KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Verkeer - Parkeerterrein
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs-en Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Onderzoeken
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten
3.2 Ecologie
3.3 Fysieke Veiligheid
3.4 Tunnelveiligheid
3.5 Milieu
3.6 Waterparagraaf
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.3 Verkeersstructuur
4.4 Groenstructuur
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Randvoorwaarden En Uitgangspunten
5.3 Stedenbouwkundig Plan
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten Van Het Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Plantoelichting, Verbeelding En Regels
6.3 Toelichting Op De Bestemmingen
6.4 Handhaving
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inloopbijeenkomst
7.2 Inspraak En Overleg (Artikel 3.1.1 Bro)
7.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
7.4 Vaststelling Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
8.1 Grondexploitatie
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Inspraak En Overleg
Bijlage 2 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 3 Aanvullende Rapportage Vogels En Vleermuizen
Bijlage 4 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 7 Rapport Externe Veiligheid
Bijlage 8 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 9 Flexibiliteitsbepalingen Bij Het Bestemmingsplan
Bijlage 10 Ambtshalve Aanpassingen Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 11 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bestemmingsplan Emmen - De Verbinding

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 26-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, De Verbinding van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0114.2010017-0701 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.6 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.7 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.8 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 archeologisch aandachtsgebied:

een gebied waar zich in en of op de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen kunnen bevinden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.12 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.13 bergbezinkingsbassin:

ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;

1.14 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.15 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder: voor de onderscheidenlijke bouwlagen geldt de volgende maximale bouwhoogte:

1 bouwlaag, 5 meter;
2 bouwlagen, 8 meter;
3 bouwlagen, 12 meter;
4 bouwlagen 15 meter;
5 bouwlagen 18 meter;
6 bouwlagen 21 meter;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dakopbouw:

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal x% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.24 detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geluidswerende voorzieningen:

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.28 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.29 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.30 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.31 hoofdgebouw:

gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.32 horeca:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin berijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.33 horeca-1:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.34 horeca-2:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.35 horeca-3:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.36 horeca-4:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;

1.37 horeca-5:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;

1.38 kampeermiddel:

een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;

enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.39 luifel:

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.40 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbaar en semi-openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.41 onderkomen(s):

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;

1.42 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.43 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.44 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.45 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.46 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.47 waterlopen:

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander aan te houden plaatselijk waterpeil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. pleinen, met inbegrip van markten en evenementen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  2. b. een gebouw ten behoeve van detailhandel en/of horeca tot en met categorie 5, met uitzondering van supermarkten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - detailhandel en/of horeca'
  3. c. een gebouw ten behoeve van de verbinding van de gebouwen van het naastgelegen gemeentehuis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - verbinding';
  4. d. een (ondergrondse) parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  5. e. een traverse, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - traverse';
  6. f. een (overdekte) weg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overdekte weg', waarbij wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
  7. g. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. kantoren ten behoeve van de parkeergarage;
    2. 2. detailhandel;
    3. 3. dienstverlening; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - pleinobject';
  8. h. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. de ventilatie/ontvluchting van de in sub f. genoemde (overdekte) weg;
    2. 2. de toegang tot de ondergrondse parkeergarage;

en mede bestemd voor:

  1. i. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten vanwege een industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie';
  2. j. de bescherming van de grondwaterwinning, ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied';
  3. k. bushaltes en taxistandplaatsen;

met bijbehorende:

  1. l. andere bouwwerken;
  2. m. kunstwerken en waterwerken;
  3. n. sport- en speelgelegenheden;
  4. o. fiets- en voetpaden;
  5. p. toegangswegen in- en uitritten;
  6. q. ontsluitingswegen;
  7. r. parkeervoorzieningen;
  8. s. groenvoorzieningen;
  9. t. geluidswerende voorzieningen;
  10. u. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overdekte weg' ten behoeve van een aaneengesloten overdekt deel langer dan 250 m;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fietspaden, voetpaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  2. b. informatiesystemen/signaleringsborden;
  3. c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  4. d. geluidswerende voorzieningen;

en mede bestemd voor:

  1. e. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten vanwege een industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie'; met bijbehorende:
  2. f. andere bouwwerken;
  3. g. kunstwerken en waterwerken;
  4. h. toegangswegen, in- en uitritten;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer - Parkeerterrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeerterreinen;
  2. b. wegen en paden;
  3. c. informatiesystemen/signaleringsborden;
  4. d. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  5. e. geluidswerende voorzieningen; en mede bestemd voor:
  6. f. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten vanwege een industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie';
  7. g. de bescherming van de grondwaterwinning, ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'; met bijbehorende:
  8. h. andere bouwwerken;
  9. i. kunstwerken en waterwerken;
  10. j. toegangswegen, in- en uitritten;
  11. k. groenvoorzieningen;
  12. l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  1. a. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  2. b. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

7.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone;
  2. b. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
  3. c. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  4. d. het opslaan van gebruiksklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  5. e. het storten, opslaan, opgeslagen houden of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidszoneringplichtige inrichtingen;
  7. g. het gebruik van bouwwerken welke zijn opgericht na verleende omgevingsvergunning voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 geluidzone - industrie

9.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bestemmingsregels in die zin dat wordt afgeweken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3 m mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 m mag bedragen;
  3. c. de bestemmingsregels in die zin dat geringe afwijkingen worden toegestaan, welke in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3 m bedraagt;
  4. d. de bestemmingsregels in die zin dat in geringe mate, doch maximaal 5 m mag worden afgeweken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  5. e. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  7. g. de bestemmingsregels in die zin dat andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens worden opgericht, met een bouwhoogte van maximaal 25 m, met dien verstande dat:
    1. 1. als het gaat om antennes naar het oordeel van het bevoegd gezag de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond.
  8. h. de bestemmingsregels in die zin dat een gevellijn wordt overschreden door:
    1. 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 m, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 m zal bedragen.

10.2 Beperking

De toepassing van de in lid 10.1 genoemde afwijkingsmogelijkheden is beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de in de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 m waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. b. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 m en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

11.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht te worden genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs-en Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan Emmen, De Verbinding aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, De Verbinding van de gemeente Emmen.

Behorend bij het besluit van 26 mei 2011.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Herontwikkeling van het centrumgebied

De gemeente Emmen werkt samen met meerdere partners onder de naam Atalanta aan een integrale ontwikkeling in het centrum van Emmen. De ambities van de gemeente Emmen zijn een aantal jaren geleden vastgelegd in de Strategienota 2020. Het Masterplan Emmen Centrum (MEC), een uitwerking van deze nota, beschrijft de visie op de toekomst van het centrum waarbij versterking van de stedelijke centrumfunctie de rode draad is.

Het huidige centrum is vooral noord-zuid georiënteerd. Om het stadshart van Emmen goed bereikbaar en vitaal te maken, is het noodzakelijk om ook de oost-west-as van het centrum te ontwikkelen. In dat kader wil de gemeente Emmen de huidige locatie van het Dierenpark (Hoofdstraatlocatie) herontwikkelen en een nieuw 'belevenspark' ontwikkelen aan de westzijde van het centrum (project Centrum-West). De belangrijkste onderdelen van het 'belevenspark' zijn het nieuwe Dierenpark Emmen en het stadstheater. Dit project zal de gewenste oost-west-as van het centrum versterken en biedt - door het vrijkomen van ruimte midden in het centrum (Hoofdstraatlocatie) - een grote kans voor een kwaliteitsimpuls.

Rol van 'De Verbinding'

Ter stimulering van deze gebiedsontwikkeling is het van belang dat het 'belevenspark' (Centrum-West) goed met de rest van het centrum verbonden wordt. Om die reden is besloten om een deel van de Hondsrugweg, die als barrière tussen het nieuwe centrumdeel en de rest van het centrum ligt, in een tunnel onder te brengen en de ruimte boven de weg als plein in te richten. Het nieuwe plein en de overdekte Hondsrugweg maken deel uit van het project Atalanta en hebben als werknaam 'De Verbinding' gekregen.

'De Verbinding' is een nieuw centrumplein tussen zowel het nieuwe 'belevenspark' en de Hoofdstraatlocatie, alsook de sterke elementen van het stadshart, zoals het marktplein, de stadsvloer met winkelcentrum en de groene omgeving. Zo ontstaat een levendig, toegankelijk en goed bereikbaar stadshart.

Op 18 december 2008 heeft de gemeenteraad van Emmen ingestemd met de voorstellen voor de ontwikkeling van het centrumgebied. Daarbij werd tevens ingestemd met het opstellen van verdere plannen voor de gebiedsontwikkeling Centrum-West, waar het dierenpark en het theater deel van uitmaken. Om de realisatie van het centrumplein en de overdekte weg juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied ligt ten westen van het centrum van Emmen en omvat globaal een deel van de Hondsrugweg, het parkeerterrein zuid en het Willinkplein. Op figuur 1.1 is de ligging van het plangebied in de context van Emmen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0701.png"

Figuur 1.1 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de kruising met de Westenesscherstraat, in het oosten door winkelcentrum De Weiert. Aan de zuidzijde loopt de plangrens over de middenberm van de Ermerweg. Aan de westzijde ligt woon-/zorgcentrum de Holdert en de locatie waar het Dierenpark Emmen is voorzien.

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Het onderhavige bestemmingsplan vervangt de volgende vigerende bestemmingsplannen voorzover zij binnen het plangebied liggen:

Plannr. Naam Vastgesteld Goedgekeurd
61.125a Emmen Centrum u.i.o 29-01-1962 01-02-1963
83.100 Emmen Centrum Noord, Noord-eind 29-04-1985 01-07-1986
96.112 Emmen, Noordbargeres 18-12-1997 21-07-1998
96.130 Emmen, De Weiert 18-12-1997 21-07-1998
98.164 Partiële herziening De Weiert 1 25-03-1999 11-05-1999

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, uit regels en een toelichting. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een bestemming en eventueel één of meerdere aanduidingen. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes. De toelichting is als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 2 wordt het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleidskader geschetst;
  • de omgevingsaspecten, zoals die bij elk ruimtelijk plan behoren te worden onderzocht, zijn in hoofdstuk 3 weergegeven;
  • hoofdstuk 4 beschrijft de stedenbouwkundige context waarbinnen het plan tot stand moet komen;
  • hoofdstuk 5 beschrijft het plan zelf en de ruimtelijke inpasbaarheid;
  • de juridische toelichting op het bestemmingsplan is onderwerp van hoofdstuk 6;
  • in hoofdstuk 7 wordt toegelicht op welke manier burgers, belangenorganisaties en overlegpartijen bij het plan worden betrokken;
  • in hoofdstuk 8 tenslotte, komt de (economische) uitvoerbaarheid van het plan aan de orde.

1.5 Overzicht Onderzoeken

De voorgenomen ontwikkelingen hebben (mogelijk) gevolgen voor de omgevingssituatie in en nabij het plangebied. In het kader van het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:

  • RBOI, Onderzoek flora en fauna, projectnummer 220903.14334.00, d.d. 26 februari 2010;
  • Adviesbureau Mertens, Rapportage vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen in en rond een reconstructiegebied te Emmen, d.d. februari 2010;
  • RBOI, Onderzoek wegverkeerslawaai, projectnummer 220903.14334.00, d.d. 26 oktober 2010;
  • Witteveen+Bos en RBOI, Onderzoek luchtkwaliteit, projectnummer 220903.14334.00, d.d. 26 februari 2010;
  • IDDS, Rapport historisch bodemonderzoek conform NEN 5725, 'De Verbinding' ter hoogte van de Hondsrugweg in Emmen, rapport 04100614/FRK/rap1, d.d. 27 april 2010;
  • Becker & van de Graaf, Archeologisch Bureau onderzoek en Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, Hondsrugweg, Emmen, Gemeente Emmen, projectnummer 20550310, d.d. 25 april 2010.

