neerslag van o.a. het glastuinbouwcentrum Erica wordt via deze watergang afgevoerd naar het westelijk gelegen Stieltjeskanaal.
Middels enkele stuwen wordt het waterpeil in de sloten van De Vierslagen verder geregeld. Deze stuwen bepalen de aanwezige drooglegging. De drooglegging (het niveau tussen maaiveld en oppervlaktewaterpeil) moet afgestemd zijn aan de gebruiksfunctie. Voor een bedrijventerrein geldt een norm van minimaal 1,00 m beneden maaiveld. Voor de hogere delen van De Vierslagen is ruim voldoende drooglegging aanwezig. Op de lagere delen zijn locaties aanwezig waar de drooglegging minimaal is (< 1,00 m beneden maaiveld).
3.5.8 Riolering
Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een verbeterd gescheiden rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gescheiden' van elkaar afgevoerd. Afvalwater en regenwater van mogelijk vervuilde terreindelen gaat naar de rioolwaterzuivering. Tevens wordt het eerste deel van het regenwater, dat tijdens een regenbui valt naar de RWZI afgevoerd. Het overige regenwater wordt rechtstreeks naar het oppervlaktewaterstelsel afgevoerd.
Het rioolstelsel van De Vierslagen bestaat overwegend uit een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Via vijf riooloverstorten wordt het overtollig regenwater afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het rioolstelsel voldoet aan de eisen en er zijn geen knelpunten bekend ('water op straat').
3.5.9 (grond) Waterkwantiteit - en kwaliteit
Het plangebied De Vierslagen maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld. De Vierslagen is echter in gebruik als bedrijven- en industrieterrein. Gezien de aard van de bedrijvigheid kan het voorkomen dat voor het milieu schadelijke stoffen op de bedrijfsterreinen aanwezig zijn. Het moet worden voorkomen dat deze stoffen naar het grond- en oppervlaktewater worden afgevoerd.
Het gebied heeft als hoofdfunctie bedrijventerrein. Voor deze functie is de drooglegging van belang. Minimaal is het nodig dat 1,00 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.
Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.
Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.
Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor De Vierslagen lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat is ingericht om water te bergen in lokale watergangen. Voor de zwaardere buien moet naast deze bergingsmogelijkheid een zodanige afvoermogelijkheid aanwezig zijn, dat bij dreigende overlast, overtollig water snel en efficiënt naar een bergingsmogelijkheid in de omgeving kan worden afgevoerd.
3.5.10 Richtlijnen voor de nadere inrichting of nieuwe ontwikkelingen
Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:
- alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
- water verbonden is met de rest van het watersysteem;
- er voldoende oeverbegroeiing is;
- afstromend regenwater schoon is en blijft;
- voorkomen wordt dat milieugevaarlijke stoffen naar het grond- of oppervlaktewater stromen.
De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het mogelijk dat zonder zeer diepe ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen kan daarom gekozen worden voor de aanleg van nieuwe waterpartijen.
Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel.
Regenwater van mogelijk verontreinigde oppervlakken mag in dit gebied niet worden geïnfiltreerd in de bodem of direct geloosd op het oppervlaktewater. Voor sommige stoffen geldt bovendien dat ze ook niet (gedoseerd) mogen worden geloosd op het rioolstelsel. Voor de afvoer van stoffen gelden aparte regels, zoals onder meer in het "Activiteitenbesluit" is beschreven. Op basis van deze regels en in afstemming met de betrokken waterbeheerder dient een passende oplossing voor opslag en afvoer gevonden te worden.
Door verdere ontwikkeling van het gebied, zullen meer delen van het terrein worden verhard. Er moet voldoende ruimte worden gereserveerd om neerslag dat op deze terreinen valt tijdelijk te bergen. Als vuistregel geldt de 10 % norm. Dat wil zeggen dat ten opzichte van het verharde oppervlak 10 % ruimte voor waterberging wordt gerealiseerd.
3.5.11 Wateradvies waterschap Velt en Vecht
De gemeente Emmen heeft het waterschap Velt en Vecht op 11 juli 2012 ingelicht over de planvorming en verzocht om een wateradvies (Bijlage 1 en Bijlage 2) . Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het waterschap heeft op 30 oktober 2012 haar Wateradvies uitgebracht (Bijlage 3). Daarin geeft zij aan geen bezwaar tegen het plan te hebben, als de plantekst in paragraaf 3.5.10 op één onderdeel wordt aangepast. In [paragraaf 3.5.10] ‘Richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/nieuwe ontwikkeling’ staat beschreven dat ‘regenwater van verontreinigde oppervlakken op eigen terrein geborgen wordt en gedoseerd afgevoerd wordt via het rioolstelsel naar de RWZI’. Het waterschap vindt deze tekst te algemeen. Niet alle stoffen mogen namelijk geloosd worden op het rioolstelsel. Hier zijn regels voor opgesteld. Zoals bijvoorbeeld het “Activiteitenbesluit".
De plantekst is ter plaatse op dit punt aangepast.
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
De Vierslagen is historisch sterk verbonden met de olie- en gaswinning in de regio. Rond 1950 zorgde de opkomende olie-industrie voor een economische impuls in de toenmalige gemeente Schoonebeek. Na het aanleggen van de basisvoorzieningen volgden er ook andere projecten, waaronder de aanleg van industrieterrein De Vierslagen. De oliespoorlijn van Nieuw-Amsterdam naar Schoonebeek waar De Vierslagen aan grenst, werd ook in deze periode werd aangelegd.
De olie-industrie was aanvankelijk aan de gemeente Schoonebeek een bijzondere ondernemingsbelasting verschuldigd. De hoogte van dit bedrag varieerde per jaar, maar was zo hoog dat de gemeente in staat was haar opgelopen achterstand op allerlei terreinen in te halen. De ontsluiting verbeterde door de aanleg van nieuwe wegen en de vernieuwing van bestaande wegen. Ook werden openbare voorzieningen als elektriciteit en waterleidingen uitgebreid. Dit was in het sterk achtergebleven gebied rond Zandpol (destijds nog altijd het Oud-Schoonebekerveld genoemd) van groot belang.
