Zuid, deelplan Anjerstraat
Bestemmingsplan - Gemeente Hoogeveen
Vastgesteld op 20-04-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Zuid, deelplan Anjerstraat met identificatienummer NL.IMRO.0118.2022BP9005003-CO01 van de gemeente Hoogeveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw
een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwde woningen:
woningen gekoppeld door middel van gebouwen;
1.7 aan-huis-verbonden bedrijf:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
1.8 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;
1.12 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 belangrijkste gebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.15 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 bestaand:
de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.26 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.27 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.29 erf:
de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
1.31 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.32 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
1.33 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.34 peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.35 perceelgrens:
de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;
1.36 platdak:
horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.38 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.39 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.41 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.42 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.43 voorgevel:
het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.44 voorgevelrooilijn:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.45 Wgh-inrichtingen:
inrichtingen in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder jo artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.46 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine (Let op: indien van toepassin).
2.7 de afstand tot de perceelgrens
de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. water;
- d. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
- h. andere werken.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 3.1 sub 1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
- c. parkeren;
met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:
- d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
- e. andere werken.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
- 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
- 2. niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst;
- b. De in lid 4.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 4.1 sub 1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeren ter plekke van de aanduiding "parkeerterrein";
met daaraan ondergeschikt:
- e. nutsvoorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. verhardingen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. andere werken.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 5.1 sub 1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het aanbrengen van afbeeldingen en tekens voor commerciële doeleinden.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, aaneengebouwd of patio, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbijbehorende:
- c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. andere werken;
- e. tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 6.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning met uitzondering van mantelzorg indien daartoe vergunning verleend is;
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
- b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
- 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming;
- b. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(en);
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als stanplaats voor kampeermiddelen.
- c. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
- d. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate uimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat voldaan moet worden aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317 en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
- e. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel;
- f. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub d en e, dienen na de realisering in stand te te worden gehouden;
- g. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub d en e:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, danwel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
- de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
- 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst;
- 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd mits:
- de oppervlakte niet meer dan 18m2 bedraagt;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activitieten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding;
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 6 is de volgende procedure van toepassing:
- a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
11.2 Parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
- b. bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de Parkeernota Hoogeveen, 20 april 2011, (Bijlage 1), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
- c. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere behoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet:
- 1. voor bestaand gebruik;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
- d. bij de toepassing van het bepaalde onder c wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de Parkeernota Hoogeveen, 20 april 2011, (Bijlage 1), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden, waarbij alleen gelet wordt op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
- e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en c en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4,na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Zuid, deelplan Anjerstraat.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter, De griffier,
...................... ................................
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de realisatie van 14 woningen op het braakliggende perceel, kadastraal bekend als I3106 aan de Anjerstraat/Boekweitlaan te Hoogeveen, gelegen in de gelijknamige gemeente Hoogeveen (hierna: plangebied). Het betreft de Anjerstraat en een voormalige schoollocatie waarvan de bebouwing reeds is gesloopt.
Momenteel is het perceel voorzien van de bestemmingen 'verkeer' en 'maatschappelijk'. Tevens beschikt het perceel over een bouwvlak met de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' ter plaatse van de bestemming 'maatschappelijk'.
Initiatiefnemer is voornemens om 14 woningen te realiseren op dit perceel. Het voornemen is echter niet in overeenstemming met de geldende gebruiksmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan "Zuid 2017". Om de 14 woningen te realiseren is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
1.2 Opgave Bestemmingsplan
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders, waarbij wordt aangetoond dat de realisatie van 14 woningen ter plaatse van het perceel aan de Anjerstraat/Boekweitlaan te Hoogeveen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Het bestemmingsplan "Zuid, deelplan Anjerstraat" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.0118.2022BP9005003-CO01) en een renvooi;
- regels (met bijbehorende bijlagen).
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.3 Opbouw Toelichting
Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:
- hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
- hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
- hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de uitgangspunten van het plan weer;
- hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieu aspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, water, etc.;
- hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
- hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
- hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Anjerstraat/Boekweitlaan, in het zuiden van de kern Hoogeveen. Het plangebied bestaat uit het perceel dat bij kadaster bekend staat als gemeente Hoogeveen, sectie I en nummer 3106.
In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied in Hoogeveen (rode ster) en ten opzichte van de directe omgeving (rode omlijning) indicatief weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt hier en voor het vervolg van deze toelichting verwezen naar de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan.
![]() |
Afbeelding 2.1 Ligging van het plangebied in Hoogeveen en ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK, bewerkt) |
2.2 Vigerend Recht
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Zuid 2017". Dit bestemmingsplan is op 11 april 2019 door de gemeenteraad van Hoogeveen vastgesteld. Daarnaast geldt ter plaatse ook het bestemmingsplan "kernen Hoogeveen, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling", welke op 15 mei 2014 is vastgesteld. Afbeelding 2.2 bevat een uitsnede van de verbeelding behorende bij het geldende bestemmingsplan. Hierin is het plangebied met de rode omlijning aangegeven.
![]() |
Afbeelding 2.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl, bewerkt) |
Het plangebied heeft op basis van het geldende bestemmingsplan "Zuid 2017" de enkelbestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Verkeer'.
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen met onder meer de daarbijbehorende gebouwen, bijgebouwen, wegen en paden. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. Het bouwvlak beschikt over de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' waardoor voor gebouwen een maximale goothoogte van 4 meter, een maximale bouwhoogte van 4 meter en een maximale bebouwingspercentage van 100 % geldt.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en wegen, straten en paden. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen gebouwd worden.
Het realiseren van 14 woningen is niet in overeenstemming met de geldende gebruiksmogelijkheden van het huidige bestemmingsplan "Zuid 2017" van de gemeente Hoogeveen. Binnen het huidige bestemmingsplan zijn er op het perceel uitsluitend maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur Plangebied
Het plangebied bevindt zich in de wijk Hoogeveen Zuid, een woonwijk gebouwd in de jaren 60. De omgeving bestaat voornamelijk uit woningen en groenstroken. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrenst door de Boekweitlaan en aan de overige zijdes door de Anjerstraat. Het plangebied betreft maatschappelijk perceel bestaande uit een braakliggend perceel, waar in het verleden een schoolgebouw heeft gestaan.
In afbeelding 2.3 is een luchtfoto van de huidige situatie opgenomen.
![]() |
Afbeelding 2.3 Huidige situatie van het plangebied (Bron: PDOK Viewer, bewerkt) |
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van het Rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste betreffen de Omgevingsvisie Drenthe 2018 en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018.
3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Algemeen
In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft, in dit kader, ook plaatsgevonden voorafgaand aan een op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft op een inbreidingslocatie.
Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. Voor deze woonvisie is de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012, een belangrijke onderlegger. De regionale woonvisie scherpt de indicatieve aantallen uit de Woonvisie 2011-2020 aan.
3.3.2 Toetsing aan het regionaal beleid
Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig om de woningbouwuitbreiding aan de Anjerstraat/Boekweitlaan daaraan toe te voegen. De realisatie van 14 woningen leidt niet tot verdringing of ongewenste concurrentie.
Geconcludeerd wordt dat voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het regionaal beleid.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030
3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen 2.0
3.4.3 Toekomstvisie Hoogeveen
3.4.4 Woonvisie 2017-2020
3.4.5 Conclusie
Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Voor dit bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met het geldende provinciale- , regionale- en gemeentelijke beleid.
Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
4.1 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied ligt in het zuiden van de kern Hoogeveen, aan de Anjerstraat/Boekweitstraat. Het plangebied bevindt zich in de wijk Hoogeveen Zuid, een woonwijk gebouwd in de jaren 60. De omgeving bestaat voornamelijk uit woningen met tuinen, wegen, water en groenstroken. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrenst door de Boekweitlaan en aan de overige zijden door woningen met tuinen.
4.2 Functionele Structuur
Voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van 14 grondgebonden woningen met parkeergelegenheid. De woningen zullen één of twee bouwlagen bevatten met platte daken. De woningen passen bij de architectuur van de woningen in de directe omgeving.
Afbeelding 5.1 en 5.2 tonen de gewenste situatie.
![]() |
Afbeelding 5.1 Gewenste situatie (Bron: initiatiefnemer) |
![]() |
Afbeelding 5.2 Gewenste situatie (Bron: initiatiefnemer) |
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.1.1 Normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
5.1.2 Onderzoek en conclusie
Door Sigma is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 1 van deze toelichting.
Zintuigelijke waarnemingen
Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde bodemmateriaal geen bodemvreemde afwijkingen of asbestverdacht materiaal waargenomen (indicatieve waarneming).
Grond
Het bovengrondmengmonster MM1 bevat een verhoogd gehalte kwik en lood (zware metalen) t.o.v. de achtergrondwaarde, de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex-waarde (>0,5) wordt in dit geval niet overschreden zodat er uit milieuhygiënische overweging geen directe aanleiding is tot het instellen van aanvullend onderzoek.
Het bovengrondmengmonster MM2 bevat een verhoogd gehalte kwik, lood (zware metalen) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s, som 10) t.o.v. de achtergrondwaarde, de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex-waarde (> 0,5) wordt in deze gevallen niet overschreden zodat er uit milieuhygiënische overweging geen directe aanleiding is tot het instellen van aanvullend onderzoek.
Het ondergrondmengmonster MM3 bevat geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde
Grondwater
Het grondwater t.p.v. peilbuis 1 bevat een verhoogd gehalte barium, cadmium, koper, nikkel en zink (zware metalen) en tolueen (vluchtige aromaten) t.o.v. de streefwaarde, de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex-waarde (>0,5) wordt in deze gevallen niet overschreden zodat er uit milieuhygiënische overweging geen directe aanleiding is tot het instellen van aanvullend onderzoek.
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.2.1 Normstelling
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn archeologische monumenten kaarten en gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten opgesteld.
De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden.
5.2.2 Onderzoek en conclusie
Het gemeentelijke archeologiebeleid is doorvertaald in het geldende bestemmingsplan middels een of meerdere dubbelbestemmingen. In voorliggend geval geldt geen dubbelbestemming. Archeologisch onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Daarnaast wordt gesteld dat het voornemen geen negatieve invloed heeft op de cultuurhistorische waarden.
Geconcludeerd wordt dat met inachtneming van het voorgaande de aspecten archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
5.3 Water
5.3.1 Algemeen
In dit bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.
5.3.2 Normstelling
De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:
- 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
- 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert;
- 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Wet natuurbescherming). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.
Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.
5.3.3 Onderzoek en conclusie
Ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling zal geen extra verharding wordt toegevoegd aangezien het perceel reeds verhard is als gevolg van de voormalige bebouwing. Verder wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
- Gescheiden afvoer van de 14 woningen voor het regenwater en vuilwater;
- De toename aan 800 m2 verhard oppervlak moet gecompenseerd worden door het regenwater te bergen in bergingskratten (besluit raad bij inbreidingslocaties), het kan daarna vertraagd afvoeren naar de watergang aan de Boekweitkamp (dit zou onder parkeerplaatsen kunnen);
- Voor het vuilwater (50 ie) heeft het stelsel voldoende capaciteit, wel moeten voor de woningen nieuwe aansluitingen worden gemaakt op het riool in de Anjerstraat.
Op basis van de digitale toets wordt geconcludeerd dat belangen van het waterschap worden geraakt. Daarom zal de normale procedure worden gevolgd, waarmee het waterschap wordt betrokken bij de ontwikkeling.
Met inachtneming van het voorgaande vormt het aspect water geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
5.4 Natuur En Ecologie
5.4.1 Normstelling
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.
Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte zijn de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming.
5.4.2 Soortenbescherming
Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
In voorliggend geval is de voormalige schoolbebouwing reeds gesloopt en ligt de locatie braak. De gronden zitten in het normale groen onderhoud van de gemeente en worden daarmee periodiek beheerd. De ecologische waarde van de gronden is daarmee nihil. Een quickscan ecologie wordt daarom in dit geval niet noodzakelijk geacht.
5.4.3 Onderzoek en conclusie
Met inachtneming van het voorgaande vormt het aspect natuur en ecologie geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
5.5 Geluid
5.5.1 Normstelling
De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:
- woningen;
- andere geluidsgevoelige gebouwen;
- geluidsgevoelige terreinen.
Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.
In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.
5.5.2 Onderzoek en conclusie
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 14 woningen. Woningen betreffen geluidsgevoelige objecten. Door BJZ.nu is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoegd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 5 bij deze toelichting. Hierna wordt op de bevindingen ingegaan.
De geluidbelasting als gevolg van de Boekweitlaan bedraagt hoogstens 54 dB (inclusief reductie) en de geluidbelasting van de A37 bedraagt hoogstens 52 dB (inclusief reductie). Met deze waarden wordt niet voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder, maar wel aan de wettelijke maximale toegestane waarde van respectievelijk 63 dB en 53 dB.
Een hogere waarde als gevolg van wegverkeerslawaai afkomstig van de Boekweitlaan en de A37 is in voorliggend geval benodigd. Afwijken van de voorkeurswaarde is alleen mogelijk als bron- en overdrachtsmaatregelen kunnen rekenen op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige, verkeerskundige of landschappelijke aard en een binnenniveau van 33 dB gerealiseerd kan worden.
De bron- en overdrachtsmaatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeurswaarde te voldoen ontmoeten bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige of financiële aard. Gevelmaatregelen zijn het meest doelmatig. Met het nemen van extra gevelmaatregelen van minimaal 7 dB bovenop de karakteristieke gevelmaatwering, wordt een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd.
Met het nemen van gevelmaatregelen en het aanvragen van een hogere waarde is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen.
5.6 Milieuzonering Bedrijven
5.6.1 Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' wordt een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor bijvoorbeeld geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
In dit geval zijn in de directe omgeving van het plangebied met name woon-, natuur- en infrastructurele functies gelegen. Dit betekent dat uitgegaan kan worden van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
![]() |
5.6.2 Onderzoek en conclusie
5.7 Milieueffectrapportage (Mer)
5.7.1 Normstelling
5.7.2 Onderzoek en conclusie
De vormvrije m.e.r.-beoordeling maakt duidelijk dat de milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling beperkt zijn en dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die het opstellen van een MER noodzakelijk maakt.
5.8 Luchtkwaliteit
5.8.1 Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
5.8.2 Onderzoek en conclusie
In het plangebied is sprake van het toevoegen van 14 woningen. Aangezien dit aantal nieuwe woningen ruimschoots onder de kwantitatieve grens voor woningbouwlocaties ligt, zoals opgenomen in de Regeling NIMB, mag er vanuit worden gegaan dat het plan naar verwachting geen significante bijdrage heeft op de luchtkwaliteit. Gelet op de aard en omvang van dit project in vergelijking met de voorgenoemde categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
5.9 Externe Veiligheid
5.9.1 Normstelling
Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.
5.9.2 Onderzoek en conclusie
![]() |
Afbeelding 5.1 Uitsnede risicokaart (bron: atlasleefomgeving) |
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van de risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven. Het plangebied is hierop aangeduid met een rode ster.
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Opgemerkt wordt dat op een afstand van circa 370 meter ten zuiden van het plangebied een spoorlijn is gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De woningen liggen buiten de GR-contour.
Een en ander brengt met zich mee dat het voornemen in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
5.10 Verkeer En Parkeren
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van parkeerkencijfers van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Tevens heeft de gemeente Hoogeveen eigen parkeerbeleid samengesteld te weten 'Parkeernota gemeente Hoogeveen 2021'. Als uitgangspunt van dit parkeerbeleid wordt er voor de 'tussen/hoekwoningen' in 'rest bebouwde kom' een parkeernorm gehanteerd van 1,5. Met de verkeersgeneratie wordt aangesloten bij het het CROW.
Op basis van de uitgangspunten (matig stedelijk, tussen/hoekwoning en rest bebouwde kom), is in voorliggend geval sprake van een verkeergeneratie van gemiddeld (14 * 7,1 =) 99,4, afgerond 100 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Deze verkeersgeneratie kan goed worden afgewikkeld via omliggende wegen.
Op basis van de uitgangspunten (tussen/hoekwoning en rest bebouwde kom), is ter plaatse van het plangebied sprake van een parkeerbehoefte van (14 * 1,5 =) 21 parkeerplaatsen. In het plangebied worden 29 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt het parkeren binnen het plangebied opgelost.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'verkeer en parkeren' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
5.11 Duurzaamheid
De gemeente Hoogeveen heeft haar ambitie op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid en de Milieuvisie. In het klimaatbeleid is de ambitie uitgesproken om in 2040 als gehele gemeente CO2-neutraal te willen zijn. Door bij nieuwe ontwikkelingen duurzaamheid reeds in de ontwerp- en bouwfase mee te nemen kan optimaal invulling worden gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling.
Voor bestaande bouw kunnen er ook duurzaamheidsmaatregelen getroffen worden. De gemeente stimuleert het duurzaam verbouwen van bestaande woningen door middel van het verstrekken van een duurzaamheidslening. In de verordening 'Duurzaamheidslening gemeente Hoogeveen 2016' staan de voorwaarden vermeld om in aanmerking te kunnen komen voor een dergelijke lening. Tot de duurzaamheidsmaatregelen waarvoor een duurzaamheidslening kan worden toegekend, behoren energiebesparende en waterbesparende maatregelen, duurzame opwekking van energie en de stimulering van de biodiversiteit, zoals het aanbrengen van een vegetatiedak of vogelvides.
Ook kunnen de particulieren, die hun woning energiezuiniger willen maken, gratis een energiescan laten opstellen. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar de 'schil' van de woning, de verwarmingsinstallatie, verlichting, ventilatie en het gebruik van elektrische apparatuur. De mogelijk te treffen haalbare maatregelen worden opgenomen in de energiescan.
De woning zal volgens de regels staande in het Bouwbesluit gerealiseerd worden.
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Juridisch Systeem
Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.
6.2 Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
- 4. Overgangs- en slotregels.
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.
Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.
Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.
De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.
6.3 Verklaring Van De Bestemmingen
In voorliggend bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Wonen'.
Groen (artikel 3)
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, water en speelvoorzieningen.
Tuin (artikel 4)
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen.
Verkeer (artikel 5)
Onder deze bestemming vallen alle wegen binnen het plangebied. Ook de parkeervoorzieningen zijn hierbij opgenomen.
Wonen (artikel 6)
Binnen deze bestemming zijn grondgebonden woningen, inclusief bijbehorende bouwwerken, van het type aaneengebouwd of patio mogelijk. Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden. Verder zijn er speficieke bouwaanduidingen opgenomen om onderscheid te maken tussen bouw- en goothoogte en dakhelling en dakvorm.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
7.2 Beleidskeuzen
Door de gemeente Hoogeveen is een kadernota integrale handhaving vastgesteld. Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen.
Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces.
7.3 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighoudt.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg naar de wettelijke overlegpartners gestuurd. De Provincie Drenthe, het Waterschap Drents Overijsselse Delta, Rendo en de Veiligheidsregio Drenthe hebben aangegeven in te kunnen stemmen met voorliggend plan.
Inspraak
Het plan is aan de buurt voorgelegd en naar aanleiding van de reacties zijn aanpassingen gedaan aan het ontwerp.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor eenieder ter inzage gelegen van 3 november tot en met 14 december 2022. Tijdens deze termijn zijn 3 zienswijzen ingediend. Deze hebben niet tot wijzigingen in het plan geleid. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de reactienota.
Wel is in verband met de recente ontwikkelingen op het gebied van stikstofregelgeving een nieuwe Aerius berekening uitgevoerd en verwerkt in paragraaf 5.4. Deze aanvullingen hebben niet tot wijzigingen in het bouwplan geleid.
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een koopovereenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente Hoogeveen. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Bijlage 1 Parkeernota Hoogeveen
Bijlage 1 Parkeernota Hoogeveen
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Watertoets Uitgangspunten Waterschap Drents Overijsselse Delta
Bijlage 3 Watertoets uitgangspunten Waterschap Drents Overijsselse Delta
Bijlage 4 Aerius Berekening
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Aanmeldnotitie Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 6 Aanmeldnotitie vormvrije mer-beoordeling