Daarnaast is gebruik gemaakt van de volgende onderzoeksrapporten:

  • Grontmij, Quickscan externe veiligheid, d.d. 2 december 2009;
  • Royal Haskoning, Bodembeheersplan en Bodemkwaliteitskaart Gemeente Emmen, projectnr. 9P6971, d.d. 27 november 2006.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid op rijks-, regionaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. Aan het eind van het hoofdstuk wordt geconcludeerd in hoeverre de beoogde ontwikkelingen passen binnen het geïnventariseerde beleid. Het beleid dat gekoppeld is aan de toetsen met betrekking op archeologie en monumenten, externe veiligheid, milieu, ecologie en water is opgenomen in hoofdstuk 3.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte is in februari 2006 formeel in werking getreden. In deze strategische nota is de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland weergegeven en zijn de belangrijkste bijbehorende doelstellingen opgenomen. Het beleid gaat uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Het geeft invulling aan het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Hiermee sluit het beleid aan bij de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk beleid, die onder meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel, met een centrale rol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Eén van de doelstellingen uit de Nota Ruimte waarop bij de ontwikkeling in het plangebied wordt ingespeeld, is de bevordering van krachtige steden. Het gaat hierbij om herstructurering, stedelijke vernieuwing, transformatie en ontwikkeling van stedelijke centra.

2.2.2 AMvB Ruimte (ontwerp, 2009)

Als gevolg van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening werkt het rijk aan de vernieuwing van haar beleidsinstrumentarium. Daarbij worden bestaande rijksbelangen juridisch geborgd in een Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. In de eerste tranche van het besluit worden onder andere de regelingen met betrekking tot de EHS, Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige beleid zoveel mogelijk 'beleidsneutraal' wordt voortgezet. Voor een aantal regelingen geldt dat de provincies en gemeentes verplicht zijn deze nader uit te werken. Naar verwachting treed het besluit begin 2011 in werking.

2.2.3 Nota mobiliteit

In december 2005 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Nota Mobiliteit. De nota geeft de hoofdlijnen weer van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. De Nota Mobiliteit geeft aan op welke wijze dit moet gaan gebeuren. In de nota zijn streefcijfers opgenomen die in 2020 leiden tot een grotere voorspelbaarheid van de reistijd (95%) en een reductie van de lengte van files (40%).

2.3 Regionaal Beleid

Op het plangebied is geen specifiek regionaal beleid van toepassing.

2.4 Provinciaal Beleid

Provinciale Omgevingsvisie (2010)

In 2010 heeft de Provincie Drenthe een nieuwe Omgevingsvisie vastgesteld. In deze visie zijn de beleidsuitgangspunten geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de nieuwe taakverdeling zoals deze is vastgelegd in de nieuwe Wet ruimtelijk ordening. De visie vervangt het Provinciaal Omgevingsplan (POP II). De missie van de provincie is als volgt verwoord: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten'. Daarbij streeft de provincie naar bruisende steden, met een onderscheidende identiteit.

Ten aanzien van de stad Emmen, zet de provincie in op de realisatie en versterking van (dag)recreatieve functies. Binnen dit kader past de ontwikkeling van het nieuwe Dierenpark, het Theater en de Verbinding.

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Ruimtelijk / economisch beleid

Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef

Op 24 september 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef vastgesteld. De structuurvisie vormt het ruimtelijk raamwerk waarin de afstemming tussen functies, gebieden en plannen plaatsvindt. De belangrijkste uitgangspunten en ontwikkelingprincipes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen bestaan uit “kwaliteit voor kwantiteit” en “keuze voor een duurzame inrichting van de ruimte”.

De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. De structuurvisie bevat de belangrijkste ruimtelijke elementen van de diverse gemeentelijke nota's en werkt principes/opgaven uit vanuit andere bestuurslagen. De ambities waar Emmen aan wil werken luiden als volgt:

  • méér en andere werkgelegenheid;
  • inzetten op een bevolkingsgroei richting 120.000 inwoners;
  • Emmen, stedelijk centrum van en voor de regio;
  • een optimale bereikbaarheid van Emmen via de A37, de N34 en het spoor.

Conform het Masterplan Emmen Centrum 2020 wordt het hart van Emmen verder uitgebouwd met stedelijke woonmilieus, winkels met nationale uitstraling, kantoren en leisurevoorzieningen. Eén van de belangrijkste opgaven in het centrum vormt de verplaatsing van de gehele dierentuin naar de locatie op de es. In combinatie met het theater ontstaat hier een recreatieve trekker van formaat.

In de structuurvisie wordt tevens gerefereerd aan de barrièrewerking van de Hondsrugweg. Doordat de weg tegelijkertijd een stroomfunctie voor doorgaand verkeer en een ontsluitingsfunctie voor het centrum vervult, kent de weg een hoge verkeersintensiteit, die in 2020 mogelijk toeneemt tot 30.000 motorvoertuigen per etmaal. Naast het verbeteren van het verkeersnetwerk - hetgeen in het kader van het Gemeentelijk verkeer en vervoersplan wordt onderzocht - dient de barrièrewerking van deze weg te worden verminderd. Het project 'De Verbinding' is de uitwerking van deze beleidskeuze.

Masterplan Emmen Centrum

De gemeente Emmen heeft een masterplan ontwikkeld om haar (regionale) centrumfunctie te versterken. Het masterplan heeft een tijdshorizon tot 2020 en voorziet in circa 1000 woningen, circa 22.500 m² bedrijfsvloeroppervlak en circa 10.000 m² detailhandel.

Het centrum van Emmen is belangrijk voor de economische ontwikkeling van Zuidoost-Drenthe. Emmen-Centrum heeft een stedelijk karakter en biedt een breed scala aan voorzieningen. Daarnaast is het één van de grootste centra van het landsdeel Noord-Nederland. Het stimuleren van de centrumfunctie van Emmen geeft een sterke impuls aan de ontwikkeling van wonen, werken, bedrijvigheid en toerisme in de regio en ver daarbuiten.

De raad van de gemeente Emmen heeft in 2003 het Visiedocument Masterplan Emmen-Centrum 2020 (MEC) vastgesteld. Daarin wordt een visie gegeven op de toekomstige economische, ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkeling van Emmen-Centrum. Deze visie is verder uitgewerkt in het gebiedsprogramma MEC 2020. Het gebiedsprogramma MEC 2020 beschrijft de periode van 2005 tot en met 2020 en geeft een samenhangend overzicht van de gewenste ontwikkelingen op het gebied van vastgoed en openbaar gebied. De herontwikkeling van het centrumgebied maakt deel uit van het Masterplan Emmen-Centrum.

2.5.2 Verkeersbeleid

Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (2000)

Het huidige Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (GVVP) is vastgesteld in 2000. Centraal in het gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid staan bereikbaarheid en verkeersveiligheid (duurzaam veilig). Bereikbaarheid gaat zowel om externe bereikbaarheid - de bereikbaarheid van het stedelijk centrum Emmen in een grensoverschrijdende regio - als interne bereikbaarheid - de bereikbaarheid van centrum, woonwijken en bedrijventerreinen binnen de gemeente. Centrale doelstelling van het GVVP is:

  • de realisering van een efficiënt, veilig en duurzaam personen- en goederenvervoer;
  • het streven naar de verbetering van de bereikbaarheid binnen de randvoorwaarden die uit een oogpunt van leefbaarheid daaraan worden gesteld.

Emmen huisvest een aantal belangrijke recreatieve trekkers. Bereikbaarheid, parkeerfaciliteiten en bewegwijzering zijn belangrijke dragers voor een geslaagd recreatiebeleid. Het parkeerbeleid gaat uit van het beperken van het langparkeren in het centrum. Voor langparkeren zijn drie parkeerterreinen aangewezen:

  • parkeerterrein Centrum-noord, nabij de Frieslandweg;
  • parkeerterrein Centrum-zuid, bij de Hondsrugweg/Ermerweg;
  • parkeerterrein Centrum-Oost, bij het Eden hotel.

Momenteel wordt er gewerkt aan het opstellen van een nieuw Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan. Tevens is de gemeente bezig met het opstellen van nieuw parkeerbeleid. Indien dit beleid gevolgen heeft voor het voorliggend bestemmingsplan, wordt daar in een later stadium van de planvorming rekening mee gehouden.

2.5.3 Welstandsbeleid

Welstandsnota

De gemeente Emmen is op dit moment bezig met het opstellen van een geactualiseerde welstandsnota. Voor dit specifieke project zijn in samenwerking met de provincie uitgangspunten ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit vastgelegd. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op de doelstellingen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit uit de Provinciale Omgevingsvisie en vormen het toetsingskader voor de welstand. De uitgangspunten worden beschreven in paragraaf 5.2 van deze toelichting.

Hoogbouwvisie

De hoogbouwvisie is een uitwerking van het Masterplan Emmen-Centrum 2020. Het is een stap tussen het MEC 2020 en de concrete projecten in. In deze hoogbouwvisie wordt een methodiek ontwikkeld om te bepalen of, waar en onder welke voorwaarden hoogbouwinitiatieven binnen Emmen een vervolg kunnen krijgen. Hierdoor kunnen nieuwe ontwikkelingen in een bredere context geplaatst worden. De hoogbouwvisie heeft als doel:

  • in driedimensionale zin richting en vorm geven aan de ambities van de stad, waarbij de kwalitatieve en fysieke stedelijkheid vergroot wordt;
  • richtinggevende kaders leveren voor toekomstige en reeds in ontwikkeling zijnde ontwikkelingsplannen;
  • gebruikt te kunnen worden om (hoogbouw)initiatieven op hoofdlijnen te kunnen toetsen.

2.5.4 Toeristisch beleid

Toeristisch Recreatief Ontwikkelingsplan

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de sector toerisme en recreatie is vastgelegd in het Toeristisch Recreatief Ontwikkelingsplan (TROP). Het TROP 2010-2015 geeft het gemeentelijk toeristisch beleid voor de komende vijf jaar weer.

De grootschalige ontwikkelingen als het Atalantaproject en de gebiedsontwikkeling van de vaarverbinding Erica - Ter Apel / Runde bieden grote kansen voor de ontwikkeling van de gehele toeristische sector in de regio Emmen. De opgave voor de periode 2010-2015 is het optimaal benutten van deze kansen, waarbij de ontwikkeling en vermarkting van het toeristisch totaalproduct Emmen centraal staat. Het TROP 2010-2015 bestaat uit een visiegedeelte en een concreet uitvoeringsprogramma.

2.6 Conclusie

In het rijksbeleid zijn geen specifieke uitgangspunten opgenomen die betrekking hebben op het plangebied.

De ontwikkeling die in het plangebied mogelijk wordt gemaakt is gelegen in bestaand bebouwd gebied en heeft daarmee geen belangrijke landschappelijke gevolgen. De ontwikkeling draagt bij aan het versterken van de centrumfunctie van Emmen en vormt een belangrijke randvoorwaarde voor het succesvol ontwikkelen van het nieuwe belevenspark. Het voornemen past tevens binnen de provinciale principes van hoogwaardig en multifunctioneel ruimtegebruik.

