KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 7 Centrum
Artikel 8 Detailhandel
Artikel 9 Gemengd
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Groen - Wijkgroen
Artikel 12 Horeca - 2
Artikel 13 Maatschappelijk
Artikel 14 Maatschappelijk - Onderwijs
Artikel 15 Maatschappelijk - Religie
Artikel 16 Maatschappelijk - Zorginstelling
Artikel 17 Recreatie - Volkstuin
Artikel 18 Sport
Artikel 19 Sport - Manege
Artikel 20 Tuin
Artikel 21 Verkeer
Artikel 22 Verkeer - Verblijf
Artikel 23 Water
Artikel 24 Wonen - Aaneengebouwd 1
Artikel 25 Wonen - Aaneengebouwd 2a
Artikel 26 Wonen - Aaneengebouwd 2b
Artikel 27 Wonen - Aaneengebouwd 3
Artikel 28 Wonen - Geschakeld 1a
Artikel 29 Wonen - Geschakeld 1b
Artikel 30 Wonen - Gestapeld 2
Artikel 31 Wonen - Gestapeld 3
Artikel 32 Wonen - Gestapeld 4
Artikel 33 Wonen - Twee Aaneen 2
Artikel 34 Wonen - Vrijstaand 1
Artikel 35 Wonen - Vrijstaand 2
Artikel 36 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 37 Leiding- Gas
Artikel 38 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen
Artikel 39 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 40 Algemene Bouwregels
Artikel 41 Algemene Gebruiksregels
Artikel 42 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 43 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 44 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 45 Overgangsrecht
Artikel 46 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Rijksbeleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Demografische Gegevens
3.3 Ecologie
3.4 Fysieke Veiligheid
3.5 Milieu
3.6 Water
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.3 Verkeersstructuur
4.4 Groenstructuur
Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkeling
5.1 Algemene Planbeschrijving
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Inventarisatie
6.3 Toelichting Op De Verbeelding
6.4 Toelichting Op De Regels
6.5 Handhaving
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid
7.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
7.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 2 Nota Van Uitgangspunten
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Waterparagraaf
Bijlage 5 Architectuurgids
Bijlage 6 Dwarsprofielen Angelslo
Bijlage 7 Raadsbesluit

Emmen, Angelslo

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 18-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Emmen, Angelslo' van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0114.2010008-0502 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn en mag geen hogere milieucategorie dan milieucategorie 1 bedragen; zoals aangegeven in de beleidsregel 'Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving', vastgesteld op 5 januari 2006;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.7 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.8 achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 agrarisch bedrijf grondgebonden:

agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt en vollegrond tuinbouw die afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, uitgezonderd een boomkwekerij;

1.11 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:

gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.12 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.13 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.14 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.15 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.16 archeologisch waardevol gebied:

een door het Rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.18 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.19 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.20 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.22 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.23 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.24 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.25 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bijbehorend bouwwerk:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijbehorend bouwwerk;

1.29 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder;

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 brede school:

een netwerk van samenwerkende scholen en instellingen met als doel het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen waarbij de koppeling aan buitenschoolse opvang en verlengde schoolduur met allerlei activiteiten is inbegrepen, zoals sport- en spelverenigingen, cultuur, kinderdagopvang, naschoolse opvang, jeugdzorg en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en activiteiten;

1.38 carport:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsruimte voor motorvoertuigen;

1.39 dagrecreatie:

een verblijf buiten de eigen woning langer dan twee uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder overnachting;

1.40 dakopbouw:

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal x% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.41 detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.42 dienstverlenend beroep:

een beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.43 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafe;

1.44 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.45 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.46 garagebox/autobox:

overdekte stalling voor één of meer auto's;

1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of spoorweg;

1.49 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.50 geluidswerende voorzieningen:

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.51 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.52 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.53 gevellijn:

de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.54 groenvoorzieningen:

een (openbaar) gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.55 hogere waarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.56 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.57 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt:

1.58 horeca-1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.59 horeca-2:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.60 horeca-3:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)café's, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.61 horecabedrijf:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/of etenwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.62 houtteelt;

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die hiervoor tijdelijk worden gebruikt;

1.63 kantoor:

beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening;

1.64 karakteristieke objecten:

objecten, welke wordt bepaald door de hoofdvorm en de bouwstijl, waarbij de relatie tussen hoofdvorm (nokhoogte, goothoogte en dakvorm), voormalige functie en situering kenmerkend is voor de streek of een tijdsperiode;

1.65 liftschacht:

de verticale waterdichte kokerconstructie, welke een doorgang vormt tussen verschillende verdiepingen van een gebouw waarin een liftkooi of liftcabine verticaal omhoog en omlaag wordt bewogen;

1.66 luifel:

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.67 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder; gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.68 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.69 onderkomen(s):

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;

1.70 oorspronkelijke bijbehorende bouwwerken

bijbehorende bouwwerken die bij de oprichting van de wijk Angelslo zijn gebouwd, zoals door de ontwerper van de wijk bedacht;

1.71 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.72 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.73 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.74 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.75 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.76 staat van inrichtingen:

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; de lijst is als bijlage bij de regels opgenomen;

1.77 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.78 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.79 transferium:

grote parkeergelegenheid aan de rand van een stad, vanwaar men zijn reis naar het centrum per openbaar vervoer kan vervolgen, kan tevens fungeren als knooppunt van openbaar vervoer;

1.80 volkstuin:

een klein lapje grond, deel uitmakend van een complex, waarop door (stads/dorps) bewoners voedings- en siergewassen worden op niet-bedrijfsmatige basis, geteeld;

1.81 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.82 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.83 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.84 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.85 waterlopen:

een sloot, goot of greppel ten behoeve van opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.86 woning aaneengebouwd (rijwoning):

een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;

1.87 woning geschakeld:

een woning welke geschakeld is doordat (niet vrijstaande) bijbehorende bouwwerken aan elkaar zijn gebouwd;

1.88 woning gestapeld:

zie omschrijving woongebouw;

1.89 woning twee-aaneen:

een woning die aan één zijde tegen een andere woning is aangebouwd en slechts op één zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens;

1.90 woning vrijstaand:

een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naastgelegen hoofdgebouwen;

1.91 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.92 wooneenheid:

afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;

1.93 woongebouw:

een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.94 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.95 woonzorgcentrum:

een complex met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, zorg en verpleging, waarbij eventueel met complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangementen, met een consequente contractuele scheiding tussen wonen, zorg en service;

1.96 wijkgroen:

een (openbaar) gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn en die bij het ontwerp van de wijk een belangrijke structurele stedenbouwkundige betekenis heeft gehad. Alleen eventuele bestaande parkeermogelijkheden zijn mogelijk;

1.97 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.98 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 het bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
  2. b. het behoud en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. behoud en herstel van watergangen;
  5. e. geluidswerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm'.

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. fiets- en voetpaden;
  3. h. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. i. groenvoorzieningen;
  5. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden voor houtteelt;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  4. d. het aanleggen van paardenbakken.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van Inrichtingen, bijlage 1 , met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  2. b. bedrijfsgebouwen;
  3. c. benzineshop, verkooppunt gekoppeld aan brandstofverkooppunt en aan het brandstofverkooppunt gerelateerde goederen;
  4. d. bestaande bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. geluidswerende voorzieningen;
  6. j. kunstwerken en waterwerken;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;

de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Inrichtingen in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. terreinen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. brandstofverkooppunt, zonder LPG (vm);
  2. b. een overkapping van de brandstoftankpunten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overkapping' (sba-ovk);

met de daarbij behorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. toegangswegen, in- en uitritten;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. geluidswerende voorzieningen;
  6. h. kunstwerken en waterwerken;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. kantoren;
  4. d. horeca – 1 en horeca – 2;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. medische voorzieningen;
  7. g. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van Inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar, geluidzoneringsplichtige bedrijven, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;
  8. h. wonen al dan niet ten behoeve van het bedrijf;
  9. i. (overdekt) winkelcentrum;
  10. j. supermarkten;
  11. k. opslagruimte;
  12. l. bedrijfsgebouwen;

met bijbehorende:

  1. m. andere bouwwerken;
  2. n. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  3. o. fietsen- en winkelwagenstallingen;
  4. p. kunstwerken en waterwerken;
  5. q. sport- en speelgelegenheden;
  6. r. fiets- en voetpaden;
  7. s. toegangswegen, in- en uitritten;
  8. t. parkeervoorzieningen;
  9. u. pleinen en erven;
  10. v. groenvoorzieningen;
  11. w. geluidswerende voorzieningen;
  12. x. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de eerste bouwlaag/begane grond van een gebouw ten behoeve van het wonen;
  2. b. het gebruik van een woning ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. bedrijfsgebouwen;
  3. c. opslagruimte ten behoeve van de detailhandel;

met bijbehorende;

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. fiets- en voetpaden;
  4. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke doeleinden;
  1. a. kantoren;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. park;
  3. c. plantsoen;
  4. d. water;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. multifunctioneel speelveld;
  4. h. fiets- en voetpaden;
  5. i. in- en uitritten;
  6. j. bestaande parkeervoorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen de bestemming is mede begrepen het behoud, herstel en de ontwikkeling van bestaande beplanting.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Groen - Wijkgroen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Wijkgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. park;
  3. c. plantsoen;
  4. d. water;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. multifunctioneel speelveld;
  4. h. fiets- en voetpaden;
  5. i. in- en uitritten;
  6. j. bestaande parkeervoorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen de bestemming is mede begrepen het behoud, herstel en de ontwikkeling van bestaande beplanting.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Horeca - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1 en 2;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven van categorie 3 en hoger.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen/bergingen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca - 1 ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. fiets- en voetpaden;
  5. g. toegangswegen in- en uitritten;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. k. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Maatschappelijk - Onderwijs

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk – Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, brede school;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. horeca - 1 ten dienste van de bestemming;
  3. d. sport- en speelgelegenheden;
  4. e. fiets- en voetpaden;
  5. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. geluidswerende voorzieningen;
  9. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Maatschappelijk - Religie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk – Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van religieuze instellingen zoals kerken, moskeeën, gebedshuizen en andere in aard en omvang vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen/bergingen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca 1 ten dienste van de bestemming;
  3. e. bijbehorende bouwwerken;
  4. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. parkeervoorzieninge;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Maatschappelijk - Zorginstelling

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk – Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van een zorginstelling, verpleeghuis, woonzorgcentrum, beschermd wonen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen/bergingen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca -1 en 2 ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. fiets- en voetpaden;
  5. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 17 Recreatie - Volkstuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuincomplex, tuinen;
  2. b. centraal toilettengebouw/bergingruimte;
  3. c. kassen;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport, sportvelden en sportterreinen;
  2. b. clubgebouwen, materialenruimte en kleedruimten;
  3. c. tennisbanen, overdekte en onoverdekte;
  4. d. squashbaan en in aard en omvang gelijk te stellen voorzieningen;
  5. e. fietscrossterrein;
  6. f. trainingszaal, fitnessruimten;
  7. g. evenemententerrein;
  8. h. sporthal of gymzaal;

met bijbehorende:

  1. i. andere bouwwerken;
  2. j. horeca -1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
  3. k. speelgelegenheden;
  4. l. toegangswegen, in- en uitritten;
  5. m. parkeervoorzieningen;
  6. n. groenvoorzieningen;
  7. o. geluidswerende voorzieningen;
  8. p. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 19 Sport - Manege

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van een manege/paardendressuurcentrum;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. bedrijfsgebouwen;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. horeca -1 ten dienste van de bestemming;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;

Artikel 20 Tuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. in- en uitritten.

De in de bestemming begrepen gronden dienen niet als erf te worden beschouwd.

20.2 Bouwregels

Artikel 21 Verkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fietspaden, voetpaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  2. b. transferium;
  3. c. informatiesystemen/signaleringsborden;
  4. d. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  5. e. taxistandplaats;
  6. f. parkeervoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken;
  2. h. kunstwerken en waterwerken;
  3. i. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. j. groenvoorzieningen;
  5. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Artikel 22 Verkeer - Verblijf

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer – Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;
  3. c. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – garagebox';
  4. d. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. kunstwerken en waterwerken;
  3. g. sport- en speelgelegenheden;
  4. h. fiets- en voetpaden;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen

  1. a. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van het wonen
  2. b. het gebruik van de garageboxen voor bedrijfsmatige doeleinden;
  3. c. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van detailhandel.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. oevers en beplanting;

met de bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. nutsvoorzieningen.

23.2 Bouwregels

Artikel 24 Wonen - Aaneengebouwd 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde (rijtjes)woningen met één bouwlaag;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. carports;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

24.4 Afwijken van de bouwregels

24.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 25 Wonen - Aaneengebouwd 2a

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd 2A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengesloten (rijtjes)woningen met twee bouwlagen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. een carport ter plaatse van de aanduiding 'sw - car';
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

25.2 Bouwregels

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

25.4 Afwijken van de bouwregels

25.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 26 Wonen - Aaneengebouwd 2b

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd 2B' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde (rijtjes)woningen met twee bouwlagen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. een carport ter plaatse van de aanduiding 'sw - car';
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. geluidswerende voorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

26.2 Bouwregels

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

26.4 Afwijken van de bouwregels

26.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 27 Wonen - Aaneengebouwd 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengesloten (rijtjes)woningen met drie bouwlagen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

27.2 Bouwregels

27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

27.4 Afwijken van de bouwregels

27.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 28 Wonen - Geschakeld 1a

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Geschakeld 1A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen met één bouwlaag geschakeld door een aanbouw;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

28.2 Bouwregels

28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

28.4 Afwijken van de bouwregels

28.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 29 Wonen - Geschakeld 1b

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Geschakeld 1B' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met één bouwlaag geschakeld door een aanbouw;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. geluidswerende voorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

29.2 Bouwregels

29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

29.4 Afwijken van de bouwregels

29.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 30 Wonen - Gestapeld 2

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. appartementsgebouwen met twee bouwlagen;
  2. b. bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

30.2 Bouwregels

30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

30.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige wonng;
  2. b. het gebruik van gronden ten behoeve van aan huis verbonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

Artikel 31 Wonen - Gestapeld 3

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. appartementsgebouwen met maximaal drie bouwlagen;
  2. b. bestaande bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

31.2 Bouwregels

31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

31.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden ten behoeve van aan huis verbonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

Artikel 32 Wonen - Gestapeld 4

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. appartementsgebouwen met vier of meer bouwlagen;
  2. b. bestaande bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

32.2 Bouwregels

32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

32.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden ten behoeve van aan huis verbonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

Artikel 33 Wonen - Twee Aaneen 2

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee Aaneen 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder-een-kapwoningen (twee aaneen) met twee bouwlagen;
  1. a. bijbehorende bouwwerken;
  2. b. carports;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. geluidswerende voorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

33.2 Bouwregels

33.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

33.4 Afwijken van de bouwregels

33.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 34 Wonen - Vrijstaand 1

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen met één bouwlaag;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. carports;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  3. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

34.2 Bouwregels

34.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

34.4 Afwijken van de bouwregels

34.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 35 Wonen - Vrijstaand 2

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen met twee bouwlagen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. carports;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

35.2 Bouwregels

35.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

35.4 Afwijken van de bouwregels

35.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 36 Wonen - Woonwagenstandplaats

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagenstandplaatsen;
  2. b. woonwagens en woningen;
  3. c. bijbehorende bouwwerken;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

36.2 Bouwregels

36.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. verkeersveiligheid;
  3. c. sociale veiligheid;
  4. d. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  5. e. milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

36.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 37 Leiding- Gas

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding- Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en de instandhouding van de volgende ondergrondse aardgastransportleidingen:

1. N-522-51-KR-013/014 met een diameter van 4 inch en een ontwerpdruk van 40bar;

2. N-522-63-KR-003/005 met een diameter van 8 inch en een ontwerpdruk van 40 bar;

3. N-522-56-KR-001/002 met een diameter van 8 inch en een ontwerpdruk van 40 bar.

met de daarbij behorende belemmeringstroken van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leidingen.

37.2 Bouwregels

37.3 Nadere eisen

37.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bouwen van gebouwen en bouwwerken binnen een afstand van 4 meter aan weerszijden van de op de verbeelding aangeduide ondergrondse aardgastransportleiding, uitgezonderd bebouwing ten dienste van de leiding;
  2. b. het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken zonder toestemming van de leidingbeheerder.

