Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw)
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 25-01-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw)' met identificatienummer NL.IMRO.0114.2022025-0001 van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 ander(e) bouwwerk(en):
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.7 ander(e) werk(en):
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;
1.10 begane grond:
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;
1.11 bestaand:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.12 bestaande bebouwing:
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijbehorend bouwwerk:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 dakopbouw:
de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal 100% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.26 erker:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.29 gevellijn:
de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
1.30 groenvoorzieningen:
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
1.31 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.32 luifel:
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
1.33 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding, ondergrondse afvalcontainers en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
1.34 ondergronds:
onder peil;
1.35 onderkomen(s):
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;
1.36 perceelsgrens:
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
1.37 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.38 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.39 voorerf:
gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;
1.40 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;
1.41 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
1.42 waterlopen:
een sloot, goot of greppel ten behoeve van opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;
1.43 woning gestapeld:
zie omschrijving woongebouw;
1.44 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.45 wooneenheid:
afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;
1.46 woongebouw:
een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
2.2 de bebouwing op de verbeelding:
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
2.3 het bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 het peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorziening);
- b. park;
- c. plantsoen;
- d. water;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. fiets- en voetpaden;
- g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Binnen de bestemming is mede begrepen het behoud, herstel en de ontwikkeling van bestaande beplanting.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. cultuurhistorie;
- d. verkeersveiligheid;
- e. sociale veiligheid;
- f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
- g. de milieusituatie;
- h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
- b. erven en pleinen;
- c. (half)verdiept parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- d. ruimte voor extra parkeerplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeerterrein 2';
- e. een luifel ten dienste van de naastgelegen bestemming 'Wonen - Gestapeld 4', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel';
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. kunstwerken en waterwerken;
- h. sport- en speelgelegenheden;
- i. fiets- en voetpaden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Wonen - Gestapeld 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Gestapeld 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een appartementsgebouw met maximaal vier woonlagen;
- b. inpandige bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. (half)ondergrondse parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. cultuurhistorie;
- d. verkeersveiligheid;
- e. sociale veiligheid;
- f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
- g. milieusituatie;
- h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, installaties voor duurzame energie- en watervoorzieningen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden.
- b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
- c. Dakranden, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1 meter overschrijden;
- d. Dakopbouwen alleen ten behoeve van liftinstallaties en/of duurzaamheidsvoorzieningen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 2,1 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
7.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 artikel 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
- a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. als opslagplaats van materialen en voertuigen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone; voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie en of tippelzone;
- e. het gebruik van gronden voor het houden van evenementen.
8.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
- a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel;
- b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
- c. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
- d. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie
- e. van gebouwen voor bed & breakfast;
- f. van gebouwen voor aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Bevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van Artikel 9 afwijken van de regels door:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
- b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
- c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
- d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
- f. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 meter;
- g. het overschrijden van de gevellijn door:
- 1. balkons, luifels en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
- 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
- h. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1.5 meter;
- i. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
- 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
- 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huis verbonden activiteiten met een maximum van 50 m²;
- 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
- 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;
- 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.
9.2 Afweging
De toepassing van de in artikel 9.1 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
10.2 Afweging
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om het bestemmingsplan te wijzigen, dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad, kan de wijziging niet plaatsvinden.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Van toepassingsverklaring Paraplupan Parkeernormen
- a. Het Parapluplan Parkeernormen met planIdn: NL.IMRO. 0114.2017025- P701 gemeente Emmen, blijft van toepassing op het plangebied;
- b. indien het 'Integrale parkeervisie gemeente Emmen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.
11.2 Van toepassingsverklaring Parapluplan Standplaatsen
- c. het Parapluplan Emmen Standplaatsen met planIdn: NL.IMRO. 0114.2017011.017- P701 gemeente Emmen, blijft van toepassing op het plangebied;
- d. indien het 'standplaatsen beleid' als bedoeld onder sub c gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in subartikel a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in subartikel a. met maximaal 10%.
- c. Subartikel a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste artikel, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste artikel, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw).'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel ten zuiden en westen van de Leemkoelen 3 te Emmen. Het plangebied betreft een braakliggend perceel in de woonwijk Angelslo, in het oosten van Emmen. Ter plaatse bevond zich in het verleden de 'Angeluskerk'. Deze kerk heeft jarenlang leeggestaan en is vervolgens in 2007 afgebrand, waarna een braakliggend en verwilderd terrein is ontstaan.
Het voornemen bestaat om een nieuwe duurzame vervolgfunctie aan het perceel te geven, door het te herontwikkelen naar woongebied. Hierbij bestaat de gewenste ontwikkeling uit het ter plaatse realiseren van één appartementengebouw met daarin 24 appartementen.
Aangezien de voorgenomen ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan "Emmen, Angelslo" is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Op basis van het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied namelijk de bestemming 'Gemengd', waardoor de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een appartementengebouw ontbreken. In voorliggend bestemmingsplan wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit planologisch oogpunt verantwoord is.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten zuiden van de wijkontsluitingsweg de Statenweg en ten westen van de woningen aan de Leemkoelen 3, 5, 7 en 9. Ten oosten van het plangebied ligt de buurtontsluitingsweg de Veldlaan en de brede groenzone met bomen en ten zuiden van het plangebied ligt de woonstraat Leemkoelen. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied in de stad Emmen en ten opzichte van de directe omgeving weergegeven.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in Emmen en ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK) |
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.3.1 Algemeen
Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Emmen, Angelslo", dat op 18 oktober 2012 is vastgesteld door de gemeenteraad van Emmen. Daarnaast gelden ter plaatse de bestemmingsplannen “Parapluplan Parkeernormen gemeente Emmen” (vastgesteld op 26 april 2018) “Parapluplan Standplaatsen” (vastgesteld op 31 mei 2018) en "Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)" (vastgesteld op 28 april 2022).
Ten aanzien van de planologische situatie is voornamelijk het bestemmingsplan "Emmen, Angelslo" van belang. Op basis van dit bestemmingsplan is het plangebied voorzien van de bestemming 'Gemengd' met bijbehorend bouwvlak en de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte: 9 m'. Daarnaast geldt op basis van het bestemmingsplan "Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)" binnen het gehele plangebied de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.
In afbeelding 1.2 wordt via een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan de planologische situatie weergegeven. Hierin is het plangebied aangegeven met een rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding “Emmen, Angelslo" (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
1.3.2 Beschrijving bestemmingen
Enkelbestemming 'Gemengd'
Binnen het volledige plangebied geldt de enkelbestemming 'Gemengd'. De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor maatschappelijke doeleinden, kantoren en bijbehorende bouwwerken. In de bouwregels is onder meer bepaald dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte', mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, in dit geval 9 meter.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen.
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
2.1.3 Emmermeer, Angelslo en Emmerhout, Toonbeeld van de wederopbouw
2.1.4 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met het rijksbeleid.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Algemeen
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste provinciale beleidsdocumenten betreffen de Omgevingsvisie Drenthe 2018 en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018.
2.2.2 Omgevingsvisie Drenthe 2018
2.2.3 Provinciale omgevingsverordening
2.2.4 Cultuurhistorisch Kompas
2.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
De gewenste ontwikkeling is in overeenstemming met het relevante provinciale beleid van de provincie Drenthe.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef
2.3.2 "BuitengeWoon Thuis in Emmen" Woonvisie 2022-2030
2.3.3 Masterplan Angelslo (2007)
2.3.4 Woon- en leefbaarheidsvisie Angelslo (2019)
2.3.5 Integrale parkeervisie 2017
In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010.
De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip “voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkvoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.
Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen is in de parkeervisie de landelijke richtlijnen van het CROW leidraad. Uitgangspunt blijft in beginsel voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte, waarvoor aan de gemeente een afkoopsom wordt betaald. Vervolgens is er een paraplubestemmingsplan parkeren opgesteld (vastgesteld op 26 april 2018) voor het grondgebied van de gehele gemeente Emmen.
Bij elke woning zal ruimte zijn voor het parkeren van 1,4 auto’s op eigen terrein zoals de gemeente als voorwaarde hanteert. In paragraaf 3.5.2.3 wordt nader ingegaan op de parkeerbehoefte van de appartementen.
2.3.6 Welstandsnota gemeente Emmen 2016
2.3.7 Erfgoednota Emmen 2017-2022
2.4 Conclusie
De conclusie van de in dit bestemmingsplan beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat op basis van de woonvisie herstructurering middels woningbouw op deze locatie passend is. Dit met behoud van de door de provincie geformuleerde kernkwaliteiten van het gebied.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving En Stedenbouwkundige Structuur
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.1.1 Historie en opzet van de wijk Angelslo
Het plangebied ligt in het de woonwijk Angelslo, in de stad Emmen. In de vijftiger en zestiger jaren heeft Emmen zich ontwikkeld van een plattelandsgemeente met weinig industrie en een hoge werkeloosheid tot een stedelijke kern met moderne industrie. Bij deze industriële ontwikkeling hoorde ook het bouwen van nieuwe woonwijken voor de werknemers. Angelslo is één van deze naoorlogse wederopbouwwijken uit de jaren zestig. Opvallend bij de ontwikkeling van deze wijken is de aandacht die is uitgegaan naar de kwaliteit van de totale woonomgeving. Door stedenbouwkundige Niek de Boer is voor Angelslo een plan ontwikkeld waarin in een ontwerpopgave de stedenbouwkundige structuur, groenstructuur en verkeersstructuur op een evenwichtige wijze zijn vormgegeven. Het betreft een samenspel tussen bebouwing-groen-wegen op alle schaalniveaus, van de hele wijk tot de voordeur van de woning.
Angelslo is hierdoor een bijzondere exponent van het nieuwe bouwen met het idee van met groen omspoelde woningen aan woonpaden in modernistische stijl, de duidelijke hiërarchie in de wegenstructuur met veelal doodlopende woonstraten en de ruime opzet van het wijkgroen, dat vanuit alle woningen heel goed bereikbaar is.