De ontwikkeling in het plangebied past binnen het gemeentelijk beleid, namelijk het realiseren van een compact, goed bereikbaar en vitaal stadshart. Het realiseren van een centrumplein over de (drukke) Hondsrugweg draagt bij aan de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van het centrum van Emmen en past daarmee binnen de doelstellingen van Duurzaam Veilig (het scheiden van verkeersstromen).

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten

3.1.1 Normstelling en beleid

Wet op de Archeologische Monumentenzorg/ Verdrag van Malta

Nederland heeft in 1992 het Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Deze wet is op 1 september 2007 in werking getreden en heeft een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg gehad.

Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Provinciaal archeologiebeleid

De bovenstaande uitgangspunten zijn door de Provincie Drenthe nader uitgewerkt in een Provinciaal archeologiebeleid. Kern van het beleid vormen drempelwaarden voor ontwikkelingen, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Deze drempelwaarden zijn afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen reeds bekende archeologische vindplaatsen op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de verwachtingswaarde op grond van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Op grond van inhoudelijke overwegingen en expert judgement hanteert de provincie Drenthe een vrijstellingsmogelijkheid van 500 m². Daarbij dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:

  • het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
  • de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van 50 m een AMK-terrein aanwezig is;
  • de vrijstelling geldt niet voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven; uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 m² mogelijk.

Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningsvrij kunnen worden uitgevoerd. Totdat de gemeente Emmen zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is het provinciaal beleid van toepassing en verwoord in de regels bij dit bestemmingsplan.

3.1.2 Onderzoek archeologie

Archeologische waarden in het plangebied

Uit raadpleging van de Provinciale Archeologische Monumentenkaart (www.KICH.nl) blijkt dat het plangebied voor een klein deel is gelegen binnen terrein van hoge archeologische waarde (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0002.png"

Figuur 3.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van AMK-terrein

Archeologisch onderzoek

Vanwege mogelijk aanwezige archeologische waarden is specifiek voor het onderhavige plangebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Daarnaast is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd, waarbij een aantal grondboringen zijn gezet. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 6 bij deze toelichting. Eindconclusie van het onderzoek is dat de bodem ter plaatse van het plangebied dusdanig verstoord is, dat er naar alle verwachting geen archeologische grondsporen kunnen worden aangetroffen. Zodoende is het uitvoeren van nader archeologisch onderzoek niet aan de orde.

3.1.3 Cultuurhistorie en monumenten

Het plangebied De Verbinding ligt binnen de historische contour van de Noordbargeres.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0003.png"

Figuur 3.2 Het plangebied ligt binnen de oorspronkelijke grens van de Noordbargeres

Het esdorpenlandschap van de zandgronden vormt het oudste landschap van Emmen, met pal ten westen van de stad op een uitloper van de Hondsrug, het waardevolle essencomplex. Dit essencomplex vormt een langgerekte gordel die globaal in noord–zuidrichting ligt en is samengesteld uit de Schimmer es, de Emmer es en de Noordbarger es. Op de Paleografische kaart van Drenthe aan het einde van de Vroege Middeleeuwen (circa 1000 na Christus, Theo Spek, 2004) is de ligging van de essengordel ten westen van Emmen ten opzichte van het stroomdallandschap (blauw) en het Dekzandlandschap (geel) goed te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0004.png"

Figuur 3.3 Paleografische kaart van Drenthe

De Noordbargeres behoort tot het oudste ontginningstype van de Drentse essen. Het esdorpenlandschap wordt altijd gekenmerkt door drie landschappelijke eenheden: essen met daaraan gekoppelde bebouwing, beekdalen en velden. Essen hebben een aantal karakteristieken die samen het karakter en het beeld bepalen: openheid, een heldere begrenzing, vaak een bolle ligging, meerdere gebruikers en een groot verschil tussen de wereld op de es en de wereld buiten de es.

De Noordbargeres heeft in een betrekkelijk korte periode een ingrijpende ontwikkeling doorgemaakt. Daardoor zijn veel karakteristieken van de oorspronkelijke es verdwenen. In de jaren 50 van de vorige eeuw groeiden Emmen en het dorp Noordbarge aan elkaar waardoor de Noordbargeres in twee delen werd gesplitst. In de jaren 70 werd de es doorsneden door de Ermer- en Hondsrugweg, waarna Emmen en Noordbarge verder op de es konden worden uitgebreid. In het gebied ten oosten van de Hondsrugweg (plangebied de Verbinding) werd het centrum verder ontwikkeld. Ten noorden van de Noordbargeres is Emmen ook langs de Westenesscherstraat gegroeid in de richting van het dorp Westenesch waardoor de es niet meer herkenbaar is als onderdeel van een opeenvolgende essengordel. De huidige Noordbargeres is dus in omvang kleiner dan de vroegere, veel grotere es waarvan het zuidelijke en oostelijke deel nu bebouwd is.

De kenmerkende beplanting, die op de kaart van 1850 nog een bijna volledige houtwal rond de es vormt, is vrijwel niet meer aanwezig waardoor de es niet meer als een helder begrensde eenheid herkenbaar is. In het noordwestelijk deel zijn bosopstanden toegevoegd. De es wordt aan drie kanten ingesloten door infrastructuur en bebouwing die in de meeste gevallen 'koud' aan de es grenzen. Door deze verschillende ontwikkelingen is de es niet meer als een collectieve, ongedeelde ruimte herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0007.png"
1850 1975 2005

Figuur 3.4 Transformatie van de Noordbargeres

Beschermd stadsgezicht / monumenten

Het centrum van Emmen heeft geen beschermd stadsgezicht. Het nabijgelegen Westenesch kent wel een beschermd dorpsgezicht, maar valt buiten het plangebied. Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig.

3.1.4 Conclusie

Uit het arcehologisch veldonderzoek dat binnen het plangebied is uitgevoerd, blijkt dat vanwege het verstoorde bodemprofiel geen intacte archeologische grondsporen aanwezig zullen zijn. Het aspect archeologie staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

In het plangebied komen geen cultuurhistorische waarden voor die aanvullende bescherming behoeven in het bestemmingsplan.

3.2 Ecologie

De resultaten van het onderzoek in het kader van toetsing aan de Flora- en faunawet zijn beschreven in bijlage 2. Veldonderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen is toegevoegd als bijlage 3. De belangrijkste bevindingen uit de onderzoeken zijn in deze paragraaf samengevat.

3.2.1 Gebiedsbescherming

De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000, en is er ook niet nabij gelegen. De planlocatie maakt ook geen deel uit van en is ook niet nabij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) gelegen. Het aspect gebiedsbescherming is voor dit bestemmingsplan derhalve niet relevant en komt niet nader aan de orde.

3.2.2 Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Voor de betreffende planontwikkelingen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1, waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (het broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 meter rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren.

Het plangebied en de directe omgeving heeft naar aanleiding van de inventarisatie geen belangrijke functie voor vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen (inclusief vogels van categorie 5).

Voor vleermuizen is het gebied in de herfst marginaal foerageergebied (Adviesbureau Mertens, 2009). Het plangebied zal na planontwikkeling echter niet minder geschikt worden als foerageergebied. Het plan voorziet in de ondertunneling van een weg. Dit zal minder lichtuitstraling tot gevolg hebben voor vleermuizen die gebruik maken van het nabijgelegen opgaande groen. Bij de realisatie van het centrumplein zullen nieuwe bomen aangeplant worden (aanbeveling is hier wel dat deze bomen aansluiten op het bestaande groen en dat inheemse vrucht- en/of besdragende geadviseerd worden). Deze bomen zorgen daarmee voor nieuw foerageergebied. De planontwikkeling zal geen negatieve effecten hebben op het foerageergebied voor de betreffende vleermuizen.

Het plangebied biedt verder geen vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes aan vleermuizen (Adviesbureau Mertens, 2009).

3.3 Fysieke Veiligheid

3.3.1 Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In augustus 2004 is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

In 2010 zal het Besluit transportroutes externe veiligheid en het bijbehorende Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. In dat basisnet worden zones langs hoofdinfrastructuur opgenomen waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Op dit moment wordt nog niet voor alle infrastructuur uitsluitsel gegeven over de breedte van de verschillende zones.

Buisleidingen

In geval van aardgastransportleidingen en het vervoer van brandbare vloeistoffen door buisleidingen gelden de zoneringsafstanden uit de Circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” en de Circulaire ''Brandbare Vloeistoffen uit de K1-, K2- en K3-categorie''. Er geldt zowel een toetsingsafstand waarbinnen de wenselijkheid van ruimtelijke ontwikkelingen moet worden afgewogen, als een bebouwingsafstand waarbinnen de realisatie van kwetsbare objecten niet is toegestaan.

Overigens is momenteel een nieuwe AMvB voor externe veiligheid rond buisleidingen in voorbereiding. Met deze AmvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. De huidige toetsings- en bebouwingsafstanden worden daarmee vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een invloedsgebied voor het groepsrisico. Met deze AMvB wordt tevens het opnemen van buisleidingen in het bestemmingsplan verplicht. VROM adviseert met de nieuwe afstanden rekening te houden.

3.3.2 Inventarisatie risicovolle activiteiten

Risicovolle inrichtingen

Door de Grontmij is ten behoeve van het bestemmingsplan en het milieueffectrapport Emmen Centrum-West een quickscan externe veiligheid uitgevoerd. Uit deze scan komt naar voren dat de risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied zich op dermate grote afstand bevinden dat er geen sprake is van ligging van het plangebied binnen de PR 10-6-contour van deze risicobronnen. Ook is er geen sprake van invloed op de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de ontwikkelingen in het plangebied. Voor een uitgebreide beschrijving van de bronnen wordt verwezen naar het onderzoeksrapport in bijlage 7.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de Hondsrugweg worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de quickscan externe veiligheid blijkt tevens dat het aspect externe veiligheid rond rijksweg N34, vanwege de grote afstand tot de weg, geen gevolgen heeft voor het plan.

Op de spoorlijn Emmen-Coevorden vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt op ruime afstand van het invloedsgebied voor het groepsrisico rond deze spoorlijn. Gezien de afstand tot het spoorwegemplacement Emmen, die circa 1000 m bedraagt, is er ook vanwege deze risicobron geen sprake van een externe veiligheidsrisico ter hoogte van het plangebied.

Buisleidingen

In of om het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zodat geen rekening hoeft te worden gehouden met het aspect externe veiligheid rond buisleidingen. In of om het plangebied bevinden zich ook geen NAM-locaties of buisleidingen van de NAM die op de ontwikkelingen in het plangebied van invloed kunnen zijn.

In de middenberm is een middendrukgasdrukleiding aanwezig die zal worden verlegd in het kader van de aanleg van de tunnel. Het betreft een leiding met een druk van 3 bar, die uit het oogpunt van externe veiligheid geen significante risico's met zich meebrengt.

3.3.3 Voorschriften fysieke veiligheid Brandweer Emmen

Omdat externe veiligheid een belangrijke voorwaarde is voor een aangename woon-, werk- en leefomgeving, dient de brandweer te worden betrokken bij het bereiken van het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied. Hierbij wordt getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen. Met het oog op de bestrijding van rampen dienen bij ruimtelijke ontwikkelingen de onderstaande aspecten te worden meegewogen.

Bereikbaarheid

Qua bereikbaarheid is het in hoofdzaak van belang dat een object / gebied van twee kanten bereikbaar dient te zijn. Dit geldt tevens voor objecten binnen de inrichting. Indien dit niet het geval is, dient de aanvrager te zorgen voor alternatieven in overleg met de brandweer.

Bluswatervoorziening

Bluswatervoorziening dient in principe zó geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. Indien dit niet het geval is, dient de aanvrager te zorgen voor alternatieven in overleg met de brandweer.

