KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Water
Artikel 7 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Opgave Bestemmingsplan
1.3 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
2.2 Vigerend Recht
2.3 Ruimtelijke - En Functionele Structuur Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
4.1 Ruimtelijke - En Functionele Structuur
4.2 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.3 Water
5.4 Natuur En Ecologie
5.5 Geluid
5.6 Milieuzonering Bedrijven
5.7 Milieueffectrapportage (Mer)
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Externe Veiligheid
5.10 Verkeer En Vervoer
5.11 Molenbiotoop
5.12 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Juridisch Systeem
6.2 Regels
6.3 Verklaring Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
7.2 Beleidskeuzen
7.3 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Parkeernota Hoogeveen
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 6 Reactienota Zienswijzen Stadscentrum, Deelplan Dwingelandpark 2015

Stadscentrum, deelplan Dwingelandpark 2015

Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen

Vastgesteld op 12-12-2019 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Stadscentrum, deelplan Dwingelandpark 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woningen:

woningen gekoppeld door middel van gebouwen;

1.7 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.8 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 appartementengebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.11 avondperiode:

de periode van 19:00 uur tot 23:00 uur;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;

1.14 belangrijkste gebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.15 bestaand:

de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats (Let op: indien van toepassing));

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, metaal, of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond);

1.25 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 dagperiode:

de periode van 07:00 uur tot 19:00 uur;

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.30 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;

1.31 e-commerce:

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.32 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.33 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.34 equivalent geluidsniveau: (LAeq,T)

Het energetisch gemiddelde van de fluctuerende geluiddrukniveaus van het ter plaatse gedurende een bepaalde tijd (T) optredende geluid (Hier uitgaand van T= 3 minuten);

1.35 evenement categorie A:

een regionaal dan wel lokaal evenement met 5000 tot 10.000 bezoekers per dag;

1.36 evenement categorie B:

een lokaal evenement met maximaal 5.000 bezoekers per dag;

1.37 evenementen:

activiteiten in de openlucht of in al dan niet tijdelijke onderkomens zoals tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten;

1.38 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.39 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.40 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.41 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.42 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.43 kap:

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.44 langskap:

een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;

1.45 langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT)

het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai;

1.46 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, recreatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen ten behoeve ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen voorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.47 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie tussen hulpbehoevende en hulpverlenende en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarbij de hulpverlenende dan wel de hulpbehoevende woont in het bijbehorend hoofdgebouw;

1.48 muziekevenement:

evenement categorie A of B waarbij op een podium via een centraal PA-systeem (geluidsinstallatie) versterkte muziek ten gehore wordt gebracht;

1.49 nachtperiode:

de periode van 23:00 uur tot 07:00 uur;

1.50 onversterkte muziek:

live geproduceerde muziek die ten gehore wordt gebracht, waarvan de geluidssterkte niet kan worden gevarieerd langs mechanische of elektronische weg;

1.51 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.52 perceelgrens:

de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;

1.53 platdak:

horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;

1.54 podium:

een podium ten behoeve van een muziekevenement;

1.55 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.56 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 twee-aan-een:

blok van twee aan één gebouwde woningen;

1.58 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.59 versterkte muziek:

muziek en spraak die ten gehore wordt gebracht, hetzij live geproduceerd, hetzij afgespeeld van een geluidsdrager, waarvan de geluidssterkte kan worden gevarieerd langs mechanische of elektronische weg;

1.60 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.61 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine (Let op: indien van toepassin).

2.7 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt :

  1. b. (ontsluitings-)wegen;
  2. c. verhardingen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de sociale veiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de brandveiligheid;
  4. d. de verkeersveiligheid; en
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. toegangswegen ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
  4. d. water;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. muziekkoepel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning-muziekkoepel';
  7. g. evenementen categorie A en evenementen categorie B, met inachtneming van de regels zoals opgenomen in artikel 10.1 Overige zone - evenementen';

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
  2. i. verhardingen;
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
  2. l. andere werken.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor parkeren;
  2. b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van kampeermiddelen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegverkeer;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;

    met daaraan ondergeschikt:
  5. e. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
  6. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
  7. g. gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes;


met de daarbij behorende:

  1. h. verhardingen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. j. andere werken.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid; en
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; en
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. water;
  3. c. oever;
  4. d. muziekkoepel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziekkoepel';
  5. e. evenementen categorie A en evenementen categorie B, met inachtneming van de regels zoals opgenomen in artikel 10.1 Overige zone - evenementen';

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. taluds en groenvoorzieningen;
  2. g. speelvoorzieningen;


met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en zinkers.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; en
  4. d. gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval het gebruik of laten gebruiken van gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens gerekend.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijf;
  2. b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. c. ondergrondse parkeervoorzieningen, overeenkomstig het gestelde in artikel 13.2;
  2. d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. andere werken;
  4. f. tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid; en
  5. e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    2. 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  2. b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
    3. 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    4. 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming;
  2. b. Tot een gebruik, strijdig met de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting gerekend;
  3. c. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend;
  4. d. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Overige zone - evenementen

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  5. e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
    1. 1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 25 m2 bedraagt;
  6. f. de bestemmingsbepalingen voor het overschrijden van bestemmingsgrenzen van de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan en het overschrijdingen betreft ten behoeve van de naastgelegen bestemmingen zijnde 'Groen' en/of 'Verkeer'.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

12.1 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 3.3, 4.3, 5.3, 6.3 en 7.3 is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

13.2 Parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  2. b. bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de Parkeernota Hoogeveen, 20 april 2011, (Bijlage 1), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  3. c. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere behoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet:
    1. 1. voor bestaand gebruik;
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  4. d. bij de toepassing van het bepaalde onder c wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de Parkeernota Hoogeveen, 20 april 2011, (Bijlage 1), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden, waarbij alleen gelet wordt op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  5. e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en c en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van lid 14.7 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

14.9 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in de artikelen:

4.4, 6.4 en 7.4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Stadscentrum, deelplan Dwingelandpark 2015.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ....................................................

De voorzitter, De griffier,

...................... ................................

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Park Dwingeland wordt hét stadspark van Hoogeveen. Met een unieke ligging pal achter de Hoofdstraat en dus in het hart van het centrum, moet Park Dwingeland een ontmoetingsplek worden, een plek om te sporten, te ontspannen en te recreëren. Niet alleen voor de bewoners van het stadscentrum maar ook voor winkelend publiek, jongeren, ouderen en voor passanten. Een plek voor iedereen, voor een praatje, een kopje koffie, een plek om gewoon lekker in de zon te zitten of te liggen of een plek waar leuke evenementen kunnen plaatsvinden. Daarop aanvullend wordt aan de (west)rand van dit park ruimte gecreëerd om maximaal 28 woningen toe te voegen.

Deze wens vraagt om een flinke inspanning. De downburst heeft een enorme impact gehad op de uitstraling van Park Dwingeland. De groenstructuur is flink aangetast. Bovendien is de omvang van het park in de huidige vorm niet echt zodanig dat het de functie als volwaardig stadspark kan waarmaken.

Dit alles is aanleiding geweest voor de gemeenteraad om in 2008 de ontwikkelingsvisie Stadscentrum 'Aangenaam Anders' vast te stellen. Hierin staat het aanbieden van nieuwe woonlocaties in het stadscentrum centraal, evenals thema's als het aantrekkelijk houden en het vergroenen van het stadscentrum. De ontwikkelingsvisie is in 2017 geactualiseerd waarna in 2018 hiervoor een Masterplan is vastgesteld. Hierin is aanvullend op de doelstellingen zoals die in 2008 zijn geformuleerd, tevens opgenomen dat het park een belangrijke bijdrage levert aan klimaat robuust Hoogeveen. Daarop aanvullend krijgt het park een nieuwe oriëntatie gericht op de hoofdstraat.

1.2 Opgave Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan dient goed aan te sluiten bij de ruimtelijk-functioneel gewenste invulling voor dit plangebied.

1.3 Opbouw Toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de planuitgangspunten weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied heeft betrekking op het gebied dat aan de noordzijde wordt begrensd door deels de Bentinckslaan, deels de achterzijde van de basisschool aan de Stoekeplein en deels door een aantal woonpercelen aan de Bentinckslaan. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Notaris Mulderstraat, aan de zuidzijde door de Jonkheer de Jongestraat en aan de westzijde door het Stoekeplein. Het schoolgebouw aan Stoekeplein 1 en de woningen aan de Jonkheer de Jongestraat maken geen onderdeel uit van het plangebied. Dit geldt eveneens voor de garageboxen ten noorden van de deze woningen. In figuur 1 is een globale begrenzing van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02_0001.png"

Figuur 1: Luchtfoto plangebied (globaal met rood omlijnd)

2.2 Vigerend Recht

Op het plangebied is het bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008' van toepassing. Het plan is op 27 mei 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen het plangebied komen meerdere bestemmingen en aanduidingen voor.

Voor de locaties binnen het plangebied zijn de volgende bestemmingen van toepassing: ´Verkeer´, ´Verkeer - Parkeren´, ´Groen´, ´Bedrijf - Nutsvoorzieningen´ en ´Maatschappelijk´.

De bestemmingen ´Verkeer´ en ´Verkeer-Parkeren´ zijn bestemd voor onder andere:

  • wegverkeer;
  • voet- en rijwielpaden;
  • parkeervoorzieningen.


De bestemming ´Groen´ is onder andere bestemd voor:

  • groenvoorzieningen;
  • speelvoorzieningen;
  • voet- en fietspaden;
  • water;
  • incidentele en periodieke evenementen.

De bestemming ´Bedrijf - Nutsvoorzieningen´ is bestemd voor:

  • gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    met daaraan ondergeschikt:
  • (ontsluitings)wegen;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • groenvoozieningen;
  • water.

De bestemming ´Maatschappelijk´ is bestemd voor:

  • maatschappelijke voorzieningen;
    met daarbij behorende:
  • parkeervoozieningen;
    met daaraan ondergeschikt:
  • verhardingen;
  • wegen en paden;
  • nutsvoorzieningen;
  • groenvoorzieningen;
  • water

In figuur 2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02_0002.png"

Figuur 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008' (plangebied globaal met rood omlijnd)

2.3 Ruimtelijke - En Functionele Structuur Plangebied

Park Dwingeland heeft een unieke ligging pal achter de Hoofdstraat en dus in het hart van het centrum.
Haaks op de Hoofdstraat bevinden zich diverse dwarsverbindingen (stegen en straten). Ze zijn bepalend voor de structuur van het centrum. Samen met de Hoofdstraat vormen ze de zogenaamde 'ribbenstructuur' van het centrum van Hoogeveen. De ribben verbinden de Hoofdstraat met de hierachter gelegen gebieden, zoals ook het geval is met Park Dwingeland.

De ribbenstructuur vormt een voor centrumbezoekers herkenbare verbinding tussen de Hoofdstraat en het park.
De Notaris Mulderstraat, welke aan de oostzijde van het park ligt, heeft en houdt een doorgaande verkeersfunctie voor onder andere gemotoriseerd verkeer. Als onderdeel van de Centrumruit uit het gemeentelijk verkeerssysteem is het een belangrijke drager voor de verkeersafwikkeling rond het Stadscentrum.
Het Stoekeplein dat aan de westzijde van het park ligt, betreft op dit moment een parkeergelegenheid.

Het eerste gedeelte van het park is reeds gerealiseerd. Dit betreft de herinrichting van het gebied wat conform het geldende bestemmingsplan al mogelijk was. Om het gehele park in te kunnen richten is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio's, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen.

Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat de herziening van het bestemmingplan 'Stadscentrum, deelplan Dwingeland 2015' geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld, dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd, dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden ("ladder duurzame verstedelijking"). Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt die inhoudt dat de toelichting bij een uitwerkingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Bij de beschrijving van de behoefte van de ontwikkeling kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. Het vervolgstap uit de genoemde ladder heeft betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden.

Het voorliggend plan is gelegen in stedelijk gebied en is een voorbeeld van binnenstedelijke herstructurering.
De downburst heeft een enorme impact gehad op de uitstraling van Park Dwingeland. De groenstructuur is flink aangetast. Bovendien is de omvang van het park in de huidige vorm niet echt zodanig dat het haar functie als volwaardig stadspark kan waarmaken. Met deze nieuwe ontwikkeling is het de bedoeling dat Park Dwingeland hét stadspark van Hoogeveen wordt. Met een unieke ligging pal achter de Hoofdstraat en dus in het hart van het centrum moet Park Dwingeland een ontmoetingsplek worden, een plek om te sporten, te ontspannen en te recreëren, niet alleen voor de bewoners van het stadscentrum maar ook voor winkelend publiek, jongeren, ouderen en voor passanten. Een plek voor iedereen, voor een praatje, een kopje koffie, een plek om gewoon lekker in de zon te zitten of te liggen of een plek waar leuke evenementen kunnen plaatsvinden.
Langs de westrand van het stadspark wordt woonbebouwing toegevoegd dat toeziet op maximaal 28 woningen. Middels deze woonbebouwing ontstaan niet alleen aantrekkelijke plekken om te wonen, maar ook kansen om de belevingswaarde van het park te vergroten en de ruimtelijke structuur van het park te versterken.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan niet strijdig is met de Ladder voor duurzame verstedelijking .


Actuele regionale woonbehoefte

Het gemeentelijk beleid omtrent het wonen is neergelegd in de Woonvisie 2017-2020. De Woonvisie, regionaal afgestemd en gebaseerd op onderzoek naar aspecten als woonwensen, migratiebewegingen en bevolkingsontwikkeling, laat zien dat de woonbehoefte steeds meer verschuift naar de stad: wonen in de stad met voorzieningen in de directe nabijheid. Hierbij is een grote behoefte waarneembaar naar kwalitatief goede grondgebonden woonmilieus. Het onderzoek laat zien dat met name binnen het stadscentrum een vraagoverschot is en dat er een groep mensen is die Hoogeveen verlaat, omdat zij niet de voor hen geschikte woning kunnen vinden. Voorliggend bestemmingsplan tracht hierop in te spelen door een kwalitatief hoogwaardige woonlocatie mogelijk te maken langs de westrand van het nieuwe park Dwingeland, met ruimte voor diverse ondergeschikte functies, in de zin van aan-huis-verbonden-beroepsfuncties. Een luxe en groen woonmilieu, middenin het stadscentrum. Het is hiermee een direct uitvloeisel van de Visie op het Stadscentrum en de Structuurvisie Hoogeveen 2.0, waarin reeds gedurende lange tijd de keuze vastligt voor inbreiding in plaats van uitbreiding en waarin kwaliteit centraal staat.

3.2 Provinciaal Beleid

Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie- en Omgevingsverordening Drenthe 2018 vastgesteld.

De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van ons beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.


Voor wat betreft wonen heeft de provincie de ambitie om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag. De provincie verwacht dat gemeenten een gemeentelijke woonvisie opstellen en dat de lokale visies in een bovenlokale strategie, een regionale woonvisie wordt vervat. Hoogeveen maakt samen met De Wolden, Meppel en Westerveld deel uit van de woonregio Zuidwest Drenthe. Het proces om te komen tot een regionale woonvisie is doorlopen en vervolgens is op 30 oktober 2012 de Regionale Woonvisie door de diverse colleges van de betrokken gemeenten vastgesteld.

Bij de verdeling van de woningbehoefte streeft de provincie ernaar de groei van de bevolking en de arbeidsplaatsen te concentreren in de (sub)streekcentra en één derde in de overige kernen. De toedeling van de woonopgave aan de (sub)streekcentra en overige kernen is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De provincie verwacht van gemeenten dat de toedeling gebeurd op basis van de functie van de kern binnen de gemeente. De provincie vindt het van belang dat, waar mogelijk, de woonopgave van deze kernen wordt benut om de dorpsranden 'af te hechten'. Dit verbetert de ruimtelijke kwaliteit.

In de kernenhiërarchie behoort Hoogeveen bij de streekcentra.

De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties.

Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarrière. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren. Het plan voor Dwingelandpark past binnen deze beleidsuitgangspunten.

Ten aanzien van de in de Omgevingsvisie genoemde milieuaspecten als water, bodem, luchtkwaliteit, geluid- en geurhinder en externe veiligheid zijn onderzoeken uitgevoerd. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

In dat hoofdstuk is eveneens nader uitgewerkt hoe de gemeente toepassing geeft aan het aspect duurzame woon- en leefomgevingskwaliteit.

In de paragraaf gemeentelijk beleid gaan wij nader in op de gelaagde kernenstructuur in Hoogeveen. De gekozen toedeling past binnen de Omgevingsvisie Drenthe.

Geconstateerd wordt dat onderliggend bestemmingsplan geen provinciale belangen schaadt.

3.3 Regionaal Beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft, in dit kader, ook plaatsgevonden voorafgaand aan de op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft op de nieuwbouwlocatie. Het op te stellen bestemmingsplan Dwingelandpark is op 17 december 2018 regionaal afgestemd. Uit de nadere afstemming is gebleken dat voorliggende woningbouwontwikkeling past in de regionale aantallen en het kwalitatieve programma tot 2026.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. In het bestuurlijk afstemmingsoverleg RO/Wonen Zuidwest Drenthe van 21 december 2015 is de woningbehoefte voor Zuidwest Drenthe vastgesteld voor de periode 2016-2025. Deze woningbehoefte prognose is gebaseerd op de provinciale bevolkingsprognose 2015, vertaald naar de woningbehoefte in de regio Zuidwest Drenthe. De vastgestelde woningbehoefte geldt als kader voor de woningbouwontwikkeling in de regio en dient als uitgangspunt voor de actualisatie van het gemeentelijk woonbeleid voor de gemeenten binnen deze regio. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de woningbouwuitbreiding van Dwingelandpark daaraan toe te voegen. De realisatie van maximaal 28 woningen leidt niet tot verdringing of ongewenste concurrentie.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Toekomstvisie tot 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.

In de Structuurvisie wordt niet expliciet ingegaan op de verschillende woonwijken die rondom het centrum liggen. De herstructurering van de oudere wijken wordt beschouwd als een autonoom proces, dat zich geleidelijk en over vele jaren zal voltrekken. Het woonprogramma wordt hierin uiteindelijk uitgewerkt, vanuit een onderbouwing in de Woonvisie 2017 – 2020. De Structuurvisie beschrijft hiervoor de ruimtelijke kaders en de uitgangspunten voor het proces van herstructurering, die neerkomen op het toepassen van maatwerk. Dit komt neer op geleidelijke, kleinschalige en organische transformatie van de woonwijken en een gelijktijdige kwalitatieve herontwikkeling.

De visie op het wonen vanuit de Structuurvisie 2004, is daarentegen gericht op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad en op het aanbieden van nieuwe woonmilieus in de stad, de dorpen en in het landelijk gebied. De aandacht voor de woonopgave verschuift van kwantiteit naar kwaliteit van in dit geval Dwingelandpark en omgeving.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied. De marktvraag bepaalt uiteindelijk welke woningen op welke beschikbare locatie, hoeveel en in welk tempo gebouwd gaat worden.

3.4.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen is bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone.

De oude plannen van havens in de kanalenzone en grote landschapsinvesteringen worden losgelaten. Er wordt ingezet op kleinschaligere initiatieven. Het bebouwen van het Hollandsche Veld en Alteveer nabij de snelweg vervalt. Voor verdichting van de linten aan het Hollandscheveldse Opgaande en Zuideropgaande blijven we ruimte bieden.

De woningbouw in onderliggend gebied, Dwingelandpark, betreft een inbreiding in de stad en past binnen de doelstelling zoals genoemd in de geactualiseerde structuurvisie.

3.4.4 Woonvisie 2017-2020 Waar iedereen een thuis vindt

Met deze visie zet de gemeente de koers uit op het gebied van wonen voor de komende jaren. De visie bevat concrete ambities en acties voor de korte termijn. Deze ambities voor de komende vijf jaar is wel geplaatst in de ontwikkelingen en trends voor een langere termijn. Deze woonvisie vervangt het beleidskader dat werd vastgesteld in 2011. De richting ingezet in 2011 wordt doorgezet voor de periode richting 2025. Voor de periode 2016-2025 wordt rekening gehouden met een woningbehoefte van netto 1.100 woningen.

Dit is gebaseerd op een tussenscenario:

  • De ambitie en de verwachting is dat de binnenlandse vraag aantrekt tot een niveau dat weliswaar niet zo hoog is als voor de woningmarktcrisis, maar dat wel hoger ligt dan de laatste jaren: 950 woningen;
  • De verwachting dat het aantal blijvende statushouders terugvalt naar het langjarig gemiddelde: 165 benodigde woningen.

Om daadwerkelijk ruim 1.100 woningen te kunnen realiseren, moeten we enige overmaat aanhouden in onze woningbouwprogrammering. Niet alle plannen zijn even gemakkelijk ontwikkelbaar en niet alle locaties lenen zich voor elke type woningen. Gemiddeld komt 30% van de locaties later of helemaal niet tot ontwikkeling. We hebben daarom concrete bouwruimte nodig voor ca. 1.600 woningen in tien jaar. Zo bouwen we flexibiliteit en keuzevrijheid in om, ongeacht veranderingen of obstakels, toch in de behoefte te voorzien. Daarmee voorkomen we onnodige uitstroom van huishoudens uit Hoogeveen.

In de visie staat het volgende motto centraal: “Waar iedereen zijn thuis vindt”. Dat geldt voor iedereen, ongeacht zijn of haar leeftijd, inkomen, gezinssamenstelling, gezondheid of afkomst. Om die visie te verwezenlijken zijn vier hoofdambities benoemd.

  1. 1. behoud van kwaliteit en gewildheid;
  2. 2. toevoegen wat gevraagd wordt;
  3. 3. voor iedereen betaalbaar;
  4. 4. ouderdom of zorg: ook dan goed wonen.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. De woningvraag is gericht op praktisch woongenot zoals voorzieningen in de nabijheid en ruim en groen wonen tegen een goede prijs per vierkante meter woonoppervlak. De centrumdorpen Hollandscheveld, Pesse, Noordscheschut en Elim worden als een belangrijk woonalternatief gezien. Hollandscheveld manifesteert zich daarin het duidelijkst.

Uitgangspunt is dat van 2016 tot en met 2025 1.100 nieuwbouwwoningen aan de woningvorraad worden toegevoegd. In het jaar 2016 zijn bijna 100 reguliere woningen gerealiseerd en in het jaar 2017 gaat het om bijna 270 woningen. In het jaar 2018 zijn daar ook netto bijna 100 woningen bijgekomen.

Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 245 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. In feite ligt de opgave hoger wanneer rekening wordt gehouden met planuitval en vertraging de komende jaren.

Het bestemmingsplan voor het Dwingelandpark in Hoogeveen, met maximaal 28 woningen, kan binnen deze nog beschikbare capaciteit worden ontwikkeld. Voor ongeveer netto 385 woningen is tot 2026 al harde plancapaciteit aanwezig in zowel de kern als de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.

Binnen het woonbeleid is een gebiedsindeling bepaald. Het plangebied is gelegen in het gebied 'Centrum en de verruimde ruit'. Dit gebied ziet toe op de buurten Centrum, oost, noord en west. Daarbij is het plangebied gelegen in het buurt Centrum Oost.

De visie gaat voor woningbouw in centrumgebied uit van maatwerk. Daarbij is aangegeven dat uit marktonderzoek is gebleken dat er een behoefte is aan nultredenwoningen, in sociale huur, maar ook koop en vrije sector huur, zowel gestapeld als grondgebonden, liefst wel nabij voorzieningen als een supermarkt. Dit is meer een 'kwalitatieve vraag': er zijn wel genoeg woningen, maar niet altijd in de gewenste prijs, type, en plek. Om in die kwaliteitsvraag te voorzien is er behoefte aan een flinke kwalitatieve toevoeging op het huidige woningaanbod: circa 275 woningen in de sociale huur en circa 200 woningen in de koopsector tussen 2016 en 2025 (via nieuwbouw, aanpassing of anderszins).

Er is behoefte aan woningen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Waar mogelijk grondgebonden, met voldoende ruimte in de woning en een goede buitenruimte, zoals een kleine eigen tuin en een ruime gemeenschappelijke tuin;
  • zorg in de buurt, niet per sé in het gebouw zelf maar wel binnen handbereik;
  • het centrum heeft de voorkeur, maar locaties op korte loopafstand van wijkvoorzieningen zijn ook aantrekkelijk;
  • met aandacht voor de veiligheid en toegankelijkheid in de woning, maar ook daarbuiten, zoals een goed ingerichte openbare ruimte en veilige prettige routes naar voorzieningen.

Met dit plan wordt hier een invulling aan gegeven door in het centrumgebied maximaal 28 woningen toe te voegen. De woontypologie wordt niet van tevoren vastgesteld. Het is mogelijk om zowel grondgebonden als gestapelde woningen te realiseren. Dit is dan ook in lijn met het gestelde vanuit de gemeentelijke woonvisie voor de periode 2017-2020.

3.4.5 Ontwikkelingsvisie Stadscentrum

In de ontwikkelingsvisie Stadscentrum (vastgesteld door de raad in 2008) zet de gemeente Hoogeveen in op een algehele kwaliteitsimpuls voor het centrumgebied van de kern Hoogeveen. Uitgangspunt hierbij is: behouden wat goed is, investeren in kwaliteit en repareren wat stuk is. De ontwikkelingsvisie van het stadscentrum heeft op haar beurt geleid tot het project Stadscentrum Zuidoost, waarin park Dwingeland één van de deelprojecten is. Kern van Stadscentrum Zuidoost is het bij elkaar brengen van het parkeren in een ondergrondse parkeergarage op de Kaap, waardoor er ruimte ontstaat om het aantal parkeerplaatsen op het Stoekeplein en het Beukemaplein te reduceren naar circa 80 plaatsen per plein. De ruimte die zo ontstaat, wordt benut voor woningbouw, maar ook voor een verdubbeling van de grootte van park Dwingeland. Hiervoor wordt het dek van de parkeergarage gedeeltelijk bij het park getrokken en wordt ook het terrein van de voormalige school van het Roelof van Echten, waar nu een tijdelijke parkeerplaats is ingericht, onderdeel van het park. Dit leidt tot een volwaardig stadspark met uitstraling, en met een unieke ligging in het hart van Hoogeveen.

De huidige, zeer goede winkelpositie van het stadscentrum in de regio moet door deze algehele kwaliteitsimpuls behouden blijven en worden versterkt. De inrichting, de activiteiten en de voorzieningen samen maken het centrum tot een regionale trekker. Zo is het centrum volgens de visie gebaat bij hoogwaardige stedelijke verblijfsruimten, zoals stadsgroen en water, ter ondersteuning van het aantrekkelijke winkelaanbod. Dit met behoud van de zeer goede parkeermogelijkheden. Duurzaamheid speelt bij de ontwikkeling van het stadscentrum een belangrijke rol.

Behalve als winkel- en verblijfsgebied moet het centrum ook aantrekkelijk worden als woongebied. Huishoudens die zich aangetrokken voelen tot de stad moeten hier met plezier kunnen wonen. De openbare ruimte moet het mogelijk maken dat winkelen, wonen, werken en ontspannen elkaar onderling versterken.

Daarom moet een ordening worden aangebracht waarin de verschillende functies elkaar zo veel mogelijk versterken. Hierbij mag volgens de visie niet voorbij worden gegaan aan het feit dat de functies hun eigen tijd en ruimte hebben (dag / nacht / seizoen / etc.) Ordening en inrichting zijn op dit besef gebaseerd.

Kort samengevat zijn de belangrijkste ruimtelijke uitdagingen voor het stadscentrum:

  1. 1. versterken van de historische structuur;
  2. 2. behouden van het uitstekende voorzieningenniveau;
  3. 3. intensiveren van de clustering op basis van functies en doelgroepen;
  4. 4. versterken van de verblijfskwaliteit;
  5. 5. verbeteren van de toegankelijkheid van het centrum en het winkelgebied;
  6. 6. bij de herontwikkeling van het stadscentrum dient duurzaamheid, kindvriendelijkheid en sociale veiligheid centraal te staan;
  7. 7. behouden van de zeer goede bereikbaarheid;
  8. 8. versterken van de woonfunctie.

Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke - En Functionele Structuur

Vergroten parkoppervlakte

Het vergroten van park Dwingeland is een belangrijk doel vanuit de ontwikkelingsvisie voor het stadscentrum. Het ontwerp van het park is zodanig dat het gefaseerd wordt aangelegd. Het dek van de parkeergarage van de Kaap, dat al is gerealiseerd, is onderdeel van Park Dwingeland. Dat geldt ook voor de vroegere locatie van het Roelof van Echtencollege. Het schoolgebouw aan Stoekeplein 1 blijft gehandhaafd en maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Ook de woningen aan de Jonkheer de Jongestraat en de garageboxen ten noorden daarvan maken geen onderdeel uit van het plangebied. Voor eventuele toekomstige ontwikkelingen ter plaatse van het perceel nabij de garageboxen kan t.z.t. een separate ruimtelijke procedure worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02_0003.png"

Figuur 3: Groenstructuren stadscentrum Hoogeveen (plangebied globaal met rood omlijnd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02_0004.png"

Figuur 4: Impressie groenstructuur Park Dwingeland

Verbinden stadspark met Hoofdstraat
In de ontwikkelingsvisie voor het stadscentrum (2008) is de 'ribbenstructuur' (Hoofdstraat, met haaks daarop de straten en stegen) als een belangrijke kwaliteit van het stadscentrum van Hoogeveen omschreven. Alle straten komen hier bij elkaar, haaks op de langgerekte Hoofdstraat in het centrum van Hoogeveen.

Bij de vormgeving van het park is deze ribbenstructuur een belangrijk vertrekpunt geweest. Niet alleen de Jonkheer de Jongestraat en de Bentinckslaan, maar ook een tweetal stegen worden als belangrijke ribben gezien, die het mogelijk maken om het stadspark met de Hoofdstraat te verbinden.

De ruimtelijke van het park met de Hoofdstraat wordt, door aan te sluiten op de ribben, versterkt en bezoekers van het stadscentrum kunnen ontdekken dat er een bijzonder stadspark op korte afstand van het winkelcentrum ligt.

Om de ribbenstructruur te versterken worden de Vondergang en de Turfgang opgewaardeerd. De uitdaging daarbij is beide gangen zowel overdag als 's avonds zo aantrekkelijk mogelijk te maken. De mogelijkheden daartoe zijn, gegeven de kwaliteit van de stegen en de beschikbare middelen, beperkt. Gedacht wordt aan het toepassen van kunst (met een knipoog), kleur, of verlichting, of een combinatie daarvan. De mogelijkheden worden nog nader uitgewerkt. Niet onbelangrijk in dit kader is natuurlijk het aspect zicht. Vanuit de Hoofdstraat is het van belang dat via de stegen een relatie met het park ontstaat. De woonbebouwing wordt zodanig geprojecteerd dat deze relatie naar het park aantrekkelijker wordt.

Vanuit het wooncomplex bovenop de parkeergarage van de Kaap is een krachtige zichtlijn ontworpen die het zuidelijk deel van het park met het middendeel, de ovaalvormige vijverpartij, verbindt.

Sociaal veilig park

Parken zijn, zeker in het stadscentrum, plekken die vanwege de vele donkere en besloten plekken een aantrekkende werking kunnen hebben op kleine criminaliteit zoals vandalisme, overlast of het dealen van drugs. Hierdoor kan bij bezoekers een gevoel van onveiligheid ontstaan waardoor een dergelijk gebied in een vicieuze cirkel van verpaupering, onveiligheid en het aantrekken van criminaliteit terechtkomt. Zelfs als een bepaalde omgeving op zich veilig is, kan de inrichting toch zorgen voor een gevoel van onveiligheid. Zeker in parken is dit 's avonds aan de orde. De inrichting van park Dwingeland moet zodanig zijn dat mensen zich hier prettig en veilig voelen, wanneer zij het park bezoeken. Om dit te bereiken, zijn de volgende uitgangspunten gedefinieerd:

  1. 1. voorkomen dat er donkere en besloten hoeken aan het zicht onttrokken worden;
  2. 2. zorgen voor passende verlichting, met name langs de hoofdroutes door het park en op bijzondere plekken;
  3. 3. toevoegen woningbouw langs de westrand van het park.

De gemeente Hoogeveen wil vasthouden aan haar ambitie om woonbebouwing en een 'goede gevelwand' aan de westrand van het park te realiseren. Sinds de vaststelling van de ontwikkelingsvisie zijn in deze omgeving nagenoeg geen tot geen woningen gerealiseerd. Met de geprojecteerde 'goede gevelwand' willen we bijdragen aan het gevoel van sociale veiligheid bij bewoners van de binnenstad en bezoekers van

Over de 'graad van sociale controle' is veel geschreven. Uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat het voor het laten ontstaan van een sociaal veilige omgeving in groengebieden en openbare ruimtes van belang is om hieraan al aandacht te besteden bij het ontwerp. Het gaat dan bijvoorbeeld over de aanwezigheid van 'sociale ogen', de daadwerkelijke of voelbare aanwezigheid van omstanders. Ook gaat het bijvoorbeeld over zichtbaarheid. Het blijkt dat de graad van sociale controle toeneemt naarmate er meer gewoond wordt rondom het park. Deze woningen moeten dan wel ramen en-of deuren krijgen die georiënteerd worden op het park. Op minder drukke momenten, of in de avonduren, ontstaat dan bij de bezoekers van het park een veilig gevoel. Mogelijke vandalen gaan minder snel in de fout vanwege het gevoel dat er een reële kans is dat ze betrapt kunnen worden. Hierdoor neemt het gevoel van sociale veiligheid toe.

De mensen die achter de deuren en ramen van de 'goede gevelwand' zitten genieten op deze wijze niet alleen van het fraaie uitzicht op het park, maar is ook te zien wat er gebeurt en hoe bezoekers zich in het park gedragen. Het blijkt dat daardoor de kans dat mensen zich als 'nette' parkbezoeker gaan gedragen groter wordt en dat daarmee de kans op het anoniem vernielen van onderdelen van het park en ongewenst gedrag in het park afneemt. Bezoekers krijgen het gevoel dat ze kunnen worden betrapt en gaan daardoor minder snel verkeerd gedrag vertonen.

Doelgroepen en functies

Het park moet ruimte bieden aan verschillende doelgroepen. Zowel jongeren, ouderen, winkelend publiek als passanten willen graag verblijven in- en wonen aan de rand van het park.

Levendig en bruisend stadspark
Het park kan niet alleen een prima plek zijn voor de organisatie van culturele evenementen zoals Hoogeveen Culinair. Het kan ook een rol krijgen bij sportieve evenementen. In het park is eveneens een mogelijkheid opgenomen om een muziekkoepel of bijvoorbeeld een podium te realiseren. Uiteraard zijn dit slechts enkele voorbeelden.

In het stadscentrum van Hoogeveen, waar ook Park Dwingeland is gesitueerd, worden geregeld evenementen georganiseerd die grote aantallen bezoekers trekken. Het park Dwingeland wordt aangewezen als evenemententerrein waardoor bepaalde evenementen hier georganiseerd kunnen worden in plaats van op de andere locaties in het centrum.

De bestaande parkeerplaatsen die het centrum van Hoogeveen te bieden heeft, zijn tot dusver altijd toereikend geweest, ook bij evenementen die meer dan 10.000 bezoekers trekken zoals bijvoorbeeld de Cascaderun, die – los van het publiek- alleen al 8.600 deelnemers trekt en waarbij het totaal aantal mensen in het centrum een veelvoud daarvan is. De bewegwijzering naar de verschillende Hoogeveense parkeerterreinen ('P-route') blijkt in de praktijk zodanig helder van opzet dat ook grote groepen mensen zonder grote problemen aan- en afgevoerd kunnen worden.

Om die reden worden ook bij evenementen in park Dwingeland geen problemen verwacht als het gaat om de verkeersaantrekkende werking.

Water speelt een belangrijke rol in de beleving van het park. Het geeft het park een extra dynamiek. Er bevinden zich twee vijvers in het park. In het noordelijke deel wordt de al bestaande vijver geïntegreerd in het nieuwe ontwerp. De andere vijver is nieuw. De vijver heeft een specifieke vormgeving. Hij is gepositioneerd op het einde van de as die het gebouw van de Kaap met het park verbindt. Door zijn vormgeving en positionering neemt de vijver een geheel eigen plaats in in het ontwerp. De aanwezigheid van de vijvers dient twee belangrijke doelen, namelijk beleving en waterberging. Water voegt een dimensie toe. Het is een belevingselement dat zich, gezien over het jaar en in samenhang met de weersomstandigheden, iedere keer opnieuw anders voor doet en beleefd wordt.

De nieuwe vijver is mede bestemd voor hemelwaterberging. Het hemelwater is afkomstig van het gebied rond het Stoekeplein. Getracht wordt zo veel mogelijk hemelwater van de bestaande en nog te bouwen gebouwen in de omgeving af te koppelen en dit te lozen op de vijver. De vijver wordt in verbinding gebracht met andere watergangen, zodat doorvoer van het water gegarandeerd. De grote vijver kan worden voorzien van een fontein.

Woningbouw
Langs de westelijk zijde van het park wordt op een tweetal plekken woonbebouwing toegevoegd. Middels deze woonbebouwing ontstaan niet alleen aantrekkelijke plekken om te wonen, maar ook kansen om de belevingswaarde van- en de sociale veiligheid in het park te vergroten en de ruimtelijke structuur van het park te versterken.
De gemeente Hoogeveen wil met de bebouwing inspelen op de meest actuele woonvraag en langs de stadsrand een onderscheidend woonmilieu ontwikkelen. De te ontwikkelen bebouwing heeft veel invloed op de gebruiks- en belevingskwaliteit van het park. Ze moet de sfeer en het karakter van het park versterken. Mensen maken het park.

Het gebied waar de bebouwing wordt gerealiseerd is parallel gelegen aan het Stoekeplein, een parkeerterrein met een capaciteit van circa 80 parkeerplaatsen, en het park. Ten noorden van deze bebouwing is eveneens een parkeervoorziening gesitueerd. Aan de zuidelijke zijde zijn de bestaande garageboxen gelegen. De bebouwing vormt een aantrekkelijke begrenzing van het park, maar ook een aantrekkelijke wand om te wonen met ruimte voor maximaal 28 woningen.


Bouwvolumes
De maximale bouwhoogte binnen de twee aangegeven bouwvlakken bedraagt 11 meter (inclusief eventuele kap) boven de begane grond. De bebouwing moet zodanig ontworpen worden dat er een goede ruimtelijke aansluiting ontstaat met de bestaande bebouwing en met het park.

Typologie
De woontypologie wordt niet van tevoren vastgesteld. Het is mogelijk om zowel grondgebonden als gestapelde woningen te realiseren. In de uitgiftestrategie zullen hieraan nadere eisen gesteld worden aangaande beeldkwaliteit en typologie. Gezien de ligging van de locatie ligt een ontwikkeling in het wat hogere segment voor de hand. Parkeren vindt plaats op eigen terrein, onder de woningen en uit het zicht.

Architectuur
De architectuur van de bebouwing is mede bepalend voor de sfeer van het park. De bebouwing wordt rondom aantrekkelijk en duurzaam vormgegeven, zodanig dat er, ook in de toekomst, geen 'rommelige achterkanten' kunnen ontstaan. De woningen hebben een sterke ruimtelijke relatie met het park en het Stoekeplein.

Ontsluiting en parkeren
De ontsluiting van de woningen vindt plaats vanaf het Stoekeplein. De geparkeerde auto's zijn dan ook niet zichtbaar vanuit het park. Deze ontsluiting voor de parkeerplaatsen vormt een belangrijk en integraal onderdeel van de architectuur van het complex. Voor iedere woning moet minimaal één parkeerplaats worden gerealiseerd. De parkeerplaatsen worden onder de woningen gesitueerd en blijven daarmee uit het zicht.

Ribbenstructuur
In het verlengde van de Vondergang en de Turfgang loopt door het plangebied twee belangrijke ribben. Door deze ribben door te trekken in het plangebied middels groenstroken ontstaat een verbinding naar de Hoofdstraat. Op deze wijze dragen ribben bij aan een royale doorsteek die in het verlengde van de bestaande stegen ligt, de ribben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02_0005.png"

Figuur 5: Uitsnede Masterplan stadscentrum Hoogeveen

4.2 Beeldkwaliteit

In het voorgaande is reeds ingegaan op architectuur en beeldkwaliteit. In de kaders die zullen worden opgesteld voor de (projectmatige) uitgifte van de locatie, zullen ook de richtlijnen voor beeldkwaliteit waar nodig nader worden geconcretiseerd.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. MUG Ingenieursbureau heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Verhardingsmateriaal en bodemonderzoek herinrichting Park Dwingeland e.o. te Hoogeveen' (rapportnr: 62123615) van 18 september 2015 (Bijlage 1 Bodemonderzoek).

Uit het onderzoek is gebleken dat in de grond lichte verontreinigingen met polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), minerale olie en een aantal zware metalen (koper, kwik, lood en zink) is vastgesteld. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium, nikkel en zink aangetroffen.

De school aan het Stoekeplein 1 heeft geen deel uitgemaakt van het bodemonderzoek van MUG Ingenieursbureau. Voor deze locatie zijn in het verleden al diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Er was in het verleden een tank aanwezig op deze locatie. Als gevolg van lekkage is de bodem ter plaatse van de school verontreinigd. Deze locatie is inmiddels gedeeltelijk gesaneerd door ruim 340 ton grond af te voeren en daarna is een in situ sanering gestart. In 2011 is uit de monitoring gebleken dat de verontreinigingen zich niet verder verspreiden via het grondwater. Er is destijds een saneringsbeschikking afgegeven onder de voorwaarde dat na sloop van het schoolgebouw de nog aanwezige verontreiniging wordt gesaneerd. Met dit bestemmingsplan worden er geen ontwikkelingen beoogd ter plaatse van het schoolgebouw. Om die reden zijn aanvullende onderzoeken in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie
De lichte verontreinigingen die recent zijn aangetroffen, vormen geen belemmering voor de herinrichting van het park. Indien er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden ter plaatse van het schoolgebouw zal dat met een separate procedure mogelijk worden gemaakt. In die procedure zal dan ook worden ingegaan op de wijze waarop sanering plaats zal vinden.

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.
Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij afdeling Economie en Leefomgeving van de Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen, RUD Drenthe en Rijkswaterstaat Leefomgeving.

5.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten.

Op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten, vastgesteld op 24 november 2016, ligt het plangebied in een gebied met archeologische waarde 5, lage archeologische verwachting, waarvoor geen archeologisch (voor)onderzoek moet worden uitgevoerd. Het plangebied is niet gekarteerd op de Indicatieve Kaart voor Archeologische Waarden (IKAW).

Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet blijft voor bodemverstoringen wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, dan wel bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Beleidskader
Het waterschap heeft het beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt het beleid op hoofdlijnen voor de wijze waarop het waterschap in stedelijk gebied invulling geeft aan het waterbeheer. Daarnaast zijn in het waterbeheer in grote lijnen drie beleidsthema's waar het waterschap zich mee bezighoudt.

Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.

Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert. Het plan ligt niet in een beekdal of in de lagere delen van het beheergebied van waterschap Drents Overijsselse Delta. In het beekdal kunnen extreme omstandigheden nadrukkelijk leiden tot wateroverlast en schade. Wel komen natuurlijke laagtes in het gebied voor waar plaatselijk wateroverlast een rol kan spelen.

Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich vanaf 2015 in een goede ecologische en chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Planbeschrijving
Het plan ligt in het stroomgebied van het Meppelerdiep in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. Nabij het plangebied ligt het brandriool Hoofdstraat. Het peilgebied heeft een maximumpeil van NAP +11.1 m. Opgemerkt wordt dat dit peil de instelhoogte van het kunstwerk is en zodoende voor het laagste deel van het peilvak de drooglegging garandeert. Lokaal kunnen dus (grote) verschillen optreden. De hoogte van het maaiveld ligt gemiddeld op ongeveer NAP +12 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02_0006.jpg"

Afbeelding 5: bestaande waterhuishouding rond plangebied

Het plangebied heeft een totale oppervlakte van circa 4,5 ha. Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen schouwsloten of hoofdwatergangen van het waterschap.

Riolering
In het gebied ligt een gemengd rioolstelsel. De nieuwe riolering wordt uitgevoerd in een gescheiden systeem. Daarbij is rekening gehouden dat een gedeelte van de achterzijde van de percelen van de Hoofdstraat en het her in te richten Stoekeplein worden afgekoppeld. Het water afkomstig van het verhard oppervlak is in de bestaande en nieuwe situatie ongeveer gelijk. Het regenwater loost op de aangegeven vijver in het park Dwingeland. Het vuilwater wordt aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel.
Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te waarborgen, wordt geadviseerd bij nieuwbouwprojecten geen gebruik te maken van milieubezwaarlijke bouwmaterialen, die de kwaliteit van het water in het stelsel en de bodem negatief kunnen beïnvloeden. Uitlogende materialen zoals zink, lood en dakmastiek behoren tot deze categorie.

Waterkwantiteit
Binnen het plan 'park Dwingeland' is bij de nieuwe inrichting in ruime mate rekening gehouden met waterkwantiteit. In het kader van klimaatadaptatie en klimaatbestendige inrichtingen is het park een belangrijke schakel. Het park ligt op de hogere rug in het centrum. Vandaar uit loopt alles met een klein verval naar beneden.

Om Hoogeveen klimaatbestendig te maken is een ontwerp gemaakt voor een waterstructuur, die het water uit de stad langzaam dóór de stad kan afvoeren naar de stadsrand. De nieuwe vijver in park Dwingeland is het startpunt van deze waterstructuur. Water van de omliggende panden en de nieuwe verharding zal naar deze vijver worden geleid. Hier wordt het water vastgehouden tot een nog te bepalen niveau, om vervolgens langzaam af te stromen naar de stadsrand. Op de vijver Dwingeland zal in de toekomst circa 1,4 ha verhard oppervlak worden aangesloten. Het wateroppervlak van de vijver wordt circa 2.500m2. Daarnaast wordt een aangrenzend gedeelte (circa 1.375m2) van het groene park verlaagd aangebracht, zodat dit gedeelte in extreme situaties water kan bergen.

De vijver wordt peiltechnisch zo ingericht dat het waterpeil kan en mag fluctueren. Het streefpeil is geprojecteerd op 10.80 +N.A.P. Het maaiveld van de groene overloop komt op 11.25+N.A.P. Het park ligt op ca. 12.00 + N.A.P. In een situatie die 1x10 jaar kan optreden, wordt er ca. 497m3 water geborgen. In de situatie 1x100 jaar is dat ca. 1.191m3 in 24 uur. Daarvoor wordt de vijver uitgevoerd met een stuwconstructie.
Het overtollig water door de stuw kan lozen via een duikerverbinding door het stadscentrum naar de watergang aan de Bilderdijklaan. Deze bestaande vijver aan de Bilderdijklaan gaat onderdeel uitmaken van de nieuwe waterstructuur Hoogeveen-west en krijgt een streefpeil van 10.50+N.A.P.
Om de vijver park Dwingeland ook in tijden van droogte op niveau te houden kan water ingelaten worden uit het brandriool in de Notaris Mulderstraat, waterpeil 11.10+. Eventuele inlaat van bronwater wordt onderzocht.

Proces
De gemeente heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Indien tijdens de uitvoering waterhuishoudkundige aspecten aan bod komen, wordt het waterschap daarover ingelicht.

Wateradvies Waterschap Drents Overijsselse Delta
De bestemming en grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De normale procedure voor de watertoets is gevolgd. Waterschap Drents Overijsselse Delta komt tot het volgende advies: de wateraspecten van waterschap Drents Overijsselse Delta zijn voldoende belicht. Het waterschap geeft voor dit plan dan ook een positief wateradvies.

5.4 Natuur En Ecologie

In verband met de Wet natuurbescherming (Wnb) is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Het adviesbureau Ecogroen heeft een ecologisch onderzoek uitgevoerd en de resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan natuurtoets herinrichting park Dwingeland Hoogeveen' (kenmerk: 16-115) van 16 juni 2016 (Bijlage 3Ecologisch onderzoek).

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van zowel Natura 2000- als het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS- gebieden). Er zijn op grond van de afstand en aard van de ingreep geen negatieve effecten op deze gebieden te verwachten, gezien de barrières die al aanwezig zijn tussen het plangebied en de natuurgebieden. Hierbij moet gedacht worden aan bebouwing, infrastructuur en open agrarisch gebied. Er vindt ook geen aantasting plaats van beschermde natuurmonumenten of belangrijke natuur buiten de Natura 2000-gebieden of het NNN.

Soortenbescherming
Ook voor de soortenbescherming is de Wnb van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Wnb is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden. Planten mogen niet geplukt of verzameld worden. Verder is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

In het park komen - met uitzondering van broedvogels - geen juridisch zwaarder beschermde soorten dan wel 'bedreigde' of 'ernstig bedreigde' soorten. In de woningen aan de Jonkheer de Jongestraat 9, 11 en 13 zijn nesten van Huismussen aanwezig. Deze nesten zijn jaarrond beschermd. Omdat deze woningen in het plangebied niet worden gesloopt is het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wnb niet aan de orde. Ook zijn in de woningen en in het schoolgebouw die in het plangebied aanwezig zijn potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Echter wordt met dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen beoogd ter plaatse van het schoolgebouw en/of in de bestaande woningen. Om die reden zijn aanvullende onderzoeken in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie
Voor de herontwikkeling van park Dwingeland worden op voorhand geen beperkingen verwacht voor wat betreft de Wnb. Wel is het noodzakelijk om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met eventueel aanwezige broedvogels. Indien sprake is van sloop van de reeds bestaande gebouwen in het plangebied zal een nader ecologisch onderzoek moeten plaatsvinden naar vleermuizen in deze gebouwen.

5.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Dit geldt alleen voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen. Voor het bestemmingsplan Stadscentrum heeft DGMR een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het plangebied maakte deel uit van dit onderzoek en er is uitgegaan van bebouwing aan de noord- en westzijde van het plangebied.

De woningbouw grenst aan het Stoekeplein waar een maximumsnelheid van 30 km/h geldt. Voor dergelijke wegen is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk op grond van de Wgh. De Jonkheer de Jongestraat wordt na afronding van de herinrichting van de Kaap afgesloten voor autoverkeer en wordt ingericht als fietspad. Het park grenst aan de Notaris Mulderstraat waar een maximum snelheid van 50 km/h geldt. Hier is geen woningbouw geprojecteerd.

Uit het onderzoek van DGMR is gebleken dat de geluidbelasting als gevolg van de Notaris Mulderstraat op de gevels van de geprojecteerde woningbouw lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Conclusie
De geluidbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai op de gevels van de nieuwbouw kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Geluid vormt geen belemmering voor de geprojecteerde woningbouw in het plangebied.

Evenemententerrein

Het park krijgt naast een recreatieve functie ook de functie van evenemententerrein. Het uitgangspunt is het mogelijk maken van een aantal kleine en middelgrote evenementen. Er worden maximaal 12 evenementen per jaar mogelijk gemaakt in het park. Dit aantal is verder onderverdeeld in 7 kleine evenementen en 5 middelgrote evenementen.
Onder een klein evenement wordt verstaan een lokaal evenement met niet meer dan 5000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een beperkte impact op het directe woon- en leefklimaat en/of de gevolgen voor het verkeer. Een voorbeeld van een klein evenement is een braderie.
Een middelgroot evenement heeft een regionaal dan wel lokaal karakter met 5000 tot 10.000 bezoekers per dag. Bij een dergelijk evenement is sprake van een grote impact op het directe woon- en leefklimaat. Een voorbeeld van een middelgroot evenement is de Cascaderun die een groot aantal bezoekers. Dat evenement wordt op dit moment op een andere locatie in de nabijheid van park Dwingeland gehouden. Een ander jaarlijks terugkerend evenement dat als middelgroot evenement gekarakteriseerd kan worden is Hoogeveen Culinair dat nu ook op andere locaties in de nabijheid van het park georganiseerd wordt.
Van de in totaal 12 evenementen per jaar mogen er maximaal 4 muziekevenementen worden gehouden. Onder muziekevenementen wordt verstaan het ten gehore brengen van versterkte muziek.

Op basis van bovenstaande uitgangspunten, de jurisprudentie van de Raad van State en de Nota 'Evenementen met een luidruchtig karakter' van de inspectie Milieuhygiëne Limburg (hierna: Nota Limburg) heeft de RUD Drenthe onderzocht wat dit betekent voor de geluidbelasting op de omgeving. De resultaten zijn weergegeven in het rapport 'Park Dwingeland – Hoogeveen, Akoestisch onderzoek evenementen' van 9 december 2016 (Bijlage 4 Akoestisch onderzoek).

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat het mogelijk is om kleine en middelgrote evenementen te houden waarbij wordt voldaan aan de norm van 75 dB(A) en 90 dB(C) voor de gevels van omliggende woningen.

In de Nota Limburg wordt gesteld dat er geen hinder optreedt wanneer het geluid veroorzaakt door een evenement lager is dan het referentieniveau van de binnenwaarde van 35 dB(A) etmaalwaarde. In het akoestisch onderzoek is deze norm gehanteerd als basisnorm.
Uitgangspunt in de Nota Limburg voor de normstelling is de bescherming van de binnenruimte in de woning. Bij gesloten ramen en deuren dient nog een normaal gesprek mogelijk te zijn. Om de grens van het optreden van 'onduldbare hinder' niet te overschrijden wordt in de Nota Limburg aanbevolen het maximaal binnenniveau van 50 dB(A) niet te overschrijden in de dag en avondperiode. Bij dit niveau is er nog sprake van een aanvaardbare spraakverstaanbaarheid. Personen kunnen dan nog een gesprek voeren zonder stemverheffing.

Bij de beleving van muziekgeluid zorgen in de praktijk ook de bastonen of het 'dreunende' geluid voor overlast. Die treedt met name op bij hoge geluidniveaus. Het is dan ook gebleken dat in de praktijk niet alleen kan worden volstaan met het A-gewogen geluidsniveau voor alle muziekstijlen. Om de lage tonen mede te begrenzen wordt in de planregels ook een eis gesteld aan het C-gewogen geluidsniveau. Deze norm ligt 15 dB hoger dan de eis voor het A-gewogen geluidniveau. Hierbij is aansluiting gezocht bij de landelijke tendens.

Reden voor het aanvaardbaar achten van een gevelbelasting (LAeq_3 minuten) van 75 dB(A) en 90 dB(C) in de dag- en avondperiode is het feit dat de evenementen in de regel alleen plaatsvinden in de dag- en avondperiode, dat wil zeggen tot maximaal 23:00 uur.
Uitgaande van een gevelisolatie van ca. 25 dB(A), is een maximale gevelbelasting van 75 dB(A) als gevolg van een evenement nog aanvaardbaar in de dag- en avondperiode. Dit sluit ook aan bij het deskundigenadvies van de StAB (kenmerk: 201304981/1/R4) van 8 oktober 2013 waarin wordt gesteld dat een geluidniveau van 50 dB(A) in de woning en een maximum van 75 dB(A) voor de gevel van een woning als toelaatbaar kan worden geacht.

Het is slechts 1 keer per jaar toegestaan om een evenement te houden in de dag-, avond en nachtperiode. De eindtijd in de nachtperiode is hierbij gelimiteerd op 1:00 uur 's nachts. Eén keer per jaar gedurende 2 uren in de nachtperiode (verlengde avondperiode) is het maximale binnenniveau als gevolg van een evenement dus hoger dan normaliter in de nachtperiode is gewenst. Gezien het zeer incidentele karakter en de korte tijd gedurende de nachtperiode dat het maximale binnenniveau wordt overschreden, afgewogen tegen de maatschappelijke functie en leefbaarheid van het centrum van Hoogeveen, is de overschrijding aanvaardbaar. Enige mate van hinder is acceptabel mede gezien de omgeving van park Dwingeland. Het park ligt direct achter het winkelgebied van de Hoofdstraat en in de nabijheid van het horecaconcentratiegebied in het centrum van Hoogeveen. De omgeving van het park wordt dus gekenmerkt door horeca, winkels en overige bedrijvigheid, dat een bepaalde mate van levendigheid en bedrijvigheid met zich mee brengt in de omgeving van het park.
Belangrijk is de voorwaarde dat bij een evenement dat slechts één keer per jaar plaatsvindt met de eindtijd van 1:00 uur 's nachts het vereiste is opgenomen in de planregels dat een dergelijk evenement alleen mag plaatsvinden op een dag vóór een vrije dag (een zaterdag, zondag of een nationale feestdag).
Verder is rekening gehouden met de duur van de evenementen, die beperkt is tot maximaal 1 dag, exclusief op- en afbouwdagen. Hier kan slechts eenmalig van afgeweken worden, in welk geval het evenement maximaal 3 dagen, exclusief op- en afbouwdagen, mag duren. Tussen de evenementen dient ten minste 14 dagen in acht te worden genomen om te voorkomen dat het maximale aantal evenementen achter elkaar gehouden gaan worden. Tot slot zijn aan de begintijden eveneens voorwaarden gesteld, namelijk dat een muziekevenement op zondagen niet voor 13.00 uur begint.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van geluid is het aanwijzen van park Dwingeland als evenemententerrein mogelijk.

5.6 Milieuzonering Bedrijven

Bij nieuwbouw van woningen of bedrijven dienen de richtafstanden van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' gemotiveerd te worden toegepast. Het plangebied ligt in een gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemening. Direct naast de woningen komen andere functies voor zoals horeca, winkels en kleine bedrijven. Dit houdt in dat milieubelastende functies en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Het gebied bestaat uit bedrijven met een lichte tot matige milieubelasting zoals een bakkerij, bioscoop, restaurant, een snackbar, kledingwinkels etc. De richtafstanden zijn dan niet toepasbaar.
In dit geval is geen sprake van toevoeging van nieuwe bedrijven in het plangebied, maar wordt het gebied gedeeltelijk herontwikkeld naar woningbouw waar voorheen een school en een gymlokaal aanwezig waren. Gezien de ligging van het gebied in het stadscentrum is er sprake van een vermenging van woningbouw en bedrijvigheid die de leefbaarheid van het centrum van Hoogeveen ten goede komen. De ruimtelijke ontwikkeling leidt dan ook niet tot beperkingen van de bedrijfsactiviteiten van omliggende bedrijven en omgekeerd leiden de bedrijfsactiviteiten niet tot een onacceptabele hinder bij de woningen.

5.7 Milieueffectrapportage (Mer)

5.7.1 Normstelling en beleid

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

5.7.2 Toetsing en uitgangspunten voor het plan

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 28 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Op 14 maart 2019 is een vormvrije m.e.r.-beoordeling aangeleverd bij de gemeente (Bijlage 5). Op basis van de uitkomsten blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Vervolgens is op 9 april 2010 besloten dat geen MER nodig is.

5.8 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Op grond van het Besluit en de Regeling dragen projecten met woningbouw waar minder dan 1500 woningen met 1 ontsluitingsweg of 3000 woningen met 2 ontsluitingswegen worden gerealiseerd niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het woningaantal in het plangebied bedraagt maximaal 28 woningen en ligt ruim beneden deze kwantitatieve grenzen. Een nader luchtkwaliteitsonderzoek is niet aan de orde

Conclusie
Er kan geconcludeerd worden dat de herontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet Luchtkwaliteit.

5.9 Externe Veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen
In het plangebied liggen geen risicovolle bedrijven. Het dichtstbijzijnde risicovolle bedrijf, een LPG-tankstation ligt op ruim 280 meter van het plangebied. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risico (PR10-6)-contouren en buiten de invloedsgebieden van risicovolle bedrijven. Er hoeft dan ook geen toetsing plaats te vinden aan de veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. De dichtstbijzijnde transportroutes voor gevaarlijke stoffen, de A28 en de A37, liggen op ca. 1 km van het plangebied. De ruimtelijke ontwikkeling ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour van deze wegen. Daarnaast ligt het plangebied ook buiten het invloedsgebied van de A28 en de A37, waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt is dan ook niet nodig.

Buisleidingen
Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour of in het invloedsgebied van hoge druk aardgasleidingen of andere buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde hoge druk aardgasleidingen (N-520-14, 40 bar, Ø 60 mm en N-520-21, 40 bar, Ø 159 mm) liggen op respectievelijk ruim 800 en 900 meter van het plangebied. Een toetsing aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen is dan ook niet aan de orde.

Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

5.10 Verkeer En Vervoer

Als vermeld in deze toelichting is de herinrichting van stadspark Dwingeland en het Stoekeplein een deelproject van het project Stadscentrum Zuidoost. Hoewel het aantal parkeerplaatsen op het Stoekeplein na afronding van de herinrichting van park Dwingeland / Stoekeplein is teruggebracht naar circa 80 plaatsen, blijft het aantal parkeerplaatsen in de directe nabijheid gelijk. Dit omdat het reeds gerealiseerde deeelproject de Kaap voorziet in een ondergrondse parkeergarage voor 483 auto's. Op deze wijze is het terugbrengen van het aantal parkeerplaatsen, om zo ruimte te maken voor de gemeentelijke beleidsdoelstelling van een groener, aantrekkelijker stadscentrum met kwalitatief hoogwaardige woonmilieus, verantwoord.
De woningbouw die langs de westrand van het park wordt gerealiseerd, moet voorzien in parkeren op eigen terrein waarbij conform de gemeentelijke parkeernota (zie bijlage 1) een norm geldt van 1 parkeerplaats per wooneenheid. Ontsluiting van het nieuwe Stoekeplein vindt plaats via de Bentinckslaan, evenals de ontsluiting van de te ontwikkelen woningbouw.
De Jonkheer de Jongestraat verliest haar functie voor gemotoriseerd verkeer en wordt een voet/fiets verbinding door het nieuwe Park Dwingeland richting Hoofdstraat, die het nieuwe park Dwingeland verbindt met het groene dek van de parkeergarage, dat als park wordt ingericht en zo volwaardig deel uitmaakt van het nieuwe park Dwingeland.

Evenementen
In het stadscentrum van Hoogeveen, waar ook Park Dwingeland is gesitueerd, worden geregeld evenementen georganiseerd die grote aantallen bezoekers trekken. Indien park Dwingeland wordt aangewezen als evenemententerrein, zullen bepaalde evenementen, indien gewenst, kunnen worden georganiseerd in park Dwingeland in plaats van op de andere locaties in het centrum waar dergelijke evenementen nu georganiseerd worden.

De 2500 parkeerplaatsen die het centrum van Hoogeveen te bieden heeft, zijn tot dusver altijd toereikend geweest, ook bij evenementen die ca. 10.000 bezoekers trekken zoals bijvoorbeeld de Cascaderun. De bewegwijzering naar de verschillende Hoogeveense parkeerterreinen ('P-route') blijkt in de praktijk zodanig helder van opzet dat ook grote groepen mensen zonder grote problemen aan- en afgevoerd kunnen worden. Verder is Hoogeveen ook goed te bereiken met het openbaar vervoer en ligt het station op loopafstand van het centrum.

Om die reden worden ook bij evenementen in park Dwingeland geen problemen verwacht als het gaat om de verkeersaantrekkende werking ten gevolge van evenementen.

5.11 Molenbiotoop

In het geldende bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008' is opgenomen dat molens als landschapsverfraaiende en cultuurhistorisch belangrijke elementen in onze omgeving aanwezig zijn. De molens die nog aanwezig zijn worden beschermd. Of ze ook daadwerkelijk nog in bedrijf kunnen zijn, hangt af van de ruimte rondom de molen. De voor de windvang van belang zijnde ruimte wordt aangeduid als de molenbiotoop.
Aan de van Echtenstraat 47, nabij het plangebied bevindt zich de stellingmolen De Zwaluw. De molen stamt uit 1834 en is draaivaardig. Tot 250 meter rond de molen mogen de obstakels niet hoger zijn dan 9,10 meter. Met een grotere afstand vanaf de molen mogen obstakels ook hoger zijn, op 300 meter tot ca. 10 meter hoogte, op 400 meter ca. 12 meter etc.
Binnen deze beschermingszone van De Zwaluw ligt het stadscentrum, waarin hoge gebouwen als De Tamboer, Tamboerpassage, Kerk en nieuwe bibliotheek zijn gelegen. Het bestemmingsplan voorafgaand aan het plan Stadscentrum 2008 maakte al nieuwbouw tot 15 meter mogelijk. Omdat rondom de molen al hogere bebouwing aanwezig is dan de beschermingszone, is er bij het bestemmingsplan Stadscentrum 2008 voor gekozen om geen beschermingszone op te nemen in het plan. Wel werd binnen de bestemming groen in de planregels opgenomen dat de toe te voegen beplanting dient de voldoen aan de molenbiotoop. Daarnaast is de bouwhoogte van de bestaande bebouwing in het plan als zodanig bestemd.

Er kan geconcludeerd worden dat gezien bovenstaande er destijds terecht voor is gekozen om een beschermingsregime op te nemen in het bestemmingsplan Stadscentrum 2008 om een goede molenbiotoop te waarborgen. Feit is echter ook dat park Dwingeland in het voorliggend plan in omvang wordt verdubbeld, volledig nieuw wordt aangelegd en daarmee het belangrijkste stadspark van Hoogeveen wordt, direct in het centrum. Hier horen ook bomen bij.

Met de betrokkenen van Korenmolen De Zwaluw zijn diverse gesprekken gevoerd waar uitgebreid is gesproken over enerzijds het dilemma van het waarborgen van de molenbiotoop en anderzijds het belang van park Dwingeland en de rol van bomen daarin.

Van belang hierbij is het feit dat de situatie van voor 2007 een hele andere is dan die van na 2007, toen immers de downburst een groot aantal bomen heeft vernietigd. Onderstaande luchtfoto's van voor en na de downburst laten zien dat een aantal grote bomen is verwoest. Daarnaast is als gevolg van bloedingsziekte een groot aantal paardenkastanjes verdwenen. Juist de wens om te herstellen wat is verdwenen, was een van de belangrijkste aanleidingen om tot herontwikkeling van park Dwingeland over te gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02_0007.png"

Afbeelding 6: park Dwingeland voor de downburst 2007

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02_0008.png"

Afbeelding 7: park Dwingeland na de downburst 2007

Het groenplan is gevarieerd van opzet en bevat naast een groot aantal verschillende typen heesters en laagblijvende bomen, maar ook bomen die op termijn de hoogte van 9,10 meter zullen gaan overschrijden. Met name de Tamme Kastanje die is bedacht in de monumentale laan, kan op (zeer lange) termijn hoger worden. Feit is echter wel dat dit een soort is die zeer langzaam groeit; ook na 100 jaar zal de boom niet hoger zijn dan circa 15 tot maximaal 20 meter. Daar komt bij dat de Tamme Kastanje een van de weinige soorten is die goed afgetopt kan worden. Voorgesteld wordt de Tamme Kastanje om deze redenen te handhaven als belangrijke drager van de monumentale laan en eventueel op termijn tot aftopping over te gaan, mocht blijken dat de molen onaanvaardbare hinder ondervindt. Hierbij moet als vermeld in acht genomen worden dat in de situatie voor de downburst van 2007 ook een aantal bomen in het gebied aanwezig was die hoger waren dan 9,10 m. Om die reden achten wij in deze specifieke situatie aanvaardbaar dat een aantal bomen in het gebied op termijn een grotere hoogte bereikt dan 9,10 m. Eventuele aftopping op termijn om de molen meer wind te geven, zal moeten plaatsvinden in gesprek met Stichting Korenmolen de Zwaluw, na een onderzoek naar de molenbiotoop om zo te bezien op welke plaatsen een hoogtebeperking het meeste effect sorteert voor de molen. Hoewel strikt genomen niet wordt voldaan aan de molenbiotoop, leidt deze werkwijze tot een ons inziens aanvaardbaar compromis. Het beschermingsregime in de regels van de bestemming Groen komt met deze werkwijze logischerwijs te vervallen. Voor de rest van het centrum blijft het beschermingsregime gewoon van kracht, waar dat nu al zo geregeld is.

5.12 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling in haar gemeente. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van een woning die zo lang mogelijk kan voldoen aan onze woonbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. Duurzaam bouwen vraagt met andere woorden om een integrale aanpak waarbij je bewust vooraf keuzes maakt.

Met betrekking tot milieukwaliteit (en daaraan de gezondheidskwaliteit gekoppeld) van woningen, gebouwen en andere bouwwerken kunnen drie belangrijke thema's worden onderscheiden:
- energiebesparing en toepassing van opties van hernieuwbare energie met als doel de terugdringing van de CO2-emissie door de gebouwde omgeving;
- toepassing van verantwoord materiaalgebruik ten einde de condities voor het milieu te verbeteren;
- maatregelen gericht op verbetering van het binnenklimaat met het oog op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers.

Er zijn verschillende strategieën voor het ontwerp van duurzame woningen en gebouwen. De nieuwe woning in het plangebied zal net als de bestaande woning een oost-west georiënteerde nok hebben, waardoor eventuele zonnepanelen optimaal ingezet kunnen worden. In onderstaande afbeelding zijn nog andere verschillende mogelijkheden weergegeven die toegepast kunnen worden bij de bouw van een nieuwe woning.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8017009-VG02_0009.jpg"


Uitgangspunt bij de uiteindelijke invulling van het gebied zal zijn, om het gesprek aan te gaan met de mogelijk bouwende bedrijven (zoals projectontwikkelaars en woningcorporaties) danwel particulieren die een bouwvergunning aanvragen, met als concreet doel om zoveel mogelijk energieneutraal te bouwen en te renoveren.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch Systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen, zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels .

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd, die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring Van De Bestemmingen

Bedrijf-Nutsvoorziening

De bestemming ´Bedrijf - Nutsvoorziening´ heeft betrekking op de gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen met een oppervlakte niet groter dan ongeveer 25 m2.

Groen

Binnen de bestemming ´Groen´ zijn de structureel aanwezige groenvoorzieningen ten behoeve van het park opgenomen, alsmede mogelijkheden voor speelvoorzieningen en voor evenementen. Het zogenoemde snipper-groen valt binnen de bestemming Verkeer, waaraan het groen ondergeschikt is. De bestemming biedt ook de mogelijkheid voor de realisatie van één muziekkoepel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning-muziekkoepel'.

Verkeer

Binnen de bestemming ´Verkeer´ vallen alle wegen, een gedeelte van de (vrijliggende) fietspaden en een gedeelte van de voetpaden binnen het plangebied alsmede parkeervoozieningen.

Water

De bestemming ´Water´ is bedoeld voor de binnen het plangebied gelegen waterpartijen, die belangrijk zijn zowel vanuit oogpunt van beeldkwaliteit en beleving alsmede vanuit oogpunt van de waterhuishouding. De bestemming biedt ook de mogelijkheid voor de realisatie van één muziekkoepel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning-muziekkoepel'.

Wonen

De bestemming ´Wonen´ heeft betrekking op de te realiseren woningen. De woningen dienen binnen het bouwvlak- en mogen zowel grondgebonden als in gestapelde vorm worden gerealiseerd. Het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 28.

Aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf In het algemeen mogen woningen en de eventueel daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat maximaal slechts 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst.
Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten danwel gebruik plaatsvinden en de afwijking niet op enige wijze kan worden gelegaliseerd en niet past binnen het gemeentelijk beleid, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

Door de gemeente Hoogeveen is een kadernota integrale handhaving vastgesteld. Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen.

Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces.

7.3 Inzet Gemeentelijk Apparaat

Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighoudt.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Met dit bestemmingsplan worden de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied vastgelegd.

Er zijn oproepen geplaatst met als doel een werkgroep samen te stellen van omwonenden en belanghebbenden. Deze werkgroep, bestaande uit ca. 19 omwonenden, belanghebbenden en ondernemers, heeft vervolgens samen met de gemeente toegewerkt naar een breed gedragen ontwerp voor het nieuwe park Dwingeland. Vervolgens kon gedurende een periode van 6 weken een ieder reageren op de ontwerpbeschrijving "Park Dwingeland, van en voor Hoogeveen" d.d. juni 2015.
Daar zijn 9 reacties op binnengekomen waarna het ontwerp in 2017 is aangepast mede conform de geactualiseerde ontwikkelingsvisie. Het aangepaste ontwerp is eind 2018 besproken met belanghebbenden en omwonenden door middel van informatiebijeenkomsten. Daar is tevens aangegeven om voorafgaande aan de planologische procedure nogmaals een informatiebijeenkomst te organiseren waarbij belanghebbenden zich kunnen laten informeren over het plan dat vanaf dat moment ter inzage wordt gelegd. Ook is aangegeven dat belanghebbenden hierover vooraf schriftelijk worden geïnformeerd door middel van een bewonersbrief.

Ook is het plan in het kader van het vooroverleg op basis van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan verschillende instanties. Een aantal instanties heeft een reactie gezonden (zie paragraaf 8.2). Naar aanleiding van de planwijzigingen gedurende het traject, zijn de verschillende instanties hiervan op de hoogte gesteld.

Reactienota inzake vooroverleg conceptbestemmingsplan Stadscentrum, deelplan Dwingelandpark 2015

Inleiding
Voor het gebied van het huidige park Dwingeland in Hoogeveen en een aansluitende strook grond ten westen en zuiden daarvan, wordt een bestemmingsplan voorbereid, namelijk bestemmingsplan “Stadscentrum, deelplan Dwingelandpark, 2015”. Het plangebied heeft betrekking op het gebied dat aan de noordzijde wordt begrensd door deels de Bentinckslaan en deels de achterzijden van een aantal woonpercelen aan de Bentinckslaan. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Notaris Mulderstraat, aan de zuidzijde door de Jonkheer de Jongestraat en aan de westzijde door het Stoekeplein.


Tot nu toe gevolgde procedure

In de Hoogeveensche Courant van 18 januari 2017 heeft de vooraankondiging voor dit ontwerpbestemmingsplan gestaan. Hierin stond tevens aangegeven dat er op dat moment nog geen mogelijkheid was om te reageren. Op het moment dat het ontwerpbestemmingsplan zal worden gepubliceerd, zal ook de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen worden aangegeven.

In het kader van artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening is het conceptbestemmingsplan toegezonden aan verschillende overlegpartners ten behoeve van het zogenaamde vooroverleg.

Vooroverleg artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Artikel 3.1.1 van het Bro schrijft voor dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met verschillende instanties cq besturen.
Hierna zijn de instanties weergegeven die met betrekking tot onderliggend conceptbestemmingsplan hebben gereageerd alsmede een samenvatting van hun reacties daarop. Vervolgens worden de reacties indien nodig van commentaar voorzien.

1. Provincie Drenthe
De provincie geeft aan dat op basis van de Omgevingsvisie Drenthe de volgende aspecten in onderliggend voorontwerpbestemmingsplan van provinciaal belang zijn:
- wonen (aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag waarover bovenlokale afspraken zijn gemaakt);
- zorgvuldig ruimtegebruik (herstructurering).

De provincie geeft aan dat het park en aangrenzend gebied verpauperd is. Het plan voorziet in een integrale kwaliteitsverbetering van het gebied. Hiertoe behoort ook een uitbreiding van het park. Na uitbreiding zal het park een oppervlakte hebben van bijna drie hectare en moet "het stadspark" van Hoogeveen worden. Hiervoor wordt ook een deel van het dek van de aangrenzende ondergrondse parkeergarage op De kaap benut. Het plan moet leiden tot een versterking van de verblijfskwaliteit van het centrum waarbij een essentieel onderdeel van de planvorming is het verbinden van het park met de parallel lopende Hoofdstraat. Het plan voorziet hierin

In het plangebied is tevens plaats voor negenentachtig woningen, waaronder appartementen. De woningbouw wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat het op een harmonieuze wijze in het Dwingelandpark zal zijn geïntegreerd (gebruiks- en belevingskwaliteit van het park).

Het woningbouwonderdeel past binnen de Woonvisie van de gemeente en eveneens binnen de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Regionale woonvisie voor Zuidwest-Drenthe.
De provincie spreekt haar waardering uit dat met dit plan, in een reeks van deelplannen, opnieuw een belangrijke stap wordt gezet die moet leiden tot een aanzienlijke kwaliteitsimpuls van het stadscentrum van de plaats Hoogeveen.

Het plan geeft het college van Gedeputeerde Staten dan ook geen aanleiding tot op- of aanmerkingen.

Conclusie
Bovenstaande reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

2. Rendo
De Rendo heeft geen inhoudelijke opmerkingen in het kader van het vooroverleg.

Conclusie
Bovenstaande reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

3. Veiligheidsregio Drenthe (VRD)/ Brandweer
Aangegeven wordt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling in het plangebied.

Conclusie
Bovenstaande reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

4. Stichting Woon Advies Commissie (WAC)
De WAC geeft aan dat er in de toelichting diverse maatregelen worden opgesomd om duurzaamheid te bevorderen. Ten einde de doelstelling van de Gemeente om in 2040 volledig energieneutraal te zijn, achten zij het noodzakelijk om, zodra dit tot de wettelijke mogelijkheden behoort, in het voorliggende plan op te nemen dat de te bouwen woningen geen gasaansluiting krijgen. In het geval er woongebouwen worden gerealiseerd, pleiten zij voor de aanleg van blokverwarming middels aardwarmte. In alle gevallen dienen dit zogenaamde Nul-Op-de-Meter woningen te worden.

Reactie
De gemeente waardeert de positieve reactie van het WAC. Het realiseren van '0 op de meter woningen' draagt zeker bij aan onze doelstelling om in 2040 als gemeente CO2 neutraal te zijn. Echter moeten we constateren dat de mogelijkheden om één en ander juridisch te verankeren in het bestemmingsplan, beperkt zijn. In de planontwikkeling kan de gemeente bewerkstelligen dat de mogelijkheden voor efficiënt gebruik van energie en de inzet van nieuwe energiebronnen kunnen worden benut. Dat is, zoals het WAC ook opmerkt, gedaan door een goede zonoriëntatie mogelijk te maken.
Er kunnen echter geen voorwaarden in het plan worden opgenomen met betrekking tot energie die niet van stedenbouwkundige aard zijn, omdat het instrument van het bestemmingsplan is gericht op ruimtelijk relevante aspecten. Aanvullende voorwaarden ten aanzien van energie worden niet als zodanig beschouwd en kunnen niet in de regels van het bestemmingsplan worden opgenomen. Bij de uitgifte van de kavels hebben de bouwers de vrijheid om binnen de wettelijke kaders van het bouwbesluit hun eigen keuzes te maken omtrent de energiezuinigheid van hun woning.
Vanzelfsprekend ligt het op de weg van de gemeente hierin goede voorlichting te bieden over de voordelen van energiezuinig -, dan wel energieneutraal bouwen.

Conclusie
Bovenstaande reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

5. Waterschap Drents Overijsselse Delta
Het Waterschap constateert dat zowel op de plankaart en de regels als in de toelichting op een goede wijze invulling is gegeven aan de inrichting van het watersysteem. In het plan wordt waterberging gerealiseerd en wordt een koppeling gemaakt naar het bestaande watersysteem.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Het Waterschap geeft een positief wateradvies.

Conclusie
Bovenstaande reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens van 18 april tot en met 29 mei 2019 voor eenieder ter inzage gelegen. Hierop zijn vier zienswijzen binnengekomen.

De zienswijzen zijn in de 'Reactienota zienswijzen bestemmingsplan Stadscentrum, deelplan Dwingelandpark, 2015' (welke als bijlage 6 is bijgevoegd) samengevat en beantwoord. De zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging van het bestemmingsplan.

8.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het huidige ontwerp voor park Dwingeland is doorgerekend en vervat in een grondexploitatie. In de grondexploitatie zijn alle kosten en opbrengsten meegenomen die betrekking hebben op het plan.

Kosten

In de doorrekening van het plan zijn alle relevante kosten meegenomen, variërend van aspecten als de aanleg van het groen in het park, plankosten en planschade tot ramingen van het bouw- en woonrijp maken en het verleggen van kabels en leidingen.

Opbrengsten

De te verkopen wooneenheden zijn gebaseerd op onderzoek naar de lokale woningmarkt als verwoord in deze plantoelichting. Verder zijn voor de realisatie van het Dwingelandpark bijdragen van derden toegekend in de vorm van financiële middelen voor het deel investering in park en parkeren.

Saldo

Het project gaat gepaard met een grondexploitatie sluitend op netto contante waarde.


Conclusie

Concluderend kan vastgesteld worden, dat uit de doorrekening van alle in het plan betrokken elementen, vervat in een grondexploitatie, is gebleken dat realisatie van het project mogelijk is. Gelet op de kosten en opbrengsten zoals die zijn opgenomen in de grondexploitatie is op te merken dat het project gepaard gaat met een positief resultaat op netto contante waarde. Hiermee is het plan economisch uitvoerbaar, temeer bij vaststelling de gemeenteraad zal worden voorgesteld de grondexploitatie tezamen met dit bestemmingplan vast te stellen.

Bijlage 1 Parkeernota Hoogeveen

Bijlage 1 Parkeernota Hoogeveen

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek

Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 3 Ecologisch onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 5 Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 6 Reactienota Zienswijzen Stadscentrum, Deelplan Dwingelandpark 2015

Bijlage 6 Reactienota zienswijzen Stadscentrum, deelplan Dwingelandpark 2015