37.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 38 Waarde - Archeologie 3

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
  2. b. bescherming en veiligstelling van de middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarden;

38.2 Bouwregels

38.3 Afwijken van de bouwregels

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

38.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen

Artikel 39 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 40 Algemene Bouwregels

40.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden.
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden.
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

40.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 artikel 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 41 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone;
  2. b. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
  3. c. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  4. d. het opslaan van gebruiksklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  5. e. het storten, opslaan, opgeslagen houden of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  6. f. geluidszoneringplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer.

Artikel 42 Algemene Aanduidingsregels

42.1 Veiligheidszone - lpg

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.

Artikel 43 Algemene Afwijkingsregels

43.1 Bevoegdheid

  1. 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 43 afwijken van de regels door:
  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  3. c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
  4. d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  5. e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
  6. f. het toestaan van het oprichten van maximaal 30 m² extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  7. g. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
  1. i. de goothoogte van een gebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
  2. ii. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen;
  3. iii. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10 meter mag bedragen;
  1. h. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 meter;
  2. i. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
  3. j. het overschrijden van de gevellijn door:
  1. i. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
  2. ii. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  1. k. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1.5 meter;
  2. l. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. i. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  2. ii. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. iii. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
  4. iv. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
  5. v. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huis verbonden activiteiten met een maximum van 50 m²;
  6. vi. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
  7. vii. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;
  8. viii. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.

43.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 43.1 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

Artikel 44 Algemene Wijzigingsregels

44.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. b. het verruimen van de in het plan aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5% van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

44.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om het bestemmingsplan te wijzigen, dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad, kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in subartikel a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in subartikel a. met maximaal 10%.
  3. c. Subartikel a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

45.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste artikel, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste artikel, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo.'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere tien jaar te herzien, is voor de wijk Angelslo te Emmen een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

Dit bestemmingsplan Emmen, Angelslo heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.

Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo ligt oostelijk van het Emmer centrumgebied (zie figuur 1-1). Het wordt globaal begrensd door het sport- en recreatiegebied langs de Boermarkeweg in het westen, de Oude Markeweg in het noorden, de N391 in het oosten en de N862 in het zuiden (zie figuur 1-2).

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Angelslo vervangt negen bestemmingsplannen gedeeltelijk of geheel, dit zijn:

  • 58.000, Plan in hoofdzaak dorp Emmen (vastgesteld 31-03-1958, ged. goedgekeurd 18-03-1960);
  • 60.125, Emmen, Angelslo u.i.o. zuidelijk gedeelte (vastgesteld 12-12-1960, goedgekeurd 24-11-1961);
  • 61.060a, Emmen, Angelslo u.i.o. noordelijk gedeelte (vastgesteld 26-03-1962, goedgekeurd 12-10-1962);
  • 65.033a, Emmen, Angelslo Blok VI (vastgesteld 26-04-1965, goedgekeurd 22-03-1966);
  • 71.062a, Emmen, Angelslo Slotstee (vastgesteld 27-12-1971, goedgekeurd 24-05-1972);
  • 71.042, Emmen, Angelslo tussen de Ackers en Rondweg (vastgesteld 24-04-1972, goedgekeurd 10-07-1973);
  • 73.232, Emmen, Angelslo de Woerd (vastgesteld 05-08-1974, goedgekeurd 17-12-1974)
  • 74.333, Emmen, Angelslo Havixhorst (vastgesteld 28-04-1975, goedgekeurd 30-09-1975);
  • 75.180, Emmen, Angelslo de Goorns e.o. (vastgesteld 24-05-1976, goedgekeurd 08-02-1977);
  • 76.110, Emmen, Angelslo de Strubben e.o. (vastgesteld 27-06-1977, goedgekeurd 08-11-1977);
  • 84.250, Buitengebied gemeente Emmen (vastgesteld 16-07-1987, ged. goedgekeurd 01-03-1988;
  • 01.108, Paardendressuurcentrum, Oude Meerdijk (vastgesteld 24-10-2002, goedgekeurd 07-01-2003).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010008-0701_0002.jpg"

Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied

Daarnaast zijn in het verleden diverse bouwinitiatieven met buitenplanse (ex artikel 19 WRO) en binnenplanse (ex artikel 15 WRO) vrijstellingprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voorzover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Emmen, Angelslo worden vervangen.

Met deze actualisering worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Alleen plannen waarvoor reeds een ruimtelijke procedure is afgerond, zijn meegenomen. Het gaat dus uitsluitend om (een betere) juridische regeling voor het bestaande gebruik.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een bestemming en/of een aanduiding. De regels hebben betrekking op de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo zijn diverse bureauonderzoeken verricht. In deze paragraaf worden deze kort benoemd. De conclusies zijn verwerkt in hoofdstuk 3.

Akoestisch onderzoek

Het bestemmingsplan voor het industrieterrein Bargermeer wordt op dit moment geactualiseerd. Hiervoor is een akoestisch onderzoek verricht, waarvan de geluidscontour in onderhavig bestemmingsplan is verwerkt.

Archeologisch historisch onderzoek

Op basis van beschikbaar kaart- en datamateriaal is gekeken naar binnen het plangebied aanwezige en te verwachten archeologische en historische waarden. Voorzover noodzakelijk is voor deze (verwachtings)waarden een conserverende juridische regeling opgenomen.

Watertoets

Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan, heeft de gemeente overleg gevoerd met het waterschap. De gemaakte afspraken zijn verwerkt in de 'waterparagraaf' (paragraaf 3.6).

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet de gemeente rekening houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het eigen (ruimtelijk) beleid.

In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten, voorzover betrekking hebbend op de inhoud van dit bestemmingsplan, toegelicht.

2.2 Gemeentelijk Beleid

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is op 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als volgt:

Landschap:
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.

Duurzaamheid:
Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.

Verkeer:
Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.

Werken:
Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op altenatieven.

Wonen:
Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilies. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.

Voorzieningen:
Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.

Veiligheid:
Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations. Hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure (conform het BEVI). Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen kunnen in principe plaatsvinden buiten locatie 1 en 2 (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde inrichtingen), zie figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010008-0701_0003.jpg"
Figuur 2.1: Zoekgebied BEVI-inrichtingen

rode contour= Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10 -6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10 -6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevstigde niet-BEVI inrichtingen.

2.2.2 Ruimtelijke waardenkaart

De gemeente heeft door Bosch Slabbers de Ruimtelijke Waardenkaart Emmen (december 2008) laten opstellen. Deze waardenkaart belicht de aardkundige, de archeologische, de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. De waardenkaart vormt ook een van de onderleggers voor het (in voorbereiding zijnde) bestemmingsplan Buitengebied. Daarnaast reikt de kaart concrete handvatten aan voor de ontwikkeling van het landschap. Aangegeven is met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden. Voor het plangebied heeft dit geen consequenties.

2.2.3 Masterplan

Op 24 mei 2007 heeft de gemeenteraad het Masterplan Angelslo vastgesteld (Emmen Revisited/De Nijl Architecten). De aanleiding voor het opstellen van dit masterplan is dat Angelslo langzamerhand veroudert. Een toekomstperspectief is nodig om de wijk vitaal en de woonkwaliteit op peil te houden, met behoud van cultuurhistorische waarden. Het masterplan biedt daarom een ruimtelijke ontwikkelingsstrategie, uitgaande van het actuele programma, de gewenste kwaliteit en de bijzondere stedenbouwkundige opzet van de wijk. In hoofdstuk 4 en 5 wordt ingegaan op de relatie tussen het masterplan en dit bestemmingsplan.

2.2.4 Hoogbouwvisie

De gemeente heeft de Hoogbouwvisie opgesteld (september 2007) om de ambitie voor de kern Emmen, om te komen tot een meer stedelijk centrum, te kunnen waarmaken. Een schaalsprong in de vorm van hoogbouw sluit ook aan bij het kernmotto 'Open Groene Stad'. In de Hoogbouwvisie wordt geconstateerd dat de hoogbouw binnen Angelslo een oriëntatiefunctie vervult. Voor de toekomst wordt meegegeven: “clustering of solitaire hoogbouw dient gesitueerd te worden in de wijkwinkelcentra en op een goede wijze ingepast te worden in de bestaande ruimtelijke context.” Voor woonwijken als Angelslo wordt onderscheid gemaakt in laagbouw (< 12 m); middel-hoogbouw (12-20 m); hoogbouw (20-40 m).

2.2.5 Verkeer

Op dit moment is de gemeente Emmen bezig met het opstellen van nieuw parkeerbeleid. In het masterplan worden diverse voorstellen gedaan om de parkeersituatie ter plaatse te verbeteren. In hoofdstuk 4 en 5 is op de vertaling daarvan in dit bestemmingsplan ingegaan.

2.2.6 Welstand

In de Welstandsnota is het plangebied ingedeeld bij het gebiedstype 'Woonwijken en woonbuurten'. Kenmerken van de ruimtelijke basiskwaliteit van woonwijken en -buurten zijn:

  • architectonische eenheden (woonblokken, flatgebouwen, rijtjeswoningen, dubbele woningen, geschakelde woningen, vrijstaande woningen) met gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materialen en kleur, bouwhoogte et cetera);
  • duidelijk ritme van bouwblokken, maar toch herkenbaarheid van de individuele woning;
  • duidelijk herkenbare rooilijnen waarin de bebouwing is geplaatst;
  • bebouwing heeft relatie met en invloed op het openbaar gebied;
  • richtlijn: eenvoudige vorm van gebouw, dan variatie in kleur/materiaal mogelijk;
  • gevarieerde vorm, dan soberheid in kleur- en materiaalgebruik.

Deze basiskwaliteiten zijn vertaald in een aantal basiscriteria. Op deze manier kan middels respecterend/vernieuwend welstandsbeleid, met zo min mogelijk regels en beperkingen, de ruimtelijke basiskwaliteit van de woonomgeving worden gewaarborgd. Per architectonische eenheid wordt getoetst op de volgende aspecten:

  • kleurgebruik (harmonisch);
  • materialisering;
  • gevelbeeld naar openbaar gebied;
  • afstemming uitbreidingen en verbouwingen op bestaand bouwwerk.

Voor de nieuwbouw en renovatie aan de Landschapslaan (inmiddels goeddeels afgerond) zijn specifieke welstandscriteria geformuleerd.

2.2.7 Nota van Uitgangspunten

De gemeente heeft voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan de Nota van Uitgangspunten Angelslo laten opstellen door BügelHajema Adviseurs (januari 2010). Hierin zijn op basis van een analyse op wijk- en buurtniveau diverse knelpunten op het gebied van de bebouwing, de groenstructuur en parkeren in beeld gebracht. De nota doet per (type) knelpunt aanbevelingen voor verbetering. Tevens worden suggesties gedaan hoe een en ander in een nieuw bestemmingsplan voor Angelslo het beste juridisch geregeld kan worden. Onderhavig bestemmingsplan houdt zich globaal aan deze Nota van Uitgangspunten (zie hoofdstuk 5).

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens haar vergadering van 2 juni 2010 heeft Provinciale Staten het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  1. 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  2. 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  3. 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  4. 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  5. 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  6. 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  7. 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  8. 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  9. 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  10. 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  11. 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  12. 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen;
  13. 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  14. 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is.

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over gemeentelijke plannen indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt. In het geval van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van rechtstreekse invloed van de omgevingsvisie.

2.3.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Naast de vertaling van het rijks belang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins. De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). De gemeente moet binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden.Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

Voor al genoemde zaken in de omgevingsvisie Drenhte en de POV geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over gemeentelijke plannen indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt. In het geval van voorliggend bestemmingsplan is cultuurhistorie een punt van aandacht daar Emmerhout is aangewezen als een wijk waarvan de waarden beschermt dan wel bewaakt, versterkt moeten worden.

2.4 Rijksbeleid

2.4.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en op 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om een heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden.
Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.4.2 Kiezen voor Karakter, Visie erfgoed en ruimte - Wederopbouwgebieden

De Visie erfgoed en ruimte geeft aan hoe het rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruimte. De heersende opvatting in de visie is dat verankering van cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening vraagt om twee zaken. In de eerste plaats dient het belang van het cultureel erfgoed volwaardig mee te worden genomen in de integrale afweging van belangen die plaatsvindt ten behoeve van het goed functioneren van de ruimte. In de tweede plaats dient cultureel erfgoed dat van bijzondere betekenis is, te worden benoemd. Zo kan er op voorhand rekening mee worden gehouden in ruimtelijke plannen en ontwikkelingsprocessen

Op basis van onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn 30 gebieden geselecteerd uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang zijn. De gebieden zijn beoordeeld op o.a. de kwaliteit van het oorspronkelijke plan c.q. ontwerp, de toenmalige ontwerpprincipes, de huidige stedenbouwkundige gaafheid en zeldzaamheid, de voorbeeldfunctie van ontwerp en uitvoering, het (inter)nationale belang en hun huidige cultuurhistorische waarde. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie typen gebieden: 1) de daadwerkelijk wederopgebouwde kernen / gebieden (herstel oorlogsschade), 2) naoorlogse woonwijken en 3) landelijk gebied (reconstructie na oorlogsschade, ruilverkavelingen en nieuw land) . De woonwijken Emmermeer, Angelslo, Emmerhout zijn oa op basis van de volgende fysieke kwaliteiten:

  • I. - compositie van 3 wijken rond bos in voormalig veengebied
  • II. - hiërarchisch stratenpatroon met centraal gelegen voorzieningenstroken
  • III. - experimentele woningbouw en ruime groenvoorziening

van nationale betekenis. Naar aanleiding van deze aanwijzing als wederopbouwgebied wordt in hoofdstuk vier van het bestemmingsplan kort de cultuurhistorie beschreven van Angelslo en wordt verwezen naar bijlage 5 (Architectuurgids Emmen, Analyse Angelslo).

2.5 Conclusie

Dit bestemmingsplan past binnen het ruimtelijk beleid zoals vastgesteld door het Rijk, de regio, de provincie en de gemeente.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening dienen te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt. Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan dient de zorg voor de genoemde archeologische waarden te blijken.

In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen eigen archeologiebeleid ontwikkeld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport die als toelichting op de kaart dient. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. Het gemeentelijk archeologiebeleid is ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan nog in ontwikkeling. Vooruitlopend op vaststelling van dit beleid zijn in dit ontwerpbestemmingsplan de gemaakte beleidskeuzes opgenomen. De beleidsadvieskaart zal voor vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zijn vastgesteld.

De archeologische waarden en verwachtingen zijn in dit ontwerpbestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is een onderverdeling gemaakt in 6 dubbelbestemmingen. Per dubbelbestemming zijn planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor vrijstelling is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en is vertaald naar oppervlakten en dieptes. Bij overschrijding van de gestelde vrijstellingseisen bij ruimtelijke ontwikkelingen betekent dit dat de aanwezige waarde of verwachting moet worden onderzocht.

Omdat de Rijksmonumenten al uitputtend zijn beschermd via het wettelijke stelsel van de Monumentenwet (zie artikel 11 MW) zijn in dit ontwerpbestemmingsplan geen aanvullende regels opgenomen.

3.1.2 Monumenten

Rijksmonumenten

Op grond van de Monumentenwet 1988 kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) objecten aanwijzen als beschermd rijksmonument. In het plangebied zijn geen objecten aangewezen als beschermd rijksmonument.

Provinciale monumenten

In maart 2009 is de provinciale monumentenlijst Drenthe gepubliceerd. Op deze lijst staat één object dat in het plangebied is gelegen. Het gaat om de Statenweg 2. Op de verbeelding is dit monument aangeduid als 'karakteristiek'.

Gemeentelijk monumenten

Op 14 oktober 2008 is de gemeentelijke monumentenlijst in werking getreden. Op deze lijst staan geen objecten die in het plangebied liggen.

3.2 Demografische Gegevens

3.2.1 Woonbeleid

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen – Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente.

Woonvisie 2012-2017, Thuis in Emmen

Dit woonplan is inmiddels geactualiseerd. De 'Woonvisie 2012-2017, Thuis in Emmen' is in mei 2012 door het college van B&W vrij gegeven voor inspraak. In oktober 2012 wordt de woonvisie ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad. Met de 'Woonvisie 2012-2017, Thuis in Emmen' is een nieuwe koers ingeslagen voor het wonen. Het uitgangspunt van groei naar 120.000 inwoners is verlaten. Het huidige beleid gaat uit van stabilisatie of zelfs afname van de bevolkingsomvang. De woningmarkt is sinds 2008 in crisis en het einde daarvan lijkt medio 2012 nog niet in zicht. De prioriteiten in het woonbeleid liggen bij lage inkomensgroepen, senioren, herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp & vergrijzing en duurzaamheid (in het bijzonder energiebesparing).

Het gemeentelijk beleid is sterk gericht op het bieden van huizen met een goede kwaliteit en keuzemogelijkheden in woningtype en locatie voor lage inkomensgroepen. Hierover zijn afspraken gemaakt met de corporaties. De vraag naar kwaliteit wordt steeds belangrijker, zeker in gebieden waar bevolkingskrimp gaat optreden. Terugdringen van de energielasten is nodig, omdat deze een steeds groter deel van de woonlasten vormen. Dit geldt niet alleen voor bewoners van huurwoningen, maar ook voor bewoners van goedkope koopwoningen.

Het aantal en aandeel seniorenhuishoudens neemt toe. Het gemeentelijk woonbeleid wil het zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen woning faciliteren. Dit gebeurt door senioren te stimuleren hun woning levensloopbestendig te maken. Nieuwbouw voor senioren moet levensloopbestendig zijn en in de buurt van voorzieningen staan. Voor senioren met een zorgbehoefte moeten de juiste woonzorgarrangementen worden aangeboden. Hiervoor worrd een kader ontwikkeld samen met corporaties en zorg- en welzijnsorganisaties. Voor mensen die om andere redenen zorg en begeleiding nodig hebben, wordt gestreefd naar maatwerk en een goede inbedding in de samenleving. Waar het gaat om leefbaarheid van wijken en dorpen is het beleid gericht op vergroten van de participatie en zeggenschap van bewoners (via Emmen Revisited). Zorg bestaat er over de onderkant van de koopmarkt (de verouderderde, niet energiezuinige en goedkope koopwoningen), onder andere in Angelslo. De gemeente wil een fonds oprichten om eigenaren die hun woning willen verbeteren en energiezuinig willen maken een steuntje in de rug te bieden.

Het woningbouwprogramma gaat uit van de toevoeging van 100-300 woningen per jaar aan de woningvoorraad. De feitelijke woningproductie kan hoger liggen omdat in het kader van herstructurering woningen worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De grootste nieuwbouwopgave ligt bij huurwoningen die geschikt zijn voor senioren.

Woonvisie 2012-2017, Gebiedsgerichte uitwerking

Voor Angelso gelden in het woonbeleid de onderstaande aandachtspunten:

  • Woningbouw gelieerd aan het winkelcentrum doorzetten. Wel onderzoeken of het juiste aanbod wordt gerealiseerd en eventueel herprogrammeren.
  • Aan woningbouwplannen voor potentiële binnenwijkse ontwikkellocaties die zijn opgenomen in het Masterplan Angelslo geen medewerking verlenen, tenzij het nieuwbouw voor senioren betreft.
  • Bij aangetoonde behoefte van De Horst voor zorggerelateerde woningbouw medewerking verlenen aan ontwikkeling aan de rondweg (ten zuiden van De Horst).

Deze uitgangspunten sluiten aan bij het wijkprogramma 2009-2014 (Emmen Revisited). Een aandachtspunt bij de verdere uitvoering van de herstructurering is de stedenbouwkundige opzet van de wijk. De opzet en inrichting sluiten minder goed aan op de actuele woonwensen en –behoeften, in het bijzonder die van de groeiende groep ouderen in de wijk. Geschikt maken van de wijk (woningen en woonomgeving) voor de groeiende groep senioren is een belangrijke opgave. Bij herprogrammeren van woningbouwlocaties zijn senioren een potentiële doelgroep. De grootste opgave voor Angelslo is de verbetering van de particuliere woningvoorraad.

Voor Angelso gelden de volgende aandachtspunten:

  • Woningbouw gelieerd aan het winkelcentrum doorzetten. Wel onderzoeken of het juiste aanbod wordt gerealiseerd en eventueel herprogrammeren.
  • Aan woningbouwplannen voor potentiële binnenwijkse ontwikkellocaties die zijn opgenomen in het Masterplan Angelslo geen medewerking verlenen, tenzij het nieuwbouw voor senioren betreft.
  • Bij aangetoonde behoefte van De Horst voor zorggerelateerde woningbouw medewerking verlenen aan ontwikkeling aan de rondweg (ten zuiden van De Horst).

Deze uitgangspunten sluiten aan bij het wijkprogramma. Een aandachtspunt bij de verdere uitvoering van de herstructurering is de stedenbouwkundige opzet van de wijk. De opzet en inrichting sluiten minder goed aan op de actuele woonwensen en –behoeften, in het bijzonder die van de groeiende groep ouderen in de wijk. Geschikt maken van de wijk (woningen en woonomgeving) voor de groeiende groep senioren is een belangrijke opgave. Bij herprogrammeren van woningbouwlocaties zijn senioren een potentiële doelgroep. De grootste opgave voor Angelslo is de verbetering van de particuliere woningvoorraad.

De nieuwe uitleglocatie Oude Meerdijk in ontwikkeling ligt ten zuidoosten van Angeslo. Deze locatie bedient het hoge prijssegment met kavels voor vrijstaande woningen. De locatie is kansrijk voor het bedienen van de vraag van hogere inkomens gemeentebreed. Deze uitleglocatie maakt geen onderdeel uit van het plangebied, hiervoor is een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld.

3.2.2 Demografische gegevens

De bevolking van de kern Emmen is tot 2011 gegroeid. Deze groei is gerealiseerd in de uitbreidingswijken Parc Sandur en Delftlanden en in de bestaande wijken Barger-Oosterveld, Emmen-Centrum en Emmermeer. In de andere wijken van Emmen is de bevolking stabiel gebleven of gedaald. De grafiek geeft de bevolkingsontwikkeling voor Angelslo weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010008-0701_0004.jpg"

Tussen 2002 en 2011 is het aantal inwoners van de wijk Angelslo iets afgenomen. Dit is heeft plaastgevonden volgens een grillig patroon. De herstructurering van de woningvoorraad (sloop woningen) is hieraan mede debet.


Leeftijdsopbouw Angelslo 2002-2011

In de grafiek hieronder is de ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd te zien. De leeftijdsgroepen vanaf 55 jaar zijn in aantal gegroeid tussen 2002 en 2011. Deze groei lijkt wel af te vlakken vanaf 2008 voor de leeftijdscategorie 55-75 jaar en vanaf 2010 voor de 75-plussers. De leeftijdscategorieën tot 40 jaar zijn in aantal afgenomen. Deze afname lijkt voor de leeftijdsgroepen 0-15 en 25-40 jaar iets af te vlakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010008-0701_0005.jpg"


Wordt gekeken naar het aandeel van de onderscheiden leeftijdsgroepen in de wijkbevolking dan valt op dat het aandeel 75-plus is toegenomen. Ook is het aandeel van de groep 15-25 jaar toegenomen. Het aandeel van de leeftijdsgroepen tussen 25 en 55 jaar is gedaald. Het aandeel van de overige onderscheiden leeftijdsgroepen is redelijk constant.


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010008-0701_0006.jpg"

3.2.3 Woningvoorraad

In de periode 2002-2011 is de woningvoorraad in Angelslo iets gegroeid. Op 1 januari 2011 stonden er 3.776 woningen in de wijk.

In de periode 2005-2009 is in het kader van Emmen Revisited ingezet op vergroten en differentiëren van de woningvoorraad in de wijk. De Landschaplaan en omgeving en de Boerschaplaan en omgeving zijn/worden aangepakt: bestaande woningen zijn gesloopt en zijn/worden vervangen door nieuwbouw en er zijn bestaande woningen gerenoveerd. Ook is er sprake van (plannen voor) nieuwbouw en renovatie van woonzorgcomplex De Horst.