De woonwijk Angelslo kent van oorsprong vijf buurten, drie aan de noordkant en twee aan de zuidkant. Tussen de buurten liggen de grote groenzones. Later is aan de oostzijde een zesde wijk toegevoegd. De wijk kenmerkt zich door het modernistische beginsel van de scheiding van functies. De wijk is via een hiërarchisch systeem van wegen, paden en groenstructuren opgebouwd. De hoofdader is de wijkontsluitingsweg de Statenweg met daaraan het winkelcentrum.
Kenmerkend voor de bebouwingsopzet van Angelslo is de Emmense orthogonale structuur waarbij alle gebouwen in dezelfde richting staan en opgebouwd zijn uit rechte bouwmassa's. De gebouwen staan hierbij of oost-west of noord-zuid georiënteerd.
Een deel van de woonblokken is met de voorzijde naar de woonstraat gesitueerd. Een ander deel van de woonblokken is met de zijgevel naar de woonstraat gesitueerd. Deze woonblokken grenzen met de voorzijde aan de (autovrije) woonpaden met de groene pleinen. Alle woonblokken in de hele wijk Angelslo zijn plat afgedekt. De hoge ensemblewaarde, tot uiting komend in sterk repeterende architectuur en de specifieke situering in combinatie met het groen, is van belang bij nieuwe ontwikkelingen.
De hoofdgroenstructuur van Angelslo is de contramal van de hoofdopzet van de stedenbouwkundige structuur. Rond de wijk en tussen de verschillende buurten bevinden zich ruim opgezette groenzones. Binnen deze groenzones hebben een aantal bijzondere functies een plek gekregen, zoals scholen en een verzorgingstehuis. Daarnaast is ook de hoofdontsluiting van de wijk, de Statenweg, voorzien van brede groene bermen. Deze hoofdgroenstructuur zorgt ervoor dat de wijk in zijn hoofdopzet herkenbaar is en de verschillende delen van de wijk zich duidelijk van elkaar onderscheiden. De groenzones tussen de buurten bieden ruimte aan bovenwijkse voorzieningen voor sport en spel.
Binnen de verschillende buurten zorgt het openbare groen voor ruimte tussen de woningen en een begeleiding van de buurtontsluitingsweg, de woonstraten en de woonpaden (de groene pleinen). Deze interne groenstructuur vertoont een nauwe samenhang met de stedenbouwkundige structuur; zoals de hoofdgroenstructuur de wijk verdeelt in buurten, zo verdeelt de groenstructuur op buurtniveau de buurt in kleinere wooneenheden met eenzelfde stedenbouwkundige opzet en/of architectonische verschijningsvorm.
Op elk schaalniveau zijn de (grote) bomen een waardevol onderdeel van de groenstructuur. Van doorlopende bomenrijen/houtwallen tot groepjes bomen of solitaire bomen.
Aanvankelijk behoorden ook de voortuinen tot het openbare groen en werden door de gemeente onderhouden. Als een gevolg van bezuinigingen zijn deze in de tachtiger jaren geleidelijk verkocht aan de bewoners.
3.1.2 Ligging plangebied
Het plangebied bevindt zich op de hoek van de Leemkoelen en de Veldlaan. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving bestaat uit woonpercelen en een aantal maatschappelijke functies, zoals scholen, kantoren, bedrijven en sportfuncties. Belangrijke ruimtelijke structuurdrager is de wijkontsluitingsweg de Statenweg, ten noorden van het plangebied. Ten oosten van het plangebied bevinden zich een aantal woonpercelen met bungalows. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich een aantal parkeerplaatsen en de straat Leemkoelen. Ten slotte bevindt zich ten westen van het plangebied de Veldlaan, met de brede groenzone met grote bomen.
Het plangebied zelf bestaat in de huidige situatie uit een braakliggend terrein. In het verleden bevond zich ter plaatse van het plangebied de Angeluskerk. Deze kerk heeft jarenlang leeggestaan en is vervolgens in 2007 grotendeels afgebrand. Hierna werd besloten om de bovengrondse restanten van het kerkgebouw neer te halen. Vervolgens is een verwilderd, groen en braakliggend terrein ontstaan, met nog enkele grote bomen.
In afbeelding 3.1 is een luchtfoto opgenomen waarin de huidige situatie van het plangebied (rode omlijning) is weergegeven. In afbeelding 3.2 is een straatbeeld, gezien vanaf de Leemkoelen weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.1 Luchtfoto ligging plangebied (Bron: PDOK) |
![]() |
Afbeelding 3.2 Straatbeeld plangebied, gezien vanaf de Leemkoelen (Bron: Google Streetview) |
3.2 Algemene Planbeschrijving
Initiatiefnemer is voornemens om het braakliggende terrein van de voormalige Angeluskerk aan de Leemkoelen te herontwikkelen naar woningbouwlocatie. De gewenste ontwikkeling bestaat uit de realisatie van één appartementengebouw, bestaande uit vier bouwlagen, met in totaal 24 appartementen. Per bouwlaag bevinden zich zes gelijkvloerse appartementen.
Er worden parkeerplaatsen gerealiseerd ten oosten van het appartementengebouw en onder het appartementengebouw, in een gedeeltelijk verdiepte parkeerkelder. De parkeerplaatsen ten oosten van het appartementengebouw worden tevens deels verdiept aangebracht, om te zorgen dat deze uit het zicht verdwijnen.
Aan de zuidwest-, west- en noordzijde van het gebouw komen geen parkeerplaatsen en paden. Dit deel van het plangebied wordt ingericht als een open groenzone met gras en bomen, zonder hagen of struiken.
In afbeelding 3.3 is een situatietekening van de gewenste situatie weergegeven. Tevens is in afbeelding 3.4 een impressie van de gewenste situatie in het plangebied weergegeven (gezien vanaf de Leemkoelen).
![]() |
Afbeelding 3.3 Situatietekening gewenste situatie (Bron: De Bruin Architecten) |
![]() |
Afbeelding 3.4 Impressie gewenste situatie, gezien vanaf de Leemkoelen (Bron: De Bruin Architecten) |
3.3 Groenstructuur
Angelslo is een wijk met een grote hoeveelheid (openbare) groenstructuren. Zie de beschrijving in paragraaf 3.1.1. Er wordt veel waarde gehecht aan behoud van de groen- en boomstructuren. Langs de Statenweg en net in het plangebied staan grote bomen die de noordkant van het plangebied begrenzen. Aan de oostzijde van de Veldlaan en deels in het plangebied ligt een brede noord-zuid gesitueerde hoofdgroenzone, die doorloopt over de parkeerstrook ten zuiden van het plangebied, via het plangebied naar de Statenweg en in verbinding staat met de groenzone verder naar het noorden.
Het nieuwe appartementengebouw wordt ingepast in de grotendeels bomenvrije open zone. Het weselijke deel van het gebouw wordt tussen de bomen gesitueerd. In onderstaande afbeelding zijn de bomen aangegeven. Ten behoeve van de realisatie van het appartementengebouw dienen hierom vier bomen gerooid te worden (boom 34 t/m 37). Bovendien is aan de hand van een bomeneffectanalyse gebleken dat twee van de vier bomen minder vitale bomen (bomen met een gebrek) betreffen. De overige bomen blijven gehandhaafd. Een belangrijke randvoorwaarde voor de bomen die behouden blijven is: minimaal 1,5 m uit de boomkroonprojectie blijven met alle werkzaamheden (graven, verlagen terrein, funderen, verharden, bouwen, balkons etc.). Dit betekent geen wegen, parkeerplaatsen en bouwwerken binnen deze 1,5 m.
![]() |
Afbeelding 3.5 Bomen in het plnagebied (Bron: De Bruin Architecten) |
De groenzone aan de zuid-, west- en noordzijde van het plangebied wordt vrijgehouden van parkeren met wegen. Parkeren en de toegang hiertoe vindt alleen plaats aan de oostzijde van het plangebied. Aan de zuidoostzijde wordt een ruime afstand gehouden tot het bestaande voetpad door middel van een groenstrook. Deze groenstrook (haag/struiken) ligt alleen ter hoogte van de openbare parkeerstroken langs de Leemkoelen. En gaat vervolgens naar het zuidwesten over in alleen gras met bomen. Verder wordt er geen beplanting toegevoegd, het open karakter van gras met bomen blijft gehandhaafd. Het gebouw ligt aan alle zijden als een vrijstaand accent in de open groene ruimte met hierdoor aan drie zijden gras met grote bomen en geen hagen en struiken. Het gebouw wordt ingepast bij de boomrijke omgeving door middel van een verlaagd parkeerterrein aan de oostzijde, een ingetogen architectuur qua vorm/materiaal/kleur en een subtiele detaillering en variatie.
Het voetpad naar de ingang van het gebouw begint aan de oostzijde vanaf de openbare parkeerplaatsen, waar ook de hellingbaan begint. Het pad gaat door de zuidelijke groenzone, loopt langzaam naar beneden en sluit aan tussen het gebouw en de parkeerplaats op het verlaagde parkeerterrein (ca 1.5 m lager). Het hoogteverschil in het pad wordt al (grotendeels) opgevangen in het deel van de groenzone (pad met taluds).
Het verlaagde parkeerterrein wordt zoveel mogelijk op een natuurlijke manier ingepast in de omgeving (deels taluds). Dus voorkomen van hoge damwanden die boven het maaiveld (in het zicht vanaf de Leemkoelen) uitsteken.
Op deze manier wordt de waardevolle groenstructuur zo veel mogelijk behouden en wordt het gebouw, het parkeerterrein en het voetpad ingepast in de groene omgeving.
3.4 Stedenbouwkundige Structuur
De wijk Angelslo heeft een karakteristieke stedenbouwkundige opbouw met waardevolle groenstructuur. Deze zijn reeds beschreven in Hoofdstuk 2 en de voorgaande paragrafen van hoofdstuk 3. De locatie is onderdeel van deze opbouw. Het appartementencomplex wordt, zoals beschreven in 3.3, ingepast in de groenstructuur.
Het appartementengebouw ligt op een zichtlocatie, aan de Statenweg, de Veldlaan en de Leemkoelen. En heeft hierom een alzijdige oriëntatie, dit betekent in ieder geval aan de noord-, west- en zuidzijde het uiterlijk van een voorkant. Parkeren is alleen aan de oostzijde, de andere zijden van het gebouw grenzen op de begane grond direct aan het open grasveld met bomen: het gebouw 'staat met de voeten in het groen'. Hiermee wordt het gebouw ingepast en is onderdeel van de stedenbouwkundige - en groenstructuur van de ruimere omgeving en de locatie.
Op de locatie is er ook rekening gehouden met de naastgelegen bungalow aan de oostzijde van het plangebied qua zicht en inpassing van het parkeerterrein. Het parkeren wordt uit het zicht gehaald door het parkeerterrein verdiept aan te brengen. Bovendien worden geen balkons gerealiseerd aan de oostzijde van het appartementengebouw, zodat er minder sprake is van zicht op de bungalow en de tuin.
Het aantal appartementen bedraagt maximaal 24. Het gebouw heeft een hoogte van maximaal 16 meter (gemeten vanaf de verdiepte parkeerkelder) en maximaal ca 14,5 m gemeten vanaf het omringende grasveld met bomen. Het gebouw bestaat uit maximaal vier bouwlagen en is plat afgedekt.
Aan de noord-, west-, en zuidzijde van het appartementengebouw worden balkons met een maximale diepte van 1,5 meter gerealiseerd. Hiermee blijven de balkons minimaal 1,5 meter buiten de boomkroonprojectie van de bestaande bomen. Alle bergingen worden inpandig in het appartementengebouw gerealiseerd. Er zijn geen bijbehorende bouwwerken bij het appartementengebouw toegestaan. Op het dak van het appartementengebouw worden zonnepanelen gerealiseerd. De dakrand wordt verhoogd aangebracht waardoor de zonnepanelen (en eventuele andere apparatuur op het dak) uit het zicht zijn.
Voor het gebouw wordt is een eigentijdse architectuur toegepast. Het gebouw wordt uitgevoerd in baksteen. Uitgangspunt is gedekte kleuren, dit betekent geen lichte kleuren. Er is sprake van een ingetogen uiterlijk en een subtiele detaillering in de gevels, raamopeningen en balkons. Bovendien wordt het gebouw ingepast bij de boomrijke omgeving (verlaagd parkeerterrein, ingetogen architectuur qua vorm/materiaal/kleur, subtiele detaillering en variatie). De ingang van het appartementengebouw (en de parkeergarage onder het appartementengebouw) bevinden zich aan de oostzijde van het gebouw.
In onderstaande afbeelding is een voorbeeld van de inpassing in een boomrijke omgeving dat vergelijkbaar is met Leemkoelen. Dit betreft de Valtherlaan- Emmermeer in Emmen. Er is hier eveneens gebruik gemaakt van verlaagd parkeerterrein, ingetogen architectuur qua vorm/materiaal/kleur, subtiele detaillering/variatie en balkons.
![]() |
Afbeelding 3.6 Voorbeeld inpassing in de boomrijke omgeving: Valtherlaan- Emmermeer in Emmen |
Parkeren vindt plaats op eigen terrein. De parkeerplaatsen worden gedeeltelijk onder het appartementengebouw gerealiseerd in een parkeerkelder die ca 1.5 m verdiept ligt en gedeeltelijk ten oosten van het appartementengebouw, in een verdiept parkeerterrein dat zich minimaal 1,5 meter onder het maaiveld bevindt. Dit om het parkeren uit het zicht te halen. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen is gebaseerd op de parkeernormen van de gemeente Emmen, zoals nader onderbouwd in paragraaf 3.5Verkeersstructuur.
Ten behoeve van het appartementencomplex zullen ondergrondse containers voor het afval geplaatst worden. De locatie van deze ondergronse containers ligt buiten het plangebied. Ter plaatse van het parkeerterrein tussen het gebouw aan Leemkoelen 9 (noordzijde) en de weg Leemkoelen (zuidzijde) zullen de ondergrondse containers geplaatst worden. Hierdoor zullen daar enkele parkeerplaatsen vervallen. De locatie is gekozen zodat de afvaldienst deze containers veilig en makkelijk kan legen en de verkeersveiligheid daarmee gewaarborgd blijft.
3.5 Verkeersstructuur
3.5.1 Algemeen
Bij nieuwe ruimtelijk ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie die ontstaat door de nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van parkeerkencijfers van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.
In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip "voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen en/of ruimtelijke onderbouwingen. In de visie is vastgelegd dat de CROW normen worden gebruikt voor het vaststellen van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Uitgangspunt is daarbij dat de parkeerplaatsen zoveel mogelijk op eigen terrein worden gerealiseerd. Als dat niet mogelijk is, dienen de parkeerplaatsen in de nabijheid van het projectgebied in de openbare ruimte beschikbaar te worden gesteld.
3.5.2 Situatie plangebied
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Archeologie En Monumenten
4.1.1 Algemeen
De gemeente Emmen heeft op 30 mei 2013 archeologiebeleid vastgesteld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart opstelt met daarbij een rapport dat dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzen zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.
Categorie | Archeologische waarden | Oppervlakte | Diepte | Drainage | |||
Rijksmonument | Beschermd | - | - | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 1 | Zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 2 | (zeer) (hoge) archeologische waarde | 100 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 3 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 4 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Toegestaan |
Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.
Deze beleidskeuzen zijn vertaald in een dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied
Op basis van het bestemmingsplan "Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan" is het plangebied voorzien van de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze gronden zijn mede bestemd voor terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen.
Indien op gronden met deze bestemming gebouwd wordt met een minimumoppervlak aan bodemverstoringen van 1.000 m², dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
De werkzaamheden die gaan plaatsvinden in het plangebied zorgen voor bodemverstoringen groter dan 1.000 m2. Daarom is door Laagland Archeologie een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting. Hieronder wordt nader ingegaan op de onderzoeksresultaten.
Resultaten archeologisch onderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat in alle boringen sprake is van een tot in de C-horizont verstoord bodemprofiel. In de meeste boringen bestaat de nog resterende C-horizont uit keizand. In één boring is nog een laag dekzand aanwezig. In de overige boringen is geen intact dekzand gezien. Wel zijn in enkele boringen verstoorde B- en BC-horizonten gezien. De verstoring reikt echter in alle boringen tot in de C-horizont. De kans dat daarmee in het plangebied nog intacte resten van een archeologische vindplaats aanwezig zijn, is daarmee klein. Uitzondering vormen eventuele resten van (zeer) diepe grondsporen, waarvan nog resten bewaard kunnen zijn gebleven in de nog aanwezige C-horizont.
Op basis van het uitgevoerde booronderzoek is de kans klein dat het plangebied archeologische sporen bevat, afgezien van resten van diepe grondsporen. Dergelijke grondsporen zijn niet door middel van archeologisch booronderzoek op te sporen. Meestal is de archeologisch-wetenschappelijke waarde van dergelijke geïsoleerde restsporen klein. Om deze reden wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven. Op basis van het onderzoek wordt geadviseerd in het bestemmingsplan geen aanduiding of dubbelbestemming omtrent archeologie op te nemen.
4.1.3 Monumenten
Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.
Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:
- toevoegingen aan, op of bij monumenten worden op herkenbare wijze vormgegeven. Hierbij vormen de historische stijlkenmerken van het monument de inspiratiebron;
- er is aandacht voor zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze.
Binnen het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of provinciale monumenten.
4.1.4 Conclusie
Op grond van de resultaten van het onderzoek is het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Hierdoor wordt in het bestemmingsplan geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.
4.2 Ecologie
4.2.1 Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
4.2.2 Gebiedsbescherming
4.2.3 Soortenbescherming
4.2.4 Conclusie
Er worden geen negatieve effecten op de NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Daarnaast zijn er geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten.
4.3 Externe Veiligheid
4.3.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de Regeling basisnet;
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden- en het groepsrisico.
4.3.2 Situatie plangebied
Aan hand van de risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de risicokaart weergegeven. Hierin is het plangebied aangeduid met een blauwe ster.
![]() |
Afbeelding 4.2: Uitsnede Risicokaart (Bron: Atlas Leefomgeving) |
Zoals op afbeelding 4.2 te zien is liggen er rondom het plangebied verschillende risicovolle functies/inrichtingen.
Leidingen
Bij gasleidingen zijn, voor wat betreft het groepsrisico, de 1% en 100% letaliteitsgrens van belang. De 1% letaliteitsgrens bepaalt het invloedsgebied voor het groepsrisico. Binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat toename van bebouwing en bewoning bijdraagt aan een verhoging van het groepsrisico. De volgende aardgasleidingen liggen in de omgeving van het plangebied:
Leiding | Uitwendige diameter | Maximale werkdruk | 1% letaliteitsgrens | Afstand tot plangebied |
N-522-66 | 6,61 inch | 66,2 bar | 90 m | 615 m |
N-522-51 | 4,25 inch | 40 bar | 50 m | 800 m |
N-522-56 | 8,62 inch | 40 bar | 100 m | 830 m |
N-522-63 | 8,62 inch | 40 bar | 100 m | 715 m |
Gelet op het vorenstaande vormen de omliggende gasleidingen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Gebied met kans op grote natuurbrand
Op circa 530 meter ten noorden van het plangebied ligt een gebied met kans op een grote natuurbrand. Echter, vanwege de ruime onderlinge afstand tot dit gebied wordt gesteld dat dit geen belemmering oplevert voor de gewenste bouw van het appartementengebouw. Ten slotte wordt opgemerkt dat de brandweer in theorie in 7 minuten ter plaatse van het plangebied aanwezig kan zijn, aangezien de meest dichtstbijzijnde brandweerkazerne zich bevindt aan de Nijbracht 43a in Emmen.
Gebied met een risico op een aardbeving
Het plangebied bevindt zich in een gebied met een risico op een aardbeving, namelijk het gebied gelegen tussen Roswinkel en Diphoorn. Echter is slechts sprake van een klein aardbevingsrisico. Ook wordt het nieuwe appartementengebouw volgens de hedendaagse standaarden gebouwd, waardoor de ligging binnen dit gebied geen belemmering oplevert.
Zelfredzaamheid
Daarnaast worden de toekomstige bewoners aangemerkt als zelfredzame personen die zichzelf bij een calamiteit in veiligheid kunnen brengen. Er zijn hiervoor voldoende vluchtmogelijkheden van de risicobron af.
Verantwoordig groepsrisico
Door de afwezigheid van risicobronnen in het kader van regelgeving rondom externe veiligheid zoals bovenstaand beschreven, is een verantwoording op het onderdeel groepsrisico niet aan de orde.
4.3.3 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
4.4 Fysieke Veiligheid
Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen op de inrichting en ontwikkeling van het gebied.
Hiervoor zijn de volgende zaken van belang:
- 1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio's moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening. Er hoeven ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling geen vulpunten bijgeplaatst te worden.
- 2. Conform de handleiding voor het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (HAVOS) ligt het plangebied buiten de dekking van het WAS systeem. De duiding hierbij is dat er 3 omliggende WAS-palen zijn, waarvan de dekking niet over het plangebied valt. Door de 3 omliggende WAS-palen is de verwachting dat het signaal wel voldoende hoorbaar is, ondanks dat de locatie buiten de dekking valt. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio's (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. De sirenes die elke eerste maandag van de maand precies om 12:00 uur overal in het land loeien als test, is de verwachting dat deze op den duur verdwijnen. Dit vanwege het gegeven dat de minister van Justitie en Veiligheid voornemens is tot uitfasering van dit systeem. In de toekomst wordt bij grote rampen alarm geslagen via onder meer calamiteitenzenders, geluidswagens, NL-Alert en sociale media. Het voordeel van deze communicatiemiddelen is dat ze veel gerichter kunnen worden ingezet.
- 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Bij de verdere uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.
- 4. Het dekkingsplan van Veiligheidsregio Drenthe is vastgesteld in december 2013. Hierin staat beschreven dat het brandverloop tegenwoordig zo snel verloopt, dat drie zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen: het voorkomen van brand, het ontdekken van brand en het vluchten bij brand. Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op de BHV-organisatie. De brandweer heeft in beginsel als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreiding en het beschermen van (niet-zelfredzame) personen achter die scheiding. Desondanks dat een woning bij een brand als verloren kan worden beschouwd, wordt geadviseerd de brandveiligheidsmaatregelen op elkaar af te stemmen.
- bouwkundige voorzieningen, het appartementengebouw wordt voorzien van een lift waarbij het advies is rekening te houden met de afmeting van een brancard van de ambulance en 2 personen ernaast.
- installatietechnische voorzieningen, bijv. toepassen woningsprinklers. Tevens wordt geadviseerd om laadpalen voor elektrische voertuigen, ook hybride, en deze voertuigen ansich op ten minste 5 meter afstand van een gevel van het bouwwerk af te plaatsen. Elektrische voertuigen hebben namelijk een ander brandgedrag, langduriger, dan fossiele brandstof voertuigen. Indien wel laden/parkeren binnen de 5 meter vanaf een gevel wenselijk is, dan dit te realiseren bij een ‘blinde steenachtige gevel’.
- organisatorische voorzieningen, bijv. vluchtplan voor de bewoners
- brandweeropkomsttijd, vrij houden van wegen / zo min mogelijk verkeersbelemmerende maatregelen
- inventaris, toepassen van moeilijk brandbaar materiaal
- zelfredzaamheid van de aanwezigen, toepassen veilige vluchtroutes of laat het niet toe bijvoorbeeld.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het te bouwen appartementengebouw wordt de nodige aandacht besteed aan de hierboven benoemde brandveiligheid.
4.5 Milieu
4.5.1 Vormvrije m.e.r.
In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.
In voorliggend bestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw) komen activiteit(en) voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege deze activiteit(en) dient met een vormvrije m.e.r. -beoordeling beoordeeld te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu.
De conclusie van de beoordeling van de activiteit(en)in voorliggend bestemmingsplan is dat de activiteit(en) geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Bijlage 4 geeft de beoordeling van de activiteit weer (aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling).
De gemeente heeft besloten geen milieueffectrapport op te stellen voor voorliggend bestemmingsplan, zie Bijlage 5 van deze toelichting.
4.5.2 Bedrijven en milieuzonering
4.5.3 Bodem
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.
Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijke meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.
Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.
4.5.4 Geluid
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeurswaarde. Ontheffing van de voorkeurswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
4.5.5 Lucht
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
NSL/nibm
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt Infomil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5".
Voor woningbouwlocaties is een nibm-grens opgenomen van 1.500 woningen bij minimaal één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Een project dat kleiner is dan deze grenzen, is in beginsel 'niet in betekenende mate'.
Onderzoek
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van maximaal 24 woningen. Het blijft daarmee ruimschoots onder de nibm-grens en kan als 'niet in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit worden beschouwd.
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, moet ook worden bekeken of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2017, welke in 2018 zijn gepubliceerd. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.
Uit onderzoek blijkt dat in de omgeving van het plangebied de achtergrondniveaus ruim onder de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) blijven.
4.6 Waterparagraaf
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan "Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw)" is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.
4.6.1 Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
4.6.2 Watertoets
Het waterschap Vechtstromen is tijdig ingelicht over de planvorming door middel van de digitale watertoets. Uit de uitkomst van de digitale watertoets (Bijlage 9 bij de toelichting) volgde dat de "normale procedure" van toepassing is. Naar aanleiding hiervan heeft afstemming met het waterschap plaatsgevonden door middel van een overleg. Hierdoor heeft het waterschap initiatiefnemer op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Tevens wordt door middel van een 'knik' in de oprijlaan gezorgd dat de parkeerplaatsen en halfverdiepte parkeerkelder niet onder water komen te staan bij extreme neerslag. Hieronder wordt nader ingegaan op de (uitwerking van de) planspecifieke adviezen van het waterschap. Met inachtneming van de gegeven adviezen heeft het waterschap geen bezwaar tegen de planvorming.
4.6.3 Wateraspecten plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw) ligt in het stroomgebied Rijn-Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels En Verbeelding
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw) is een ontwikkelplan ten opzichte van de vigerende situatie.
Het doel van dit bestemmingsplan is om het gewenste appartementengebouw op de locatie mogelijk te maken.
Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.
5.2 Toelichting Op De Verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
5.3 Toelichting Op De Regels
De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.
Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.
Flexibiliteit
Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
- Afwijken van de bouwregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Nadere eisen;
- Algemene afwijkingsregels;
- Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Cultuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3. Algemene regels;
- Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels.
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Artikel 1 Begrippen
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
Artikel 2 Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.3.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.
5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
Artikel 7 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een vijftal onderwerpen dit onder andere in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels zijn vormen van gebruik die in strijd zijn met de bestemming beschreven.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10% vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte en het in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak. Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepaling of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro. Het gaat bijvoorbeeld om het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd. Ook zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het verruimen van het bouwvlak tot maximaal 5% van het bouwvlak en het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen.
Artikel 11 Overige regels
In de overige regels zijn de bestemmingsplannen "Parapluplan Parkeernormen" en "Parapluplan Standplaatsen" van de gemeente Emmen onverkort van toepassing verklaard.
5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Het laatste hoofdstuk "Overgangs- en slotregels" bevat in Artikel 12 het overgangsrecht , zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. Artikel 13 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan "Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw)".
5.4 Handhaving
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.
Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.
Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
6.1.1 Overleg
In het kader van artikel 3.1.1. Bro overleg is het voorontwerpbestemmingsplan 'Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw)'met planidentificatienummer NL.IMRO.0114.2022025- B301 naar de wettelijk verplichte en andere door de gemeente erkende overlegpartners verzonden.
In dit geval zijn op 16 februari 2023 provincie Drenthe, wijkvereniging Angelslo, waterschap Vechtstromen en de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) op de hoogte gebracht. In het kader van het overleg heeft de gemeente een reactie ontvangen van provincie Drenthe (Bijlage 11) en Veiligheidsregio Drenthe (Bijlage 12).
Een samenvatting van de reactie, de gemeentelijke beantwoording en de (eventuele) doorvertaling naar het bestemmingsplan is opgenomen in de Nota van beantwoording, dat als Bijlage 10 is opgenomen bij deze toelichting.
6.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 6 juni 2023 tot en met 17 juli voor zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Een samenvatting van de zienzwijzen, de gemeentelijke beantwoording en de (eventuele) doorvertaling naar het bestemmingsplan is opgenomen in de Nota van beantwoording zienswijzen, die als Bijlage 13 is opgenomen bij deze toelichting.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan onder andere wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1.000 m2 of meer.
De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de legesverordening. Voor dit plan zijn door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt.
De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 1 Archeologisch onderzoek
Bijlage 2 Aerius-berekening
Bijlage 3 Quickscan Flora & Fauna
Bijlage 3 Quickscan flora & fauna
Bijlage 4 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 5 M.e.r. Beoordelingsbesluit
Bijlage 5 M.e.r. Beoordelingsbesluit
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 8 Besluit Hogere Grenswaarden Wegverkeerslawaai
Bijlage 8 Besluit hogere grenswaarden wegverkeerslawaai
Bijlage 9 Watertoetsresultaat
Bijlage 10 Nota Van Beantwoording
Bijlage 10 Nota van beantwoording
Bijlage 11 Vooroverlegreactie Provincie Drenthe
Bijlage 11 Vooroverlegreactie provincie Drenthe
Bijlage 12 Vooroverlegreactie Vrd
Bijlage 12 Vooroverlegreactie VRD