Repressieve dekking

Aan de hand van de landelijke normtijden kunnen we er vanuit gaan dat het centrumplein valt onder de zorgnorm woon- en verblijfsgebouwen. Waar wordt afgeweken van de landelijke normtijden, dient in overleg met de brandweer te worden besproken welke compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. In het geval van deze ontwikkeling is de verwachting dat aan de landelijke normtijden wordt voldaan.

Waarschuwings- en alarmeringsstelsel (WAS)

Ten aanzien van de dekking van het Waarschuwings- en alarmeringsstelsel dienen de richtlijnen van de “Handleiding voorbereiding sirenelocaties”, versie 3 d.d. 20 februari 2006, aangehouden te worden.

3.3.4 Conclusie en uitgangspunten bestemmingsplan

Er is sprake van een voldoende afstand tot de risicobronnen in de omgeving van het plangebied. Zodoende levert het aspect externe veiligheid geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Bij de nadere uitwerking van de plannen zal de brandweer worden betrokken met betrekking tot het veiligheidsniveau in het plangebied en de bestrijdbaarheid van rampen.

3.4 Tunnelveiligheid

3.4.1 Normstelling en beleid

In de Wet Aanvullende Regels Veiligheid Wegverkeerstunnels (WARVW; kortweg Tunnelwet) is bepaald dat bij de realisatie van tunnels langer dan 250 m een risicoanalyse moet worden uitgevoerd en een tunnelveiligheidsplan moet worden opgesteld. Het tunnelveiligheidsplan dient te worden getoetst door de onafhankelijke Commissie Tunnelveiligheid.

3.4.2 Toetsing en conclusie

In het voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van een tunnel in de zin van de Tunnelwet. Het gaat om een overdekte weg waarvan langst omsloten deel maximaal 250 meter is. Dit is in de planregels gewaarborgd. Het is ook mogelijk dat de overdekte weg uit meerdere delen zal bestaan, alle korter dan 250 meter.

Hoewel de Tunnelwet formeel niet van toepassing is, zal aan het aspect tunnelveiligheid de nodige aandacht worden besteed bij de aanbesteding van het project. De volgende veiligheidsmaatregelen worden overwogen:

  • het aanbrengen van een licht- en luchtdoorlatende overkapping aan de uiteinden van de tunnel;
  • handhaven van een rustig verkeersbeeld boven en langs de tunnelmond (niet teveel zichtbare bewegingen, aandachtrekkende logo's en dergelijke);
  • voor de toegankelijkheid van hulpdiensten van de ene tunnelbuis naar de andere, zal voorzien worden door het opnemen van twee vluchtdeuren, open te maken met een brandweersleutel;
  • realisatie van een ontvluchtingsmogelijkheid vanuit beide tunnelbuizen via een trap naar het centrumplein.

3.5 Milieu

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

Normstelling en beleid

Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het plangebied dient rekening te worden gehouden met milieugevoelige bestemmingen, zoals woningen, in de omgeving van het plangebied. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfsklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) waarin richtafstanden zijn opgenomen die van toepassing zijn op een rustige woonwijk. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Indien functiemenging aanwezig of juist gewenst is óf indien er reeds sprake is van een verhoogde milieubelasting, bijvoorbeeld in de buurt van drukke wegen, kan het gebiedstype 'gemengd gebied' worden gehanteerd. In dat geval kunnen kortere richtafstanden worden gehanteerd ten opzichte van bedrijvigheid. Uit jurisprudentie volgt dat de afstandsstappen uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' in dat geval met één afstandsstap kunnen worden teruggebracht.

Onderzoek en conclusie

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen bedrijfsbestemmingen mogelijk gemaakt. De mogelijkheden voor detailhandel en horeca die in het plan zijn opgenomen, zullen in geen geval relevante milieuhinder veroorzaken. Voor dergelijke functies geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk en woonfuncties in de omgeving bevinden zich ruimschoots op grotere afstand. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

3.5.2 Bodem

Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zódanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek en conclusie

Ter inventarisatie van de bodemkwaliteit binnen het plangebied is een historisch bodemonderzoek (NEN 5725) uitgevoerd. Doel van het onderzoek is het vaststellen of ter plaatse van het plangebied of in de directe omgeving ervan activiteiten hebben plaatsgevonden die hebben kunnen leiden tot een eventuele bodemverontreiniging.

Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van parkeerplaats de Klokkenslag een kleine restverontreiniging aanwezig is. Het betreft echter geen urgente saneringssituatie. Daarnaast is bij het Willinkplein, in de nabijheid van de aangelegde parkeerkelder, een grondwaterverontreiniging aanwezig. Bij het graven van een bouwput ten behoeve van de overdekte weg, moet rekening worden gehouden met deze verontreiniging door het plaatsen van een foliescherm of het gecontroleerd afvoeren van het grondwater. Mits rekening wordt gehouden met deze grondwaterverontreiniging, kan het bestemmingsplan voor wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar worden geacht.

Hergebruik van grond

Indien binnen het plangebied hergebruik van grond plaatsvindt of grond wordt afgevoerd, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik of het afvoeren van grond is niet relevant in het kader van het aantonen van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan; deze toets vindt plaats op het moment dat grond wordt afgevoerd. Vervuilde grond moet door een erkend verwerker worden verwerkt.

3.5.3 Verkeer

Verkeersgegevens

In het onderzoek voor dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van verkeersgegevens. Alle relevante verkeersgegevens zijn hieronder opgenomen.

Wegvak 2009 2013 2015 2020 2023
Hondsrugweg tussen Westerstraat en Weerdingerstraat 21.100 23.100 24.100 27.000 28.900
Weerdingerstraat tussen Noorderpassage en Hondsrugweg 13.800 15.100 15.800 17.700 18.900
Hondsrugweg tussen Brinkenweg en Ermerweg 16.100 17.200 17.800 19.400 20.400
Ermerweg / Dordsestraat tussen Wilhelminastraat en Hondsrugweg 8.600 9.300 9.800 10.900 11.600
Ermerweg tussen Noordbargerstraat en Hondsrugweg 9.800 10.600 11.100 12.400 13.200
Hondsrugweg tussen Ermerweg en van Schaikweg 19.600 22.500 24.000 28.500 31.600
Hondsrugweg tussen van Schaikweg en Wenning 22.600 24.500 25.500 28.100 29.800
Hondsrugweg tussen Wenning en Westerstraat 23.200 25.100 26.200 29.000 30.800
Wenning tussen Hondsrugweg en Klepel 2.400 2.600 2.700 2.900 3.000
Wenning tussen Hondsrugweg en ingang Willinkplein 7.300 9.000 10.100 13.300 15.700
Wenning tussen ingang Willinkplein en Klokkenslag 2.600 2.900 3.100 3.500 3.800

Tabel 3.1 Etmaalintensiteiten (omgerekend naar een weekdaggemiddelde)

De verkeersintensiteiten zijn afkomstig uit het gemeentelijk verkeersmodel (gemeente Emmen, 2009) en deels gebaseerd op recente verkeerstellingen. Het verkeersmodel geeft intensiteiten voor 2006 en 2020. De verkeersintensiteiten voor de tussenliggende jaren zijn berekend op basis van een gemiddelde jaarlijkse autonome verkeersgroei. Voor de voertuigverdeling van genoemde wegen is uitgegaan van de door de gemeente aangeleverde gegevens.

De prognoses zijn gebaseerd op sociaal-economische gegevens vóór de economische crisis en de laatste inzichten in de bevolkingsontwikkeling (krimp dan wel stabilisatie) zijn nog niet volledig verwerkt in de verkeersgroeicijfers. Dat de geprognosticeerde groei uiteindelijk zal worden gehaald, is aannemelijk. Het tempo waarin, zal waarschijnlijk aanzienlijk lager liggen dan in de verkeersprognoses is weergegeven. Zodoende kunnen de gebruikte verkeersgegevens ten behoeve van de milieuberekeningen worden opgevat als een worst-case-scenario.

Wenning

De bestaande aansluiting van de Wenning op de Hondsrugweg zal in de nieuwe situatie komen te vervallen. De Wenning zal worden verlegd ten behoeve van de ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen parkeergarage onder de geplande nieuwe vastgoedontwikkeling ten zuiden van het plangebied (werknaam: Willinkplein Zuidblok). Deze nieuwe parkeergarage krijgt een ondergrondse verbinding met de onlangs geopende parkeergarage onder het Willinkplein. Deze nieuwe verkeerssituatie wordt geregeld in een aparte planologische procedure die wordt gevoerd voor het Willinkpein Zuidblok.

Nieuwe ontsluitingen

Op een drietal plaatsen in het plangebied zullen nieuwe wegontsluitingen worden gerealiseerd. Het betreft de ontsluiting van woon-/zorgcentrum de Holdert aan de zuidzijde van de overdekte weg met daartegenover een ontsluiting vanaf de Hondrugweg naar de nieuw te bouwen parkeergarage. De ontsluiting van het parkeerterrein P-Zuid wordt verplaatst naar de Ermerweg.

Langzaam verkeer

De huidige langzaamverkeersroutes door het gebied blijven gehandhaafd. Het langzaam verkeer, met uitzondering van bromfietsen, zal geen gebruik maken van de tunnel. Op het centrumplein zal sprake zijn van 'shared space'. Het plein is dus niet alleen bestemd voor voetgangers en fietsers, maar ook voor de bevoorrading van het winkelcentrum, voor trouwauto's en incidenteel een bus met een speciale doelgroep die het centrum van Emmen bezoekt.

Openbaar vervoer

De Hondsrugweg is een belangrijke ader voor al het openbaar vervoer in Emmen. In de huidige situatie is het busstation langs deze weg gelegen. Als gevolg van de ondertunneling zal het busstation worden verplaatst. Nog onduidelijk is of het nieuwe busstation in zijn geheel in noordelijke richting wordt verplaatst of dat het in de vorm van langshaltes langs de Hondsrugweg zal worden teruggeplaatst. Waar nodig is in het milieuonderzoek met beide opties rekening gehouden.

Verkeerveiligheid

De te reconstrueren Hondsrugweg zal duurzaam veilig worden ingericht. Dat betekent dat deze weg wordt voorzien van een rijbaanscheiding en (vrijliggende) fietsvoorzieningen. De voorrang op de kruispunten met de Hondsrugweg zal net als in de huidige situatie met verkeersregelinstallaties worden geregeld.

Parkeren

Onder het te realiseren centrumplein is onlangs een nieuwe parkeergarage geopend: Parkeergarage Willinkplein. De parkeervoorzieningen op het plein komen daarmee te vervallen. De parkeergarage wordt momenteel ontsloten via de Wenning naar de Hondsrugweg. In de toekomstige stuatie wordt de parkeergarage gekoppeld met de nieuw geplande parkeergarage onder Willinkplein Zuidblok.

Het parkeerterrein van het Dierenpark Emmen (P-Zuid) zal niet langer ten hoogte van de Van Schaikweg op de Hondsrugweg worden ontsloten, maar aan de zuidzijde een aansluiting op de Ermerweg krijgen.

3.5.4 Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan maakt de reconstructie van een bestaande weg mogelijk. In verband hiermee is de geluidssituatie onderzocht. De reconstructie betreft de herinrichting van de Hondsrugweg. Onderzocht is wat het effect van de reconstructie op de geluidsbelasting aan de gevels van bestaande woningen is. De berekeningsresultaten zijn in bijlage 4 opgenomen.

Beleid en normstelling

Bij fysieke wijziging van een weg (reconstructie) dient te worden onderzocht of de toename van de geluidshinder voor en na wijziging beneden de 2 dB blijft. Wanneer er sprake is van een zogenaamd reconstructie-effect (toename > 2 dB), dan wordt getoetst of de geluidsbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) of eerder verleende hogere grenswaarden. Is dat niet het geval, dan is ook onderzoek naar maatregelen om de geluidsbelasting terug te dringen vereist. Onder voorwaarden kunnen (nieuwe) hogere grenswaarden worden vastgesteld als maatregelen niet mogelijk zijn of op overwegende bezwaren stuiten. In de notitie 'Beleidsregel beoordeling hogere waarde Wet geluidhinder gemeente Emmen' (vastgesteld door de gemeenteraad op 25 september 2007) is vastgelegd onder welke voorwaarden een hogere waarde kan worden toegekend.

Onderzoek wegverkeerslawaai

Het akoestisch onderzoek is opgenomen in een separate rapportage (zie bijlage 4 van de toelichting).

Reconstructie Hondsrugweg

De geluidsbelasting aan de gevels van de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen ter hoogte van de te reconstrueren Hondsrugweg (het reconstructiegebied) neemt maximaal toe met 2,10 dB. Op de toetsingspunten waar sprake is van het reconstructieffect bedraagt de geluidsbelasting maximaal 50 dB. Op deze locaties is echter in het verleden een hogere grenswaarde vastgesteld. De besluiten ten aanzien van eerder verleende hogere grenswaarden maken deel uit van bijlage 4.

Aan deze grenswaarden wordt voldaan. Zodoende wordt voldaan aan de normen uit de Wet geluidhinder en is het treffen van maatregelen of het volgende van verdere procedures in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is eveneens onderzocht of langs wegen buiten het reconstructiegebied sprake is van een reconstructie-effect. Op het gedeelte van de Hondsrugweg vanaf de Westenesscherstraat in noordelijke richting neemt de geluidsbelasting wel meer dan 2 dB toe. De toename blijft echter onder de 5 dB en de uiterste grenswaarde (63 dB) wordt in geen geval overschreden. Geconcludeerd wordt dat het treffen van maatregelen uit oogpunt van kosten niet gewenst zijn (geluidsarm asfalt) of uit stedenbouwkundig oogpunt niet inpasbaar zijn (geluidsschermen).

Conclusie

De optredende geluidsbelastingen binnen het reconstructiegebied staan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg. De geluidbelasting buiten het reconstructiegebied neemt niet dusdanig toe, dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk of noodzakelijk is om maatregelen te treffen.

3.5.5 Industrielawaai

Normstelling en beleid

Rondom inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder veroorzaken, is ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder een geluidszone van toepassing. Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan 50 dB(A). Ten aanzien van geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de geluidszone worden mogelijk gemaakt, dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Daarbij dient te worden onderzocht of er kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Onderzoek en conclusie

Een deel van het plangebied ligt binnen de geluidszone rond het industrieterrein Bargermeer (zie figuur). Met het voorliggende bestemmingsplan worden echter geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt waarvoor akoestisch onderzoek aan de orde is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0008.png"

Figuur 3.5 Geluidszone Bargermeer (zwarte lijn)

Evenementenlawaai

Het is de bedoeling om het centrumplein in de toekomst te gebruiken voor markten, kermissen en andere evenementen. Toetsing en regulering van evenementenlawaai vindt plaats op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Toetsing is aan de orde op het moment dat een evenementenvergunning wordt aangevraagd. Dit aspect staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

3.5.6 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Nabij tunnelmonden of parkeergarages is tevens de concentratie benzeen van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

stof toetsing van grenswaarde geldig vanaf
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³
40 µg/m³
2010
2015
uurgemiddelde concentratie
max. 18 keer per jaar
300 µg/m³
200 µg/m³
2010
2015
fijnstof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ 2005
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar
75 µg/m³

50 µg/m³
2005

2011
benzeen jaargemiddelde concentratie 10 µg/m³ 2005
jaargemiddelde concentratie 5 µg/m³ 2010

Tabel 3.2 Grenswaarden luchtkwaliteit

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden / ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden / ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (NIBM)

In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1500 woningen of een kantooroppervlak van 100.000 m2 (langs één ontsluitingweg).

Goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Onderzoek en conclusie

Om de effecten van het plan op de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied vast te stellen en te toetsen aan de grenswaarden uit het Wlk, zijn luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd langs de meest maatgevende wegen. Voor dit onderzoek is gerekend met het model Geomilieu, module STACKS+, versie 1.3 (DGMR en KEMA). Dit model is door VROM goedgekeurd voor het berekenen van de concentraties voor luchtkwaliteit volgens alle drie de standaardrekenmethoden.

De effecten op de luchtkwaliteit zijn inzichtelijk gemaakt voor het eerste jaar na realisatie van het plan (2013) en 10 jaar na realisatie van het plan (2023). Omdat voor het jaar 2023 geen emissiekengetallen en achtergrondgegevens bekend zijn, zijn voor de berekeningen van 2023 de kentallen en achtergronden van het jaar 2020 gebruikt. Ter vergelijking zijn ook voor het jaar 2020 de luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd.

Uit het onderzoek volgt dat langs de maatgevende wegen de concentraties NO2 en PM10ruimschoots beneden de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit zijn gelegen. Ook de berekende benzeenconcentraties in de directe omgeving van de tunnelmonden en het uitblaaspunt van de parkeergarage blijven ruim onder de grenswaarden.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat de effecten op de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied geen belemmering vormen voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De opzet en resultaten van het onderzoek opgenomen in bijlage 5.

3.6 Waterparagraaf

3.6.1 Watertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening is de "watertoets" opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Velt en Vecht. Het waterschap heeft in het kader van het vooroverleg een advies afgegeven. Dit advies maakt deel uit van bijlage 1 bij deze toelichting. Het advies is verwerkt in de onderstaande tekst.

3.6.2 Beleidskader

Rijksbeleid

Het waterbeleid op rijksniveau is verankerd in de 4e Nota Waterhuishouding, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het rapport Waterbeleid 21e Eeuw. Daarnaast is in december 2009 het Nationaal Waterplan vastgesteld. Algemene uitgangspunten van het waterbeleid zijn:

  • bij waterbeheer wordt de voorkeursvolgorde vasthouden, bergen en afvoeren gehanteerd;
  • hemelwater wordt zoveel mogelijk afgekoppeld van het rioleringssysteem en geïnfiltreerd in de bodem;
  • de toename van verhard oppervlak dient te worden vermeden en, indien dit niet mogelijk is, te worden gecompenseerd door het realiseren van extra waterberging;
  • waterlopen worden waar mogelijk teruggebracht in een natuurlijke staat.

Ook de Europese Kaderrichtlijn Water heeft gevolgen voor het waterbeheer in Nederland. Op grond van deze richtlijn dienen alle hoofdwateren te voldoen aan kwaliteitseisen. Daarnaast moet de ecologische toestand van natuurlijke wateren respectievelijk het ecologisch potentieel van kunstmatige wateren worden verbeterd.

Waterschapsbeleid

Op 27 oktober 2009 heeft het Algemeen Bestuur van Waterschap Velt en Vecht het Waterbeheerplan 2010-2015 vastgesteld. In het plan zijn de volgende kernopgaven benoemd: zorgen voor veiligheid, watersysteembeheer en beheer van de afvalwaterketen. Populair gezegd gaat het om voldoende schoon water en veilig wonen en werken. Deze kerntaken worden zoveel mogelijk in samenhang uitgevoerd. Ook integratie met wonen, recreatie, plattelandsontwikkeling en stadsvernieuwing is hierbij noodzakelijk. Nieuw in het waterbeheerplan is de opgave voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Het waterbeheerplan geeft een globale weergave van de acties die Velt en Vecht in de periode 2010-2015 wil uitvoeren. Ook wordt een doorkijk voor de langere termijn gegeven. Er zijn geen specifieke aandachtspunten voor het plangebied.

Het Algemeen Bestuur van het Waterschap Velt en Vecht heeft op 15 december 2009 de Keur 2009 vastgesteld. Als gevolg van de nieuwe Waterwet is de keur van het waterschap herzien. De keur is een verordening van een waterschap. In de keur zijn onder andere opgenomen:

  • regeling van beheer en onderhoud van waterstaatswerken (waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en kunstwerken);
  • vergunningstelsel voor handelingen in het watersysteem;
  • algehele verboden in geval van calamiteiten;
  • watervergunning en melding voor lozen en onttrekken van grond- en oppervlaktewater;
  • meet- en registratieplicht;
  • zorgplicht voor het watersysteem;
  • regeling voor de schouw.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Emmen heeft met de waterschappen Velt en Vecht en Hunze en Aa's het Waterplan Emmen (2004) opgesteld. Ook de provincie Drenthe en de Waterleidingmaatschappij Drenthe zijn inhoudelijk betrokken geweest bij het plan. In het Waterplan zijn drie koersen aangegeven die de gemeente volgt, te weten:

  • duurzaam en robuust (met als doelen een veerkrachtig watersysteem, inrichting en onderhoud is afgestemd op de functie van het water);
  • gezond en schoon (met als doelen afstemming van de oppervlaktewaterkwaliteit op de functie, een zo veel mogelijk gesloten waterketen en een optimale ontwikkeling van natuur door een goede waterkwaliteit);
  • zien en beleven (met aandacht voor cultuurhistorische elementen en het landschap en veel recreatie op en langs het water).

Het Waterplan geeft aan wat de rol van water is met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en natuur. Ook waterbeleving en gebruik van water maken integraal onderdeel uit van het plan: een goede afstemming tussen al deze beleidsterreinen is essentieel.

Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2005-2009 (2005) geeft inzicht in het functioneren van het rioolsysteem. Hierin zijn de nieuwe ontwikkelingen en maatregelen opgenomen, zoals het vervangen van riolering en voorzieningen voor niet aangesloten woningen. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt ten aanzien van riolering de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd:

  • het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat hiermee voor wat de biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een zuiveringstechnisch werk getransporteerd;
  • ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt zo nodig na zuivering bij de bron, hergebruikt;
  • ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu gebracht; en
  • ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d wordt naar een zuiveringstechnisch werk getransporteerd.

Als gevolg van de punten d en e uit deze voorkeursvolgorde moet er zoveel mogelijk naar worden gestreefd regenwater lokaal te benutten dan wel terug te brengen in het milieu. Dit laatste kan bijvoorbeeld met behulp van infiltratievoorzieningen.

3.6.3 Bestaande situatie

Het plangebied beslaat de Hondsrugweg en de aangrenzende parkeerterreinen. Het plangebied bevindt zich aan de westzijde van de kern Emmen en is momenteel vrijwel geheel verhard. Ten westen van het plangebied bevindt zich de waterwinning Noordbargeres.

Bodem en grondwater

Het plangebied ligt op een zandrug, genaamd de Hondsrug. De maaiveldhoogte in het plangebied bedraagt volgens het actueel hoogtebestand Nederland circa NAP +25 m en de bodem bestaat uit zand (www.bodemdata.nl). Onder de zandlaag bevindt zich een laag keileem van variërende dikte (formatie van Drenthe). Uit peilbuisgegevens van de Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) blijkt dat de gemiddelde grondwaterstand nabij het plangebied varieert rond de 12 m onder het maaiveld (zie onderstaande tabel). Tussen de zomer- en wintermaanden zijn geen significante verschillen waargenomen.

Naam peilbuis Locatie Gemiddelde grondwaterstand (ten opzichte van het maaiveld)
EMWP20 Ermerweg / parkeerplaats Dierenpark 11,31 -mv
EMWP21 Parkeerplaats Dierenpark (naast de Holdert) 12,62 -mv
EMWP29 Tegenover de dierenartstenpraktijk (de Vreding) 12,01 -mv
EMWP31 Wandelpad tussen Dierentuin en regiokantoor WMD 13,26 -mv
EMWPN1 Tussen regiokantoor WMD en de Dierentuin 13,92 -mv
EMPN2/N3 Wandelpad achter de Holdert 12,56 -mv
EMWP03 Achter BC de Holdert in het plantsoen 12,84 -mv

Tabel 3.3 Peilbuisgegevens WMD uit de periode maart 2009-maart 2010

Het plangebied ligt voor een groot deel in het grondwaterbeschermingsgebied Valtherbos (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0009.png"

Figuur 3.6 Grondwaterbeschermingsgebied in het plangebied

Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mogen geen inrichtingen in gebruik worden genomen die zijn opgesomd in een lijst bij de provinciale verordening. Daarnaast is het uitstrooien van as of het gebruik van bestijdingsmiddelen binnen deze niet toegestaan.

Waterhuishouding

De waterhuishouding in het plangebied is afgestemd op de stedelijke functie. In de gehele kern Emmen wordt het waterpeil gehandhaafd op NAP +16,76 m (peilvak 161). In het plangebied hoeft geen water aangevoerd te worden. In het zuidwesten van het plangebied loopt langs het westen van het parkeerterrein een watergang; dit water behoort niet tot het hoofdwaterstelsel. Het is onbekend wat de waterkwaliteit van dit water is. Ten zuiden van het parkeerterrein ligt een bezinkingsbassin waarin het water van P-zuid wordt afgevangen. Verder bevindt zich geen open water in of langs het plangebied. Ook bevinden zich in het plangebied geen kunstwerken of waterkeringen. Het verhang binnen het gebied loopt van de Es hoge kant af in de richting van de Weiert. Hierbij moet worden geconstateerd dat het gebied op dit moment redelijk "gesegmenteerd" is ingericht, waardoor piekbuien niet tot overmatige hinder leiden in het winkelcentrum. De Weiert is zeer kwetsbaar voor water op straat omdat alle winkelpanden drempelloos zijn aangelegd.

Riolering

Het plangebied is aangesloten op een gescheiden rioolstelsel. Dit betekent dat huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie en dat schoon hemelwater (deels) wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.

3.6.4 Toekomstige situatie

De huidige Hondsrugweg wordt ter plaatse van het plangebied (deels) vervangen door een overdekte weg. Daarbij wordt een parkeergarage aangelegd en wordt het oostelijke parkeerterrein en het terrein boven de tunnel omgevormd tot een centrumplein.

Bodem en grondwater

Zowel de tunnel als de parkeergarage worden aangelegd onder het maaiveld. Zowel de tunnel als de parkeergarage worden niet dieper dan 10 m onder het huidige maaiveld gerealiseerd. Gezien het feit dat de grondwaterstand daar ruim onder ligt (12 m onder het maaiveld), worden er geen relevante effecten op grondwaterstanden of –stroming verwacht. Van belang is desondanks dat de tunnel en de parkeergarage waterdicht worden uitgevoerd. Bij het ontwerp van de tunnel zal aandacht worden besteed aan grondwateraspecten.

In het plangebied worden geen inrichtingen of activiteiten mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot verontreiniging van het grondwater. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan de bepalingen uit de provinciale verordening.

Waterhuishouding

Aangezien het plangebied nu reeds vrijwel geheel verhard is, zal de hoeveelheid verharding als gevolg van de ontwikkelingen niet noemenswaardig toenemen. Om die reden bestaat geen noodzaak om nieuw open water aan te leggen.

Riolering

De te ontwikkelen delen van het plangebied worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Hierbij wordt afvalwater afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie en wordt schoon hemelwater afgevoerd naar het oppervlaktewater. De overdekte weg zal door de vorming van uitlaatgassen een verontreinigd oppervlak vormen. In overleg met het waterschap zal worden bekeken of de overdekte weg op het hemelwater- of het vuilwaterriool moet worden aangesloten.

Leidingen

Ter hoogte van de traverse kruisen verschillende leidingen tussen de waterfabriek en de huidige dierentuin de Hondsrugweg. Het betreft drinkwater-, bedrijfswater en afvalwaterleidingen. Bij de realisatie van de tunnel mogen deze leidingen niet worden aangetast. Indien noodzakelijk zullen de leidingen (tijdelijk) worden verlegd. Hierover zal afstemming worden gezocht met het dierenpark en WMD.

Materiaalgebruik

De nieuwe werken worden uitgevoerd door middel van duurzame niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Indien desondanks gebruik wordt gemaakt van uitlogende materialen, worden deze voorzien van een coating.

3.6.5 Conclusie

Algemeen

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling die door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De ontwikkeling voldoet in beginsel aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer. Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. De door het waterschap toegezonden reactie is in de bovenstaande paragraaf verwerkt. Het wateradvies is opgenomen als onderdeel van de nota van beantwoording (bijlage 1). Het waterschap zal verder bij de technische uitwerking van de tunnel worden betrokken.

Technische uitwerking

Voor de aanleg van een tunnel is het noodzakelijk dat inzicht bestaat in een aantal specifieke aspecten. Deze onderzoeken zullen in het kader van het technische ontwerp voor de tunnel worden uitgevoerd. Het betreft de volgende zaken:

  • de effecten van de tunnel op grondwaterstanden, grondwaterstromingen en zetting van de ondergrond;
  • de inpasbaarheid van leidingen tussen de waterfabriek en de huidige locatie van de dierentuin;
  • de mogelijkheden om water vanuit de tunnel af te voeren via een hemelwaterriool.

Juridische vertaling watertoets in planregels

Gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, worden mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten aanzien van het grondwaterbeschermingsgebied wordt een gebiedsaanduiding opgenomen waarbinnen ontwikkelingen die de functie van het grondwaterbeschermingsgebied ondermijnen, niet zijn toegestaan.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

In dit hoofdstuk wordt de ontstaansgeschiedenis van het landschap in en rondom het plangebied beschreven. Daarnaast komen de reeds aanwezige stedenbouwkundige, verkeers- en groenstructuur aan de orde. Deze elementen vormen als het ware de ondergrond voor de verdere planuitwerking. Deze uitwerking komt in hoofdstuk 5 aan bod.

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Ontstaan van het landschap

Het plangebied en de directe omgeving daarvan, maken van oorsprong deel uit van een esdorpenlandschap. Dit landschap is ontstaan op de hoger gelegen delen van Drenthe (dekzandruggen) als gevolg van een langdurig landbouwkundig ontwikkelingsproces. Door het eeuwenlang ophogen en bemesten van deze essen (akkers) ontstond een landschap waarvan de volgende elementen karakteristiek kunnen worden genoemd:

  • openheid: van oorsprong werden de individuele percelen op een es afgeschermd door middel van houtwallen of boomsingels. Vanaf de 19de eeuw zijn deze elementen echter verdwenen, waardoor veel essen worden gekarakteriseerd door een grote mate van openheid;
  • heldere begrenzing: om de kostbare gewassen op de es te beschermen tegen vee en wild, werd er in vroeger tijden vaak een omheining of vlechtwerk aangebracht. De meest gangbare begrenzing vanaf de 18de eeuw bestond uit een zogenaamde 'eswal', welke was beplant met hakhout of doornige struiken. Deze elementen zijn vaak nog wel aanwezig en zorgen voor een heldere begrenzing van de buitenzijde van de es;
  • bolle ligging: doordat essen vaak op natuurlijk reliëf zijn gesitueerd, is er vaak sprake van een bolle ligging;
  • meerdere gebruikers: een es werd vaak door tientallen of honderden verschillende boeren gebruikt. De perceelsgrenzen van individuele akkers zijn soms nog herkenbaar in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0010.png"

Figuur 4.1 Transformatie van de Noordbargeres

Ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied is gelegen op de Noordbargeres. Als gevolg van de ligging tussen Emmen en het dorp Noordbarge, is dit gebied in de afgelopen vijftig jaar ingrijpend veranderd (zie bovenstaande figuur). Door woningbouw in de jaren '50 van de vorige eeuw groeiden de beide kernen aan elkaar waardoor de Noordbargeres in twee delen werd gesplitst. In de jaren '70 werd de es aan de zuid- en oostzijde doorsneden door de Ermerweg en Hondsrugweg, waarna Emmen en Noordbarge verder op de es werden uitgebreid.

In de jaren '60 verschenen aan de oostkant van het plangebied de eerste winkels. Eind jaren '90 is het winkelcentrum van Emmen gecomplementeerd met de aanleg van het overdekte winkelcentrum De Weiert. Aan de westzijde van het plangebied ontstonden in de jaren 70 het verzorgingstehuis de Holdert en het gemeentehuis.

4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

Het plangebied maakt deel uit van een deel van Emmen dat grotendeels aan het eind van de jaren 60 is ontwikkeld. De bebouwing betreft overwegend hoogbouw of gebouwen van meerdere bouwlagen in modernistische stijl. Dit geldt ook voor het gemeentehuis, dat voor een deel over de Hondsrugweg heen is gebouwd, het bruggebouw (zie figuur 4.2). De 'traverse', de voetgangersverbinding tussen het centrum van Emmen en locatie 'de Es' van het Dierenpark Emmen en ook een deel van de hoogbouw, zijn rond 2000 gebouwd (zie figuur 4.3 en 4.4).

De belangrijkste wegen in het gebied, waaronder de Hondsrugweg, zijn breed van opzet en, door beplanting van de middenberm, relatief groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0011.png"

Figuur 4.2 Het gemeentehuis boven de Hondsrugweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0012.png"

Figuur 4.3 Hoogbouw in winkelcentrum De Weiert

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0013.png"

Figuur 4.4 De 'traverse' over de Hondsrugweg

4.3 Verkeersstructuur

Autoverkeer

De Hondsrugweg heeft een belangrijke functie voor het wegennet in Emmen. De weg ontsluit voor een belangrijk deel de parkeervoorzieningen van het Dierenpark Emmen (P-Zuid) en het centrum van Emmen (o.a. Willinkplein). Daarnaast functioneert de Hondsrugweg als gebiedsontsluitingsweg voor het noord-zuid-gerichte verkeer vanuit het centrum van Emmen en de nabijgelegen woonwijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0014.png"

Figuur 4.5 Verkeersstructuur Emmen

Parkeren

Een groot deel van het plangebied is thans in gebruik als parkeerterrein. Zowel P-Zuid als de parkeergarage onder het Willinkplein vormen een substantieel aandeel in de parkeercapaciteit van het centrum van Emmen (zie onderstaande tabel).

Parkeerterrein Type Capaciteit
P-Zuid Lang parkeren 1.600
P-Noord Lang parkeren 775
P-Oost Lang parkeren 660
NS-station Lang parkeren 40
Scheperziekenhuis Lang parkeren 600
De Muzeval Lang parkeren 50
Willinkplein Kort parkeren 370 (op termijn uitbreiding naar circa 890)
Wilhelminastraat Kort parkeren 90
Klepel Kort parkeren 100
Noorderplein Kort Parkeren circa 465

Tabel 4.1 Parkeercapaciteit in het centrum van Emmen

Langzaam verkeer

Het plangebied is in de huidige situatie niet erg geschikt voor langzaam verkeer. Aan één zijde van de Hondsrugweg ligt een fietspad. Het wegtracé kan echter maar op een beperkt aantal plaatsen worden overgestoken, waardoor het enigszins een barrière vormt. Voor voetgangers die onderweg zijn van het Dierenpark Emmen aan de Hoofdstraat naar locatie 'De Es', is een traverse aangelegd.