De meest recente cijfers over de samenstelling van de woningvoorraad dateren van 1-1-2009. De samenstelling was op die datum als volgt: 49,1 % eigen woningbezit, 43,2 % in bezit van corporaties en de overige 8% was in handen van beleggers en particuliere verhuurders. Bijna driekwart van de woningen in de wijk is grondgebonden (op 1-1-2009). Het meest voorkomende woningtype is de rijwoning. Het aandeel vrijstaand en twee-onder-een kap is ruim 15%.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010008-0701_0007.jpg"

3.2.4 Wijkprogramma Angelslo 2009 - 2014

In juni 2009 is het "Wijkprogramma Angelslo 2009-2014" ondertekend. Wonen is een van de thema's in dit programma. De wijk heeft een zwakke positie op de woningmarkt en dit maakt ingrijpen nodig. Citaat: "Het type woningen in de wijk is éénzijdig: zowel in grootte als in verschijningsvorm. Naast de éénzijdigheid is ook de grootte van de woningen een knelpunt. De woningen zijn klein en mensen missen bergruimte in de woningen, waardoor zij óf uitbouwen om de woning realiseren óf verhuizen naar een andere wijk. Ook in de huurmarkt is de behoefte aan grotere woningen te zien, veelal vanuit de vraag van allochtone gezinnen.
In de wijk zijn buurten met een negatieve ontwikkelingen. Dit betreft met name het gebied ten zuiden van de Statenweg. Er doen zich zorgelijke ontwikkelingen voor in de particuliere woningvoorraad. De conclusie in het wijkprogramma is dat de wijk een zwakke positie op de woningmarkt heeft en dat ingrijpen nodig is.


De volgende activiteiten voor wonen zijn opgenomen in het wijkprogramma:

  • Onderzoek naar vergroting inhoud woningen met respect voor architectuur/stedenbouwkundige structuur;
  • Nieuwbouw Boerschaplaan en omgeving van huurwoningen en starterskoopwoningen met veel opties;
  • Nieuwbouw wonen, welzijn & zorgcomplex.

3.3 Ecologie

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet 1998 heeft de Flora- en faunawet tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • van nationaal belang zijn (beschermde natuurmonumenten);
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het natuurgebied plaatsvinden. Deze kunnen een negatief effect hebben op een gebied. Hierbij kan worden gedacht aan vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.

Aangezien dit bestemmingsplan slechts betrekking heeft op de actualisering van bestaande bestemmingen en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt (zie paragraaf 1.3), is er geen ecologisch onderzoek uitgevoerd.Wanneer in de toekomst toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er sprake is van nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten. De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor dit onderzoek. Indien blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Overigens geldt het volgende voor alle bouwactiviteiten en werkzaamheden:

  • planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus);
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort maaien, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en er kunnen geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen plaatsvinden.

Het bosgebied Emmerdennen aan de noordzijde van het plangebied behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij ruimtelijke ingrepen in de nabijheid van dit gebied zal een nadere afweging in het kader van de gebiedsbescherming moeten worden gemaakt.

3.4 Fysieke Veiligheid

3.4.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi.
Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het Bevi is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006", de Ciculaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (vervalt per 31-07-12 of zoveel te eerder het Btev is vastgesteld) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Besluit transportroutes externe veiligheid welke wettelijk verankerd is om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het Bevi waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt o.a. welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Van belang bij Buisleidingen is ook de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, WION, ook wel 'Grondroerdersregeling' (afspraken over graven), die per 1 juli 2010 officieel in werking is getreden. Alle gegevens over hogedrukaardgasleidingen binnen de gemeente kunnen op de provinciale risicokaart worden gevonden.
VROM heeft de Handboek buisleidingen in bestemmingslannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan hoe buisleidingen in bestemmingsplannen opgenomen kunnen worden.
Het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen dient als handleiding voor teksten in nieuwe bestemmingsplannen.
Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van het plangebied van het bestemmingsplan Angelslo. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.4.2 Fysieke veilligheidssituatie

3.4.3 Verantwoording groepsrisico

Voor de Rondweg 65 zijn geen gegevens bekend. Gelet op het feit dat deze Bevi-inrichting aan de uiterste rand van het woongebied is gelegen, kan worden geconcludeerd dat de oriënterende waarde hier niet wordt overschreden.

3.4.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.


Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  1. 1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 gaat de brandweer gebruik maken van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening. Wat betreft de secundaire bluswatervoorziening, hiervan kan worden gesteld dat deze niet aanwezig is. In nader overleg met de brandweer zal voor een aantal strategische locaties een secundaire bluswatervoorziening gecreëerd dienen te worden.
  1. 2. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de HulpVerleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied (deels) buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Bij nadere inrichting van het gebied dient ter dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel in overleg met de AOV-er van de gemeente Emmen een extra sirenelocatie bepaald te worden of een alternatief aangedragen te worden.
  1. 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet deels niet aan deze vereisten. Het gaat hierbij om de volgende straten:
  • Entingehof, Mensingehof en Oldengaarde;
  • Bensingecamp, Iemingecamp en Heckningecam;
  • Bettingeslag en Lippingeslag;
  • De Hietbrink.
  1. 4. Tevens zijn er een drietal kleinere knelpunten;
  • De Strubben;
  • De Goorns;
  • Lienackers en Boonackers.


Bij nieuwe ontwikkelingen / renovatie werkzaamheden dient onderzocht te worden of het mogelijk is deze "doodlopende straten" van een 2e alternatieve route te voorzien.

  1. 5. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweerenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, dit wijkt af van de landelijke normtijden. Vanwege deze afwijking zal tussen een initiatiefnemer en de brandweer een overleg plaats dienen te vinden om zonodig compenserende maatregelen te treffen.

3.5 Milieu

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

In en rond het plangebied zijn een aantal bedrijven gelegen waarvoor een afstandszone geldt ten opzichte van hindergevoelige objecten. Uitgaande van de brochure Bedrijven en Milieuzonering, gaat het merendeels om categorie 1- en 2-bedrijven. Voor deze bedrijven gelden afstandseisen van respectievelijk 10 m en 30 m. Het betreft hier bedrijven die normaal gesproken toelaatbaar zijn binnen een woonomgeving. Daarnaast zijn er ook categorie 3.1- en 3.2-bedrijven binnen het plangebied aanwezig. Hiervoor gelden afstandsnormen van respectievelijk 50 m en 100 m. Aangezien binnen deze zones geen (nieuwe) hindergevoelige objecten worden opgericht, is er wat dit betreft geen sprake van een milieuhygiënisch knelpunt.

3.5.2 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bestemmingsplan Emmen, Angelslo komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.5.3 Bodem

Het plangebied bevat een aantal locaties die wat betreft bodemverontreiniging 'verdacht' zijn. Dit heeft te maken met bodembedreigende activiteiten uit het verleden. Ook bevat het plangebied locaties waar de milieukundige bodemkwaliteit is onderzocht en is geconstateerd dat sprake is van verontreiniging. Tot slot zijn er locaties bekend waar ondergrondse tanks aanwezig zijn (geweest). De aanwezigheid van de bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen, ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locaties in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen kan dan noodzakelijk zijn. Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging en de verschillende functiemogelijkheden per perceel, is het niet mogelijk een complete lijst bij dit bestemmingsplan te voegen. Van geval tot geval dient de situatie te worden beoordeeld.

Bij locaties waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (onderzoek dat ouder is dan vijf jaar) of niet bekend zijn, zal bij nieuwbouw en/of verbouwplannen door middel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit (opnieuw) moeten worden vastgesteld. Aan de hand van het voorgenomen gebruik wordt getoetst of maatregelen noodzakelijk zijn.

3.5.4 Geluid

3.5.5 Lucht

3.6 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Daarin dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige situatie.

De waterparagraaf, opgesteld door J en L Datamanagement, is opgenomen in de bijlagen. Daarin is ingegaan op het beleidskader, de huidige waterhuishoudkundige situatie en de in acht te nemen richtlijnen bij nieuwe ontwikkelingen. Aangezien dit bestemmingsplan niet leidt tot een wijziging van de waterhuishoudkundige situatie, kan worden gesteld dat deze 'waterneutraal' is.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis

In de vijftiger en zestiger jaren heeft Emmen zich ontwikkeld van een plattelandsgemeente met weinig industrie en een hoge werkeloosheid tot een stedelijke kern met moderne industrie. Bij deze industriële ontwikkeling hoorde ook het bouwen van nieuwe woonwijken voor de werknemers. Opvallend bij de ontwikkeling van deze wijken is de aandacht die is uitgegaan naar de kwaliteit van de totale woonomgeving. Na vingeroefeningen in de woonwijken Bargermeer en Emmermeer is door Niek de Boer voor Angelslo een plan ontwikkeld waarin in een ontwerpopgave de stedenbouwkundige structuur, groenstructuur en verkeersstructuur op een evenwichtige wijze zijn vormgegeven. Angelslo is hierdoor een bijzondere exponent van het nieuwe bouwen met het idee van met groen omspoelde woningen aan woonpaden in modernistische stijl, de duidelijke hiërarchie in de wegenstructuur met veelal doodlopende woonstraten en de ruime opzet van het wijkgroen, dat vanuit alle woningen heel goed bereikbaar is.

4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

Angelslo bestond in de oorspronkelijke opzet uit vijf buurten, drie ten noorden en twee ten zuiden van de Statenlaan. De zesde buurt, de Boerschaplaan, is tijdens de planvorming toegevoegd vanwege de grote behoefte aan nieuwe woningen. De voornaamste kwaliteiten van Angelslo worden gevormd door de grote helderheid van het 'vingervormige' stedenbouwkundige concept en het royale groen dat hiervan de contramal vormt. Het consequent doorvoeren van plat afgedekte woningtypes is ook een van de belangrijkste structuurkenmerken van de wijk. De manier waarop de strookvormige bebouwing inspeelt op het oorspronkelijk reliëf in het plangebied is fraai; bewust is gekozen zoveel mogelijk van dit reliëf te handhaven door met gedifferentieerde vloerpeilen te werken. De opzet van Angelslo bestaat uit een centrale groene ontsluitingsas waaraan de belangrijkste voorzieningen en de hoogbouwcomplexen zijn gelegen. Haaks daarop staan de buurtontsluitingswegen die aan de noordzijde door een schijfvormige hoogbouw worden afgesloten. De verkeersluwe woonstraatjes staan haaks op de buurtontsluitingswegen. De meeste van deze woonstraatjes zijn voor de auto een 'cul-de-sac', alleen voor langzaam verkeer zijn ze als doorsteek door de 'groene vingers' aangesloten op de belendende woonbuurt. Dit leidt tot een zeer rustig en verkeersluw woonmilieu. Per buurt is slechts een van deze dwarsstraatjes ook voor het autoverkeer doorverbonden met de belendende woonbuurt. Door de relatief royale groenzones en de brede groene wegprofielen is de boombeplanting zeer fraai en fijnmazig verweven in het woonmilieu. Doordat de bomen zijn aangeplant in royale groenstroken hebben ze de kans gekregen tot volle wasdom te komen. Het grote, directe raakvlak tussen boombeplanting en woningen is een van de sterkste karakteristieken van Angelslo. De groenstructuur van Angelslo is zowel tussen de buurten als in de buurten royaal van opzet.

4.3 Verkeersstructuur

4.3.1 Fietsverkeer

Voor langzaam verkeer zijn er aparte fietspaden aangelegd in het ruime groen langs de Statenlaan. Deze paden sluiten enerzijds aan op de fietspaden langs de Rondweg en vormen anderzijds via de Van Schaikweg of de Angelsloerdijk de verbinding met respectievelijk wijken als Bargeres en het industriegebied Bargermeer en het centrum. Daarnaast is er het 'centrale fietspad' tussen de wijken Angelslo en Emmerhout. Vanuit de aangrenzende buurten vormen korte doorsteken de verbinding met deze centraal gelegen fietsroute. Binnen de buurten zelf zijn vanwege de verkeersluwe opzet geen aparte fietspaden aangelegd. Wel vormen fietspaden door het groen de belangrijkste verbindingen tussen de verschillende buurten.

4.3.2 Parkeren

Voor het stallen van de auto zijn zowel parkeerplaatsen aangelegd als garageblokken gebouwd. Deze garages zijn in de oudste delen van de wijk (ten noorden van de Statenlaan) geconcentreerd aan het begin van de woonstraten Ten zuiden van de Statenlaan liggen de garages ook verder het woonbuurtje in. Het parkeren is voorts geconcentreerd langs de hoofdontsluiting van de buurt en in de woonstraten. Veel woningen staan niet direct aan deze straten, maar zijn ontsloten via een woonpad. Dit heeft tot gevolg dat bij een groot deel van de woningen de auto niet direct voor de eigen voordeur kan worden geparkeerd. Dit leidt op een aantal plekken tot een verhoging van de parkeerdruk, die door bewoners wordt gevoeld als een tekort aan parkeerruimte.

4.4 Groenstructuur

4.4.1 Hoofdgroenstructuur

De hoofdgroenstructuur van Angelslo is de contramal van de hoofdopzet van de stedenbouwkundige structuur. Rond de wijk en tussen de verschillende buurten bevinden zich ruim opgezette groenzones. Binnen deze groenzones hebben een aantal bijzondere functies een plek gekregen, zoals scholen en een verzorgingstehuis. Daarnaast is ook de hoofdontsluiting van de wijk, de Statenlaan, voorzien van brede groene bermen. Deze hoofdgroenstructuur zorgt ervoor dat de wijk in zijn hoofdopzet herkenbaar is en de verschillende delen van de wijk zich duidelijk van elkaar onderscheiden. De groenzones tussen de buurten bieden ruimte aan bovenwijkse voorzieningen voor sport en spel.

4.4.2 Groenstructuur op buurtniveau

Binnen de verschillende buurten zorgt het openbare groen voor ruimte tussen de woningen en een begeleiding van de ontsluitingsstructuur. Deze interne groenstructuur vertoont een nauwe samenhang met de stedenbouwkundige structuur; zoals de hoofdgroenstructuur de wijk verdeelt in buurten, zo verdeelt de groenstructuur op buurtniveau de buurt in kleinere wooneenheden met eenzelfde stedenbouwkundige opzet en/of architectonische verschijningsvorm. Aanvankelijk behoorden ook de voortuinen tot het openbare groen en werden door de gemeente onderhouden. Als een gevolg van bezuinigingen zijn deze in de tachtiger jaren geleidelijk verkocht aan de bewoners.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkeling

5.1 Algemene Planbeschrijving

5.1.1 Inleiding

Een oppervlakkige kennismaking met Angelslo levert nog grotendeels het beeld op van de wijk zoals geschetst in de eerste paragraaf van het vorige hoofdstuk. Er is echter ook sprake van aantastingen van de oorspronkelijke opzet. Bijzondere voorzieningen zoals kerken en scholen verdwijnen meer en meer uit de groenzones. De over de wijk verspreide winkelvoorzieningen zijn verdwenen en zijn volledig geconcentreerd in het winkelcentrum aan de Statenlaan. Dit leidt ertoe dat de buurten zelf meer en meer alleen een woonfunctie hebben.

De plat afgedekte, eenduidige strokenbouw vormde oorspronkelijk een fraaie, sobere tegenhanger van de weelderige en gedifferentieerde groenopzet van de wijk. In de loop der tijd is de oorspronkelijke architectonische helderheid van deze strokenbouw op veel plaatsen verrommeld. In de meeste gevallen is deze verrommeling opgetreden na de verkoop van de grondgebonden rijtjeswoningen. Deze verrommeling manifesteert zich vooral door de wildgroei van aanbouwen en bijbehorende bouwwerken die een aantasting vormt van de strokenstructuur. Het meest pijnlijk manifesteert zich dit bij de zogenaamde 'vertande' voorgevels. Veel van dergelijke gevels worden ontsierd door uiteenlopende bouwwerken tussen, aan of ter vervanging van de oorspronkelijke aanbouwen of bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde van de woningen.

Een tweede effect van het verkopen van de woningen, dat na verloop van tijd steeds meer impact krijgt, is de individualisering van het gevelbeeld van de oorspronkelijk uniforme strokenbouw. Bewoners voegen bij gevelrenovatie naar eigen inzichten nieuwe materialen en kleuren toe, waardoor het beeld van eenduidige stroken verkleurt naar een optelsom van individueel verschillende gevelbeelden. Woonbuurten krijgen hierdoor al snel een verpauperd karakter. Hierdoor heeft Angelslo als woongebied aan kwaliteit ingeboet. Daarnaast speelt de eenzijdige opzet van Angelslo met voornamelijk huurwoningen de buurt parten. Mensen geven meer en meer de voorkeur aan een koopwoning in een andere wijk van Emmen of in een van de buitendorpen. Om het tij te keren, is een masterplan (Masterplan Angelslo, mei 2007) opgesteld voor de wijk met voorstellen voor nieuwe invullingen van vrijgekomen plekken en renovatie van bestaande (woningbouw)complexen.

5.1.2 Het Masterplan

Dit bestemmingsplan voor Angelslo heeft in beginsel een conserverend karakter. De huidige situatie wordt bestendigd in een gedetailleerde toekenning van bestemmingen. Een aantal van de ontwikkelingen die in gang zijn gezet als een vervolg op het masterplan, zijn in een dusdanig vergevorderd stadium dat ze worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Het betreft de volgende ontwikkelingen:

1. inpassing en uitbreiding De Horst;

2. cluster IV west: nieuwbouw Boerschaplaan.

Mogelijk dat er ook nog andere ontwikkelingen in gang zijn gezet, maar daarover ontbreekt informatie.

Ad. 1. Inpassing en uitbreiding De Horst

De bestemming Maatschappelijk - Woonzorginstelling wordt voorzien van een bouwvlak met maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage op basis van de voor dit complex ontwikkelde plannen.

Ad. 2. Cluster IV west: nieuwbouw Boerschaplaan

Het voor deze locatie ontwikkelde stedenbouwkundige plan, mogelijk gemaakt via een ruimtelijke onderbouwing (Ruimtelijke Onderbouwing ten behoeve van de herstructurering cluster IV west in Angelslo te Emmen, gemeente Emmen, mei 2007) wordt met eenzelfde mate van detaillering als de overige woonbebouwing opgenomen in dit bestemmingsplan.

5.1.3 Nota van Uitgangspunten Angelslo

Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft een uitgebreide stedenbouwkundige inventarisatie plaatsgevonden. Hierbij is gedetailleerd per woning aangegeven wat de oorspronkelijke kenmerken van de woning zijn wat betreft hoogte, situering van de voorzijde en de wijze waarop de woning is afgedekt. Daarnaast is gekeken welke hedendaagse toevoegingen rond de woning zijn aangebracht in de vorm van aanbouwen of bijbehorende bouwwerken en of sprake is van een verharding in de tuin ten behoeve van parkeren. Ook is in kaart gebracht waar van oorsprong openbare voortuinen zijn overgedragen aan particuliere eigenaren en waar sprake is van de overdracht van zijtuinen. De resultaten van deze inventarisatie en de daaruit volgende analyse zijn vastgelegd in de Nota van uitgangspunten Angelslo (BügelHajema Adviseurs, 26 januari 2010). Aan de hand van de bevindingen in deze nota worden aanbevelingen gedaan. Deze hebben betrekking op zowel het nog op te stellen bestemmingsplan als op andere planvormen, zoals de welstandsnota of het beeldkwaliteitsplan. De aanbevelingen hebben geleid tot een gedetailleerde bestemmingsaanduiding van de individuele kavels naar de bestemmingen Wonen en Tuin.

In deze nota wordt ook nadrukkelijk aandacht besteed aan het gevoelde tekort aan parkeerplaatsen. Om enerzijds flexibel te kunnen inspelen op verzoeken van bewoners om extra parkeerruimte, maar anderzijds ook een goede afweging te kunnen maken tussen dit verzoek en de ruimtelijke kwaliteiten van een specifieke locatie, is besloten om via een aanlegvergunningstelsel in de bestemming Groen het maken van extra parkeerruimte mogelijk te maken.

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Angelslo is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

6.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan.
Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.

6.3 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

6.4 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 51artikelen.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Als daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Voor wat betreft de maatvoering, vormen de bestaande goot- en bouwhoogte het uitgangspunt. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.
Flexibiliteit

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan zijn de volgende flexibiliteitregelingen opgenomen:

  • Afwijkingen van de bouwregels;
  • Afwijkingen van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro.

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijking van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkgregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijken en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening te worden gehouden met het in stand houden en/of garanderen van een goede woonsituatie. Hierbij dient te worden gelet op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht te worden geschonken aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte en breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabijgelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1.000 m² bedraagt.
3. Cultuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden.
4. Verkeersveiligheid
Ter waarborging van verkeersveiligheid dient rekening te worden gehouden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en/of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening te worden gehouden met:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin het toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening te worden gehouden met de volgende aspecten:
i. de aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
iv. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening te worden gehouden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Staat van inrichtingen

In diverse bestemmingsplanregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld.

Bescherming van waarden
Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen is in de volgende regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen:'Agrarisch', 'Bos', 'Waarde - Archeologie Vastgestelde waarde en 'Waarde - Archeologie Verwachtingswaarde'.Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.

Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle aanlegvergunningen aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1. Inleidende regels;

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;

Hoofdstuk 3. Algemene regels;

Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.4.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen mogen worden gebruikt.

6.4.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 39 Anti-dubbeltelbepaling

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet worden meegenomen met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds zijn meegenomen bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.

Artikel 40 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in dit artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen, omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Artikel 41 Algemene gebruiksregels

Bij de formulering van de gebruiksregels is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

Artikel 42 Algemene aanduidingsregels

Veiligheidszone - lpg

Een tankstation met lpg leidt tot een gebied waarbinnen geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd en waarin de afstand van de bestaande bebouwing tot het vulpunt niet mag worden verkleind. Dit gebied is middels de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' vastgelegd in voorliggend bestemmingsplan. Binnen de zone is na ontheffing het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object toegestaan, mits wordt voldaan aan de gestelde regels. Binnen het plangebied zijn geen brandstofverkooppunten met een lpg vulpunt.

Artikel 43 Algemene ontheffingsregels

De ontheffingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsregels de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een ontheffing verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.

De ontheffingen mogen alleen worden gebruikt indien niet op grond van een andere regel in deze regels ontheffing kan worden verleend. Dit betekent dat niet twee keer ontheffing kan worden verleend van eenzelfde regel of dat regels die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief mogen worden gebruikt.

Artikel 44 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is voorgeschreven in de nieuwe Wro, waarnaar voor deze procedure dan ook wordt verwezen.

6.4.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen: het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 45 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken die in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig waren ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mogen worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 46 Slotregel

In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo'.

6.5 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en ontheffingen.

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.

Van de gemeente mag worden verwacht dat wordt opgetreden als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan wordt opgepakt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden, maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruikgemaakt van een prioriteitenlijst, vastgesteld door het college, die de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.

Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt, geldt voor de gemeente als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken die een uitstralend effect zullen hebben. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een prioriteitenlijst die de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid

7.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen

Het college heeft het bestemmingsplan Emmen, Angelslo vrijgegeven voor overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.

7.1.1 Overleg

Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De ontvangen adviezen en reacties zijn vervolgens gebundeld in een Nota van Beantwoording. In deze nota is het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De Nota van Beantwoording is opgenomen als bijlage van de toelichting bij het bestemmingsplan 'Emmen, Angelslo'.

7.1.2 Inloopbijeenkomst

Op 14 mei 2012 is een inloopbijeenkomst in wijkcentrum De Marke, Statenweg 107 gehouden. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan en eventueel op het plan reageren. Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken en tijdens de bijeenkomst zijn geen reacties gegeven op het bestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan "Emmen, Angelslo" zijn geen zienswijzen ingekomen.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan onder andere wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1.000 m² of meer.

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Angelslo betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval geheel gedekt uit de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor de actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording

Bijlage 1 Nota van Beantwoording

Bijlage 2 Nota Van Uitgangspunten

Bijlage 2 Nota van Uitgangspunten

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Waterparagraaf

Bijlage 4 Waterparagraaf

Bijlage 5 Architectuurgids

Bijlage 5 Architectuurgids

Bijlage 6 Dwarsprofielen Angelslo

Bijlage 6 Dwarsprofielen Angelslo

Bijlage 7 Raadsbesluit

Bijlage 7 Raadsbesluit