KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen - Gestapeld
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregels
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Ecologie
3.3 Fysieke Veiligheid
3.4 Milieu
3.5 Waterparagraaf
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.3 Verkeersstructuur
4.4 Groenstructuur
Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkeling
5.1 Algemene Planbeschrijving
5.2 Stedenbouwkundig Plan
5.3 Parkeren En Bereikbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.3 Toelichting Op De Regels
6.4 Handhaving
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid
7.1 Opstartbijeenkomst
7.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Archeologisch Buroonderzoek
Bijlage 2 Archeologie
Bijlage 3 Archeologie Bijlage 1
Bijlage 4 Archeologie Bijlge 2
Bijlage 5 Bodem
Bijlage 6 Bodem 2
Bijlage 7 Bodem Bijlagen
Bijlage 8 Geluid
Bijlage 9 Digitale Watertoets
Bijlage 10 Watertoets
Bijlage 11 Vooroverleg Reactie Eop
Bijlage 12 Vooroverlegreactie Vrominspectie
Bijlage 13 Vooroverlegreactie Provincie
Bijlage 14 Vooroverlegreactie Tennet

Emmen, Noorderplein e.o.

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 30-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, Noorderplein e.o. van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0114.2010021-0002 met de bijbehorende regels en bijlagen behorende bij het plan;

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.7 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.8 achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.9 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 andere geluidsgevoelige gebouwen:

andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.11 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.14 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.15 beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.16 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.17 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 dakopbouw:

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal 50% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.29 detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlenend beroep:

beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafe;

1.32 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.33 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 geluidswerende voorzieningen:

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.36 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.37 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.38 gevellijn:

de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.39 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.40 hoofdgebouw:

gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.41 horeca-1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.42 horeca-inrichting:

horecabedrijf, -zaak,-etablissement;

1.43 kantoor:

beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening;

1.44 luifel:

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.45 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: jeugd/ kinderopvang, onderwijs, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.46 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.47 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.48 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.49 staat van bedrijfsactiviteiten

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de voorschriften opgenomen;

1.50 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.51 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 de bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten en bouwmarkten;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. horeca-1;
  4. d. bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten;
  5. e. kantoren;
  6. f. sportschool
  7. g. parkeervoorzieningen;
  8. h. een (ondergrondse) parkeergarage ter plaatse van de aanduiding parkeergarage incl. in- en uitrit;

met bijbehorende:

  1. i. andere bouwwerken;
  2. j. sport- en speelgelegenheden;
  3. k. fiets- en voetpaden;
  4. l. toegangswegen, in- en uitritten;
  5. m. voorzieningen t.b.v. laad- en los activiteiten;
  6. n. geluidswerende voorzieningen;
  7. o. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. park;
  3. c. plantsoen;
  4. d. water;
  5. e. een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  6. f. een uitrit ten behoeve van bevoorrading ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – inrit';

met bijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken;
  2. h. fiets- en voetpaden;
  3. i. verharding ten behoeve van bevoorrading;
  4. j. trappartijen;
  5. k. ondergeschikte bouwdelen t.b.v. de parkeergarage zoals licht en luchtkokers, etc,
  6. l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer- Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. kunstwerken en waterwerken;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. fiets- en voetpaden;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Artikel 6 Wonen - Gestapeld

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Gestapeld aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen vanaf de eerste verdieping
  2. b. parkeren;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. toegangswegen in- en uitritten;
  3. e. geluidswerende voorzieningen;
  4. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregels

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 m wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 m overschrijden;
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 m ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

8.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. a. het opslaan of het ondergrondse transport van schadelijke en bodembedreigende stoffen;
  2. b. het fysisch aantasten van de bodem;
  3. c. het opnemen van oppervlaktewater voor het vullen en spoelen van machines voor het verspuiten van bestrijdingsmiddelen;
  4. d. het gebruik van bestrijdingsmiddelen binnen een afstand van 5 m vanaf de rand van het grondwaterbeschermingsgebied;
  5. e. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
  6. f. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;
  7. g. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen.
  1. 2. Het in lid 1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. a. het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
  2. b. plaatsvinden in relatie tot archeologisch onderzoek;
  3. c. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. d. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
  1. 3. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wordt schriftelijk advies van het waterschap en de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied ingewonnen.
  1. 4. De in lid 3. bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken werkzaamheden de mogelijkheden tot grondwaterwinvoorziening zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Bevoegdheid

  1. 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels afwijking kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders afwijking verlenen voor:
  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:

de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 m mag bedragen;

de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen;

de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 m mag bedragen;

  1. c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 m bedraagt;
  2. d. het in geringe mate, doch maximaal 5.00 m afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  3. e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  4. f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 m) van het bouwvlak;
  5. g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  6. h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 m met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders te noodzaak daartoe voldoende is aangetoond.
  7. i. het overschrijden van de gevellijn door:
  • I. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 m, over de gehele breedte van de voorgevel;
  • II. ingangspartijen tot maximaal 2 m, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 m zal bedragen.

10.2 Beperking

De toepassing van de in het eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een afwijking te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend;

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Bevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
  1. a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. b. het verruimen van de op de plankaart aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

11.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

12.2 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 12.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 2/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.

12.4 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 12.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, Noorderplein e.o..

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

Het Noorderplein e.o. is een gebied met een hoge dynamiek en is gesitueerd in het noordelijke deel van de binnenstad van Emmen. Het maakt onderdeel uit van het winkelcircuit van Emmen en onderscheidt zich ruimtelijk gezien van het zuidelijke deel van de binnenstad. Binnenstad Noord heeft nog het oude gekromde wegenpatroon en is, in tegenstelling tot het zuidelijke orthogonale en eigentijdse deel, overwegend kleinschalig van karakter.

Momenteel speelt er in binnenstad Noord een aantal initiatieven. Deze nieuwe ontwikkelingen dienen aan dit noordelijk deel van de binnenstad de benodigde impuls te geven om te groeien naar een hoogwaardig voorzieningencentrum waarbij binnenstad Noord complementair wordt aan de binnenstad Zuid.

Een van de ontwikkelingen is het toevoegen van commerciële ruimte en de realisering van een parkeergarage die enerzijds voorziet in het vervangen van de bestaande parkeerplaatsen, die door de ontwikkeling gaan verdwijnen, en anderzijds voorziet in de vraag die ontstaat door het toevoegen van extra commerciële ruimte.

De realisering van bovengenoemde ontwikkeling is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. De voorgestane ontwikkeling past qua bestemmingen, bouwregels en begrenzing niet binnen de vigerende regeling. Om deze reden is voor de voorgenomen ontwikkeling een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0001.png"

Figuur 1-1: Impressie plangebied.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Hondsrugweg. De oost- en zuidzijde worden gevormd door respectievelijk het Noorderplein en de Westerstraat. Het Noorderplein vormt de meest noordelijke pool van het winkelcircuit en de Westerstraat verzorgt de ontsluiting van de verschillende bevoorradingshoven en de bestaande parkeergarage. De noordzijde van het plangebied wordt begrensd door de Weerdingerstraat. Voor de ligging van het plangebied, zie figuur 1-2 en 1-3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0002.png"

Figuur 1-2: De ligging van het plangebied Noorderplein e.o.in Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0003.jpg"

Figuur 1-3: Indicatie begrenzing plangebied.

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Momenteel vigeert binnen het noordelijke deel van het plangebied het bestemmingsplan 'Plan tot tweede gedeeltelijke uitwerking van het bestemmingsplan “Emmen-centrum-Noord, Noordeind”', vastgesteld op 09-06-1987 en goedgekeurd op 01-09-1987. In dit plan hebben de gronden in het plangebied de bestemmingen 'Centrumdoeleinden', 'Parkeerdoeleinden', 'Expeditiedoeleinden', 'Plein' en 'Verkeersdoeleinden'.

Binnen het zuidelijke deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan “Emmen-centrum-Noord, Noordeind, 1e uitwerking”, vastgesteld op 04-01-1989 en goedgekeurd op 14-02-1989. In dit plan hebben de gronden in het plangebied de bestemmingen 'Centrumdoeleinden'.

Ook ligt het plangebied op de westrand van het bestemmingsplan Emmen, Centrum Noord, Noordeind, nr. 83.100, waarbij de oostrand van het plangebied, de bestemming Parkeerdoeleinden heeft.