Openbaar vervoer

Voor het Marktplein, achter het Klant Contact Centrum van de gemeente, is een busplein gelegen. In de toekomstige situatie zal het busplein ofwel iets naar het noorden verplaatst worden of zullen aan de noord- en zuidzijde van de overdekte weg hoogwaardige langshaltes gerealiseerd worden. In ieder geval zal het plangebied, de markt en het centrum vanuit verschillende richtingen goed bereikbaar blijven met de bus. Daarnaast ligt het plangebied op loopafstand (800 m) van het treinstation.

Toekomstige ontwikkelingen

“De Verbinding” zelf maakt deel uit van “Atalanta”, een metamorfose van het centrum van Emmen. Van belang voor de toekomstige verkeersafwikkeling is dat Dierenpark Emmen en het stadstheater verhuizen naar Centrum-West, aan de westzijde van de Hondsrugweg. Uit het milieueffectrapport dat is gemaakt ten behoeve van de ontwikkeling van Centrum-West blijkt echter dat de toename van verkeersintensiteiten over de Hondsrugweg voornamelijk wordt veroorzaakt door een autonome verkeersgroei.

Wensbeeld / aanbevelingen

Wensbeeld voor het plangebied is het realiseren van een aantrekkelijke langzaamverkeersverbinding op maaiveld tussen het toekomstige dierenpark en theater en het centrum van Emmen.

4.4 Groenstructuur

Hoofdgroenstructuur

In de huidige situatie bestaat een groot deel van het plangebied uit parkeerterrein en wegen. Van omvangrijke of toegankelijke groenvoorzieningen is geen sprake.

Wensbeeld / aanbevelingen

De realisatie van een centrumplein biedt mogelijkheden voor het realiseren van meer hoogwaardige groenvoorzieningen. In samenhang met het zorgvuldig uitgekozen straatmeubilair, draagt groen immers bij aan de aantrekkelijkheid van het centrumplein en nodigt mensen uit het plein niet slechts als verbindingsroute te zien, maar ook als verblijfsplaats.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het project 'De Verbinding' als onderdeel van het Atalantaproject richt zich op het realiseren van een aantrekkelijk, duurzaam, energieneutraal en dynamisch stadshart van Emmen. Door het centrumplein worden verbindingen gecreerd tussen 1) de topattracties het 'belevenspark' (nieuwe dierenpark en stadstheater) en het nieuw te ontwikkelen 'mensenpark' (locatie Hoofdstraat) 2) diverse podia en 3) het winkelcentrum.

Door deze ontwikkeling wordt de doorstroming van het verkeer verbeterd en wordt bovengronds ruimte voor een nieuw centrumplein gecreëerd. Het plein is bedoeld ter versterking van het ruimtelijk, economisch en sociaal functioneren van de binnenstad.

De huidige parkeervoorzieningen op het Willinkplein zullen in parkeergarages worden ondergebracht. Het centrumplein kan daardoor eventueel als evenementenplein functioneren. Op het plein zal op de langere termijn mogelijk een gebouw worden gerealiseerd waarin zowel detailhandel als appartementen zullen worden ondergebracht.

Onderstaand zal worden besproken aan welke randvoorwaarden en uitgangspunten de inrichting van het centrumplein dient te voldoen om de gewenste kwaliteit te bereiken.

5.2 Randvoorwaarden En Uitgangspunten

5.2.1 Overdekte weg

Het bestemmingsplan zal de gedeeltelijke verdieping en overkapping van de Hondsrugweg mogelijk maken zodat op maaiveld een plein kan worden ingericht. Een belangrijke randvoorwaarde voor het plan is dat de verkeersafwikkeling in de toekomst blijft gewaarborgd.

Omdat het langstomsloten deel van de overdekte weg korter wordt dan 250 meter, gelden minder strenge eisen aan de tunnelveiligheid. Binnen de tunnel komen geen aansluitingen (van bijvoorbeeld een parkeergarage). De rijstrookindeling is binnen de gehele tunnel gelijk. Wel krijgen de uiteinden van de tunnel (in elk geval aan de bruggebouwzijde/noordzijde) mogelijk een licht- en luchtdoorlatende overkapping.

5.2.2 Inrichting plein

Globale opzet van het plein

Het centrumplein zal een lengte van circa 250 meter krijgen. Het plein is globaal onder te verdelen in een drietal deelgebieden:

  • ten eerste het 'podiumplein' aan de noordkant van de traverse met podia voor evenementen en markten;
  • ten tweede het 'ontvangstplein' met de entree naar de Wereld van Ontmoeting (entree theater en dierenpark) en entree naar het winkelcentrum;
  • in het meest zuidelijke gedeelte van het centrumplein wordt een 'stilteplein' gecreëerd. Een rustige omgeving waar verpoosd en gespeeld kan worden. Dit deel zal dan ook meer worden aangekleed met bankjes, bomen en dergelijke.

Het wel of niet handhaven of aanpassen van de traverse zal onderdeel zijn van het interactieve ontwerpproces met betrekking tot het plein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0015.png"

Figuur 5.1 Impressie van het podiumplein

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0016.png"

Figuur 5.2 Impressie vanaf de Traverse

Ruimtelijke kwaliteit

Atalanta heeft als doel het verbeteren van de sociaal-economische positie van Emmen. Door het creëren van stuwende economische activiteiten door een gegroeide regionale, nationale en zelfs internationale aantrekkelijkheid van de (binnen)stad kan een substantiële toename tot stand komen van winkelbezoek, toerisme en verblijfsrecreatie en verbetering van woon- en vestigingsklimaat. De Verbinding speelt in het verwezenlijken van dit doel een belangrijke rol.

De ambities op gebied van kwaliteit voor Atalanta zijn hoog. Om de ambitie op gebied van ruimtelijke kwaliteit kracht bij te zetten hebben Provincie Drenthe en gemeente Emmen gezamenlijk criteria geformuleerd die van toepassing zijn op de Verbinding . Deze criteria zijn hier in de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels van het bestemmingsplan wordt naar deze criteria verwezen.

De criteria zijn voor een deel gebaseerd op de EFRO-aanvraag voor de Verbinding die bij de provincie Drenthe is ingediend en is gehonoreerd door Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Voor de Verbinding is de Omgevingsvisie Atalanta opgesteld waarin de ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit benoemd worden. De visie is leidend voor de verdere ontwikkeling van het ontwerp van het centrumplein. Provincie en gemeente hebben de volgende criteria als uitgangspunt voor de Verbinding geformuleerd:

  • het centrumplein moet de nieuwe sociale ontmoetingsplaats zijn;
  • het centrumplein verbindt de functies van het winkel/kantorencentrum met de dagrecreatieve functies van de dierentuin en het theater. Het centrumplein verbindt de bestaande- met de nieuwe functies;
  • het centrumplein is een toplocatie in Emmen en omgeving;
  • het centrumplein moet een bovenregionale uitstraling krijgen;
  • een stedelijke invulling ligt voor de hand, maar een duidelijke groenstructuur vormt een belangrijk onderdeel;
  • het centrumplein en de Wereld van de Ontmoeting lopen naadloos in elkaar over;
  • het centrumplein is goed bereikbaar met het openbaar voervoer en taxi's;
  • bij het ontwerp van het centrumplein wordt uitgegaan van beleving, doelmatigheid en duurzaamheid;
  • in de prijsvraag voor het ontwerp van de Verbinding wordt meegegeven dat naast het programma van eisen ook gekeken moet worden naar de beeldkwaliteit van de omgeving, stedenbouwkundige structuren, landschapselementen en het verhaal van de plek.

5.2.3 Parkeren

Parkeergarages

Onder het te realiseren centrumplein is een parkeergarage gerealiseerd. De parkeervoorzieningen op het plein komen daarmee te vervallen. De parkeergarage wordt ontsloten via de Wenning naar de Hondsrugweg. De parkeergarage heeft op de verbeelding een specifieke aanduiding. Ook onder de beoogde vastgoedontwikkeling aan de zuidzijde van het centrumplein is een parkeergarage voorzien. Deze garage en bijbehorende ontsluiting zullen echter in een ander bestemmingsplan worden geregeld.

Parkeerterrein Dierenpark Emmen

Het parkeerterrein van Dierenpark Emmen zal niet langer ten hoogte van de Van Schaikweg op de Hondsrugweg worden ontsloten, maar aan de zuidzijde een aansluiting op de Ermerweg krijgen.

5.2.4 Nieuwe ontsluitingen

Op een drietal plaatsen in het plangebied zullen nieuwe wegontsluitingen worden gerealiseerd. Het betreft de ontsluiting van woon-/zorgcentrum de Holdert aan de zuidzijde van de overdekte weg met daartegenover een ontsluiting vanaf de Hondrugweg naar de nieuw te bouwen parkeergarage. De ontsluiting van het parkeerterrein P-Zuid wordt verplaatst naar de Ermerweg.

5.3 Stedenbouwkundig Plan

Een definitief stedenbouwkundig plan voor het plangebied is nog niet uitgewerkt. Voor de uiteindelijke inrichting van het gebied wordt immers een prijsvraag uitgeschreven. Er wordt vanuit gegaan dat het bestemmingsplan voldoende flexibel van opzet is om de toekomstige inrichting van het plangebied te waarborgen (zie hoofdstuk 6). Een belangrijk stedenbouwkundig element is het gebouw dat aan de zuidzijde van het centrumplein is voorzien (buiten het plangebied). Een impressie wordt op de onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0017.png"

Figuur 5.3 Bovenaanzicht van het toekomstige centrumplein (impressie)

Mogelijke bebouwing

In het bestemmingsplan zijn de volgende rechtreekse en indirecte bouwmogelijkheden opgenomen:

  • aan de oostzijde van het plein kan de bestaande winkelplint worden uitgebreid met detailhandel- en horecafuncties;
  • op het centrumplein zijn mogelijkheden voor gebouwen ten behoeve van ontvluchting en ventilatie van de overdekte weg;
  • het bouwen van een 'pleinobject' om één van de stijgpunten van de parkeergarage te verbinden met de Traverese. In dit pleinobject is het ook mogelijk kleinschalige detailhandel te verwezenlijken of bijvoorbeeld een VVV-kantoor en ruimte voor de bewaking van de parkeergarage;
  • ten slotte is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een gebouw te realiseren met gemengde functies als wonen, werken en dienstverlening.

Dit laatste gebouw kan pas worden gebouwd nadat daarvoor een wijzigingsprocedure wordt doorlopen.

Ontwikkelingen buiten het plangebied

Op het zuidelijke deel van het centrumplein zal waarschijnlijk een gebouw worden gerealiseerd. Het programma voor het gebouw is nog niet volledig uitgewerkt, zodoende is het gebouw buiten het plangebied gelaten. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken, zal een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Onder het gebouw zal een parkeergarage worden gebouwd. De parkeergarage zal worden ontsloten op de Hondsrugweg.

De westzijde van het centrumplein wordt gevormd door de woon- en zorgcentrum de Holdert en het nieuw te realiseren gebouw dat gelijktijdig de entree voor het Dierenpark en een theater vormt (Wereld van de Ontmoeting). Dit gebouw zal een markante uitstraling krijgen.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten Van Het Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Emmen, De Verbinding maakt de ontwikkeling van een centrumplein over de Hondsrugweg en de ondertunneling van deze weg juridisch-planologisch mogelijk. Het nieuwe bestemmingsplan dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, de opbouw van de regels (voorheen de voorschriften) en de weergave op de verbeelding (voorheen plankaart) wordt aangesloten op de “Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008” van het ministerie van VROM. De regeling is tevens afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

6.2 Plantoelichting, Verbeelding En Regels

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, de regels en de verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de Basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de plankaart aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben op de verbeelding een bestemming en in een aantal gevallen een aanduiding gekregen. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden, door alleen te regelen wat nodig is.

6.3 Toelichting Op De Bestemmingen

6.3.1 Algemeen

Voor elke bestemming worden afzonderlijk bestemmingsregels opgenomen, zodat een juridische vertaling van het planologisch beleid plaatsvindt.

Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Om die reden zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitsregelingen opgenomen, zoals:

  1. 1. afwijkiing met omgevingsvergunning van de bouwregels;
  2. 2. afwijking met omgevingsvergunning van de gebruiksregels;
  3. 3. nadere eisen;
  4. 4. wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro.

Deze flexibiliteitsbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitsregelingen ligt bij het college van Burgemeester en Wethouders. In bijlage 9 worden de flexibiliteitsbepalingen binnen het bestemmingsplan nader toegelicht.

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels (artikel 1 en 2);
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels (artikel 3 t/m 6);
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels (artikel 7 t/m 12);
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels (artikel 13 en 14).

De inhoud van de verschillende artikelen zal in de onderstaande paragrafen worden toegelicht.

6.3.2 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd, wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.3.3 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Artikel 3 Gemengd

Bestemmingsomschrijving

Om optimale flexibiliteit binnen het bestemmingsplan te creëren, is op een groot deel van het plangebied de bestemming 'Gemengd' gelegd. Binnen deze bestemming kunnen verschillende functies worden gerealiseerd zoals detailhandel, (lichte) horeca, bushaltes, taxi-standplaatsen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, kunstwerken en waterwerken. Ook evenementen zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Aanduidingen

Daar waar nadere detaillering van het plan wenselijk is, zijn aanduidingen gebruikt. Hiermee wordt geregeld dat bepaalde functies specifiek aan een locatie gebonden zijn. Op die manier wordt het milieuonderzoek beter beheersbaar en ontstaat er duidelijkheid met betrekking tot de toekomstige situatie. De volgende elementen in het plangebied hebben een aanduiding gekregen:

  • de uitbreidingsmogelijkheden voor detailhandelsfuncties en horeca;
  • de overdekte weg;
  • het pleinobject;
  • de reeds aanwezige traverse;
  • de verbinding van de gebouwen van het gemeentehuis;
  • de ondergrondse parkeergarage.

Bouwregels

Ten aanzien van de (beoogde) bebouwing binnen de bestemming 'Gemengd' is het volgende geregeld:

  • gebouwen ten behoeve van detailhandel en horeca mogen slechts binnen de aanduiding 'detailhandel' worden gerealiseerd. De maximale bouwhoogte van deze bebouwing is vastgelegd op 15 m. Na afwijking met een omgevingsvergunning mogen deze gebouwen ook buiten deze aanduiding worden gebouwd;
  • ter ontsluiting, ventilatie en ontvluchting van de overdekte weg kunnen meerdere gebouwen worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 90 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • voor het 'pleinobject' geldt dat binnen de aanduiding een gebouw gerealiseerd kan worden waarmee één van de stijgpunten met de traverse verbonden kan worden. In dit gebouw bestaat ook ruimte voor kleinschalige detailhandel of een kantoor ten behoeve van de parkeergarage. Wel wordt de bouwmassa van deze bebouwing in de regels vastgelegd. Er geldt een maximale oppervlakte van 650 m2 en een maximale bouwhoogte van 8 m;
  • parkeergarages zijn slechts ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' toegestaan. Daardoor is de bouw van nieuwe parkeergarages of uitbreiding van de bestaande parkeergarage niet zonder meer mogelijk;
  • het bestaande verbindingsgebouw van het gemeentekantoor over de Hondsrugweg wordt vastgelegd op de huidige locatie door middel van een aanduiding. De maximale bouwhoogte bedraagt 12 m.

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming 'Gemengd' is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om op termijn een gebouw te kunnen realiseren waarin kantoren, woningen en dienstverlening kunnen worden gehuisvest. De planologische inpasbaarheid van dit gebouw moet in het kader van een wijzigingsprocedure nader worden afgewogen. De maximale oppervlakte en bouwhoogte van het gebouw zijn in de wijzigingsregels vastgelegd en bedragen 1.500 m2respectievelijk 20 meter.

Artikel 4 Verkeer

Ten aanzien van de Ermerweg wordt de bestemming 'Verkeer' opgenomen. De gronden ter plaatse van deze bestemming dienen voornamelijk te zijn gericht op het afwikkelen van het verkeer. Binnen deze bestemming kunnen geen gebouwen worden gerealiseerd. Wel kan een nieuwe ontsluiting van het parkeerterrein P-Zuid binnen deze bestemming worden gerealiseerd.

Artikel 5 Verkeer - Parkeerterrein

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor parkeerterrein behorend bij het Dierenpark Emmen (P-Zuid). Binnen deze bestemming is onder andere het aanleggen van parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen mogelijk. De bestemming biedt tevens de mogelijkheid om waterhuishoudkundige voorzieningen te treffen voor het afvoeren van water of het extra bergen van water.

6.3.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In artikel 8 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel 8 genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Bij de formulering van de gebruiksbepalingen is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

Binnen het plangebied is een tweetal gebiedsaanduidingen opgenomen. Het betreft de 'geluidzone - industrie' en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. Binnen de algemene aanduidingsregels zijn de beperkingen aangegeven die samenhangen met deze aanduidingen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

De afwijkingsregels hebben betrekking op een aantal bepallingen waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Afwijking van een bestemmingsplan kan wordt geregeld via de aanvraag van een omgevingsvergunning. Het college van Burgemeester en Wethouders kan omgevingsvergunning verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %.

Afwijkingsregels zijn alleen van toepassing indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels ontheffing kan worden verleend. Dit betekent dat niet twee keer een omgevingvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepaling of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is voorgeschreven in de nieuwe Wro, waarnaar voor deze procedure dan ook wordt verwezen.

6.3.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn twee artikelen opgenomen, het Overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de Slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 12 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig waren ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 13 Slotregel

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan, “Emmen, De Verbinding” aangehaald worden als “Regels van het bestemmingsplan Emmen, De Verbinding".

6.4 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en ontheffingen.

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaatsgevonden van de gewenste situatie. De gewenste ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.

Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving. De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt.

Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep 'Handhaven op niveau' met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.

Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente als eerste handhavingsprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inloopbijeenkomst

Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid, is het gemeentebestuur van Emmen van mening dat burgers en belangenorganisaties betrokken dienen te worden bij de planvorming. Dit is gebeurd in de vorm van een aantal voorlichtingsbijeenkomsten aangaande de projecten binnen Atalanta.

7.2 Inspraak En Overleg (Artikel 3.1.1 Bro)

Het concept-ontwerpbestemmingsplan Emmen - De Verbinding is in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) toegezonden aan 24 advies- en overlegpartners. Daarnaast heeft het concept-ontwerpbestemmingsplan met ingang van 26 mei 2010 gedurende 6 weken ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om in te spreken. Ten slotte is op 10 juni 2010 een inloopbijeenkomst georganiseerd.

Op het concept-bestemmingsplan zijn zeven schriftelijke reacties binnengekomen. Tijdens de inloopbijeenkomst zijn geen reacties binnengekomen. De volgende overleg- instantiesinstanties hebben gereageerd op het plan:

  • Provincie Drenthe;
  • VROM-inspectie;
  • Waterschap Velt en Vecht;
  • KPN;
  • Tennet TSO.

Daarnaast hebben een tweetal burgers op het concept-ontwerpbestemmingsplan ingesproken. In een reactienota inspraak- en overleg zijn de reacties op het concept-ontwerpbestemmingsplan samengevat en voorzien van het standpunt van de gemeente. Deze nota is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting. Vanwege de regels op het gebied van bescherming van persoonsgegevens, zijn de reacties van particulieren geanonimiseerd.

De ingebrachte reacties hebben op de volgende punten geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan:

  • in de toelichting wordt verwezen naar de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe die onlangs is vastgesteld;
  • aandachtspunten van het waterschap met betrekking tot de rioleringskeuze en de inpassing van leidingen, zijn in de toelichting worden verwerkt;
  • er wordt in de toelichting tevens meer specifiek ingegaan op de regels aangaande het grondwaterbeschermingsgebied.

Naast aanpassingen die als gevolg van inspraak- en overlegreacties in het plan zijn aangebracht, zijn tevens een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze aanpassingen zijn opgesomd in bijlage 10.

7.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 1 december 2010 gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode zijn drie inhoudelijke zienswijzen op het plan ingediend. Daarnaast zijn twee reacties ter kennisgeving toegezonden. De inhoudelijke reacties zijn afkomstig van de Waterleidingmaatschappij Drenthe, een bewoner van de omgeving van het plangebied en de huurdersverenging van 'Winkelcentrum de Weiert' en ondernemersvereniging 'De Vlinder'. De zienswijzen leiden niet tot inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. In bijlage 11 zijn de ingediende zienswijzen puntsgewijs samengevat en voorzien van een reactie.

7.4 Vaststelling Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 mei 2011. De ingebrachte zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. In het vastgestelde plan is echter wel een ambtshalve wijziging aangebracht. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het bestemmingsplan 'Emmen, Willinkplein Zuid' dat voor de zuidzijde van het plangebied in procedure is gebracht.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

8.1 Grondexploitatie

Normstelling en beleid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

Toetsing en conclusie

Binnen het plangebied worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarop de afdeling Grondexploitatie uit de Wro van toepassing is. Alle gronden zijn in eigendom van de gemeente. Het verhaal van kosten, zoals plankosten, leges en eventuele planschade, wordt geregeld via gronduitgifte. Kostenverhaal is dus anderszins verzekerd. Aangezien ook het stellen van faserings- of locatie-eisen niet aan de orde is, kan het vaststellen van een exploitatieplan achterwege blijven.

8.2 Economische Uitvoerbaarheid

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid kan worden opgemerkt dat het overkoepelende plan ter ontwikkeling van het centrum van Emmen gedragen wordt door de gemeente Emmen, de provincie Drenthe en het Dierenpark Emmen. De realisatie van De Verbinding komt echter voor rekening van de gemeente Emmen.

De geraamde kosten voor de aanleg van de tunnel en het centrumplein zijn van dekking voorzien.

===

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Inspraak En Overleg

Bijlage 1 Nota van beantwoording inspraak en overleg

Bijlage 2 Onderzoek Flora En Fauna

Bijlage 2 Onderzoek Flora en fauna

Bijlage 3 Aanvullende Rapportage Vogels En Vleermuizen

Bijlage 3 Aanvullende rapportage vogels en vleermuizen

Bijlage 4 Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 4 Onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 5 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 6 Archeologisch onderzoek

Bijlage 7 Rapport Externe Veiligheid

Bijlage 7 Rapport externe veiligheid

Bijlage 8 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 8 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 9 Flexibiliteitsbepalingen Bij Het Bestemmingsplan

Bijlage 9 Flexibiliteitsbepalingen bij het bestemmingsplan

Bijlage 10 Ambtshalve Aanpassingen Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 10 Ambtshalve aanpassingen ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 11 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 11 Nota van beantwoording zienswijzen