Emmen, Centrum-Oost
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 19-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0114.2010040- 0703 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfsvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;
1.7 achtererfscheiding:
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
1.8 achtergevel:
gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.9 afvalinzamelsysteem:
geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen bouwwerken/ voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.10 ander(e) bouwwerk(en):
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.11 andere geluidsgevoelige gebouwen:
andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.12 andere werk(en):
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.13 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.14 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.15 archeologische verwachting:
verwachting van middelhoge of hoge archeologische waarden, welke nader onderzocht dienen te worden;
1.16 archeologisch waardevolgebied:
een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.18 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.19 bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;
1.20 bedrijf:
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;
1.21 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.22 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.23 begane grond:
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;
1.24 beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.25 beschermd wonen:
een aan een zorginstellingen gelieerde vorm van zelfstandig wonen;
1.26 bestaand:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.27 bestaande bebouwing:
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
1.28 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.29 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.30 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een bijbehorend bouwwerk, aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;
1.31 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.32 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.33 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder;
1.34 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.35 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.36 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.37 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.38 brede school:
netwerk van samenwerkende scholen en instellingen met als doel het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen waarbij de koppeling aan buitenschoolse opvang en verlengde schoolduur met allerlei activiteiten inbegrepen is zoals, sport en spel verenigingen, cultuur, kinderdagopvang, naschoolse opvang, jeugdzorg en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en activiteiten;
1.39 congrescentrum:
een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten zoals een, congres-, conferentie- en/of vergaderruimten, dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen voorzieningen, bedoeld voor het houden van bijeenkomsten en/of evenementen;
1.40 dagrecreatie:
een verblijf buiten de eigen woning langer dan 2 uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder overnachting;
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen,
verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.42 detailhandel grootschalige:
een detailhandelsbedrijf in goederen met een minimaal vloeroppervlak van 1000m² , detailhandelsbedrijven zoals dagelijkse goederen (foodsector en kleding) worden hier niet onder begrepen;
1.43 detailhandel in volumineuze goederen:
een detailhandelsbedrijf in goederen die vanwege de omvang van die goederen dan wel de aard van die goederen een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigen, een detailhandelsbedrijf in meubelen, badkamers en keukens, auto's caravans, campers, boten en aanverwante artikelen; detailhandelsbedrijven zoals dagelijkse goederen en detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-foodsector) worden hier niet onder begrepen;
1.44 dienstverlenend beroep:
beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.45 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafe;
1.46 erf:
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.47 erker:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
1.48 garage:
overdekte stalling voor een of meer auto's;
1.49 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.50 geluidswerende voorzieningen:
geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;
1.51 gemengde doeleinden:
een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdgroepen van bestemmingen;
1.52 geometrische plaatsbepaling:
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
1.53 gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.54 gevellijn:
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
1.55 groenvoorziening:
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
1.56 hoofdgebouw:
gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.57 horecabedrijf:
een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin berijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.58 horeca-1:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;
1.59 horeca-2:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;
1.60 horeca-3:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;
1.61 horeca-4:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektronisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;
1.62 horeca-5:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;
1.63 kantoor:
beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening
1.64 karakteristieke objecten:
objecten, welke wordt bepaald door de hoofdvorm en de bouwstijl, waarbij de relatie tussen hoofdvorm (nokhoogte, goothoogte en dakvorm), voormalige functie en situering kenmerkend is voor de streek of een tijdsperiode;
1.65 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);
1.66 luifel:
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
1.67 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinder/ ouderenopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, nutsvoorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.68 maatschappelijke dienstverlening:
het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, evenwel met uitzondering van een seksinrichting;
1.69 medische voorzieningen:
voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een (huis)artsen/dokterspost, medische groepspraktijk, tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD, dierenartsenpraktijk, uitvaartcentrum, geestelijke hulpverlening of aan de hiervoor genoemde activiteiten gelijk te stellen activiteiten;
1.70 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.71 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
1.72 onderkomen(s):
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;
1.73 overkapping:
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);
1.74 overstek:
bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel;
1.75 perceelsgrens:
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
1.76 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.77 serre:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.78 staat van inrichtingen:
een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de voorschriften opgenomen;
1.79 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.80 voorerf:
gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;
1.81 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
1.82 waterlopen:
een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;
1.83 woning aaneengebouwd (rijwoning):
een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;
1.84 woning geschakeld:
een woning welke geschakeld is doordat (niet vrijstaande) bijgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;
1.85 woning twee-aaneen:
een woning op slechts 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen geschakelde woningen;
1.86 woning vrijstaand:
een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;
1.87 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.88 wooneenheid:
afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;
1.89 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.90 (woon)zorgcentrum:
een complex met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, zorg en verpleging, waarbij eventueel met complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangementen.
1.91 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;
1.92 zakelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.
1.93 zijerfscheiding:
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
2.2 de bebouwing op de verbeelding:
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
2.3 de bebouwingspercentage:
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 het peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Autoservicebedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Autoservicebedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. autoservicebedrijf met autowerkplaats;
- b. verkooppunt gekoppeld aan het autoservicebedrijf met autowerkplaats gerelateerde goederen;
- c. bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 conform bijgevoegde staat van inrichtingen bijlage1;
met de daarbij behorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan de detailhandel welke ten dienste van de bestemming mag plaatsvinden;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf - Installatietechniek
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf- Installatietechniek aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. installatietechnisch bedrijf met werkplaats;
- b. verkooppunt gekoppeld aan het installatietechnische bedrijf en aan het installatietechnische bedrijf gerelateerde goederen;
- c. bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 bedrijven conform bijgevoegde staat van inrichtingen bijlage 1;
met de daarbij behorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan de detailhandel welke ten dienste van de bestemming mag plaatsvinden;
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf-Nutsvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen.
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. brandstofverkooppunt motorbrandstoffen, veiligheid
- b. benzineshop; verkooppunt gekoppeld aan brandstofverkooppunt en aan brandstofverkooppunt gerelateerde goederen;
- c. autowasgelegenheid;
- d. een luifel ter overkapping van de brandstoftankpunten ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding-overkapping;
- e. autoverhuurbedrijf ter plaatse van de specicfieke aanduiding specifieke vorm van bedrijf- autoverhuurbedrijf;
met de daarbij behorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de benzineshop als zelfstandige detailhandel;
- b. het gebruik van de gronden anders dan een autoverhuurbedrijf ter plaatse van de specifieke aanduiding specifieke vorm van bedrijf- autoverhuurbedrijf;
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. water;
- c. groenvoorzieningen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. brandgangen en brandwegen;
- f. recreatief medegebruik ten behoeve van sport en spel;
met bijbehorende:
- g. andere bouwwerken;
- h. kunstwerken en waterwerken;
- i. sport en speelgelegenheden;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het oprichten van lichtmasten;
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Centrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. horeca categorie 1, categorie 2 en categorie 3
- d. wonen inclusief bijbehorende bouwwerken ter plaatse van functieaanduiding wonen;
- e. kinderopvang ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van maatschappelijk-kinderopvang;
- f. garageboxen ter plaatse van functieaanduiding garage;
- g. opslag ter plaatse van de functieaanduiding opslag;
met bijbehorende:
- h. andere bouwwerken;
- i. fiets- en voetpaden;
- j. toegangswegen in- en uitritten;
- k. parkeervoorzieningen, zowel ondergronds als bovengronds;
- l. groenvoorzieningen;
- m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de garageboxen ter plaatse van de functie aanduiding garage anders dan stalling of garagebox;
- b. het gebruik van de opslagruimte ter plaatse van de functie aanduiding opslag anders dan opslag van goederen ten dienste van de bestemming Centrum;
- c. het oprichten en in werking hebben van een kinderopvang buiten de ter plaatse aangeduide functieaanduiding supermarkt uitgesloten;
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning - Dierentuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Cultuur en Ontspanning- Dierentuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dierentuin,
- b. horeca-1 en horeca 2 ten dienste van de bestemming;
- c. educatieve doeleinden;
- d. bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de functieaanduiding bedrijfswoning;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. sport- en speelgelegenheden;
- g. fiets- en voetpaden;
- h. toegangswegen in- en uitritten;
- i. groenvoorzieningen;
- j. kunstwerken en waterwerken;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
9.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 10 Cultuur En Ontspanning - Horeca En Evenementencomplex
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Cultuur en Ontspanning- Horeca en evenementencomplex aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hotel ter plaatse van de functie aanduiding Horeca- 5;
- b. Horeca-1 tot en met Horeca-3;
- c. feestzalen, zalen centrum, congrescentrum;
- d. inpandige (muziek) evenementen;
- e. sport en sportvoorzieningen waaronder inpandige tennisbaan en fitnesscentrum;
- f. parkeren, waaronder begrepen ondergrondse parkeergarage met de daarbij behorende in- en uitritten;
met bijbehorende:
- g. andere bouwwerken;
- h. sport- en speelgelegenheden;
- i. fiets- en voetpaden;
- j. toegangswegen in- en uitritten;
- k. groenvoorzieningen;
- l. geluidswerende voorzieningen;
- m. kunstwerken en waterwerken;
- n. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden buiten het gebouw voor evenementen;
Artikel 11 Detailhandel
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. horeca-1, supermarkt, en sport ter plaatse van de functieaanduiding gemengd;
- c. opslagruimte ten behoeve van de detailhandel;
- d. garageboxen ter plaatse van de functieaanduiding garage;
met bijbehorende;
- e. andere bouwwerken;
- f. fiets- en voetpaden;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen zowel ondergronds als bovengronds;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden gemengd voor een andere horeca inrichting dan de binnen de functieaanduiding gemengd benoemde horeca-1;
- b. het gebruik van de garageboxen anders dan stalling of garagebox;
- c. het oprichten en in werking hebben van een supermarkt ter plaatse van de functieaanduiding supermarkt uitgesloten;
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Gemengd - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. maatschappelijke voorzieningen;
- c. medische voorzieningen;
- d. sport inclusief sportvelden kleedkamers en sportkantine;
- e. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
- f. een zwembad (binnen- en buitenbaden) met ligweide ter plaatse van de functieaanduiding zwembad;
- g. buiten tennisbanen ter plaatse van de functieaanduiding tennisbaan;
met bijbehorende:
- h. bijbehorende bouwwerken;
- i. andere bouwwerken;
- j. sport- en speelgelegenheden;
- k. fiets- en voetpaden;
- l. toegangswegen in- en uitritten;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de horeca-1 ten dienste van de bestemming ten behoeve van zelfstandige horeca;
- b. het gebruiken van een niet permanente luchthal ten behoeve van het spelen van tennis buiten het winterseizoen (van 1 oktober tot en met 31 maart) ter plaatse van de functieaanduiding tennisbaan;
Artikel 13 Gemengd - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 conform bijgevoegde staat van inrichtingen bijlage1 ;
- b. dienstverlening;
- c. kantoren
- d. maatschappelijk- en medische voorzieningen;
- e. sport, met uitzondering de gronden aangeduid ter plaatse met de functieaanduiding sport uitgesloten;
- f. detailhandel ter plaatse van de functieaanduiding detailhandel;
- g. prostitutiebedrijf ter plaatse van de functieaanduiding prostitutie.
met bijbehorende:
- h. andere bouwwerken;
- i. sport- en speelgelegenheden;
- j. fiets- en voetpaden;
- k. toegangswegen in- en uitritten;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor sport ter plaatse van de functieaanduiding sport uitgesloten;
- b. het gebruik van de gronden voor detailhandel buiten de ter plaatse aangeduide functieaanduiding detailhandel;
- c. het oprichten en in werking hebben van een supermarkt ter plaatse van de functieaanduiding supermarkt uitgesloten;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf dit behoudens voor zover een aanduiding prostitutiebedrijf op de verbeelding is aangegeven;
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 13.1 en toestaan dat andere bedrijven die in aard en omvang gelijk zijn aan de bestemming maatschappelijk- medische voorzieningen, kantoren, dienstverlening of bedrijven milieucategorie 2 zich mogen vestigen binnen de voor Gemengd- 2 bestemde gronden
3.6.2 Beperking
De toepassing van de in artikel 3.6 genoemde afwijking is beperkt tot gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;
Artikel 14 Gemengd - 3
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd -3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 bedrijven conform bijgevoegde staat van inrichtingen bijlage1 ;
- b. benzineverkooppunt, zonder lpg ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstof;
- c. detailhandel, supermarkt uitgesloten;
- d. een bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding bedrijfswoning;
- e. vuurwerkverkooppunt ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van detaihandel- vuurwerk verkooppunt;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. fiets- en voetpaden;
- h. toegangswegen in- en uitritten;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het oprichten en in werking hebben van een supermarkt ter plaatse van de functieaanduiding supermarkt uitgesloten;
- b. het verkopen van vuurwerk buiten de ter plaatse aangeduide gronden voor verkoop van vuurwerk.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Gemengd - 4
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. kantoren;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. detailhandel ter plaatse van de functieaanduiding detailhandel;
- e. horeca 2 en of horeca 5 ter plaatse van de functieaanduiding horeca;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. fiets- en voetpaden;
- h. toegangswegen in- en uitritten;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken van de gronden voor detailhandel buiten de gronden die ter plaatse aangeduid zijn voor detailhandel;
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Gemengd - 5
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd- 5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. kantoren;
- c. maatschappelijk- onderwijs
- d. maatschappelijk- zorginstelling;
- e. medisch voorzieningen;
met bijbehorende
- f. andere bouwwerken;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Gemengd - 6
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd -6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening
- b. kantoren
- c. detailhandel, supermarkt uitgesloten;
- d. horeca categorie 1, categorie 2 en categorie 3;
- e. maatschappelijke voorzieningen
- f. wonen vanaf de eerste verdieping;
met bijbehorende:
- g. andere bouwwerken;
- h. kunstwerken en waterwerken;
- i. sport- en speelgelegenheden;
- j. fiets- en voetpaden;
- k. toegangswegen in- en uitritten;
- l. parkeervoorzieningen, ondergronds, als bovengronds;
- m. groenvoorzieningen;
- n. geluidswerende voorzieningen;
- o. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden aangemerkt voor gemengd- 6 ten behoeve van een supermarkt;
- b. het vermeerderen van het aantal zelfstandige wooneenheden.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Gemengd - 7
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, supermarkt uitgesloten;
- b. dienstverlening;
- c. horeca categorie 1 en categorie 2;
- d. kantoren;
- e. maatschappelijke voorzieningen;
- f. wonen vanaf de eerste verdieping;
- g. wonen vanaf de begane grond toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding wonen;
met bijbehorende:
- h. andere bouwwerken;
- i. fiets- en voetpaden;
- j. onderdoorgangen, toegangswegen in- en uitritten;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden bestemd voor Gemengd- 7 als supermarkt;
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 19 Gemengd - 8
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (muziek)theater;
- b. congrescentrum;
- c. basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs , hoger beroepsonderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, brede school;
- d. horeca-1 tot en met horeca-3 ten dienste van de bestemming;
- e. parkeren, waaronder begrepen ondergrondse parkeergarage met de daarbij behorende in- en uitritten;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. sport- en speelgelegenheden;
- h. fiets- en voetpaden;
- i. toegangswegen in- en uitritten;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden ten behoeve van een zelfstandige horeca gelegenheid;
Artikel 20 Groen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorziening);
- b. stadspark;
- c. hoog opgaande bomen en bossage;
- d. volkstuinencomplex ter plaatse van de functieaanduiding volkstuin;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. sport- en speelgelegenheden;
- g. fiets- en voetpaden;
- h. toegangswegen in- en uitritten.