De voorgestane ontwikkeling past qua bestemmingen, bouwregels en begrenzing niet binnen de regeling van de vigerende bestemmingsplannen. Om de voorgestane functie in het plangebied mogelijk te kunnen maken en een ontwikkelingskader te bieden voor het project, dient daarom een geheel nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0004.png"

Figuur 1-4: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Plan tot tweede gedeeltelijke uitwerking van het bestemmingsplan “Emmen-centrum-Noord, Noordeind”'.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Noorderplein e.o. worden diverse onderzoeken verricht. In deze paragraaf worden ze kort benoemd. De conclusies uit de onderzoeken zullen in de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan verwerkt worden. De volgende onderwerpen zijn belicht;

- archeologie

- ecologie

- bodem

- externe veiligheid

- geluid

- lucht

- water

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid. In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente die betrekking hebben op de inhoud van het plan toegelicht.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Ruimtelijk beleid

Voor het plangebied Noorderplein e.o. geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid geen directe invloed heeft op de inrichting van het plangebied. De Nota Ruimte, met als titel "Ruimte voor ontwikkeling" is een strategische nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In deze Nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).
De Nota Ruimte gaat uit van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Het nieuwe beleid sluit hiermee aan bij de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid, die onder meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel, met een centrale rol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen. In het nieuwe beleid focust het Rijk zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn. De afzonderlijke nota's (zoals bijv. Nota Mobiliteit, De Agenda Vitaal Platteland) op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte. Het centrum van Emmen valt hier niet onder.


In het nieuwe AMvB Ruimte stelt het kabinet kaders voor de ontwikkeling van het ruimtelijke gebied in Nederland. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan welke nationale ruimtelijke belangen het wil verwezenlijken. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en voor bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Daarvan komt een aantal in de algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte. De realisatieparagraaf krijgt de status van structuurvisie. Hij wordt toegevoegd aan de Nota Ruimte en overige planologische kernbeslissingen (PKB's).

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  1. 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  2. 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  3. 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  4. 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  5. 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  6. 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  7. 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  8. 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  9. 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  10. 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  11. 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  12. 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen;
  13. 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  14. 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is.

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijkheid voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor de locatie Noorderplein e.o. zijn de volgende thema's relevant:

Thema Koers
Verkeer Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.
Werken Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op alternatieven.
Voorzieningen Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.

2.4.2 Masterplan Emmen Centrum 2020

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het centrum is het visiedocument Masterplan Emmen Centrum 2020 (MEC 2020) opgesteld. Dit document geeft richting aan de visie van de gemeente op het centrumgebied van de toekomst. De ontwikkelingsvisie is gebaseerd op drie thema's, namelijk binnenstad, landschap en leisure. De binnenstad omdat meer stedelijkheid het duidelijkst zichtbaar is in de te maken keuzes voor het hart van het stedelijk centrum. Alle samenhangende activiteiten moeten leiden tot een compacte (op loopafstand bereikbare) en aantrekkelijke omgeving. Het landschap staat voor de essen en de bossen. Het idee van open groene stad moet weer leidraad zijn voor de toekomst. Leidraad voor een stad waar de landschappelijke elementen een plek krijgen en waarin openbare gebouwen in een parkachtige omgeving staan. Leisure vormt één van de steunpilaren van de toekomstige economie. Het is een verzamelterm voor zaken die te maken hebben met recreatie en vrije tijd. Het gaat daarbij om een prettige vorm van ontmoeting en beleving waarbij sprake moet zijn van een aangenaam verblijf en een aantrekkelijke openbare ruimte. Dat hierin een samenspel moet ontstaan met het Noorder Dierenpark ligt voor de hand.

2.4.3 Hoogbouwvisie

Emmen kan haar ambitie om te komen tot een meer stedelijk centrum in combinatie met haar motto 'Open Groene Stad' niet realiseren zonder hoogbouw. Om die reden is op 26 juni 2008 de hoogbouwvisie voor het Centrum van Emmen vastgesteld. In deze visie worden op hoofdlijnen verschillende locaties aangewezen waar hoogbouw gewenst is. In de hoogbouwvisie wordt een onderscheid gemaakt tussen L- gebieden en een tweetal XL- gebieden. De L- gebieden bestaan uit hoogbouw tussen de 25 en 50 meter die gesitueerd wordt op de hoogdynamische kruising van wegen. De XL- gebieden/ concentraties zullen bestaan uit hoogbouw variërend tussen de 50 en 80 meter. De nadere precisiering van de bouwhoogten vindt in een later stadium plaats en zal in samenhang met de omgeving plaatsvinden. Hierbij zal tevens gekeken worden naar de gewenste onderlinge interactie tussen de hoogbouw. Het plangebied is gelegen in een gebied dat is aangewezen als XL gebied, maar vooralsnog wordt hier geen invulling aan gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0005.png"

Figuur 2-1: L en XL- gebieden.

2.4.4 Verkeersbeleid

Het gemeentelijk verkeersbeleid is verwoord in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) 'Emmen Bereikbaar en duurzaam veilig'. Dit plan is vastgesteld in 2000. In 2010 zal het beleidsplan worden geactualiseerd, tot die tijd blijft het bestaande GVVP van kracht.

Onderdeel van het verkeersbeleid wordt gevormd door de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. De gemeente Emmen ondersteunt net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland deze uitgangspunten. Dit is bekrachtigd door een landelijk convenant te ondertekenen. Duurzaam Veilig is een systeembenadering met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen.

Onderdeel van Duurzaam Veilig is een categoriseringsplan waarin alle wegen worden onderscheiden in categorieën met een herkenbare functie en inrichting. In het categoriseringsplan worden twee functies onderscheiden: wegen met een verkeersfunctie en wegen met een verblijfsfunctie.

Het huidige beleid ten aanzien van parkeren is opgenomen in de parkeerbeleidsnota 'Parkeerbeleid in samenspel" uit 1999. In 2010 zal het parkeerbeleid worden herzien in een geactualiseerde parkeerbeleidsnota. Uitgangspunt in deze nota is dat voor parkeren bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan de meest recente parkeercijfers die door het CROW zijn uitgegeven. Vooruitlopend op deze geactualiseerde parkeernota worden deze recente kencijfers gehanteerd omdat deze beter aansluiten bij de dagelijkse praktijk.

Op dit moment is de gemeente Emmen dus bezig met het opstellen van nieuw parkeerbeleid. Er is onder andere een concept bereikbaarheidsvisie en maatregelenpakket Emmen-centrum in voorbereiding waarin een beeld wordt geschetst hoe de bereikbaarheid van Emmen-centrum de komende jaren zou kunnen worden verbeterd. Tevens is er een ontwerp beleidsstuk met beleiduitgangspunten parkeren Emmen 2010-2020 opgesteld. Hierin worden een aantal doelstellingen en beleidsinstrumenten geformuleerd om de visie ten aanzien van parkeren en bereikbaarheid vorm te geven. Deze beleidstukken zijn nog niet vastgesteld en derhalve wordt hier in deze toelichting niet nader op ingegaan.

2.4.5 Welstandsbeleid / beeldkwaliteitplan (zie welstandsnota)

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie toetst aan vooraf vastgestelde criteria of bouwplannen hieraan voldoen. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft in 2004 een Welstandnota laten maken, waarin staat hoe bouwplannen worden getoetst. De gemeenteraad heeft de nota vastgesteld. De gemeente is in deze nota verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied verschillen de eisen. Zo is er een verschil tussen de eisen voor het bouwen op een industrieterrein en het bouwen in een woonwijk/woonbuurt. Daarnaast zijn er standaard criteria opgesteld voor veel voorkomende lichtvergunningplichtige bouwwerken, zoals aanbouwen en uitbouwen bij woningen. Deze criteria worden loketcriteria genoemd. Voldoen bouwplannen in deze categorie aan de criteria, dan worden ze niet aan de welstandcommissie voorgelegd. Van tevoren is dus bekend welke welstandnormen voor een specifieke bouwlocatie of een specifiek bouwwerk gelden. Een bouwer of architect kan dus vooraf rekening houden met de toetsing door de welstandscommissie.

Momenteel wordt er gewerkt aan een vernieuwing van het welstandsbeleid. Doel van de vernieuwing is om de vooraf gestelde criteria nog helderder te maken voor de gebruikers van de welstandsnota. De ontwerp-welstandsnota “Koers op kwaliteit”http://www.emmen.nl/fileadmin/files/www.emmen.nl/Tekstpaginas/Wonen_en_leven/Wonen/Welstandnota_burgers.pdf heeft vanaf 3 maart zes weken ter inzage gelegen.

Het plangebied uitbreiding bibliotheek valt in de nieuwe Welstandsnota binnen het gebied met uitgebreide welstandstoetsing. Voor de welstandscriteria binnen dit gebied wordt verwezen naar de Welstandsnota.

2.4.6 Concept Werklocatievisie Emmen 2010-2020

De gemeente is bezig met het opstellen van een Werklocatievisie Emmen 2010-2020. De Werklocatievisie 2020 bestaat uit twee delen, die in onderlinge samenhang zijn onderbouwd en opgesteld: een detailhandelsstructuurvisie en een bedrijventerreinenstructuurvisie. Beide zijn een uitwerking op onderdelen van de Structuurvisie 2020 Veelzijdigheid Troef.

Omdat detailhandel en bedrijventerreinen steeds meer overlap vertonen is ervoor gekozen om voor beide onderwerpen in onderlinge samenhang beleid te formuleren. Gezien deze visie nog niet is vastgesteld wordt in deze toelichting niet nader ingegaan op dit beleidsstuk.

2.5 Conclusie

Het rijksbeleid werkt nauwelijks rechtstreeks door in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in directe zin niet in strijd met het rijksbeleid.
Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat dit passend is in het provinciale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Algemeen

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.
De provincie Drenthe heeft aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van inhoudelijke overwegingen en expert judgement hanteert de provincie Drenthe een vrijstellingsmogelijkheid tot 500 meter² waarvoor geen onderzoek dient te worden uitgevoerd, onder de voorwaarde dat :

  • het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
  • de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van 50 meter een AMK-terrein aanwezig is;
  • de vrijstelling niet geldt voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven; uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 meter² mogelijk.

Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw van een bouwwerk met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Indien de provinciale afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring moet door de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient worden gehouden. Totdat de Gemeente Emmen zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is het provinciaal beleid van toepassing en verwoord in de regels.

3.1.2 Archeologische en monumentale waarden in het plangebied

Door MUG ingenieursbureau is in april 2010 een archeologisch onderzoek verricht. (Archeologisch bureau- en booronderzoek aan het Noorderplein te Emmen, gemeente Emmen). Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een booronderzoek.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied op de overgang van een dekzandrug naar een gebied met stuifduinen ligt. Vermoedelijk heeft zich in het dekzand een podzolbodem gevormd. Het terrein behoort tot de oude kern van Emmen. In de directe omgeving zijn veel nederzettingsresten aangetroffen die dateren uit de periode bronstijd - nieuwe tijd. Ook zijn vondsten uit het mesolithicum bekend. In Emmen hebben diverse belangrijke boerderijen gestaan. Het onderzoeksgebied is deels pas recent van een dichte bebouwing voorzien. Deze bouwactiviteiten kunnen bodemverstoringen veroorzaakt hebben. Een booronderzoek moest hier duidelijk maken of de bodemopbouw nog intact was en of er rekening gehouden moest worden met eventueel aanwezige archeologische resten.

Uit het booronderzoek is gebleken dat er door middel van boringen een fragmentarisch beeld van het onderzoeksgebied is verkregen. Het terrein is zodanig met puingranulaat verhard dat niet overal geboord kon worden. Daar waar boringen gezet waren, was de bodemopbouw in twee boringen niet meer intact. De oude bouwvoor ging scherp over in het onderliggende gele dekzand. In één boring was de bodemopbouw deels intact. Rekening houdend met de rijkdom aan archeologische resten ten westen van het onderzoeksgebied kon niet uitgesloten worden dat er onder de puinverharding nog diepe grondsporen aanwezig zijn.

Daarom werd er aanbevolen het toekomstige grondwerk archeologisch te begeleiden zodat eventueel aanwezige archeologische resten gedocumenteerd kunnen worden of een proefsleuven onderzoek te doen teneinde helderheid te verkrijgen. Voor het laatste is gekozen.

Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek heeft MUG Ingenieursbureau een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd.(zie rapport met proj. nr. 94064610 van 29-11-2010). Uit dit onderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied deel uitmaakt van de oude kern van het dorp Emmen. Net buiten de oude kern van Emmen, onder andere ten westen van de Hondsrugweg, zijn bij verschillende archeologische onderzoeken nederzettingsresten uit de bronstijd en ijzertijd aangetroffen. Bij de huidige kerk, in het centrum van Emmen, zijn verschillende voorgangers van de kerk aangetroffen die teruggaan tot de 9e eeuw. In en rond het centrum van Emmen hebben verschillende grote boerderijen gestaan, onder andere de Saalhof, een versterkte hoeve van de bisschop van Utrecht. Ook lag er een, inmiddels verdwenen, hunebed in het centrum van Emmen.

Uit het booronderzoek blijkt dat er onder de bestrating stabilisatielagen van puin aanwezig zijn waardoor het niet goed mogelijk is de ondergrond in kaart te brengen. Daardoor is het ook niet goed mogelijk om de archeologische waarde van het onderzoeksterrein te bepalen. Er is daarom besloten een nader onderzoek in de vorm van proefsleuven uit te voeren. Uit het onderzoek blijkt dat een groot deel van het vlak in de werkputten verstoord is door leidingsleuven en overige recente verstoringen. Buiten de recente verstoringen zijn twee oudere archeologische sporen aangetroffen. De tijdens het onderzoek aangetroffen archeologische resten behoren niet tot een versterkte boerderij zoals de Saalhof, waarvan de resten in het centrum van Emmen worden verwacht. Het betreft twee muren van waarschijnlijk een 19e eeuwse boerderij. Hierbij is verder geen vondstmateriaal aangetroffen. Het enige vondstmateriaal bestaat uit materiaal uit de (sub)recente periode en een baksteen van één van beide muren van de 19e eeuwse boerderij. Er zijn geen aanwijzingen dat op de locatie nog oudere archeologische resten aanwezig zijn. Gezien de summiere hoeveelheid sporen en het gegeven dat het grootste gedeelte van het onderzoekgebied verstoord is, worden de aangetroffen sporen niet behoudenswaardig geacht en wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Dit is tevens de reden waarom er geen evaluatierapport is opgesteld. De gegevens zijn direct uitgewerkt in een eindrapport. Vanuit archeologisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ingrepen. Wij bevelen aan geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Tevens bevelen wij aan de vondsten niet te deponeren. Wanneer bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden onverhoopt grondsporen en/of vondsten worden aangetroffen, dient hiervan direct melding te worden gemaakt bij de gemeentelijke archeoloog.

3.1.3 Conclusie

Vanuit archeologisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ingrepen. Wij bevelen
aan geen vervolgonderzoek uit te voeren. Tevens bevelen wij aan de vondsten niet te deponeren.
Wanneer bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden onverhoopt grondsporen en/of vondsten
worden aangetroffen, dient hiervan direct melding te worden gemaakt bij de gemeentelijke archeoloog.

3.2 Ecologie

3.2.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. afwijkingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
  • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.

3.2.2 Uitkomsten onderzoek

Het plangebied is in de huidige situatie reeds bebouwd en grotendeels verhard. De aanwezige bebouwing is nog in gebruik. Het plangebied is niet gelegen in een beschermd natuurgebied. Om deze reden worden er geen beschermde flora en fauna soorten verwacht. Derhalve is geen ecologisch onderzoek uitgevoerd.

3.2.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat naar alle waarschijnlijkheid geen beschermde flora en fauna soorten aanwezig zijn in het plangebied. Er zijn derhalve geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling ten aanzien van het aspect ecologie.

3.3 Fysieke Veiligheid

3.3.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), dat in oktober 2004 van kracht werd, en eveneens de wijziging van dit besluit op onderdelen, dat op februari 2009 van kracht werd verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het BEVI. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.

Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welk wettelijk verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.

De veiligheidsnormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vooralsnog niet wettelijk verankerd op dezelfde manier als de veiligheidsnormen die gelden voor inrichtingen in het BEVI. Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen welke het bestaande beleid verder operationaliseerd en verduidelijkt.

Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Noorderplein e.o.. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.2 Fysieke veilligheidssituatie

3.3.3 Conclusie

Ten aanzien van het aspect fysieke veiligheid doen zich in of nabij het plangebied geen belemmeringen voor.

3.4 Milieu

In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.

3.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009). In het plangebied zijn enkel centrum- en maatschappelijke functies toegestaan. In de bijlage behorende bij de Regels van dit bestemmingsplan is een Staat van Bedrijfsactiviteiten gevoegd.

3.4.2 Bodem

3.4.3 Geluid

Door Bloemberg Akoestiek is een akoestisch onderzoek uitgevoerd d.d. 01-12-2010 (zie bijlage). Het betreffende rapport is opgesteld in opdracht van de gemeente Emmen in het kader van de ontwikkeling van het plangebied 'uitbreding bibliotheek.' en 'Noorderplein e.o.' te Emmen. Het voornemen is om aan het Noorderplein een nieuwe ondergrondse parkeergarage te realiseren. Deze garage zal in totaal ruimte gaan bieden aan ca.480 auto's. Daarnaast zal op de begane grond een tweetal commerciële ruimten worden gerealiseerd. In de nieuwe situatie zal de Westerstraat als 30 km/uur gebied worden ingericht en dienen als ontsluitingweg voor de bevoorrading van de bestaande en nieuwe bedrijven en de parkeergarage.

