Buitengebied Noord, deelplan de Schildhoeve Fluitenberg 2010
Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen
Vastgesteld op 15-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanBuitengebied Noord, deelplan de Schildhoeve Fluitenberg 2010 van de gemeente Hoogeveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20108006004-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw
een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal mag/moet worden bebouwd;
1.9 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.10 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.12 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;
1.13 bestaand:
de op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/oppervlakten/gebruik of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, dan wel een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen is ingediend die kan worden verleend;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
1.25 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.26 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.27 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.28 peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, dan wel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.29 perceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.30 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.31 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.32 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.7 de afstand tot de perceelgrens
de afstand tussen de perceelgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 m worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven categorie 2;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bijgebouwen;
- d. bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de parkeernorm van CROW-uitgave 182 ;
- h. water;
- i. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
- j. tuinen en erven;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
een en ander met dien verstande dat gebruik van de gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen pas is toegestaan als binnen de bestemming 'Horeca' beplanting wordt aangelegd en in stand gehouden zodat het behoud en de versterking van de landschapswaarden voldoende wordt gegarandeerd waarbij het inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels als uitgangspunt wordt genomen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als parkeervoorzieningen zonder het aanbrengen van de beplanting conform het inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels;
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
- a. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer dan 3 m bedraagt;
- de maximum inhoud niet meer dan 75 m3 bedraagt.
Artikel 6 Overige Regels
6.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
7.2 Afwijken
Er kan bij omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken van lid 7.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1 met maximaal 10%.
7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
7.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
7.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBuitengebied Noord, deelplan de Schildhoeve Fluitenberg 2010.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ...............................
De voorzitter, De griffier,
...................... .......................
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op het adres Fluitenbergseweg 69 in Fluitenberg is De Schildhoeve gevestigd, een accommodatie- en activiteitencentrum voor zakelijke en particuliere gebruikers. Het bedrijf biedt gelegenheid voor het houden van onder meer bedrijfsfeesten, trouwerijen, trainingen, vergaderingen et cetera.
In 1999 is planologisch medewerking verleend om op de locatie een paardenfokkerij/stoeterij mogelijk te maken. Voor de locatie is in 2004 een bestemmingsplan opgesteld, zodat ook zelfstandige horeca mogelijk werd. Dit bestemmingsplan is in 2007 opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Hoogeveen Noord. Inmiddels hebben de activiteiten van het bedrijf zich ontwikkeld tot een partycentrum. Er is accommodatie voor activiteiten en evenementen, zowel voor bedrijven als voor particulieren. Voorbeelden hiervan zijn bedrijfsfeesten, trainingen, bruiloften en dergelijke.
Als gevolg van deze situatie is regelmatig sprake van parkeren in de berm van de Fluitenbergseweg. Om dit te voorkomen, is uitbreiding van de parkeervoorzieningen op het perceel van De Schildhoeve nodig. Deze voorzieningen kunnen niet binnen het huidige bouwvlak worden gerealiseerd.
Daarnaast speelt een rol dat het bedrijf in het vigerende plan is aangeduid als categorie 1, een niet-agrarisch bedrijf dat is gerelateerd aan de agrarische sector, wat inmiddels niet meer het geval is.
1.2 Opgave Bestemmingsplan
Om parkeeroverlast door parkeren in de berm van de Fluitenbergseweg te voorkomen, heeft De Schildhoeve behoefte aan meer parkeergelegenheid op eigen terrein. Het huidige bestemmingsplan biedt hiervoor onvoldoende mogelijkheden. De gemeente is bereid om onder voorwaarden medewerking aan het plan te verlenen. Hierbij zal tevens de bestemming worden gewijzigd, zodat deze overeenkomt met het feitelijke gebruik.
1.3 Opbouw Toelichting
In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven. Het beleidskader is geschetst in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt de gewenste ontwikkeling beschreven en in hoofdstuk 5 komen de omgevingsaspecten aan de orde. Een toelichting op de regels wordt gegeven in hoofdstuk 6, de planbeschrijving. In hoofdstuk 7 en in hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de handhaving en de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Fluitenberg is tot het eind van de negentiende eeuw een gehucht te midden van uitgestrekte woeste gronden. De naam is afgeleid van de ligging bij de beek de Vleute, die nu Oude Diep heet.
Rond 1900 ligt de oude kern van Fluitenberg ingeklemd tussen het beekdal aan de zuidzijde en de heidevelden aan de noordzijde. De spoorlijn van Meppel naar Assen via Hoogeveen loopt langs de zuidzijde van het beekdal van het Oude Diep. Kenmerkend voor het landschap in die tijd zijn de vele houtwallen. Het contrast met de kale heidevelden is groot.
In 2000 is deze kenmerkende situatie vervaagd. Door het intensief afplaggen van de heide ontstaan stuifzanden. Bosaanplant moet deze zanden beteugelen. Bovendien zorgt de kunstmest ervoor dat relatief onvruchtbare gronden toch in cultuur kunnen worden gebracht ten behoeve van de landbouw. De beek is rechtgetrokken en de hoeveelheid houtwallen is verminderd. Hoogeveen is gegroeid tot aan de spoorlijn toe, waardoor de ligging van Fluitenberg te midden van woeste gronden is veranderd in een dorp onder de rook van Hoogeveen.
Fluitenberg heeft zich ontwikkeld tot een dorp met op dit moment 486 inwoners. Het nieuwste deel van het dorp ligt tussen de wegen Vijfhoek, Schuinedijk en Fluitenbergseweg.
Het plangebied ligt aan de Fluitenbergseweg 69, even ten westen van de bebouwde kom van de kern Fluitenberg. Vanaf deze weg vindt ook de ontsluiting plaats. Aan de noordkant grenst de locatie aan de Fluitenbergseweg, in het oosten aan de tuin van De Schildhoeve, die doorloopt tot de bebouwde kom. In het zuiden en westen grenst de locatie aan landelijk gebied.
Afbeelding 2: De ligging van het plangebied ten westen van Fluitenberg (Bron: Bing Maps)
2.2 Vigerend Recht
Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied (moederplan) is het bestemmingsplan Buitengebied Noord, vastgesteld op 22 oktober 2007 en goedgekeurd op 27 mei 2008.
In dit bestemmingsplan valt het plangebied binnen de bestemming Landelijk gebied III. De bebouwing ligt in een zone die is aangeduid als bedrijven, categorie B1.
2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 10.000 m2. In het plangebied komen de activiteiten horeca, bedrijfswoning en parkeren voor.
De bebouwing bestaat uit een bedrijfswoning in de vorm van een woonboerderij en een L-vormig bedrijfsgebouw. In dit gebouw bevinden zich de ruimtes voor verschillende activiteiten en de centrale voorzieningen.
Het deel tussen het plangebied en de bebouwde kom is eigendom van
De Schildhoeve en ingericht als een parkachtige tuin. Het gedeelte ten westen van de bebouwing is gedeeltelijk ingericht als parkeerplaats voor bezoekers.
Tussen de bestaande parkeervoorziening en het nieuw aan te leggen terrein is sprake van een beukenhaag. Aan de zuidzijde ligt op de perceelgrens een thujahaag. Beide hagen zijn al aangelegd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaalbeleid
Omgevingsvisie
Sinds 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht. De invoering van deze wet is voor de provincie Drenthe aanleiding om een nieuw omgevingsbeleid op te stellen. De Wet ruimtelijke ordening leidt tot een andere verhouding tot gemeenten en de provincie streeft naar meer samenwerking en integraliteit in ruimtelijk beleid.
Vanuit de gedachte 'decentraal wat kan, centraal wat moet' stellen het Rijk, de provincies en de gemeenten onder de nieuwe wet eigen structuurvisies op. De provincie Drenthe noemt deze structuurvisie de Omgevingsvisie.
De Omgevingsvisie Drenthe is vastgesteld op 2 juni 2010 en beschrijft het vigerende ruimtelijke beleid van de provincie Drenthe. De Omgevingsvisie komt in plaats van het Provinciaal Omgevingsplan II en heeft betrekking op de periode tot 2020.
De nota verwoordt de provinciale ambities op verschillende thema's. In het plangebied speelt cultuurhistorie een belangrijke rol. De provinciale ambitie op dit punt luidt: ruimtelijke identiteit versterken door vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten met respect en durf ruimtelijke ontwikkelingen te sturen. Daarnaast stelt de provincie het realiseren van aantrekkelijke, gevarieerde, leefbare woonmilieus (die voorzien in de woonvraag) en het behoud en versterken van de verscheidenheid, kwaliteit, identiteit en beleefbaarheid van het landschap voorop.
Het plangebied ligt in een omgeving die wordt aangemerkt als multifunctionele gebieden. Deze gebieden kenmerken zich door het naast elkaar voorkomen van meerdere functies en thema's. In één gebied kan bijvoorbeeld zowel landbouw, natuur, recreatie, als wonen voorkomen. In tegenstelling tot de robuuste systemen, is in deze gebieden geen sprake van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening. In deze gebieden zijn meerdere functies van belang. Naast water, landbouw en natuur, gaat het in de meeste gevallen om recreatie. Er is in deze gebieden een duidelijke samenhang tussen de genoemde functies en de aanwezige kernkwaliteiten.
De locatie ligt in een gebied waarvan de kernkwaliteiten zijn benoemd als aardkundige waarden met een middelhoge kwaliteit. Het beschermingsniveau hiervan is aangeduid als regisseren. Het gaat hierbij om respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen. Ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden.
3.2 Gemeentelijk Beleid
Nota Wonen
Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad de Nota Wonen vastgesteld. In deze nota geeft de gemeente haar visie op het wonen (in de periode tot 2010). Tevens is de woningbehoefte tot 2010 onderzocht. Ten behoeve van de structuurvisie is vervolgens een analyse verricht van de verwachte bevolkingsveranderingen tot 2030 en de gevolgen daarvan voor de woningvoorraad. Dit wordt in het onderdeel Structuurvisie behandeld.
Structuurvisie
Eind 2004 heeft de gemeenteraad van Hoogeveen de Structuurvisie 2015-2030 vastgesteld. In de structuurvisie maakt het plangebied deel uit van het beekdal van het Oude Diep. Dit gebied vormt een kwetsbaar gebied dat een zeer zorgvuldige behandeling verdient. Het beekdal zal in de komende periode op natuurlijke wijze worden ingericht voor kleinschalige landbouw, recreatie, wonen, waterberging en ecologie.
Daarnaast wordt Fluitenberg in de structuurvisie aangemerkt als een zanddorp. Deze dorpen onderscheiden zich van de andere dorpen door de meer verspreid liggende bebouwing, de natuurlijke vervlechting met het landschap en de lange lanen met hoge bomen. Door de ligging van het zanddorp Fluitenberg in een kwetsbaar landschap, het beekdal van het Oude Diep, is een verdere vervlechting van dorpsuitbreidingen met landschap hier minder gewenst.
Het aantal te bouwen woningen in en aan de zanddorpen bedraagt 155 tot 210 in de periode tot 2015.
De voorkeur gaat dan uit naar een geconcentreerd model met een duidelijke concentratie van circa twee derde van de woningen in Pesse en een evenwichtige spreiding van de rest over Fluitenberg en Stuifzand.
Parkeren
Het parkeerbeleid van de gemeente Hoogeveen is weergegeven in de Parkeernota 'Parkeren in Hoogeveen - Beleidskader' van 4 februari 2010. Hierin staat aangegeven dat bij nieuwe ontwikkelingen voldoende parkeercapaciteit dient te worden gerealiseerd. Voor nieuwbouwprojecten hanteert de gemeente Hoogeveen de CROW4 -richtlijnen (parkeerkencijfers).
Voor herontwikkelingsgebieden is het streven van de gemeente om de CROW-richtlijnen te halen waarbij een goede balans dient te zijn tussen bebouwing en groen.
Welstandsnota
In 2005 is de Welstandsnota voor de gemeente Hoogeveen opgesteld. In de Welstandsnota is de gebouwde omgeving naar haar verschijningsvorm en naar bouwperiode en functie in gebiedstypen te onderscheiden. Welstandscriteria voor het plangebied worden omschreven in het gebiedstype 'historisch verbindingslint'.
De waarde van de bebouwing in het historische verbindingslint bestaat vooral uit de herkenbare en typerende bebouwing, die de ontstaansgeschiedenis van het gebied uitdrukt. Het beleid hierbij is gericht op het behoud van het karakter en de uitstraling van de bebouwing. Een uitbreiding van de bebouwing is hier niet toegestaan.
De volgende welstandscriteria zijn van toepassing op dit gebied:
Ligging:
- de bebouwing staat met de nokrichting haaks op de weg;
- bij vervangende nieuwbouw respecteren van de bestaande rooilijnen;
- het woongedeelte is op de weg georiënteerd;
- bijgebouwen staan op korte afstand van het hoofdgebouw en ten minste achter het woongedeelte.
Massa en vorm:
- zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen zijn gebaseerd op een eenvoudige rechthoekige plattegrond;
- de kap is dominant in het beeld;
- de bouwhoogte bestaat uit één bouwlaag afgedekt met een zadeldak;
- toegevoegde elementen, zoals erkers, serres en dakkapellen zijn ondergeschikt;
- bijgebouwen bij burgerwoningen zijn ondergeschikt.
Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
4.1 Ruimtelijke Structuur
4.1.1 Bedrijvigheid en bedrijfswoning
In de nieuwe situatie krijgt het bedrijf de bestemming horeca.
Het plangebied is voorzien van een bouwvlak dat overeenkomt met het bouwvlak in het vigerende plan. Binnen de bestemming horeca is parkeren toegestaan. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om de hoeveelheid parkeerplaatsen uit te breiden. In de nieuwe situatie blijft de maximale hoeveelheid bebouwing gelijk. In het plangebied is één bedrijfswoning toegestaan.
4.1.2 Parkeren
In de nieuwe situatie wordt het parkeerterrein uitgebreid met 50 plaatsen. De totale capaciteit van de parkeervoorzieningen op eigen terrein neemt hierdoor toe tot 100 plaatsen.
4.1.3 Landschappelijke inpassing
Inpassing parkeerterrein De Schildhoeve
Onlangs heeft Feesterij de Schildhoeve in Fluitenberg haar parkeercapaciteit uitgebreid. Op verzoek van de gemeente gaat deze uitbreiding gepaard met een goede landschappelijke inpassing van het parkeerterrein.
Context
De Schildhoeve ligt net buiten het dorp Fluitenberg aan de uitvalsweg richting Echten. Het landschap is een typerend voor een esdorpenlandschap en wordt ter plekke gekenmerkt door een afwisseling van open ruimten en besloten delen. Bossen, ooit aangeplant om het stuifzand te beteugelen, liggen vooral rond Kalenberg. Vele houtwallen en wegbeplantingen geven het landschap aan weerszijden van de Schildhoeve een aangename kleinschaligheid. Ook de Fluitenbergseweg is aan twee zijden beplant met eiken. Ten noorden van de Schildhoeve ligt een grotere open heideontginning.
Locatie
Het terrein van de Schildhoeve is langgerekt, waarbij de langste zijde van het erf aan de weg ligt. Het oostelijk deel van het perceel als parkachtige tuin. Het woonhuis staat dicht bij de weg, het partycentrum ligt verder terug op het erf. Het gebouw heeft een L-vormige opzet en is gebouwd uit hout met een pannendak en lage gootlijn. Het parkeerterrein ligt aan de westzijde van het erf en wordt van het ontvangstgebied gescheiden door een brede haag van verschillende struiken met daarin rode beuken.
Kenmerken erf
Kenmerkend voor erven in het Drentse esdorpenlandschap is de onregelmatige opzet. Gebouwen liggen onder verschillende hoeken op het erf en worden afgewisseld met boomgroepen of een boomgaard. De overgangen naar de omgeving zijn informeel. Een haag scheidt het voorerf van de weg. Kenmerkende beplanting is onder andere: beuk, eik, linde, kastanje, walnoot, okkernoot, hulst, meidoorn, liguster, sleedoorn, hulst of veldesdoorn.
Inpassing parkeerterrein
Met de inpassing van het parkeerterrein is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de kenmerken van het typische Drentse erf, waarbij de inpassing is beperkt tot dat deel dat nieuw wordt aangelegd. Aan de zuidzijde wordt het perceel nu deels begrensd door een coniferenhaag. Om het groenblijvende karakter van de achterzijde door te zetten, maar inheemse beplanting te gebruiken, is gekozen voor een haag van hulst, eventueel gemengd met krent. Op verzoek van de eigenaar wordt het westelijk deel van het perceel vrijgehouden van beplanting, zodat goed zicht is op de naastgelegen, in eigendom zijnde, paardenwei. Een lage wal zorgt voor enige afscherming van het parkeerterrein.
De voorzijde van het parkeerterrein wordt begeleid door een beukenhaag. Daarmee sluit de afscherming van het parkeerterrein aan bij de beplanting aan de voorzijde van het woongedeelte. De overgang naar de weg is een eenvoudige grasberm. Enkele bomen op de hoeken van het perceel markeren het erf in het landschap. Voor deze bomen kan worden gedacht aan eik, beuk, linde of kastanje.
Afbeelding 3: Inpassingstekening
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe gebouwen. Een bodemonderzoek wordt uitgevoerd conform NEN 5740, een vooronderzoek is daarom niet noodzakelijk.
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologische waarden moeten op grond van het Verdrag van Malta (1992) worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Een van de hulpmiddelen daarbij is de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Volgens de IKAW ligt de locatie in een gebied met een middelhoge archeologische trefkans.
Archeologisch advies
Aan Drents Plateau in Assen is de vraag voorgelegd of een archeologisch onderzoek nodig is. Het Drents Plateau heeft op 16 juni 2010 per e-mail gereageerd en aangegeven dat een archeologisch veldonderzoek voor de nieuwe parkeervoorziening niet nodig is, omdat de diepte van de bodemverstoring beperkt blijft tot de bouwvoor. Ten aanzien van een eventuele toekomstige uitbreiding van de bebouwing geldt dat, als de oppervlakte van deze bebouwing meer bedraagt dan 500 m2, er eerst een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd moet worden tenzij aangetoond kan worden dat de bodem al verstoord is.
Het e-mailbericht van het Drents Plateau is toegevoegd aan de bijlagen.
In zijn algemeenheid blijft de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de uitvoering van graaf- en/of bouwwerkzaamheden op deze locatie archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de provinciaal archeoloog Wijnand van der Sanden (tel. 0592-305932).
conclusie
De conclusie is dat het onderdeel archeologie geen bezwaren oplevert.
5.3 Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Deze paragraaf is de weerslag van het overleg tussen de gemeente, de initiatiefnemer en het waterschap.
Voornemen
Het bestemmingsplangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Reest en Wieden. Het bruto-oppervlak van het plangebied bedraagt circa 20.000 m2. In het plangebied is reeds verharding aanwezig in de vorm van bebouwing en erfverharding. Voor het overgrote deel van het plangebied is dan sprake van voortzetting van huidige gebruik (conserverend plan). Het plan voorziet in het uitbreiden van de bestaande parkeerplaats met een oppervlakte van ruim 1.300 m2.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.
Op 14 april 2011 is de watertoets online uitgevoerd en ingediend bij het Waterschap Reest en Wieden. Het waterschap heeft aangegeven dat op basis van deze toets de korte procedure zal worden gevolgd en de bestemming en de grootte van het plan een geringe invloed op de waterhuishouding hebben. Het waterschap geeft dan ook een positief wateradvies. Het watertoetsdocument is in de bijlagen opgenomen.
Inrichting parkeerterrein
Initiatiefnemer heeft aangegeven bij de aanleg gebruik te maken van gebroken puin. Daarnaast worden op het parkeerterrein afscheidende groenstroken aangelegd. Het hemelwater stroomt derhalve niet af naar het oppervlaktewater, maar wordt net als voorheen in de bodem geïnfiltreerd. Wanneer dat wel het geval is, wordt een zuiverende passage/voorziening aangebracht voordat vervuild hemelwater (zoals afstromend van een parkeerterrein) wordt geloosd op het oppervlaktewater. Er worden geen materialen gebruikt die een verontreiniging van het oppervlaktewater met zich meebrengen.
Voor nadere details omtrent de inrichting wordt verwezen naar de elders in deze toelichting opgenomen inrichtingsschets.
5.4 Natuur En Ecologie
Het vlak op de locatie waar volgens het vigerende bestemmingsplan bedrijfsactiviteiten mogen worden uitgevoerd, wordt in dit bestemmingsplan vergroot. Het stuk grond dat wordt toegevoegd, is grotendeels verhard. Een ecologisch onderzoek is niet nodig.
5.5 Geur
Op het perceel Fluitenbergseweg 73 is een grondgebonden agrarisch bedrijf gevestigd. Het bedrijf valt onder het Besluit Landbouw milieubeheer. Op grond van dit besluit moeten vaste afstanden in acht worden genomen tussen het dichtstbijzijnde emissiepunt van een dierenverblijf en een geurgevoelig object (onder andere een woning). De minimale afstanden bedragen 100 m of 50 m, afhankelijk van de omgeving. De omgeving rondom het plangebied is geclassificeerd als een gebied met verspreid liggen niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woonfunctie of recreatieve functie verleent. De minimale afstand komt in dit geval dan overeen met 50 m. Hieraan wordt voldaan. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat er in het plangebied geen sprake is van uitbreiding of nieuwbouw van een geurgevoelig object. Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een parkeervoorziening mogelijk. Parkeerplaatsen worden in het Besluit Landbouw milieubeheer niet aangemerkt als geurgevoelige objecten.
5.6 Geluid
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en die wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied. Bij realisatie van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.
In het voorliggende plan wordt geen geluidsgevoelige bebouwing gerealiseerd. Onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder kan daarmee achterwege blijven.
Industrielawaai
Het partycentrum De Schildhoeve valt onder het Activiteitenbesluit (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat de bedrijfsactiviteiten moeten voldoen aan de geluidnormen die zijn opgenomen in dit besluit. De geluidnormen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedragen 50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. De geluidnormen voor het maximale geluidsniveau bedragen 70, 65, 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond en nachtperiode.
Er is een indicatieve geluidsberekening gemaakt om te beoordelen of het parkeren op het terrein van De Schildhoeve inpasbaar is binnen de hiervoor genoemde geluidsnormen. Uit deze berekening is gebleken dat de geluidsbelasting 28 dB(A), 32 dB(A) en 29 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-, avond-, en nachtperiode op de dichtstbijzijnde woning, Fluitenbergseweg 71. De maximale geluidsbelasting op deze woning bedraagt 51 dB(A) in zowel de dag-, avond- als nachtperiode.
Hierbij is uitgegaan van een volledige bezetting van de parkeervoorzieningen, wat overeenkomt met circa 100 bewegingen overdag, 50 's avonds en 50 's nachts (zie bijlage 1).
conclusie
Het geluidsaspect van de planontwikkeling heeft geen negatief effect op de omgeving rondom het plangebied.
5.7 Milieuzonering Bedrijven
Milieuaspecten worden geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering ten opzichte van milieuhinderlijke elementen en ten opzichte van gevoelige bebouwing.
Om te bepalen of aanwezige milieuhinderlijke elementen belemmeringen opleveren voor de nieuwe ontwikkeling, is de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) geraadpleegd. Hierin zijn richtafstanden tot bebouwing aangegeven. Als kanttekening bij deze afstanden wordt gemaakt dat het geen harde afstanden betreft, maar richtafstanden.
Volgens deze lijst geldt voor horecabedrijven, in de categorieën hotels, restaurants en congrescentra een indicatieve afstand van 10 m. Voor parkeerterreinen bedraagt de indicatieve afstand van 30 m. In beide gevallen is de factor geluid hierbij maatgevend. De kortste afstand van het plangebied tot de meest nabijgelegen woning bedraagt meer dan 30 m. Het onderdeel bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op voor het voorliggende bestemmingsplan.
5.8 Luchtkwaliteit
Sinds mei 2008 is er een nieuwe EU-richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Deze nieuwe richtlijn vervangt de huidige EU-richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit (behalve de 4e dochterrichtlijn). Ten opzichte van de vorige regelgeving zijn onder andere de volgende zaken gewijzigd:
- de locaties waarop de regelgeving van toepassing is;
- de definitie van natuurlijke bronnen;
- mogelijkheden tot uitstel.
De Nederlandse regelgeving voor de luchtkwaliteit is aan deze nieuwe richtlijn aangepast.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
NSL/NIBM
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die niet in betekenende mate (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat, na vaststelling van het NSL of een regionaal programma, een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als niet in betekenende mate wordt beschouwd.
Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van de uitbreiding van een parkeerterrein op het perceel van De Schildhoeve. Dit parkeerterrein is bestemd voor de bestaande voorzieningen. Het wordt aangelegd om ervoor te zorgen dat bezoekers op eigen terrein kunnen parkeren en daarmee te voorkomen dat parkeren in de bermen van de weg plaatsvindt. Dit betekent dat het aantal ritten niet of nauwelijks zal toenemen. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan daarmee achterwege blijven.
5.9 Externe Veiligheid
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling ten behoeve van de oprichting van nieuwe parkeerplaatsen. De personendichtheid in het plangebied neemt door deze ontwikkeling niet toe. Tevens worden parkeerplaatsen niet aangemerkt als een kwetsbaar object (Bevi, artikel 1, lid 1, sub b en l).
In de nabijheid van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen.
Wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, liggen ook op grote afstand (circa 1.000 m ten oosten van de A28). Hierdoor ontstaat eveneens geen belemmering.
Ten slotte loopt over het meest westelijk gelegen deel van het plangebied een cluster van drie aardgastransportleidingen van de Gasunie (A-514-KR-117, A-501-KR-090 en A-502-KR-095).
Op dit moment is het beleid voor hogedrukaardgasleidingen sterk in beweging. Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer werkt echter aan een nieuw toetsingskader. Het ontwerp-Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is op 29 augustus 2009 gepubliceerd. Het nieuwe besluit gaat naar verwachting in 2011 in werking treden en gaat uit van dezelfde risiconormering als in het Bevi (plaatsgebonden risico en groepsrisico). In het onderhavige bestemmingsplan is reeds geanticipeerd op deze nieuwe wetgeving.
De aanwezige aardgastransportleidingen hebben alle een bebouwingsvrije zone van 5 m.
De leidingen hebben geen plaatsgebonden risicocontour (10-6). Wel hebben de leidingen een invloedsgebied (groepsrisico). Leiding A-514-KR-117 heeft hierbij het grootste (bepalende) invloedsgebied van 540 m (druk 66,2 Bar en diameter 48 inch).
Het plangebied valt binnen deze afstand, maar omdat de personendichtheid niet/nauwelijks verandert door de nieuwe ontwikkelingen, is deze niet nader beschouwd.
Afbeelding 4: De ligging van het plangebied, aangegeven op de risicokaart
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Juridisch Systeem
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
- b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.
Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.
Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.
Per 1 oktober 2010 zijn onder andere de bouwvergunning, de aanlegvergunning, de sloopvergunning en de binnenplanse ontheffing als instrumenten van het bestemmingsplan onderdeel geworden van de omgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). In het bestemmingsplan onder de Wabo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing maar van een afwijking. Een bouwvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en een aanlegvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
In het voorliggende bestemmingsplan worden de nieuwe begrippen uit de Wabo gehanteerd.
Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd. Vanaf 1 januari 2010 wordt het bestemmingsplan ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en papieren verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
6.2 Regels
Voor de opzet van de regels is het handboek van de gemeente Hoogeveen gevolgd. Tevens zijn zoveel mogelijk de regels gevolgd van het bestemmingsplan Buitengebied Noord. Daarbij gaat het met name om de regels van niet aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijven (B2) in de bestemming Landelijk gebied III.
De regels zijn als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 zijn de begrippen en de wijze van meten opgenomen.
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn een anti-dubbeltelbepaling, algemene afwijkingsregels en overige regels opgenomen.
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
6.3 Verklaring Van De Bestemmingen
Horeca
De gronden in het plangebied hebben de bestemming Horeca gekregen. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat de gronden en gebouwen alleen voor categorie 2 horecabedrijven mogen worden gebruikt, zoals een restaurant, een café-restaurant of een hotel en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.
In de bestemming zijn ook parkeervoorzieningen opgenomen, alsmede een bedrijfswoning.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het perceel Fluitenbergseweg 69. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt, tot haar recht te laten komen. Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
7.2 Inventarisatie
Er heeft een grondige inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast wordt door middel van de inspraakmogelijkheden eenieder in de gelegenheid gesteld de verbeelding te controleren op onjuistheden. Hiermee is een zo correct mogelijke verbeelding de procedure ingegaan.
7.3 Beleidskader
De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het Handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de Kadernota Integrale Handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.
De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.
7.4 Inzet Handhaving
Op basis van de Kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.
De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluatie zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's ( 1 x 4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.
Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhavingsstrategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1.1 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan de Schildhoeve Fluitenberg 2010 heeft met ingang van 23 februari 2011 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen in het Compagnieshuis, Raadhuisplein 24 te Hoogeveen. Het plan kon eveneens worden ingezien via internet. Een kennisgeving van de terinzagelegging is gepubliceerd in de Hoogeveensche Courant van 22 februari 2011.
Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn geen inspraakreacties binnengekomen.
8.1.2 Vooroverleg
Artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met daartoe aangewezen instanties en besturen. Van de volgende instanties en besturen is een reactie ontvangen:
- 1. Waterschap Reest en Wieden;
- 2. NV Nederlandse Gasunie;
- 3. VROM-inspectie;
- 4. Provincie Drenthe.
Waterschap Reest en Wieden
Opmerking
- a. De uitwerking van de uitgangspunten in het bestemmingsplan biedt onvoldoende inzicht in de omgang met water in relatie tot het toegenomen verhard oppervlak;
- b. Er wordt een negatief wateradvies gegeven.
Reactie
Naar aanleiding van deze reactie is de watertoets opnieuw uitgevoerd en zijn er wijzigingen aangebracht in de toelichting om meer inzicht te geven in de omgang met water in relatie tot het toegenomen verhard oppervlak.
De overige genoemde instanties hadden geen opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan.
8.1.3 Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende stukken hebben vanaf 29 juni 2011 gedurende zes weken ter visie gelegen in het Compagniehuis. Daarnaast was het bestemmingsplan te raadplegen via de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen op het ontwerpplan. Daarvan heeft niemand gebruik gemaakt.
Gezien het voorgaande wordt het bestemmingsplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
Een exploitatieplan is voor het onderhavige plan niet aan de orde. De kosten voor het plan komen ten laste van de initiatiefnemer. De enige kosten die uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij een aanvraag voorzien of planschade mogelijk is. In dit geval is er met de aanvrager een planschadeovereenkomst gesloten, als bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. De eventuele kosten voor planschade komen geheel voor rekening van aanvrager.
Bijlage 1 Inpassingsplan
Bijlage 1 Parkeren
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Archeologisch Advies
Bijlage 3 Archeologisch advies