De wijze waarop het industrieterrein tot de huidige omvang is gegroeid heeft een stempel gedrukt op de ruimtelijke opbouw en de ruimtelijke karakteristiek. De groei heeft in eerste instantie plaatsgevonden vanaf de Nieuw-Amsterdamseweg, waarlangs zich in 1960 de eerste bedrijven hebben gevestigd.
Kort daarna vestigden zich bedrijven langs de Industrieweg, welke in 1961 aangelegd werd om het meer naar binnen gelegen gebied te ontsluiten. De bedrijven werden vervolgens ontsloten via doodlopende zijwegen van de Industrieweg.
Tot 1988 bepaalden min of meer toevallige omstandigheden het groeiproces, hetgeen ten koste is gegaan van de ruimtelijke structuur van het gebied. Dit effect werd versterkt door de sobere inrichting van de openbare ruimte en de geringe hoeveelheid groen en kavelgrensbeplanting. Op enkele uitzonderingen na is tot 1988 aan een representatief uiterlijk van de bedrijfsterreinen en de bedrijfsomgeving weinig gedaan. Wel heeft men de zone tussen het industriegebied en de woonkern Zandpol ingevuld met bosplantsoen om zo een buffer te creëren.
Rond 1985 maakt De Vierslagen een nieuwe groei door. De wijze waarop deze groei tot stand kwam, heeft een stempel gedrukt op de ruimtelijke opbouw en de ruimtelijke karakteristiek van het industrieterrein. De uitgroei vond in eerste instantie plaats vanaf de Nieuw-Amsterdamseweg, waarlangs zich in 1960 de eerste bedrijven vestigden. Kort daarna vestigden zich bedrijven langs de Industrieweg, die in 1961 aangelegd werd om het meer naar binnen gelegen gebied te ontsluiten. Enkele bedrijven weden vervolgens ontsloten via een drietal (doorlopende) zijwegen van de Industrieweg.
In 1988 besloot de raad van de gemeente Schoonebeek om het bestaande industrieterrein tussen Schoonebeek en Zandpol uit te breiden met wat genoemd werd “de derde en de vierde slag” (zie arceringen op kaart). Daarbij kreeg het industrieterrein ook de huidige naam “De Vierslagen”. Een en ander werd geregeld in bestemmingsplan De Vierslagen.
Kaart: Uitbreidingsrichting De Vierslagen in 1988
De wijze waarop het industrieterrein tot de huidige omvang is gegroeid heeft een stempel gedrukt op de ruimtelijke opbouw en de ruimtelijke karakteristiek. De groei heeft in eerste instantie plaatsgevonden vanaf de Nieuw-Amsterdamseweg, waarlangs zich in 1960 de eerste bedrijven hebben gevestigd.
Kort daarna vestigden zich bedrijven langs de Industrieweg, welke in 1961 aangelegd werd om het meer naar binnen gelegen gebied te ontsluiten. De bedrijven werden vervolgens ontsloten via doodlopende zijwegen van de Industrieweg.
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.2.1 Zichtbaarheid
Door het open profiel van de Nieuw-Amsterdamseweg is het bedrijventerrein goed zichtbaar. Slechts enkele fragmenten van de bedrijven binnen het gebied zijn zichtbaar doordat de bebouwing langs de Nieuw-Amsterdamseweg het zicht op het achter gelegen gebied ontneemt. Oostelijk van de Nieuw-Amsterdamseweg is door de verkaveling, bebouwing en bedrijfsactiviteiten een opener beeld ontstaan.
4.2.2 Ruimtelijke opbouw
De aanwezige infrastructuur en de oriëntatie van de aanwezige bedrijven weerspiegelt enigszins het door min of meer toevallige omstandigheden bepaalde groeiproces, hetgeen ten koste is gegaan van de ruimtelijke structuur/straatbeeld van het gebied. Dit effect wordt versterkt door de sobere inrichting van de openbare ruimte en de geringe hoeveelheid groen (met name aan de westzijde) en kavelgrensbeplanting.
Op enkele uitzonderingen na is aan een representatief uiterlijk van het bedrijventerrein en bedrijfsomgeving weinig gedaan. Het gevolg is dat de ruimtelijke karakteristiek en de belevingswaarde in het gebied zwak zijn.
De aanwezige infrastructuur en de oriëntatie van de aanwezige bedrijven weerspiegelt enigszins het door min of meer toevallige omstandigheden bepaalde groeiproces, hetgeen ten koste is gegaan van de ruimtelijke structuur/straatbeeld van het gebied.
Dit effect wordt versterkt door de sobere inrichting van de openbare ruimte en de geringe hoeveelheid groen (met name aan de westzijde) en kavelgrensbeplanting.
Op enkele uitzonderingen na is aan een representatief uiterlijk van het bedrijventerrein en bedrijfsomgeving weinig gedaan. Het gevolg is dat de ruimtelijke karakteristiek en de belevingswaarde in het gebied zwak zijn.
De bebouwingsgraad van het industrieterrein is laag. De hoogste bebouwing komt voor langs de Nieuw- Amsterdamseweg waar op enkele plekken bouwhoogtes van ca 12 á 15 m zijn gerealiseerd. De overige industriebebouwing is voor het grootste deel 5 á 6 meter hoog.
De bebouwing bestaat uit verschillende typen gebouwen zoals loodsen, bedrijven met een industrieel karakter, bedrijfsverzamelgebouwen, bedrijfswoningen en zorgvuldig ontworpen bebouwing. Kenmerkend is de aanwezigheid van diverse bedrijfswoningen op het terrein. Met name aan de noord-west zijde hebben de bedrijfswoningen in combinatie met de bedrijfsbebouwing niet de uitstraling van een bedrijventerrein. Dit gedeelte is qua maat en schaal geheel afwijkend van de rest.
Van buiten af gezien geven met name de zuid- en de oostrand een enigszins “groene” indruk, dankzij aanwezigheid van opgaande randbeplanting. Deze randbeplanting is op diverse plaatsen verdwenen. De beplanting aan de westzijde is onvoldoende/niet overal aanwezig om een structurerende werking te hebben en het zicht op de bedrijfsgebouwen te ontnemen. Het gebied tussen het noordelijk deel van het industrieterrein en de kern Zandpol is ingevuld met bosplantsoen ten behoeve van een bufferfunctie. Binnen het gebied zijn weinig groenvoorzieningen te vinden. Het enige groen dat herkenbaar is, is het groen aan de rand van het bedrijventerrein en de kleine groenelementen/bermen langs de straten. Aan de oostzijde is de uitstraling representatiever. Dit mede door het wegprofiel.
In de private ruimte is te zien dat er door de meeste bedrijven relatief weinig aandacht wordt geschonken aan de uitstraling van de kavel en de daarbij behorende bebouwing. Veel kavels zien er door de buitenopslag onaantrekkelijk uit. Dit geldt ook voor de bebouwing en de erfafscheidingen die vaak al verouderd zijn en geen samenhang vertonen met de omgeving. Er zijn slechts enkele die hierop een uitzondering vormen en wel degelijk aandacht besteden aan de uitstraling van hun kavel en bijbehorende bebouwing.
4.2.3 Landschappelijke aspecten, inpassing in de omgeving
Het industrieterrein ligt niet in landschappelijk bijzonder kwetsbare gebieden. De waarde van de aangrenzende gebieden, en dan vooral de visuele beleving, kan niettemin negatief beïnvloed worden door een te sterke visuele impact van bedrijfsgebouwen en bouwwerken op de “skyline'. Het is dan ook gewenst om met behulp van beplanting voor een visuele afscherming te zorgen, met name aan die zijden van het industrieterrein die in dit opzicht nog van weinig opgaande danwel reeds verwijderde opgaande beplanting zijn voorzien.
4.2.4 Inrichting plangebied
Om een aantrekkelijk vestigingsklimaat te creëren, is het van belang dat er aandacht wordt gelegd op de openbare ruimte en de uitstraling van het terrein. Door de openbare ruimte te vergroenen komt de buitenopslag minder direct in het zicht
Aan de noordzijde van het industrieterrein dient ruimte gereserveerd te worden voor een tweede ontsluitingsweg vanaf de Nieuw-Amsterdamseweg die aangesloten wordt op de bestaande interne wegenstructuur. Daarbij moet rekening gehouden worden met de huidige eigendomsgrenzen van DSM.
De exacte tracering van de wegenstructuur is echter afhankelijk van de omvang van de uit te geven bedrijfspercelen.
Een goede wegenstructuur hangt samen met de hoeveelheid en de omvang van de (nog) uit te geven percelen. Uitgangspunt moet zijn dat de nieuw aan te leggen wegen een zodanige differentiatie hebben, dat onderscheid tussen interne hoofdontsluiting en de overige wegen duidelijk is. Dit kan tot uiting komen in de profielen. Daarbij moeten maten gehanteerd worden dat voldoende brede bermen ontstaan voor het aanbrengen van beplanting.
4.3 Verkeersstructuur
Het bedrijventerrein is redelijk eenvoudig vindbaar door middel van een goede bewegwijzering en zijn ligging aan de N 853.
De Vierslagen ligt geheel buiten de bebouwde kom. De wettelijk toegestane snelheid op het bedrijventerrein en de toegangswegen is 80 km/uur. Op de Kanaalweg bedraagt de maximumsnelheid 60 km/uur.
In 2008 is de Vierslagenweg aangelegd, een rechtstreekse verbindingsweg tussen de A37 en Zandpol. Deze nieuwe weg neemt voor bedrijventerrein De Vierslagen de ontsluitingsfunctie over van de Nieuw-Amsterdamseweg verbinding tussen Nieuw-Amsterdam en Schoonebeek. Hierdoor is het vrachtverkeer door Nieuw-Amsterdam sterk afgenomen.
De ontsluiting van de westzijde van de Vierslagen vindt nu vrijwel geheel plaats via de rotonde op de kruising Nieuw-Amsterdamseweg met de Industrieweg. De DSM beschikt verder over een extra directe ontsluiting op de Nieuw-Amsterdamseweg, circa 400 meter ten noorden van de rotonde.
Een alternatieve ontsluiting voor alle bedrijven in het westelijke deel is gewenst vanuit het oogpunt van veiligheid en bereikbaarheid in geval van calamiteiten of incidenten, maar vooralsnog niet voorhanden. Vanwege de eigendomsposities en de te verwachten kosten, is een tweede ontsluiting op dit moment niet realiseerbaar (zie ook paragraaf 5.4).
De ontsluiting van de oostzijde vindt eveneens hoofdzakelijk plaats via de genoemde rotonde. Verder is een deel van de bedrijven ook aan de zuidzijde ontsloten op de Kanaalweg, ter hoogte van het Turfcafé en in de zuidoostelijke hoek.
4.3.1 Fietsverkeer
De Vierslagen is per fiets goed bereikbaar. Langs de gehele Nieuw-Amsterdamseweg tussen Nieuw-Amsterdam en Schoonebeek ligt een vrijliggend fietspad. De Kanaalweg heeft roodgemarkeerde fietsstroken.
4.3.2 Openbaar Vervoer
De Vierslagen is per openbaar vervoer niet goed bereikbaar; er lopen geen buslijnen naartoe. De dichtstbijzijnde bushalte ligt op 2 kilometer afstand (NAM nabij Schoonebeek). De afstand tot treinstation Nieuw-Amsterdam bedraagt 5 kilometer.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Hoofdlijnen
Het plan voorziet hoofdzakelijk in een actualisering van het planologische toetsingskader. Belangrijkste uitgangspunten daarbij zijn:
- Primair karakter is een werkgebied dat waar mogelijk blijvend ruimte biedt aan zwaardere bedrijven (tot en met milieucategorie 4.1) en de aanwezige procesindustrie (DSM, milieucategorie 4.2);
- Rekening houden met consequenties externe veiligheid door statussen "zoekgebieden" en overgangsgebieden" toe te passen in het licht van Bevi (zie ook paragraaf 2.2.3Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen);
- Een transitie van het bedrijventerrein De Vierslagen naar een werk-woongebied dient te worden vermeden. Terughoudendheid ten aanzien van nieuwe bedrijfswoningen is noodzakelijk om nu en in de toekomst voldoende gebruiksruimte te borgen voor zwaardere bedrijfsactiviteiten (boven milieucategorie 3.1). Hier speelt ook mee dat bedrijventerrein De Vierslagen veel zwaardere bedrijven huisvest die de olie- en gaswinning in de regio mogelijk maken.
- Verder speelt mee dat bedrijfswoningen op dit bedrijventerrein juridisch (moeten) worden aangemerkt als geluidgevoelig object. Dit kan de gebruiksmogelijkheden voor omliggende bedrijven die industrielawaai veroorzaken sterk beïnvloeden of tot saneringskosten leiden.
- Het werk-woonproject in de noordwesthoek van het plangebied kan op basis van dit bestemmingsplan wel worden doorontwikkeld. Naast juridische continuïteit speelt hier mee dat de al gerealiseerde bedrijfswoningen al hun effect hebben op de feitelijke gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
- Maatwerk is in het licht van de actualisering geleverd ten aanzien van twee verzoeken om een bedrijfswoning nabij de Wendakker (zie Bijlage 8 Nota van Beantwoording, hoofdstuk 2). In de ruimtelijke overweging speelt mee dat in dit gebied al een paar bedrijfswoningen staan waar omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering al rekening mee hebben te houden. De hinder voor omliggende bedrijven zal daardoor naar verwachting beperkt zijn;
- Doorvertaling van de aangepaste omgevingsvergunning (milieuvergunning) voor DSM Resins, in het bijzonder ten aanzien van wijzigingen in de PR-contour en het groepsrisico;
- Voortzetten van bestaande hinderafstanden tot woningen aan de Kanaalweg, ten zuidoosten van het plangebied;
- Handhaving of verbetering van de gebruiksmogelijkheden en belevingswaarde van het monumentencomplex De Turfstrooiselfabiek".
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie". Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Er is een onderverdeling gemaakt in vier categorieën. Zie onderstaande tabel en toelichting.
Categorie | Archeologische waarden | Oppervlakte | Diepte | Drainage |
Rijksmonument | Beschermd | - | - | Verbod |
Waarde - Archeologie 1 | Zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 2 | (zeer) (hoge) archeologische waarde | 100 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 3 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 4 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Toegestaan |
Binnen het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen komt (vooralsnog) alleen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 voor, in het oostelijke deel van het plangebied. Deze bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden een andere archeologische dubbelbestemming toe kunnen kennen (in lijn met de hier vermelde systematiek).
De categorieën 1 tot en met 4 worden in bestemmingsplannen als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. De maatregelen zijn in planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Bij een vergunningaanvraag wordt het bestemmingsplan als toetsingskader gebruikt.
Indien voorgenomen plannen binnen categorie 1 of 2 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden zal met de gemeente overleg moeten plaats vinden omdat het uitgangspunt bij terreinen met een archeologische waarde is om deze in de bodem te behouden.
Indien voorgenomen plannen binnen categorie 3 of 4 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden is archeologisch onderzoek nodig om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Het onderzoekstraject kan verschillende fasen omvatten waarbij per fase de afweging wordt gemaakt of er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat er behoudenswaardige archeologie aanwezig is om een vervolgonderzoek uit te voeren.
Rijksmonumenten (beschermd) worden in principe niet binnen een gemeentelijk bestemmingsplan op de plankaart/verbeelding getoond. Desondanks zijn deze objecten wel weergegeven, aangezien het voor Emmen zeer belangrijke en in het oog springende objecten betreft, zoals grafheuvels en hunebedden. Bovendien heeft de gemeente een zone van 50m rondom het wettelijk beschermde gebied, bestempeld tot gebied met 'archeologische waarden' Indien het principe van het niet tonen van beschermde terreinen wordt nageleefd, zou enkel de 50m zone (archeologische waarde) op de plankaart getoond worden en niet het daar binnen gelegen wettelijk beschermde terrein.
Drainage is toegestaan buiten de aangewezen essen, bekende archeologische vindplaatsen en de AMK-terreinen, zoals in de overeenkomst tussen LTO en de provincie is opgenomen. Concreet geldt het drainageverbod voor alle terreinen van (zeer) (hoge) archeologische waarde. Vanzelfsprekend geldt het verbod ook voor alle beschermde terreinen.
Onder Waarde - Archeologie 1 zijn terreinen geschaard met een - uit eerder onderzoek - bekende archeologische waarde. Het betreft terreinen die door het Rijk en de provincie zijn gekwalificeerd als (zeer) hoog archeologisch waardevol: vele grafheuvels, een enkele nederzetting en één veenweg. Met name de grafheuvels zijn door hun geringe omvang – meestal minder dan 100m2 - zeer kwetsbaar voor bodemingrepen. Daarom geldt een vrijstellingsoppervlakte en -diepte van 0m2 respectievelijk 30cm.
Om deze belangwekkende en zeer gezichtsbepalende objecten te beschermen, is een zone van 50m rondom deze terreinen bestempeld tot gebied van archeologische waarde, waarvoor 2 van toepassing is.
Onder Waarde - Archeologie 2 vallen terreinen van (hoge) archeologische waarde, door het Rijk en de provincie aangewezen. Deze terreinen bestrijken veelal een groot oppervlak. Te denken valt aan grafvelden, nederzettingsterreinen, celtic fields, bundels karrensporen schansen etc. Gelet op de omvang van deze sporen en structuren, hebben beperkte bodemingrepen een aanvaardbare invloed op het bodemarchief. Het plan hanteert hier een vrijstellingsgrens van 100m2 en 30 cm diepte.
Waarde - Archeologie 3 heeft specifiek betrekking op essen. Dezelfde maatregelen als genoemd in Waarde - Archeologie 4 gelden voor 3, met één uitzondering: voor zones vallend onder 4 geldt een drainageverbod.
Tot het ook in dit bestemmingsplan voorkomende dubbelbestemming Waarde - Archeologie4 behoren zones die op grond van landschappelijke kenmerken een hoge tot middelhoge verwachting hebben op het aantreffen van intacte sporen en vondsten. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.
De vrijstelling geldt voor oppervlaktes tot 1000m2 en dieptes tot 30 cm +10 cm. De diepte vrijstelling volgt de lijn van de overeenkomst tussen LTO en de provincie.
De archeologische inventarisatiekaart van de gemeente Emmen dient, voorafgaand aan het uitvoeren van een archeologisch onderzoek, geraadpleegd te worden om een indruk te krijgen van de te verwachten archeologische resten.
Archeologie
In het kader van een Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen een inventarisatie en een daarop gebaseerde beleidsadvieskaart Archeologie laten opstellen. In het kader van de beleidsadvieskaart Archeologie is door adviesbureau Arcadis uitgebreid onderzoek gedaan naar de specifieke Emmense archeologische waarden. De bevindingen zijn opgenomen in het Basisrapport archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Emmen (Arcadis). In Bijlage 5Samenvatting van het basisrapport archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart(Arcadis) is een samenvatting van dit rapport opgenomen. De beleidsadvieskaart zal voor vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zijn vastgesteld.
De door Arcadis verzamelde data is in dit bestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Met de vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Dit plan borduurt daarbij voort op de bestemmingsmethodiek zoals die recent in het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" is gehanteerd (identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0701)
Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is een onderverdeling gemaakt in bekende archeologische waarden respectievelijk de verwachte archeologische waarden. Er is een onderverdeling gemaakt in vijf dubbelbestemmingen, waarvan er een direct van toepassing is op dit bestemmingsplan, namelijk Waarde - Archeologie 4.
Artikelnr | Archeologische waarden | Bestemmingsplan categorie | Oppervlakte | Diepte |
Geen | Beschermd | Rijksmonument | - | - |
Zeer hoge archeologische waarde | Waarde - Archeologie 1 | 0 m2 | 30 cm + 10 cm. | |
(zeer) (hoge) archeologische waarde | Waarde - Archeologie 2 | 100 m2 | 30 cm + 10 cm. | |
Middelhoge of hoge verwachting A | Waarde - Archeologie 3 | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm. | |
Middelhoge of hoge verwachting B | Waarde - Archeologie 4 | 1000 m2 | 40 cm | |
Middelhoge of hoge verwachting A | Waarde - Archeologie 5 | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm. | |
Lage verwachting | Waarde - Archeologie 6 | 30 cm + 10 cm. |
Tabel: Onderscheid dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie"
Per dubbelbestemming zijn planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dit betekent dat bij een eventuele ontwikkeling het aanwezige monument op zijn waarde moet worden onderzocht. Omdat de Rijksmonumenten al uitputtend zijn beschermd via het wettelijke stelsel van de Monumentenwet (zie artikel 11 MW) zijn in dit ontwerpbestemmingsplan geen aanvullende regels opgenomen.
De maatvoering voor de vrijstelling is afhankelijk van de aanwezige dan wel de te verwachten waarden. Bij de indeling is deelgebieden is ook rekening gehouden met de wijze van vervening. In de kolom oppervlakte is aangegeven tot welke oppervlakte er zonder meer gebouwd mag worden. Voor een groter oppervlakte zal eerst nader onderzoek moet plaatsvinden naar de archeologische waarden. In de kolom diepte is aangeven tot welke diepte de bodem geroerd mag worden zonder nader de archeologische waarden te bekijken.
De gemeenteraad heeft een wettelijke bevoegdheid tot het vaststellen van een afwijkende (lees: lagere norm) oppervlakte. Uit het onderzoek van adviesbureau Arcadis is niet gebleken van feiten en omstandigheden die een afwijking van de wettelijke norm rechtvaardigen. In dit ontwerpbestemmingsplan is dan ook aangesloten bij deze wettelijke norm van 100 m2.
Cultuurhistorie
De ontsluiting van de oostzijde van de Vierslagen ter hoogte van het Turfcafé is op dit moment weinig representatief. Dit verdient aandacht met het oog op een versterking van de historische waarde van deze voormalige Turffabriek met een monumentale status en haar gebruikswaarde. Een verbetering van het straatbeeld zal ook de representativiteit van de omliggende percelen ten goede komen. Zie ook paragraaf 5.4.
5.3 Externe Veiligheid
Algemeen
De doelen en uitgangspunten als vermeld in het Beleidsnota Externe veiligheid gemeenteEmmen (vastgesteld door de raad op 25 april 2013) en de Structuurvisie gemeente Emmen2020, veelzijdigheid troef (vastgesteld door de raad op 24 september 2009) vormen de grondslag voor het bestemmingsplan.
Zodra plannen ontwikkeld worden, dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden. Daarnaast mogen binnen de effectafstanden van risicovolle bedrijven geen danwel minder zelfredzame personen aanwezig kunnen zijn. Denk hierbij aan verstandelijk of lichamelijk beperkte personen en minderjarigen.
Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:
- 1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is, dit in overleg met de brandweer van Emmen. Tot op heden voldoet het plangebied daar redelijk aan. Daarnaast is het zo dat er een tertiaire bluswatervoorziening in de vorm van het Kanaal A aanwezig is.
- 2. Op grond van de Brandweerwet 1985 is de regionale brandweer, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied deels buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Bij nadere inrichting van het gebied dient ter dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel in overleg met de AOV-er van de Gemeente Emmen en de Hulpverleningsdienst Drenthe bepaald te worden of een extra sirenelocatie gerealiseerd dient te worden.
- 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet niet aan deze vereisten. In het westelijke deel van het plangebied (Vierslagen I) wordt geadviseerd een tweede (nood)route te realiseren ten behoeve van een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Indien de Vierslagen II verder ontwikkelt wordt, dient de bereikbaarheid van dit gebied uitgebreid te worden met een 2e ontsluiting. Momenteel kan dit nog via 1 adequate toegangsweg. Zie ook paragraaf 5.4.
- 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, het wijkt af van de landelijke normtijden. Vanwege deze afwijking zal tussen een initiatiefnemer en de brandweer een overleg plaats dienen te vinden om compenserende maatregelen te treffen bij nieuwe ontwikkelingen.
Risicovolle activiteiten, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
Het DSM-terrein ten westen van de Nieuw-Amsterdamseweg is in de StructuurvisiegemeenteEmmen2020,veelzijdigheid troef en het Beleidsnota Externe veiligheid gemeenteEmmen aangemerkt als Zoekgebied voor inrichtingen met risico-contouren. Daaromheen is een Overgangszone ingesteld. Verder lopen er aardgastransportleidingen in het plangebied en is een LPG-verkooppunt gevestigd aan de Nieuw-Amsterdamseweg.
Daarmee verdient externe veiligheid in en rondom dit plangebied extra aandacht. Hoe dient om te worden gegaan met Risicovolle activiteiten, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten?
Figuur: zoekgebied en overgangszone bij bedrijventerrein De Vierslagen als aangemerkt in de "Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen"
De uitgangspunten uit de Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen zijn vertaald naar de verbeelding en de planregels.
Zoekgebied
Het in de Beleidsnota benoemde Zoekgebied is in de verbeelding en in de planregels als veiligheidszone - bevi zoekgebied aangeduid (gebiedsaanduiding) In lijn met de nota worden kwetsbare objecten niet toegestaan. Verder zijn hier zowel risicovolle als niet-risicovolle bedrijfsactiviteiten toegestaan. De mogelijke effecten van risicovolle bedrijven op de andere niet-risicovolle activiteiten moet beperkt blijven. Dit wordt in de eerste plaats geborgd door de gebiedsaanduiding veiligheidszone - bevi zoekgebied waarmee (ruimte voor) plaatsgebonden risicocontouren (10-6) juridisch worden vastgelegd.
De beleidsnota stelt dat als er geen ruimte meer is voor risicovolle activiteiten in de Voorkeursgebieden (op industrieterrein De Werkas/ Bargermeer) dat dan naar een geschikte locatie binnen Zoekgebieden gekeken kan worden; en dan komt bedrijventerrein De Vierslagen ook in beeld. Een dergelijke inplaatsing vereist echter maatwerk ten aanzien van plaatsgebonden risico en groepsrisico, verkeersontsluiting, etc. Dit actualiseringsplan sorteert daarom niet voor op een dergelijke inpassing, deze dient via een aparte ruimtelijke procedure te worden mogelijk gemaakt.
Overgangszone
De in de Beleidsnota aangegeven Overgangszone is niet expliciet op de verbeelding of in de planregels opgenomen. Wel zijn de uitgangspunten in de regels vertaald. Voor bedrijventerrein De Vierslagen is in dit verband vooral relevant dat bedrijfswoningen zijn aangemerkt als beperkt kwetsbaar object en reguliere woningen als kwetsbaar object. In het licht van plaatsgebonden risico zijn bedrijfswoningen in de overgangszone daardoor in beginsel mogelijk. Maar met het oog op groepsrisico, zelfredzaamheid en andere overwegingen (zie 5.5) wordt hier wel terughoudend mee omgegaan.
5.4 Ontsluiting
Als opgemerkt in paragraaf 5.2 en 5.3 verdient de ontsluiting van zowel de west- als oostzijde nadere aandacht.
Westzijde
Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het westelijk gebied voldoet niet aan deze vereisten. Het terrein wordt nagenoeg geheel ontsloten via de Industrieweg die intakt op de rotonde op de Nieuw-Amsterdamseweg. Ongeveer 400 meter ten noorden van de rotonde beschikt het DSM-complex wel over een eigen bewaakte ontsluiting op de Nieuw-Amsterdamseweg. Dit terrein kan bovendien via de rotonde via twee andere toegangspoorten worden bereikt.
Foto's: Uitvoegstrook naar DSM en ontsluiting DSM aan achterzijde
Bij de verdere ontwikkeling van het DSM-terrein (inclusief het kadastrale perceel SNB00 C 4670 G0000) vereist dit aspect nadere aandacht. Doordat het bedrijventerrein grotendeels in particuliere handen is, zal een afdoende structurele oplossing in overleg met betrokken ondernemers moeten worden gevonden.
Oostzijde
Ook aan de oostelijk gebied voldoet niet aan de vereisten van een goede tweezijdige bereikbaarheid in het geval van calamiteiten. De Kanaalweg biedt wel mogelijkheden om de ontsluiting te verbeteren, in het bijzonder door gebruik te maken van de mogelijkheden nabij de voormalige turfstrooiselfabriek. Ook hier beschikt de gemeente niet over de noodzakelijke grondposities om de tweede ontsluiting te realiseren.
De ontsluiting ter hoogte van het Turfcafé is op dit moment bovendien nog weinig representatief, gelet op de monumentale status en huidige gebruik van deze voormalige turfstrooiselfabriek. Dit verdient meer aandacht. Een verbetering van het straatbeeld zal ook de representativiteit van de omliggende percelen ten goede komen.
5.5 (Bedrijfs)woningen
Dit bestemmingsplan is terughoudend ten aanzien van nieuwe bedrijfswoningen en sluit reguliere woningen helemaal uit. Dit hangt samen met de keuze om ook in de toekomst zwaardere bedrijfsactiviteiten te kunnen blijven faciliteren op De Vierslagen (tot en met milieucategorie 4.1 en op het DSM-terrein tot en met 4.2).
(Bedrijfs)woningen kunnen de bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving ernstig hinderen als gevolg van onder meer de wetgeving op het gebied van geluid en externe veiligheid. Dit speelt op de Vierslagen eens te meer, omdat op veel locaties bedrijven vallend onder hogere milieucategorieën (>3.1) zijn toegestaan. Ook de aanduiding in de Structuurvisie gemeenteEmmen 2020, veelzijdigheid troef van een deel van de Vierslagen als zoekgebied voor BEVI-activiteiten is hierbij relevant, evenals de aanwezigheid van een LPG-station en een gastransportleiding.
Bovenstaande redenatie gaat grotendeels ook op voor bedrijfswoningen, hoewel deze in het licht van externe veiligheid worden aangemerkt als beperkt kwetsbaar object, terwijl reguliere woningen als kwetsbaar object te boek staan.
Dit bestemmingsplan beoogt een transitie van De Vierslagen naar een werk-woongebied te vermijden om zodoende gebruiksruimte te kunnen blijven geven aan zwaardere bedrijfsactiviteiten op het terrein (boven milieucategorie 3.1). Hier speelt vooral dat bedrijfswoningen op dit bedrijventerrein juridisch moeten worden aangemerkt als geluidgevoelig object. Omliggende bedrijven hebben op grond van de Wet geluidhinder daar rekening mee te houden in hun bedrijfsvoering. De toevoeging van een bedrijfswoning kan tot gevolg hebben dat het naastgelegen bedrijf voor eigen rekening ervoor moet zorgen dat het minder lawaai maakt dan voorheen.
Het werk-woonproject in de noordwesthoek van het plangebied kan wel worden doorontwikkeld. Bestaande bedrijfswoningen worden gerespecteerd. Naast juridische continuïteit speelt hier mee dat de al gerealiseerde bedrijfswoningen al hun effect hebben op de feitelijke gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden. Verder is maatwerk geleverd bij de beoordeling van recente verzoeken om een bedrijfswoning die naar aanleiding van de inloopbijeenkomst kenbaar zijn gemaakt. In de weging speelt mee in hoeverre er een bundeling is met andere bestaande bedrijfswoningen en in hoeverre omliggende bedrijven hierdoor daadwerkelijk benadeeld kunnen worden in hun bedrijfsvoering. Nieuwe bedrijfswoningen dienen daartoe in elk geval niet binnen gebieden met een milieucategorie van 3.2 of hoger te worden gerealiseerd, of in de nabijheid van gebieden met milieucategorie 4.1 of hoger. Reguliere woningen worden uitgesloten.
Tot slot zijn de reguliere woningen in de nabijheid van het plangebied relevant. De bestaande hinderafstanden zoals opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen worden in dit nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd. Verder is de Staat van Inrichtingen (bedrijvenlijst) gemoderniseerd. Deze vermeldt maatgevende hinderafstanden voor diverse veel voorkomende bedrijfsactiviteiten.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.
Door de actualisatie komen vijf bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.
6.2 Inventarisatie
De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan.
Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.
6.3 Toelichting Op De Verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
6.4 Toelichting Op De Regels
De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 19artikelen.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.
Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsplan de maximale bouw- en/of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.
Flexibiliteit
Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
- Afwijken van de bouwregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Nadere eisen;
- Algemene afwijkingsregels;
- Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Cultuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Figuur 5.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Staat van inrichtingen
In diverse regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld.
Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade. Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. De gemeente Emmen heeft daarom een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van inrichtingen toegevoegd.
Bescherming van waarden
Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen zijn in de regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen (in de bestemming Bos en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4).
Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.
Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3. Algemene regels;
- Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
6.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
6.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.
6.4.3 Hoofdstuk 2 dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben.
Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen.
In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.
Artikel 11 Leiding - Gas
De ondergrondse (hoofd)aardgastransportleidingen met belemmeringsstroken vallen onder de dubbelbestemming Leiding - Gas. De leidingen ten behoeve van aardgaswinning zijn ook onder deze bestemming gebracht. Het bestemmingsplan kan gewijzigd worden voor de vergroting, verkleining of verwijdering van deze dubbelbestemming. Daarbij wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
De dubbelbestemming ligt op een strook aan weerszijden van de betreffende (hoofd)gastransportleiding. De regeling voorziet in de aanwezigheid van de leidingen en in de bescherming ervan. Binnen de in de planregels aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 4
De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie". Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Er is een onderverdeling gemaakt in vier categorieën. Zie onderstaande tabel en toelichting.
Categorie | Archeologische waarden | Oppervlakte | Diepte | Drainage |
Rijksmonument | Beschermd | - | - | Verbod |
Waarde - Archeologie 1 | Zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 2 | (zeer) (hoge) archeologische waarde | 100 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 3 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 4 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Toegestaan |
Binnen het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen komt (vooralsnog) alleen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 voor, in het oostelijke deel van het plangebied. Deze bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden een andere archeologische dubbelbestemming toe kunnen kennen (in lijn met de hier vermelde systematiek).
De categorieën 1 tot en met 4 worden in bestemmingsplannen als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. De maatregelen zijn in planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Bij een vergunningaanvraag wordt het bestemmingsplan als toetsingskader gebruikt.
Indien voorgenomen plannen binnen categorie 1 of 2 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden zal met de gemeente overleg moeten plaats vinden omdat het uitgangspunt bij terreinen met een archeologische waarde is om deze in de bodem te behouden.
Indien voorgenomen plannen binnen categorie 3 of 4 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden is archeologisch onderzoek nodig om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Het onderzoekstraject kan verschillende fasen omvatten waarbij per fase de afweging wordt gemaakt of er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat er behoudenswaardige archeologie aanwezig is om een vervolgonderzoek uit te voeren.
Onder Waarde - Archeologie 1 zijn terreinen geschaard met een - uit eerder onderzoek - bekende archeologische waarde. Het betreft terreinen die door het Rijk en de provincie zijn gekwalificeerd als (zeer) hoog archeologisch waardevol: vele grafheuvels, een enkele nederzetting en één veenweg. Met name de grafheuvels zijn door hun geringe omvang – meestal minder dan 100m2 - zeer kwetsbaar voor bodemingrepen. Daarom geldt een vrijstellingsoppervlakte en -diepte van 0m2 respectievelijk 30cm.
Onder Waarde - Archeologie 2 vallen terreinen van (hoge) archeologische waarde, door het Rijk en de provincie aangewezen. Deze terreinen bestrijken veelal een groot oppervlak. Te denken valt aan grafvelden, nederzettingsterreinen, celtic fields, bundels karrensporen schansen etc. Gelet op de omvang van deze sporen en structuren, hebben beperkte bodemingrepen een aanvaardbare invloed op het bodemarchief. Het plan hanteert hier een vrijstellingsgrens van 100m2 en 30 cm diepte.
Waarde - Archeologie 3 heeft specifiek betrekking op essen. Dezelfde maatregelen als genoemd in Waarde - Archeologie 4 gelden voor 3, met één uitzondering: voor zones vallend onder 4 geldt een drainageverbod.
Tot het ook in dit bestemmingsplan voorkomende dubbelbestemming Waarde - Archeologie4 behoren zones die op grond van landschappelijke kenmerken een hoge tot middelhoge verwachting hebben op het aantreffen van intacte sporen en vondsten. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.
De vrijstelling geldt voor oppervlaktes tot 1000m2 en dieptes tot 30 cm +10 cm. De diepte vrijstelling volgt de lijn van de overeenkomst tussen LTO en de provincie.
De archeologische inventarisatiekaart van de gemeente Emmen dient, voorafgaand aan het uitvoeren van een archeologisch onderzoek, geraadpleegd te worden om een indruk te krijgen van de te verwachten archeologische resten.
6.4.4 Hoofdstuk 3 algemene regels
Hoofdstuk 3 Algemene regelsbevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.
Artikel 14 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen zijn enkele gebiedsaanduidingen toegevoegd die vanuit het milieubeleid een extra duiding aan gronden geven. Het betreft de veiligheidszone - lpg en de veiligheidszone - bevi zoekgebied.
De gebiedsaanduiding veiligheidszone - lpg is bedoeld om te voorkomen dat binnen de zone kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd. Het is mogelijk om met een wijzigingsbevoegdheid de lpg- risicobron(nen) te verplaatsen of te verwijderen.
De gebiedsaanduiding veiligheidszone - bevi zoekgebied is eveneens bedoeld om te voorkomen dat binnen de zone kwetsbare objecten worden gebouwd. Het is mogelijk om met een wijzigingsbevoegdheid de lpg- risicobron(nen) te verplaatsen of te verwijderen. Deze veiligheidszone houdt rechtstreeks verband met de bestaande (Bevi-) activiteiten van de DSM en het als zodanig in het Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen en de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef aangewezen bevi-zoekgebied op dit bedrijventerrein. Verder ligt het Gasontvangststation N-183 van de Gasunie binnen de gebiedsaanduiding. Dit is relevant, omdat in een zone van 15 meter rond dit station zich (ook) geen kwetsbare objecten mogen bevinden.
6.4.5 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen".
6.5 Handhaving
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser en zowel voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld voor bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Hierbij maakt de gemeente Emmen gebruik van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, daadwerkelijk wordt aangepakt. Voor wat betreft bestemmingsplannen wordt opgetreden in situaties met een uitstralend effect, een groot risico, of met belangrijke planologische consequenties. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld illegaal bouwen, bouwen bouten bouwvlak, bouwen of in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de bestemming.
De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak. .
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid
7.1 Opstartbijeenkomst
Voor een goed verloop van de communicatie tussen de gebruikers van bedrijventerrein De Vierslagen en omwonenden over het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is contact opgenomen met het bestuur van de erkende overleg partner Vereniging Dorpsbelangen Schoonebeek. Op 12 februari 2013 is tijdens een bestuursvergadering het doel van het actualiseren uitgelegd en het voorlopige concept- ontwerpbestemmingsplan, voornamelijk de verbeelding, gepresenteerd. Ook waren bestuursleden van EOP Plaatselijk Belang Zandpol aanwezig; vanwege de nabijheid van Zandpol had de EOP Schoonebeek hen ook uitgenodigd.
In het overleg kwam onder meer de volgende zaken aan der orde:
- De sterk verbeterde veiligheidssituatie rond DSM;
- Het ontbreken van een goede tweezijdige ontsluiting van met name de westzijde met het oog op bereikbaarheid/zelfredzaamheid bij calamiteiten;
- De optie om een fietsontsluiting richting Zandpol te realiseren voor (in het bijzonder) schoolgaande kinderen wonende op het bedrijventerrein (die moeten nu om fietsen);
- De betekenis van bedrijfswoningen op bedrijventerreinen;
- De inpassing van de monumentale Turfstrooiselfabriek.
Vervolgens heeft in aanwezigheid van bestuursleden van beide EOP's op 11 maart 2013 ook een overleg plaatsgevonden met bestuursleden van de Industriekring Schoonebeek. Daarbij kwamen dezelfde onderwerpen op tafel. In het bijzonder de soms negatieve wisselwerking tussen bedrijfswoningen en zwaardere bedrijfsactiviteiten werden breed onderkend, evenals het belang om terughoudend om te gaan met de toevoeging van bedrijfswoningen. De al lopende projectmatige ontwikkeling van werk-woonlocaties in de noordwesthoek staat daarbij overigens niet ter discussie.
De Industriekring stelde de ontmoeting zeer op prijs. De Industriekring en beide EOP's hebben nadere afspraken gemaakt om in contact met elkaar te blijven. Verder wordt de Industriekring betrokken bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan. Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan wordt waar mogelijk rekening gehouden met de eerder genoemde aandachtspunten.
7.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
Het college heeft op 22 april 2013 het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.
7.2.1 Overleg
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota vanBeantwoording, zie Bijlage 8. In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
7.2.2 Inloopbijeenkomst
Op 16 mei 2013 is een inloopbijeenkomst georganiseerd op bedrijventerrein De Vierslagen, in het bedrijfsgebouw van de firma Wagenborg. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen en eventueel op het plan reageren.
Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken en een aantal hebben mondeling en of schriftelijk gereageerd op het plan. In de Nota van Beantwoording in Bijlage 8 zijn de afgegeven reacties gebundeld. Ook is het standpunt van het college op de reacties toegevoegd. Verder is aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan vervolgens is aangepast.
De vragen hadden onder mee betrekking op externe veiligheid, de verkeersontsluiting, de gevolgen van omliggende bedrijfswoningen op de bedrijfsvoering van zwaardere bedrijven en de mogelijkheden voor detailhandel.
7.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Tegen het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen is een zienswijzen ingediend. De beantwoording van deze zienswijze is opgenomen in het raadsvoorstel / raadsbesluit.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
Het voorliggende bestemmingsplanSchoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.