3.4.4 Lucht

Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de eisen voor luchtkwaliteit. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde en;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

In de 'Wet luchtkwaliteit' is een flexibele koppeling tussen ruimtelijke ontwikkelingen en luchtkwaliteit aanwezig. Projecten die 'niet in betekende mate bijdragen (NIBM)' aan de luchtverontreinigingen hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden). NIBM - projecten zijn projecten die minder dan 0,4 µg/m3 NO2 (stikstof-dioxide) en PM10 (fijn stof) bijdragen of projecten die vallen onder de ministeriële regeling “Niet in betekenende mate” bijdragen.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan luchtverontreiniging. Het grote voordeel van deze NIBM rekentool is dat slechts een beperkt aantal invoergegevens nodig is. Alleen het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd. Voor de overige invoergegevens is in de tool uitgegaan van worst-case. Met beperkte invoergegevens kan dus worden vastgesteld of een plan NIBM is.

Bij de berekening van de bijdrage aan de luchtkwaliteit is uitgegaan van de onderstaande toename van het verkeer.

In totaal zijn er 550 parkeerplaatsen in het plangebied, zowel in het basisjaar als in 2020. Dit aantal zal alleen op drukke dagen volledig benut worden. Ten gevolge van het onderhavige plan neemt de aantrekkingskracht voor winkelbezoekers echter toe. Dit resulteert in een hogere zogenoemde turn-over, waardoor er op basis van een weekdaggemiddelde sprake zal zijn van circa 500 extra parkeerbewegingen. Tevens zal er als gevolg van de planontwikkeling op basis van een weekdaggemiddelde sprake zijn van 20 extra vrachtwagens.

Daar in de rekentool alleen het percentage vrachtverkeer kan worden ingevoerd, is in de rekentool een intensiteit ingevuld van 520 extra voertuigbewegingen, waarvan 4 % vrachtverkeer. Onderstaand is de berekening conform de rekentool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0007.jpg"

De rekentool geeft aan dat de extra bijdrage aan de luchtkwaliteit “niet in betekenende mate” is. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn er derhalve geen belemmeringen voor het plan.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Algemeen

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Met als belangrijk beleidsuitgangspunt dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als leidraad de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water. Het akkoord is maandag 26 oktober 2009 ondertekend door alle wethouders van de betrokken gemeenten en de dijkgraaf.

Deze nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: Het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding. De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies.

Nederland legt op het gebied van water ook een ander belangrijk traject af:het Waterbeheer in de 21e eeuw (WB21). Centraal hierbij staan veiligheid en maatregelen om wateroverlast en –tekort ('verdroging') te voorkomen. Rijksoverheid, waterschappen,provincies en gemeenten in Groningen en Drenthe hebben het Nationaal Bestuursakkoord Water vertaald naar maatregelen in onze regio. In september 2005 hebben alle partijen hun handtekening gezet onder dit Regionaal Bestuursakkoord Water (bron: Groningen en Drenthe leven met water).

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Noorderplein e.o is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap.

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem rond het bestemmingsplan Noorderplein is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden. In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoest die als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

3.5.2 Beleidskader

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.

Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties.

De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.

De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.

Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast en bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden. We gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit voor het Noorderplein uitgewerkt.

3.5.3 Digitale watertoets

Op 30-06-2010 is door de gemeente Emmen melding gemaakt van een watertoetsinitiatief bij waterschap Velt en Vecht voor onderhavige ontwikkeling (zie bijlage 1). Op basis van deze toets kan geconcludeerd worden dat het plan niet in aanmerking komt voor de korte procedure. Dit betekent dat de normale procedure gevolgd dient te worden en voor dit plan maatwerkadvies gemaakt moet worden door het waterschap. De watertoets (zie bijlage 9) is voor advies aan het waterschap voorgelegd en op 6-12-2010 heeft het waterschap hiermee ingestemd.

3.5.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt.

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

" alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;

" water verbonden is met de rest van het watersysteem;

" er voldoende oeverbegroeiing is;

" afstromend regenwater schoon is en blijft;

" lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het niet mogelijk dat zonder zeer diepe ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij de nieuwe ontwikkelingen in het gebied is het daarom beter om niet te kiezen voor de aanleg van nieuwe waterpartijen.

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Regenwater mag in dit gebied in principe niet worden geïnfiltreerd in de bodem of direct geloosd op het oppervlaktewater. In overleg met de provincie mag hiervan voor bepaalde situaties worden afgeweken .

Specifieke richtlijnen voor de ontwikkellocatie Noorderplein:

Voor Noorderplein lijkt de beste mogelijkheid te kiezen voor een systeem dat is ingericht om water af te voeren uit het gebied naar een bergingsmogelijkheid elders. Het maaiveldhoogteverloop in en rond het gebied maakt het gebied namelijk kwetsbaar voor wateroverlast tijdens zware neerslaggebeurtenissen, door afstromend regenwater van elders. Gezien de bestemming en aard van het gebied is het niet mogelijk ter plaatse een waterberging aan te leggen of op grootschalige wijze regenwater te infiltreren in de bodem.

Voor het plangebied Noorderplein is er daarom voor gekozen om op de volgende wijze met het watervraagstuk om te gaan:

" De begane grondvloeren worden ruim boven het straatniveau aangelegd. Conform het advies van de gemeente bedraagt deze afstand ca. 30 cm, in overleg kan hier echter van worden afgeweken.

" Regenwater en huishoudelijk afvalwater vanaf de nieuwe bebouwing worden gescheiden aangeboden. In eerste instantie worden de beide waterstromen via het bestaande gemengde stelsel afgevoerd. In de toekomst wordt het regenwater op een nieuw regenwaterriool aangesloten.

" Aanhangend regenwater uit de kelders van de parkeergarage wordt ingezameld en via het vuilwater rioolstelsel afgevoerd.

" De ingang van de parkeerkelder komt inpandig te liggen en is daarom niet gevoelig voor inregenen gladheid tijdens vorst.

" De inrit van de parkeergarage wordt zodanig vormgegeven dat voorkomen wordt dat water via de straat de parkeerkelder kan instromen.

" Het verhardingspercentage wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie. Er zijn in de plannen geen voorzieningen opgenomen om neerslag te bergen.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis

De bebouwing in binnenstad Noord kenmerkt zich tegenwoordig door een grote afwisseling van ouderdom, stijlen en schaal van de bebouwing. De oorspronkelijke verkavelingsvorm, de zogenaamde es, is als 'bouwblok'vorm weliswaar nog herkenbaar, haar organisatie en verschijningsvorm zijn daarentegen door de tijd heen sterk gewijzigd.

De es is ontstaan als gemeenschappelijk boerenerf of -hof, een economische eenheid met een naar binnen gerichte organisatie. Met het wegvallen van de agrarische functie werd de es verkaveld en keerde de oriëntatie zich naar buiten. De open ruimten tussen de es-blokvormen transformeerden hierdoor van een achterzijde naar een representatieve voorzijde van de bebouwing. De tussenruimtes tussen de essen veranderden in fraai meanderende straatruimten. Deze straten vormen nu de verbindingen tussen de meer open pleinachtige ruimten als de markt en het Noorderplein. Wat steeds is gebleven zijn de verspringende rooilijnen die zo kenmerkend zijn voor het straatbeeld van dit deel van Emmen.

De bouwblokken in binnenstad Noord liggen aan weerszijden van de oude Noorderstraat en zijn in de loop der tijd verder opgedeeld door secundaire wegen en paden in kleinere bouwblokken. Met de grote groei van Emmen na 1960 werd ook hier een schaalvergroting geïntroduceerd die op sommige plaatsen de structuur van deze bouwblokken vaak onherkenbaar wijzigde, en door grootschalige ingrepen de samenhang van schaal en structuur sterk heeft aangetast.

De aanleg van de Hondsrugweg in 1967 maakte een nieuwe ontsluiting van het centrum mogelijk, maar sneed twee es-blokvormen aan de westzijde open. Waar de percelen van oorsprong haaks op de rooilijn van het blok waren aangelegd ontstonden toen, parallel aan de Hondsrugweg gelegen, grotere percelen die ontsloten worden vanuit de interne Westerstraat. Deze tweedeling van dit 'Wester'bouwblok had tot gevolg dat de interne ruimtelijke structuur van de stegen en ontsluitingen verstoord raakte.

Door een reeks van onsamenhangende bouwprojecten die de onderliggende verkavelingsstructuren volstrekt negeerden is het Noorderplein ontstaan dat ten opzichte van binnenstad Noord als geheel terzijde ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0008.png"

Figuur 4-1: Plangebied omstreeks 1834 (bron http://www.historisch-emmen.nl).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0009.png"

Figuur 4-2: Plangebied omstreeks 1900 afgezet tegen huidige situatie (bron http://www.kich.nl).

4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

Het plangebied maakt onderdeel uit van binnenstad Noord en dient dus in een grotere context bekeken te worden. In deze paragraaf wordt in het kort de stedenbouwkundige hoofdstructuur van binnenstad Noord en het plangebied beschreven.

Functie

Binnenstad Noord bestaat grotendeels uit gemengde functies. Het gaat hierbij voornamelijk om detailhandel, dienstverlening en horeca. Veelal wordt er gewoond op de verdieping. Naast het wonen boven winkels is woningbouw geconcentreerd in torenachtige volumes.

Daarnaast zijn er enkele bijzondere volumes in de vorm van sociaal-culturele en maatschappelijke functies (zoals de bibliotheek). De kantoorfuncties zijn met name langs de Hondsrugweg en de Weerdingerstraat gesitueerd.

Bouwhoogte

De bouwhoogten variëren maar worden met name gedomineerd door kleinschalige bebouwing in maximaal 3 bouwlagen aan de Noorderstraat. De grootschalige volumes bevinden zich met name rondom het Noorderplein waardoor hier sprake is van een duidelijke wandwerking. Daarnaast bevinden zich enkele hoge volumes als losse elementen verspreid over het gebied.

Langs de Hondsrugweg bevinden zich een tweetal torenachtige volumes: de Lindenhof (woonbebouwing) en de Westertoren (kantoorruimten).

Oriëntatie en zichtlijnen

In tegenstelling tot het zuidelijke deel van de binnenstad wordt het noordelijke deel gekenmerkt door korte en enigszins gebogen zichtlijnen.

De oriëntatie van de bebouwing begrenst op een duidelijke wijze de Noorderstraat/ Noorderplein en daarmee het winkelcircuit. Vanaf de Hondsrugweg ontstaat een diffuus beeld. Van een duidelijke begrenzing en wandwerking is geen sprake waardoor de openbare ruimte niet duidelijk gedefinieerd is. De Westerstraat kenmerkt zich door een achterkantsituatie die gevormd wordt door de achterzijde van winkels, bevoorrading en parkeren.

4.3 Verkeersstructuur

Gebouwde parkeervoorzieningen bevinden zich aan de Weerdingerstraat en de Hondsrugweg en vormen qua uitstraling een dissonant in het straatbeeld. Voor het overige deel liggen de parkeerplaatsen met name aan de Hondsrugweg en het binnengebied (Westerstraat eo). De ontsluiting van een aantal garageboxen en de bevoorrading vinden plaats middels het binnengebied en de Westerstraat.

Het winkelcircuit valt grotendeels samen met de stadsvloer en strekt zich uit van de markt tot aan het Noorderplein en beslaat de Noorderstraat, Derksstraat en de Hoofdstraat.

De Westerstraat fungeert momenteel als belangrijke fietsverbinding. Een daadwerkelijk fietspad aan de oostzijde van de Hondsrugweg ontbreekt namelijk. De huidige route parallel aan de Hondsrugweg is vormgegeven als stadsvloer maar niet als fietspad in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0010.png"

Figuur 4-3: Ontsluitingsstructuur.

4.4 Groenstructuur

Op de stadsvloer komen veelal karakteristieke losse bomen en boomgroepen voor die diffuus over het gehele gebied verspreid zijn, waarvan de grootste concentratie zich op het Marktplein bevindt. Daarnaast vormt de Hondsrugweg een belangrijke groenstructuur. In de middenberm is een vrijwel ononderbroken bomenstructuur in gazon aangebracht en de 'buitenbermen' zijn veelal ingericht met enkel gazon (zie fig 4.4.). Ter hoogte van de nieuwbouw worden in de buitenberm geen bomen aangebracht. Wel zullen de 'inhammen' in de gevellijn ter plaatse van de Westerstraat en de te behouden bibliotheek worden aangezet met boombeplanting.
Op het Noorderplein zijn diverse bomen aanwezig. Aan de westzijde staan drie bomen die tezamen een groep vormen. Waarschijnlijk kan na de nieuwbouw slechts een exemplaar worden behouden. Daarnaast staan op het Noorderplein in totaal 11 knotlindes. Hiervan zijn 7 exemplaren als waardevol te bestempelen. (zie figuur hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0011.jpg"

Ten tijde van de nieuwbouw (van Chez-nous) zullen deze tijdelijk worden verwijderd. Na afronding van de nieuwbouw zullen de 7 knotlindes naast Chez-nous worden aangebracht op een afstand van 4 meter uit de gevel, gemeten uit het hart van de stam. Redenen voor het opnieuw aanplanten is het opwaarderen van de entree richting het centrum van Emmen en de bomen vormen het restant van de originele wegbeplanting langs de 'oude' route van Emmen naar Odoorn.
Naast de knotlindes en de te behouden boom op het Noorderplein zal er waarschijnlijk meer boombeplanting worden aangebracht, teneinde een aangename en ongedwongen pleinsfeer te creëren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0012.png"

Figuur 4-4: Groenstructuur.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkeling

5.1 Algemene Planbeschrijving

Het plan voorziet in de ontwikkeling van een in twee bouwlagen ondergrondse parkeergarage die wordt ontsloten vanaf de Westerstraat. Op deze parkeergarage worden zowel aan het Noorderplein als aan de Hondsrugweg commerciële ruimten gerealiseerd. In dit kader wordt de bestaande parkeergarage en de Nijenbrinksflat aan de Hondsrugweg geamoveerd en wordt de croissanterie verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0013.jpg"

Figuur 5-1: maquette, het plangebied bezien vanaf de zuidwestzijde.

Uitgangspunten

Op basis van een inventarisatie en analyse is er een aantal uitgangspunten geformuleerd met betrekking tot het plangebied en de context. Het gaat hierbij om uitgangspunten die enerzijds de kwaliteiten/potenties van het plangebied behouden en/of versterken, anderzijds de knelpunten opheffen danwel verminderen. De uitgangspunten vormen samen met de beleidsuitgangspunten de basis voor het stedenbouwkundig plan.

Ruimtelijk

  • Zodanig afmaken van de ruimtelijke structuur dat het plangebied op een vanzelfsprekende wijze onderdeel uitmaakt van het stedelijk weefsel en ingebed wordt in haar omgeving
  • Ombuigen van achterkanten naar voorkanten waardoor duidelijk gedefinieerde openbare ruimtes ontstaan. De openbare ruimte wordt op een representatieve wijze begeleid
  • Creëren van een samenhangend beeld langs de Hondsrugweg. Binnenstad Noord dient zich dus als een duidelijk herkenbare eenheid aan de Hondsrugweg te presenteren
  • Een of meerdere trekkers situeren aan het Noorderplein waardoor deze meer onderdeel gaat uitmaken van het winkelcircuit
  • Herinrichten van de openbare ruimte waarbij de continuïteit in inrichting en materiaalgebruik uitgangspunt zijn

Bebouwing

  • Opheffen van achterkantsituatie door het toevoegen van bebouwing
  • Bebouwing in een duidelijke rooilijn situeren met een representatieve wandwerking richting de Hondsrugweg
  • Behouden en integreren van de bibliotheek en de 'Lindenhof'

Verkeer, parkeren en bevoorrading

  • Geen extra ontsluitingen op de Hondsrugweg om doorstroming niet te belemmeren. Uitzondering vormt de bevoorradingsroute; in dit kader mag er één extra uitrit op de Hondsrugweg gerealiseerd worden ten behoeve van de bevoorrading van de huidige detailhandel en eventuele nieuw toe te voegen functies. Daarnaast zal er zone in het groen aangegeven worden ten noordoosten van de bibliotheek waar een uitrit naar de Weerdingerstraat mogelijkgemaakt zal worden voor de bevoorrading van de bibliotheek.
  • Creëren van een ondergrondse parkeergarage voor zowel de bestaande als nieuw toe te voegen functies en deze voorzien van een goede ontsluiting (verkeersveilig en een goede doorstroming)
  • Autoverkeer zo snel mogelijk naar de parkeergarage leiden om de leefbaarheid van de Westerstraat te bevorderen en het conflict met de bevoorradingsroute te minimaliseren. Een goede doorstroming op de Hondsrugweg en de Weerdingerstraat is hierbij uitgangspunt

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0014.jpg"

Figuur 5-2:maquette, plangebied bezien vanaf noordwestelijke zijde.

5.2 Stedenbouwkundig Plan

Het concept stedenbouwkundig plan is verbeeld in figuur 5-1. Hieronder volgt een korte toelichting.

Parkeergarage

De bestaande bovengrondse parkeergarage wordt geamoveerd en maakt plaats voor een in twee bouwlagen ondergrondse parkeervoorziening die toegankelijk is vanaf de Westerstraat. De begrenzingen worden gevormd door de Hondsrugweg aan de westzijde, de Westerstraat aan de oost- en zuidzijde en de bibliotheek aan de noordzijde. De parkeergarage is rondom de Lindenhof gesitueerd. De entree van de parkeergarage is in het begin van de Westerstraat gesitueerd en wordt opgenomen in de nog te ontwikkelen commerciële ruimte ten zuiden van de Lindenhof.

Bebouwing

De nieuwe bebouwing wordt opgespannen tussen de Hondsrugweg, het Noorderplein, de bibliotheek en de Lindenhof. Aangezien het plangebied onderdeel uitmaakt van de binnenstad is de begane grond uitermate geschikt voor de situering van centrumvoorzieningen. De bebouwing varieert in bouwhoogte. Rondom de Lindenhof kan commerciële ruimte gesitueerd worden. Aangezien rekening gehouden dient te worden met de Lindenhof zal deze commerciële ruimte een maximale bouwhoogte van slechts 5.5 meter hebben. Ten noorden en zuiden van deze bebouwing is de maximale bouwhoogte 11 meter. Een beperkte opbouw op de zuidelijke bouwmassa heeft een maximale bouwhoogte van 15 meter.

Zowel in horizontale als verticale zin is geleding aangebracht door te spelen met rooilijnen, bouwhoogtes en de positionering van opbouwen. Hiermee vindt er een schaalverkleining van de volumes plaats die nog versterkt zal worden door de uiteindelijke architectonische uitwerking van de gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0015.jpg"Figuur 5-3: stedenbouwkundig plan Noorderplein e.o.

Groen

De bebouwing komt aan de Hondsrugweg met de 'voeten' in het gras te staan. De bestaande bomen binnen het plangebied blijven grotendeels gehandhaafd. Echter de bomen ter hoogte van de bestaande gebouwde parkeervoorziening en een boom ten noorden van de Lindenhof (daar waar de commerciële ruimtes ontwikkeld worden) dienen verwijderd te worden.

5.3 Parkeren En Bereikbaarheid

In 2009 is de Bereikbaarheidvisie Centrumgebied ontwikkeld. Deze vormt op haar beurt input voor de integrale Mobiliteitsvisie Emmen, die in 2010 wordt opgesteld. Daarnaast wordt in 2010 de Parkeernota vastgesteld. Deze bevat de parkeernormen, maar ook een analyse van het gebruik en de beschikbare capaciteit per deelgebied.

Parkeren

In de huidige situatie zijn er 547 parkeerplaatsen in het gebied (deelgebied 13 uit de Parkeernota). De nieuw te bouwen parkeergarage krijgt een capaciteit van 450 á 480 plaatsen. Ongeveer 100 parkeerplaatsen in het gebied búiten de parkeergarage blijven in principe ongemoeid, zodat het totale parkeerareaal globaal gelijk blijft.

De parkeeropgave van de nieuwe ontwikkeling vergt op zichzelf echter al een capaciteit van circa 555 plaatsen. Daarbij is uitgegaan van het gemiddelde voor de functie Grootschalige detailhandel (6,5 - 8,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak). Voor de overige commerciële ruimte hebben wij gerekend met een norm van 2 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO. Omdat de exactie invulling van deze ruimte nog open is, hebben we ons gebaseerd op een mix van kantoorruimte mét en zonder baliefunctie, waarvoor de norm respectievelijk is: 2,3 - 2,5 en 1,2 - 2,0 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO.

Dit betekent dat er in de gemiddelde werkdagsituatie 70 tot 100 plaatsen in de parkeergarage tekort zijn. De resterende parkeercapaciteit kan in het openbare gebied opgelost worden. Voorwaarde is wel dat daarvoor ook ruimte is. Aan die voorwaarde wordt voldaan, namelijk door P-Noord aan te wijzen als overloopgebied. P-Noord heeft 366 parkeerplaatsen, met nog een mogelijke uitbreiding tot circa 600 (nu onverhard). P-Noord ligt aan de westzijde van de Hondsrugweg; de loopafstand van ongeveer 400 meter is nog juist acceptabel voor centrum-winkelvoorzieningen (bron: CROW).

Naast de ontwikkeling zoals beschreven zijn er in het gebied Noorderplein nog een kleine 100 parkeerplaatsen op het maaiveld, verdeeld over een aantal verspreid liggend locaties. Wanneer deze parkeerplaatsen gehandhaafd blijven dan wel bij een ontwikkeling nieuw worden aangelegd, heeft dit geen invloed op de parkeerbalans van de nieuwe ontwikkelingen aan het Noorderplein en de parkeergarage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010021-0701_0016.jpg"

Figuur 5-3: Principe-inrichting parkeergarage

Bereikbaarheid

De parkeergarage en ook de meeste overige parkeervoorzieningen zijn bereikbaar via de Westerstraat, die aansluit op de Hondsrugweg. De Hondsrugweg is een van de belangrijkste en drukste verkeersaders in de auto- en openbaar vervoersstructuur van Emmen. Dat blijft volgens de Bereikbaarheidsvisie en de Mobiliteitsvisie ook zo. De Weerdingerstraat daarentegen wordt mogelijk uit de zogenaamde centrumruit geknipt, waardoor deze een minder prominente rol krijgt.

De toekomstige ontwikkelingen en prognoses laten een forse stijging van verkeer op de Hondsrugweg zien, die echter goed gefaciliteerd wordt door het dubbelbaans profiel met 2 x 2 rijstroken en (deels) een vrijliggende busbaan. De aansluiting van de Westerstraat, immers veruit de belangrijkste toegangsweg voor het plangebied, is een van de kwetsbare schakels. Daarom is er een aparte studie gewijd aan het kruispunt Hondsrugweg – Westerstraat – Westenescherstraat. Hieruit bleek dat zelfs bij een (theoretische) parkeercapaciteit van 700 plaatsen in de garage er géén knelpunt optreedt (bron: Goudappel). Nu de parkeergarage in werkelijkheid een capaciteit krijgt die ca. 30% lager ligt, zal dit zeker geen bereikbaarheids- of capaciteitsproblemen opleveren. Wel moet de verkeersregelinstallatie op de nieuwe situatie worden aangepast.

Overige modaliteiten

Via bushaltes aan de Hondsrugweg, Weerdingerstraat en de Frieslandroute is het gebied goed bereikbaar per openbaar vervoer. De haltes liggen alle binnen maximaal enkele honderden meters loopafstand van het gebied, en worden op werkdagen aangedaan door meer dan 10 bussen per uur, per richting. Dat zijn zowel stads- als streekbussen, waaronder ook de Q-liners (hoogwaardige, rechtstreekse bussen tussen grote kernen, zoals naar Groningen). Het NS-station ligt op circa 650 meter lopen van het plangebied.

Het gebied kan van alle kanten prima worden bereikt per fiets of te voet. Vanaf de westzijde (Hondsrugweg) gebeurt dat via de met VRI geregelde oversteken Westenesscherstraat/Westerstraat en het kruispunt met de Frieslandroute.

Bevoorrading

De bestaande bevoorradingshoven aan de oostzijde van de Westerstraat (achterzijde van de detailhandel aan de Noorderstraat) blijven toegankelijk vanaf de Westerstraat.

Om voor de grootschalige nieuwe commerciële ruimte een doorgaande bevoorradingsroute te creëren is het toegestaan om één extra uitrit op de Hondsrugweg te realiseren. Randvoorwaarde is dat de bevoorrading inpandig plaatsvindt .

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en de verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan Noorderplein e.o. is in overwegende mate een ontwikkelingsplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van een nieuwe ontwikkeling, waarbij het (steden)bouwkundig ontwerp het uitgangspunt is. De benodigde onderzoeken hiervoor zijn reeds uitgevoerd. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering.

6.3 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 12 artikelen.

Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Om die reden zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • afwijkingen van de bouwregels;
  • afwijkingen van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van Burgemeester en Wethouders.

De afwijkingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een afwijking wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijkingen en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Tabel 6-1 : Beoordelingscriteria afwijkingen.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Cultuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

Artikel 3 Centrum

De bestemming Centrum is gelegd op het geconcentreerde winkelgebied van het Noorderplein e.o. Aan deze bestemming liggen verschillende functies ten grondslag. Zo is het binnen deze bestemming toegestaan om de gronden onder andere te gebruiken voor detailhandel, medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, horeca categorie en kantoren. Binnen de bestemming dienen de gebouwen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. In deze bestemming worden bedrijven mogelijk gemaakt uit milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij de planregels behorende staat van bedrijfsactiviteiten.

Artikel 4 Groen

De op de verbeelding voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, (erf)toegangswegen, een inrit ten behoeve van de naastgelegen parkeergarage, fietsstroken, voetpaden, verhardingen ten behoeve van bevoorrading van naastgelegen functies, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, parkeergarage en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van groen en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden. Binnen de bestemming groen is geen bouwmogelijkheid opgenomen. Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende erven en percelen, toegangswegen en inritconstructies zie bestemmingsomschrijving in de regels. Binnen deze bestemming is het aanleggen van voet- en fietspaden, straten, erven en pleinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, sport en speelgelegenheden, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen eveneens mogelijk. Gebouwen mogen niet worden opgericht binnen deze bestemmingen, wel zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming en het oprichten van een antennemast met installatieruimte ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie mogelijk.

Artikel 6 Wonen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. In het plangebied is een bestaande woontoren De Lindenhof aan de Westerstraat gesitueerd. Binnen deze bestemming is gestapelde woningbouw binnen het op de verbeelding aangegeven gebied toegestaan tot een maximum hoogte van 30 meter.

6.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

6.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

6.4 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en afwijkingen.
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.
Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid

7.1 Opstartbijeenkomst

Ten behoeve van het ontwerp bestemmingsplan zal een informatiebijeenkomst gehouden worden waarin de plannen aan belanghebbenden worden gepresenteerd.

7.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen

Het college heeft het bestemmingsplan Noorderplein e.o op 2 augustus 2010 vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het concept ontwerp bestemmingsplan is voor reactie binnen 8 weken vanaf 2 augustus 2010 gestuurd naar:

  • Provincie Drenthe
  • Ministerie van Vrom
  • Rijksdienst voor Archeologie
  • ministerie van Defensie
  • waterschap Velt en Vecht
  • Nederlandse Gasunie
  • Enexis
  • NV Waterleidingmaatschappij Drenthe
  • KPN
  • Tennet
  • erkend overlegpartner Het Centrum

Van bovenstaande instanties hebben er een viertal gereageerd, nl.

I Tennet; geen opmerkingen

II Erkend Overlegpartner Het Centrum; zij verzochten om de ontbrekende onderzoeken geluid, lucht en water. De gemeente heeft aangegeven de bewuste onderzoeken toe te voegen aan het ontwerpbestemmingsplan zodra deze in procedure komt en hiervan de stukken toe te mailen.

III Provincie Drenthe; zij gaven aan geen opmerkingen te hebben op de aspecten Stad, Steden en Stedelijke Netwerken, maar wel op de aspecten Water en Mobiliteit en Bereikbaarheid.

Water

Wat betreft Water geeft de provincie te kennen dat het plangebied deel uitmaakt van een grondwaterbeschermingsgebied en dat dit feit niet of onvoldoende belicht wordt in het bestemmingsplanplan. Er wordt aanbevolen het grondwater te beschermen door dit vast te leggen in de Regels van het bestemmingsplan, door een bestemming Grondwaterbeschermingsgebied op deze locatie te leggen en middels een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (het voormalige aanlegvergunningsstelsel) het gebied veilig te stellen.

Reactie gemeente:

De gemeente heeft op de verbeelding een gebiedsaanduiding "Grondwaterbeschermingsgebied" aangegeven en middels de bijbehorende regels een bescherming ingebouwd voor het uitvoeren van werk of werkzaamheden binnen dit gebied.

Mobiliteit en Bereikbaarheid

Voor wat betreft het thema Mobiliteit en Bereikbaarheid geeft de provincie aan het belang van doorstroming van het verkeer te onderstrepen. In dat kader vraagt men zich af of bestuurders op tijd geinformeerd zullen worden wanneer de parkeerkelder vol is en men doorgestuurd wordt naar bijv. Parkeerplaats Noord. Oftewel, hoe wordt voorkomen dat bezoekers toch maar blijven wachten voor de volle garage bij het Noorderplein en er een wachtrij ontstaatop de Hondsrugweg?

Reactie gemeente:

De gemeente Emmen heeft de bereikbaarheid van het centrum in het algemeen, en de parkeergarages, waaronder die aan het Noorderplein, hoog in het vaandel. Dat strookt volledig met de visie van de provincie. Hieronder geven we kort de situatie weer en de voorzieningen die wij treffen om een goede bereikbaarheid en verkeersafwikkeling te waarborgen.

Situering parkeervoorzieningen

De belangrijkste parkeervoorzieningen zijn aan of vlakbij de Hondsrugweg gesitueerd:

  • P-Noord bij de bioscoop, bereikbaar vanaf de Frieslandroute
  • Noorderplein, bereikbaar vanaf de Hondsrugweg
  • Willinkplein (met toekomstige uitbreiding), bereikbaar vanaf de Hondsrugweg
  • P-Zuid, nu bereikbaar vanaf de Hondsrugweg, maar in de toekomst mogelijk vanaf de zuidzijde aan de Ermerweg

De toegangsroutes zijn vanuit het noorden primair de Frieslandroute, en vanuit het zuiden de Hondsrugweg en Nieuw-Amsterdamsestraat (nu ook nog Ermerweg).

Bereikbaarheid Noorderplein

Wij onderschrijven het standpunt dat de parkeerplaatsen niet alleen vlot en veilig bereikbaar moeten zijn, maar dat we ook ongewenst zoekverkeer moeten vermijden. Laat staan dat wachtrijen voor bepaalde garages ontstaan, terwijl elders wellicht nog parkeerruimte is. Om aan deze voorwaarden te voldoen treffen wij de onderstaande maatregelen. De eerste is 'algemeen' voor het hele centrum, de rest is specifiek voor het Noorderplein. Deze zijn:

  • een statisch én dynamisch parkeerverwijssysteem
  • voldoende opstelruimte in de Westerstraat
  • herinrichting van het kruispunt met de Hondsrugweg
  • aanpassing van de VRI daar ter plaatse
  • aparte uitrit op de Hondsrugweg voor toeleverend vrachtverkeer

Parkeerverwijssysteem

In de parkeernota, die momenteel vastgesteld wordt, is een dynamisch parkeerverwijssysteem voor het centrum opgenomen. Deze koppelt gegevens over 'vrij & bezet' aan verwijzingsborden op de toeleidende wegen zoals hierboven genoemd. Nadere uitwerking hiervan volgt. Het parkeerverwijssysteem wordt ook opgenomen in het nieuwe GVVP, dat wij momenteel opstellen en naar verwachting in het voorjaar 2011 gereed is. De onderliggende notitie over de bereikbaarheid van het centrum noemt zo'n systeem expliciet.

Westerstraat

De combinatie van de lengte van de toeritten (hellingbanen) in de parkeergarage en de opstellengte en –vakken in de Westerstraat is zo gekozen dat deze in principe álle auto's kan opvangen die per groenfase tot de garage worden toegelaten. Naast het dynamische parkeerverwijssysteem (zie hiervoor) is het verder een voordeel dat de ingang van de parkeergarage vanaf de Hondsrugweg zichtbaar is. Dus ook wanneer men de parkeerverwijsborden heeft gemist, kan worden voorkomen – in een aantal gevallen, afhankelijk van de voorsorteersituatie – dat men de Westerstraat inrijdt terwijl de garage al vol is.

Kruispunt Hondsrugweg

Zie hiervoor. Verder wordt het kruispunt aangepast aan de nieuwe situaties van de Hondsrugweg – de tunnelbak naar het zuiden, de Westenesserstraat – naar het westen en de Westerstraat. Bij de herinrichting streven we naar een optimale verkeersafwikkeling.

Verkeersregelinstallatie (VRI)

Zie hiervoor. Ervaring met de situatie Willinkpleingarage heeft inmiddels geleerd dat de toegang vanaf de Hondsrugweg niet tot problemen leidt, maar het 'leeglopen' van de garage – immers vaak in een hele korte tijdsperiode – bijzondere eisen stelt aan de afstelling van de regelinstallatie. Deze wordt zo ingesteld dat op die specifieke momenten de 'garage uit' een extra lange groenfase wordt geprogrammeerd.

Uitrit vrachtverkeer

Mede vanwege de beperkte manoevreerruimte van vrachtauto's in de Westerstraat bij de bevoorrading van de winkels aan het Noorderplein, wordt een aparte, rechtstreekse uitrit op de Hondsrugweg aangelegd, ongeveer halverwege de kruispunten Westerstraat en Frieslandroute. Bijkomend voordeel is dat deze voertuigen het kruispunt en de VRI (Verkeers Regel Installatie) op het kruispunt Westerstraat niet belasten bij het uitrijden.

IV VROM inspectie

De VROM inspectie verzoekt in haar brief om het onderzoek naar geluid, wanneer dit gereed Is, toegezonden te krijgen. Men geeft aan dat in paragraaf 3.4.3. over de geluidsaspecten wordt opgemerkt dat de gemeente mogelijk maatregelen kan treffen om de toename van de geluidsbelasting tegen te gaan. Welke maatregelen dit betreft en of deze maatregelen ook genomen zullen worden is in deze paragraaf echter (nog) niet duidelijk gemaakt. Er wordt in de brief aangegeven dat wanneer de gemeente besluit af te zien van het nemen van maatregelen aan de bron of in de overdracht, dit nader gemotiveerd dient te worden. Indien de gemeente overgaat tot een procedure voor het vaststellen van een hogere grenswaarde dan moet het ontwerp-besluit hiervoor tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Reactie gemeente:
Op het moment dat dit akoestische onderzoek de definitieve status heeft verkregen zal deze samen met het ontwerpbestemmingsplan naar de VROM inspectie verstuurd worden.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

In de raadsvergadering van juni 2010 is de grondexploitatie vastgesteld voor het bestemmingsplan met een aanvulling vanwege een planaanpassing in de raad van januari 2011.
Op basis van deze exploitatie zijn aan- en verkoopovereenkomsten met de exploitanten afgesloten. Daarmee is een sluitende grondexploitatie en de uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 bedrijvenlijst

Bijlage 1 Archeologisch Buroonderzoek

Bijlage 1 archeologisch buroonderzoek

Bijlage 2 Archeologie

Bijlage 2 archeologie

Bijlage 3 Archeologie Bijlage 1

Bijlage 3 archeologie bijlage 1

Bijlage 4 Archeologie Bijlge 2

Bijlage 4 archeologie bijlge 2

Bijlage 5 Bodem

Bijlage 5 Bodem

Bijlage 6 Bodem 2

Bijlage 6 bodem 2

Bijlage 7 Bodem Bijlagen

Bijlage 7 bodem bijlagen

Bijlage 8 Geluid

Bijlage 8 geluid

Bijlage 9 Digitale Watertoets

Memo

Aan: L. Steinfort en N. Lambooij
Van: B.Derksen
Afdeling: BELE/FRO
Betreft: Project Noorderplein e.o., Melding Watertoetsinitiatief bij waterschap Velt en Vecht
Datum:

Aanlevering data Watertoets Noorderplein e.o., als ingevuld en verzonden door B. Derksen uit naam en met toestemming van L. Steinfort, naar aanleiding van een korte mondelinge afstemming met projectleider N. Lambooij, 30-06-2010.

De aanvraag zal de normale procedure voor de watertoets doorlopen; het waterschap Velt en Vecht zal contact met ons opnemen, via contactpersoon Lianne.

Hartelijke groet, B. Derksen

7) Bedraagt het verschil tussen de hoogte van de weg en de bovenzijde van de begane-grondvloer minder dan 30 centimeter?
ja
nee
Worden er materialen gebruikt waardoor het afstromende hemelwater verontreinigd kan raken?
ja
nee
Uitgangspunten notitie
Bijgeleverd vindt u de uitgangspunten notitie.
Uitgangspunten Notitie

Uitgangspunten Notitie

Het klimaat is aan het veranderen. De gevolgen zijn ook in onze omgeving merkbaar. Regenbuien worden extremer. Er valt in een korte periode meer regen, maar ook nattere winters en drogere zomers komen steeds vaker voor. Ook stijgt de zeespiegel, waardoor waterafvoer naar zee minder eenvoudig wordt en dijken moeten worden verhoogd. Op sommige plaatsen in ons land hebben we te maken met bodemdaling. Ook bij ruimtelijke plannen dient men hiermee rekening te houden. Gevolgen van extreme neerslaggebeurtenissen mogen geen wateroverlast in de gebouwen veroorzaken.

Op grond van artikel 12 uit het besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Waterschap Velt en Vecht kijkt wat de invloed van het plan op de waterhuishouding is en geeft een wateradvies.

Een belangrijk deel van de ruimtelijke plannen betreft kleine plannen. Het gaat bijvoorbeeld om het uitbreiden van een gebouw, een functieverandering of het bouwen van één gebouw of enkele woningen. Voor deze plannen is de korte procedure ontwikkeld.

Het plan waarvoor u een wateradvies heeft aangevraagd komt niet in aanmerking voor de korte procedure. Dit betekend dat de normale procedure moet worden doorlopen. Deze notitie vormt een leidraad om tot een goede waterparagraaf te komen. Het waterschap wil uiteraard graag in een zo vroeg mogelijk stadium in gesprek. Een waterparagraaf is opgebouwd uit criteria die in de paragraaf 1.1 staan beschreven.

1.1 Ruimtelijk relevante criteria en water
Ruimtelijk relevante criteria zijn te onderscheiden in criteria die betrekking hebben op de locatiekeuze en in criteria die betrekking hebben op de inrichting van een ruimtelijk plan. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de thema's met belangrijke waterdoelstellingen van waterschap Velt en Vecht die ruimtelijk relevante criteria kunnen opleveren en die in het bestemmingsplan geregeld kunnen worden. De lijst is overigens niet uitputtend.

Samenvatting watertoets

In dit document vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens op de website www.dewatertoets.nl. De toets is uitgevoerd op een ruimtelijke ontwikkeling in het beheergebied van waterschap Velt en Vecht.

Op basis van deze toets kunt u de normale procedure volgen. Dit houdt in dat voor dit plan maatwerkadvies gemaakt moet worden door het waterschap.

Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met Lammert Lasker (0524-592293).

Gegevens aanvrager:
Lianne Steinfort
Postbus 30001
7800 RA
Emmen

Plan gegevens:

Naam plan:
Emmen, Noorderplein e.o.

Omschrijving van het plan:
"Noorderplein en omgeving" Het betreft de locatie "Noorderplein" in Emmen, waarbij herontwikkeling plaatsvindt van de bestaande meerlaagse parkeergarage. daarbij wordt onder meer een dubbellaagse ondergrondse parkeergarage gerealiseerd.

Plan adresgegevens:
Noorderplein
0
7811MA
Emmen
EMN00 K 02968

Ingevoerde plangegevens

Kaartlagen:
Heeft u een beperkingsgebied geraakt?
nee
Welke gemeente omvat het grootste deel van het door u getekende plangebied?
Emmen

Vragen:

Gaat het om een ruimtelijk plan dat uitsluitend een functiewijziging van bestaande bebouwing inhoudt?
nee

Worden in het plan meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd?
nee

Is er in of rondom het plangebied sprake van wateroverlast of grondwateroverlast?
nee

Betreft het een algehele herziening van een bestemmingsplan?
nee

Maakt het plan deel uit van een groter plan dat in ontwikkeling is?
nee

Neemt in het plan het verharde oppervlak van bebouwing en bestrating toe met meer dan 1500m2?
nee

Bedraagt het verschil tussen de hoogte van de weg en de bovenzijde van de begane-grondvloer minder dan 30 centimeter?
ja

Bedraagt het verschil tussen de GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand) en de bovenzijde van de begane-grondvloer minder dan 100 centimeter?
nee

Worden er op bedrijfsmatige wijze activiteiten verricht waardoor het verharde oppervlak verontreinigd raakt?
nee

Wordt op het perceel hemelwater (HWA) en afvalwater (DWA) verzameld in dezelfde rioolbuis?
ja

Ik ga akkoord met de ingevulde gegevens
Ik heb alles naar waarheid ingevuld.

Watertoets geslaagd

Bedankt voor het afnemen van de watertoets.
Emails zijn verzonden aan:

l.steinfort@emmen.nlmailto:l.steinfort@emmen.nl Dit e-mail adres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.
l.steinfort@emmen.nlmailto:l.steinfort@emmen.nl Dit e-mail adres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.
watertoets@veltenvecht.nlmailto:watertoets@veltenvecht.nl Dit e-mail adres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.

U ontvangt binnen een kwartier een e-mail ter bevestiging. Heeft u de email niet ontvangen of heeft u nog vragen betreffende de watertoets, neemt u dan contactmailto:info@dewatertoets.nl Dit e-mail adres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. met ons op.

Klik hier om de watertoets opnieuw door te nemenhttp://www.dewatertoets.nl/index.php.

Bijlage 10 Watertoets

Bijlage 10 watertoets

Bijlage 11 Vooroverleg Reactie Eop

Bijlage 11 Vooroverleg reactie EOP

Bijlage 12 Vooroverlegreactie Vrominspectie

Bijlage 12 vooroverlegreactie VROMinspectie

Bijlage 13 Vooroverlegreactie Provincie

Bijlage 13 vooroverlegreactie Provincie

Bijlage 14 Vooroverlegreactie Tennet

Bijlage 14 vooroverlegreactie Tennet