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Horeca - 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een horeca-inrichting categorie 2;
- b. wonen ter plaatse van de functieaanduiding wonen;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. sport- en speelgelegenheden;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. kunstwerken en waterwerken;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Artikel 22 Horeca - 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een horeca-inrichting categorie 3;
met bijbehorende:
- b. andere bouwwerken;
- c. sport- en speelgelegenheden;
- d. toegangswegen in- en uitritten;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. kunstwerken en waterwerken;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
22.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 23 Horeca - 5
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca-5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- c. een horeca-inrichting categorie 5;
- d. een horeca-inrichting categorie 2;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. sport- en speelgelegenheden;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
23.3 Nadere eisen
23.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 24 Kantoor
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
met bijbehorende:
- b. andere bouwwerken;
- c. toegangswegen in- en uitritten;
- d. parkeervoorzieningen, zowel ondergronds als bovengronds;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
24.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 25 Maatschappelijk
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. bijbehorende bouwwerken
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
- e. sport- en speelgelegenheden;
- f. fiets- en voetpaden;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
25.2 Bouwregels
25.3 Nadere eisen
25.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk- Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaats/ graven,
- b. urnenmuur, gedenkplaats;
- c. onderhoudsruimten /bijbehorende bouwwerken;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. kunstwerken en waterwerken;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
26.2 Bouwregels
26.3 Nadere eisen
Artikel 27 Maatschappelijk - Medisch En Zorg
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk- Medisch en Zorg aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een ziekenhuis;
- b. medische voorzieningen;
- c. zorginstellingen, waaronder verpleeginstellingen, revalidatiecentra, zorghotel, medisch(kinder)dagverblijf;
- d. onderwijsvoorzieningen en kinderopvang;
- e. een politiepost, ambulancepost, brandweerpost;
- f. organisaties en instellingen tbv thuiszorg, verhuur- en verkoop van hulpmiddelen;
- g. klinisch chemisch laboratorium ten dienste van de bestemming;
- h. detailhandel en horeca ten dienste van de bestemming;
- i. kantoorruimte ten dienste van de bestemming;
- j. huisvesting van personeel ten dienste van de bestemming
met bijbehorende:
- k. andere bouwwerken;
- l. sport- en speelgelegenheden;
- m. groenvoorzieningen;
- n. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- o. verkeersvoorzieningen in de vorm van ontsluitingswegen, in- en uitritten, fiets- en voetpaden, taxi-standplaatsen en parkeervoorzieningen zowel ondergronds als bovengronds;
27.2 Bouwregels
27.3 Nadere eisen
27.4 Afwijken van de bouwregels
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening
- a. de aanduiding specifieke vorm van verkeer- helikoterplatform opnemen binnen de bestemming Maatschappelijk- Medisch en Zorg;
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.
Artikel 28 Maatschappelijk - Onderwijs
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk- Onderwijs aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs , hoger beroepsonderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, brede school;
- b. horeca 1 ten dienste van de bestemming;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. sport- en speelgelegenheden;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. toegangswegen in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
28.2 Bouwregels
28.3 Nadere eisen
28.4 Afwijken van de bouwregels
28.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. Het gebruik van de horeca ten dienste van de bestemming als zelfstandige horeca-inrichting.
28.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 28.1 en toestaan dat de gronden met de bestemming Maatschappelijk- Onderwijs gebruikt mogen worden ten behoeve van in aard en omvang vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen;
De toepassing van de in artikel 28.6 genoemde afwijking mag het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet aantasten. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;
Artikel 29 Maatschappelijk - Religie
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk-Religie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. religieuze instellingen zoals kerken, moskeeën, gebedshuizen en andere in aard en omvang vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen;
- b. wonen- vrijstaand ter plaatse van de functieaanduiding wonen;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. bijbehorende bouwwerken;
- e. fietsenstallingen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. toegangswegen en parkeervoorzieningen.
29.2 Bouwregels
29.3 Nadere eisen
29.4 Afwijken van de bouwregels
29.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 30 Maatschappelijk - Scouting
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk- Scouting aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. scouting;
- b. scoutingactiviteiten;
- c. buitenschoolse opvang;
- d. bijbehorende bouwwerken;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. toegangswegen in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. kunstwerken en waterwerken;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
30.2 Bouwregels
30.3 Nadere eisen
30.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. Het gebruik van de gebouwen ten behoeve van wonen;
Artikel 31 Maatschappelijk - Uitvaartcentrum
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk- Uitvaartcentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitvaartcentrum
- b. bijbehorende bouwwerken;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
31.2 Bouwregels
31.3 Nadere eisen
31.4 Afwijken van de bouwregels
31.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 32 Maatschappelijk - Zorginstelling
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk- Zorginstelling aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonzorginstelling, hospice, verpleeghuis, beschermd wonen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. detailhandel, zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening op de begane grond ter plaatse van de functieaanduiding gemengd;
- d. (beheerders)woning, ter plaatse van de functieaanduiding wonen;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. horeca-1 en horeca 2 ten dienste van de bestemming;
- g. sport- en speelgelegenheden;
- h. fiets- en voetpaden;
- i. toegangswegen in- en uitritten;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
32.2 Bouwregels
32.3 Nadere eisen
32.4 Afwijken van de bouwregels
32.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de horeca 1 en 2 functie als zelfstandige horeca (dus niet ten dienste van de zorginstelling) op de begane grond;
- b. het gebruik van de gronden ter plaatse aangeduid als gemengd als wooneenheden ten behoeve van de zorginstelling;
32.6 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:
- a. artikel 32.1 en 3.5 wijzigen en toestaan dat de gronden met de bestemming Maatschappelijk- Zorginstelling ter plaatse aangeduid als gemengd deels of geheel gewijzigd mag worden in wooneenheden ten behoeve van de Zorginstelling;
De toepassing van de in artikel 32.6 genoemde afwijking mag het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet aantasten. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;
Artikel 33 Tuin
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin;
met bijbehorende:
- b. andere bouwwerken;
33.2 Bouwregels
Artikel 34 Verkeer
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, fietspaden met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
- b. informatiesystemen/signaleringsborden;
- c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- d. geluidswerende voorzieningen;
- e. tunnels , bruggen, viaducten en spoorwegovergangen;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. kunstwerken en waterwerken;
- h. toegangswegen, in- en uitritten;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
34.2 Bouwregels
34.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het veranderen van het profiel, dan wel het veranderen van bestaande geluidsreducerende maatregelen waardoor de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreden.
Artikel 35 Verkeer - Spoorverkeer
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer-Spoorverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegdoeleinden;
- b. spoorwegverbindingen en overgangen;
- c. treinstation en perrons;
- d. informatiesystemen/signaleringsborden;
- e. schakelstations;
- f. bijbehorende bouwwerken;
- g. geluidswerende voorzieningen;
met bijbehorende:
- h. andere bouwwerken;
- i. kunstwerken en waterwerken;
- j. toegangswegen in- en uitritten;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
35.2 Bouwregels
35.3 Afwijken van de bouwregels
35.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het veranderen van het profiel, dan wel het veranderen van bestaande geluidsreducerende maatregelen waardoor de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreden.
Artikel 36 Verkeer - Stationsplein
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer- Openbaar vervoerstation aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. treinstation en busstation;
- b. taxistandplaats;
- c. perrons;
- d. verkeer-verblijfsgebied;
- e. verkooppuntvervoersbewijzen;
- f. wachtruimte;
- g. informatiesystemen/signaleringsborden
- h. horeca-1 en 2;
- i. detailhandel;
met bijbehorende:
- j. andere bouwwerken;
- k. toegangswegen in- en uitritten;
- l. parkeervoorzieningen;
36.2 Bouwregels
Artikel 37 Verkeer - Verblijfsgebied
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer- Verblijfgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten;
- b. wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
- c. erven en pleinen;
- d. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- e. informatiesystemen/signaleringsborden;
- f. tunnels en bruggen;
- g. parkeerterrein ter plaatse van de functieaanduiding parkeerterrein;
- h. garageboxen ter plaatse van functieaanduiding garage;
- i. helikopter platform ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van verkeer- helikopterhaven;
- j. een gereguleerde overnachtingsplaats voor campers ter plaats van de aanduiding specifieke vorm van verkeer gereguleerde overnachtingsplaats;
- k. geluidswerende voorzieningen;
met bijbehorende:
- l. andere bouwwerken;
- m. kunstwerken en waterwerken;
- n. sport- en speelgelegenheden;
- o. fiets- en voetpaden;
- p. parkeervoorzieningen;
- q. groenvoorzieningen;
- r. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
37.2 Bouwregels
37.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de garageboxen anders dan stalling of garagebox;
- b. het gebruik van de gronden Verkeer- Verblijfgebied ten behoeve van een helikopterplatform buiten de ter plaatse aangeduide functieaanduiding specifieke vorm van verkeer- helikopterhaven;
- c. het gebruik van gronden met de bestemming Verkeer-Verbllijfsgebied ten behoeve van een camperplaats buiten de gereguleerde overnachtingsplaats (gop) zoals ter plaats van de aanduiding specifieke vorm van verkeer gereguleerde camperplaats;
37.4 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Verkeer- Verblijfsgebied wijzigen:
- a. door de aanduiding specifieke vorm van verkeer- helikopterplatform te verwijderen of te verplaatsen naar de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied ten behoeve van de bestemming Verkeer of Verkeer en- Verblijfgebied;
- b. door de aanduiding specifieke vorm van verkeer- helikopterplatform te verplaatsen naar de bestemming Maatschappelijk- Medisch en Zorg;
- c. de aanduiding gereguleerde camperplaats te verwijderen of te verplaatsen binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied;
- 2. Mits de wijziging financieel haalbaar te zijn en het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.
Artikel 38 Wonen - Aaneengebouwd
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen- Aaneengebouwd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten, achterpaden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
38.2 Bouwregels
38.3 Nadere eisen
38.4 Afwijken van de bouwregels
38.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
Artikel 39 Wonen - Gestapeld
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. appartementsgebouwen, flatgebouwen, duplexwoningen;
- b. een ondergrondse en of inpandige parkeergarage,
- c. gemengde doeleinden in de vorm van detailhandel, zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening ter plaatse van de van de functieaanduiding gemengd op de begane grond;
- d. horeca tot en met categorie 2 op de begane grond ter plaatse van de functieaanduiding horeca tot en met categorie 2;
- e. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
- f. bergingen;
- g. tuin en erven;
met bijbehorende:
- h. onderdoorgangen;
- i. andere bouwwerken;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
39.2 Bouwregels
39.3 Nadere eisen
39.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
- b. het gebruik van de gronden ten behoeve van horeca buiten de ter plaatse aangeduide gronden voor horeca tot en met categorie 2;
Artikel 40 Wonen - Specifiek Aaneengebouwd
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen- Specifiek Aaneengebouwd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. sport- en speelgelegenheden;
- f. toegangswegen in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
40.2 Bouwregels
40.3 Nadere eisen
40.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 41 Wonen - Specifiek Vrijstaand 1
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen- Specifiek Vrijstaand 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
41.2 Bouwregels
41.3 Nadere eisen
41.4 Afwijken van de bouwregels
41.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
Artikel 42 Wonen - Specifiek Vrijstaand 2
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen- Specifiek Vrijstaand 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
42.2 Bouwregels
42.3 Nadere eisen
42.4 Afwijken van de bouwregels
42.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
Artikel 43 Wonen - Twee Aaneen
43.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen-Twee aaneen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. twee-onder- een kapwoningen (twee aaneen);
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
- d. een autohandelsbedrijf te plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijf- Autohandel;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. toegangswegen in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
43.2 Bouwregels
43.3 Nadere eisen
43.4 Afwijken van de bouwregels
43.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
- b. het gebruik van gronden zonder de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijf- Autohandel ten behoeve van een autohandelsbedrijf.
Artikel 44 Wonen - Vrijstaand Kern
44.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen-Vrijstaand aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
- d. detailhandel ter plaatse van de functieaanduiding detailhandel;
- e. kantoor ter plaatse van de functieaanduiding kantoor;
- f. een nieuw te bouwen woning, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - nieuw te bouwen woning’ met dien verstande dat per aanduiding één nieuwe woning is toegestaan;
met bijbehorende:
- g. andere bouwwerken;
- h. sport- en speelgelegenheden;
- i. toegangswegen in- en uitritten`, achterpaden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
44.2 Bouwregels
44.3 Nadere eisen
44.4 Afwijken van de bouwregels
44.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
- b. detailhandel buiten de ter plaatse met functieaanduiding detaihandel aangeduide gronden;
- c. het houden van een kantoor buiten de ter plaatse met functieaanduiding kantoor aangeduide gronden;
44.6 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:
- a. artikel 44.1 en toestaan dat de gronden met de bestemming Wonen- vrijstaand kern ter plaatse aangeduid als kantoor gewijzigd mag worden in de bestemming Wonen ten behoeve van 1 wooneenheid;
De toepassing van de in artikel 44.6 genoemde afwijking mag het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet aantasten. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;
Artikel 45 Leiding - Gas
45.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding- Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. beheer en de instandhouding van de ondergrondse aardgastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringsstrook.
- b. leidingen ten behoeve van de aardgaswinning;
met bijbehorende:
- c. gebouwen en andere bouwwerken;
45.2 Bouwregels
45.3 Nadere eisen
45.4 Afwijken van de bouwregels
45.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bouwen van gebouwen en bouwwerken binnen een afstand van 5 meter aan weerszijden van de op de verbeelding aangeduide ondergrondse aardgastransportleiding, uitgezonderd bebouwing ten dienste van de leiding
- b. het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken zonder toestemming van de leidingbeheerder; ;
45.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 46 Waarde - Archeologie 1
46.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. terreinen van zeer hoge archeologische waarden;
- b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemming Leiding – Gas en of de Leiding – Nam leiding.
46.2 Bouwregels
46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 1 , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- a. drainage van de gronden;
- b. bodemingrepen dieper dan 30 cm;
- 2. Het verbod als bedoeld in artikel 46.3 onder 1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
- a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- b. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
- c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) ) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
- d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
- f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- 4. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld Alvorens tot onderzoek over te gaan kan de archeoloog in dienst van de gemeente, of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 46.3 onder 4
- 5. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het derde lid genoegzaam blijkt dat:
- a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
- b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
- d. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 6. In de situatie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 7. Indien het zesde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
46.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 47 Waarde - Archeologie 2
47.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. terreinen van hoge archeologische waarden;
- b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemming Leiding – Gas en of de Leiding – Nam leiding.
47.2 Bouwregels
- 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 2, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
- 2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid genoegzaam blijkt dat:
- a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften.
- 3. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 4. Artikel 47.2 eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 100m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
- c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
- 5. Indien het derde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
- 6. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in het eerste lid, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in het derde lid, is het vierde lid, aanhef en de onderdelen b en c, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het tweede, derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
47.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- a. drainage van de gronden;
- b. bodemingrepen meer dan 100m² op een grotere diepte dan dan 30 centimeter.
- 2. Het verbod als bedoeld in artikel 47.3 onder 1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
- a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- b. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
- c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) ) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
- d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
- f. oppervlakte beslaan van ten hoogste 100m² ;
- g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- 4. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 2, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 47.3 onder 4
- 5. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het vierde lid genoegzaam blijkt dat:
- a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
- b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
- d. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 6. In de situatie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 7. Indien het zesde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
47.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 48 Waarde - Archeologie 3
48.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
- b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemming Leiding – Gas en of de Leiding – Nam leiding.
48.2 Bouwregels
- 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 3, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
- 2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid genoegzaam blijkt dat:
- a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften.
- 3. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 1000m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen
- c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
- 5. Indien het derde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
- 6. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in het eerste lid, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in het derde lid, is het vierde lid, aanhef en de onderdelen b en c, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het tweede, derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 3 , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- a. drainage van de gronden;
- b. bodemingrepen meer dan 1000m2 op een grotere diepte dan dan 30 centimeter.
- 2. Het verbod als bedoeld in artikel 48.3 onder 1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
- a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- b. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
- c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) ) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
- d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
- f. oppervlakte beslaan van ten hoogste 1000m2;
- g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- 4. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 3, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, een provinciaal archeoloog of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 48.3 onder 4
- 5. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het vierde lid genoegzaam blijkt dat:
- a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
- b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
- d. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 6. In de situatie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 7. Indien het zesde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
48.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 49 Waarde - Archeologie 4
49.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
- b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemming Leiding – Gas en of de Leiding – Nam leiding.
49.2 Bouwregels
- 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
- 2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid genoegzaam blijkt dat:
- a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften.
- 3. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 1000m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
- c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
- 5. Indien het derde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
- 6. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in het eerste lid, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in het derde lid, is het vierde lid, aanhef en de onderdelen b en c, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het tweede, derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
49.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4 , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- a. bodemingrepen meer dan 1000m² op een grotere diepte dan dan 30 centimeter, ter plaatse van de bestemming Waarde -Archeologie 4;
- 2. Het verbod als bedoeld in artikel 49.3 onder 1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
- a. drainage betreffen;
- b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- c. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
- d. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
- e. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- f. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
- g. oppervlakte beslaan van ten hoogste 1000m² ;
- h. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- 4. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, een provinciaal archeoloog of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 49.3 onder 4
- 5. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het vierde lid genoegzaam blijkt dat:
- a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
- b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
- d. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 6. In de situatie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 7. Indien het zesde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
49.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 50 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 51 Algemene Bouwregels
51.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
- b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
- c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
51.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 52 Algemene Aanduidingsregels
52.1 Geluidzone - Industrie
Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - industrie zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.
52.2 Geluidzone - spoor
Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - spoor zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de spoorweg.
52.3 Geluidzone - weg
Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - weg zijn de gronden,behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van het wegverkeer.
52.4 Veiligheidszone - lpg
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.
52.5 Veiligheidszone - vuurwerk
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – vuurwerkverkooppunt” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het woon en leefmilieu en het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van het vuurwerkverkooppunt.
52.6 wro-zone - wijzigingsgebied
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de volgende gebiedsaanduidingen:
- a. gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1", te wijzigen van Maatschappelijk- Onderwijs in maximaal 21 aaneengesloten woningen, inclusief parkeervoorzieningen en verkeer en verblijf en bijbehorende voorzieningen (Sleedoorn);
- b. gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 2", te wijzigen van Maatschappelijk- Onderwijs in maximaal 15 woningen (Hagedoorn);
- c. gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 3", te wijzigen van Horeca 2 in de bestemming Wonen- Vrijstand kern conform artikel 44 van dit bestemmingsplan.
- d. gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 4", wijzigen van Maatschappelijk in 8 vrijstaande woningen of 16 zelfstandige wooneenheden.
- 2. De wijzigingen als genoemd onder 52.6 dienen financieel haalbaar te zijn en het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.
Artikel 53 Algemene Afwijkingsregels
53.1 Bevoegdheid
- 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 53 afwijken van de regels door:
- a. het afwijken van de voorgeschreven bouw - en hoogtematen, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
- b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
- c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
- d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
- f. het toestaan van het oprichten van maximaal 30m² extra bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
- g. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
- 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50m² mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
- h. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
- i. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
- j. het overschrijden van de gevellijn door:
- 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
- 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
- k. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;
- l. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
- 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
- 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50m²;
- 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
- 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5m² bij of aan de woning worden geplaatst;
- 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
- m. het laten gebruiken van een deel van de woning voor bed en breakfast, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- 1. de activiteit is uitvoerbaar binnen de bestaande bebouwing;
- 2. de activiteit is ruimtelijk ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
- 3. er mag geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreden;
53.2 Beperking
De toepassing van de in artikel 53.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Artikel 54 Algemene Wijzigingsregels
54.1 Bevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
- a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
- b. het verruimen van de op de plankaart aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
- c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.
54.2 Beperking
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 55 Overgangsrecht
55.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
- a. deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- b. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- c. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
55.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 56 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor een deel van het bestaande centrumgebied van Emmen (Kolhoopstraat, Stationsstraat, Hoofdstraat, Wilhelminastraat) het gebied ten oosten van de Weerdingerstraat en de gronden aan de rechterzijde van de spoorlijn Emmen-Zwolle tot aan de Emmerdennen een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Dit bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost ligt aan weerszijden van de spoorlijn Emmen- Zwolle. Een deel van de gronden behoort qua opzet nog tot de wijk Emmermeer en ander deel van Emmen wordt ook wel oud Emmen genoemd. In het noorden en deels in het oosten wordt het plangebied begrensd door de Emmerdennen. In het oosten van het plangebied ligt het ziekenhuisterrein. Het plan gebied wordt in het zuiden begrensd door de Dordsestraat, (zie figuur 1.1 en 1.2). De lijn Wilhelminastraat, Hoofdstraat en Weerdingerstraat vormt de westelijke grens van het plangebied.
Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmen, Centrum-Oostin de gemeente Emmen.
Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.
1.3 Huidige Planologische Regelingen
Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost vervangt 32 bestemmingsplannen geheel en 8 bestemmingsplannen gedeeltelijk dit zijn:
Nr. | Omschrijving | Vastgesteld | Goedgekeurd | ||
52.125 | Emmen Centrum Hoofdstraat/ Min. Kanstraat | 07-04-1953 | 28-01-1953 | ||
53.052 | Emmen Verdenius | 10-03-1942 | 31-03-1943 | deels | |
57.053 | Emmen Boskamp-Angelsloerdijk u.i.o. | 22-07-57 | 25-07-58 | ||
57.200 | Emmen u.i.o.(Emmermeer) | 24-02-58 | 10-10-58 | deels | |
58.042 | Emmen Uitbreidingsplan omg. Oosterstraat | 09-06-58 | 11-07-58 | ||
58.000 | Emmen plan in hoofdzaak | 31-03-1958 | |||
60.125 | Emmen Angelslo u.i.o. zuidelijk gedeelte | 12-12-60 | 24-11-61 | deels | |
61.060 | |||||
61.091 | deels | ||||
61.125 | |||||
62.084 | |||||
62.135 | Emmen Part.herz. Emmermeer Nijverheidsstr. | 22-04-63 | 16-08-63 | ||
63.008 | Emmen Part.herz. Angelsloerdijk/Dordsestr. | 22-04-63 | 30-08-63 | ||
63.042 | Emmen Boskamp-Angelsloerdijk omg.Oosterstr. | 26-08-63 | 17-07-64 | ||
63.055 | Emmen Angesloerdijk-Dordsestraat part.herz. | 30-09-63 | 03-07-64 | ||
64.032 | Emmen Centrum Hoofdstraat- Min. Kanstraat | 27-04-1964 | 09-10-1964 | ||
66.106 | Emmen Angelsloerdijk Dordsestraat v.Schaik | 27-02-67 | 14-11-67 | ||
74.186 | Emmen Emmerdennen | 27-01-75 | 24-05-76 | ||
75.021 | Emmen Woningbouw t.z.v. het Vossepad | 23-06-75 | 11-11-75 | ||
78.229 | Emmen Parkeerterrein a/d Kerkhoflaan | 17-12-79 | 15-07-80 | ||
79.277 | Emmen Sleedoorn | 30-05-83 | 08-11-83 | ||
80.197 | Emmen Centrum noord stationsplein e.o. | 28-09-81 | 04-05-82 | ||
81.133 | Emmen Dennenlaan e.o. | 21-10-93 | 12-04-94 | deels | |
82.098 | Emmen Oude Roswinkelerweg e.o. | 26-05-88 | 06-12-88 | ||
84.250 | Buitengebied gemeente Emmen | 16-07-87 | 01-03-88 | deels | |
86.123 | Emmen Noorder Dierenpark | 28-01-1988 | 22-03-1988 | ||
91.067 | Emmen Tussen de Hagedoorn en de Sparrenlaan | 24-09-92 | 05-01-93 | ||
96.130 | Emmen De Weiert | 18-12-1997 | 21-07-1988 | deels | |
98.054 | Emmen Centrum Kapelstraat e.o. | 27-04-200 | 31-10-2000 | ||
99.217 | Emmen Centrum Spoorstede | 31-01-2002 | 27-08-2002 | ||
01.005 | Emmen Centrum Oud Allee | 25-06-2002 | 14-01-2003 | ||
09.035 | Emmen, Scheperpark | 18-02-2010 | |||
06.072 | Facetbestemmingsplan Gemeente Emmen, bijgebouwen | 25-09-2008 | deels | ||
Figuur 1.3 geeft een overzicht, niet volledig, van de oude bestemmingsplannen in het plangebied.
Figuur 1-3: oude bestemmingsplannen binnen begrenzing plangebied.
Naast de vele bestemmingsplannen zijn in het verleden en recent diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art. 15 WRO) vrijstellingprocedures of een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost worden vervangen.
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost zijn onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de volgende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting de onderzoeken zijn als bijlage aan het bestemmingsplan gevoegd.
Bijlage 1 Nota van beantwoording
Bijlage 2 Concept besluit
Bijlage 3 Samenvatting basisrapport archeologie
Bijlage 4 Monumenten Emmen Centrum Oost
Bijlage 5 Ruimtelijke structuren Emmen, Centrum oost
Bijlage 6 Analyse Kern Emmen water
Bijlage 7 SWO analyse en visie Emmermeer en centrum
Bijlage 8 Advies externe veiligheid Steunpunt
Bijlage 9 Advies Hulp Verleningsdienst Drenthe
Bijlage 10 Akoestisch onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef
De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplangebied Emmen, Centrum-Oost zijn vooral de thema's: Verkeer, Werken, Wonen, Voorzieningen en Veiligheid van belang. Ten aanzien van het thema verkeer speelt de interne bereikbaarheid en verkeersdoorstroming een grote rol. Het opwaarderen van de Rondweg, door de stroomfunctie te verbeteren en het onderzoeken van verbeteropties voor de Hondsrugweg en aansluiten wegen is hier een voorbeeld van. Tevens zullen zoals het zich nu laat aanzien in de toekomst in en rond het stationsgebied veranderingen plaats gaan vinden. Maar ook de aanleg van fietsverbindingen, zal in dit plangebied in de toekomst nog een vervolg krijgen.
Voor het thema werken in het plangebied geldt dat voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen.
In het plangebied wordt aan de oostkant van het spoor en boven de winkels in het centrum gewoond. Ten aanzien van deze gebieden wordt in het thema Wonen niet iets speciaals genoemd wel is het streven om de kwaliteit van deze woonmilieus te behouden dan wel te versterken. Wat betreft de voorzieningen wordt met name in het centrum ingezet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en het behoud van de bestaande ruimtelijke structuur van niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten wordt ingezet op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling van fucties en voorzieningen.
Qua Veiligheid wenst Emmen een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop en heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid.
Figuur 2.1: Zoekgebied BEVI-inrichtingen rode contour= Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10-6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10-6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevestigde niet-BEVI inrichtingen.
De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde inrichtingen),zie figuur 2.1. Gelet op de ambitie veilig wonen moet in het plangebied rekening gehouden worden met het spoorwegemplacement dat midden in een woonwijk gelegen is. In principe is de ligging van dit dit emplacement op deze locatie en de uitgangspunten van de structuurvisie niet meer gewenst. Een gewenste situatie zou zijn het emplacement buiten het centrum van Emmen, buiten bereik van diverse woonbebouwing.
2.1.2 Masterplan Emmen Centrum 2020
Ten behoeve van de ontwikkelingen in het centrum is het visiedocument Masterplan Emmen Centrum 2020 (MEC 2020) opgesteld. Het plangebied Emmen, Centrum-Oost is deels gelegen binnen het gebied waarvoor dit masterplan is opgesteld.
Het Masterplan geeft richting aan de visie van de gemeente op het centrumgebied van de toekomst. De ontwikkelingsvisie is gebaseerd op drie thema's, namelijk binnenstad, landschap en leisure. De binnenstad omdat meer stedelijkheid het duidelijkst zichtbaar is in de te maken keuzes voor het hart van het stedelijk centrum. Alle samenhangende activiteiten moeten leiden tot een compacte en aantrekkelijke omgeving. Het landschap staat voor de essen en de bossen. Het idee van open groene stad moet weer leidraad zijn voor de toekomst. Leidraad voor een stad waar de landschappelijke elementen een plek krijgen en waarin openbare gebouwen in een parkachtige omgeving staan. Leisure vormt één van de steunpilaren van de toekomstige economie. Het is een verzamelterm voor zaken die te maken hebben met recreatie en vrije tijd. Het gaat daarbij om een prettige vorm van ontmoeting en beleving waarbij sprake moet zijn van een aangenaam verblijf en een aantrekkelijke openbare ruimte. Dat hierin een samenspel moet ontstaan met het nieuwe Noorder Dierenpark ligt voor de hand. Het plangebied Emmen, Centrum-Oost is vooral een woongebied met een gedifferentieerde woonmilieu welke ook volgens het masterplan deze diversiteit moet behouden. In de toekomst zal vooral het deel van de huidige dierentuin zich gaan ontwikkelen, waarbij het masterplan als richtlijn gehanteerd gaat worden.
2.1.3 Hoogbouwvisie
Emmen kan haar ambitie om te komen tot een meer stedelijk centrum in combinatie met haar motto 'Open Groene Stad' niet realiseren zonder hoogbouw. Om die reden is op 26 juni 2008 de hoogbouwvisie voor het Centrum van Emmen vastgesteld. In deze visie worden op hoofdlijnen verschillende locaties aangewezen waar hoogbouw gewenst is. In de hoogbouwvisie wordt een onderscheid gemaakt tussen L- gebieden en een tweetal XL- gebieden. De L- gebieden bestaan uit hoogbouw tussen de 25 en 50 meter die gesitueerd wordt op de hoogdynamische kruising van wegen. De XL- gebieden/ concentraties zullen bestaan uit hoogbouw variërend tussen de 50 en 80 meter. De nadere precisering van de bouwhoogten vindt in een later stadium plaats en zal in samenhang met de omgeving plaatsvinden. Hierbij zal tevens gekeken worden naar de gewenste onderlinge interactie tussen de hoogbouw.
Figuur 2.2: L en XL- gebieden.
De L- gebieden bevinden zich op de volgende locaties: Ermerweg/ Hondsrugweg/ Dordsestraat, Wilhelminastraat/ Dordsestraat, Dordsestraat/ spoorlijn, Kerkhoflaan/ spoorlijn, Kerkhoflaan/ Wilhelminastraat, Hondsrugweg/ Wenning (dit knooppunt vervalt binnen de visie gezien de directe nabijheid van een XL-gebied ter hoogte van het evenementenplein), Frieslandroute/ Hondsrugweg/ Weerdingerstraat (dit knooppunt wordt binnen de visie opgewaardeerd naar een XL-gebied), Weerdingerstraat/ Hoofdstraat/ Boslaan, Stationsstraat/ station, Hunenbaan/ spoorlijn.
De XL-gebieden bevinden zich in de binnenstad op de volgende locaties: Hondsrugweg/Evenementenplein en Hondsrugweg/Frieslandroute. In de toekomst bestaat de mogelijkheid een extra XL-concentratie te realiseren in de huidige dierentuin (ten oosten van de markt). Het is mogelijk dat gelet op de situering van de L- gebieden dit gevolgen heeft voor de omgeving. Echter dit zal zeer afhangen van de hoogte en de exacte situering van de hoogbouw.
Valt een hoogbouwinitiatief binnen een aangewezen locatie dan is bij de uitwerking van hoogbouw een ruimtelijk onderzoek vereist waarbij niet alleen de inpassing in de omgeving en het stadssilhouet worden nagegaan, maar ook andere meer technische aspecten zoals windhinder worden onderzocht. Dit wordt ook wel een Hoogbouw Effect Rapportage (HER) genoemd.
2.1.4 Woonbeleid
De Woonvisie 2012-2017 "Thuis in Emmen" is op 20 december 2012 vastgesteld door de raad. Het beleidskader richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In de woonvisie wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie, waarin bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken. Voor het centrum is van belang dat er een goede afstemming is tussen vraag en aanbod. De markt voor dure grondgebonden woningen en appartementen, die veelal in het centrum van Emmen worden aangeboden, is in de gemeente beperkt. Om die reden is het gedoseerd op de markt brengen van nieuwbouw aan de orde. Voor het centrum streeft de gemeente een groter accent op grondgebonden woningen voor een jongere doelgroep na. Dit heeft te maken met de eenzijdige bevolkingssamenstelling in het centrum (oververtegenwoordiging van senioren). De stedelijke vernieuwingslocaties in het centrum hebben prioriteit.
2.1.5 Verkeersbeleid
Op dit moment is van kracht het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) uit 1999. Momenteel wordt dit herzien, in 2013 wordt het verkeersbeleid tot 2020 vastgelegd in een nieuw GVVP. Belangrijkste uitgangspunt van het vigerende GVVP was de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen. Een goede, veilige en logische verkeersinfrastructuur in het buitengebied is belangrijk voor de leefbaarheid op het platteland en in de dorpen. Aanpassingen in de infrastructuur worden voornamelijk ingegeven door activiteiten in de dorpen, streekcentra en steden in de buurt, dus buiten de plangrens van het buitengebied. Afweging van belangen kan dus moeilijk plaatsvinden binnen het beperkte buitengebied en zal per geval zorgvuldig bekeken moeten worden. In het in voorbereiding zijnde nieuwe GVVP zet Emmen in op een multimodale benadering. Dit houdt in dat niet enkel naar de bereikbaarheid per auto wordt gekeken maar nadrukkelijk ook naar andere vervoersmodaliteiten, zoals het openbaar vervoer of de fiets.
Het openbaar vervoer - zowel bus als trein - valt onder verantwoordelijkheid van de provincie, c.q. het OV-Bureau Groningen-Drenthe (voor de bus). De concessies voor de bus zijn uitbesteed aan Qbuzz en Arriva, en lopen af in december 2015. Arriva neemt de treindienst Emmen - Zwolle over van NS eind 2012; deze concessie loopt dan tot 2027. De gemeente draagt als belangrijke gesprekspartner bij aan een goede openbaar vervoer-bereikbaarheid van de stad, de wijken en dorpen. Het beleid is erop gericht de betekenis van bus en trein in de totale mobiliteit te vergroten. Eén van de aandachtspunten de komende tijd zal zijn om de treinverbinding met Zwolle verder te optimaliseren. Daarbij wordt onder meer ingezet op gedeeltelijke verdubbeling van het spoor. Het eventueel verder doortrekken van de spoorlijn richting Groningen valt buiten de planperiode van het GVVP en is geen gemeentelijke ambitie.
Ook de fiets krijgt de komende jaren een belangrijkere functie. Met name het gebruik van de fiets richting het centrum van Emmen willen wij verder stimuleren door hoogwaardige fietsverbindingen richting het centrum van Emmen te realiseren of bestaande routes op te waarderen.
Het autogebruik daarentegen willen wij verder ontmoedigen door een aantal rechtstreekse verbindingen voor autoverkeer te laten verdwijnen. Er is sprake van een meer gematigde groei van het autoverkeer ten opzichte van eerdere prognoses. Mede door de grotere betekenis van openbaar vervoer en fiets in het beleid, is er ruimtelijk gezien - naast de grootschalige realisatie van ondergronds parkeren in het centrum - weinig tot geen behoefte aan uitbreiding van specifieke (auto-)wegvoorzieningen. Deels wordt zelfs gedacht aan het afwaarderen van autowegen waardoor een betere verkeerskundige en ruimtelijke kwaliteit wordt bereikt. Binnen de zogenaamde centrumruit willen wij het autoverkeer richting het centrum zoveel mogelijk ontmoedigen.
Naast het GVVP is in 2010 de Parkeernota vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten van het parkeerbeleid en de parkeernormen opgenomen. In het centrum van Emmen is het parkeren voornamelijk ondergronds, in twee bouwlagen. Daarnaast zijn er grote parkeerterreinen ten noord- en zuidwesten van het centrum. Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen zijn parkeernormen vastgesteld conform de landelijke richtlijnen van het CROW. Verder wordt uitgegaan van het principe dat initiatiefnemers en ontwikkelaars zelf voor voldoende parkeerruimte zorgen. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte, waarvoor aan de gemeente een afkoopsom wordt betaald.
2.1.6 Welstandsbeleid
Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en bijzondere ensembles geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.
figuur 2.3 Welstand binnen plangebied.
In het plangebied komen de volgende ensembles voor Boskamp + Boomstraat ( 56), omgeving Meijerswegje en de Oosterstraat ( 53, 54) figuur 2.3 en 2.4. Deze ensembles hebben een bijzondere kwaliteiten die medebepalend zijn voor de diversiteit van de woningen van Emmen. Voor deze ensembles en complexen worden, afhankelijk van de benoemde karakteristiek, een of meerdere criteria aanvullend op de uitgebreide welstand benoemd die meer specifiek sturen op het behoud van deze kwaliteit waarbij wordt gestuurd op de bestaande architectonische kenmerken.
figuur 2.4 Beelden van de welstandsgebieden binnen plangebied.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe
Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:
- 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
- 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
- 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende zaken van belang:
- 1. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
- 2. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
- 3. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
- 4. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
- 5. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
- 6. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
- 7. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
- 8. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;
- 9. Daarnaast wordt het gebied aangemerkt als een gebied met archeologisch verwachtingen.
2.2.2 Provinciale omgevingsverordening
In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijksbelang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.
De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. Bepalend voor dit deelgebied is de stad Emmen als naoorlogse groeikern op de rand van de Hondsrug met een Omringend veengebied. De ambities behorende bij dit deelgebied en van toepassing op dit plangebied richten zich op het behouden van de kenmerkende stedenbouwkundige concepten van de naoorlogse wijken van Emmen als representanten van opeenvolgende fasen in het denken over wonen en de stad. Door bij nieuwe ontwikkelingen van Emmen consequent vasthouden aan het wijkontwerp als totaalbeeld en als uitdrukking van een vernieuwend denkbeeld over de wijze van wonen.
Voor kern Emmen waar dit plangebied deel uit maakt heeft dit tot gevolg dat Emmen in het POV het profiel vermaak heeft gekregen waarbij de ontwikkelingen vooral gericht zijn op het versterken van de grootschalige dagrecreatie en culturele infrastructuur. Er komen middelen vrij voor de centrumontwikkeling van Emmen, het verplaatsen van het Dierenpark Emmen en het ontwikkelen van de spoorverbinding met Zwolle en Twente. Met de verplaatsing van het Dierenpark Emmen wordt ruimte gecreerd om de (functionele) samenhang in het centrum te versterken en de Hoofdstraat te herontwikkelen. Het stadscentrum wordt met een nieuw plein verbonden met het Dierenpark en het nieuwe theater. De 'verlaten' locatie van het Dierenpark (de oostzijde van het centrum) krijgt een passende invulling. De uitgangspunten hierbij zijn om het groen en openbare karakter te handhaven. Hierdoor ontwikkelt deze zijde van het stadscentrum een geheel nieuwe identiteit, die zeer attractief is.
2.3 Rijksbeleid
2.3.1 Ruimtelijk beleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld. Ten aanzien van het plangebied Emmen, Centrum-Oost zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.
2.4 Conclusie
De conclusie van de in dit bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid geen directe doorwerking heeft. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid.
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.1.1 Algemeen
De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een bestemmingsplan nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden. Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan dient de zorg voor de genoemde archeologische waarden te blijken.
In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen eigen archeologiebeleid opgesteld, vastgesteld d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. Deze beleidskeuzes zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan door het opnemen van de dubbelbestemming Waarde- archeologie op de verbeelding. Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is een onderverdeling gemaakt in 4 dubbelbestemmingen. Per dubbelbestemming zijn planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor ontheffing is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en is vertaald naar oppervlakten en dieptes. Bij overschrijding van de gestelde vrijstellingseisen bij ruimtelijke ontwikkelingen betekent dit dat de aanwezige waarde of verwachting moet worden onderzocht. In het onderhavige bestemmingsplan is sprake van de volgende 3 dubbelbestemmingen Waarde- Archeologie 2, Waarde- Archeologie 3 en Waarde- Archeologie 4. Bijlage 3 Samenvatting basisrapport archeologie is een samenvatting van het beleid van de gemeente Emmen.
Omdat de Rijksmonumenten al uitputtend zijn beschermd via het wettelijke stelsel van de Monumentenwet (zie artikel 11 MW) zijn in dit ontwerpbestemmingsplan geen aanvullende regels opgenomen. Bijlage 4 geeft de monumenten in het plangebied aan.
3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied
3.1.3 Monumenten
Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.
Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:
- toevoegingen aan, op of bij monumenten worden op herkenbare wijze vormgegeven. Hierbij vormen de historische stijlkenmerken van het monument de inspiratiebron;
- er is aandacht voor zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze.
Het plangebied kent 82 monument, hiervan zijn 8 rijksmonumenten, 10 gemeentelijke monumenten en 64 provinciale monumenten. Figuur 3.2, figuur 3.3, figuur 3.4 geven beeld van een rijksmonument, provinciaal monument en een gemeentelijk monument.
Figuur 3.2: Molenkamp 12, Rijksmonument
Figuur 3.3: Meijerswegje, Provinciaalmonument
Figuur 3.4: Hoofdstraat 10, Gemeentelijk monument
Deze monumenten worden via de Monumentenwet beschermd en krijgt in het bestemmingsplan geen nadere aanduiding. Bijlage 4 Monumenten Emmen Centrum Oost is een lijst met de nu als monument bekend staande objecten.
3.1.4 Conclusie
Op basis van de historie van het plangebied en de gevonden voorwerpen worden aan het plangebied archeologische waarden toegekend. Het merendeel van het plangebied krijgt de dubbelbestemming Waarde- Archeologie 4, een klein plukje aan de kant van Angelslo de bestemming Waarde-Archeologie 3 en de gronden ter hoogte van de Angelsloerdijk Waarde- Archeologie 2 krijgt. De rijksmonumenten worden niet beschermd in het bestemmingsplan daar deze via de wet worden beschermd.
3.2 Demografische Gegevens
De bevolkingsomvang van de gemeente is tot 2010 toegenomen en daarna in omvang afgenomen. Op 1 januari 2010 had de gemeente 109.493 inwoners; op 1 januari 2013 waren dat nog 108.394. Voor de kern Emmen waren dat respectievelijk 57.274 inwoners en 56.931.Figuur 3.5 geeft de bevolkingsontwikkeling voor Emmen, Centrum-Oost weer. Ook hier is het aantal inwoners gedaald; deze daling is al vanaf 2007 ingezet.
Tussen 2004 en 2013 is het aantal inwoners in Emmen, Centrum-Oost, na een aanvankelijke stijging, met inwoners afgenomen. Sinds 1 januari 2007 is het aantal inwoners stevig gedaald (249 personen).
Figuur 3.5: Bevolkingsontwikkeling Emmen Centrum, Oost 2004-2013 peildatum 1 januari. Bron: Gemeente Emmen
3.2.1 Leeftijdsopbouw
In figuur 3.6 is de ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd te zien. Er is sprake van een afname in de leeftijdscategorieën tot 55 jaar. Het aantal 55-plussers is (licht) toegenomen.
Figuur 3.6: Bevolkingsontwikkeling naar leeftijdsklasse 2005, 2009, 2013 ( op 1 januari). Bron Gemeente Emmen.
De geschetste ontwikkeling in figuur 3.6 blijkt ook uit de ontwikkeling van het aandeel van de onderscheiden leeftijdsgroepen in de wijkbevolking. Het aandeel 55-plus is in 2013 groter als in 2005. In figuur 3.6 is de ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd te zien. Wat opvalt is dat bijna alle leeftijdsgroepen in omvang zijn afgenomen, met uitzondering van het aandeel 55-plus.
Figuur 3.7: Leeftijdsopbouw naar leeftijdsklasse 2000, 2004, 2009. Bron: Gemeente Emmen.
3.2.2 Woningvoorraad en bouwprogramma
Tussen 2004 en 2013 is de woningvoorraad in Emmen, Centrum-Oost met 35 woningen gegroeid. Op 1 januari 2013 stonden er 1286 woningen.
Ongeveer tweederde van de woningen behoort tot de koopsector en een derde is sociale huur. Vrijwel alle woningen zijn grondgebonden. De meest voorkomende woningtypen zijn de twee-onder-een-kap woning en de vrijstaande woning.
Figuur 3.8:Woningvoorraad naar type op 1- 1- 2013. Bron: Gemeente Emmen.
Er is geen specifiek woningbouwprogramma voor Emmen, Centrum Oost.
3.3 Ecologie
3.3.1 Algemeen
De Flora- en faunawet (Stb. 1998, 402) is op 1 april 2002 in werking is getreden. Deze wet bundelt onder meer de bepalingen over soortenbescherming die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen, namelijk de Vogelwet 1936, de Jachtwet, (de oude) Natuurbeschermingswet, de Nuttige Dierenwet 1914 en de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van circa 500 plant- en diersoorten. Het gaat hierbij om alle inheemse zoogdieren (uitgezonderd bruine rat, zwarte rat en huismuis), alle inheemse vogelsoorten, alle amfibieën en reptielen, een aantal vissen en enkele bij AMvB (Stb. 523, 2000) speciaal aangewezen plant- en diersoorten. Uitgangspunt van de wet is het ‘nee, tenzij’- beginsel. Slechts voor een beperkt aantal handelingen kan op basis van artikel 75 van de Flora- en faunawet afwijking worden verleend van de verboden uit artikel 8 t/m 18 van de wet (voor zover hiervoor niet reeds op basis van een ander artikel vrijstelling of afwijking kan worden verleend). Voorwaarde daarbij is dat met de voorgenomen activiteit geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Kort gezegd worden de onder de Flora- en faunawet beschermde plant- en diersoorten in drie categorieën opgedeeld, met elk een ander regime wat betreft afwijkingen:
- 1. algemene soorten (FF1);
- 2. overige soorten (FF2);
- 3. streng beschermde soorten (FF3).
De categorie ‘algemene soorten’ –zoals mol en konijn - is voor de meeste activiteiten vrijgesteld voor een afwijkingsaanvraag.
De categorie ‘overige soorten’ is eveneens voor de meeste activiteiten vrijgesteld voor een afwijkingsaanvraag, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) goedgekeurde gedragscode. In zo'n code geeft een sector zelf aan welke gedragslijnen men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen, bijvoorbeeld: altijd eerst inventariseren waar de soorten precies voorkomen en daar met de werkzaamheden rekening mee houden, bijvoorbeeld door een hol af te schermen of de standplaats van planten aan te geven. Voor ingrepen waarvoor geen goedgekeurde gedragscode bestaat, moet ten aanzien van verblijfplaatsen van beschermde soorten uit de categorie ‘overige soorten’, een afwijking worden aangevraagd. Daarbij kan worden volstaan met een zogenaamde lichte toetsing. Dat houdt in dat de voorgenomen maatregelen ‘geen afbreuk doen aan gunstige staat van instandhouding van de soort’.
De categorie ‘streng beschermde soorten’ omvat de soorten die worden genoemd in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn of bijlage 1 van AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet. Voor de categorie ‘streng beschermde soorten’ wordt slechts in een beperkt aantal situaties een vrijstelling verleend. Artikel 75 van de wet voorziet in aantal gevallen in een mogelijkheid tot afwijking. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.
Ten aanzien van de gebiedsbescherming is met name de op 1 oktober 2005 in werking getreden Natuurbeschermingswet van belang. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura 2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal belang worden aangewezen: Beschermde Natuurmonumenten.
Voor de door de wet beschermde gebieden geldt een onderzoeks/ vergunningplicht voor het uitvoeren van activiteiten. Ten aanzien van activiteiten in een beschermd natuurgebied en/of buiten het beschermde natuurgebied in de omgeving van deze gebieden, dient te worden beoordeeld of deze activiteiten ''significant negatieve effecten'' kunnen veroorzaken. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden.
Naast gebieden die zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet dient rekening te worden gehouden met het provinciale beleid ten aanzien van gebieden die zijn gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel natuurgebieden te vergroten en te verbinden. Voor ontwikkelingen binnen de EHS geldt het ''nee-tenzij principe'', hetgeen betekent dat ontwikkelingen geen afbreuk mogen doen aan de natuurlijke kenmerken van het gebied. Indien vernietiging of verstoring van de EHS plaats vindt, dient ten allen tijde compensatie plaats te vinden.
Omdat dit plan een beheersplan betreft en geen deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er bij de totstandkoming geen "quickscan" uitgevoerd.
Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.
Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van afwijking op grond van artikel 75 van de FFW.
3.3.2 Natuurwaarden in het plangebied
In de directe omgeving van het plangebied zijn Natura 2000-gebieden gelegen. Het Valterbos en de Emmerdennen, aan de noord- en oostzijde van het plangebied, maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Omdat dit plan een conserverend plan betreft en geen deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er bij de totstandkoming geen "quickscan" uitgevoerd.
Figuur 3.9: Begrenzing van de EHS in de omgeving van het plangebied
3.3.3 Conclusie
Omdat dit bestemmingsplan een beheersplan betreft, is er bij de totstandkoming van dit plan geen onderzoek uitgevoerd.Er worden slechts beperkte bouwmogelijkheden in het plan geboden. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van afwijking op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:
- Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
- Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
- (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.
3.4 Fysieke Veiligheid
3.4.1 Algemeen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, en eveneens de wijziging van dit besluit op onderdelen, dat op februari 2009 van kracht werd verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden.
Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) " externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het Bevi is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006", de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (vervalt zodra het Btev is vastgesteld) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Besluit transportroutes externe veiligheid welke wettelijk verankerd is om veiligheidszones om wegen, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit grotendeels aan op het Bevi waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt o.a. welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Van belang bij Buisleidingen is ook de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, WION, ook wel 'Grondroerdersregeling' (afspraken over graven), die per 1 juli 2010 officieel in werking is getreden. Alle gegevens over hogedruk aardgasleidingen binnen de gemeente kunnen op de provinciale risicokaart worden gevonden.
VROM heeft het Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan hoe buisleidingen in bestemmingsplannen opgenomen kunnen worden. Het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen dient als handleiding voor teksten in nieuwe bestemmingsplannen.
Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan de gemeenten over om een eigen veiligheidsvisie te formuleren. In specifieke zin heeft de
gemeente de vrijheid en verplichting om binnen kaders voor de bescherming van groepen burgers een eigen visie op te stellen. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt. In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.
Vanuit de Hulpverleningsdienst Drenthe en het Steunpunt externe Veiligheid Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau, Bijlage 8 en 9 van (de bestemmingen in) het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Centrum Oost. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.
3.4.2 Fysieke veiligheidssituatie
3.4.3 Plaatsgebondenrisico
3.4.4 Groepsrisico
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan geeft de externe veiligheid regelgeving de verplichting om het groepsrisico te verantwoorden. De herziening van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost is een conserverend bestemmingsplan. Het plangebied bevat verschillende risicobronnen. Deze risicobronnen zijn: LPG-tankstation 1x, Spoorwegemplacement 1X, Spoorlijn Zwolle – Emmen, Nederlandse Gasunie NV, Zwembad en Consumenten vuurwerk.
Van deze risicobronnen in het plangebied moeten de volgende bronnen wettelijke beoordeeld worden: LPGtankstations, transportas (spoor) en hogedruk aardgastransportleidingen.
De wijze waarop en hoe ver de verantwoording gaat is per regeling verschillend. In dit geval zijn de risicobronnen in het bestemmingsplan getoetst aan de eisen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen anticiperend op het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.
Ten behoeve van de beoordeling van het aspect externe veiligheid voor dit bestemmingsplan heeft het steunpunt Externe Veiligheid Drenthe een veiligheidsstudie uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 8Advies externe veiligheid Steunpunt bij het bestemmingsplan Emmen, Centrum Oost opgenomen. Dit onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
2. Analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
3. Toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
4. Uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
5. Beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.
Op grond van artikel 13, derde lid van het Bevi en artikel 12, tweede lid van het Bevb, dient voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan advies te worden gevraagd aan het bestuur van de regionale brandweer van de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD). Dit advies is als Bijlage 9 AdviesHulpverleningsdienst Drenthe bij het bestemmingsplan Emmen, Centrum Oost opgenomen.
De HVD adviseert over de zelfredzaamheid en de mogelijkheid voor de bestrijding van een ramp alsmede over de bereikbaarheid van het gebied waar zich een ramp kan voordoen. Bij de verantwoordingsplicht gaat het om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, nog acceptabel zijn. Daarbij moet worden afgewogen, welke veiligheidsverhogende maatregelen moeten of kunnen worden toegepast. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking.
NB. In bijlage 8 en 9 wordt nog uitgegaan van 2 Lpg tankstations agv recente ontwikkelingen is het LPG deel van het station aan de Emmalaan vervallen, de bijlagen zijn hier niet op aangepast.
3.4.5 Aanvaarding groepsrisco conclusie
De herziening van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost is een conserverend bestemmingsplan. Het plangebied bevat verschillende risicobronnen waarvan de LPGtankstations, transportas (spoor) en hogedruk aardgastransportleidingen wettelijk verplicht zijn om te beoordelen. Gelet op het onderzoek van het Steunpunt Bijlage 8en het advies van de Hulpverleningsdienst Drenthe Bijlage 9 kan het volgende geconcludeerd:
Plaatsgebondenrisico:
Binnen het plangebied liggen PR10-6 risicocontouren van twee LPG-tanksations. Uit de toetsing is gebleken dat de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor het onderzochte bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost niet wordt overschreden. Wel wordt de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico van het LPG-tankstation aan de Wolfsbergenweg overschreden doordat binnen de PR10-6 een beperkt kwetsbaar object is gevestigd. Het LPG-tankstation aan de Emmalaan voldoet aan de richt- en grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
Vanwege de ligging van het LPG-tankstation aan de Wolfsbergenweg, wordt de richtwaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 overschreden. Overschrijding van de richtwaarde wordt in deze situatie toegestaan omdat er sprake is van een al lange tijd bestaande situatie. De richtwaarde werd ook al overschreden voordat de LPG- installaties werden verplaatst. Verplaatsing was noodzakelijk om aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico te kunnen voldoen. Verplaatsing van het kwetsbare object is economisch gezien geen reële optie. Ditzelfde geldt voor sluiting van LPG op deze locatie. Om de risico's zoveel mogelijk te beperken zijn er maatregelen in de omgevingsvergunning vastgelegd. Verder zijn de werknemers alsmede de bezoekers van dit beperkt kwetsbaar object (bouwmarkt) voldoende zelfredzaam en zijn in de regel voldoende in staat om zich tijdens een ongeval in veiligheid te stellen.
Groepsrisico:
Het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost leidt niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Vanwege het conserverende karakter verandert het groepsrisico niet en neemt het groepsrisico binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen niet toe. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voldoende zijn toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden.
Over het algemeen is het plangebied een dichtbevolkt gebied, waardoor het te verwachten aantal slachtoffers bij eventuele ongelukken hoog ligt. Echter door de reeds genomen maatregelen en de nog te realiseren maatregelen bij met name de LPG- tankstations (verplaatsen vulpunten en opslagtank, aanpassing venstertijden en doorzet) zal dat een positieve invloed hebben op het aantal slachtoffers.
Daarbij komt dat over het algemeen voldoende mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn. Gelet op het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het groepsrisico door de actualisatie van het plan, waarbij in de omgevingsvergunningen van de twee LPG-tankstations en het emplacement maatregelen worden opgenomen, binnen het plangebied acceptabel is en de oriëntatiewaarde niet meer worden overschreden en aanvaardbaar zijn. Indien geen aanpassingen worden gedaan aan de omgevingsvergunning zal er sprake zijn van een onaanvaardbare situatie.
Het groepsrisico rondom het spoorwegemplacement heeft eveneens aandacht nodig. Op basis van de gemaakte QRA blijkt bij dat de huidige vergunde situatie het groepsrisico de oriëntatiewaarde in geringe mate overschrijdt. Dit is aanvaardbaar vanwege het conserverende karakter van het nieuwe bestemmingsplan. De overschrijding van de oriëntatiewaarde wordt niet vergroot en in de huidige situatie leiden deze aspecten niet tot een knelpunt. Indien binnenkort de nieuwe omgevingsvergunning, opgesteld met als basis de Basisnetgegevens, onherroepelijk is zal de overschrijding verdwenen zijn en zijn nieuwe ontwikkelingen in het gebied geen probleem.
Echter, momenteel ligt de nieuwe omgevingsvergunning voor beroep bij de Raad van State. Indien de nieuwe omgevingsvergunning in Beroep bij de Raad van State wordt geweigerd, blijft de huidige milieuvergunning in stand en de daarbij horende overschrijding van het groepsrisico. Als gevolg van deze overschrijding is de huidige situatie aanvaardbaar maar zal iedere nieuwe ontwikkeling met kwetsbare objecten beoordeeld, afgewogen en gemotiveerd moeten worden ten aanzien van het groepsrisico.
Door de aanwezigheid van diverse risicobronnen, onderscheiden in stationaire risicobronnen, transport over het spoor en via buisleidingen, is er een bepaald externe veiligheidsrisico aanwezig. Deze risico's zijn bij de gemeente en bij de hulpdiensten (brandweer) bekend en kunnen bestuurlijk aanvaardbaar worden geacht.
3.4.6 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden. Voor het gebied Emmen, Centrum-Oost geldt dat voorkomen dient te worden dat er (bouw)ontwikkelingen plaats gaan vinden, binnen de effectafstanden van risicovolle bedrijven, waarin minder zelfredzamen aanwezig kunnen zijn. Hierbij kan gedacht worden aan verstandelijk / geestelijk en lichamelijk beperkte personen en/of minderjarigen. Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:
- 1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 gaat de brandweer gebruik maken van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening.
Gezien de ontwikkeling na 1-1-2014 en de nota “Water op de Es”, dient er nader overleg met de brandweer plaats te vinden met betrekking tot de bluswatervoorzieningen. - 2. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de HulpVerleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied binnen de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Dit in tegenstelling tot wat de risicokaart aangeeft.
- 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient met dit principe rekening te worden gehouden. Indien er vanaf geweken wil worden, zal dit in overleg met de brandweer moeten geschieden. - 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basis-brandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat zowel binnen 15 minuten als de landelijke normtijden het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn.
- 5. Maatregelen genoemd in aanvaarding van het groepsrisico dienen uitgevoerd te worden;
3.5 Milieu
3.5.1 Bedrijven en milieuzonering
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied. Op dit moment bestaan de bedrijfsactiviteiten voornamelijk uit detailhandel en kantoren wat in overeenstemming is met het karakter van het stedelijke gebied. Van de 84 bedrijven zijn er 75 in categorie 1 en 2 volgens de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering. Vanuit milieuoogpunt kunnen deze bestemmingen in het plangebied gehandhaafd blijven. Binnen het plangebied zijn 11 bedrijven aanwezig met de milieucategorie 3.1. Het gaat voornamelijk om faciliteiten ten behoeve van sportdoeleinden die voornamelijk geluidshinder veroorzaken. Met de categorie 3 bedrijven wordt specifiek omgegaan. De in het plangebied voorkomende categorie 3 - bedrijf is in de bestaande situatie aanvaardbaar. Echter een uitwisselbaarheid naar een andere categorie 3 - bedrijven moet ten gunste van de leefomgeving worden voorkomen. Dit betekent dat bij verplaatsing/beëindiging van het betreffende bedrijf alleen eenzelfde of een bedrijf uit een lagere categorie (categorie 1 en 2) op deze locatie gevestigd mag worden. Op deze manier wordt gezorgd dat de leefbaarheid van het plangebied ook in de toekomst behouden blijft. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009).
3.5.2 Bodem
Het wettelijk kader voor het bodembeleid is in de Wet bodembescherming (Wbb). Daarnaast zijn nog andere regels, circulaires en beleidsnotities van toepassing. Uitgangspunt bij bodemverontreiniging is dat eerst onderzocht wordt hoe ernstig de verontreiniging is. Vervolgens dient met behulp van het saneringscriterium te worden vastgesteld of sprake is van een bodemverontreiniging die met spoed moet worden gesaneerd. Wanneer deze situatie zich voordoet, zijn saneringsmaartregelen verplicht.Wanneer een sanering niet met spoed hoeft plaats te vinden kan voor de aanpak van de verontreiniging worden aangesloten bij maatschappelijk gewenste ontwikkelingen. Deze saneringen vinden plaats op initiatief van de eigenaar of andere belanghebbende met het oog op gewenst gebruik van de bodem. Uiteindelijk moet het resultaat van de sanering zijn dat de locatie geschikt is voor het (toekomstig) gebruik.Vrijwel alle gebruiksvormen kennen in meerdere of mindere mate interactie met de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Daarmee is het aspect bodemkwaliteit ook van invloed op de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt relevant is en daarom onderzocht, beoordeeld en beschreven moet worden. De mate waarin beoordeling van de bodemkwaliteit aan de orde is, is met name afhankelijk van aard en omvang van de functiewijziging.
De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming/functiewijziging van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen. De saneringsinspanning is afhankelijk van het toekomstige gebruik van het perceel.
Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Al het hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Het uitgangspunt hierbij is dat bij de melding een milieuhygiënische verklaring wordt overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Om grondverzet makkelijker te maken zonder milieuhygiënische verklaring heeft de gemeente Emmen hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld met een geldigheid van 5 jaar.
Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. Dit geldt alleen voor grond binnen de gemeente Emmen. Indien men grond van buiten de gemeentegrens wil toepassen dan dient bij de grond bodemkwaliteitsgegevens op basis van een AP-04 onderzoek aanwezig te zijn.
Om zorg te dragen dat de bodemkwaliteit in het gebied niet verslechterd heeft de bodemkwaliteitskaart verschillende bodemkwaliteitszones. De bodemkwaliteitskaart kent acht verschillende bodemkwaliteitszones, namelijk Wonen voor 1967, Wonen 1967-1985, Wonen na 1985, Industrie, Glastuinbouw, Natuur, Buitengebied en Gemeentelijke wegbermen. Het is niet zo maar mogelijk om grond van de ene bodemkwaliteitszone op een andere bodemkwaliteitszone toe te passen. Om de afzetmogelijkheden van de grond van de verschillende zones inzichtelijk te maken is de tabel 'Mogelijkheden hergebruik van grond als bodem tussen bodemkwaliteitszones' opgesteld. De bodemkwaliteitskaart en de tabel 'Mogelijkheden hergebruik van grond als bodem tussen de bodemkwaliteitszones' zijn te vinden op de internetsite van de gemeente Emmen. Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen. In het Besluit bodemkwaliteit zijn landelijke referentiewaarden voor bodembeheer en grondverzet opgenomen, dit wordt het generieke beleid genoemd. Voor sommige gemeenten zal het generieke beleid kunnen leiden tot minder grondverzet als gevolg van te hoge lokale waarden in de bodem. Voor deze gemeenten is, in het gebiedspecifieke beleid, mogelijk om de verhoogde lokale waarden te gebruiken om grondverzet mogelijk te maken in de daarvoor aangewezen gebieden. Verder kent het Besluit bodemkwaliteit speciale kaders voor het verspreiden van baggerspecie en het toepassen van grote hoeveelheden verontreinigde grond (grootschalige toepassing).
In het Besluit bodemkwaliteit wordt een overgangsregeling benoemd, wat inhoudt dat gemeenten die hun bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet hebben vastgesteld gebruik kunnen maken van de overgangsregeling. De gemeente Emmen is één van deze gemeenten en kan tot medio 2011 gebruik maken van deze regeling. Hiervoor gebruikt de gemeente het bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart die is ontstaan op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet. De gemeente Emmen is thans bezig haar grondstromenbeleid te actualiseren. Voor de actuele stand van zaken betreffende grondstromen kunt u inlichtingen vragen bij de gemeente Emmen.
3.5.3 Geluid
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
3.5.4 Lucht
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
- een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.5.5 Vormvrije m.e.r.
In voorliggend bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.
3.6 Waterparagraaf
Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water. Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties. De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.
De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd. Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
3.6.1 Gebiedsspecifieke kenmerken
Bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost ligt in het stroomgebied Rijn- Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Velt en Vecht en in het waterplan van de gemeente Emmen.
3.6.2 Waterhuishouding
3.6.3 Wateradvies waterschap
De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Nav dit overleg zijn geen nadere opmerkingen gegeven buiten de gebruikelijk.
Gelet op het advies van het waterschap, worden gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.
3.6.4 Conclusie en gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater gescheiden kan worden afgevoerd. Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:
- alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
- water verbonden is met de rest van het watersysteem;
- er voldoende oeverbegroeiing is;
- afstromend regenwater schoon is en blijft;
- lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.
De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het niet mogelijk dat zonder zeer diepe ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Regenwater van mogelijk verontreinigde oppervlakken mag in dit gebied niet worden geïnfiltreerd in de bodem of direct geloosd op het oppervlaktewater. Het moet op eigen terrein worden geborgen en vervolgens gedoseerd, via het vuilwater rioolstelsel naar de RWZI worden afgevoerd.
In de huidige situatie is in de Kern Emmen niet voldoende water aanwezig om overtollige neerslag in het eigen gebied te bergen. In de praktijk leidt dit met enige regelmaat tot problemen. Er is geen gebied in deze stedelijke omgeving dat kan leiden tot de oplossing van de stedelijke wateropgave. Daarvoor is de ruimte te beperkt. Daarentegen kan water in een aantal onderzochte gebieden bijdragen aan de beleving van met name de ondergrond. Bijlage 7 SWO analyse en visie Emmermeer en centrum. De alternatieven die naar voren zijn gekomen op basis van de aarden bodemkundige ondergrond zijn vooral komvormige laagte van voormalig meer, kwel in Dierentuin, en de lager gelegen. Het huidige Dierenpark Emmen, waar op dit moment al water aanwezig is, biedt ook bij toekomstige ontwikkelingen mogelijkheden om de beleving van water te behouden c.q. te versterken. Datzelfde geldt voor de laag gelegen gebieden waar bovendien ook voldoende ruimte is om deze laagte door middel van water beleefbaar te maken.
Bij een neerslagsituatie volgens het klimaatscenario gaat het om een bergingstekort van ca. 133.000 m3. Door een aantal maatregelen te nemen, kan de overtollige neerslag geborgen worden in een bergingsvoorziening in de omgeving en een regionale bergingsvoorziening (Sleenerstroomgebied). Na uitvoer van deze maatregelen is de gehele wateropgave van Kern Emmen opgelost. Door overschot elders te bergen en de afvoerstructuur naar deze bergingslocaties te optimaliseren wordt de kans op wateroverlast in het stedelijk gebied geminimaliseerd. Bijlage 6 Analyse Kern Emmen water
Daarbij is het belangrijk dat telkens bij een nieuw initiatief wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om ruimte voor water te realiseren binnen het stedelijke gebied of dat buiten het plangebied betere oplossingen zijn. Zodat de totale afwenteling langzamerhand kleiner wordt en de kwaliteit van het oppervlaktewater verbeterd. Bij nieuwe ontwikkelingen is het beter om niet te kiezen voor de aanleg van nieuwe waterpartijen.
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
De eerste historische vermelding van Emmen dateert uit 1139. In deze vermelding is sprake van een hofboerderij, in diverse oude teksten afwisselend aangeduid als "Hoofdhof", "Edele Hof", "Heerenhoff", "Honningshof" (de Leeuw, 2000). Ook de term 'Saalhof' is te vinden in oude teksten. Vermoedelijk slaat deze term niet op de hofboerderij, maar op een boerderij waaronder spiekertjes - keldertjes - waren gegraven. De Saalhof lag vermoedelijk tussen de huidige Wilhelminastraat, Julianastraat, Kerkhoflaan en Molenstraat. In de 19e eeuw is het tweemaal onderzocht, maar de resterende documentatie hiervan is beperkt: op basis van de onderzoeksgegevens moet het gaan om een gebied ter grootte van een voetbalveld, dat met twee wallen en twee grachten is omgeven. Op deze locatie lag vroeger het inmiddels verdwenen hunebed D44a (van Vilsteren, 2010: p. 207).
De boerderij was mogelijk één van de drie boerderijen nabij de hofboerderij die in historische documenten uit de 14e eeuw worden genoemd (G. van der Veen, Stichting Archeologie en Monument). De bisschoppelijke hof lag ongeveer 200 m westnoordwestelijk van de kerk (van Vilsteren, 2010: p. 205).
De locatie van een hofboerderij in Emmen is niet toevallig, aangezien Emmen de eerste plaats in de regio was met een eigen kerkgebouw. Naast sporen van de houten voorgangers liggen onder de Grote Kerk aan de Hoofdstraat ook de fundamenten van een in 1228 gebouwde stenen kerk en diens opvolger, gebouwd in 1456 en grotendeels gesloopt in 1855. Tegenwoordig resteert alleen nog een deel van de oorspronkelijke toren.
Het esdorp Emmen is van middeleeuwse oorsprong (AMK 14506). Het ontstaan heeft zij waarschijnlijk te danken heeft aan een bisschoppelijke hof die zich hier in de Middeleeuwen heeft bevonden (bron: www.historisch-emmen.nl). De omgeving van Emmen op een historische kaart uit het begin van de 19e eeuw bevat alle kenmerkende onderdelen van het Drents esdorpenlandschap, figuur 4.1. Ten westen van het dorp bevindt zich een tweetal essen, de bij het dorp horende collectieve bouwlanden: de 'Schimmeresch' en de 'West nesch'. Essen werden in de regel opgehoogd met mest uit de potstal, waarin de schapen verbleven. Als een gevolg hiervan lag de es op den duur als een verhoogd, enigszins bol terrein in het landschap. Het vee graasde overdag op de heide, het veld. Het Emmer Veld strekte zich ten noorden van het dorp uit. Ten oosten van Emmen kan het 'Emmer zand' worden onderscheiden. Op een militairtopografische kaart van het eind van de 18e eeuw is dit gebied ook al getransformeerd tot een stuifzandgebied (Versfelt 2003). De meerderheid van de stuifzandgebieden ontstond vanaf de Middeleeuwen als gevolg van een te grote druk die de mens op het landschap uitoefende (Berendsen 2005). Voor de Drentse zandgronden zullen met name overbegrazing en het afplaggen van heidevelden tot het ontstaan van zandverstuivingen hebben geleid. Een netwerk van zandpaden verbindt Emmen met de omringende esdorpen.Bijlage 7 SWO analyse en visie Emmermeer en centrum.
Figuur 4.1: Emmen op historisch kaart, begin 19e eeuw.
Het merendeel van het plangebied ligt in een laagte tussen twee de twee uitlopers van de Hondsrug, uitgezonderd ten noorden van de huidige Wolfsbergenweg. Historisch lag ten westen van het plangebied het hoger gelegen esdorp Emmen met de Emmer- en Schimmeres. Tussen de es en het plangebied lag het voormalige Emmermeer, waar de huidige wijk Emmermeer naar is vernoemd. Direct ten oosten van het plangebied lag het hoger gelegen Emmerdennen. Dit gebied was voorheen een sterk geaccidenteerd terrein met heidevelden en grote delen stuifzand. Ten zuiden van het plangebied lag het, eveneens lager gelegen, Bargermeer. In het lager gelegen deel van het plangebied was in het verleden, evenals bij het Emmermeer en het Bargermeer, sprake van natte omstandigheden. Reden dan ook dat het plangebied, in tegenstelling tot de omgeving, lange tijd onbewoond is geweest.
Bijzonder in de geschiedenis van het plangebied is het detail dat de Hottingeratlas uit 1774 - 1794 de Molenkamp al weergeeft. Het was in die tijd een kampje omzoomd door bomen. De contouren van de huidige Molenkamp zijn zeer goed herkenbaar. De Hottingeratlas van 1773 - 1794 geeft eveneens een aantal doorgaande wegen weer die tot op de dag van vandaag nog aanwezig zijn. Dit betreft de huidige Weerdingerstraat, een historische verbindingsweg richting Weerdinge. Daarnaast is de huidige Angelsloërstraat en Angelsloërdijk een historische verbindingsroute richting het voormalige Angelslo en Barger-Oosterveld.
Voor de ontwikkeling van het plangebied hebben twee zaken een rol gespeeld. De eerste betrof het opheffen van de markewet in 1886, waardoor een einde kwam aan het systeem van gemeenschappelijk bezit van de markegronden. Zowel voor als na dit jaar zijn alle gemeenschappelijke gronden verdeeld. Dit betekende dat ook de gronden in het plangebied zijn verdeeld. Daarnaast is een tweede ontwikkeling voor de ontginning van het gebied van belang geweest, namelijk de aanleg van het Oranjekanaal. Nadat het Oranjekanaal in de periode 1853 - 1861 tot de Bladderswijk was aangelegd zijn het Emmermeer en het Bargermeer drooggelegd en is gestart met de ontginning van zowel deze twee meren als het plangebied. De kadastrale kaart van 1880 van het gebied dat tot de voormalige marke van Emmen en Westenesch hoorde laat zien dat een gedeelte is verkaveld en een deel nog steeds woeste grond is. De kadastrale kaart laat de kampontginningen de Molenkamp, De Veenkamp en Ensingkamp zien. Deze ontginningstructuren zijn tot op de dag van vandaag herkenbaar.
Karakteristiek voor de ontginningsstructuur van het lager gelegen zuidelijk deel van het plangebied is dat het veel kenmerken heeft van de structuur van een beekdalontginning, en dan vooral op de hoger gelegen beekdalgronden. Evenals op beekdalgronden is het plangebied ontgonnen door middel van smalle kavels met slootjes, bomenrijen en houtwallen als kavelgrenzen en her en der opgaande bosjes. Het land is voornamelijk in gebruik als weiland en daar waar de omstandigheden het toelieten (minder nat) als bouwland. In dit deel van het plangebied is in 1900 sprake van een kleinschalig agrarisch landschap met enkele behuizingen. Hoewel in de loop van de 1e helft van de vorige eeuw houtwallen zijn gekapt, kavels zijn samengevoegd, enkele straten zijn aangelegd (Prinsen- en Prinsesselaan) en er enige verdichting langs de Oosterstraat, Angelsloërdijk en Parallelweg plaatvond, heeft dit gebied tot 1955 het kleinschalige agrarische karakter behouden. Karakteristiek is dan ook de minder planmatige geleidelijke groei.
De kaart van 1900 (bijlage 4) geeft ook goed de verschillende bodemkundige omstandigheden van het gebied ten zuiden en ten noorden van de Molenkamp c.q. Boslaan weer. Het hoger gelegen gebied ten noorden van de Molenkamp is in 1900 nog niet in ontginning. Dit gebied is gedeeltelijk na 1910 maar vooral na 1929 ontgonnen en heeft de grootschaliger, blokvormige ontginningsstructuur van de heideontginningen uit de eerste helft van de vorige eeuw. Gegeven het latere tijdstip hebben deze stadsuitbreidingen ook een planmatiger, blokvormiger karakter. In de jaren dertig van de vorige eeuw is de Molenkamp als geheel met bebouwing ingericht. In de periode 1929 - 1955 zijn bovendien enkele blokken tussen de Sparrenlaan en Weerdingerstraat gebouwd. Deze blokvormige stadsuitbreidingen zijn vergelijkbaar met de stadsontwikkeling van de aanpalende wijk Emmermeer. De invulling van deze wijk vond bloksgewijs plaats op terreinen die min of meer 'toevallig' in eigendom waren of aangekocht door de gemeente. Van een totaalvisie op een landschappelijke inpassing van een wijk is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de later gebouwde wijk Bargeres, geen sprake geweest. Datzelfde geldt voor het plangebied. In de jaren '40 vond planvorming nog plaats onder verantwoordelijkheid van de Provinciale Planologische Dienst. Deze was voorstander van homogene kernen met daarin een directe relatie met het centrum. Het noordelijk deel van het plangebied paste in die visie. De (zand)paden- en verkavelingstructuur van de heideontginning bood een logisch en pragmatisch uitgangspunt voor de verkaveling. Evenals in het zuidelijk gedeelte van het plangebied is ook in het noordelijk deel de voormalige paden- en verkavelingstructuur tot op de dag van vandaag gedeeltelijk aanwezig.
In de periode 1955 - 1965 is het plangebied veranderd van een landelijk, agrarisch gebied naar een stedelijke omgeving met relatief veel voorzieningen die het wijkniveau overstijgen zoals bijvoorbeeld een ziekenhuis, sportterrein en (hoge)scholen. Sommige van deze voorzieningen zijn later verplaatst (ziekenhuis) of verdwenen (sportterrein). Hier zijn andere bovenwijkse voorzieningen zoals een hotel en theater voor in de plaats gekomen.
In dezelfde periode ontstond tussen het spoor en de Weerdingerstraat een kantoren- c.q. bedrijfsterrein. In de periode 1965 - 1975 zijn grote infrastructurele werken uitgevoerd, zoals de aanleg van de Van Schaikstraat en de Boermarkeweg, die niet zijn gebaseerd op aanwezige paden- of kavelstructuur. Deze manier van infrastructurele inrichting sluit nauw aan bij de vigerende denkbeelden uit die tijd. Na 1975 hebben enkele verplaatsingen, vervangingen c.q herinrichtingen plaatsgevonden waarbij de bestaande stedenbouwkundige structuur c.q. stratenpatroon, intact is gebleven. (Bron: Bijlage 5 Ruimtelijkestructuren Emmen, Centrum oost)
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
In het plangebied aan de oostkant van het spoor is voor een groot deel sprake van traditionele woningbouw met vrijstaande en dubbele woningen. Waarin het oorspronkelijke wegenpatroon is aangegeven en de woningen grotendeels één voor één zijn gebouwd. Naast deze woonfunctie heeft het onderwijs hier een prominente plek met de Stenden Hogeschool en twee grote scholengemeenschappen, het Esdal en Hondsrugcollege.
Op het meest zuid/oostelijk gelegen deel van het plan, grenzend aan de woonwijk Angelslo is het "Scheperziekenhuis"gevestigd. Ten zuiden van dit ziekenhuis is een terrein dat is ingericht met sportvoorzieningen zoals een tennisbaan, sportvelden en een zwembad. In het masterplan Emmen centrum 2020 "ruimte voor verandering" is dit gebied aangewezen als concentratiegebied voor zorg en onderwijs. (Bron: Bijlage 5 Ruimtelijke structuren Emmen, Centrum oost)
Met name aan de westkant van de spoorlijn is er sprake van een menging van functies. Aan de noordkant van het plan tussen Weerdingerstraat en spoor wisselen maatschappelijke doeleinden, woningbouw en bedrijfsdoeleinden elkaar af. Meer naar het zuiden van dit deel van het plan is er incidenteel nog sprake van bedrijvigheid en ontstaat een menging van gemengde doeleinden, centrumbebouwing en wonen. In het hart van het plan ligt het "dierenpark Emmen". Op dit moment zijn de voorbereidingen in volle gang om met het park te verhuizen. Wanneer deze verhuizing heeft plaats gevonden zal het groene hart van het centrum ingericht worden als park voor de mensen. Aan de zuidkant van het park is de bestemming voornamelijk wonen met hier en daar kantoren, maatschappelijke voorzieningen en centrumbebouwing, figuur 4.2 geeft van het plangebied de typering van de verschillende delen weer.
In het plangebied liggen drie begraafplaatsen waarvan de oudste aan de noordkant van de Kerkhoflaan niet meer als zodanig gebruikt wordt en recentelijk is ingericht als park.
4.2.1 Woonmilieus
Door de hoofdzakelijk organisch groei en het uitblijven van grootschalige, projectmatige bouwontwikkelingen kent het gebied een zeer divers karakter. Dit kan getypeerd worden als een lapendeken van verschillende bebouwingsclusters. Binnen de diverse clusters zijn vaak ook nog eens veel verschillende bouwvormen aanwezig zijn. Dit levert een zeer gevarieerd beeld op. Anderzijds staat hierdoor ook de visuele samenhang van dit gebied op veel plekken onder druk. Over het algemeen kan gesteld worden dat er 3 typen bebouwingsclusters te onderscheiden zijn.
Ten eerste de clusters die bestaan uit individuele panden, zoals de historische bebouwing langs de Hoofdstraat of de woonbebouwing langs de Prinsenlaan.
Ten tweede de kleinschalige samenhangende projectbouw, zoals aan de Allee en Het Meerveld.
En ten derde de clusters die ontstaan zijn op basis van grootschalige voorzieningen, zoals het ziekenhuis, het dierenpark en de scholenzone aan de Van Schaikweg. In de meeste gevallen vormen wegen de scheiding tussen de verschillende clusters. De woongebieden in het plangebied kennen ieder voor zich een eigen karakter te weten Oud Allee, Beatrixpark, Meerveld, Boskamp, Meijerswegje.
Het gebied "Oud Allee" wordt door de eigen bewoners als zelfstandige buurt hoog gewaardeerd. Het is er de bewoners alles aan gelegen om de karakteristieke bebouwing van de buurt zo veel mogelijk te conserveren.
De woningen en appartementen aan de Beatrixstraat zijn als één geheel in de jaren 80 gebouwd. Het complex bestaat uit drie rijen grondgebonden woningen van ieder negen huizen met aan de zuidkant twee appartement gebouwen met ieder 23 appartementen.
Het Meerveld is een van de oudste woonbuurten van Emmen. In 1948 werden deze (huur)woningen gebouwd met als beoogd bewoners de werknemers van het zuidelijk gelegen industrieterrein. De huur van de woningen bedroeg in die tijd vier gulden en vijftig cent. In de jaren zeventig zijn deze woningen gerenoveerd en is er van twee woningen één gemaakt. Recentelijk heeft de wooncorporatie Lefier als eigenaar van de woningen voorgesteld om de woningen te slopen en op dezelfde plek nieuw te bouwen. Door aanhoudend protest van de bewoners is dit plan niet door gegaan.
De Boskamp is een op zichzelf staand straatje met een sterk eigen karakter. Door de wit gepleisterde gevels, lage gootlijn en rietenkap doen de woningen Engels aan. De woningen zijn in 1946 gebouwd en hoewel ze in originele staat aan de kleine kant zijn liggen ze nog altijd goed in de markt. De meanderende voorgevel rooilijn en de royale voor tuinen zorgen in het midden van de Boskamp voor een fraaie open ruimte.
De woningen aan en in de omgeving van het Meijerswegje zijn in de jaren vijftig in opdracht van de gemeente Emmen gebouwd voor directie en hoger personeel van de AKU. De woningen zijn door hun omvang en kapvorm opvallende verschijningen in dit plangebied.
Het centrumgebied van Emmen is in relatief korte tijd (1950 tot nu) uitgegroeid van een esdorp naar een stadscentrum met veel voorzieningen en allure. De grote stappen die in die periode gezet zijn, zijn op hoofdlijnen nog herkenbaar. Aan de noordzijde vande Markt treffen we nog delen van het oude dorp met haar typerende brink- en wegenstructuur aan. Aan de zuidzijde ligt het voorzieningencomplex van de Weiert met de grotere winkelformules en stedelijke voorzieningen. Langs de Wilhelminastraat heeft veel nieuwbouw gezorgd voor een schaalsprong van uitvalsweg naar stadsstraat. De Hondsrugweg op zijn beurt heeft het centrumgebied verkeersluw gemaakt en er voor gezorgd dat nieuwe gebieden worden ontsloten en van functie veranderen. De verhuizing van het Noorderdierenpark naar de Es is daarvan een mooi voorbeeld. Centrale plek in het centrum is de Markt met fraaie bomen, een busstation en kerkgebouw. De Markt lag vroeger buiten het centrum, maar is nu de verbindende eenheid tussen de centrumdelen. Aan de oostzijde van de spoorlijn is het centrumgebied minder dynamisch van aard en heeft in de afgelopen jaren vooral onderdak geboden aan tal van onderwijsvoorzieningen.
Figuur 4.2: wijktyperingen
4.3 Verkeersstructuur
De strategische ligging van Emmen biedt een goede bereikbaarheid van de stad. Emmen is voor het wegvervoer vanuit geheel Europa bereikbaar via de autosnelweg A37, de gedeeltelijk dubbelbaans autoweg N34 en de dubbelbaans Rondweg. Met de voltooiing van het doortrekken van de A37 naar de Duitse grens en verder naar de Autobahn A31 (Ruhrgebied-Bremen) is de bereikbaarheid nog beter geworden. Ook met de aanleg van de autoweg N391 van Emmen naar Ter Apel zijn de verbindingen met name richting het Groningse gebied verbeterd.
In het kader van de wegcategorisering hebben de Rijksweg A37 en de wegen N34, N381 en de N391 een stroomfunctie. Op deze wegen staat de verkeersfunctie centraal. Veruit de meeste wegen in het plangebied zijn aan te duiden als erftoegangswegen. De verblijfsfunctie staat hier centraal. Op deze wegen wordt in principe al het verkeer (auto, (brom)fietsers en voetgangers) gemengd afgewikkeld, zonder specifieke voorzieningen om de diverse vervoerssoorten van elkaar te scheiden. De intensiteit op deze wegen is doorgaans relatief laag. De gebiedsontsluitingswegen ontsluiten de stroomwegen en erftoegangswegen. Deze wegen kennen een snelheidsregime van 60 of 80 km/uur buiten de kom en 50 of 70 km/uur binnen de kom.
Emmen, en in het bijzonder onderhavig plangebied, is per trein goed bereikbaar via de spoorweg Zwolle-Emmen. De aanleg van de spoorlijn van Zwolle, via Emmen, naar Stadskanaal in 1905 door de Noord-Ooster Lokaal Spoorwegmaatschappij (NOLS) heeft hierbij een rol gespeeld. Na 1963 werd Emmen eindstation. Tussen dorp en station ontstond een eerste uitbreidingswijk, in de jaren twintig gevolgd door bebouwing van de zone tussen het spoor en het bosgebied Emmerdennen, dat sinds 1918 onder beheer van Staatsbosbeheer valt. Momenteel bestaat de treindienst nog uit een halfuursdienst. Nadat een aantal infrastructurele aanpassingen aan het spoor zijn verricht zal in de toekomst een kwartiersdienst kunnen worden aangeboden. De Boslaan en de Boermarkeweg vormen belangrijke schakels in het OV-netwerk. Met name het ziekenhuis en het theater De Muzeval zijn uitstekend te bereiken met het Openbaar vervoer.
De Boermarkeweg, de Wolfsbergerweg en de Boslaan (oostelijk deel) zijn aangewezen als gebiedsontsluitingswegen (50 km/uur). Door deze wegen is het plangebied is extern goed ontsloten vanuit het noorden. Via de gebiedsontsluitingswegen Dordsestraat/ VanSchaikweg/ Statenweg/ Boermarkeweg is het plangebied vanuit het zuiden bereikbaar. Op deze wegen waar (meestal vanwege de historische groei) de intensiteiten relatief hoog zijn, zijn gedeeltelijk aparte fietspaden aangelegd. Voorbeelden hiervan zijn de Boslaan en de Statenweg en een deel van de Van Schaikweg. Intern is het plangebied ontsloten via de Hunebaan/ Dennenlaan (noordelijk deel) en de Kerkhoflaan/ Emmalaan/ Veenkamperweg/ Oosterstraat (zuidelijk deel).
Het plangebied wordt doorkruist door een aantal belangrijke fietsroutes, de meeste in oost-westelijke richting. Met name de route vanuit Angelslo richting het centrum over de Angelsloërdijk/Kerkhoflaan is één van de drukst bereden fietsroutes. De kruising met de Boermarkeweg vormt echter een belangrijk verkeersveiligheidsknelpunt. Maatregelen zijn daarom noodzakelijk. Ook de routes vanuit Emmerhout richting het centrum (oude Markeweg) en het station (Boslaan) zijn druk bereden fietsroutes. Ook deze routes kennen een aantal knelpunten op het gebied van de verkeersveiligheid en sociale veiligheid.
4.3.1 Toekomstige verkeersstructuur
Zoals in paragraaf 2.1.5 reeds is beschreven wordt momenteel gewerkt aan het nieuwe Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP). Om uitvoering te geven aan de beleidsuitgangspunten wordt ingezet op een aantal te nemen maatregelen. Zo bestaat het voornemen om de fietsroutes richting het centrum van Emmen zowel in kwalitatieve zin als in relatieve zin sterk te verbeteren. Dit houdt in dat onder andere zal worden ingezet op directe en kwalitatief hoogwaardige fietsroutes vanuit de omringende woonwijken richting het centrum. Het is de bedoeling om onder meer de Angelsloërdijk en de Oude Markeweg verder op te waarderen als hoogwaardige fietsroute. Het autoverkeer richting het centrum zoveel mogelijk te bundelen op de route Boermarkeweg-Dordsestraat-Hondsrugweg. Om dit optimaal vorm te geven zal het doorgaande verkeer op de Boslaan en de Van Schaikweg (nu nog als belangrijke ontsluitingswegen aangewezen) zoveel mogelijk ontmoedigd gaan wordend door fysieke maatregelen. Ook is het streven om het huidige sluipverkeer door het plangebied (Veenkamperweg- Kerkhoflaan/ Emmalaan) aan te pakken, figuur 4.3 geeft in beeld de visie van het GVVP weer..
Om de bereikbaarheid van de voorzieningen langs de Boermarkeweg te verbeteren wordt ingezet op het verhogen van de capaciteit van de kruispunten, het terugbrengen van het aantal aansluitingen en het verbeteren van de capaciteit van de inrit van het ziekenhuisterrein. Ter plaatse van de genoemde hoogwaardige fietsroutes bestaat het voornemen om een tweetal fietstunnels te realiseren.
Figuur 4.3 Visieplaatje uit toekomstig GVVP
4.4 Groenstructuur
Het gebied kent verschillende groenstructuren mede omdat het gebied geleidelijk is gegroeid en de buurtjes in verschillende tijdsperiodes zijn gebouwd. In het algemeen kan worden gesteld dat de groenstructuren die voor WOII zijn aangelegd vooral lineaire structuren betreft zoals houtwallen en wegbegeleidende beplanting. Daarnaast zijn er nog enkele oude bosrestanten. Zie figuur 4.4: groenstructuur. De buurtjes en dan met name die in de jaren '60 en '70 zijn gebouwd kennen meer vlak- c.q. blokgroen zoals speel- en grasveldjes. De karakteristieken van deze groenstructuren komen overeen met veel andere buurtjes en wijken die in dezelfde periode in Emmen en de omliggende dorpen zijn gebouwd. Ook kent het gebied in vergelijking tot veel andere wijken veel bijzondere voorzieningen die het wijkniveau overschrijden zoals (hoge)scholen, grote parkeerterreinen, hotel en het theater Muzeval. Deze voorzieningen kennen veelal hun eigen groeninrichtingen waarbij soms wel en soms niet bestaande oudere lineaire structuren zijn opgenomen. Het kantoren- en bedrijventerrein heeft amper groen. In het document Bijlage 5 Ruimtelijke structuren Emmen, Centrum oost zijn de diverse groenstructuren uitgebreider beschreven.
figuur 4.4: groenstructuur
4.5 Wijkvisie En Ontwikkelingsmogelijkheden
In de afgelopen decennia zijn voor verschillende delen van dit plangebied diverse ruimtelijke visies, plannen en bestemmingsplannen opgesteld. Voor het plangebied zoals dit nu begrensd en gedefinieerd is, is echter geen actuele ruimtelijke visie en/of ontwikkelingsstrategie voor handen. In Bijlage 5Ruimtelijke structuren Emmen, Centrum oost wordt ter illustratie en inspiratie een doorkijk naar de toekomstige ontwikkeling van dit gebied gebied gegeven, gebaseerd op Masterplan Emmen Centrum 2020 (november 2003) en Groenkompas Emmen (2006).
Naast ontwikkelingsvisie met als basis genoemde documenten liggen er voor het plangebied ruimtelijke vragen ten aanzien van hergebruik of sloop van diverse schoolgebouwen in het plangebied. Afhankelijk van de mogelijkheden van de bestaande bebouwing moet nagedacht worden over welke functies passend zijn in plaats van onderwijs. Opties zouden kunnen zijn het gebruik van de scholen als hospice of woonzorginstelling. Andere mogelijkheid is het slopen van de scholen en herstructureren van de vrijkomenden gronden. Voor de scholen aan de Hagedoorn 48 en Sleedoorn 14 wordt over deze laatste mogelijkheid (sloop) nagedacht, waarbij op de vrijgekomen ruimte woningbouw gerealiseerd zou kunnen worden zoals bijvoorbeeld is aangegeven op figuur 4.5. Hiervoor dient dan overigens nog wel een wijzigingsprocedure van het bestemmingsplan plaatsvinden.
Figuur 4.5: Mogelijke invulllocatie Sleedoorn en Hagendoorn
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De toelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is.
Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd. Door de actualisatie komen 33 bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.
5.2 Inventarisatie
De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan. Daarna is het gebied ter plaatse geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de regels opgesteld.
5.3 Toelichting Op De Verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
5.4 Toelichting Op De Regels
Voor elke functie is een bestemming op de verbeelding opgenomen en een afzonderlijke regel. Soms kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders en de uitvoering zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning. In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
- Afwijkingen van de bouwregels;
- Afwijkingen van de gebruiksregels;
- Nadere eisen;
- Algemene afwijkingsregels;
- Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de figuur 5.1 is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een afwijking wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijkingen en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Cultuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Figuur 5.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Staat van inrichtingen
In diverse regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld.
Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade. Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. De gemeente Emmen heeft daarom een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van inrichtingen toegevoegd.
Opzet regels
De planregels van het bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3. Algemene regels;
- Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 Inleidende regels worden diverse begrippen welke in de regels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
De begripsbepalingen in artikel 1 Begrippen zijn noodzakelijk voor de interpretatie van de regels. In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel Artikel 2 Wijze van metenopgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.4.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In hoofdstuk Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.
5.4.3 Hoofdstuk 2 dubbelbestemmingen
Het plangebied Emmen, Centrum-Oost kent 2 dubbelbestemmingen te weten: Waarde- Archeologie en Leiding-Gas
Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.
De dubbelsbestemming Leiding - Gasis bedoeld om de leidingen te beschermen tegen invloeden van buitenaf zoals bijvoorbeeld werkzaamheden. Binnen het plangebied voert de leiding langs de van Schaikweg ter hoogte van de Stenden Hogeschool richting ziekenhuisgebied. Het betreft een buisleiding (4"- 40 bar) van de Gasunie. Ten aanzien van deze buisleidingen dient is in het bestemmingsplan opgenomen dat toekomstige (bouw)ontwikkelingen binnen de inventarisatieafstand van 45 m bij de 4" - 40 bar leiding getoetst moeten worden aan de vigerende Externe Veiligheid wetgeving en beleid, alvorens de ontwikkeling toe te staan.
Om de archeologische waarden te beschermen in het plangebied zijn de bestemmingenWaarde -Archeologie 2 , Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 4' opgenomen.
De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie". Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Er is een onderverdeling gemaakt in vier categorieën. Zie onderstaande tabel:
Categorie | Archeologische waarden | Oppervlakte | Diepte | Drainage |
Rijksmonument | Beschermd | - | - | Verbod |
Waarde - Archeologie 1 | Zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 2 | (zeer) (hoge) archeologische waarde | 100 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 3 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 4 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Toegestaan |
De categorieën 1 tot en met 4 worden indien nodig in bestemmingsplannen als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. De maatregelen zijn in planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Bij een vergunningaanvraag wordt het bestemmingsplan als toetsingskader gebruikt. Indien voorgenomen plannen binnen categorie 1 of 2 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden zal met de gemeente overleg moeten plaats vinden omdat het uitgangspunt bij terreinen met een archeologische waarde is om deze in de bodem te behouden.
Indien voorgenomen plannen binnen categorie 3 of 4 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden is archeologisch onderzoek nodig om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Het onderzoekstraject kan verschillende fasen omvatten waarbij per fase de afweging wordt gemaakt of er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat er behoudenswaardige archeologie aanwezig is om een vervolgonderzoek uit te voeren.
Rijksmonumenten (beschermd) worden in principe niet binnen een gemeentelijk bestemmingsplan op de plankaart/verbeelding getoond. Desondanks zijn deze objecten wel weergegeven, aangezien het voor Emmen zeer belangrijke en in het oog springende objecten betreft, zoals grafheuvels en hunebedden. Bovendien heeft de gemeente een zone van 50m rondom het wettelijk beschermde gebied, bestempeld tot gebied met 'archeologische waarden' Indien het principe van het niet tonen van beschermde terreinen wordt nageleefd, zou enkel de 50m zone (archeologische waarde) op de plankaart getoond worden en niet het daar binnen gelegen wettelijk beschermde terrein.
Drainage is toegestaan buiten de aangewezen essen, bekende archeologische vindplaatsen en de AMK-terreinen, zoals in de overeenkomst tussen LTO en de provincie is opgenomen. Concreet geldt het drainageverbod voor alle terreinen van (zeer) (hoge) archeologische waarde. Vanzelfsprekend geldt het verbod ook voor alle beschermde terreinen.
Onder Waarde - Archeologie 1 zijn terreinen geschaard met een - uit eerder onderzoek - bekende archeologische waarde. Het betreft terreinen die door het Rijk en de provincie zijn gekwalificeerd als (zeer) hoog archeologisch waardevol: vele grafheuvels, een enkele nederzetting en één veenweg. Met name de grafheuvels zijn door hun geringe omvang – meestal minder dan 100m2 - zeer kwetsbaar voor bodemingrepen. Daarom geldt een vrijstellingsoppervlakte en -diepte van 0m2 respectievelijk 30cm.
Om deze belangwekkende en zeer gezichtsbepalende objecten te beschermen, is een zone van 50m rondom deze terreinen bestempeld tot gebied van archeologische waarde, waarvoor 2 van toepassing is.
Onder Waarde - Archeologie 2 vallen terreinen van (hoge) archeologische waarde, door het Rijk en de provincie aangewezen. Deze terreinen bestrijken veelal een groot oppervlak. Te denken valt aan grafvelden, nederzettingsterreinen, celtic fields, bundels karrensporen schansen etc. Gelet op de omvang van deze sporen en structuren, hebben beperkte bodemingrepen een aanvaardbare invloed op het bodemarchief. Het plan hanteert hier een vrijstellingsgrens van 100m2 en 30 cm diepte.
Waarde - Archeologie 3 heeft specifiek betrekking op essen. Dezelfde maatregelen als genoemd in Waarde - Archeologie 4 gelden voor 3, met één uitzondering: voor zones vallend onder 4 geldt een drainageverbod.
Tot Waarde - Archeologie 4 behoren zones die op grond van landschappelijke kenmerken een hoge tot middelhoge verwachting hebben op het aantreffen van intacte sporen en vondsten. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.
De vrijstelling geldt voor oppervlaktes tot 1000m2 en dieptes tot 30 cm +10 cm. De diepte vrijstelling volgt de lijn van de overeenkomst tussen LTO en de provincie.
De archeologische inventarisatiekaart van de gemeente Emmen dient, voorafgaand aan het uitvoeren van een archeologisch onderzoek, geraadpleegd te worden om een indruk te krijgen van de te verwachten archeologische resten.
5.4.4 Hoofdstuk 3 algemene regels
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Artikel 50 Anti-dubbeltelregel voorkomt dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
In artikel 51 Algemene bouwregels zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 52 Algemene aanduidingsregels
Toegevoegd aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen zijn enkele aanduidingen die vanuit het milieu en veiligheidbeleid een extra aanduiding aan gronden geven. Het zijn de aanduidingen 52.1Geluidzone - Industrie, 52.2 Geluidzone - spoor, 52.3 Geluidzone - weg,52.4 Veiligheidszone - lpg en 52.5 Veiligheidszone - vuurwerk.
De aanduiding Geluidzone - industrie is een geluidzone afkomstig van het bedrijventerrein Bargermeer. De aanduiding is bedoeld om te voorkomen dat binnen de geluidszone van het terrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing wordt gerealiseerd of dat bestaande geluidgevoelige bebouwing wordt uitgebreid en daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Indien om een of andere reden het industrieterrein niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de plankaart worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.
De aanduiding Geluidzone- spoor heeft de bedoeling te voorkomen dat geluidgevoelige gebouwen en ruimten worden gerealiseerd binnen de geluidzone van een spoorweg. Indien om een of andere reden een spoor niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan wordt in beginsel geen uitbreidingen van geluidgevoelige bestemmingen in de geluidzones mogelijk gemaakt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen.
De zone Geluidzone- weg in het bestemmingsplan is gelegd langs de 50 km- wegen in het plangebied Weerdingerstraat, De Boermarkeweg, de Wolfsbergerweg en de Boslaan (oostelijk deel), Dordsestraat, VanSchaikweg, Hunebaan/ Dennenlaan (noordelijk deel) en de Kerkhoflaan/ Emmalaan/ Veenkamperweg/ Oosterstraat (zuidelijk deel). Deze wegen zijn druk bereden wegen binnen het plangebied met een wettelijke zone. De aanduiding Geluidzone- weg heeft de bedoeling te voorkomen dat er geluidgevoelige gebouwen ruimten worden gerealiseerd binnen de geluidzone van een weg, als daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Indien om een of andere reden een weg niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan wordt in beginsel geen uitbreidingen van geluidgevoelige bestemmingen in de geluidzones mogelijk gemaakt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen.
De Veiligheidszone- lpg van het Vulpunt aan de Wolfsbergenweg is bedoeld om het bouwen van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten tegen te gaan. Binnen de zone zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van van de realisatie en het gebruik van beperkt kwetsbare- en kwetsbare objecten.
De Veiligheidszone- vuurwerkverkooppunt is een kleine zone bedoeld om het bouwen van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen de zone tegen te gaan. Binnen de zone zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van van de realisatie en het gebruik van beperkt kwetsbare- en kwetsbare objecten.
Het bestemmingsplan kent 4 Wro-zones - wijzigingsgebied. In "Wro-zone - wijzigingsgebied 1", wordt het mogelijk om de bestemming te wijzigen van Maatschappelijk- Onderwijs in maximaal 17 aaneengesloten woningen, inclusief parkeervoorzieningen en verkeer en verblijf en bijbehorende voorzieningen (Sleedoorn). In gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 2", wordt het mogelijk om de bestemming te wijzigen te wijzigen van Maatschappelijk- Onderwijs in maximaal 15 woningen (Hagedoorn). In gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 3", wordt het mogelijk om de bestemming te wijzigen te wijzigen van Horeca 2 in de bestemming Wonen- Vrijstand kern conform artikel 44 van dit bestemmingspla en in gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 4", wordt het mogelijk om de bestemming te wijzigen wijzigen van Maatschappelijk in 8 vrijstaande woningen of 16 zelfstandige wooneenheden. De laatste twee mogelijkheden zijn mogelijkheden die reeds voortvloeien uit het geactualiseerde bestemmingsplan. De wijzigingen zijn alleen mogelijk als deze financieel haalbaar zijn en het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. ndien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.
Artikel 53 Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsregels zoals artikel 53 Algemene afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast kan afgeweken worden van het bestemmingsplan om op medische indicatie te bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.
Met Artikel 53 Algemene afwijkingsregels kan in een aantal gevallen een mogelijkheid geboden worden tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is voorgeschreven in de nieuwe Wro, waarnaar voor deze procedure dan ook wordt verwezen.
5.4.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.
Artikel 55 Overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 56 is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost".
5.5 Handhaving
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld voor bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Hierbij maakt de gemeente Emmen gebruik van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, daadwerkelijk wordt aangepakt. Voor wat betreft bestemmingsplannen wordt opgetreden in situaties met een uitstralend effect, een groot risico, of met belangrijke planologische consequenties. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld illegaal bouwen, bouwen bouten bouwvlak, bouwen of in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de bestemming.
De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
6.1.1 Overleg
Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening verzonden naar verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen, (2 stuks) en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost.
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost.
6.1.2 Inloopbijeenkomst
Op 25 februari 2013 is een inloopbijeenkomst in het gemeentehuis te Emmen gehouden. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost en eventueel op het plan reageren.
Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken en een aantal hebben mondeling en of schriftelijk gereageerd op het plan. Waar de beantwoording leidde tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn deze in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De reacties die zijn gegeven tijdens de inloopbijeenkomst en het standpunt van het college over deze reacties, zijn net als de overlegreacties gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij dit bestemmingsplan.
6.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Tegen het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost zijn 6 zienswijzen ingediend. De zienswijzen geven aanleiding tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan. In het raadsbesluit behorende bij het bestemmingsplan zijn alle wijzigingen genoemd.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000m² of meer.
Het voorliggende bestemmingsplanEmmen, Centrum-Oost betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten mits ruimtelijke en milieutechnisch nog haalbaar door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn bij recht geen nieuwe directe bouwmogelijkheden opgenomen, echter middels een wijzigingsbevoegdheid zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De financiële haalbaarheid van het wijzigingsplan zal bij het opstellen van het plan duidelijk moeten zijn alvorens het wijzigingsplan doorgang kan vinden.
Behoudens het opstellen van het bestemmingsplan zijn dan ook geen kosten verbonden aan het actualisatieplan. De kosten voor het opstellen van het voorliggend bestemmingsplan worden gedekt uit de reguliere gelden die beschikbaar zijn gesteld voor het actualiseren van de gemeentelijke bestemmingsplannen door de gemeenteraad. Deze gelden zijn exclusief de benodigde onderzoekskosten, hiervoor zijn in het begrotingsjaar 2013 gelden voor vrijgemaakt. Het kostenverhaal voor het opstellen van dit bestemmingsplan is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Staat van inrichtingen
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 1 Nota van beantwoording
Bijlage 2 Raadsbesluit
Bijlage 3 Samenvatting Basisrapport Archeologie
Bijlage 3 Samenvatting basisrapport archeologie
Bijlage 4 Monumenten Emmen Centrum Oost
Bijlage 4 Monumenten Emmen Centrum Oost
Bijlage 5 Ruimtelijke Structuren Emmen, Centrum Oost
Bijlage 5 Ruimtelijke structuren Emmen, Centrum oost
Bijlage 6 Analyse Kern Emmen Water
Bijlage 6 Analyse Kern Emmen water
Bijlage 7 Swo Analyse En Visie Emmermeer En Centrum
Bijlage 7 SWO analyse en visie Emmermeer en centrum
Bijlage 8 Advies Externe Veiligheid Steunpunt
Bijlage 8 Advies externe veiligheid Steunpunt
Bijlage 9 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe
Bijlage 9 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe