Hollandscheveld, deelplan de Oplegger 2010
Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen
Onherroepelijk op 19-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanHollandscheveld, deelplan de Oplegger 2010 van de gemeente Hoogeveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20107024003-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw
een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwde woningen:
woningen gekoppeld door middel van gebouwen;
1.7 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
1.8 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;
1.11 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.12 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.13 bestaand:
de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.24 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;
1.27 dwarskap:
een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;
1.28 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.29 erf:
de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
1.31 halfvrijstaande woningen:
blok van twee aaneengebouwde woningen;
1.32 hogere (geluidsgrens)waarde:
een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.33 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.34 kampeerplaats:
een stuk grond van maximaal 100 m2 voor het plaatsen van één kampeermiddel met bijzettentjes.
1.35 kantoor:
een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;
1.36 kap:
een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;
1.37 langskap:
een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;
1.38 lessenaarsdak:
een dak bestaande uit één hellend dakvlak;
1.39 peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.40 perceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.41 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.42 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.43 stolpkap:
een kap met een piramidevormige afdekking eindigend in één punt of met een korte nokbalk haaks op de weg;
1.44 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.45 voorkeursgrenswaarde:
de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.46 voorgevel:
het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.47 winkel:
een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.48 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de afstand tot de perceelgrens
de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
- c. parkeren;
met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:
- d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
- e. andere werken.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid 3.2.3 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3meter;
- niet meer dan 1meter voor de voorgevel wordt geplaatst;
- 1. het bepaalde in lid 3.2.3 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
- b. De in lid 3.4 sub a genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeerterrein;
met daaraan ondergeschikt:
- e. nutsvoorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- g. gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes;
met de daarbij behorende:
- h. verhardingen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. andere werken.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbijbehorende:
- c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. andere werken;
- e. tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. lid 5.2.1 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op die hoofdgebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van dit bestemmingsplan verkregen hogere waarde;
- 2. lid 5.2.2 sub a en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;
- 3. lid 5.2.2 sub b en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- b. De in lid 5.4 sub a genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
- b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
- 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:
- a. in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van het bestemmingsplan verkregen hogere waarde en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid; en
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- b. in die zin dat een andere bouwaanduiding wordt toegestaan dan op de verbeelding is aangegeven, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van het bestemmingsplan verkregen hogere waarde en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid; en
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming;
- b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend voor het afwijken van de regels, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend;
- c. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
- de bruto-oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
- 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels en toestaan dat:
- 1. een gebruik van gronden, opstallen en gebouwen mogelijk wordt gemaakt voor activiteiten en evenementen zoals jaarmarkten, kermissen, concoursen, buurt- en dorpsfeesten en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten, mits deze in tijd een beslag vragen van tenminste vier dagen en ten hoogste 10 dagen, de voorbereidingstijd voor het opbouwen en afbreken daaronder begrepen, en niet meer dan twee maal per jaar op dezelfde locatie plaatsvinden.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Afwijkingsprocedure
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.
9.2 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een wijziging/uitwerking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 5.6 is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
9.3 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 3.3, 4.3 en 5.3 is de volgende procedure van toepassing:
- a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.8 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van lid 11.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanHollandscheveld, deelplan de Oplegger 2010.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter, De griffier,
...................... ................................
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aedificat Vastgoed B.V. is voornemens om op een locatie aan de oostzijde van de kern Hollandscheveld in de gemeente Hoogeveen woningbouw te ontwikkelen. De betreffende woningen worden door Schultink-Strijkerbouw gebouwd. Het betreft een locatie op rand van het buitengebied ten zuiden gelegen van de Rechtuit en ten oosten van De Boeten. De woningen worden gerealiseerd langs de bestaande weg De Oplegger. Het totale plangebied waarvoor voorliggend bestemmingsplan voor geldt omvat in totaal 15 aaneengebouwde woningen, 6 vrijstaande woningen (waarvan 4 patiowoningen) en 8 twee-aaneen gebouwde Woningen.
De onderhavige plannen zijn niet binnen het vigerende bestemmingsplan mogelijk. Om deze reden dient een geheel nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. De gemeente Hoogeveen heeft reeds aangegeven positief tegenover de plannen te staan en medewerking te willen verlenen. Hierbij wil de gemeente een werkwijze hanteren waarbij voor het project eerst een bestemmingsplan opgesteld wordt dat conform artikel 3.6 Bro in vooroverleg gaat bij de provincie.
1.2 Opgave Bestemmingsplan
Onderhavig plan betreft de realisatie van in totaal 29 woningen ten oosten van Hollandscheveld. Het plangebied voorziet in de realisatie van woningen in diverse klassen variërend van goedkope (starters)woningen tot en met middeldure tot dure vrijstaande woningen.
Ligging plangebied
1.3 Opbouw Toelichting
Het bestemmingsplan 'Hollandscheveld, deelplan de Oplegger 2010' bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (id.nr NL.IMRO.0118.BP20107024003-OH01 , schaal 1:1.000) en een renvooi;
- regels.
Op de verbeelding is de bestemming van het terrein aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie gegeven.
- In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van rijk, provincie en de gemeente Hoogeveen beschreven.
- Hoofdstuk 4 gaat in op de gewenste ontwikkelingen.
- In hoofdstuk 5 passeren de omgevingsaspecten de revue.
- Hoofdstuk 6 gaat in op de duurzaamheidsaspecten.
- In hoofdstuk 7 wordt een beschrijving van het plan gegeven.
- In de hoofdstukken 8 en 9 wordt respectievelijk ingegaan op de handhaving en de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het onderhavige plangebied is gelegen ten oosten van de kern Hollandscheveld (gemeente Hoogeveen) aan “De Oplegger” en betreft de percelen met de kadastrale nummers 4378, 4289 en 3748.
Luchtfoto van het plangebied
2.2 Vigerend Recht
Voor de projectlocatie het momenteel het bestemmingsplan “Buitengebied Zuid Herziening 2007” vigerend. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 22-11-2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 28-01-2008.
Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de gebiedsbestemming “Schoonhoven 1”. Deze gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden; en voor de sociaal economische doeleinden uitoefening agrarisch grondbedrijf en dagrecreatie.
Onderhavig plan is met het bestemmingsplan strijdig aangezien binnen de agrarische bestemming uit het bestemmingsplan realisatie van woningen niet toegestaan is. Om deze reden dient een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden voor het betreffende plangebied.
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur Plangebied
Op de luchtfoto is te zien dat het plangebied onbebouwd is en gelegen is tussen een aantal woningen en andere bouwvormen. De omgeving van het plangebied bestaat uit de kern Hollandscheveld ten westen van het gebied en het buitengebied dat direct aan de oostzijde van het plangebied gelegen is. Het plangebied is dan ook gelegen in een overgangszone tussen het stedelijke- en het buitengebied. Ten noorden van het plangebied is een bebouwingslint te vinden dat vanuit de dorpskern richting het buitengebied loopt.
Aan de zuidzijde van het plangebied bevinden zich verspreid diverse bebouwingsvormen, verder naar het zuiden zijn in een cirkelvorm (aan “De Boeten”) nieuwe woningen gerealiseerd. Dit gebied zal naar verwachting de komende jaren meer bebouwd gaan worden (onderhavig plan maakt onderdeel uit van deze bouwplannen), op deze manier zal het plangebied in de loop van de tijd meer onderdeel uit gaan maken van de kern van Hollandscheveld.
Het plangebied zelf is momenteel onbebouwd en vervult dan ook geen bijzondere functie. Ten noorden van het plangebied zijn woningen gelegen die onderdeel uitmaken van het in de vorige paragraaf genoemde bebouwingslint (“Rechtuit”). Ten oosten van het gebied is een woning gelegen (2e Zandwijkje 2), het perceel van deze woning is gelegen langs de gehele oostzijde van het plangebied. Ten zuidwesten van het plangebied zijn een drietal woningen gesitueerd. Verder naar het zuidwesten van het plangebied is een voormalig tuinbouwbedrijf met bijbehorende kas gelegen, de kas zal te zijner tijd worden gesloopt. Verder zijn in directe omgeving van het plangebied geen bijzondere functies te vinden.
Door het plangebied is de straat “De Oplegger” gelegen, deze L-vormige weg vormt de ontsluiting van de nieuwe woningen en sluit aan op “De Boeten” ten westen- en “De Stok” ten zuiden van het plangebied. Via “De Boeten” is richting het noorden de straat “Rechtuit” te bereiken waaraan het bebouwingslint gelegen is dat in oostelijke richting het buitengebied loopt. Richting het zuiden loopt “De Boeten” over in de straat “1e Zandwijkje”. Middels deze weg is de nieuwbouwwijk die verder naar het zuiden gelegen is, bereikbaar.Foto's van het plangebied en de omgeving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Het rijksbeleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen, streek- en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Hoogeveen is dat het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard, dan de schaal die noodzakelijk is waarop een bestemmingsplan wordt opgesteld. In het kader van de opstelling van dit bestemmingsplan wordt daarom niet uitgebreid ingegaan op het rijksbeleid.
3.2 Regionaal En Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie provincie Drenthe
Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie door de provincie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie van de provincie Drenthe beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Hoogeveen is hierin aangewezen als streekcentrum. De streekcentra zullen aantrekkelijke woon- en werkmilieus (verder) moeten ontwikkelen en daarnaast werken aan het ontwikkelen van innovatieve en klimaatneutrale strategieën. Om zich te kunnen onderscheiden ten opzichte van elkaar en andere steden, hebben de Drentse streekcentra elk een 'identiteitslabel' gekregen. Hoogeveen zal zich moeten toeleggen op activiteiten die de centrumfunctie/identiteit versterken.
Voor wat betreft wonen, moeten streekcentra voldoen aan zowel de lokale als de regionale vraag. Ook het oplossen van knelpunten in de woningmarkt is een speerpunt. Hiervoor is afstemming op regionaal niveau nodig. Hoogeveen maakt deel uit van de regio Zuidwest Drenthe (gemeenten Hoogeveen, De Wolden, Meppel en Westerveld). Voor de periode 2010-2019 gaat het om een netto toename van 5.100 woningen in deze regio. De uitwerking van het woonbeleid ligt bij gemeenten, die hiervoor woonplannen hebben opgesteld. Bij uitwerking van het woonbeleid van de gemeente toetst de provincie vooral op:
- Regionale afstemming van woningbouwplannen;
- Het stimuleren van herstructurering;
- Het stimuleren van de ontwikkeling van specifieke, kleinschalige woonmilieus.
Het laatstgenoemde punt is van toepassing op het onderhavige bouwplan.
Toetsing aan de omgevingsvisie
Onderhavig plan speelt in op het toetsingaspect waarbij de ontwikkeling van specifieke woonmilieus een belangrijke rol speelt. Daarnaast sluit het plan aan op de aanbeveling van de provincie waarin de mogelijkheden tot het realiseren van specifieke, unieke woonmilieus, geënt op de gebiedskarakteristieken wordt benoemd. Met het onderhavige bouwplan wordt eveneens invulling gegeven aan het streven tot zorgvuldig ruimtegebruik ter voorkoming van stedelijke uitbreidingen aan de randen van de kernen.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie; Hoogeveen Ruim gezien 2015- 2030
Algemeen
De structuurvisie is eind 2004 vastgesteld en is het vervolg op de Toekomstvisie voor Hoogeveen. De structuurvisie omvat een omschrijving van de bestaande situatie binnen de gemeente Hoogeveen en de visie voor de toekomst. Hierbij komen zaken aan de orde die betrekking hebben op de leefbaarheid en ontwikkelingsmogelijkheden binnen de gemeente.
Voor onderhavig project wordt alleen ingegaan op de beleidsvisie voor de dorpen binnen de gemeente en specifiek het dorp Hollandscheveld.
Ontwikkelingsvisie
In de structuurvisie komt diverse malen nadrukkelijk naar voren dat er behoefte is aan meer woningen met name bij de dorpen. Een belangrijke doelgroepen hierbij zijn starters en senioren. Voor deze doelgroepen dient dan ook het meeste ontwikkeld te worden.
Binnen de structuurvisie wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende manieren van woningbouwontwikkeling bij de diverse dorpen binnen de gemeente. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat er per dorp maatwerk dient plaats te vinden.
Voor wat betreft de uitbreiding van de velddorpen Hollandscheveld, Elim, Nieuwlande en Zuideropgaande/Nieuw Moscou is het van belang om te komen tot een goede verdeling van het programma over de dorpen. In de gebieden waar de velddorpen zijn gesitueerd wordt niet alleen gedacht aan de uitbreiding of versterking van de aanwezige linten maar ook aan de ontwikkeling van nieuwe linten. Daarnaast zijn op beperkte schaal compacte uitbreidingen direct tegen de velddorpen aan mogelijk, daar waar de bestaande dorpsranden daarom vragen. Het gaat daarbij om kleinschalige, incidentele aanvullingen en niet om grotere bouwlocaties. De voorkeur gaat uit naar een gespreid model met de helft van de woningen in Hollandscheveld en een verdeling van de rest over achtereenvolgens Nieuwlande en Elim en het dubbellint Zuideropgaande/ Nieuw Moscou.
Per dorp zijn verschillende ontwikkelingsmodellen opgesteld. Het grootste dorp krijgt hierbij de meeste woningen. Voor de zanddorpen is dat Pesse, voor de kanaaldorpen Noordscheschut en voor de velddorpen Hollandscheveld. Bij de modellen wordt telkens de afweging gemaakt tussen het spreiden van de nieuwe woningen over het gehele gebied rondom het dorp Hollandscheveld en het landschap Hollandsche veld, of de concentratie van bebouwing op bepaalde plaatsen in de omgeving of vast aan de kernen. Uiteindelijk is voor Hollandscheveld gekozen om nieuwe ontwikkelingen geconcentreerd aan de al aanwezige kern plaats te laten te vinden.
Deze keuze sluit niet aan op de kernenstructuur in POP II en de daaraan gekoppeld de bouwmogelijkheden. De reden voor deze afwijking is hieronder omschreven.
In de structuurvisie zijn verschillende basisprincipes voor de omgang met de tien dorpen van Hoogeveen onderscheiden. Dit is allereerst het stimuleren van een bloeiende ontwikkeling en een hechte sociale structuur. Ten tweede worden de uitbreidingen van de dorpen afgestemd op de visie voor de omliggende landschappen. Ten derde zal het karakter van de dorpen gehandhaafd worden en waar mogelijk versterkt worden. In de praktijk betekent dit dat niet geprobeerd wordt om een dorp tot een afgerond geheel te maken maar dat er bewust gekozen wordt voor een ontspannen, wat rommelige sfeer, waarin kleinschaligheid, landelijkheid, vrijheid, ruimte en saamhorigheid de sleutelwoorden zijn. Ten vierde zullen dorpen altijd "onaf" zijn; ze moeten dat ook vooral blijven. Bij het zoeken naar nieuwe bouwlocaties moet per dorp maatwerk geleverd worden, de houding daarin moet flexibel zijn. Tegelijkertijd kan ontwikkeling in het ene dorp niet los gezien worden van ontwikkelingen in de andere dorpen. Ten vijfde zullen inspanningen worden gedaan om het aanwezige voorzieningenaanbod in de dorpen op peil te houden om mede daarmee de leefbaarheid te waarborgen. Daarvoor is in alle dorpen gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden.
Toetsing aan de structuurvisie
Onderhavig project past binnen het beleid uit de structuurvisie aangezien het hier om de realisatie van onder andere starterswoningen, twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen gaat. Hiermee wordt ingespeeld op de vraag naar starterswoningen en een gedifferentieerd woningaanbod. Tevens wordt in de structuurvisie de locatie aangemerkt als geschikte ontwikkelingslocatie voor woningen (zie nevenstaande afbeelding). De projectlocatie is gelegen binnen een gebied dat aangemerkt staat als nieuw woongebied ten oosten van het dorp Hollandscheveld.
3.3.2 Nota Wonen
Met de Structuurvisie 2015-2030 heeft de gemeenteraad van Hoogeveen al eerder de groeiambities van onze gemeente vastgesteld. De Structuurvisie biedt ook een langetermijnvisie op de ruimtelijke ordening. In de Nota Wonen zet de gemeente alles op een rij. Het aantal en het soort woningen dat er nu staat, de behoeften van de bewoners en de ontwikkelingen die er aan komen, vormen de basis. De Nota Wonen laat dus zien hoeveel woningen de komende jaren in Hoogeveen moeten worden gebouwd. Maar ook voor wie de bouw moet plaatsvinden, wat voor soort huizen er bij moeten komen, en waar die moeten komen te staan.
Het belangrijkste doel van de Nota Wonen is om de vraag naar en het aanbod van woningen het komende decennium goed op elkaar af te stemmen. Dit om te voorkomen dat er straks van een bepaalde soort of op een bepaalde plek teveel of juist te weinig woningen staan.
In de dorpen worden relatief veel goedkope en betaalbare woningen aangegeven, waarmee de woningvoorraad gevarieerder wordt. In de tweede periode neemt de vraag naar dure woningen naar verwachting toe. Voor de lagere inkomens en voor starters en ouderen die willen huren worden huurwoningen gebouwd. De bouw in de dorpen betreft bijna helemaal grondgebonden woningen; in het bijzonder in Pesse, Hollandscheveld, Elim en Noordscheschut is er ruimte voor appartementen, bijvoorbeeld in woon-zorgcombinaties.
Voor de periode 2005-2015 zijn in de gemeente Hoogeveen in totaal 2.500 nieuwe woningen nodig. De huidige plannen voorzien in 1.800 zodat er nieuwe plannen moeten komen voor nog eens 700 woningen. In de dorpen moeten nog 400 nieuwe woningen worden gebouwd voor de lokale bevolking. De 400 nieuwe dorpswoningen komen voor het grootste gedeelte te staan in Pesse, Hollandscheveld en Noordscheschut. De bouwplannen voor de dorpen blijven behoorlijk achter bij de vraag: vanaf 2007 wordt veel minder gebouwd dan volgens het streefprogramma nodig zou zijn. Zo ontstaat er tot 2010 een tekort van 100 woningen, wat in de jaren 2010-2015 verder oploopt met nog eens 350.
Van de nieuwe dorpswoningen zijn tussen de 10 en 20% bestemd voor starters, terwijl het in 30 tot 40% om woningen gaat die geschikt zijn voor iedere levensfase. De overige helft betreft vrijesectorbouw: 20% betaalbare tweeonder-één kappers en 30% dure vrijstaande woningen.
Voor het dorp Hollandscheveld wordt een programma van 170 woningen gegeven voor de periode tot en met 2015.
Vanuit de Nota Wonen 2005 - 2015 zijn een aantal belangrijke conclusies getrokken die van invloed zijn op uitbreiding van het dorp:
- Er is veel behoefte aan starterswoningen, eventueel gecombineerd met seniorenhuisvesting (levensloopbestendig).
- De behoefte aan het zelf bouwen van een huis op een eigen kavel is groot.
- De woningvoorraad en de huishoudensopbouw dienen meer divers van samenstelling te zijn, omdat dit nu te eenzijdig is. In de dorpen staan vooral dure woningen.
Hier vloeit uit voort dat een toevoeging aan de onderkant van de woningmarkt belangrijk is. Starters op de woningmarkt worden dan ook in de gelegenheid gesteld de eerste stap op de woningmarkt te maken.
Toetsing aan de nota wonen
Onderhavig project past binnen de nota wonen omdat met de combinatie van woningen niet alleen ingespeeld wordt op de vraag naar starterswoningen, maar ook omdat er een bijdrage wordt geleverd aan de gewenste differentiatie aan woningtypen binnen de gemeente Hoogeveen en de dorpen binnen de gemeente. Tevens passen de woningen uit onderhavig project binnen het woningbouw-programma van 170 woningen voor het dorp Hollandscheveld.
3.3.3 Structuurschets Hollandscheveld-Oost
Op 10 april 1996 heeft het college van Burgemeester en Wethouders de structuurschets Hollandscheveld-Oost vastgesteld, waarmee de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening vervolgens op 10 juni 1996 mee heeft ingestemd. In deze structuurschets is het plangebied aangewezen voor woningbouw. Deze structuurschets dient als basis voor dit bestemmingsplan.
3.3.4 Regionale afstemming woningbouw-programma
In het kader van de regionale afstemming wordt met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. Een dergelijke afstemming vindt plaats voorafgaand aan het opstarten van een bestemmingsplanprocedure en in het kader van onderhavig plan heeft eveneens een afstemming plaats gevonden. Uit deze afstemming is gebleken dat onderhavig plan past in de regionale aantallen en programma.
Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
4.1 Inleiding
Onderhavig plan betreft de realisatie van 29 woningen aan “De Oplegger” ten oosten van de kern Hollandscheveld. Binnen het plan is onderscheidt te maken tussen aaneengebouwde woningen, vrijstaande woningen en twee-aaneen gebouwde woningen. Voor de realisatie van de aaneengebouwde woningen zal dit bestemmingsplan eerst dienen als ruimtelijke onderbouwing, het bestemmingsplan is echter wel opgesteld voor de gehele ontwikkelingslocatie.
Inrichtingsvoorstel (met rood gemarkeerd het gebied waar andere varianten/ combinaties toegestaan zijn
4.2 Ruimtelijke Structuur
De woningen worden op een dusdanige manier vormgegeven dat deze aansluiten op de bebouwingsvormen in de omgeving, maar wel duidelijk een eigen karakter hebben. Om deze reden is binnen het plan gekozen voor mix van aaneengebouwde woningen en twee-aaneen gebouwde woningen. De aaneengebouwde woningen krijgen een eigentijdse en herkenbare uitstraling. Deze bijzondere elementen zorgen voor een afwisselend karakter van de woonstraat waardoor er geen sprake is van een alledaagse woonstraat. De bouwhoogte van de aaneengebouwde woningen is maximaal 10 meter. De oppervlaktes van de percelen variëren tussen ca. 125 m² en ca. 285 m².
Qua kleur en materialen wordt gekozen voor natuurlijke kleuren en materialen die aansluiten op de omgeving.
Voor wat betreft de oostzijde van het plan (percelen 20 tot en met 29) wordt een mix van twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Op welke wijze dit deel van het plangebied ingevuld zal worden is dan ook nog niet bekend. Bij een mix worden de vrijstaande woningen niet allemaal naast elkaar gebouwd. Ook de nokrichting van de vrijstaande woningen is vrij, deze mag zowel haaks als parallel aan de weg zijn. In combinatie met verspringende rooilijnen wordt op deze manier wordt een zo gevarieerd mogelijk straatbeeld gecreëerd. Gesteld kan worden dat de bouwhoogtes van deze woningen nagenoeg gelijk gehouden worden aan de bouwhoogtes van de aaneengebouwde woningen. De perceeloppervlaktes van de woningen worden op basis van de definitieve invulling nader bepaald.
Voor de inrichting van het openbare gebied zal nader bepaald moeten worden hoe deze ruimte ingevuld gaat worden. Wat wel vast staat is dat aangesloten zal worden op de al aanwezige openbare ruimte in de omgeving. Verder wordt aan één zijde van de weg een trottoir aangelegd. De straat zal op een dusdanige manier ingericht worden dat gesproken kan worden van een zeer rustige woonstraat waar de auto te gast is en waar voornamelijk verblijfsverkeer zal komen. Het openbaar groen zal bestaan uit bomen en kleine groenvoorzieningen (bijvoorbeeld tussen de parkeerplaatsen etc.).
4.3 Functionele Structuur
4.3.1 Programma
De 29 woningen binnen onderhavig plan zijn onderverdeeld in 15 aaneengebouwde woningen. 4 patiowoningen, 2 vrijstaande woningen en 8 twee-aaneengebouwde woningen. Het plan wordt in een L-vorm parallel langs “De Oplegger” gerealiseerd. Van de 15 aaneengebouwde woningen worden er 6 (twee groepjes van 3 woningen) gerealiseerd ten zuiden van de bestaande woningen aan de “Rechtuit” met de voorgevel gericht op “De Oplegger”.
De overige 9 aaneengebouwde woningen wordt tegenover deze woningen gerealiseerd, 4 van deze woningen worden met de voorgevel richting het oosten gesitueerd. De 4 vaststaande vrijstaande/ patiowoningen worden gerealiseerd in het verlengde van de aaneengebouwde woningen tegenover het nader in te vullen oostelijk plandeel.
4.3.2 Verkeer en parkeren
Verkeer
Aan de bereikbaarheid van plangebied zal niets veranderen. De nieuwe woningen worden omsloten door “De Oplegger”. Vanuit deze weg zijn richting het westen de straat “De Boeten” en richting het zuiden is het verlengde van “De Oplegger” bereikbaar. Vanuit het verlengde van “De Oplegger”is richting het noorden de straat “De Stok” te bereiken.
Parkeren
Binnen onderhavig plan worden diverse parkeerplaatsen gerealiseerd, deze parkeerplaatsen zijn onder te verdelen in haaksparkeerplaatsen en langsparkeerplaatsen. Op een parkeerterrein dat tussen de zuidelijk gelegen aaneengebouwde woningen gerealiseerd wordt worden 16 haaksparkeerplaatsen gerealiseerd. Tevens wordt aan één zijde van de straat een langsparkeerstrook gerealiseerd. In totaal biedt deze parkeerstrook plaats voor minimaal 6 auto's (zie de afbeelding op pagina 16), er zijn mogelijkheden om de parkeerstrook verder uit te breiden.
De bewoners van de twee-aaneen gebouwde woningen en de vrijstaande woningen binnen het plangebied hebben met een garage en parkeerruimte op de oprit voor de garage, voldoende parkeergelegenheid om op eigen terrein te parkeren.
Op basis hiervan kan worden gesteld dat binnen het plan voldoende parkeergelegenheid is om de parkeerdruk van 1,8 parkeerplaats op te vangen.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
Door Econsultancy is in februari 2008 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1Bodemonderzoek) in het plangebied. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.
De bodem bestaat voornamelijk uit matig humeus, matig siltig, zeer fijn zand. De ondergrond is veelal grindig en vanaf 1,5 m-mv leemhoudend. De boven- en ondergrond is plaatselijk veenhoudend. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.
Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd.
Het grondwater is licht verontreinigd met chroom en zink. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.
Gelet op het regionale karakter van de lichte metaalverontreinigingen in het grondwater en het ontbreken van verontreinigingen in de grond kan de onderzoekslocatie als "onverdacht" ten opzichte van haar omgeving worden beschouwd. Er bestaan volgens Econsultancy bv dan ook géén milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit of zijn hierop van toepassing.
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.2.1 Archeologie
In april 2008 is door ADV archeoProjecten in opdracht van Econsultancy een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2 Archeologischonderzoek).
Door de verwachte aanwezigheid van een moerige podzolgrond met een veenkoloniaal dek binnen het merendeel van het plangebied kunnen, op basis van het bureauonderzoek archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De archeologische resten komen voor binnen het veenkoloniaal dek en de top van de moerige podzolgrond. De kans op het voorkomen van de resten is middelhoog.
Door de verwachte aanwezigheid van een Laarpodzolgrond voor het zuidelijk deel van het plangebied kunnen, op basis van het bureauonderzoek, ook archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De archeologische resten komen voor direct aan of onder het maaiveld. De kans op het voorkomen van de resten is laag.
Uit het booronderzoek blijkt dat voor het gehele plangebied de bodem tot in de dekzand- afzettingen (oorspronkelijke moedermateriaal, C-horizont) verstoord is. Tevens is er geen duidelijke bodemopbouw meer te herkennen van een voorheen veenkoloniaal dek op een podzolgrond. De kans is daarom klein dat hier nog (intacte) archeologische resten aanwezig zijn.
Conclusie
Uit het inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Geadviseerd wordt om in het plangebied geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Wat betreft de archeologie is er geen belemmering om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Indien tijdens graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dan dient direct contact opgenomen te worden met de provinciaal archeoloog van het Drents Plateau en de gemeente.
5.2.2 Cultuurhistorie
Uit de deelkaart 'Kernkwaliteit cultuurhistorie' uit de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe blijkt dat er geen cultuur historische lijnen, vlakken en/of objecten in het plangebied aanwezig zijn die door toedoen van onderhavig plan aangetast kunnen worden. Om deze reden zijn er geen belemmeringen zijn aanzien vast dit aspect.
Uitsnede deelkaart 'Kernkwaliteit cultuurhistorie', Omgevingsvisie, provincie Drenthe
5.3 Water
Door Civicon is in september 2010 een uitwerking van de watertoets uitgevoerd (Bijlage 3Watertoets). Noemenswaardig is dat in deze waterparagraaf uitgegaan is van een drietal varianten van het verkavelingsplan. Het oostelijk deel van het plangebied is hierbij variërend. Voor de berekeningen is uitgegaan van de variant met het meeste verharde oppervlak.
5.3.1 Het afstromend oppervlak
In de bestaande situatie is het plangebied volledig onverhard. Na realisatie van het bouwplan neemt het verhard oppervlak toe. Het totaal afstromend verhard oppervlak is in de huidige situatie 0 m². In de toekomstige situatie neemt het verhard oppervlak toe met, particulier en openbaar, 5300 m².
In de bestaande situatie is er geen sprake van een DWA-afvoer. Het aan te leggen DWA-stelsel kan worden aangesloten op het bestaande gescheiden stelsel in de Boeten.
Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen geniet het de voorkeur om het hemelwater niet af te voeren op het bestaande gescheiden stelsel, maar het te bergen en te infiltreren in het plangebied zelf.
Binnen het plangebied en de aangrenzende percelen wordt (grond-)wateroverlast ten gevolge van dit plan voorkomen. Hiervoor kunnen de volgende maatregelen worden genomen:
- ophogen terrein
- bodemverbetering
- aanbrengen drainage of open leidingen
Het afgekoppelde hemelwater wordt volgens de trits vasthouden, bergen en afvoeren behandeld volgens de afkoppelbeslisboom.
5.3.2 Behandeling afvalwater
In het plangebied wordt een nieuw DWA-stelsel aangelegd. In het nader uit te werken waterhuishoudingsplan dient dit stelsel verder te worden uitgewerkt. Bekend is dat in de omliggende straten van het plangebied een gescheiden stelsel aanwezig is. Geadviseerd wordt om het aan te leggen DWA-stelsel hierop aan te sluiten. Tevens dient in het waterhuishoudingsplan hydraulisch getoetst te worden of het bestaande gescheiden stelsel het extra aanbod van DWA kan verwerken.
5.3.3 Systeemkeuze
Het verhard oppervlak neemt toe van 0 m² in de huidige situatie naar 5.020 m² in de toekomstige situatie. Gezien het voorliggende stedenbouwkundig plan en de heersende gebiedskenmerken, een hoge grondwaterstand en schijngrondwaterstanden veroorzaakt door slecht doorlatende lagen, is gekozen voor het toepassen van waterbergende verharding in de rijbaan en de parkeerplaatsen. Voor een betere infiltratie van het hemelwater in de bodem wordt geadviseerd om ook bodemverbetering toe te passen.
5.3.4 Bergingsberekening
Voor de berekening van het toekomstige waterbergende verharding wordt uitgegaan van de onderstaande gegevens.
- Totaal bruto oppervlak plangebied: 12.600 m²
- Verhard oppervlak: 5.300 m²
- K-waarde: 0,1 m/d
- GHG: 11,23 m +NAP
- GWS: 10,78 m +NAP
- GLG: 10,42 m +NAP
- Beschikbaar oppervlak rijbaan en
parkeerplaatsen: 2.150 m² - Maatgevende bui (T): 100 + 10%
- Hoogte fundering: 0,35 m
- Poriënvolume: 37%
- Landbouw afvoernorm: 1,2 l/s/ha
Op basis van een infiltratieberekening waar gebruik is gemaakt van bovenstaande gegevens, kan geconcludeerd worden dat er een oppervlak van 2.150 m² nodig is om te voldoen aan de bergingseis van T=100 + 10%. De waterbergende verharding heeft een totale berging van 52,5 mm (278 m³).
5.4 Natuur En Ecologie
Door Econsultancy bv is in februari 2008 een quickscan flora en fauna uitgevoerd.
5.4.1 Waarnemingen en te verwachten soorten
Tijdens het veld bezoek zijn algemeen voorkomende vogelsoorten waargenomen. Het wilgenstruweel biedt weinig broedmogelijkheden, maar in de aanwezige takken hopen en tussen de ruigte kunnen kleine zangvogels tot broeden komen. Vleermuizen gebruiken de onderzoekslocatie naar verwachting alleen om te foerageren. Indien de natte omstandigheden in het voorjaar aanhouden is het mogelijk dat amfibieën eieren afzetten in het water. Het is daarbij niet uitgesloten dat de beschermde Rugstreeppad daarbij van de onderzoekslocatie gebruik maakt.
Voor overige beschermde soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat.
5.4.2 Maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten
Over het algemeen kan schade aan broedvogels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren. Daarnaast geldt de zorgplicht met betrekking tot algemeen voorkomende amfibieën. Indien van toepassing dienen hierbij voorafgaand aan de werkzaamheden eiklompen en individuen verplaatst te worden naar geschikt water in de omgeving.
Noodzaak tot nader onderzoek naar het voorkomen van de Rugstreeppad is alleen dan noodzakelijk indien in het voorjaar het water op de onderzoekslocatie, en daarmee voortplantingsmogelijkheden, nog aanwezig is.
5.4.3 Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en fauna wet artikel 75c
Ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van voor het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen is niet noodzakelijk, vooropgesteld dat er op het moment van ingrijpen geen broedgeval aanwezig is, en er geen rugstreeppadden van de onderzoekslocatie gebruik maken (Bijlage 4 Flora en faunatoets).
5.5 Geluid
Onderhavig plangebied is gelegen in een omgeving waar op de wegen een maximum snelheid van 30 km/u vigeert. Dergelijke wegen hebben geen onderzoekszone in het kader van de Wet geluidhinder en derhalve is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. Ten tijde van de bouwaanvraag zal aangetoond worden dat aan de binnenwaarde van 33 dB voldaan kan worden.
5.6 Milieuzonering Bedrijven
In directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die een hindercirkel hebben waardoor zij voor een belemmering kunnen zorgen voor onderhavig plan. Daarnaast vormt onderhavig plan ook geen belemmering voor de omliggende functies aangezien het hier om een woonfunctie gaat in een omgeving met voornamelijk woonfuncties. Het feit dat in de directe omgeving al woningen staan onderstreept de passendheid van deze functie ter plaatse.
5.7 Luchtkwaliteit
Als onderdeel van de Wet milieubeheer is in november 2007 de Wet luchtkwaliteit vastgesteld.
De wet bevat grenswaarden voor luchtkwaliteit die uiterlijk in 2010 moeten worden bereikt. Conform de richtlijn van de EU gelden de grenswaarden voor de buitenlucht voor het gehele grondgebied van de lidstaten, met uitzondering van de werkplek. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen (mr) die gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit' in werking treden.
De luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat in werking is getreden op 1 augustus nadat de EU derogatie (verlening van de termijn waarbinnen luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn) heeft verleend.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, infrastructuur, kantoor- en woningbouwlocaties en activiteiten of handelingen) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook indien aannemelijk gemaakt kan worden dat een gepland project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
Voor de realisatie van woningen betekent dit dat bij projecten waarbij sprake is van één ontsluitingsweg er 1500 of meer woningen gerealiseerd worden, middels een projectsaldering moet worden aangetoond dat voldaan kan worden aan de luchtkwaliteitseisen. Voor projecten waarbij sprake is van twee of meer ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, is een ondergrens 3000 woningen van toepassing.
Toets Luchtkwaliteit
Onderhavig project betreft de realisatie van 29 woningen. Dit ligt ver beneden de kwantitatieve grens van 1500 woningen woningen die is opgenomen in de Regeling NIBM. Op grond hiervan kan geconcludeerd worden dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor onderhavig project hoeft dan ook geen uitgebreid luchtkwaliteitsonderzoek met berekeningen uitgevoerd te worden.
5.8 Externe Veiligheid
Door Westerdiep is in januari 2008 een onderzoek naar de externe veiligheid uitgevoerd (Bijlage 5Externe veiligheid).
Uitsnede risicokaart provincie Drenthe
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij onder meer de productie, opslag, transport, verwerken en bewerken van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving. Door maatregelen kan de externe veiligheid worden verbeterd dan wel de afstand tot risicovolle activiteiten worden verkleind.
Er wordt onderscheid gemaakt in externe veiligheid als plaatsgebonden risico en als groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. De grenswaarde mag in geen geval worden overschreden. In Nederland zijn weinig locaties waar conflicten zijn met het plaatsgebonden risico. Vooral rond LPG tankstations zijn knelpunten.
Bij het groepsrisico zal, bij beoordeling van nieuwe ontwikkelingen, rekening moeten worden gehouden met een oriënterende waarde. Voor de oriënterende waarde geldt dat afwijken alleen mogelijk is met een degelijke motivering. Vooral in dichtbevolkte en intensief gebruikte gebieden zoals stadscentra kan er spanning zijn tussen de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare objecten en het groepsrisico. Verder geldt de eis dat bij ontwikkelingen binnen de invloedsfeer van het groeprisico aandacht moet zijn voor de zelfredzaamheid van mensen en de bereikbaarheid van hulpdiensten bij een eventuele calamiteit met gevaarlijke stoffen. Wanneer een ruimtelijke ontwikkeling plaats vindt binnen de invloedsfeer van een risicovolle activiteit, dan dient in het kader van het besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI, artikel 12) de betreffende regionale brandweer de gelegenheid te krijgen om advies aan het gemeentebestuur te geven.
Het onderzoek externe veiligheid richt zich op het in beeld brengen van de mogelijke risico's van gevaarlijke stoffen binnen het plangebied Hollandscheveld in de gemeente Hoogeveen.
5.8.1 Ontwikkeling: woongebied met grondgebonden woningen
Het plangebied en omgeving is bestemd en in gebruik als weide (open terrein). Nabij het plangebied bevinden zich enkele vrijstaande woningen en (niet) agrarische bedrijven. De te ontwikkelen wooneenheden zijn kwetsbare objecten voor externe veiligheid. Er is geïnventariseerd welke activiteiten de externe veiligheid binnen het gebied kunnen beïnvloeden. Daarbij is gekeken naar wegverkeer en bedrijvigheid.
5.8.2 Wegverkeer
Transport van gevaarlijke stoffen over de weg levert in zijn algemeenheid geen problemen op met het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico zal alleen negatief worden beïnvloed wanneer de ontwikkeling plaatsvindt binnen het invloedsgebied van de weg.
De betreffende locatie bevindt zich niet nabij een doorgaande weg met een zekere verkeerfunctie. De meest nabij gelegen doorgaande weg is de N852. De afstand tot deze weg is ruim 600 meter. Verder bevindt er zich een rijksweg (A37) op ruim 1000 meter van het plangebied.
De N852 is niet opgenomen in de inventarisatierapport van EV-risico's van Rijkswaterstaat (ministerie Verkeer en Waterstaat, november 2005). In deze studie zijn de belangrijkste verkeersroutes voor externe veiligheid opgenomen. Het is wel aannemelijk dat over de N852 gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Er zijn echter geen aanwijzingen dat dit grote hoeveelheden zijn. Het plaatsgebonden risico zal zich zondermeer binnen het wegprofiel bevinden. Ook is de verwachting dat het invloedsgebied voor externe veiligheid van de N852 zeer beperkt is. De nieuwe ontwikkeling bevindt zich ruim buiten het invloedsgebied. Het is dan ook aannemelijk dat wegverkeer de externe veiligheid van het plangebied niet negatief beïnvloed en leidt niet tot een overschrijding of verslechtering van het groepsrisico.
5.8.3 Hoge drukgasleidingen
Transport van gas of andere gevaarlijke stoffen kunnen beperkingen opleveren voor de omgeving. Om te bepalen of in of nabij de locatie hoge drukgasleidingen zijn te verwachten, is contact geweest met de Gasunie. Dit bedrijf heeft aangegeven dat er geen hoge drukgasleidingen aanwezig zijn die mogelijke beperkingen kunnen opleveren.
5.8.4 Bedrijvigheid
Er zijn geen bedrijven in de nabijheid van de locatie aanwezig waarbinnen gevaarlijke stoffen worden toegepast of opgeslagen. De afstand tot de meest nabijgelegen bedrijfsactiviteit met mogelijke gevolgen voor externe veiligheid, is een LPG-tankstation op meer dan 1500 meter. Voor een LPG-tankstation zonder beperkingen in de milieuvergunning over de doorzet van LPG, geldt een invloedsgebied van circa 150 meter vanaf het vul punt. Het realiseren van kwetsbare objecten zoals woningen op een afstand meer dan 1500 meter van een LPG-vul punt hebben geen invloed op het groepsrisico. De externe veiligheid wordt ter plaatse van het plangebied dan ook niet door bedrijven beïnvloed. Bij de inventarisatie is tevens gebruik gemaakt van de digitale risicoatlas van de provincie Drenthe.
5.8.5 Conclusie
De ontwikkeling van het woongebied past binnen het normenstelsel van de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Het bestemmen en realiseren van woningen binnen het plangebied voldoet, gezien vanuit het aspect externe veiligheid, aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 6 Duurzaamheid
Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. Dit kan zich in verschillende vormen uiten. Een van de meest bekende begrippen is het duurzaam bouwen. Hierbij wordt bij nieuwbouw of renovatie van gebouwen vooral gelet op de gebruikte materialen en het energieverbruik. Dit kan ook breder worden getrokken tot duurzame stedenbouw of duurzame ontwikkeling. Dan gaat ook de inrichting van de omgeving een rol spelen. Hierbij moet gedacht worden aan het thema water (infiltratie, beperking en verharding), natuur en ecologie (groenstructuur, verblijfskwaliteit openbaar gebied, natuurvriendelijke oevers). Bij het ontwerp van de woningen dient dan ook rekening gehouden te worden met de duurzaamheidsaspecten.
Hoofdstuk 7 Planbeschrijving
7.1 Juridisch Systeem
Dit hoofdstuk bespreekt de wijze waarop het ruimtelijk en functioneel beleid voor het plangebied in het bestemmingsplan is vertaald.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en bestemmingsplanregels, die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn juridisch bindend. De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de planregels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.
Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Bij het opstellen van de juridische regeling van dit bestemmingsplan zijn de RO-standaarden 2008, het Besluit op de ruimtelijke ordening en het Handboek Herziening Bestemmingsplannen d.d. 1 januari 2010 van de gemeente Hoogeveen gevolgd.
7.2 Regels
De planregels bevatten in relatie met de verbeelding het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de bebouwing. De bestemmingsplanregels zijn onderverdeeld in hoofdstukken, die hierna in het kort worden toegelicht.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Artikel 1 Begrippen
- Artikel 2 Wijze van meten
Beide artikelen hoeven geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In paragraaf 6.3 wordt specifiek ingegaan op de bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Het doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens het plan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein(gedeelte) niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Dit onderdeel bevat algemene regels omtrent het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor alle bestemmingen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Voor bepaalde bouwwerken en geringe afwijkingen van het plan kan ontheffing worden verleend;
Artikel 9 Algemene procedureregels
In dit onderdeel worden beschreven de van toepassing zijnde procedures voor ontheffingen en wijzigingen.
Artikel 10 Overige regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Dit artikel bevat regels met betrekking tot gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten tijde van de terinzagelegging van het plan als ontwerp;
Artikel 12 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam de bestemmingsplanregels kunnen worden aangehaald.
7.3 Verklaring Van De Bestemmingen
7.3.1 Tuin
De gedeelten van de percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden.
7.3.2 Verkeer
Onder deze bestemming vallen de wegen en de parkeervoorzieningen binnen het plangebied.
7.3.3 Wonen
Binnen de regels van deze bestemming zijn de bouwregels voor de hoofdgebouwen in een matrix opgenomen.
Binnen onderhavig bestemmingsplan zijn drie woningtypen mogelijk. Het betreft aaneengebouwde woningen (specifieke bouwaanduiding - 1), vrijstaande woningen (specifieke bouwaanduiding – 2) en een combinatie mogelijkheid van twee-aaneen gebouwde woningen en/of vrijstaande woningen (specifieke bouwaanduiding - 3). Voor wat betreft de laatste groep geldt dat deze aan de oostelijke zijde van het plangebied bevinden. Het is de bedoeling dat hier een gemengde groep woningen ontstaat.
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Algemeen
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
8.2 Inventarisatie
Aangezien de gronden binnen onderhavig plangebied onbebouwd zijn, is geen uitgebreide inventarisatie noodzakelijk. Doormiddel van een veldbezoek is plangebied bekeken en de staat waarin de gronden verkeren vastgesteld. Middels diverse onderzoeken (zie hoofdstuk 5) is vervolgens de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van het plan geïnventariseerd.
Daarnaast wordt door middel van de inspraakmogelijkheden eenieder in de gelegenheid gesteld de plankaart te controleren op onjuistheden. Hiermee is een zo correct mogelijke plankaart de procedure ingegaan.
8.3 Beleidskeuzen
Door de gemeente Hoogeveen is de Kadernota Handhaven in Hoogeveen (2005-2006) vastgesteld. Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen. Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing.
Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces. Voor nadere details omtrent het gemeentelijke handhavingsbeleid wordt verwezen naar de nota 'Handhaven in Hoogeveen, kadernota integrale handhaving 2005 – 2006'.
8.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Een belangrijk aspect met betrekking tot handhaving is ook de tijd en inzet van de betrokken ambtenaren. Zij werken met het plan en moeten dan ook zeker het gevoel hebben dat met de voorschriften te werken valt en bovenal dat de betreffende voorschriften zo belangrijk zijn dat het nut van handhaving wordt ingezien. Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighouden.
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1.1 Algemeen
Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid kan gesteld worden dat deze mede wordt getoetst door dit bestemmingsplan in de inspraak te brengen. Uit deze procedure zal blijken of het bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is.
9.1.2 Inspraak en vooroverleg
Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 21 september tot en met 1 november 2011 voor een ieder ter inzage gelegen in het compagnieshuis, Raadhuisplein 24 te Hoogeveen. Een kennisgeving van de ter inzage legging is gepubliceerd in de Hoogeveensche Courant van 20 september 2011. Daarnaast is op 7 september jl. in Hollandscheveld een informatieavond gehouden.
Tijdens de termijn van ter inzage ligging zijn er drie inspraakreacties ingediend. Deze reacties zijn in het navolgende samengevat en waar nodig voorzien van commentaar.
Inspraakreactie 1:
De indiener geeft aan dat hij door realisatie van het plan geschaad wordt voor wat betreft uitzichtbelemmering en waardevermindering van zijn woning. Daarnaast geeft de indiener aan dat door de realisatie van hoogbouwwoningen zijn privacy ernstig wordt aangetast.
Reactie gemeente:
Het recht op vrij uitzicht kan volgens vaste jurisprudentie in de ruimtelijke ordening niet geclaimd worden. Voor wat betreft de waardevermindering van de woning kan conform artikel 6.1 e.v.van de Wet ruimtelijke ordening een verzoek om planschade worden ingediend.
Ten aanzien van aantasting van privacy door de realisatie van hoogbouw wordt het volgende opgemerkt. In het plan worden grondgebonden woningen mogelijk gemaakt van maximaal 2 bouwlagen met een kap, er worden geen appartementen mogelijk gemaakt. Er wordt dus geen hoogbouw gerealiseerd.
Het te ontwikkelen plan maakt onderdeel uit van de uitbreiding van Hollandscheveld. Bij de invulling van deze deellocatie worden vrijstaande, dubbele en starterswoningen (rijtjeswoningen) mogelijk gemaakt. Deze invulling sluit aan op de uitbreidingsplannen die voor de andere gebieden zijn gemaakt. Er is namelijk sprake van grondgebonden woningen met een tuin. Een dergelijke ontwikkeling past in een gebied dat zich kenmerkt als een stedelijke omgeving. Er is dan ook geen sprake van een onevenredige aantasting van privacy.
Inspraakreactie 2:
De indiener geeft aan dat door realisatie van het plan voor hem veel zon en uitzicht verdwijnt.
Reactie gemeente:
Het recht op vrij uitzicht kan volgens vaste jurisprudentie in de ruimtelijke ordening niet geclaimd worden. Voor wat betreft de vermindering van zonlicht is een onderzoek uitgevoerd (Bijlage 6Onderzoek ten behoeve van zonlicht) van de toelichting. Hieruit blijkt dat er op de woonlocatie van de indiener nagenoeg geen zon of zonlicht verdwijnt na realisatie van het plan.
Inspraakreactie 3:
Indiener geeft aan dat in de toelichting van het bestemmingsplan in artikel 4.3, ten aanzien van het woningbouwprogramma een andere tekening is weergegeven dan getoond werd tijdens de presentatie van het plan op 7 september jl. in zaal Mol te Hollandscheveld. De indiener verzoekt het plan te wijzigingen, en te voorzien van de tekening zoals getoond tijdens de eerder genoemde presentatie.
Reactie gemeente:
Het bestemmingsplan zal conform de ingediende zienswijze aangepast worden. De tekening in het voorontwerp bestemmingsplan zal vervangen worden door de tekening die getoond werd tijdens de presentatie.
Vooroverleg:
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met verschillende instanties en besturen. Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van dit overleg toegezonden aan:
- 1. Provincie Drenthe, team Ruimte, afdeling RO;
- 2. VROM inspectie voor de leefomgeving
- 3. Ministerie van Economische Zaken, regio Noord;
- 4. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, directie Noord;
- 5. Waterschap Velt en Vecht;
- 6. N.V. Nederlandse Gasunie;
- 7. N.V. Rendo;
- 8. Essent Netwerk Noord B.V.
- 9. N.V. Waterleidingmaatschappij Drenthe;
- 10. KPN Telecom;
- 11. Rijksdienst voor het Cultuur Erfgoed;
- 12. Brandweer Hoogeveen;
- 13. Regiopolitie Drenthe district Zuid-West;
- 14. Milieufederatie Drenthe.
Van de onder punt 1 en 6 genoemde instanties is een reactie ontvangen. Deze reacties zijn in het navolgende samengevat en waar nodig voorzien van commentaar.
Provincie Drenthe, team Ruimte, afdeling RO
Bij toetsing van het plan aan de Omgevingsvisie Drenthe is gebleken dat het aspect “robuuste sociaal economische structuur: "wonen” van provinciaal belang is. De provincie is van mening dat het genoemde belang voldoende in het plan is meegenomen. Indien het plan overeenkomstig dit voorontwerp verder in procedure wordt gebracht, mag het college van burgemeester en wethouders ervan uitgaan dat gedeputeerde staten geen reden zullen zien om vanuit provinciaal belang in te grijpen in de verdere procedure. Hiermee is, voor wat betreft de provinciale diensten, voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Reactie gemeente
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorliggende plan.
N.V. Nederlandse Gasunie
Het voornoemde plan is door de Gasunie getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor de aardgastransportleidingen van de Gasunie, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze toetsing komt Gasunie tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Reactie gemeente
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorliggende plan.
9.1.3 Reactienota
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 25 januari tot en met 6 maart 2012 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen in het compagnieshuis, Raadhuisplein 24 te Hoogeveen. Het plan kon eveneens worden geraadpleegd via www.ruimtelijkeplannen.nl. Een kennisgeving van de ter inzage legging is gepubliceerd in de Hoogeveensche Courant van 24 januari 2012.
Tijdens de termijn van terinzage ligging is er één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is in het navolgende samengevat en waar nodig voorzien van commentaar.
Zienswijze 1:
De indiener van de zienswijze woont aan het 2e Zandwijkje te Hollandscheveld. Dit perceel grenst direct aan het te realiseren plan. Indiener geeft aan dat de te realiseren huizen dermate hoog zijn dat de indiener in zijn privacy ernstig wordt aangetast. Indiener beroept zich eventueel op het indienen van een verzoek om planschade.
Reactie gemeente:
Ten aanzien van aantasting van privacy wordt het volgende opgemerkt. In het plan worden grondgebonden woningen mogelijk gemaakt van maximaal 2 bouwlagen met een kap, er worden geen appartementen mogelijk gemaakt. Er is hiermee geen sprake van hoogbouw. Daarnaast past een dergelijke ontwikkeling in een gebied dat zich kenmerkt als een stedelijke omgeving. Er is dan ook geen sprake van een onevenredige aantasting van privacy. Daarnaast kan conform artikel 6.1 e.v.van de Wet ruimtelijke ordening een verzoek om planschade worden ingediend.
9.1.4 Ambtelijke aanpassingen
Toelichting
In de toelichting is (sub)paragraaf 3.3.4 toegevoegd. Tevens is de situatietekening uit paragraaf 4.3 vervangen met de meest actuele situatietekening. De beschrijving van het programma in paragraaf 4.3.1 is hier op afgestemd.
Bestemmingsplanregels
In de bestemming ‘Wonen’ is artikel 5.2.1 aangepast waarbij de regeling voor de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingseperceelsgrens ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding-2’ en ‘specifieke bouwaanduiding-3’ is aangepast.
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
Tussen de gemeente Hoogeveen en Aedificat Vastgoed B.V. is een (exploitatie)overeenkomst gesloten, waarin de (financiële) afspraken over het woningbouwproject zijn vastgelegd. Door de gesloten overeenkomst is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek