Noordscheschut 2009
Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen
Onherroepelijk op 21-08-2013 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Noordscheschut 2009 van de gemeente Hoogeveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20098015001-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw
een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwde woningen:
woningen gekoppeld door middel van gebouwen;
1.7 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:
het verlenen van diensten, waaronder mede wordt verstaan e-commerce, c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
1.8 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 appartementengebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;
1.13 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, ten behoeve van de bedrijfsbestemming van het gebouw of het terrein;
1.17 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden;
1.18 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.19 bestaand:
de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 Bevi-inrichtingen:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.31 bijzettent:
een tent van maximaal 6 m2;
1.32 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.33 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van volkstuinen, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden;
1.34 dagrecreatieve voorzieningen:
speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;
1.35 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.37 dienstverlenend bedrijf:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;
1.38 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;
1.39 dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, ten behoeve van de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.40 dwarskap:
een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;
1.41 e-commerce:
vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven;
1.42 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.43 erf:
de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.44 evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;
1.45 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
1.46 geluidsbelasting van vliegveld Hoogeveen:
de geluidsbelasting op een bepaalde plaats veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende vaste vleugel luchtvaartuigen met schroefaandrijving en een toegelaten totaalmassa die hoger is dan 390 kg doch niet hoger dan 6000 kg, uitgedrukt in dB(A) Lden;
1.47 geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten;
1.48 geluidbelasting vanwege een weg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
1.49 halfvrijstaande woningen:
blok van twee aaneengebouwde woningen;
1.50 hogere (geluidsgrens)waarde:
een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.51 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.52 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.53 horecabedrijf categorie 1:
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een lunchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijsssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.54 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.55 horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar, een bar-/dancing, een dansschool, een discotheek, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf. Onder horecabedrijf categorie 3 valt tevens een drive-in-restaurant en een zalencentrum;
1.56 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
1.57 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.58 kampeerplaats:
een stuk grond van maximaal 100 m2 voor het plaatsen van één kampeermiddel met bijzettentjes.
1.59 kantoor:
een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;
1.60 kap:
een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;
1.61 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.62 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.63 langskap:
een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;
1.64 leisureactiviteiten:
activiteiten die gericht zijn op recreatie en ontspanning welke individueel of in groepen kunnen plaatsvinden, zoals karten, overdekt skiën en bowlen;
1.65 lessenaarsdak:
een dak bestaande uit één hellend dakvlak;
1.66 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.67 peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.68 perceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.69 platdak:
horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;
1.70 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.71 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.72 reconstructie van een weg:
een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 1,5 dB of meer wordt verhoogd;
1.73 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden en opstallen dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.74 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.75 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.76 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.77 stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
1.78 standplaats voor woonwagens:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.79 stolpkap:
een kap met een piramidevormige afdekking eindigend in één punt of met een korte nokbalk haaks op de weg;
1.80 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.81 verblijfsrecreatie :
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting is toegestaan;
1.82 verblijfsrecreatieve voorzieningen:
speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van verblijfsrecreatie;
1.83 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
(let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte);
1.84 volumineuze detailhandel:
detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuinartikelen, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels. Deze winkels hebben vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig voor de uitstalling;
1.85 voorkeursgrenswaarde:
de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.86 voorgevel:
het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.87 Wgh-inrichtingen:
inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die op grond van het Besluit omgevingsrecht artikel 2.1, lid 3 als zodanig worden aangewezen in bijlage I, onderdeel D; de zogenaamde 'grote lawaaimakers';
1.88 winkel:
een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.89 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens;
1.90 wooncentrum:
een centrum ten behoeve van wonen met daaraan ondergeschikt gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten.
1.91 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel kan worden verplaatst;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de afstand tot de perceelgrens
de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgrond
- b. groenvoorzieningen;
- c. sloten, bermen en beplanting;
met de daarbij behorende
- d. houtwal/-singel;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. wegen en paden;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. de sociale veiligheid;
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
- 3. het aanbrengen van drainage;
- 4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 40 cm, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar historische vindplaatsen worden uitgevoerd;
- 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 6. het opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 7. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
- b. Een vergunning als bedoeld in lid 3.4 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden.
- c. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
- d. Aan de in lid 3.4 sub a genoemde omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. (zie art. 39 Wijziging van de Monumentenwet 1988)
- e. Voorafgaand aan de verlening van de in lid 3.4 sub a genoemde vergunning dienen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de provinciaal archeoloog als er sprake is van verstoring van aanwezige archeologische waarden in het terrein waarvoor de aanvraag is ingediend.
- f. Het in lid 3.4 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan;
- 3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. handel in auto's en motorfietsen, reparatie en servicebedrijven, voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf handel in auto's en motorfietsen, reparatie en servicebedrijven';
- b. houthandel, voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-houthandel';
- c. camperverhuur, voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-camperverhuur';
- d. e-commerce;
- e. productiegebonden detailhandel als ondergeschikte activiteit van de ter plekke gevestigde bedrijfsactiviteit;
- f. bedrijven, behorende tot categorie 1 en 2, zoals genoemd in Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten;
met daarbij behorende:
- g. bedrijfsgebouwen;
- h. bijgebouwen;
- i. bedrijfswoning, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' ;
- j. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van bedrijfswoningen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. verhardingen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. nutsvoorzieningen;
- p. geluidwerende voorzieningen;
- q. tuinen, erven en terreinen
- r. water;
- s. opslag van aan de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein, met dien verstande dat opslag op deze gronden uitsluitend achter en aan weerszijden van het bedrijfsgebouw en niet aan de wegzijde van het perceel mag plaastvinden;
met inachtneming van het volgende
- t. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan, met uitzondering van inrichtingen en installaties die op dit moment van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig zijn;
- u. kantoren zijn niet toegestaan;
- v. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
- w. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan;
- x. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt.
- b. De in lid 4.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 6. de brandveiligheid, in die zin dat er uit ingewonnen advies bij de brandweer blijkt dat er voldoende en bruikbare ruimte aanwezig blijft voor brandbestrijding.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor opslag van goederen op open terrein;
- b. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van:
- 1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004;
- 2. bewoning, met uitzondering van de (bedrijfs)bovenwoningen en de ter plaatse opgenomen functieaanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding;
- 3. detailhandelsbedrijven;
- 4. leisureactiviteiten;
- 5. brandstofverkooppunten.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen , met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. (ontsluitings-)wegen;
- c. verhardingen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;;
met de daarbijbehorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de sociale veiligheid;
- b. de milieusituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de verkeersveiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen (Met Lpg)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen (met LPG)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. brandstofverkooppunt met LPG-vulpunt en LPG-opslagtank, met daaraan ondergeschikt detailhandel in een weggebonden assortiment;
- b. garagebedrijf;
- c. bedrijfswoning;
- d. e-commerce;
- e. bedrijven, behorende tot categorie 1 en 2, zoals genoemd in Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten ;
met de daarbij behorende:
- f. gebouwen:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een luifel en/of prijzenzuil;
- h. andere werken;
- i. toegangswegen;
- j. verhardingen;
- k. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. houtwallen
met daaraan ondergeschikt:
- c. paden en wegen;
- d. water;
- e. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
- 3. het aanbrengen van drainage;
- 4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 40 cm, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar historische vindplaatsen worden uitgevoerd;
- 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 6. het opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 7. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden.
- c. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsgvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. (zie art. 39 Wijziging van de Monumentenwet 1988)
- d. Aan de in lid 7.5 sub a genoemde vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. (zie art. 39 Wijziging van de Monumentenwet 1988)
- e. Voorafgaand aan de verlening van de in lid 7.5 sub a genoemde vergunning dienen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de provinciaal archeoloog als er sprake is van verstoring van aanwezige archeologische waarden in het terrein waarvoor de aanvraag is ingediend.
- f. Het in lid 7.5 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan;
- 3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. supermarkt;
- c. (daarboven gelegen) dienstwoningen, ter plekke van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-dienstwoning';
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. verhardingen;
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. geluidswerende voorzieningen;
- j. opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - vuurwerk';
met de daarbij behorende:
- k. tuinen en erven;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid 8.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en/of niet meer dan 10 m² buiten het bouwvlak wordt gesitueerd;
- de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt;
- 1. het bepaalde in lid 8.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- b. De in lid 8.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
Artikel 9 Garageboxen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
garageboxen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen :
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van nachtelijk verblijf.
Artikel 10 Gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, voor zover het de eerste bouwlaag betreft ;
- b. dienstverlening, voor zover het de eerste bouwlaag betreft;
- c. bovenwoningen;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- f. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- g. verhardingen;
- h. wegen en paden;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de brandveiligheid;
- e. de verkeersveiligheid; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.1jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. water;
- d. speelvoorzieningen;
- e. zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde;
- f. hondenuitlaatstrook;
met daaraan ondergeschikt:
- g. geluidswerende voorzieningen;
- h. taluds;
- i. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- k. verhardingen;
- l. evenementen;
- m. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
- o. andere werken.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven categorie 1 en 2;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. dienst(boven)woning, ter plekke van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca-dienstwoning';
- d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de dienst(boven)woning
- e. bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
- j. tuinen en erven;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid 12.2.1 sub a en/of 12.2.2 sub a, en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en de buiten het bouwvlak op te richten oppervlakte van het gebouw niet meer dan 10 m² bedraagt;
- b. De in lid 12.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 12.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel, anders dan detailhandel in ondergeschikte, aan de horecafunctie gerelateerde producten.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheek;
- b. gezondheidszorg;
- c. multi-functioneel centrum;
- d. onderwijs;
- e. naschoolse opvang;
- f. religie;
- g. toiletgebouw recreatievaart;
- h. verenigingsleven;
met de daarbijbehorende:
- i. gebouwen;
- j. bijgebouwen;
- k. dienstwoning, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-dienstwoning';
- l. wegen en paden;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. nutsdoeleinden;
- p. geluidwerende voorzieningen;
- q. speelvoorzieningen;
- r. water;
- s. tuinen, erven en terreinen;
- t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid 11.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en/of niet meer dan 10 m² buiten het bouwvlak wordt gesitueerd;
- de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt;
- 1. het bepaalde in lid 11.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- b. De in lid 11.3 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(en);
- b. het gebruiken of het laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 14 Recreatie-dagrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen
met daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. water;
- f. terreinen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 14.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van nachtelijk verblijf.
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport;
- b. sportveld;
- c. jeu de boulesbaan;
- d. gebouwen, zoals een kantine;
- e. bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. water;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. geluidswerendevoorzieningen;
- m. lichtkrant;
- n. zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde;
met de daarbij behorende:
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld;
- d. de sociale veiligheid.
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
- c. parkeren;
met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:
- d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
- e. andere werken.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:
- 1. het bepaalde in lid 16.2 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
- niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst;
- 1. het bepaalde in lid 16.2 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
- b. De in lid 16.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociuale veiligeheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 16.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(en).
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. voet- en fietspaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeerterrein;
met daaraan ondergeschikt:
- e. nutsvoorzieningen;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- h. gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes;
- i. zend-/ontvangstinstallatie ten behoeve van de openbare orde;
- j. evenementen;
met de daarbij behorende:
- k. verhardingen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- m. andere werken.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 17.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het aanbrengen van afbeeldingen en tekens voor commerciële doeleinden.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. water;
- c. sluizen;
- d. oever;
met daaraan ondergeschikt:
- e. taluds en groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 18.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbijbehorende:
- c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. andere werken;
- e. tuinen en erven.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevinsgvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. lid 19.2.1 sub b voor het handhaven en/of doorzetten van afwijkende kapvormen en maatvoering bij een verbouwing of een uitbreiding van de woning;
- 2. lid 19.2.2 sub b en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- 3. De in lid 19.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 4. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 5. de woonsituatie;
- 6. de verkeersveiligheid;
- 7. de sociale veiligheid;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 19.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning ;
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel.
- b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
- 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit of e-commerce;
- 5. ten behoeve van e-commerce is geen toonzaal aanwezig en worden geen goederen afgehaald.
Artikel 20 Wonen - Woonwagens
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. standplaatsen voor woonwagens;
met de daarbij behorende:
- b. woonwagens;
- c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. andere werken;
- f. tuinen en erven.
20.2 Bouwregels
De oppervlakte van de woonwagen, inclusief de bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, mag niet meer dan 150m² bedragen, met dien verstande dat;
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik met deze bestemming zoals bedoeld in lid 20.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- c. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting;
- d. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel.
Artikel 21 Wooncentrum
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wooncentrum;
met daaraan ondergeschikt:
- b. gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. andere werken;
- h. tuinen en erven.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 21.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel.
Artikel 22 Leiding - Gas
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een hoofdgastransportleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere op de verbeelding aangewezen bestemming mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanvullende bestemming.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 22.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding;
- 3. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 22.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 22.4 en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits:
- 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- 2. geen onevenredige afbreuk word gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
22.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- a. Ter plaatse van de in lid 22.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 4. diepploegen;
- 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- 7. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- 8. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
- b. Het in artikel 22.6 sub a vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
- 3. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse netwerken;
- 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met de daarvoor verleende vergunning;
- 5. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
- c. De in artikel 22.6 sub a vermelde vergunning kan slechts worden verleend indien een positief advies is ontvangen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse leidingen.
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de cultuurhistorische waarden.
23.2 Omgevingsvergunning
Het is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning) gebouwen (gedeeltelijk) te slopen.
23.3 Toegestane werkzaamheden
Het bepaalde in lid 23.2 is niet van toepassing op werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
23.4 Toetsing
De in lid 23.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden, die op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
- b. Tot een gebruik, strijdig met de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(en).
- c. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling ontheffing is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die ontheffing is verleend.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bestemmingen Bedrijf, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven zoals genoemd in artikel 4, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;
- 2. het bepaalde in lid a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce.
- e. De in lid d genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
- f. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
26.1 Veiligheidszone - lpg
Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' mogen geen nieuwe, niet zijnde bestaande, (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
26.2 Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid
Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone (beperkingengebied - geluid)' zijn geen nieuwe woningen, met uitzondering van bedrijfswoningen, of geluidgevoelige gebouwen toegestaan, die vanwege de geluidsbelasting van het vliegveld een te hoge geluidsbelasting ondervinden.
26.3 Wro-zone - wijzigingsgebied - 1
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', 'Verkeer' en 'Tuin';
- b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding 'Wro - zone - wijzigingsgebied 1';
- c. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de bepalingen van artikel 18 van toepassing zijn, met dien verstande dat de volgende uitgangspunten gelden:
- 1. het aantal te bouwen woningen mag in het gebied aan de Boogerdweg niet meer dan
2 bedragen; - 2. het aantal te bouwen woningen mag in het gebied aan de Coevorderstraatweg niet meer dan 5 bedragen;
- 3. de bestemming zal pas worden gewijzigd als de milieuhinderlijke belemmeringen uit de omgeving zijn opgeheven;
- 4. aansluiting wordt gezocht bij de bestaande bebouwingsstructuur;
- 5. er mogen zowel vrijstaande als twee-aan-een gebouwde woningen worden gebouwd;
- 6. het ontwerp-wijzigingsplan zal worden voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek hierover advies uit te brengen;
- 7. de waterhuishouding niet mag worden verstoord;
- 8. parkeren moet opgelost worden op eigen terrein, op basis van de parkeernormen zoals die gelden op het moment dat een wijzingsplan in procedure wordt gebracht.
- 1. het aantal te bouwen woningen mag in het gebied aan de Boogerdweg niet meer dan
26.4 Wro-zone - wijzigingsgebied - 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming , Maatschappelijk, met dien verstande dat:
- a. aangetoond wordt dat het verzoek voldoet aan de standaardvoorwaarden van de Gasunie;
- b. de leidingbeheerder toestemming heeft verleend aan het verzoek;
- c. de waterhuishouding niet gewijzigd mag worden.
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3meter bedraagt;
- de bruto-oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
- 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst;
- 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd mits:
- de oppervlakte niet meer dan 18m² bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activitieten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding.
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van het wijzigen danwel laten vervallen van de 'Veiligheidszones-lpg' zoals bepaald in artikel 26, lid 1 en aangegeven op de verbeelding, indien:
- a. gewijzigde bedrijfsactiviteiten- en/of installaties daar aanleiding toe geven en de wijziging passend is binnen de regelgeving van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 mei 2004;
- b. bedrijfsactiviteiten en/of -installaties die worden beëindigd, daar aanleiding toe geven en de wijziging passend is binnen de regelgeving van het Besluit extern veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 mei 2004;
- c. de afstanden op grond van de regelgeving in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 mei 2004 en de Regeling externe veiligheid inrichtingen worden gewijzigd.
Artikel 29 Algemene Procedureregels
29.1 afwijkingsprocedure
- a. Op de voorbereiding van een besluit om bij een omgevingsvergunning af te wijke van het bestemmingsplan als bedoeld in de artikelen 4, 8, 12, 13, 16, 19, 22, 26, 29 en 31 is de volgende procedure van toepassing:
- 1. een voorgenomen afwijking als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- 2. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- 3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- 4. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen ontheffing.
29.2 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Artikel 30 Overige Regels
30.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
31.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 31.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 31.1 met maximaal 10%.
31.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 31.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
31.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 31.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
31.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 31.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
31.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 31.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
31.8 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van lid 31.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Noordscheschut 2009.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter, De griffier,
...................... ................................
Hoofdstuk 1 Inleiding
De herziening van een bestemmingsplan beoogt de verouderde plannen in een bepaald gebied van de gemeente aan te passen en zo mogelijk in één plan onder te brengen. Tevens leeft de wens binnen de gemeente om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en particuliere organisaties te realiseren, door de bestemmingsplannen globaler, flexibeler en beter handhaafbaar te maken. Daarmee krijgt het gemeentebestuur een instrument ter beschikking, waarmee over een reeks van jaren de waardevolle elementen in het gebied beschermd kunnen worden, zonder gewenste nieuwe ontwikkelingen te belemmeren.
De belangrijkste functie van het bestemmingsplan is een vertrekpunt van het planologisch beleid voor een bepaald gebied, met daarbij een duidelijke afweging van alle bij het beleid betrokken belangen en functies. Dit betekent wel dat dan het bestemmingsplan actueel moet zijn. Het gemiddelde bestemmingsplan voor Noordscheschut is echter ouder dan tien jaar. Dit heeft tot gevolg dat:
- de samenhang en de consistentie van de bestaande bestemmingsplannen onvoldoende is;
- door versnippering en verschillen in vorm en opzet de toegankelijkheid van de plannen te wensen overlaat.
Het dorp Noordscheschut dat ongeveer vier kilometer ten oosten van het centrum van Hoogeveen ligt, is gelegen aan de Verlengde Hoogeveens Vaart.
Per 1 januari 2008 bedroeg het aantal inwoners van het dorp circa 2.000. Voor geheel Noordscheschut geldt een zevental bestemmingsplannen. Vrijwel het gehele dorp is geregeld in een bestemmingsplan uit 1994. Daarna is er een drietal bestemmingsplannen gemaakt, om functieveranderingen mogelijk te maken.
De diverse bestemmingsplannen en wijzigingsplannen die voor het betreffende gebied gelden, zijn weliswaar sindsdien op meerdere punten herzien, maar een eigentijdse ruimtelijke visie met een daarmee samenhangende stedenbouwkundige regeling ontbreekt. Bovendien speelde een rol dat per 1 januari 1998 in de provincie Drenthe een aantal gemeenten zijn opgeheven en tevens grenswijzigingen tussen gemeenten hebben plaatsgevonden. Hiermee kwam ook een andere stedenbouwkundige regeling binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Hoogeveen, waardoor het noodzakelijk werd om een eenduidige regeling binnen de gemeente te laten gelden.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het plan heeft betrekking op het gebied dat in het noorden globaal begrensd wordt door de achtertuinen van de woningen aan de Noord, de Molenweg en de Drostenraai, in het oosten door de volkstuinen en de groenzone achter de Van der Sluisweg en door de achtertuinen van de woningen aan het Zwarte Dijkje ten zuiden van de Boogerdweg, in het zuiden door de achtertuinen van de woningen aan de Coevorderstraatweg en in het westen door de achtertuinen van de woningen aan het Hoveniersland
Afbeelding 1 Ligging plangebied
2.2 Vigerend Recht
Zoals uit afbeelding 2 blijkt (waarbij de cijfers verwijzen naar onderstaande tekst), geldt voor het grootste gedeelte van het gebied het bestemmingsplan Noordscheschut, dat werd vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 27-01-1994 en dat werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 17-05-1994 (1).
Een partiële herziening van het bestemmingsplan Noordscheschut, het voormalige schoolterrein ten noorden van de Drostenraai ten behoeve van ondermeer een tweetal woningen, werd vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 29-03-2001 op en werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 22-05-2001 (2).
Een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Noordscheschut ten behoeve van Houthandel Koster (aan de Coevorderstraatweg), werd vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Hoogeveen op 25-09-2003 en werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 13-01-2004 (3).
Het bestemmingsplan Noordscheschut, deelplan WoZoCo, een ouderencomplex op de hoek van de Tramweg en de Jan Naardingweg, werd vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Hoogeveen op 28-04-2005 en werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 26-07-2005 (4).
In het noorden van het plangebied liggen enkele gedeelten in de volgende oudere bestemmingsplannen:
Voor het gebied ten noorden van de woningen aan de Noord inclusief de Molenweg geldt het bestemmingsplan Noord B, dat werd vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 15-07-1982 en dat gedeeltelijk werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 11-07-1983 (5).
Een partiële herziening van de voorschriften werd vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 30-10-1986 en werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 20-01-1987.
Voor het gebied ten noorden van de Drostenraai en ten oosten van de Molenweg geldt het bestemmingsplan landelijk gebied, dat werd vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 24-11-1977 en dat gedeeltelijk werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 23-01-1979 (6).
Binnen dit bestemmingsplan werden met name aan de bestemmingsbepaling betreffende de woningen goedkeuring onthouden. Daarom geldt voor de woningen ten noorden van de Drostenraai de herziening uitbreidingsplan in hoofdzaak gemeente Hoogeveen, dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 25-06-1959 en dat gedeeltelijk werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 17-06-1960.
Een herziening bestemmingsplan Uitbreidingsplan in hoofdzaak betreffende de voorschriften is door de gemeenteraad van Hoogeveen vastgesteld op 31-05-1995 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 04-07-1995.
Voor het zuidelijke deel van het bouwperceel van Houthandel Koster en de Jeu de Boulesvereniging aan de Meester Kosterweg geldt het bestemmingsplan Buitengebeid Zuid Herziening 2007, dat werd vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Hoogeveen op 22-11-2007 en werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 28-01-2008 (7).
Afbeelding 2 Overzicht van de vigerende bestemmingsplannen
2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied
2.3.1 Ontstaansgeschiedenis en bebouwing
Noordscheschut ligt in een veenontginningslandschap dat vanaf het begin van de zeventiende eeuw ten zuidoosten van Hoogeveen is ontstaan. In het landschap ervaart men enerzijds open gebieden, anderzijds daaruit oprijzende beboste gebieden, bomenrijen en houtwallen.
Het nederzettingpatroon in dit gebied bestond aanvankelijk uit verspreide lintbebouwing langs wegen en wijken (kanalen). In een latere fase is bij de sluis annex de brug kernvorming opgetreden. Nog vandaag de dag vormt de sluis het karakteristieke middelpunt van het dorp.
In 1625 ontplooide Roelof van Echten de activiteiten die men nu beschouwt als het begin van de gemeente Hoogeveen. De oudste geschiedenis van het Noordsche Opgaande en het ontstaan van het Noorsche Schut houden nauw verband het de geschiedenis van de familie van Echten. Het Noordsche Opgaande werd gegraven omstreeks 1665. Het was de verlenging van de eerste wijk, die door de huidige Hoofdstraat van Hoogeveen is gegraven.
Vanuit het Noordsche Opgaande werden vanaf bovenvermelde eerste wijk nog 27 andere wijken gegraven (de 28e was ter hoogte van de huidige Molenweg). Hierdoor kon men dichter bij het veen komen en de afvoer van turf mogelijk te maken.
De eerste bewoning van het veengebied rond het Noordsche Opgaande had al plaats in de 17e eeuw. Waar de turfgravers aan het werk waren, vond men ook de hutten van de seizoenarbeiders. In wezen was er dus geen sprake van echte bewoning, maar van tijdelijke verblijven, die alleen tijdens het graafseizoen dienst deden en het dorp Hoogeveen bood nog voldoende ruimte voor de kolonisten die een vaste verblijfplaats zochten.
Maar in het begin de 18e eeuw kwam de kolonisatie van het Noordsche Opgaande op gang en werden er meer arbeiderswoningen en boerderijtjes gebouwd, waarbij het eerste Noordsche schut (sluis) in 1766 in gebruik werd genomen. Daarom wordt dit jaar ook wel gezien als het jaar waarin Noordscheschut werd gesticht.
Een belangrijke rol bij de vervening van de omgeving van onder meer Noordscheschut speelde de familie Rahder. Rahder begon met de vervening van de Tiendevenen en liet een huis bouwen in 1856 in de buurt van de Noordsche Sluis, huize Valkenheim. Het was één van de eerste woningen aan de Verlengde Hoogeveens Vaart, die men in 1852 begonnen was te graven, van de Noordsche sluis naar Nieuw Amsterdam. In 1863 koopt Rahder een perceel grond tussen de Verlengde Hoogeveens Vaart en de Coevorderstraatweg ten westen van de 28e wijk en werd er overgegaan op machinale verturving van de veengebieden. Hij ontdekte ook dat er in de omgeving veel leem voorkwam die geschikt was voor steenfabricage en in 1868 werd er een steenbakkerij opgericht.
Omdat de scheepvaartverbinding met Tiendeveen nogal omslachtig was liet Rahder omstreeks 1860 een nieuw kanaal graven vanuit de Verlengde Hoogeveens Vaart tot de Drijberse hoofdvaart in Tiendeveen. Eerst genoemd Willeminavaart en na doortrekking naar Beilen werd dit Linthorst Homankanaal.
In augustus 1903 werd een eerste stoomtramlijn van Hoogeveen naar Nieuw Amsterdam geopend. Deze lijn had een halte met een haltegebouw nabij het Zwarte Dijkje op de plaats waar nu de Adventkerk is gelegen. In april 1947 werd deze lijn opgeheven, waarbij op het oude baanlichaam in latere jaren een fietspad (de Trambaan) richting Geesbrug is aangelegd, die dan ook wat hoger ligt dan het omringende land.
In 1904 werd de Gereformeerde Kerk in Noordscheschut op het erf van Valkenheim gebouwd. In 1931 kwam de eerste dokter naar Noordscheschut en na enige tijd kocht hij 'Huize Ettenheim' dat vanaf die tijd dus een dokterswoning werd.
Als het veen werd afgegraven bleef de ondergrond over. Die had indertijd weinig waarde doordat er geen bemesting voor aanwezig was. Om het land toch productief te maken werd er veel bos aangeplant. Zo ontstond er in deze omgeving enorm veel bos en kwam er vervolgens de mogelijkheid om dit hout te kappen en er handel in te drijven. In 1925 werd dan ook een houthandel begonnen. Het hout werd geleverd aan de Drentse Kanaal Maatschappij (voor de beschoeiingen aan de kanalen) en aan de mijnbouw in Limburg.
De eerste vorm van landbouw in de omgeving van noord en omstreken is waarschijnlijk de verbouw van boekweit geweest. Deze kon op het hoogveen, na het afbranden van de heide, zonder bemesting worden verbouwd. De veeteelt bleef kleinschalig, dit in tegenstelling tot Nieuweroord waar zich in de latere jaren, op de nieuwe dalgronden, boeren (meest van Groninger afkomst) zich vestigden op grotere bedrijven.
Rond Noordscheschut ontstonden kleinere, gemengde agrarische bedrijfjes. Oorspronkelijk voor neveninkomsten, later door uitbreiding als zelfstandige boeren- en pluimveebedrijven.
Na de 2e wereldoorlog is de structuur van de landbouw in de omgeving van Noordscheschut langzamerhand grondig gewijzigd. Zo ontstonden er enkele gespecialiseerde pluimvee-, kuikens- en kalvermesterijen.
Wat nu het Zwarte Dijkje is was vroeger een landweggetje langs de 28e wijk en rond 1954 werd een gedeelte van de 28e wijk gedempt en werd begonnen met het bouwen van woningen ten oosten van het Zwarte Dijkje en werd in 1960 als één van de eerste wegen ten oosten van het Zwarte Dijkje de Bloklandweg aangelegd. In bijna dertig jaar is deze wijk volgebouwd, waarna begonnen werd met de wijk ten westen ven het Zwarte Dijkje, waarvan de laatste woningen in 2004 zijn gerealiseerd. In deze wijk zijn ook een tiental woonwagenstandplaatsen gerealiseerd.
Inmiddels zijn de eerste woningen in de oostelijke wijk die in de jaren zeventig van de vorige eeuw waren gebouwd inmiddels geamoveerd, om plaats te maken voor een woonzorgcentrum.
Afbeelding 3 Groenstructuur
2.3.2 Groen
Bij de openbare groenvoorzieningen is een viertal elementen te onderscheiden, te weten:
- de groenzones aan de westzijde en aan de oostzijde van het dorp met ruimte voor sport en spel;
- het centrale groene plein met boomstructuur in het centrum van het dorp;
- de groene pleinen in het gedeelte van het dorp dat gelegen is aan de oostzijde van het Zwarte Dijkje;
- de aaneengesloten boomstructuren langs de Verlengde Hoogeveens Vaart en de Coevorderstraatweg.
2.3.3 Wegen
Noordscheschut wordt ontsloten door enkele oost-west verbindingen, waarvan de voornaamste zijn:
- de Coevorderstraatweg, een belangrijke verbinding tussen Hoogeveen en Geesbrug enerzijds en anderzijds heeft Noordscheschut via de Weg om de Oost een aansluiting op Rijksweg A37;
- de Stephensonstraat en de Drostenraai een verbinding van Hoogeveen via het bedrijventerrein naar Nieuweroord;
- het Zwarte Dijkje is de enige belangrijke noord-zuid verbinding en verbindt het dorp via de Riegshoogtendijk met Hollandscheveld en via de Molenweg met Tiendeveen.
Op de hoofdontsluiting Zwarte Dijkje is de interne wegenstructuur opgebouwd, die zich kenmerkt door langgerekte lijnen in het oude gedeelte aan de oostzijde van het dorp. In het nieuwe gedeelte aan de westzijde is men enigszins van het oude patroon afgeweken door het invoeren van een wegenbeloop met korte rechtstanden, die slechts aan de noordzijde (Hoveniersland) en de zuidzijde (De Lossing) een aansluiting met het Zwarte Dijkje heeft. Aan de westzijde van De Lossing is de nieuwste woonbuurt ontsloten via een lus op de Lossing.
De ontsluitingswegen zijn in het algemeen zeer eenvoudig gehouden met een breedte van maximaal 5,00 meter, met afwisselend aan één zijde langsparkeerstroken en aan beide zijden een trottoir. Alleen bij hoofdontsluitingswegen Drostenraai, Zwarte Dijkje en Coevorderstraatweg is de rijweg wat breder uitgevoerd.
2.4 Functionele Structuur Plangebied
2.4.1 Wonen
Het dorp heeft voornamelijk een woonfunctie. Het beeld binnen het plangebied wordt in het oudste deel van het dorp ten oosten van het Zwarte Dijkje vooral bepaald door de rijenwoningen met aan de oostelijke rand en langs de Verlengde Hoogeveens Vaart halfvrijstaande en vrijstaande woningen. Ten westen van het Zwarte Dijkje zijn voornamelijk halfvrijstaande en vrijstaande woningen gesitueerd. Ook ligt in het westelijk gedeelte een tiental woonwagenstandplaatsen.
Onlangs is op de hoek van de Tramweg en de Jan Naardingweg een wooncentrum voor ouderen gerealiseerd.
Het parkeren geschiedt bij de halfvrijstaande en vrijstaande woningen voornamelijk op eigen terrein en voor het overige zijn er in het gehele plangebied voor het merendeel langsparkeerstroken aangelegd. Alleen op plaatsen met meer ruimte en waar de parkeerbehoefte groter is, zijn gestoken parkeerplaatsen gesitueerd.
Aan de Veenlandweg ten zuiden van de Jan Naardingweg ligt een aantal garageboxen. Een viertal garageboxen ligt bij een parkeerterrein naast de Immanuelkerk aan de Tramweg.
.
Afbeelding 4 Hoofdwegenstructuur en langzaam verkeer
2.4.2 Verkeer (zie afbeelding 4)
2.4.2.1 Autoverkeer
De wegen binnen het plangebied hebben in het algemeen slechts een functie voor de aanliggende bebouwing in het verblijfsgebied, zodat deze een beperkte verkeersfunctie vervullen. Deze wegen behoren dan ook tot het 30 km/h-gebied en worden gecategoriseerd als erftoegangswegen. Alleen de Drostenraai/Molenweg naar zowel Hoogeveen als Nieuweroord, het Zwarte Dijkje als belangrijke noord-zuid verbinding en de Coevorderstraatweg naar zowel Hoogeveen/Rijksweg A37 als Geesbrug, kunnen binnen dit gebied als een belangrijke doorgaande weg worden bestempeld. Op de Coevorderstraatweg mag voor het grootste gedeelte, op het noordelijkste gedeelte van de Molenweg en op het oostelijk gedeelte van de Drostenraai mag 50 km/h worden gereden.
Vanwege de beperkte breedte van de wegen kent het dorp een drietal wegen met eenrichtingsverkeer. Dit zijn de Bloklandweg, de Meester Sterkenweg en de Troostweg tussen de achterzijde van de woningen aan de Tramweg en het nieuwe woonzorgcentrum.
2.4.2.2 Openbaar vervoer
Per openbaar vervoer is Noordscheschut met een buslijn zowel verbonden met het N.S.-station in Hoogeveen als met het N.S.-station in Coevorden, via Hollandscheveld, Elim en Nieuwlande bereikbaar via de buslijn Hoogeveen-Ruinen-Meppel. Verder lopen er twee buslijnen vanuit Hoogeveen via Nieuweroord naar zowel Orvelte als Westerbork. Deze buslijnen rijden een beperkte dienst alleen van maandag tot en met vrijdag overdag.
2.4.2.3 Langzaam verkeer
Zowel langs de zuidzijde van de Coevorderstraatweg als langs de noordzijde van de Drostenraai ligt een vrijliggend tweerichtingsfietspad. In het verlengde van de Tramweg begint vanaf de Jan Naardingweg een fietspad die doorloopt in het buitengebied via de Trambaan en een verbinding vormt met de Kromme Jakken.
Halverwege het Zwarte Dijkje verbindt een fietspad deze weg met De Vijzel. In het verlengde van Het Noord aan de noordzijde van het Noordsche Opgaande ligt een fietspad die een verbinding vormt met het bedrijventerrein en via een brug over het Noordsche Opgaande met de Weg om de Oost.
Tot slot loopt er langs de zuidzijde van de Verlengde Hoogeveens Vaart een informele voetgangersroute.
2.4.3 Bedrijven en detailhandel
In het najaar van 2008 heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de verschillende functies die binnen het onderhavige plangebied aanwezig zijn.
Aan bedrijvigheid is er een zestal bedrijven aanwezig:
Fa. J. Koster Rzn & Zn.Wim Koster, tuinhout Coevorderstraatweg 22a
Houthandel G. Koster en Zn. Coevorderstraatweg 32
Autobedrijf Van Eeks V.O.F Coevorderstraatweg 69
Megbizható B.V. / Camperfun.nl Drostenraai 31
Fa v/h R. de Goede, rondhouthandel Drostenraai 71
Garage De Jonge V.O.F. / tankstation Molenweg 59
Verder is er een groot aantal zogenaamde aan-huis-verbonden-beroepen of aan-huis-verbonden-bedrijvigheid aanwezig:
Kooistra, klussenbedrijf Bieslook 3
Rolf Odding, hoveniersbedrijf Bloklandweg 17
De Teddybeer Bloklandweg 19
Tichelaar Autototaal Care, schoonmaakbedrijf Bloklandweg 40
Schonewille Fotografie Bloklandweg 41
R. Giethoorn V.O.F. Bloklandweg 43
Stucadoorsbedrijf A.B. Sok Boogerdweg 17
Schoonheidssalon 'Theresa' Boogerdweg 21
Uitzendbureau Max transport Boogerdweg 23
CEBA Pensioen B.V. Coevorderstraatweg 18
Habeco Coevorderstraatweg 22B
Kleine, klussenbedrijf Coevorderstraatweg 24
Harry Schonewille, handelsonderneming Coevorderstraatweg 38
Verkeersschool Buning Coevorderstraatweg 44
Condor Hoogeveen Coevorderstraatweg 53
Ten Kate Afbouw, timmerwerken De Komenij 2
Hoveniersbedrijf Stevens De Lossing 1
Foofer, hondentrimsalon De Lossing 7
Backup Alert, computerservicebureau De Vijzel 19
Reflex holding B.V. Drostenraai 25
Huisartsenpraktijk Ettenheim Drostenraai 33
V.O.F. C. Giethoorn Drostenraai 39
Eforcom - communicatiekantoor Drostenraai 47A
Jachthout Drostenraai 53
Bruins Slot, metselbedrijf Drostenraai 69
Baby Mobiel Drostenraai 77a
H. Postma-Kampman, pedicure Drostenraai 81
Imperator Holding B.V. Het Noord 152
Jannes Produkties B.V. Hoveniersland 20
Albert im- en export Hoveniersland 24
SLB Leesmappen van Loo Hoveniersland 26A
De Goede, klussenbedrijf Hoveniersland 51
Wilco Klunder, keukenservice Hoveniersland 58
Sok Stukadoorsbedrijf Hoveniersland 61
John Koster, bouw- en aannemingsbedrijf Hoveniersland 64
Lambert Slomp, schildersbedrijf Hoveniersland 65
Bruins Holding Nieuweroord B.V. Jan Naardingweg 28
J. Kleine, installatiebedrijf Meester Kosterweg 26
D.G.H. van der Werf, huisarts Meester Kosterweg 51
Rix Agency Meester Sterkenweg 16
Linda, verstelatelier Meester Sterkenweg 20
Kooistra, klussenbedrijf Van der Sluisweg 1
Benjamins Natuursteen Noordscheschut V.O.F. Van der Sluisweg 6
Veld Bouwmanagemant Van der Sluisweg 9
Bouwmontagebedrijf Noordscheschut Van der Sluisweg 16
Torpe Shipping Van der Sluisweg 19
R. van der Meer Dienstverlening en Montage Van Marleweg 2A
Flex Tech, metaalbewerking Van Marleweg 9
RB-Design, adviesbureau bouwkunde Van Marleweg 11
Kip, kabelwerken Van Marleweg 13
Gaia Van Marleweg 24 A.C. Botter Klussenbedrijf Veenlandweg 35
Kapsalon Benjamins Zwarte Dijkje 1
Handelsonderneming Chamel B.V. Zwarte Dijkje 2D
Nimjo, verhuur Zwarte Dijkje 8
Mulderij, installatietechniek B.V. Zwarte Dijkje 12
Netwerk pluspunt B.V. Zwarte Dijkje 14
Medical Art Zwarte Dijkje 25
Tim Vos, freelance parketteur Zwarte Dijkje 28
Jebeka B.V. Zwarte dijkje 34
DD Sport Zwarte Dijkje 39A
Bouwkundig Tekenburo Jan Kikkert Zwarte Dijkje 43B
Binnen het plangebied zijn de volgende detailhandelsvestigingen aanwezig:
Rijwielhandel Koster Coevorderstraatweg 63
Slijterij Troost Drostenraai 9
Het Sluisje, drogisterij /geneesmiddelen Jan Naardingweg 1
A. de Jonge 2wielers Molenweg 57
'Het Miniatuurtje', Bloemen & Kadoshop Zwarte Dijkje 20
De Soete Suickerbol Zwarte Dijkje 24
Coop-Compact Fieten, supermarkt / postkantoor Zwarte Dijkje 26
Interkleur verf en behang Zwarte Dijkje 30-32
Kledingzaak Zwarte Dijkje 30a
Kapsalon / Haarstudio 'Edwin' Zwarte Dijkje 39
Snuffelschuur Zwarte Dijkje 39a
Kapsalon 'Danielle' Zwarte Dijkje 43
Ten slotte liggen er binnen het plangebied twee horecabedrijven:
Café en cafetaria Troost Drostenraai 5-7
Snackbar Royal Noordscheschut Zwarte Dijkje 22
2.4.4 Voorzieningen
Sportpark 'De Meulenwiek' v.v. Noordscheschut Coevorderstraatweg 40
Gereformeerde Kerk met 'De Rank' en pastorie Drostenraai 41-43
Multi-functioneel Centrum 'De Cirkel' Jan Naardingweg 1
Peuterspeelzaal 'De Skutterries' Jan Naardingweg 1
Christelijke basisschool 'De Regenboog' (1975) Jan Naardingweg 56
Jeu de Boules vereniging 'Boules Doar' Meester Kosterweg
Toiletgebouw voor de recreatievaart Meester Sterkenweg
Hervormde Gemeente Immanuëlkerk (1985) Tramweg 7
Christelijke Gereformeerde Kerk (1947) met pastorie en
verenigingsgebouw 'De Voorhof' Zwarte Dijkje 5
Neutrale School voor basisonderwijs 'Het Blokland' (1936) Zwarte Dijkje 31
Kerkgenootschap der Zevende Dag Adventisten (1970) Zwarte Dijkje 45
Monumenten
Binnen het plangebied ligt een tweetal rijksmonumenten:
'Huize Blokland', voormalige verveningswoning Zwarte Dijkje 49
Woning Drostenraai 21
Daarnaast liggen binnen het plangebied de volgende karakteristieke panden:
Drostenraai 5-7, café/winkel/woning circa 1860;
Molenweg 61, woonhuis uit 1925;
Molenweg 63, woonhuis circa 1935;
Zwarte Dijkje 5, houten kerk uit 1947 met de zogenaamde 'Bengel' die in 1951 door Plaatselijk Belang aan de kerk is geschonken en vroeger bij brand werd geluid.
Ook kent het plangebied één waardevol gebied/ensemble:
Drostenraai 5 t/m 55, voornamelijk woningen inclusief sluiscomplex met klapbrug.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.1.1 Verdrag van Malta
In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. In Nederland is dit beleid verwerkt in de Monumentenwet. De gronden vallende binnen de herziening van het bestemmingsplan Noordscheschut zijn op basis van deze wet getoetst.
3.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn / Natura-2000
De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten.
Op basis van de Natura-2000 richtlijn zijn in heel Europa gebieden aangewezen die belangrijk zijn voor de instandhouding van soorten, habitats en landschappen. In de provincie Drenthe zijn dat ondermeer het Dwingelderveld en het Mantingerzand. Deze Natura-2000 gebieden vallen onder de werking van de Natuurbeschermingswet. Doelstelling van deze wet is het bereiken van goede randvoorwaarden voor flora en fauna in het gebied. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in de instandhoudingsdoelstellingen voor ieder afzonderlijk gebied. Het voorkomen van negatieve effecten op die instandhoudingsdoelstellingen is geregeld in een vergunningenstelsel. Daarnaast moet bij het vaststellen van ruimtelijke bestemmingen rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de Natura-2000 gebieden. Gedeputeerde Staten van Drenthe zijn bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet. De herziening van het bestemmingsplan Noordscheschut is aan de hiervoor vermelde wetten getoetst.
3.2 Rijksbeleid
Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevings-beleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio's, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.
Op nationaal niveau zijn diverse beleidsvoornemens verschenen, zoals de Nota wonen in de 21e eeuw en de Nota Ruimte, waarover veelal met de provincie overleg is gevoerd. Het rijksbeleid komt voornamelijk, voor zover van toepassing, in de milieuparagraaf aan de orde.
3.3 Provinciaal Beleid
Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de 'Omgevingsvisie Drenthe' vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijke-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De omgevingsvisie is ingevuld vanuit de wetenschap dat er een nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, waarin de rol van de provincie anders is gedefinieerd. Deze nieuwe rol brengt met zich mee dat de provincie zijn eigen perspectieven en belangen helder moet benoemen. De provincie doet dit vanuit een basishouding 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en op basis van gelijkwaardigheid met en vertrouwen in haar partners, waaronder de twaalf Drentse gemeenten.
De omgevingsvisie vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POP II) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen:
- de provinciale ruimtelijke structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
- het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
- het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.
De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisie of in het Woonplan, waarin op planmatige en samenhangende wijze het woonbeleid van de gemeente invulling krijgt en eigen keuzes inzichtelijk worden gemaakt. Zij moeten daarbij rekening houden met de huidige kernenstructuur in de gemeente, de behoefte aan verschillende woonmilieus waarbij de toedeling van de woonopgave gebeurt op basis van de functie van de kern. Hierbij moet de woonopgave van deze kernen worden benut om de dorpsranden 'af te hechten'.
Bij de woonopgave moet een goede regionale samenwerking en afstemming plaatsvinden. Gelet op de demografische ontwikkelingen is het belangrijk dat woningbouwprogramma's in een bovenlokale strategie worden opgenomen. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en de diversiteit in het regionale aanbod te vergroten, worden regionale afspraken gemaakt.
Voor de onderbouwing van deze afspraken wordt van de regio's een regionale woonvisie gevraagd, waarin kwantiteit en kwaliteit van bouwprogramma's op elkaar is afgestemd, waarbij gemeentelijke woonplannen een belangrijke basis vormen voor regionale woonvisies. Deze worden opgesteld voor gebieden met een samenhangende woningmarkt.
Op basis van verhuisbewegingen en woon-werkverkeer zijn in Drenthe drie regio's gedefinieerd, waarbij Hoogeveen in de regio Zuidwest-Drenthe ligt (samen met de gemeenten De Wolden, Meppel en Westerveld). Op basis van de bevolkingsprognose is voor elke regio een maximum bepaald voor de woningbehoefte (kwantitatief plafond), waarbij voor de regio Zuidwest-Drenthe een nettotoename van 5.100 woningen is opgenomen.
In de stedelijke gebieden zal de bevolking in de komende periode doorgroeien. De steden moeten een adequate strategie hebben om zorgvuldig met de ruimtevraag om te gaan, variatie in woonmilieus te bieden, bereikbaarheid duurzaam te organiseren en het voorzieningenniveau op peil te houden.
De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft daarom naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische- of gebiedskenmerken. Nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen is dat steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn.
De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties.
Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarrière. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren.
Er zal een goede samenwerking met de gemeenten moeten plaatsvinden met betrekking tot het behoud en de verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Het is een gemeentelijke taak om bij het ontwerpen en het inrichten van de fysieke leefomgeving rekening te houden met milieuaspecten als water, bodem en luchtkwaliteit, geluid-, geur- en lichthinder en externe veiligheid.
Van provinciaal belang zijn milieueffecten en externe veiligheidseffecten die de gemeentegrenzen overschrijden of samenhangen met provinciale verantwoordelijkheden. Daarom is leefomgevingskwaliteit een structureel onderwerp van overleg tussen provincie en gemeenten. Hierdoor kunnen gezamenlijk in een vroegtijdig stadium kansen gesignaleerd worden voor het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit en mogelijke knelpunten voorkomen en aangepakt worden.
Er kunnen zich situaties voordoen waarin een gewenste ruimtelijke ontwikkeling alleen mogelijk is als de grenswaarden voor een goede milieukwaliteit worden overschreden, zelfs na het treffen van overlastbeperkende maatregelen. Voor dit soort gevallen wordt de stad- en milieu benadering toegepast ( een integrale benadering van milieu en ruimtelijke ordening in de ruimtelijke planvorming). Het uitgangspunt daarbij is dat de betrokken partijen al het redelijke moeten doen om overschrijding van de grenswaarden te voorkomen.
3.4 Gemeentelijk Beleid
In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft met name betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.
Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het POP II niet als vertrekpunt genomen, maar neemt eerder een voorschot op de huidige 'Omgevingsvisie Drenthe'. Deze aanpak past overigens goed binnen de Nota Ruimte van het Rijk, die niet zozeer de fysieke ruimte vastlegt maar eerder bevoegdheden en figuurlijke ruimte geeft aan het lokale bestuur, om zelf vorm en inhoud te geven aan buitengebieden, dorpen en steden.
De gemeente formuleert in de Structuurvisie en ook in de Nota Wonen 2005 - 2015 (vastgesteld op 22 december 2005) een groeiambitie. Deze ambitie komt voort uit de krappe woningmarkt en de verwachte huishoudens- en bevolkingsgroei tot 2015. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen. Het doel van de gemeente is om de woningvoorraad tussen 2000 en 2015 te laten groeien met 3.200 woningen, waarvan 510 gerealiseerd moeten worden in de dorpen. Deze woningbehoefteprognose is aan de hand van de bevolkingsprognose per dorp opgesteld. Bij het opstellen van de woningbehoefteprognose is uitgegaan van een migratiesaldo van nul.
De opgave voor de kern Hoogeveen bedraagt 2.700 woningen. Binnen dit aantal zit ook een vraag naar landelijk wonen van 640 woningen. Voor deze groep, die groen en ruim wil wonen, kan geen ruimte worden gevonden in de kern Hoogeveen. Gelet op de barrières rondom Hoogeveen en de daadwerkelijk vraag die aanwezig is naar landelijk wonen, is besloten deze vraag te realiseren in de dorpen en in het landelijk gebied. Gekozen is om circa eenderde (230) van de 640 landelijk te bouwen woningen niet in het buitengebied te realiseren, maar tegen de dorpen aan.
Bij de verdeling van deze woningen is gekeken naar de waarden van de landschappen, de karakteristiek van de dorpen en het draagvlak van het voorzieningenniveau in de dorpen. Zo'n 410 woningen dienen in het landelijk gebied gerealiseerd te worden. Het landelijk gebied kan niet meer woningen aan gelet op de kwaliteiten van het landschap. Bovendien wordt de leefbaarheid van de dorpen versterkt, door het realiseren van een deel van de opgave bij de dorpen te laten plaatsvinden.
Dit betekent dus dat de woningbehoefte in de periode 2000 - 2015 voor de dorpen te zamen 740 woningen is. Dit aantal is te verdelen in 510 woningen eigen woningbehoefte en 230 woningen voor de opvang van het landelijk wonen.
In de Structuurvisie zijn verschillende basisprincipes voor de omgang met de tien dorpen onderscheiden. Belangrijk is dat in alle dorpen gezocht moet worden naar uitbreidingsmogelijkheden. De tien dorpen zijn in de Structuurvisie in drie groepen ingedeeld. Deze driedeling is ingegeven door het landschap waarin de dorpen liggen. Onderscheiden zijn kanaaldorpen (waaronder Noordscheschut), velddorpen en zanddorpen, waarbij in de kanaaldorpen gespreid en vervlochten zal worden gebouwd. Binnen deze driedeling is voor alle dorpen een uitbreidingsmogelijkheid ontwikkeld. Een belangrijke uitkomst daarvan is dat het grootste dorp per gebied de meeste woningen krijgt. Dit zijn Noordscheschut, Hollandscheveld en Pesse. Per gebied is daar een eigen invulling aan gegeven die met name gerelateerd is aan de mogelijkheden van het landschap. In die zin is afgeweken van de indeling zoals neergelegd in het POP II.
Vanuit de Nota Wonen 2005 - 2015 zijn een aantal belangrijke conclusies getrokken die van invloed zijn op uitbreiding van het dorp:
- Er is veel behoefte aan starterswoningen, eventueel gecombineerd met seniorenhuisvesting (levensloopbestendig).
- De behoefte aan het zelf bouwen van een huis op een eigen kavel is groot.
- De woningvoorraad en de huishoudensopbouw dienen meer divers van samenstelling te zijn, omdat dit nu te eenzijdig is. In de dorpen staan vooral dure woningen.
Hier vloeit uit voort dat een toevoeging aan de onderkant van de woningmarkt belangrijk is. Starters op de woningmarkt worden dan ook in de gelegenheid gesteld de eerste stap op de woningmarkt te maken.
Gelet op de samenstelling van de woningvoorraad en de demografische ontwikkeling van de bewoners van Noordscheschut zijn de volgende kwalitatieve uitgangspunten geformuleerd voor de uitbreiding van de woningvoorraad:
- 10% tot 20% moeten starterswoningen zijn, waarbij de kwaliteit van de woningen belangrijk is. Dit kunnen rijenwoningen zijn maar ook twee-onder-één-kap woningen.
- 30% tot 40% van de woningen dienen levensloopbestendige/flexibele woningen te zijn, waarbij alle dagelijkse levensbehoeftevoorzieningen op de begane grond te vinden zijn.
- 50% van de woningen zijn voor de vrije sector. Hiervan dient 20% betaalbaar (twee-onder-één-kap woningen) en 30% duur (vrijstaande woningen) te zijn.
Dit is nog een algemene samenstelling, die in feite van toepassing is voor alle dorpen in de gemeente. Zowel de samenstelling van de woningvoorraad als de bevolkingssamenstelling verschilt per dorp. Een aanpassing op onderdelen van de kwalitatieve toevoeging kan daarom noodzakelijk zijn. Aanvullend op de Nota Wonen is het noodzakelijk om voor elk dorp een woningmarkt- c.q. woningbehoefteonderzoek uit te voeren, om meer inzicht te krijgen in de vraag van de bewoners uit de dorpen.
Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
4.1 Ruimtelijke Structuur
4.1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en functionele kwaliteiten te stimuleren of juist af te remmen. Het zal voor de komende tien jaar een juridische basis vormen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het gebied. Het is daarom van belang de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan nader te beschrijven.
4.1.2 Wonen
Het beleid voor het plangebied komt kort geformuleerd neer op het behoud en versterking van de kwaliteit van het woonmilieu. Die kwaliteit komt ook tot uiting in de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken en dit wordt onder meer bereikt door:
- het toekomstige woonmilieu, de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing als vaste uitgangspunten bij nieuwbouwplannen te laten zijn; de toekomstige stedenbouwkundige structuur dient aan te sluiten op de ruimtelijke kenmerken, zoals verkaveling, karakter bestaande bebouwing en aanwezige beplantingen;
- het grotendeels handhaven van de huidige bouwmassa, waardoor de aanwezige structuur van de bebouwing aanwezig blijft;
- speciale aandacht voor het behoud en de versterking van de groenstructuur;
- het weren uit de woonstraten van het verkeer met een bestemming elders;
- het realiseren van nieuwe woningen op mogelijk vrijkomende terrein(en), passend in de schaal en het architectonisch karakter van het dorp;
- het bevorderen van optimale ontwikkelingsmogelijkheden voor het woongenot van de bestaande woningen door passende regelingen;
- het bevorderen van de instandhouding van de voorzieningen voor de leefbaarheid van het dorp;
- het bouwen van levensloopbestendige woningen die voor vele doelgroepen in verschillende levensfasen geschikt zijn, waardoor gedifferentieerde wijken ontstaan;
- het bouwen of verbouwen van woningen met een optimale energie- en waterbesparing, door het toepassen van een combinatie van maatregelen uit het nationale pakket Duurzaam Bouwen;
- de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en inbraakpreventie belangrijke aspecten te laten zijn bij het bouwen van woningen.
Binnen de begrenzing van het onderhavige plangebied staan in totaal circa 500 woningen met ongeveer 2.000 bewoners. Een groot gedeelte van deze woningen is aan het eind van de vijftiger jaren van de vorige eeuw aan de oostzijde van het Zwarte Dijkje gebouwd met veel rijenbouw. Vervolgens is aan het eind van de tachtiger jaren begonnen met een kleinere dorpsuitbreiding aan de westzijde van het dorp met veel vrijstaande en halfvrijstaande woningen.
Het dorp ligt in een kleinschalig veenontginningslandschap dat vanaf het begin van de zeventiende eeuw ten oosten van Hoogeveen is ontstaan. De eerste bebouwing is ontstaan als verspreide lintbebouwing langs wegen en kanalen (wijken). Later ontwikkelde zich geconcentreerde bebouwing bij de kruispunten van kanalen (nu in de meeste gevallen wegkruisingen). Door zijn oorsprong kent het dorp een orthogonale structuur.
De ruimtelijke opbouw van het kleinschalig veenontginningslandschap bestaat uit een rechthoekig patroon van wegen en waterlopen, bebouwing en beplanting dat zijn oorsprong vindt in de vervening. De wijken liggen hier dicht op elkaar en zijn de percelen opgedeeld in kleine eenheden. In dit gebied werden na de vervening kleine percelen in gebruik genomen door veenarbeiders die zich hier vestigden. Tevens werd als gevolg van de slechte bodemkwaliteit een groot gedeelte van het gebied ingeplant met bos. Met de komst van de kunstmest werd het mogelijk landbouw te bedrijven en werden ten behoeve hiervan grote delen van het bosgebied gerooid.
De ruimtelijke opbouw van het gebied bestaat uit een complex van bossen (Schoonhoven) in de kern, daaromheen bevindt zich een landschap van kleine bosjes, houtwallen, graslanden en akkers. Langs alle wegen kont tweezijdig wegbeplanting voor, afgewisseld met beplantingssingels. De verspreid liggende bebouwing in één bouwlaag met kap ligt steeds in kleine clusters bij elkaar langs of aan de (vroegere) wijken, waarbij de nokrichting overwegend evenwijdig aan de wijk ligt.
De bebouwing in Noordscheschut is te verdelen in de volgende gebieden met elk zijn eigen kenmerken:
- Bebouwing Zwarte Dijkje en Meester Sterkenweg
De bebouwing langs het Zwarte Dijkje en langs het begin van de Meester Sterkenweg laat diverse bouwperioden zien doordat open plekken in de loop van de tijd zijn opgevuld met nieuwbouw. De bebouwing staat in een rooilijn op korte afstand van en met de nokrichting overwegend haaks op de weg. De bebouwing heeft een sobere uitstraling, is gebaseerd op een eenvoudige rechthoekige plattegrond en is voornamelijk opgebouwd uit één bouwlaag met een zadeldak.
De gevels van de oudere bebouwing zijn van bruinrode baksteen en de gevels van de meer recente bebouwing hebben een lichte tint baksteen.
De waarde van dit gebied wordt vooral bepaald door de korrelgrootte van de bebouwing en de herkenbaarheid van de verschillende bouwperioden.
- Bebouwingslint langs Noordsche Opgaande
De bebouwing langs Het Noord is een onderdeel van het lint Hoogeveen - Noordscheschut langs het Noordsche Opgaande. Aan de noordzijde ligt een fietspad tussen de woningen en de vaart. Aan deze zijde heeft het lint nog het meest een historisch karakter met een aantal oude woonhuizen en boerderijen.
De bebouwing aan de zuidzijde van de vaart is bereikbaar via een smalle asfaltweg die tussen de vaart en de bebouwing ligt, Aan deze zijde bestaat de bebouwing voor een groot deel uit (ver)nieuwbouwwoningen.
De bebouwing staat overwegend haaks op de vaart en is gebaseerd op een eenvoudige rechthoekige plattegrond met een bouwhoogte van één bouwlaag, afgedekt met een zadeldak. De bijgebouwen zijn ondergeschikt aan en staan direct naast of achter het hoofdgebouw.
De bebouwing zelf is niet zozeer waardevol maar de duidelijk afleesbare cultuurhistorie wel. Vroeger een logisch doorgaand lint en route, nu een 'vergeten' of bijna geïsoleerde ligging, een herkenbaar overblijfsel uit het verleden.
- Bebouwingslinten Coevorderstraatweg en Drostenraai
Op een aantal plaatsen in het ontginningslandschap hebben zich enige bebouwingslinten ontwikkeld. Het gaat hierbij om linten die de hoofdlijnen van de ontginning aangeven, waar vanuit het gebied grotendeels is ontgonnen.
Binnen het onderhavige plangebied ligt er lintbebouwing langs de Coevorderstraatweg en de Drostenraai. Vooral het laatste lint is nogal bijzonder omdat dit het enige lint is, die nog een kanaal heeft, waarbij de woonhuizen aan één zijde van het kanaal staan en aan de andere zijde enkele boerderijen.
Alle linten hebben ongeveer hetzelfde profiel: een weg met aan weerszijden een zware boombeplanting en op enige afstand bebouwing die de nokrichting overwegend haaks op de weg heeft. Deze bebouwing staat in een variërende rooilijn en met een variërende afstand tussen de bebouwing. De bebouwing in de linten bestond oorspronkelijk uit enkele grote boerderijen, woningen voor de arbeiders, een kerk en een school. Deze oorspronkelijke bebouwingsstructuur is in de loop van de tijd aangevuld met nieuwbouw, met behoud van een aantal herkenbare openingen waarbij de doorzichten naar het open landschap zijn blijven bestaan.
Het overheersende beeld in de linten is dat van eenvoudige woonhuizen, afgewisseld met enkele bijzondere bebouwingsvormen. De woonhuizen zijn gebaseerd op een eenvoudige rechthoekige plattegrond en zijn afgedekt met een zadeldak, waarbij de woningen een sobere uitstraling hebben. De 'bijzondere' bebouwing wijkt het meest af met betrekking tot de ligging en de rijkere detaillering. Ze staan solitair en in een terugliggende rooilijn.
De waarde van het bebouwing in dit gebied zit dan ook in de afleesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis.
- Planmatige uitbreidingen
De beide buurten ten oosten en ten westen van het Zwarte Dijkje hebben als gezamenlijk kenmerk dat ze losstaan van de bestaande nederzettingsstructuur. Hierbij is in het oostelijk deel sprake van een strak stedenbouwkundig patroon met veel rijenbouw, terwijl in het westelijk gedeelte sprake is van een meanderende weg en meer variatie in de (half)vrijstaande woningen. De representatieve gevels zijn gericht op de weg of op de groene ruimte.
Het beleid in beide gebieden is gericht op handhaving en incidenteel wijzigen van de bebouwing. De verwachte dynamiek bestaat uit het opknappen en uitbreiden van de woningen. Voor die gebieden waar sloop en nieuwbouw plaatsvindt, wordt een nieuw stedenbouwkundig plan met een beeldkwaliteitsplan ontworpen.
4.1.3 Bedrijven en detailhandel
Uitgangspunt van het beleid van de gemeente ten aanzien van bedrijfsactiviteiten is dat sterk milieuhinderlijke en/of grootschalige bedrijven niet in de dorpen thuishoren doch slechts kunnen worden toegestaan op een industrieterrein.
Voor het dorp Noordscheschut is het beleid van de gemeente erop gericht de bedrijvigheid te beperken tot:
- ambachtelijke bedrijven waarbij wordt gedacht aan kleinschalige bedrijven in de ambachtelijk sfeer;
- door middel van het verlenen van een afwijking kunnen er binnen de bestemming bedrijven kleinschalige milieuvriendelijke bedrijven worden gevestigd, die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven.
4.1.4 Verkeer en vervoer
Vervoerswijze en tracékeuze zullen (nog) meer dan tot nu toe moeten stoelen op de visie, dat het kostbare en kwetsbare woonmilieu van de gemeente Hoogeveen in het algemeen en die van het dorp Noordscheschut in het bijzonder, zowel moet worden beschermd, als hoogwaardig ontsloten. Het particuliere autoverkeer zal ontmoedigd moeten worden, ten gunste van het langzaam verkeer en het openbaar vervoer.
Concreet houdt dit in, dat de verkeersruimten niet worden uitgebreid, maar dat de bestaande infrastructuur beter moet worden benut. Binnen het grootste deel van het plangebied vinden verkeersbewegingen plaats voor het bestemmingsverkeer. De wegen voor het doorgaande verkeer en dus met een grotere stroomfunctie is in dit plan de Coevorderstraatweg, de Drostenraai, de Molenweg en het Zwarte Dijkje. Alle wegen zijn echter gecategoriseerd als erftoegangswegen.
Door middel van beheersmaatregelen zullen dan ook binnen deze gebieden doorgaande verkeersbewegingen en een hoge snelheid ontmoedigd moeten worden. De wijze van bestemmen belet deze ontwikkeling niet.
4.1.5 Groen en spelen
Het beleid is er op gericht het groen dat in het dorp aanwezig is te behouden en waar nodig te versterken en uit te breiden. Daarom zijn de belangrijkste boom- en groenstructuren langs de Coevorderstraatweg, de Verlengde Hoogeveensche Vaart, de Trambaan, de groene ruimte in het centrum van het dorp met zijn belangrijke boomstructuur bestemd tot groenvoorzieningen. Verder is een aantal groene ruimtes binnen het plangebied en de grotere groengebied aan de randen van het plangebied met deze bestemming in het plan opgenomen.
Het dorp kent één omheinde speeltuin die gelegen is aan de Rhaderweg. Verder zijn er nog drie openbare speelplekken waarvan één aan het fietspad bij De Vijzel, één aan de Meester Kosterweg, één achter De Komenij (met een trapveld) en een kleinere in de groene ruimte tussen het Zwarte Dijkje en de Bloklandweg. Trapvelden zijn aanwezig bij de Tramweg en aan de Meester Kosterweg. De laatste is tevens een evenemententerrein, waarbij ook een apart parkeerterrein aanwezig is.
4.1.6 Agrarische cultuurgrond
Het beleid voor deze gronden binnen het plangebied is er op gericht, dat de archeologische waarden worden beschermd en dat de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden behouden blijven.
4.2 Functionele Structuur
Het bouwprogramma
Op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde gemeentelijke Structuurvisie en de Nota Wonen 2005 - 2015 en onder aftrek van de na het jaar 2000 reeds gebouwde of in aanbouw zijnde woningen, kunnen nog circa 77 woningen tot het jaar 2015 worden toegevoegd aan de woningvoorraad.
De bouw van deze woningen is niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Hiervoor zal te zijner tijd een bestemmingsplanprocdure worden opgestart.
4.3 Ontwikkelingslocaties
Nieuwbouwlocatie woningbouw
De meeste woningbouwkavels zijn in het verleden uitgegeven aan inwoners van de 'oude kern' Noordscheschut en aan zogenaamde 'spijtoptanten', mensen die in het verleden het dorp hebben (moeten) verlaten als gevolg van onvoldoende mogelijkheden voor passende huisvesting in Noordscheschut en aan inwoners van de kern Hoogeveen.
De laatst gebouwde halfvrijstaande woningen betreffen een locatie aan de Bieslook in 2004. Met deze woningen heeft het dorp aan deze zijde een logische afronding gekregen.
In 2007/2008 is op de hoek van de Tramweg - Jan Naardingstraat gerealiseerd een woonzorgcomplex met 33 ouderenwoningen gerealiseerd ter vervanging van 20 ouderenwoningen uit de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Ten zuiden van het Hoveniersland is een bouwmogelijkheid opgenomen voor twee vrijstaande woningen. Verder is er een tweetal (kleine) locaties opgenomen met een wijziginsbevoegdhied, waar zowel vrijstaande als halfvrijstaande woningen kunnen worden gebouwd. Deze locaties liggen aan de Boogerdweg en aan de Coevorderstraatweg. Hier kunnen in totaal, afhankelijk van het type, maximaal zes woningen worden gebouwd.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft een looptijd van tien jaar, dus in ieder geval tot en met het jaar 2022. Omdat er binnen het onderhavige plan beperkte ruimte is voor nieuwe woningen, betekent dit dat er in de naaste toekomst een nieuwe bouwlocatie moet worden gevonden. Deze nieuwe locatie zal geregeld worden in een apart bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
Noordscheschut is een dorp binnen de gemeente Hoogeveen. Binnen het hele plangebied is een variatie van gebruiken aanwezig, waaronder bouwgrond, landbouw, wegen, werken, wonen etc. Het gebied bestaat uit veengronden.
In een dossieronderzoek is een inventarisatie gemaakt van alle potentiële bodemverontreinigende activiteiten (PBVA). Hierbij zijn de volgende archieven geraadpleegd:
- Kamer van koophandelsregister;
- Ondergrondse tankenbestand (op basis van actie tankslag I en II);
- Archief van Stichting Bodem Sanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen;
- Hinderwetarchief;
- Archief van de vigerende Wet Milieubeheer vergunningen.
- In verband met de aanwezigheid van dempingen van watergangen, (voormalige) erfverhardingen, stortplaatsen en dergelijke is een luchtfoto onderzoek uitgevoerd.
Een onderscheid in potentie (urgentie of ernst) is aan te brengen op basis van de activiteiten en/of gebruikte producten. Als voorbeeld kan worden gegeven dat een benzineservicestation sneller tot een bodemverontreiniging leidt dan een autodetailhandel zonder reparatie.
De activiteiten zijn landelijk in vier categorieën ingedeeld (zie afbeelding 5):
- Potentieel Urgent (PU);
- Potentieel Ernstig (PE);
- Potentieel Verontreinigd (PV);
- Potentieel Niet Verontreinigd (NV).
Afbeelding 5: Bodem Informatie Noordscheschut
De potentieel verontreinigde locaties zijn afkomstig uit historische gegevens en bestaan vooral uit gedempte sloten. Hoewel er geen aanleiding is (ernstige) verontreiniging aan te treffen, kan alleen een analyse van bodemmonsters daarover uitsluitsel geven.
Delen van het gebied zijn in het verleden milieuhygiënisch onderzocht. De meeste onderzoeken zijn niet meer als actueel te beschouwen, aangezien wettelijk is bepaald dat gegevens slechts gedurende vijf jaar mogen worden gebruikt.
Op basis van de huidige situatie, gebruik en historische informatie, kan geconcludeerd worden dat er potentieel bodemverontreinigingen te verwachten zijn, die een belemmering kunnen gaan vormen voor een eventuele herontwikkeling van (een deel van) het gebied. Alvorens (een deel van) het gebied herontwikkeld gaat worden, dient hier bodemonderzoek plaats te vinden ter plaatse van alle geconstateerde potentiële bodemverontreinigende activiteiten. Het is overigens gebruikelijk dat bij bouwactiviteiten de kwaliteit van de bodem wordt onderzocht. In een beperkt aantal gevallen is onderzoek voorhanden.
In een vervolgonderzoek zal de beschikbare informatie worden meegewogen of eventuele verontreinigingen voldoende in beeld zijn gebracht en of een sanering dient te worden uitgevoerd. Te allen tijde dient verontreinigde bodem op een verantwoorde wijze te worden afgevoerd.
Geconcludeerd wordt dan ook dat in het kader van geplande bouw het in sommige situaties noodzakelijk om een bodemonderzoek (conform de geldende normering) ter plaatse van de geplande opstallen uit te voeren. De beoordeling van de noodzaak hiervan ligt bij de gemeente Hoogeveen.
Grondverzet
In alle situaties moet men streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.
Indien bij werkzaamheden grond vrijkomt gelden de navolgende beperkingen:
- grond met bijmenging met puin of andere bodemvreemde materialen dient bij voorkeur binnen het betreffende perceel te worden verwerkt;
- bij grond ter plaatse van locaties met potentiële bodemverontreinigingen dient men te letten op bijzonderheden, waardoor een eventuele bron/oorzaak van de hogere concentraties van verontreinigingen kunnen worden achterhaald;
- graafwerkzaamheden op en of nabij locaties met een potentiële bodemverontreiniging en werkzaamheden waarbij verontreinigde grond en/of verontreinigd grondwater vrijkomt, moeten vooraf aan de gemeente worden gemeld;
- indien tijdens graafwerkzaamheden een brandstof-, verfgeur, andere bodemvreemde geuren of bijzonderheden (bijzonderheden die mogelijk duiden op de aanwezigheid van een mogelijke bodemverontreiniging zoals bijvoorbeeld ondergrondse tanks of leidingen) worden waargenomen, moet dit onmiddellijk aan de gemeente worden gemeld en zal er bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden.
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
In september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De Wamz biedt de mogelijkheid aan gemeenten en provincies een vrijstellingenbeleid te formuleren voor de onderzoeksplicht. De provincie heeft hier invulling aan gegeven. De provincie hanteert een vrijstellingsmogelijkheid van 500 m² van het totaal te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of een bouwblok van een samenhangend project. De vrijstelling geldt alleen voor archeologische verwachtingszones, tenzij binnen een afstand van 50 meter een archeologisch monument aanwezig is. Ook geldt de vrijstelling niet voor bekende vindplaatsen die op de archeologische monumentenkaart van Drenthe staan aangegeven.
Het plangebied ligt op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) die onderdeel uitmaakt van de Omgevingsvisie Drenthe grotendeels in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. In het westen en oosten is sprake van een middelhoge verwachtingswaarde. De nieuwe begraafplaats ligt in een gebied met een lage verwachtingswaarde.
Door archeologisch onderzoeks- en adviesbureau 'De Steekproef' is een inventarisatie gemaakt van eventuele archeologisch belangrijke en interessante locaties binnen de bebouwde kom van Noordscheschut. Hiervan is verslag gedaan in een rapport van januari 2007, met het nummer 2006-10/03C (Bijlage 1). Conclusie van het bureauonderzoek is dat de verwachting van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) niet bijgesteld hoeft te worden.
Aangezien binnen het plangebied geen archeologisch monument aanwezig is hanteert de gemeente een vrijstellingsbeleid van 500 m² voor archeologisch onderzoek in gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Deze afwijkingsingsmogelijkheid is in de voorschriften opgenomen bij bestemmingsbepalingen met bouwmogelijkheden groter dan 500 m².
5.3 Water
5.3.1 Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's waar het waterschap zich mee bezighoudt. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.
Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.
Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000- gebieden is geen uitstel mogelijk.
Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Dat doen we dus ook niet. We zorgen er voor dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW.
5.3.2 Bestaande waterhuishouding
De kern Noordscheschut ligt in het stroomgebied van de Hoogeveense Vaart en de Zuidwoldiger Waterleiding. Aan de randen van de kern liggen watergangen (donkerblauw) en schouwsloten (lichtblauw) van het waterschap. Het merendeel van de kern ligt in een peilgebied met een waterpeil van NAP+11,1m. In het noordoosten ligt een klein deel van de kern in een peilgebied met een waterpeil van NAP+12,95m.
Afbeelding 6: Bestaande waterhuishouding
De bodem bestaat voornamelijk uit veen en moerige gronden. In het zuidwesten bestaat de bodem uit zand met een slecht doorlatende laag. Deze slecht doorlatende laag kan voor grondwateroverlast zorgen.
5.3.3 Waterketen (riolering)
In Noordscheschut ligt grotendeels een gemengd rioolstelsel. In het kader van het afkoppelplan/-kansenkaart is onderzocht of delen van Noorscheschut kunnen worden afgekoppeld. Op grond van de basisinspanning wordt nog voorzien in een actie om een gedeelte van Noordscheschut-Oost af te koppelen. Gebieden waar ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden zijn extra kansrijk. Om de kwaliteit van het water te waarborgen wordt bij nieuwe bouwprojecten gestimuleerd om geen uitlogende materialen te gebruiken.
Bij nieuwe ontwikkelingen mag het regenwater niet worden geloosd op de riolering. Het dient bij voorkeur ter plaatse te worden geïnfiltreerd of te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vanwege de slecht doorlatende laag in het zuidwesten van het plangebied kan plaatselijk grondwateroverlast optreden. Bij de afwatering van het perceel moet daarmee rekening worden gehouden. Dat geldt ook voor het bouwpeil (vloerpeil) van de bebouwing.
5.3.4 Invloed op de waterhuishouding
Dit bestemmingsplan is een herziening en is conserverend van aard. Het nieuwe plan heeft geen ontwikkelingen voor ogen en de bestaande situatie blijft gehandhaafd. Voor de waterhuishouding geldt dat er niets verandert.
5.3.5 Proces
De initiatiefnemer heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de initiatiefnemer goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Indien tijdens de uitvoering waterhuishoudkundige aspecten aan bod komen, wordt het waterschap daarover ingelicht. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het waterschap heeft het volgende wateradvies uitgebracht:
'de procedure in het kader van de watertoets is gevoerd conform de Handreiking Watertoets II. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies'.
5.4 Natuur En Ecologie
In verband met de Flora- en faunawet en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, is het nodig ruimtelijke plannen en ingrepen te toetsen aan deze wet- en regelgeving. In dit kader heeft een beoordeling van de aanwezige natuurwaarden in het bestemmingsplangebied plaatsgevonden, op basis van éénmalig veldonderzoek en het raadplegen van verspreidingsgegevens uit atlassen en de databank van de Provincie Drenthe. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Ecologisch
onderzoek ten behoeve van de bestemmingsplanherziening van de kern Noordscheschut, Gemeente Hoogeveen’ Ecogroen Advies, 7 mei 2007 (Bijlage 2).
Gebiedsgericht beleid en waardevolle landschapselementen
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van Natura 2000-gebieden of gebieden met een speciale beschermingszone. Volgens de Ecologische structuurkaart uit het inmiddels vervallen POP II, liggen binnen het plangebied geen belangrijke ecologische structuren. Wel liggen op korte afstand ten oosten van het plangebied elementen die zijn aangemerkt als 'Bos en Natuurgebied'. Het noordelijk deel wordt aangemerkt als ‘gebied met wijken’. Het plangebied ligt niet in de ecologische hoofdstructuur (EHS). Het is dan ook niet aannemelijk dat, bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied, het functioneren van de EHS in gevaar komt.
Soortbescherming
Binnen het plangebied of in de directe nabijheid daarvan, zijn geen soorten met een middelhoog tot hoog beschermingsregime (Tabel 2 en 3) of 'bedreigde' of 'ernstig bedreigde' soorten van Rode lijsten bekend. Wel zijn binnen de bebouwde kom vaste verblijfplaatsen en vliegroutes van gebouwbewonende vleermuizen te verwachten. Deze soortgroep is strikt beschermd in de Flora- en faunawet. Vrijstelling voor schade aan vleermuizen en hun verblijfplaatsen is alleen in uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden te verkrijgen.
Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
Aandachtspunten bij ruimtelijke ingrepen
Bij de planning van ruimtelijke ingrepen wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van beschermde soorten. Elk voornemen voor een ruimtelijke ingreep in het gebied zal worden getoetst aan de effecten die dit voornemen heeft op de aanwezige beschermde soorten. De gemeente verleent alleen medewerking aan een ruimtelijke ingreep als vooraf zekerheid is over het verkrijgen van een ontheffing dan wel een vrijstelling voor het toebrengen van schade aan beschermde soorten.
5.5 Geluid
Bij alle aanpassingen en/of herzieningen van bestemmingsplannen wordt een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder. Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. Ook wordt bekeken of er wettelijk vastgestelde geluidszones binnen het plangebied vallen.
Wegverkeer
Bij de beoordeling van de gevolgen van wegverkeerslawaai wordt rekening gehouden met nieuwbouw- en uitbreidingsmogelijkheden die het plan biedt. De gemeente Hoogeveen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek herziening bestemmingsplan Noordscheschut'(kenmerk:HO/RT/2012-04) van 30 maart 2012 (Bijlage 3). Hierbij is gekeken naar de huidige situatie (referentiejaar 2012) en de verwachte situatie aan het eind van de planperiode in 2022.
Bij de geluidsberekeningen is uitgegaan van de gebiedsontsluitingswegen die ook in de toekomst een maximum toegestane snelheid van 50 km/uur blijven houden. Binnen het plangebied liggen geen wegen met een hogere maximumsnelheid.
De geluidbelasting op de eerstelijnsbebouwing door wegverkeer binnen 'zones langs wegen' is vastgesteld langs:
- Drostenraai;
- Molenweg;
- Stephensonstraat;
- de Coevorderstraatweg.
Voor dit bestemmingsplan hoeven alleen die woningen te worden getoetst waar ten opzichte van de vigerende plannen een uitbreiding mogelijk is. Binnen dit plangebied zijn geen extra uitbreidingen of nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Uit het geluidonderzoek is gebleken dat als gevolg van de autonome groei van het verkeer de geluidbelasting in 2022 niet significant toeneemt op de bestaande woningen ten opzichte van 2012.
Industrielawaai
Binnen het plangebied is lichte bedrijvigheid aanwezig. De geluidsbelasting veroorzaakt door deze bedrijven wordt tot een acceptabel niveau beperkt door geluidnormen opgenomen in het Activiteitenbesluit of een omgevingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer. Ook is er geen industriële geluidszone (50 B(A)) die over het plangebied loopt.
De gemeente Hoogeveen is op dit moment bezig met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan Industrieterrein De Wieken. Als gevolg hiervan wordt de geluidcontour rondom het gezoneerde industrieterrein De Wieken ook gewijzigd. De nieuwe geluidcontour zal worden vastgelegd in een geluidsplan. De geluidcontour (50 dB(A)) zal dan over het uiterste noordelijke puntje (Molenweg) van het plangebied Noordscheschut komen te liggen. Aangezien dit geluidplan nog niet is vastgesteld en onherroepelijk is geworden, kan hier in dit plan nog niet op vooruitgelopen worden.
Geluidszone vliegveld
Het vliegveld van Hoogeveen viel voorheen onder het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (BGKL). In 1996 is de 47 en 57 Bkl geluidcontour rond het vliegveld vastgesteld. Het plangebied Noordscheschut viel gedeeltelijk in de 47 Bkl geluidszone van het vliegveld Hoogeveen.
In 2010 is de Wet Luchtvaart van kracht geworden. Met de nieuwe regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) heeft de provincie de bevoegdheid gekregen te besluiten over de milieuruimte van de luchthaven en de ruimtelijke implicaties. Met de Omzettingsregeling luchthaven Hoogeveen van 15 december 2010 is de bevoegdheid formeel overgegaan van het Rijk naar de provincie.
Op 21 december 2011 heeft de Provinciale Staten het Luchthavenbesluit (LHB) Luchtsportcentrum Hoogeveen vastgesteld. Op basis van het LHB blijkt dat het noordelijke deel van het plangebied in het aanvullend beperkingengebied ligt voor wat betreft het aspect geluid. Het aanvullend beperkingengebied is opgenomen op de verbeelding.
In het aanvullend beperkingen gebied is, conform artikel 3.1.4.3 van het LHB, nieuwbouw van een woning of geluidgevoelig gebouw, niet zijnde een bedrijfswoning, niet toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken als het gaat om nieuwbouw van een woning of geluidgevoelig gebouw onder de volgende voorwaarden:
- het opvullen van een open plek in de bestaande bebouwing;
- de woning zal dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing;
- de woning wordt binnen het desbetreffende gebied verplaatst naar een locatie waar de geluidbelasting ten gevolge van het luchtvaartverkeer minder is en waarbij de oude woning of het oude geluidsgevoelige gebouw aan de bestemming is onttrokken;
waarbij tevens een verklaring van geen bedenkingen is afgegeven door de provincie Drenthe.
De beperkingen die in het LHB zijn opgenomen in het aanvullende beperkingengebied zijn vertaald in de planregels.
5.6 Milieuzonering Bedrijven
In paragraaf 2.4.3 is een overzicht gegeven van de bedrijvigheid in Noordscheschut. Meest voorkomend zijn bedrijven en instellingen met een lage milieubelasting. Deze kunnen goed samengaan met een woonomgeving.
5.7 Luchtkwaliteit
In de Wet luchtkwaliteit, die in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer staat verwoord, staan luchtkwaliteitseisen die zijn gebaseerd op een viertal Europese richtlijnen. Deze luchtkwaliteitseisen zijn ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid opgesteld voor diverse verontreinigde stoffen. De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat ook in de toekomst geen overschrijding van deze stoffen zal optreden, waardoor berekening van die waarden niet relevant is.
In de (directe) omgeving van het plangebied zijn geen industriële bronnen aanwezig die een negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. Dit houdt in dat de verkeersbewegingen bepalend zijn voor de luchtkwaliteit in het gebied. Aangezien in dit plan het verkeer de bron is van verontreinigende stoffen, zijn alleen stikstofdioxide en fijn stof gemodelleerd.
Op basis van de verkeersgegevens heeft Capabel BV een berekening gemaakt van de luchtkwaliteit voor het referentiejaar 2006 en de prognosejaren 2010 en 2015. Daarvoor zijn maatgevende berekeningspunten langs de rand van wegen (5 meter uit het hart van de weg) gebruikt. Uit het rapport van 20 juli 2007 met nummer 206303-VII (Bijlage 4) blijkt dat gedurende de periode 2007 tot en met 2017 geen overschrijding van de luchtkwaliteitseisen plaatsvindt.
Aangezien het een conserverend plan is en er een nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen, de emissie van voertuigen in de toekomst afneemt door voortschrijdende technieken en er geen overschrijdingen van de normen voor PM10 en NO2 zijn in de gemeente Hoogeveen is het aannemelijk dat ook aan het einde van de planperiode in 2022 de normen voor luchtkwaliteit niet worden overschreden.
5.8 Externe Veiligheid
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van het vervoer en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel is hierin voor burgers een acceptabel veiligheidsniveau te waarborgen (dus geen nulrisico). Het risico wordt hierbij bepaald door de kans op en het effect van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij het hanteerbaar maken en beheersen van risico's staan binnen het externe veiligheidsbeleid twee begrippen centraal. Het betreft het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water en buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie binnen het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.
Het PR schetst de kans dat een enkele onbeschermde persoon komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR10-6 worden grens- en richtwaarden toegepast waarbij een grenswaarde een harde norm is die niet overschreden mag worden. Voor de bestaande situatie mag de richtwaarde wel worden overschreden. Voor nieuwe situaties mogen de grenswaarde en de richtwaarde voor het PR10-6 niet worden overschreden. De grenswaarde geldt voor kwetsbare objecten en de richtwaarde geldt voor beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (hierna: Bevb).
Het GR is de kans dat een groep personen komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij de beoordeling van het GR en de vraag of deze acceptabel is, wordt de zogenaamde oriëntatiewaarde gehanteerd als ijk- en afweegpunt en wordt de externe veiligheidssituatie beoordeeld. Een geaccepteerde toename of overschrijding van de oriëntatiewaarde als gevolg van een bestemmingsplan dient in het desbetreffende plan verantwoord te worden. Hierbij wordt verder extra aandacht aan de bescherming van bijzonder kwetsbare groepen personen geschonken.
5.8.1 Stationaire bronnen
Voor ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het invloedsgebied van een risicobron liggen, zullen de veiligheidsrisico's in beeld gebracht moeten worden. Er zal een afweging gemaakt moeten worden of de risico's acceptabel zijn. Binnen het plangebied ligt een LPG-tankstation aan de Molenweg 59
Vanwege de opslag en verkoop van LPG is het Bevi van toepassing op het tankstation. In het Bevi zijn afstanden opgenomen voor de PR(10-6)-contour rondom het vulpunt, de ondergrondse tank en de afleverzuil. Met betrekking tot LPG-tankstations geldt een invloedsgebied van 150 meter rondom het vulpunt en ondergrondse tank voor de verantwoording van het groepsrisico.
Bij herziening van het bestemmingsplan dient voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico uit te worden gegaan van een nieuwe situatie. Dit houdt in dat de afstanden van tabel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) moeten worden gehanteerd. De kleinere afstanden van tabel 2a van het Revi worden van kracht op het moment dat het nieuwe Besluit LPG-tankstations van kracht wordt.
Plaatsgebonden risico
In verband met de PR(10-6)-contour dient een afstand van 45 meter ten opzichte van het vulpunt, 25 meter ten opzichte van de ondergrondse tank en 15 meter ten opzichte van de afleverzuil in acht te worden genomen, waarbinnen geen nieuwe kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten geprojecteerd mogen worden. Binnen de PR(10-6)-contour bevinden zich een garage/schuur behorende bij de woning aan Molenweg 61 en opslaggebouwen behorende bij het bedrijf Molenweg 57. In het plangebied is geen sprake van nieuw geprojecteerde kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten binnen de PR(10-6)-contouren.
Er was sprake van een saneringssituatie voor wat betreft een gedeelte van de LPG-installatie. Het LPG-vulpunt lag te dicht bij een kwetsbare object en kon niet voldoen aan de afstand van het plaatsgebonden risico (PR 10-5) voor het vulpunt. Als gevolg hiervan is het vulpunt verplaatst van de westzijde naar de oostzijde van het terrein. Voor het verplaatsen van het LPG-vulpunt is in 2010 een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer verleend. Het Bevi bepaalt dat in geval er sprake is van een verbetering van het plaatsgebonden risico, bij de milieuvergunning geen toetsing van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.
Op de verbeelding zijn de onderscheidenlijke LPG-installaties niet aangegeven. Echter wanneer een verplaatsing van een LPG-installatie plaats zou moeten vinden, dient dit met een omgevingsvergunning voor een milieuactiviteit te worden geregeld. Op deze wijze is het voldoende geborgd dat binnen de bedrijfsbestemming de LPG-installaties niet zondermeer kunnen worden verplaatst.
Om ongewenste realisatie van bebouwing binnen de plaatsgebonden risicocontouren tegen te gaan is op de verbeelding een 'Veiligheidszone – lpg' opgenomen. Deze veiligheidszone is gebaseerd op de nieuwe situatie. In de regels is bepaald dat geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden binnen de betreffende zone. De plaatsgebonden risicocontouren zullen worden gewijzigd, op het moment dat het Besluit LPG-tankstations is gewijzigd.
Groepsrisico
Ten behoeve van de actualisatie van het bestemmingsplan zal de verantwoording van het groepsrisico wel plaats moeten vinden. De maatgevende aspecten bij de verantwoording van het groepsrisico zijn de hoogte en de toename van het groepsrisico, de getroffen veiligheidsmaatregelen, de oriëntatiewaarde, de zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied en de inzetbaarheid van de hulpdiensten.
Oriëntatiewaarde
Er is een indicatieve berekening voor de oriëntatiewaarde uitgevoerd binnen het invloedsgebied (150 meter rondom het vulpunt). Het maximaal toegestane aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied bedraagt 17 personen/ha. Uit de berekening is gebleken dat er sprake is van maximaal 7 personen/ha. Hieruit blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en daardoor neemt het groepsrisico niet toe. Het groepsrisico dat momenteel aanwezig is, geeft geen aanleiding tot het nemen van extra externe veiligheidsmaatregelen. De bestaande situatie wordt aanvaardbaar geacht.
Inzetbaarheid van hulpdiensten
Voor de verantwoording van de aspecten zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid is advies gevraagd van de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD). Op 19 juli 2010 heeft de HVD een advies (HVD/2010/235/EvdD/rv) (Bijlage 5) uitgebracht. Op 4 november 2010 is een gewijzigd advies (HVD10/376/EvdD/rv) (Bijlage 6) ingediend dat is opgesteld door de HVD in samenwerking met de Brandweer ZuidWest Drenthe. Het advies van 4 november 2010 is per brief van 17 april 2012 (Bijlage 7) nader aangevuld. Deze adviezen zijn betrokken bij de verantwoording van het groepsrisico. Het gaat met name om de aspecten bereikbaarheid en bestrijdbaarheid. Het aspect zelfredzaamheid is niet aan de orde. Het aantal personen neemt niet toe in het plangebied, aangezien er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen in het plan. Het betreft bestaande bebouwing, waardoor ten aanzien van vluchtwegen geen maatregelen met betrekking tot positionering van de bebouwing kan worden geëist.
Als gevolg van de verplaatsing van het vulpunt is de kans op een aanrijding met de LPG-tankwagen vergroot. De tankwagen moet nu achteruit het erf oprijden, waardoor de tankwagen enige tijd dwars op de weg komt te staan. Verder is bij het achteruitrijden de kans dat een van de panden wordt geraakt, waarbij de tankwagen beschadigd, vergroot, aangezien de maximale breedte tussen de gebouwen 5,5 meter bedraagt. De grootste kans op een ongeluk bij een LPG-tankstation doet zich voor bij het lossen van de LPG-tankwagen.
Een deel van de risico's wordt of is inmiddels verkleind doordat landelijk geregeld is dat er gebruik wordt gemaakt van verbeterde vulslangen, waardoor de kans op het breken of scheuren van de slang kleiner is geworden. Verder zijn nagenoeg alle LPG-tankwagens inmiddels voorzien van een hittewerende coating. Hierdoor wordt tijdwinst behaald voor ontruiming en de inzet van de brandweer.
Voor verdere beperking van de risico's zijn of worden de volgende maatregelen getroffen:
- De doorzet en de vulmomenten zijn vastgelegd in de milieuvergunning.
- Tijdens de vulmomenten zullen er geen brandgevaarlijke werkzaamheden worden verricht in het garagebedrijf. De milieuvergunning wordt op dit punt ambtshalve gewijzigd.
- Er wordt een aanrijbeveiliging aangebracht ter hoogte van de hoek van de garage, de hoek van de woning en de hoek van de shop. De milieuvergunning wordt op dit punt ambtshalve gewijzigd.
- De brandweer ZuidWest Drenthe stelt een aanvalsplan op voor deze locatie ter voorbereiding op een mogelijke incident. Er zal 1 keer per jaar een oefening bij het bedrijf plaatsvinden.
- Het terrein zal in geval van calamiteiten ook bereikbaar zijn via het terrein van de buren, zodat de calamiteit van twee kanten te benaderen is.
- Om te beschikken over voldoende bluscapaciteit zal bij een calamiteit gebruik worden gemaakt van het bluswaterriool in de nabijheid van de locatie.
Met het treffen van bovenstaande maatregelen wordt het risico bij een calamiteit zoveel mogelijk verkleind en zal de brandweer maximaal voorbereid zijn op een mogelijke inzet bij een calamiteit. Het college vindt, gezien bovenstaande en in samenhang met de bestaande situatie, dat het groepsrisico acceptabel is.
5.8.2 Buisleidingen
Binnen het plangebied Noordscheschut loopt een gasleiding met kenmerk N-521-40-KR-003/04. De leiding heeft een diameter van 6,3 inch en een druk van 40 bar. Regels voor buisleidingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dat in werking is getreden op
1 januari 2011. Volgens dit besluit moet ook getoetst worden aan de PR (10-6)-contour en de belemmerende zone van 4 meter aan weerszijden van de leiding en het groepsrisio moet worden verantwoord.
Plaatsgebonden risico
Met behulp van het rekenprogramma Carola zijn de leidinggegevens bij de Gasunie N.V. opgevraagd. Hieruit blijkt dat de aardgasleiding ter hoogte van de Tramweg 19 tot en met 29 een PR10-6-contour heeft. Binnnen deze PR-contour ligt een gevel van een woning (kwetsbaar object). Dit is een knelpunt dat op grond van artikel 17, eerste lid van het Bevb binnen 3 jaar (1-1-2014) door de exploitant zal moeten worden opgelost. De Gasunie is op de hoogte van dit knelpunt. Zij zullen binnen 3 jaar veiligheidsmaatregelen treffen, waardoor de gevel buiten de PR10-6-contour komt te liggen. In welke vorm dat gaat gebeuren is nog niet bekend. Wellicht worden linten gelegd of wordt voor een bovenafdekking van de leiding gekozen. De te treffen veiligheidsmaatregelen aan de buisleidingen kunnen mogelijk gelijktijdig met de werkzaamheden aan de riolering uitgevoerd worden.
Groepsrisico
Het invloedsgebied (1% letaliteitszone) van de buisleiding waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden bedraagt 70 meter. Het betreft een conserverend bestemmingsplan, waarbij geen ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van de buisleiding zijn voorzien. Er treedt geen wijziging op in de hoogte van het groepsrisico en een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico voor wat betreft de buisleiding hoeft niet worden uitgevoerd.
Het inwoneraantal in Noorscheschut inclusief het buitengebied bedraagt ruim 2000 personen. Met behulp van het programma Carola is een groepsrisicoberekening uitgevoerd met een populatiedichtheid van 2000 personen in het gearceerde gebied zoals in onderstaande figuur is weergegeven. Het aantal van 2000 is dus een overschatting van het werkelijke aantal, omdat het gearceerde gebied hoofdzakelijk de kern van Noordscheschut beslaat.
De hoogte van het groepsrisico wordt weergegeven in onderstaande figuur.
Uit de berekening is gebleken dat het groepsrisico in ruime mate beneden de 10% van de oriëntatiewaarde ligt.
Tevens ligt het plan binnen het invloedsgebied van twee hoge druk aardgasleidingen A-503 en A-509, beide met een druk van 66 bar. Ook hier treden geen wijzigingen op in de hoogte van het groepsrisico en wordt er in de berekening geen groepsrisico aangetoond. Het groepsrisico hoeft dan ook niet verder te worden verantwoord.
Binnen de belemmerende zone van 5 meter aan weerszijden van de hoge druk aardgasleidingen (A-503 en A-509) en 4 meter aan weerszijden van de gasleiding (N-521) mag geen nieuwe bebouwing worden toegevoegd. Binnen de belemmerende zone reeds aanwezige bebouwing levert geen saneringsituatie op.
5.8.3 Overige risicobronnen
In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen of hoogspanningslijnen aanwezig.
Binnen het plangebied bevindt zich een vuurwerkopslag- en verkoopruimte aan de Molenweg 57. Volgens de omgevingsvergunning is maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk op deze locatie toegestaan. De vuurwerkopslag dient te voldoen aan de bepalingen van het Vuurwerkbesluit. Binnen de veiligheidsafstanden (8 meter) zijn geen objecten geprojecteerd.
5.9 Duurzaamheid
Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. Dit kan zich in verschillende vormen uiten. Een van de meest bekende begrippen is het duurzaam bouwen. Hierbij wordt bij nieuwbouw of renovatie van gebouwen vooral gelet op de gebruikte materialen en het energieverbruik. Dit kan ook breder worden getrokken tot duurzame stedenbouw of duurzame ontwikkeling. Dan gaat ook de inrichting van de omgeving een rol spelen. Bij de locaties waar nog uit te werken doeleinden zijn aangegeven zal een duurzame inrichting de leidraad zijn.
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Het Plan
De woningen zijn met name aan de randen van het dorp een mengeling van halfvrijstaande en vrijstaande woningen. Voornamelijk ten oosten van het Zwarte Dijkje zijn in het centrale deel van het dorp de rijenwoningen gesitueerd, bestaande uit minimaal vier woningen en maximaal negen woningen aaneengebouwd. In het midden van het dorp is onlangs aan de Jan Naardingweg een seniorencomplex met 33 appartementen gerealiseerd.
Een aantal woonwagenstandplaatsen is gesitueerd aan het Hoveniersland.
Opvallend binnen Noordscheschut is het grote aantal eigen woningen: ruim 77% eigen woningbezit tegenover slechts 22% huurwoningen op een totaal van circa 500 woningen.
In het midden van het dorp ligt aan het Zwarte Dijkje een aantal winkels en een kerk met ten oosten hiervan het Multi-functioneel Centrum. Ten noorden hiervan liggen een speeltuin en een basisschool. Een tweede basisschool ligt aan het Zwarte Dijkje, waar ook twee kerken zijn gesitueerd. Een vierde kerk ligt aan de Drostenraai. Langs de Coevorderstraatweg, de Drostenraai en de Molenweg zijn enkele (horeca)bedrijven en winkels gevestigd. Ten slotte ligt er achter de Van Marleweg en in de hoek van de Jan Naardingweg een aantal volkstuinen.
6.2 Regels
Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het dorp passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Hoewel deze kwaliteiten niet voor alle in het plangebied voorkomende gebieden even waardevol zijn, is gekozen voor een uniforme wijze van bestemmen voor het gehele gebied.
6.3 Verklaring Van De Bestemmingen
6.3.1 Agrarisch
De agrarische gronden gelegen ten oosten van de Molenweg en ten noorden van de Coevorderstraatweg hebben deze bestemming gekregen. Op deze gronden is verder geen bebouwing toegestaan. Ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden en het behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden, is een aanlegvergunningenstelsel bij deze bestemming opgenomen.
6.3.2 Bedrijf
Onder deze bestemming vallen de twee bedrijven van de familie De Jonge aan de Molenweg, het garagebedrijf aan de Coevorderstraatweg, de twee houthandels aan de Coevorderstraatweg met een bedrijfswoning, een houthandel aan de Drostenraai en de opslag voor caravans aan de Drostenraai met een bedrijfswoning. Voor de bedrijven is een bouwvlak, een maximale goot- en/of bouwhoogte, een dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de bestaande of de toekomstige bouwmassa.
6.3.3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Het tranformatorstation en het gasverdeelstation aan de Coevorderstraatweg en het gemaal en de trafo bij de Drostenraai zijn onder deze bestemming geregeld. Er is een bouwvlak met een maximale bouwhoogte opgenomen.
6.3.4 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen (met LPG)
Het verkooppunt aan de Molenweg met alleen een luifel valt onder deze bestemming.
6.3.5 Bos
Het boscomplex ten oosten van de Molenweg is binnen deze bestemming geregeld. Hier is verder geen bebouwing toegestaan.
6.3.6 Detailhandel
De winkels en de kapsalons aan het Zwarte Dijkje en de rijwielhandel op de hoek van de Coevorderstraatweg en het Zwarte Dijkje hebben deze bestemming gekregen. Bedrijfsmatige activiteiten verband houdende met de detailhandelsfunctie en ondergeschikt hieraan, kunnen ook binnen deze bestemming worden uitgeoefend. Voor deze vestigingen zijn een bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte, een dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de huidige of de toekomstige bouwmassa. Tevens is bij alle vestigingen één bedrijfs(boven)woning toegestaan.
Gemengd
6.3.7 Gemengd
Een pand aan het Zwarte Dijkje valt binnen deze bestemming. Op de begane grond is detailhandel en dienstverlening toegestaan. Op de overige verdiepingen bovenwoningen.
6.3.8 Groen
Overeenkomstig de grotendeels bestaande situatie zijn de meeste structuurbepalende elementen zoals beschreven in hoofdstuk 2, bestemd tot "Groen". Het overige aanwezige 'kleinschalige woongroen' en/of ondergeschikte groen is geregeld binnen de bestemming "Verkeer".
Tevens zijn binnen deze bestemming de speelvoorzieningen en de kleinere greppels en sloten geregeld.
6.3.9 Horeca
Het café/cafetaria op de hoek van de Drostenraai en de Molenweg en het cafetaria aan het Zwarte Dijkje vallen onder deze bestemming. Voor deze bedrijven is een bouwvlak en een maximale goot- en/of bouwhoogte, een dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de huidige of de toekomstige bouwmassa. Bij beide bedrijven is tevens een bedrijfs(boven)woning toegestaan.
6.3.10 Maatschappelijk
Onder deze bestemming vallen doorgaans de niet-commerciële openbare voorzieningen of nutsvoorzieningen. In het plangebied is met deze bestemming het multifunctionele ontmoetingscentrum met peuterspeelzaal aan de Jan Naardingweg, de basisscholen aan de Rahderweg en het Zwarte Dijkje, de kerk aan de Drostenraai met een dienstwoning, de kerk aan de Tramweg en de twee kerken aan het Zwarte Dijkje, waarvan één met een dienstwoning, de huisartenpraktijk aan de Drostenraai en het sanitaire gebouw voor de recreatievaart bij de Verlengde Hoogeveensche Vaart geregeld. Voor alle gebouwen is een bouwvlak, een maximale goot- en/of bouwhoogte en een dakhelling opgenomen, afgestemd op de bestaande of de toekomstige bouwmassa.
6.3.11 Recreatie
De volkstuinen gelegen ten oosten van de Van Marleweg en aan de Jan Naardingweg zijn onder deze bestemming geregeld. Hier zijn gebouwen met een beperkte goothoogte en oppervlakte toegestaan.
6.3.12 Sport
Het parkeerterrein behorende bij de sportterreinen met het clubgebouw ten zuiden van de Coevorderstraatweg en het clubgebouw met bijbehorend terrein van de jeu de boules vereniging ten oosten van de Meester Kosterweg vallen onder deze bestemming. Voor beide clubgebouwen met kantine en kleedkamers is een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de huidige bouwmassa.
De omheinde speeltuin aan de Rahderweg is met een functieaanduiding binnen deze bestemming opgenomen, waarbij voor een klein gebouw met een beperkte bouwhoogte een bouwvlak is opgenomen.
6.3.13 Tuin
De gedeelten van de percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om bepaalde doorzichten te kunnen houden naar het achterliggende buitengebied toe.
6.3.14 Verkeer
Alle wegen binnen het plangebied die zowel gericht zijn op de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, als de wegen met een min of meer doorgaand karakter, vallen onder deze bestemming. Ook de parkeervoorzieningen, ondergeschikte groenvoorzieningen en gedeelten van voortuinen (die in bruikleen zijn gegeven) kunnen hierbij zijn opgenomen.
De garageboxen in het centrale deel van het plangebied en die niet zijn gelegen op een bouwperceel behorende bij een woning, zijn met een functieaanduiding onder deze bestemming opgenomen.
6.3.15 Water
Al het water binnen het plangebied, met name het Noordsche Opgaande en de Verlengde Hoogeveensche Vaart, van belang voor de waterhuishouding en de recreatievaart met de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken zoals bruggen en duikers, zijn onder deze bestemming geregeld. Gebouwen zijn niet toegestaan.
6.3.16 Wonen
- Woningen
De woonfunctie binnen het plangebied blijft volledig gehandhaafd. Alle bestaande woningen zijn als zodanig bestemd. Voor de bouwvlakdiepte is in de meeste situaties een maat van twaalf meter aangehouden, zodat over het algemeen de meeste woningen nog naar achteren kunnen uitbreiden. Alleen voor de grotere vrijstaande woningen is een bouwvlakdiepte van vijftien meter opgenomen. In enkele gevallen is de afstand tussen de achtergevels echter zo beperkt, dat er uit stedenbouwkundig oogpunt geen uitbreiding toelaatbaar wordt geacht en is er dus geen uitbreidingsmogelijkheid aangegeven.
Voor de verschillende woningtypen zijn door middel van specifieke bouwaanduidingen een passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm aangegeven.
- Bijgebouwen
Bij de woningen mogen bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 60 m² worden gebouwd, mits het bij het hoofdgebouw aansluitende erf minstens voor de helft vrij van bebouwing blijft.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning hiervan afwijken en de gezamenlijk toegestane oppervlakte aan bijgebouwen vergroten. Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan de oppervlakte vergroot worden tot een maximum van 200 m², mits het bijbehorende erf minstens voor de helft vrij van bebouwing blijft en de afstand tussen de woning en het bijgebouw maximaal 30 meter bedraagt. Bovendien dient de situering van de bijgebouwen aan te sluiten bij het aanwezige bebouwingspatroon, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het uitzicht van omliggende woningen.
- Nevenfuncties van woningen
In het algemeen mogen woningen en de bijbehorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een beroep aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen tot ten hoogste 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep.
Wonen - Woonwagens
6.3.17 Wonen - Woonwagens
Voor de woonwagenlocatie aan het Hoveniersland met in totaal tien standplaatsen is deze bestemming opgenomen. Per drie of vier standplaatsen is een bouwvlak, met een maximale goot- en bouwhoogte en een dakhelling aangegeven.
6.3.18 Wooncentrum
In het midden van het dorp ligt aan de Jan Naardingweg een woonzorgcentrum voor ouderen die problemen hebben met hun eigen woon- en/of zorgsituatie. Voor het terrein is een bouwvlak, een maximale goot- en bouwhoogte en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de bestaande bouwmassa.
6.3.19 Wijzigingsbevoegdheid
Wijziginsgebied - 1 is opgenomen voor een perceel aan de Boogerdweg bij het Zwarte Dijkje en voor een perceel aan de Coevorderstraatweg bij het Zwarte Dijkje. De huidige bestemming kan gewijzigd worden in 'Wonen'. De bestemming wordt niet eerder gewijzigd nadat de milieuhinderlijke belemmeringen van het garagebedrijf aan de Coevorderstraatweg zijn vervallen.
Wijzigingsgebied - 2 is opgenomen voor gronden ten westen van de kerk aan het Zwarte Dijkje 5. De huidige bestemming kan gewijzigd worden in 'Maatschappelijk'. Dit om uitbreiding van het parkeerterrein mogelijk te maken als de benodigde grond is aangekocht.
6.3.20 Leiding - Gas (dubbelbestemming)
Hieronder valt de leidingzone met een hoofdgastransportleiding. Een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw mag binnen deze zone niet worden gebouwd.
Overige regelingen
6.3.21 Overige regelingen
In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en gebouwen, voorzover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is. Een bestemmingsplan bevat dus niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij omgevingsvergunningen (bijvoorbeeld activiteit bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.
Het betreft een grotendeels flexibel plan, waarbinnen nieuwe ontwikkelingen worden gestimuleerd. Mochten zich gedurende de looptijd van het plan nieuwe wensen openbaren, dan kunnen deze binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven door middel van een afwijking van het bestemmingsplan of een wijzigingsbevoegdheid nader gestalte krijgen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het dorp Noordscheschut. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de gegeven regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
7.2 Inventarisatie
Er heeft een grondige inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast wordt door middel van de inspraakmogelijkheden eenieder in de gelegenheid gesteld de verbeelding te controleren op onjuistheden. Hiermee is een zo correct mogelijke verbeelding de procedure ingegaan.
7.3 Beleidskeuzen
Recentelijk is door gemeente Hoogeveen de Kadernota Handhaven in Hoogeveen vastgesteld
(2005 - 2006). Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen.
Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces. Voor nadere details omtrent het gemeentelijke handhavingsbeleid wordt verwezen naar de nota 'Handhaven in Hoogeveen, kadernota integrale handhaving 2005 – 2006'.
7.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Een belangrijk aspect met betrekking tot handhaving is ook de tijd en inzet van de betrokken ambtenaren. Zij werken met het plan en moeten dan ook zeker het gevoel hebben dat met de regels te werken valt en bovenal dat de betreffende regels zo belangrijk zijn dat het nut van handhaving wordt ingezien. Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighouden.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Middels dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie in Noordscheschut omschreven en vastgelegd. Hierbij wordt gestreefd om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en particuliere organisaties te realiseren. Dit is gedaan door dit bestemmingsplan globaler en flexibeler van opzet te maken dan de voorgaande bestemmingsplannen voor Noordscheschut. Hiermee wordt het bestemmingsplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente en zullen uit de daarvoor gereserveerde algemene middelen betaald worden. Voor zover er sprake is van functieveranderingen, zullen de kosten voor ontwikkeling van dergelijke initiatieven gedragen worden door particulieren. Aan de wijziging van een functie wordt alleen meegewerkt, wanneer de particulier heeft aangetoond dat de wijziging van de functie financieel haalbaar is.
Hiermee wordt geacht dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is aangetoond.
8.3 Inspraak- En Vooroverleg
8.3.1 Vooroverleg
Het concept ontwerpplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierop is één reactie ontvangen van de Gasunie.
De Gasunie heeft aangegeven dat ze volgende zaken graag aangepast ziet:
- Een bouwperceel aan de Jan Naardingweg is op een te geringe afstand van een gasleiding geprojecteerd. Gevraagd wordt het bouwblok zondanig aan te passen, dat de afstand tussen de leiding en de grens van het bouwblok minimaal 4 meter bedraagt.
- De afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels opgenomen in artikel 22 lid 3 is in strijd met het bepaalde in artikel 14, derde lid Bevb. Hierin is bepaald dat de veiligheid van de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet mag worden geschaad en geen kwetsbaar object mag worden toegelaten. Dit artikel uit het Bevb biedt geen mogelijkheid voor een beoordelingsvrijheid, zoals ook blijkt recente uitspraak van de Raad van State met zaaknummer20110539/1/R3. Gevraagd wordt aan artikel 22 lid 3 als volgt aan te vullen: 3. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
De gevraagde aanpassingen zijn opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.
Voor het overige hebben we geen reacties ontvangen.
8.4 Reactienota
Inspraak
Het ontwerp-bestemmingsplan Noordscheschut 2009 heeft van 19 september 2012 tot en met 30 oktober 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast kon het plan worden ingezien via de webite www.ruimtelijkeplannen.nl. Ook is er op donderdag 4 oktober 2012 een inloopavond gehouden in dorpshuis De Cirkel in Noordscheschut. Tijdens deze avond kon het ontwerpbestemmingsplan ingezien worden en vragen worden gesteld over het ontwerpbestemmingsplan. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
Er zijn 5 zienswijzen ingediend.
De zienswijzen zijn beoordeeld en van commentaar voorzien:
- Zienswijze 1: Verzoek tot uitbreiden van het parkeerterrein van de Christelijk Gerefomeerde Kerk aan het Zwarte Dijkje 5;
- Zienswijze 2: Schrappen locatie nieuwe begraafplaats;
- Zienswijze 3: Verruimen bedrijfsbestemming, aanpassen begripsbepaling bedrijfswoning en verruimen bebouwingsmogelijkheden voor Molenweg 59;
- Zienswijze 4: Verruimen bouwmogelijkheden Coevorderstraatweg 22b;
- Zienswijze 5: Opnemen woningbouwplannen ten noorden van de woningen aan de Coevorderstraatweg in bestemmingsplan
- Zienswijze 6: Schrappen locatie nieuwe begraafplaats
Zienswijze 1; Verzoek tot uitbreiden van het parkeerterrein van de Christelijk Gerefomeerde Kerk aan het Zwarte Dijkje 5
Inspreker geeft aan dat het voornemen bestaat om, na aankoop van de benodigde grond, het parkeerterrein van de Christelijk Gereformeerde Kerk aan het Zwarte Dijkje 5 aan de westzijde van het terrein uit te breiden, zoals op de bijlage bij zienswijze is aangegeven. De bedoelde grond heeft in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming 'Wonen'. Gevraagd wordt de bestemming dusdanig te wijzigen dat de uitbreiding van het parkeerterrein mogelijk wordt.
In aanvulling op de zienswijze is door inspreker op 22 april 2013 telefonisch aangegeven dat de voorgenomen grondaankoop uiterst onzeker is geworden en daarmee ook de realisatie van de uitbreiding van het parkeerterrein.
Reactie:
Het parkeerterrein ligt ter plaatse van een hogedruk aardgasleiding (N-521-40-KR-003/04) van de Gasunie. De leiding heeft een diameter van 6,3 inch en een druk van 40 bar. Er is contact opgenomen met de heer J. Ribberink van de Gasunie. De heer Ribberink heeft aangegeven dat het realiseren van een parkeerterrein boven de gasleiding niet bezwaarlijk is, als er wordt voldaan aan de standaardvoorwaarden van de Gasunie en de leidingbeheerder toestemming heeft gegeven. Bij de realisatie van het parkeerterrein dient door inspreker dus in een vroegtijdig stadium een goede afstemming plaats te vinden met de Gasunie.
Het parkeerterrein grenst aan de westzijde aan woningbouw. Daarom is de geluidbelasting als gevolg van verkeersbewegingen op het parkeerterrein inzichtelijk gemaakt. In de berekening is uitgegaan dat het parkeerterrein 2 keer volledig wordt benut. Dit betekent 4 vervoersbewegingen per parkeerplaats, dus in totaal 4x29 vervoersbewegingen. De geluidbelasting is bepaald op het bouwvlak dat op het perceel, kadastraal bekend sectie B, nr. 5917, ligt.
Om te bepalen of er sprake is van een acceptabele situatie voor wat betreft geluidhinder is de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening als richtlijn beschouwd en wordt aangesloten bij een omgevingstype die overeenkomt met een rustige woonwijk met weinig verkeer. Dit betekent dat geluidhinder tot een acceptabel niveau wordt beperkt als de gemiddelde geluidbelasting (LAeq) in de dagperiode niet hoger is dan 45 dB(A) en het maximale geluidniveau (Lmax) in de dagperiode niet hoger is dan 70 dB(A).
Uit de berekening van de geluidbelasting is gebleken dat het gemiddelde geluidniveau 41 dB(A) bedraagt. Het maximale geluidniveau bedraagt 66 dB(A). Er is dus geen sprake van overschrijding van de maximale waarden. Op basis van deze resultaten is er sprake van een acceptabele geluidsituatie.
Uit het bovenstaande is op te maken dat er geen bezwaar bestaat tegen de realisatie van het parkeerterrein op de voorgestelde locatie.
Omdat door inspreker is aangegeven dat de realisatie van de uitbreiding van het parkeerterrein uiterst onzeker is geworden, kan de bestemming niet rechtstreeks gewijzigd worden van 'Wonen' naar 'Maatschappelijk'. Dit vanwege het feit dat realisatie binnen de planperiode (10 jaar) van dit bestemmingsplan onzeker is. Om tegemoet te komen aan de zienswijze wordt de bedoelde locatie voorzien van een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te kunnen wijzigen van 'Wonen' naar 'Maatschappelijk'.
Conclusie:
De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 2; Schrappen locatie nieuwe begraafplaats
Inspreker heeft om de volgende redenen bezwaar tegen het opnemen van de begraafplaats in het bestemmingsplan Noordscheschut 2009:
- de familie Fruchnicht ziet graag het voorste gedeelte van begraafplaats, gelegen op het perceel kadastraal bekend, gemeente Hoogeveen, sectie K met nummer 2158, komt te vervallen. Hierdoor is er vanuit de woning geen rechtstreeks zicht op de nieuwe begraafplaats;
- Ontsluiting van de begraafplaats zo dicht mogelijk bij kruising Coevorderstraatweg-Riegshoogtendijk leggen, zodat daar vanuit de woning geen direct zicht op is;
- Geen toegang van de begraafplaats, voor fietsers en voetgangers, via de Modderwijk;
- Realisatie van de begraafplaats maakt het plan voor Woningbouw Dorpen Noordscheschut onuitvoerbaar. Er is niemand die een nieuwe woning koopt of bouwt bij een nieuwe begraafplaats;
- Drainagewater van de begraafplaats mag niet in het oppervlaktewater komen.
Reactie:
Bij de vaststelling van de jaarrekening 2013-2016 heeft de gemeenteraad besloten om geen investering op te nemen voor de aanleg van een begraafplaats in Noordscheschut. Dit betekent dat dit onderdeel van het bestemmingsplan financieel niet uitvoerbaar is en daarom niet opgenomen kan worden in het vast te stellen bestemmingsplan. Het bestemmingsplan zal op dit onderdeel gewijzigd worden vastgesteld.
Conclusie:
De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 3; Verruimen bedrijfsbestemming, aanpassen begripsbepaling bedrijfswoning en verruimen bebouwingsmogelijkheden voor Molenweg 59
1. Naar mening van inspreker worden de gebruiksmogelijkheden van zijn perceel Molenweg 59 beperkt in het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Op het perceel is een tankstation aanwezig met shop, een garagebedrijf met reparatie/onderhoud en verkoop van occasions en aanverwante artikelen gevestigd.
In het huidige bestemmingsplan Noordscheschut heeft het perceel de bestemming 'Verzorgende bedrijven'. Op basis van deze bestemming zijn ter plekke ambachtelijke, diensverlenende, handels- en garagebedrijven toegestaan, inclusief detailhandel in auto's, motoren, (brom)fietsen en onderdelen daarvan.
In het ontwerpbestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen (met LPG). Op basis van deze bestemming zijn ter plekke een tankstation met shop en garagebedrijf toegestaan.
Inspreker vraagt het bestemmingsplan zodanig aan te passen, dat naast het huidige gebruik, ook bedrijven categorie 1 en 2 zijn toegestaan.
2. Op het terrein is een woning aanwezig, die aangeduid is als bedrijfswoning. In de begripsbepaling is aangegeven dat een bedrijfswoning bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer. Verzocht wordt om noodzakelijkheidsciriterium uit de begripsbepaling te laten vervallen.
3. Inspreker geeft aan dat in het ontwerpbestemmingsplan een bebouwingspercentage van 45 % geldt voor Molenweg 59. Voor het naast gelegen pand Molenweg 57 geldt een bebouwingspercentage van 70 % in het ontwerpbestemmingsplan. In het huidige bestemmingsplan vallen beide panden onder dezelfde bestemming en geldt een bebouwingspercentage van 45 %. Naar mening van inspreker is een bebouwingspercentage van 70 % acceptabel voor Molenweg 59. Ook geeft inspreker geeft aan dat Molenweg 59 tegenover bedrijventerrein de Wieken ligt. Verzocht wordt om voor Molenweg 59 een bebouwingspercentage op te nemen, zoals dat opgenomen is in het ontwerpbestemmingsplan Industrieterrein De Wieken, dan wel een bebouwingspercentage van 70 % toe te staan.
4. Aan de voorzijde van het perceel bevindt zich de overkapping van het tankstation. Naar mening van inspreker is de overkapping niet goed opgenomen in de bebouwingsvoorschriften. Verzocht wordt de bebouwingsvoorschriften op de juiste wijze aan te passen.
Reactie:
1. Bij de herziening van de bestemmingsplannen is voor solitaire bedrijven, gelegen in de bebouwde kom van dorpen, veelal aangesloten bij de bouwmogelijkheden uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Achterliggende gedachte hierbij is dat bestaande bedrijven hun rechten behouden en dat voor grotere bedrijven voldoende ruimte beschikbaar is op de bedrijventerreinen. Bij het bestemmingsplan Noordscheschut is hetzelfde uitgangspunt gehanteerd.
Aan het verzoek van inspreker om een Staat van bedrijfsactiviteiten toe te voegen aan de bestemming 'Bedrijf' wordt tegemoet gekomen. De meeste categorie 1 en 2 bedrijven uit de VNG de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn opgenomen in deze Staat van bedrijfsactiviteiten. Enkele vormen van bedrijvigheid zijn geschrapt omdat deze niet wenselijke zijn in de bebouwde kom. Hierbij moet gedacht worden aan agrarische activiteiten of bedrijfsvormen met een grote verkeersaantrekkende werking. Daarnaast zijn enkele vormen van bedrijvigheid geschrapt, die al binnen andere bestemmingen zijn geregeld, zoals detailhandel en maatschappelijke functies.
2. Uitgangspunt van het plan is om bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering te belemmeren (bestaande rechten behouden). Daarnaast is een goed woon- en leefklimaat gewenst. Wanneer de bedrijfswoningen als woning zouden worden bestemd, worden bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt en is geen sprake van een goed woon- en leefklimaat.
In de begripsbepaling 'bedrijfswoning' is opgenomen dat de bewoning noodzakelijk zou moeten zijn voor toezicht en beheer. Inspreker merkt terecht op dat hier veelal geen sprake van is. Gezien het karakter van het gebied is het echter wel gewenst dat een bedrijf wordt gecombineerd met de woonfunctie. De begripsbepaling 'bedrijfswoning' wordt aangepast. Hierbij komt het noodzakelijkheidscriterium te vervallen.
3. Het standpunt van inspreker om het bebouwingspercentage uit het ontwerpbestemmingsplan Industrieterrein De Wieken over te nemen kan niet gevolgd worden. Molenweg 59 ligt op een bedrijventerrein, maar aan de dorpsrand van Noordscheschut in een gemengde bebouwing. Het opnemen van een bebouwingspercentage van 80 % voor een perceel past hier ruimtelijk niet. De omliggende percelen kennen een lager bebouwingspercentage. Daarnaast wordt de kans op overlast voor de directe omgeving groot als 80 % van het bouwprceel bebouwd zou worden met bedijfsbebouwing. Dit is onwenselijk.
In het huidige bestemmingsplan Noordscheschut bedraagt de oppervlakte van het bouwperceel van Molenweg 59 circa 2614 m2. Hiervan mag volgens het bebouwingspercentage, 45 % bebouwd worden. Dit betekent (2614 m2 x 45 %) dat 1177 m2 aan bebouwing op mag worden gericht. In het ontwerpbestemmingsplan bedraagt de oppervlakte van het bouwperceel circa 3188 m2. Hiervan mag volgens het bebouwingspercentage, 45 % bebouwd worden. Dit betekent dat (3188 m2 x 45%) 1435 m2 aan bebouwing mag worden opgericht.
Het bouwperceel is in het ontwerpbestemmingsplan vergoot van 2614 m2 (huidige bestemmingsplan) naar 3188 m2. Dit betekent dat de maximale toegestane oppervlakte aan bebouwing met 258 m2 vergroot is in het ontwerpbestemmingsplan.
Op dit moment is er op het bouwperceel 713 m2 aan bebouwing aanwezig. Volgens het ontwerpbestemmingsplan mag er maximaal 1435 m2 aan bebouwing worden opgericht. Dit betekent dat er nog 722 m2 aan bebouwing mag worden opgericht en dat iets meer dan 50 % van de bebouwingsmogelijkheden, op basis van het ontwerpbestemmingsplan, nog beschikbaar is. Met andere woorden, de huidige bedrijfsbebouwing kan verdubbeld worden, op basis van het bebouwingspercentage van 45 % uit het ontwerpbestemmingsplan.
Concluderend kan gesteld worden dat:
- de maximale toegestane oppervlakte aan bebouwing in het ontwerpbestemmingsplan met 258 m2 is uitgebreid ten opzichte van het huidige bestemmingsplan tot 1435 m2;
- er 713 m2 aan bebouwing aanwezig en op en nog 722 m2 aan bebouwing kan worden opgericht op basis van het ontwerpbestemmingsplan;
Er is dus ruim voldoende uitbreidingsruimte opgenomen is in het ontwerpbestemmingsplan en er dus geen reden om deze verder te vergroten.
4. In de regels is omschreven dat de bedoelde luifel wordt aangemerkt als een bouwwerk geen gebouw zijnde. Aanpassing van het bouwblok of het opnemen van een aanduiding is niet noodzakelijk, zoals inspreker stelt. Inspreker geeft aan dat de opgenomen bouwhoogte van 3,5 meter onvoldoende hoog is en dat feitelijke hoogte van de luifel 4,5 meter bedraagt. Om deze reden wordt de bouwhoogte voor de luifel in de regels verhoogd tot 5 meter.
Conclusie:
De zienswijze is op punt 1, 2 en 4 gegrond en op punt 3 ongegrond.
Zienswijze 4: Verruimen bouwmogelijkheden Coevorderstraatweg 22b
1. In het geldende bestemmingsplan Noordscheschut valt het perceel Coevorderstraatweg 22b onder de bestemming 'Eengezinshuizen in open bebouwing, klasse A'. Het bouwblok heeft een breedte van circa 28 meter en een diepte van 15 meter. Naar mening van inspreker kan, op basis van het geldende bestemmingsplan, twee vrijstaande of een dubbele woning op het perceel worden gebouwd.
In het ontwerpbestemmingsplan valt het perceel onder de bestemming Wonen met bouwaanduiding sba-1. Op gronden met bouwaanduiding sba-1 mogen vrijstaande woningen gebouwd worden. Bouw van dubbele woningen is niet toegestaan. Inspreker verzoekt de bouwmogelijkheid voor dubbele woningen opnieuw op te nemen voor zijn perceel.
2. Inspreker geeft aan dat het bouwblok in het ontwerpbestemmingsplan kleiner is geworden ten opzichte van het bouwblok in het geldende bestemmingsplan Noordscheschut. Naar mening van inspreker kunnen er hierdoor op het perceel geen twee vrijstaande woningen meer worden gebouwd en wordt een bouwmogelijkheid ontnomen. Verzocht wordt om bij vaststelling het bouwblok aan te passen aan het bouwblok in nu geldende bestemmingsplan Noordscheschut.
3. Naar mening van inspreker is het verminderen van de bouwmogelijkheden in strijd met het gemeentelijke beleid. Verzocht wordt om de bebouwingsmogelijkheden uit het nu geldende bestemmingsplan Noordscheschut bij de vaststelling opnieuw op te nemen voor Coevorderstraatweg 22b.
Reactie:
1. t/m 3. De bestaande rechten van inspreker uit het huidige bestemmingsplan Noordscheschut zullen worden gerespecteerd. Dit betekent dat de bouwmogelijkheid voor dubbele woningen opnieuw opgenomen wordt in bouwregels. Ook zal het bouwblok worden aangepast aan het bouwblok uit het nu geldende bestemmingsplan Noordscheschut.
Conclusie:
De zienswijze is gegrond.
Zienswijze 5: Opnemen woningbouwplannen ten noorden van de woningen aan de Coevorderstraatweg in bestemmingsplan
1. Insprekers hebben regelmatig contact gehad met vertegenwoordigers van de gemeente om de in zienswijze aangeduide percelen te benutten voor woningbouw. Op basis van dit eerder overleg zijn insprekers er vanuit gegaan dat hun woningbouwplannen onderdeel uit zou maken van het ontwerpbestemmingsplan Noordscheschut. Dit in de vorm van een concrete woonbestemming of in ieder geval een wijzigingsbevoegdheid die realisatie van de bouwplannen mogelijk maakt.
2. Insprekers geven aan dat de bedoelde gronden in huidige bestemmingsplan Noordscheschut de bestemming 'Wonen' hebben, maar niet zijn voorzien van een bouwblok. In het ontwerpbestemmingsplan hebben de gronden de bestemming Agrarisch. Dit is naar mening van insprekers in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Het opnemen van de bestemming 'Wonen' met bijbehorende bouwmogelijkheden, ligt volgens insprekers het meest voor de hand. Dit als afronding van woonwijk.
Reactie:
1.+2. Het klopt dat er een aantal maal op ambtelijk niveau overleg is geweest met de insprekers over hun plannen. Dit heeft echter niet geresulteerd tot een besluit, op basis waarvan de plannen van insprekers meegenomen konden worden in dit bestemmingsplan.
Uit fase I, van het Project Woningbouw Dorpen Noordscheschut, zijn twee locaties naar voren gekomen die geschikt zijn voor de uitbreiding van Noordscheschut. Uit de financiële verkenning is gebleken dat het niet mogelijk is om op twee locaties uit te gaan breiden. Op locatie 1 kan nagenoeg het gehele woningbouwprogramma gerealiseerd worden. De haalbaarheidberekening van locatie 1 heeft een financieel positief resultaat. Op basis van de financiële verkenning is besloten in eerste instantie alleen locatie 1 ontwikkeld wordt. Dit is het gebied ten noorden van de Coevorderstraatweg (bij de ijsbaan) is aangewezen voor toekomstige woningbouw in Noordscheschut. Momenteel werkt de gemeente Hoogeveen samen met een werkgroep aan het ontwikkelen van een goede verkaveling en een fasering in de verkaveling. Hierbij wordt rekening gehouden met de conclusies uit fase 1.
In paragraaf 4.2 en 4.3 van de toelichting staat nadrukkelijk aangegeven dat er binnen het onderhavige plan beperkte ruimte is voor nieuwe woningen. Dit betekent dit dat er in de naaste toekomst een nieuwe bouwlocatie moet worden gevonden. Deze nieuwe locatie zal geregeld worden in een apart bestemmingsplan en niet in dit bestemmingsplan.
Uit bovenstaande is duidelijk op te maken dat de door insprekers bedoelde locatie, met uitzondering van het gedeelte aan Het Hoveniersland met een concrete woonbestemming in het huidige bestemmingsplan, op dit moment niet aanmerking komt voor woningbouw. Daarom zijn er geen bouwmogelijkheden opgenomen voor deze gronden. Wel wordt de bestemming van het gedeelte van locatie met bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in de bestemming 'Wonen' conform het nu geldende bestemmingsplan.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond.
Zienswijze 6: Schrappen locatie nieuwe begraafplaats
Inspreker heeft in 2006 een nieuwe woning gebouwd aan de Coevorderstraatweg. De nieuwe begraafplaats is vlak voor de woning gepland. Hierdoor wordt het uitzicht in de toekomst belemmerd en zal de waarde van de woning dalen. Gevraagd wordt de locatie voor de nieuwe begraafplaats te schrappen.
Reactie:
Bij de vaststelling van de jaarrekening 2013-2016 heeft de gemeenteraad besloten om geen investering op te nemen voor de aanleg van een begraafplaats in Noordscheschut. Dit betekent dat dit onderdeel van het bestemmingsplan financieel niet uitvoerbaar is en daarom niet opgenomen kan worden in het vast te stellen bestemmingsplan. Het bestemmingsplan zal op dit onderdeel gewijzigd worden vastgesteld.
Conclusie: De zienswijze is gegrond
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Archeologie
Bijlage 2 Ecologie
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Luchtkwaliteit
Bijlage 5 Externe Veiligheid - Deel 1
Bijlage 5 Externe veiligheid - deel 1
Bijlage 6 Externe Veiligheid - Deel 2
Bijlage 6 Externe veiligheid - deel 2