KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen (Met Lpg)
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Garageboxen
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Gemengd - 2
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Kantoor
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Tuin
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Wooncentrum
Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Antidubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene Procedureregels
Artikel 25 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
2.2 Vigerend Recht
2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied
2.4 Functionele Structuur Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
4.1 Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.3 Water
5.4 Natuur En Ecologie
5.5 Geur
5.6 Geluid
5.7 Milieuzonering Bedrijven
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Duurzaamheid
Hoofdstuk 7 Planbeschrijving
7.1 Juridisch Systeem
7.2 Verklaring Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Algemeen
8.2 Inventarisatie
8.3 Beleidskeuzen
8.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
9.3 Inspraak- En Vooroverleg
Bijlage 1 Archeologie - Deel 1
Bijlage 2 Archeologie - Deel 2
Bijlage 3 Archeologie - Deel 3
Bijlage 4 Archeologie - Deel 4
Bijlage 5 Archeologie - Deel 5
Bijlage 6 Archeologie - Deel 6
Bijlage 7 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 10 Externe Veiligheid - Deel 1
Bijlage 11 Externe Veiligheid - Deel 2
Bijlage 12 Externe Veiligheid - Deel 3

West 2011

Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen

Vastgesteld op 13-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan West 2011 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20118025001-VG02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woningen:

woningen gekoppeld door middel van gebouwen;

1.7 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.8 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 appartementengebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;

1.13 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;

1.17 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden;

1.18 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.19 bestaand:

de op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 Bevi-inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.31 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.32 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 dienstverlenend bedrijf:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.35 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.36 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;

1.37 e-commerce:

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.38 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.39 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.41 geluidbelasting vanwege een industrie-/bedrijventerrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen op een industrieterrein, daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg;

1.42 geluidbelasting vanwege een spoorweg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten;

1.43 geluidbelasting vanwege een weg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.44 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.45 halfvrijstaande woningen:

blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.46 hogere (geluidsgrens)waarde:

een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.47 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.48 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.49 horecabedrijf categorie 1:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een lunchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.50 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.51 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.52 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.53 kantoor:

een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;

1.54 kap:

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.55 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.56 langskap:

een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;

1.57 leisureactiviteiten:

activiteiten die gericht zijn op recreatie en ontspanning welke individueel of in groepen kunnen plaatsvinden, zoals karten, overdekt skiën en bowlen;

1.58 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.59 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.60 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.61 platdak:

horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;

1.62 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.63 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.64 reconstructie van een weg:

een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 1,5 dB of meer wordt verhoogd;

1.65 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.66 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.67 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.68 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.69 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.70 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

(let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte);

1.71 volumineuze detailhandel:

detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuinartikelen, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels. Deze winkels hebben vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig voor de uitstalling;

1.72 voorkeursgrenswaarde:

de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.73 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.74 vuurwerkbedrijven:

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.75 Wgh-inrichtingen:

inrichtingen in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder jo artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.76 winkel:

een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.77 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);

1.78 wooncentrum:

een centrum ten behoeve van wonen met daaraan ondergeschikt gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. (ontsluitings-)wegen;
  2. c. verhardingen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de sociale veiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de brandveiligheid;
  4. d. de verkeersveiligheid; en
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen (Met Lpg)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen (met LPG)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. brandstofverkooppunt met bijbehorend LPG-vulpunt;

met de daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;

met daaraan ondergeschikt

  1. c. detailhandel in een weggebonden assortiment;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een luifel;
  2. e. andere werken;
  3. f. toegangswegen;
  4. g. verhardingen;
  5. h. parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
  2. b. bouwmarkten, detailhandel in meubelen en woninginrichting, camping en outdoorartikelen en consumentenelektronica, mits de verkoopvloeroppervlakte minimaal 1000 m² zal bedragen;
  3. c. supermarkt ter plaatse van de functieaanduiding 'Supermarkt';
  4. d. ambachtelijk slachterijbedrijf ter plaatse van de functieaanduiding 'Bedrijf';
  5. e. leisure-activiteiten ter plaatse van de functieaanduiding 'Specifieke vorm van detailhandel - leisure';
  6. f. fietsenwinkel met werkplaats ter plaatse van de functieaanduiding 'Specifieke vorm van detailhandel - fietsenwinkel';
  7. g. kantoor ter plaatse van de functieaanduiding 'Kantoor', voor zover het de tweede bouwlaag betreft;
  8. h. opslag, anders dan ten behoeve van detailhandel, ter plaatse van de functieaanduiding 'Opslag';
  9. i. verenigingsgebouw ter plaatse van de functieaanduiding 'Verenigingsleven';

met de daarbij behorende:

  1. j. gebouwen;
  2. k. bijgebouwen;
  3. l. bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding 'Bedrijfswoning';
  4. m. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van de bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. n. verhardingen;
  2. o. wegen en paden;
  3. p. groenvoorzieningen;
  4. q. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;
  5. r. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. s. tuinen, erven en terreinen;
  2. t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid; en
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 5.2.2 sub e en toestaan dat een gebouw op een geringere afstand van een perceelgrens wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
      • de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. 2. het bepaalde in lid 5.2.2 sub c en toestaan dat een luifel dan wel een overkapping gebouwd mag worden tot een maximale bouwhoogte van 11 meter;
    3. 3. het bepaalde in 5.1 en toestaan dat maximaal 3% van de bedrijfsvloeroppervlakte wordt gebruikt voor horecavoorzieningen ten dienste van de detailhandelsvestiging.

Artikel 6 Garageboxen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van de stalling van (motor)voertuigen;

met de daarbij behorende:

  1. b. erven.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; en
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlenend bedrijf;
  2. b. kantoor;
  3. c. daarboven gelegen woningen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. wegen en paden;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlenend bedrijf;
  2. b. kantoor;

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;

met de daarbij behorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. water;
  4. d. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. geluidwerende voorzieningen;
  2. f. taluds
  3. g. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
  4. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
  2. j. andere werken.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven categorie 1 en 2;

met de daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;
  4. g. tuinen, erven en terreinen;
  5. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met de daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. tuinen, erven en terreinen;
  6. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gezondheidszorg;
  2. b. onderwijs;
  3. c. openbaar bestuur;
  4. d. religie;
  5. e. buurthuis;

met de daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bijgebouwen;
  3. h. wegen en paden;
  4. i. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. nutsdoeleinden;
  7. l. speelvoorzieningen;
  8. m. tuinen, erven en terreinen;
  9. n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport;
  2. b. sportzaal/-hal/-centrum;
  3. c. evenementen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 13.2.2 sub a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en de buiten het bouwvlak op te richten oppervlakte van het gebouw niet meer dan 10 m² bedraagt;
  2. b. De in lid 13.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
  3. c. parkeren;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
  2. e. andere werken.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid; en
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
    1. 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    2. 2. niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst;
  2. b. De in lid 14.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 14.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. nutsvoorzieningen;
  2. f. geluidwerende voorzieningen;
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
  4. h. gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes;

met de daarbij behorende:

  1. i. verhardingen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. k. andere werken.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de sociale veiligheid; en
  3. c. de verkeersveiligheid.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. water;
  3. c. sluizen;
  4. d. oever;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. taluds en groenvoorzieningen;
  2. f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 16.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. Kantoor ter plaatse van de functieaanduiding 'Kantoor', voor zover het de begane grond betreft;
  3. c. Ambachtelijk bedrijf ter plaatse van de functieaanduiding 'Bedrijf aan huis', voor zover het de begane grond betreft;
  4. d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  5. e. appartementengebouw;

met de daarbijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. g. andere werken;
  3. h. tuinen en erven.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid; en
  5. e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 17.2.2 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op die hoofdgebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van dit bestemmingsplan verkregen hogere waarde;
    2. 2. lid 17.2.2 sub b voor het handhaven en/of doorzetten van afwijkende kapvormen en maatvoering bij een verbouwing of een uitbreiding van een woning;
    3. 3. lid 17.2.3 sub c en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  2. b. De in lid 17.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 17.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    2. 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  2. b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
    3. 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    4. 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.

Artikel 18 Wooncentrum

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wooncentrum;

met de daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  3. d. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;
  4. e. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. f. andere werken;
  6. g. tuinen, erven en terreinen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 18.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. b. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een hoogspanningsleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 19.2.1 sub a en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder, indien gelegen binnen 25 meter gerekend vanuit de hartlijn Leiding - Hoogspanningsverbinding;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 19.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in idergeval gerekend:

  1. a. het permanent opslaan van goederen.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 19.4 sub a en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits:
    1. 1. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
  2. b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bestemmingen Bedrijf, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;
    2. 2. het bepaalde in lid a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce.
  4. d. De in lid c genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
  5. e. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 Veiligheidszone - lpg

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' mogen geen nieuwe, (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    3. 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
    4. 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
    5. 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
      • de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
    6. 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de oppervlakte niet meer dan 25m2 bedraagt;
    7. 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
      • de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst;
    8. 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd mits:
      • de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de oppervlakte niet meer dan 18 m² bedraagt;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat:
    1. 1. een naar aard en omvang beperkte aanleg, wijziging en/of reconstructie van weginfrastructuur buiten de bebouwde kom wordt aangelegd, mits sprake is van een bestaande weg, het karakter van de weg niet wordt aangetast ;
    2. 2. de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activiteiten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding;

Artikel 24 Algemene Procedureregels

24.1 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 15 en 17, 18 en 19 is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

Artikel 25 Overige Regels

25.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

26.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 26.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1 met maximaal 10%.

26.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 26.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

26.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

26.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

26.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 26.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

26.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van lid 26.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan West 2011.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................

De voorzitter, De griffier,

...................... ................................

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De herziening van een bestemmingsplan beoogt de verouderde plannen in een bepaald gebied van de gemeente aan te passen en zo mogelijk in één plan onder te brengen. Tevens leeft de wens binnen de gemeente om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en particuliere organisaties te realiseren, door de bestemmingsplannen globaler, flexibeler en beter handhaafbaar te maken. Daarmee krijgt het gemeentebestuur een instrument ter beschikking, waarmee over een reeks van jaren de waardevolle elementen in het gebied beschermd kunnen worden, zonder gewenste nieuwe ontwikkelingen al te zeer te belemmeren.

De belangrijkste functie van het bestemmingsplan is een vertrekpunt van het planologisch beleid voor een bepaald gebied, met daarbij een duidelijke afweging van alle bij het beleid betrokken belangen en functies. Dit betekent wel dat dan het bestemmingsplan actueel moet zijn. Het gemiddelde bestemmingsplan binnen de gemeente is echter ouder dan tien jaar. Dit heeft tot gevolg dat:

  • de samenhang en de consistentie van de bestaande bestemmingsplannen onvoldoende is;
  • door versnippering en verschillen in vorm en opzet de toegankelijkheid van de plannen te wensen over laat.

De wijk West is gelegen ten westen van het centrum van Hoogeveen en ten noorden van de Schutstraat, een belangrijke oost-west verbinding in de stad. De wijk West is grotendeels geregeld in een zestal bestemmingsplannen, waarbij het grootste gedeelte van de wijk is geregeld in een bestemmingsplan dat dateert uit 1975. Het laatste bestemmingsplan, een klein gedeelte met het politiebureau en de turnzaal is geregeld in een bestemmingsplan uit 2002.

De diverse bestemmingsplannen en wijzigingsplannen die voor het gebied gelden, zijn weliswaar sindsdien op meerdere punten door middel van vrijstellingsprocedures herzien, maar een eigentijdse ruimtelijke visie met een daarmee samenhangende stedenbouwkundige regeling ontbreekt.

Deze herziening heeft alle bestaande en vigerende plannen in één plan ondergebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20118025001-VG02_0002.jpg"

Afbeelding 2 Overzicht van de vigerende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

Het plan heeft betrekking op het gebied dat in het noorden begrensd wordt door de Blankenslaan West, in het oosten door de van Limburg Stirumstraat, in het zuiden door de Schutstraat en in het westen door Rijksweg A28, de Rembrandtstraat en de Griendtsveenweg.

2.2 Vigerend Recht

Zoals uit afbeelding 2 blijkt (waarbij de cijfers verwijzen naar onderstaande tekst), geldt voor het grootste gedeelte van het plangebied het bestemmingsplan 'West', dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 29 mei 1975 en dat (gedeeltelijk) is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 24 mei 1976 (1).

Voor de bouw van een appartementengebouw gelegen in het zuidoosten van het plangebied geldt de partiële herziening van het bestemmingsplan 'West (Van Limburg Stirumstraat – Van Goghlaan)', dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 22 februari 1990 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 8 mei 1990 (2).

Voor het realiseren van een vijftiental woningen in het noordoosten van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'West, deelplan van Limburg Stirumstraat/Blankenslaan', dat is vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders op 27 november 1997 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 17 februari 1998 (3).

Voor een aantal doorgaande wegen geldt het bestemmingsplan 'Verkeersdoeleinden', dat bij besluit van de gemeenteraad is vastgesteld op 18 december 1997 en dat bij besluit van Gedeputeerde Staten is goedgekeurd op 14 juli 1998 (4).

Voor het gebied tussen de Griendtsveenweg en Rijksweg A28 en ten zuiden van de Rembrandtstraat geldt het bestemmingsplan 'Groenewegenstraat', dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 30 maart 2000 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op
20 juni 2000 (5).

Voor het gebied tussen Griendtsveenweg, Vermeerstraat, Rubensstraat en de van der Helststraat geldt het bestemmingsplan 'West, deelplan politiebureau/gym-turnzaal', dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 31 januari 2002 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 5 maart 2002 (6).

2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied

2.3.1 Ontstaansgeschiedenis en bebouwing

Van Echtens Morgenland dat een oude naam is voor de jonge gemeente Hoogeveen. Een naam met een dubbele betekenis. Op 20 december 1625 kocht Roelof van Echten van de boeren in de buurtschappen Steenbergen en Ten Arlo vijfduizend morgen veengebied. Een morgen was toen iets meer dan een hectare. Het was een uitgestrekt veengebied met het doel het te gaan ontginnen.

Voor het afgraven van het veen en het ontsluiten van het gebied stichtte hij in 1631 als 'projectontwikkelaar' de Compagnie van Vijfduizend Morgen. Na ruim drie eeuwen in 1934 werd de Compagnie opgeheven. Het oude 'morgenland' stond toen als 'land van morgen' aan het begin van een nieuwe ontwikkeling.

Er werd zo spoedig mogelijk begonnen met het graven van de Hoogeveensche Vaart en de eerste opgaande oostwaarts. In 1637 ligt het begin van Het Haagje er al, waar vanuit de eerste wijken werden gegraven, waarvan de eerste wijk de huidige Hoofdstraat is. Op het kruispunt van twee belangrijke kanalen ontstond de nederzetting. Hooch Echten en Nie-Echten waren de eerste namen van de nieuwe 'kolonie'. Het werd Echtens Hoogeveen, later afgekort tot Hoogeveen. Verveners, rentmeesters, ambachtslui en winkeliers vestigden zich rond een kruis van waterwegen, dat ontstond aan het eind van de Nieuwe Grift, de latere Hoogeveensche Vaart.

Deze waterwegen, de Eerste Wijk, het Oude Opgaande en het Sloodsche Opgaande voerden vanaf het kruis het veengebied in en dienden voor de afvoer van de turf. Parallel aan het Oude Opgaande groeven arbeiders op een onderlinge afstand van 160 meter niet minder dan 31 wijken. Die afstand was het maximale, wat een arbeider met een kruiwagen vol turf nog doelmatig kon afleggen. De Eerste Wijk is nu de Hoofdstraat van Hoogeveen.

Vanuit het Oude Opgaande werden opgaandes en wijken gegraven naar het oostelijke veencomplex. Hollandse financiers zorgden via de Hollandsche Compagnie voor het nodige kapitaal. Vandaar Hollandscheveld als naam van het grootste buitendorp van de gemeente.

Van oudsher ligt Hoogeveen op een kruispunt van wegen en tot ver in de vorige eeuw had Hoogeveen ook de vorm van een kruis. Het waren voornamelijk turfgravers, winkeliers, handelaren, ambachtslieden en schippers die zich in de nederzetting langs de kanalen vestigden, welke eeuwen geleden werden gegraven om de te vervenen gebieden te ontsluiten en de gewonnen turf af te voeren naar elders. Aanvankelijk ontwikkelde Hoogeveen zich dan ook langs het water rondom de kruising van enkele hoofdkanalen. In de volksmond wordt nog altijd gesproken van 'Het Kruis'.

Het Sloodsche Opgaande was de verbinding naar het zuiden, waar het dorp Alteveer is ontstaan. Rond 'Het Kruis' staan de oudste huizen van Hoogeveen. Enkele karakteristieke fraai gerestaureerde gevels herinneren aan de tijd van de vervening. Voorbeelden hiervan zijn het 'huis met de duivegaten' (thans een restaurant) en het pand van drogisterij Donker.

Toen de turf verdween, schakelden veel schippers over van de turf- op de vrachtvaart. Op de dalgrond kwamen ook bossen. Begin vorige eeuw bestond het grondgebied van Hoogeveen voor veertig procent uit bos. Het was toen de bosrijkste gemeente van Drenthe. Dank zij deze boscultuur ontstonden er houthandels en leerlooierijen.

Als veenkolonie was Hoogeveen toen uitgespeeld. Aanverwante bedrijven als scheepswerven, turfstrooiselfabrieken, steenfabrieken en kalkbranderijen verdwenen. Veel veenarbeiders, vooral in de dorpen, schakelden over naar de landbouw. Hoogeveen groeide daardoor tot een agrarisch centrum. Het grote weidegebied met zijn veeteelt zorgde voor een bloeiende veemarkt, die een van de zeven grootste veemarkten van ons land was.

De vele tientallen kleine ambachtsbedrijven vormden samen met de landbouwproductie de kraamkamer van de industrie. In 1896 werd de Coöperatieve Zuivelfabriek gesticht, nu de Kaasfabriek DOC. In 1924 volgde de blikfabriek Drenthina, die uitgroeide tot een onderdeel van het Thomassen en Drijver-concern. In 1929 kwam de Kennemer Conservenfabriek Lukas Aardenburg. Deze fabriek (later onderdeel van Unilever) was sterk afhankelijk van land- en tuinbouw.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn de kanalen gedempt en ontstond er een kruis van wegen. Van dit kruis van waterwegen is overigens de naar het noorden gerichte arm al in 1949 gedempt (de tegenwoordige Hoofdstraat).

De ontwikkeling van Hoogeveen kwam na de Tweede Wereldoorlog in een stormachtige versnelling. Industrieën van formaat zoals Philips, Fokker en Standard Electric vestigden zich hier. Dit was mede mogelijk dankzij de faciliteiten, die Den Haag aan Hoogeveen toekende. De industriestad noemde zich voortaan 'Dynamische kern van Drenthe'.

De eerste na-oorlogse bevolkingsgroei kon nog worden opgevangen binnen de bestaande kom. Daarna verrezen nieuwe woonwijken rond het oude centrum, waarvan in 1948 Tuindorp de eerste was. De Verzetsbuurt, de Zeehelden-, de Dichters en de Schildersbuurt volgden. Door de toevloed van nieuwe werkers in de industrie was Hoogeveen in de jaren zestig de snelst groeiende plaats van ons land.

De oude naam 'Het Kruis' bleef in ere. Enkele oude klapbruggen over de kanalen kregen een nieuwe functie over het water in het Sterrenpark en het Steenbergerpark.

Met de demping van de drie overgebleven waterwegen is in 1971 een aanvang gemaakt, nadat de naar het zuiden gerichte arm, het Alteveerse Opgaande, in 1965 reeds grotendeels was gedempt. Het kruis is daarmee weer in ere hersteld, zij het nu als wegenkruis.

De demping van de Hoogeveensche Vaart, de levensader van de stad en de kanalen in het centrum waren een revolutionaire ingreep in een eeuwenoud en vertrouwd stramien. Het was een keerpunt in de lokale geschiedenis en leidde naar een nieuwe expansie van Hoogeveen. Door de demping werden ideale verkeersvoorzieningen mogelijk.

Aan de westzijde van het stadscentrum is na 1955 Plan West gerealiseerd, de eerste grotere uitbreiding ten behoeve van woningbouw in westelijke richting. Het gebied wordt van noord naar zuid doorsneden door de van Limburg Stirumstraat en van oost naar west door twee groenzones. In de noordelijke groenzone ligt het raadhuis.

De oostelijk rand is in verband met de ligging aan de parkeerpleinen achter de bebouwing aan de Hoofdstraat geïntegreerd in het centrumplan. In de noordelijke zones zijn naast bijzondere woonvormen (woonzorgcomplexen), veel eengezinswoningen te vinden, die deels projectmatig en deels als individueel bouwplan tot stand zijn gekomen. Projectmatig gebouwde eengezinswoningen zijn vooral aan de oostzijde van het gebied, tegen het stadscentrum aan, gelegen, terwijl de gestapelde bouw meer naar het westen is te vinden.

Het wonen in verschillende vormen blijft de belangrijkste functie in dit gebied. Behoud van differentiatie van dichtheden en inrichting zijn de doelstellingen die voor dit woongebied bijzonder van toepassing zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20118025001-VG02_0003.jpg"

Afbeelding 3 Groenstructuur

2.3.2 Groen

Bij de openbare groenvoorzieningen is een zestal elementen te onderscheiden, te weten:

  • de groene ruimte aan de oostzijde van de Griendtsveenweg met een hoofdstructuur van bomen van de 1e en 2e grootte (samenhang in soort);
  • aan de noordzijde van de Rembrandtstraat het Burgemeester Tjalmapark (park op wijkniveau);
  • de grasbermen rond de vrijstaande woningen aan de Ferdinand Bolstraat, de Mesdagstraat, de Bosboomstraat en de Jozef Israëlsstraat;
  • de twee noord-zuid gerichte groene ruimtes zowel ten noorden van de Vermeerstraat als ten zuiden van de van der Helststraat;
  • het kleinschalige buurtgroen.

Speelvoorzieningen zijn te vinden ten noorden van de Ferdinand Bolstraat in het verlengde van de Eisenhowerstraat en in de groene ruimte ten noorden van de van Goghlaan.

2.3.3 Wegen en parkeren

In februari 2008 is de Mobiliteitsvisie door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie is opgenomen om één keer in de vijf jaar een parkeeronderzoek in de dorpen en in de woonwijken uit te voeren. Het doel van dit parkeeronderzoek is inzicht te verkrijgen in de parkeersituatie. In juni 2011 hebben twee inventarisaties naar het aantal geparkeerde personenauto's plaatsgevonden.

Het onderzoeksgebied is opgedeeld in clusters. Een cluster is een verzameling van woningen die bij elkaar horen met de bijbehorende straat en parkeerplaatsen. Per cluster heeft een inventarisatie plaatsgebonden van de parkeermogelijkheden en van de verschillende woningtypen. Norm daarbij is dat het qua loopafstand nog acceptabel moet zijn dat iemand zijn auto parkeert aan de ene kant van de cluster terwijl hij woonachtig is aan de andere kant van de cluster.

Globaal gehanteerde conclusies wat betreft de parkeerbezetting zijn:

  • geen probleem bij een bezetting lager dan 80%;
  • bij een bezetting van hoger dan 80% kan op korte termijn een parkeerprobleem ontstaan;
  • bij een bezetting hoger dan 100% kan geconcludeerd worden dat er een parkeerprobleem is.

In bestaande woongebieden waarbij het aantal beschikbare parkeerplaatsen binnen een cluster van straten minder is dan 1 per woning, zorgt de gemeente voor de aanvulling tot de norm van
1 parkeerplaats per woning, Indien de benodigde fysieke en/of financiële ruimte hiervoor beschikbaar is.

In bestaande woongebieden waar het aantal beschikbare parkeerplaatsen binnen een cluster van straten per woning meer is dan 1 per woning, is het beleid gericht op het optimaal benutten en verdelen van schaarse parkeerruimte.

Het merendeel van de woningen in het gedeelte van de wijk West binnen het onderhavige plangebied (circa 60% van in totaal bijna 325 woningen) zijn rijtjeswoningen en gestapelde woningen. Van alle woningen heeft circa 65% de mogelijkheid om de auto op eigen terrein te parkeren. Parkeren op de openbare weg vindt voornamelijk plaats in parkeervakken of parkeerhavens. In totaal zijn er bijna 500 parkeerplaatsen, wat het parkeeraanbod in deze wijk op gemiddeld 1,50 parkeerplaatsen per woning brengt.

Wat de bezettingsgraad betreft, is gebleken dat er in deze wijk weinig problemen zijn voor wat betreft het parkeren, omdat van de 24 clusters slechts 2 clusters, de Frans Halsstraat en de Jan Steenstraat, een bezettingsgraad van meer dan 80% hebben.

Het parkeeraanbod in deze straten is weliswaar aan de lage kant, maar voor deze clusters is in de directe omgeving op loopafstand nog meer dan voldoende vrije parkeerplaatsen beschikbaar. Op dit moment is het niet noodzakelijk om extra parkeervoorzieningen te realiseren.

2.4 Functionele Structuur Plangebied

2.4.1 Wonen en voorzieningen

De wijk West heeft voornamelijk ten oosten van de Griendtsveenweg en ten noorden van de Van Goghlaan een woonfunctie. Wel liggen er binnen dit gebied nog een tweetal kantoortjes, een politiebureau, een sport/turnhal en een kerk.

Ten zuiden van de van Goghlaan liggen een aantal percelen met een maatschappelijke functie, een drietal scholen en een aantal kantoren. Ten westen van de Griendtsveenweg ligt voornamelijk grootschalige detailhandel, een horecavestiging en ten noorden van de Rembrandtstraat is ook nog enige bedrijvigheid aanwezig, maar voor het grootste gedeelte zijn deze gronden onbebouwd. Tot slot is nog een tweetal kleine kantoren gelegen aan de van Limburg Stirumstraat bij de Rembrandtstraat en op een terrein gelegen tussen de Pieter de Hooghstraat en de van Limburg Stirumstraat.

Bij de woningen wordt het beeld vooral ten noorden van de Rembrandtstraat bepaald door de vrijstaande en de halfvrijstaande woningen. Ten zuiden van de Rembrandtstraat zijn het de rijenwoningen en de appartementen en met name langs de Van Limburg Stirumstraat de vrijstaande en de halfvrijstaande woningen. De enige hoogbouw in het plangebied zijn de appartementen ten zuiden van de Rembrandtstraat (18 appartementen in vier bouwlagen), aan de Vermeerstraat (15 appartementen in drie bouwlagen) en op de hoek van de Van Goghlaan en de van Limburg Stirumstraat (12 appartementen in vier bouwlagen met op de onderste bouwlaag kantoren). Ten noorden van de Rembrandtstraat ligt het wooncentrum 'Westerstede' en het woon-zorgcentrum 'Westerkim' in drie bouwlagen.

Het parkeren geschiedt bij de vrijstaande en halfvrijstaande woningen voornamelijk op eigen terrein en voor het overige zijn er een aantal parkeerstroken of -terreintjes aangelegd. In de wijk ligt slechts een beperkt aantal garageboxen. Aan de Vermeerstraat liggen in totaal elf boxen, waarvan een blokje van vijf bij de van Limburg Stirumstraat en een blokje van zes bij de Ruysdaelstraat.

2.4.2 Verkeer

2.4.2.1 Autoverkeer (zie afbeelding 4)

De van Limburg Stirumstraat is onderdeel van de centrumruit in het drieringenstelsel. De Griendtsveenweg en de Rembrandtstraat maken deel uit van de binnenring. Deze wegen kunnen als doorgaande wegen worden bestempeld en zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen.

De overige wegen binnen het plangebied hebben in het algemeen slechts een functie voor de aanliggende bebouwing in het verblijfsgebied, zodat deze een beperkte verkeersfunctie vervullen. Deze wegen behoren allen tot het 30 km/h-gebied en worden gecategoriseerd als erftoegangswegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20118025001-VG02_0004.jpg"

Afbeelding 4 Hoofdwegenstructuur

2.4.2.2 Openbaar vervoer

In het westen van Hoogeveen rijdt een stadsbuslijn in één richting vanaf het station NS, via de Blankenslaan Oost, de van Limburg Stirumstraat, de Rembrandtstraat en verder via de wijken Schoonvelde, Trasselt, Schutlanden en Venesluis naar de Schutstraat en via de van Limburg Stirumstraat en de Blankenslaan Oost weer naar het NS-station.

Verder rijden er een aantal streekbussen naar diverse plaatsen ten zuiden en ten westen van Hoogeveen vanaf het station NS via de Blankenslaan Oost, de van Limburg Stirumstraat en de Rembrandtstraat.

Haltes liggen binnen het plangebied aan de van Limburg Stirumstraat bij de Ferdinand Bolstraat en bij de van der Helststraat en aan de Rembrandtstraat.

2.4.2.3 Langzaam verkeer

In de wijk is langs de doorgaande wegen Griendtsveenweg, Rembrandtstraat en (buiten het plangebied) de van Limburg Stirumstraat aan weerszijden van de wegen een vrijliggend fietspad aanwezig.

Verder ligt er in het verlengde van de Eisenhowerstraat tussen de Blankenslaan West en de Ferdinand Bolstraat en tussen het verlengde van de Frans Halsstraat en het Roelof van Echten College een langzaam verkeersverbinding.

Belangrijke recreatieve voetpaden liggen in het Burgemeester Tjalmapark ten noorden van de Rembrandtstraat die aan de overkant doorlopen naar het gemeentehuis.

De Griendtsveenweg ten noorden van de Rembrandtstraat en de Rembrandtstraat maken binnen het onderhavige plangebied deel uit van de Tien dorpen fietsroute.

2.4.3 Bedrijven en detailhandel

In het voorjaar van 2011 heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de verschillende functies die binnen het onderhavige plangebied gelegen zijn.

De volgende (detailhandels)bedrijven liggen binnen het plangebied:

Euromaster Bandenservice Griendtsveenweg 2

Meubeloutlet Extreme 24 Griendtsveenweg 10

Woodline B.V. Griendtsveenweg 10

Vleesbedrijf Griendtsveen Griendtsveenweg 12

Kwantum Griendtsveenweg 16-18

Leen Bakker Griendtsveenweg 18

Babypark Griendtsveenweg 20

Gall & Gall Slijterijen Griendtsveenweg 20

Albert Heyn supermarkt Griendtsveenweg 20A

GJB Computers & Repair Center / Bess Griendtsveenweg 22A

Handelsonderneming W. Bijl Griendtsveenweg 22A

Fietswereld Luppes & Co / Luppes Audio Visuele Diensten Griendtsveenweg 22B

Tankstation Komas Griendtsveenweg 24

Praxis Doe Het Zelf Center Griendtsveenweg 26

Beter Bed Griendtsveenweg 30

Keukenconcurrent Hoogeveen Griendtsveenweg 30A

Profijt Meubel Griendtsveenweg 32-34

Telefooncentrale Griendtsveenweg 36

Wooncenter Hoogeveen Groenewegenstraat 1-3

Carpetright Groenewegenstraat 2

Prominent Zitspecialist Groenewegenstraat 4

Jysk Woonwinkel Groenewegenstraat 9

Gamma Bouwmarkt Groenewegenstraat 10

Karwei Bouwmarkt Groenewegenstraat 11-15

Campodoor Camping & Outdoor Groenewegenstraat 15A

Tegeltoko Groenewegenstraat 17

Zippo Zebra's Funjungle Groenewegenstraat 17-1

I-Kook Keukencentrum Groenewegenstraat 19

Seats en Sofas Groenewegenstraat 23-25

Distriq mediadistributie Groenewegenstraat 27

Mabo Amsterdam B.V. Groenewegenstraat 27A

De volgende horecabedrijven liggen binnen het plangebied:

McDonalds restaurant Griendtsveenweg 38

De volgende kantoren, aan-huis-verbonden beroepen of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit liggen binnen het plangebied:

Singlepoint Blankenslaan West 59

Vellinga Menkveld Architecten Blankenslaan West 87

Roel Koobs Kunstschilder Ferdinand Bolstraat 2B

Wittink B.V. Ferdinand Bolstraat 2D

Bouwbedrijf J.G. Koster V.O.F. Ferdinand Bolstraat 4

Praktijk voor Natuurlijke Huidverzorging,

Massage en T'ai Chi Elly Beentjes Ferdinand Bolstraat 9

Schoonheidssalon Slot Ferdinand Bolstraat 10

Spakspuitbedrijf Drogt Frans Halsstraat 8

Mennenga Telecom Service (MTS) Frans Halsstraat 18

Beko Timmerwerken Gerard Doustraat 10

De Witte Assurantiën B.V. / D.O.A. Griendtsveenweg 3

Organisatiebureau Jamo BV Jacob Marisstraat 6

Quinteq Security Jacob Marisstraat 8

Kenneth Spirit Training Jacob Marisstraat 36

Custom Games Jan Steenstraat 29

H en B Constructies B.V. / Hermer B.V. Jozef Israëlsstraat 8

Autodienstverlening W. Doldersum VOF Mesdagstraat 1

Bouwkundig teken- en adviesbureau Jan Kikkert Mesdagstraat 3

Tina Nijstad Pedicure Paulus Potterstraat 16

Postorderbedrijf www.lekkerdrenthe.nl Pieter de Hooghstraat 23

De Moraine B.V. Pieter de Hooghstraat 35

A. ter Stege Architect Rembrandtstraat 1

Alita Arends Hobby Ruysdaelstraat 21

Klussenbedrijf Guichelaar Ruysdaelstraat 49

Verzekeringsmaatschappij Unigarant Schutstraat 120

Klussenbedrijf M. Uiterwijk Winkel van der Helststraat 7

Schildersbedrijf Edwin Likkel van der Helststraat 13

Van de Vosse Parketleg Service van der Helststraat 28

Adviesburo A. Pot van Limburg Stirumstraat 16

Handels- en Klussenbedrijf De Jonge van Limburg Stirumstraat 18B

Fred Baarslag van Limburg Stirumstraat 18C

Praktijk voor fysiotherapie en accupunctuur H. de Vries van Limburg Stirumstraat 22

O&S realisaties B.V. van Limburg Stirumstraat 24

Administratiekantoor Otten van Limburg Stirumstraat 28

Administratiekantoor Kroeze Sieders van Limburg Stirumstraat 48-52

VisualMedia B.V. van Limburg Stirumstraat 50

Smit en Jansen Belastingadviseurs van Limburg Stirumstraat 50

Micro-Craft Software/Actio-advocaten van Limburg Stirumstraat 52

Urlings Advies van Limburg Stirumstraat 60

't Olde Schippershuus van Limburg Stirumstraat 64

Giethoorn communicatie en marketing van Limburg Stirumstraat 70

V.O.F. Klusservice van Dorsten van Limburg Stirumstraat 90

Uiterwijk Winkel Bouw Plus van Limburg Stirumstraat 98

Tandartspraktijk A. Jonker van Limburg Stirumstraat 102

Noordelijke Accountantsunie B.V. van Limburg Stirumstraat 102

Deurwaarderskantoor Brouwer Hoogeveen van Limburg Stirumstraat 104

G.P. Maran B.V. van Limburg Stirumstraat 120

Garantex B.V. van Limburg Stirumstr. 150-160

Cunningham Lindsey Nederland BV van Limburg Stirumstraat 170

GAB Robins Takkenberg B.V. van Limburg Stirumstraat 244

Agens De Werkende Kracht B.V. van Limburg Stirumstraat 246

Transport Verzekerings Maatschappij/Arboned van Limburg Stirumstraat 250

Home Team M. Kleinlugtenbeld Vermeerstraat 3-2

2.4.4 (Maatschappelijke) voorzieningen en dienstverlening

De volgende voorzieningen zijn binnen het plangebied aanwezig:

Hervormd Woon- en zorgcentrum 'De Westerkim' Bosboomstraat 26

Roelof van Echten College voor Chr. VMBO Griendtsveenweg 1

Districtsbureau Politie Griendtsveenweg 5

Woonvoorziening 'De Westerstede' Griendtsveenweg 11

Christelijke Muziekvereniging 'Wilhelmina' Groenewegenstraat 27B

Aanleunwoningen 'Westerheem' Jozef Israëlsstraat 1-119

Gym/Turnaccommodatie Rubensstraat

GGZ Drenthe/RIBW Drenthe Regiokantoor Zuid-West van Goghlaan 1

Verslavingszorg Noord Nederland van Goghlaan 1A

Prot. Chr. School voor speciaal en voortgezet onderwijs

'G.J. van der Ploegschool' van Goghlaan 3

Prot. Chr. Basisschool 'Het Palet' van Goghlaan 5

Buurtgebouw 'Het Oor' van Goghlaan 7

Het Apostolisch Genootschap van Limburg Stirumstraat 84

Medisch Centrum 'Eikstaete' van Limburg Stirumstraat 130-142

(drie huisartsen, fysiotherapiepraktijk 'Move-2-be' en Lloyds apotheek)

2.4.5 Monumenten

Sinds 1 januari 2009 is de bevoegdheid van de vergunningverlening voor wijziging en sloop van beschermde rijksmonumenten overgegaan van het Rijk naar de gemeenten.
Doel hiervan is om de monumentenzorg meer te betrekken bij de ruimtelijke ordening, zodat er sprake kan zijn van gebieds- en ontwikkelingsgerichte monumentenzorg.

Integraal omgevingsbeleid komt in de plaats van de sectorale bescherming, waarbij de bescherming van het cultureel erfgoed wordt verankerd in gemeentelijke bestemmingsplannen. Cultuurhistorie wordt dan één van de wegingsfactoren in het ruimtelijk ordeningsproces. Op deze manier kan de monumentenzorg een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en een inspiratie bieden voor de inrichting van de ruimte.

Voorwaarde voor gemeenten om een dergelijke vergunning te kunnen verlenen is de vaststelling van een monumentenverordening met daarin geregeld de inschakeling van een monumentencommissie. De gemeenteraad heeft de Monumentenverordening gemeente Hoogeveen op 27 augustus 2009 vastgesteld.

Overigens liggen er binnen het onderhavige plangebied geen monumenten. Wel komt er op het voorstel inventarisatieoverzicht van monumenten vóór 1945 de van Limburg Stirumstraat voor als waardevol gebied of ensemble: een laan met woonhuizen, beeldbepalende lintbebouwing met bomen en is een belangrijke oude noord-zuid verbindingsweg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees Beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 september 2007 op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

De gronden vallende binnen de herziening van het bestemmingsplan 'West 2012' zijn getoetst aan de archeologische wet- en regelgeving.

3.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten.

De gronden vallende binnen de herziening van het bestemmingsplan 'West 2012' zijn aan deze wet getoetst.

3.2 Rijksbeleid

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheidvan de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de structuurvisie infrastructuur en ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen.

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat de herziening van het bestemmingplan West geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging doormiddel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de belasting van het verantwoordelijk bestuur.

In het Barro zijn in dit geval geen regels opgenomen die van belang zijn voor het plangebied.

3.3 Provinciaal Beleid

Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de 'Omgevingsvisie Drenthe' vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijke-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De omgevingsvisie is ingevuld vanuit de wetenschap dat er een nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, waarin de rol van de provincie anders is gedefinieerd. Deze nieuwe rol brengt met zich mee dat de provincie zijn eigen perspectieven en belangen helder moet benoemen. De provincie doet dit vanuit een basishouding 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en op basis van gelijkwaardigheid met en vertrouwen in haar partners, waaronder de twaalf Drentse gemeenten.

De omgevingsvisie vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POP II) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen:

  • de provinciale ruimtelijke structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  • het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisie of in het Woonplan, waarin op planmatige en samenhangende wijze het woonbeleid van de gemeente invulling krijgt en eigen keuzes inzichtelijk worden gemaakt. Zij moeten daarbij rekening houden met de huidige kernenstructuur in de gemeente, de behoefte aan verschillende woonmilieus waarbij de toedeling van de woonopgave gebeurt op basis van de functie van de kern. Hierbij moet de woonopgave van deze kernen worden benut om de dorpsranden 'af te hechten'.

Bij de woonopgave moet een goede regionale samenwerking en afstemming plaatsvinden. Gelet op de demografische ontwikkelingen is het belangrijk dat woningbouwprogramma's in een bovenlokale strategie worden opgenomen. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en de diversiteit in het regionale aanbod te vergroten, worden regionale afspraken gemaakt.

Voor de onderbouwing van deze afspraken wordt van de regio's een regionale woonvisie gevraagd, waarin kwantiteit en kwaliteit van bouwprogramma's op elkaar is afgestemd, waarbij gemeentelijke woonplannen een belangrijke basis vormen voor regionale woonvisies. Deze worden opgesteld voor gebieden met een samenhangende woningmarkt.

Op basis van verhuisbewegingen en woon-werkverkeer zijn in Drenthe drie regio's gedefinieerd, waarbij Hoogeveen in de regio Zuidwest-Drenthe ligt (samen met de gemeenten De Wolden, Meppel en Westerveld). Op basis van de bevolkingsprognose is voor elke regio een maximum bepaald voor de woningbehoefte (kwantitatief plafond), waarbij voor de regio Zuidwest-Drenthe een nettotoename van 5.100 woningen is opgenomen.

In de stedelijke gebieden zal de bevolking in de komende periode doorgroeien. De steden moeten een adequate strategie hebben om zorgvuldig met de ruimtevraag om te gaan, variatie in woonmilieus te bieden, bereikbaarheid duurzaam te organiseren en het voorzieningenniveau op peil te houden.

De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft daarom naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische- of gebiedskenmerken. Nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen is dat steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn.

De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties.

Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarrière. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren.

Er zal een goede samenwerking met de gemeenten moeten plaatsvinden met betrekking tot het behoud en de verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Het is een gemeentelijke taak om bij het ontwerpen en het inrichten van de fysieke leefomgeving rekening te houden met milieuaspecten als water, bodem en luchtkwaliteit, geluid-, geur- en lichthinder en externe veiligheid.

Van provinciaal belang zijn milieueffecten en externe veiligheidseffecten die de gemeentegrenzen overschrijden of samenhangen met provinciale verantwoordelijkheden. Daarom is leefomgevingskwaliteit een structureel onderwerp van overleg tussen provincie en gemeenten. Hierdoor kunnen gezamenlijk in een vroegtijdig stadium kansen gesignaleerd worden voor het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit en mogelijke knelpunten voorkomen en aangepakt worden.

Er kunnen zich situaties voordoen waarin een gewenste ruimtelijke ontwikkeling alleen mogelijk is als de grenswaarden voor een goede milieukwaliteit worden overschreden, zelfs na het treffen van overlastbeperkende maatregelen. Voor dit soort gevallen wordt de stad- en milieu benadering toegepast ( een integrale benadering van milieu en ruimtelijke ordening in de ruimtelijke planvorming). Het uitgangspunt daarbij is dat de betrokken partijen al het redelijke moeten doen om overschrijding van de grenswaarden te voorkomen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei.

In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft met name betrekking op het wonen, het werken, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

De uitgangspunten van de Toekomstvisie zijn nader onderzocht. Op grond van deze onderzoeksresultaten is als vervolg op de Toekomstvisie de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 uitgebracht, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 23 december 2004. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad.

De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het POP II niet als vertrekpunt genomen. Deze aanpak past overigens goed binnen de Nota Ruimte van het Rijk, die niet zozeer de fysieke ruimte vastlegt maar eerder bevoegdheden en figuurlijke ruimte geeft aan het lokale bestuur, om zelf vorm en inhoud te geven aan buitengebieden, dorpen en steden.

De gemeente formuleert in de Structuurvisie en ook in de Woonvisie 2011 - 2020 een groeiambitie. Deze ambitie komt voort uit de krappe woningmarkt en de verwachte huishoudens- en bevolkingsgroei tot 2015. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen. Het doel van de gemeente is om de woningvoorraad tussen 2000 en 2015 te laten groeien met 3.200 woningen, waarvan 510 gerealiseerd moeten worden in de dorpen. Op dit moment is de gemeente bezig met een nieuwe structuurvisie.

Voor de realisatie van de groeiambitie zal met name worden ingezet op inbreiding in de bestaande kernen, zowel in de kern Hoogeveen als in de buitendorpen.

De opgave voor de kern Hoogeveen bedraagt 2.700 woningen. Binnen dit aantal zit ook een vraag naar landelijk wonen van 640 woningen. Voor deze groep, die groen en ruim wil wonen, kan geen ruimte worden gevonden in de kern Hoogeveen. Gelet op de barrières rondom Hoogeveen en de daadwerkelijke vraag die aanwezig is naar landelijk wonen, is besloten deze vraag te realiseren in de dorpen en in het landelijk gebied.

De Structuurvisie laat zien dat door een stevige verdichting en herstructurering van delen van Hoogeveen, alle woningen binnen de huidige grenzen gebouwd kunnen worden. Het uitbreiden van de dorpen zal ‘lucht brengen’ in de bestaande buurten van Hoogeveen, waar ingezet wordt op kleinschalige in plaats van grootschalige herontwikkeling.

Een kleinschalige herontwikkeling van buurten met een gedifferentieerd woningaanbod naar soort en financieringscategorie is voor alle partijen en met name voor de bewoners veel beter te overzien. Met het bouwen van nieuwe woningen voor alle doelgroepen binnen de stadsgrenzen wordt voorkomen, dat hogere inkomensgroepen en jongeren uit Hoogeveen wegtrekken.

In zijn algemeenheid is te verwachten dat de wijk West, zowel stedenbouwkundig als demografisch in de komende jaren een gematigde ontwikkeling door zal maken.

Bepaalde locaties en gebieden zullen wellicht op kleine schaal aangepakt worden om het woon- en leefklimaat te verbeteren, zoals het omzetten van bepaalde huurwoningen in koopwoningen.

Naast bijvoorbeeld straatmeubilair en speelvoorzieningen is het openbaar groen een belangrijk aspect als het gaat om de beleving van de leefbaarheid in de wijk. De samenhang tussen de speelvoorzieningen en de aankleding van de buurt en het openbaar groen zou in bepaalde gevallen verbeterd kunnen worden. Deze gebundelde aanpak zal een versterkend effect hebben en de speellocaties ten goede komen.

Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke Structuur

4.1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en functionele kwaliteiten te stimuleren of juist af te remmen. Het zal voor de komende tien jaar een juridische basis vormen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het gebied. Het is daarom van belang de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan iets nader te beschrijven.

4.1.2 Wonen

Het beleid voor het plangebied komt kort geformuleerd neer op het behoud en versterking van de kwaliteit van het woonmilieu. Die kwaliteit komt ook tot uiting in de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken en dit wordt onder meer bereikt door:

  • het toekomstige woonmilieu en de ruimtelijke kwaliteit vaste uitgangspunten bij nieuwbouwplannen te laten zijn; de toekomstige stedenbouwkundige structuur dient aan te sluiten op de ruimtelijke kenmerken, zoals verkaveling, karakter bestaande bebouwing en aanwezige beplantingen;
  • het grotendeels handhaven van de huidige bouwmassa, waardoor de aanwezige structuur van de bebouwing aanwezig blijft;
  • speciale aandacht voor het behoud en de versterking van de groenstructuur;
  • het weren uit de woonstraten van het verkeer met een bestemming elders;
  • het realiseren van nieuwe woningen op mogelijk vrijkomende terrein(en), passend in de schaal en het architectonische karakter van de wijk;
  • het bevorderen van optimale ontwikkelingsmogelijkheden voor het woongenot van de bestaande woningen door passende regelingen;
  • het bevorderen van de instandhouding en het geven van uitbreidingsmogelijkheden van de voorzieningen voor de leefbaarheid van de wijk;
  • het bouwen van levensloopbestendige woningen die voor vele doelgroepen in verschillende levensfasen geschikt zijn, waardoor gedifferentieerde wijken ontstaan;
  • het bouwen of verbouwen van woningen met een optimale energie- en waterbesparing, door het toepassen van een combinatie van maatregelen uit het nationale pakket Duurzaam Bouwen;
  • de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en inbraakpreventie belangrijke aspecten te laten zijn bij het bouwen van woningen.

Binnen de begrenzing van het onderhavige plan West staan circa 420 woningen met ongeveer 875 bewoners.

Typerend voor deze wijk is dat er evenveel huurwoningen zijn als woningen die behoren tot het eigen woningbezit.

West is een voortzetting van de planmatige uitbreiding ten westen van de Hoofdstraat. Zowel langs de Blankenslaan West als langs de van Limburg Stirumstraat staan de oudste woningen. Deze straten werden langzamerhand volgebouwd. Ondertussen werd het gebied ten zuiden en ten westen van deze straten tot aan de Griendtsveenweg volgebouwd. Begonnen werd in 1957 met het bouwen van rijenwoningen in het gedeelte ten zuiden van de Rembrandtstraat, waarna in 1962 werd gestart met (half)vrijstaande woningen in het gedeelte ten noorden van deze straat.

De laatste appartementen binnen de wijk West zijn in 1990 gebouwd op de hoek van de van Goghlaan en de van Limburg Stirumstraat. De appartementen behorende tot het woonzorgcentrum aan de Jozef Israëlsstraat werden gebouwd in de jaren 1993/1994.

In de woonstraten ten zuiden van de Rembrandtstraat staan overwegend eengezinshuurwoningen. Langs de doorgaande wegen koopwoningen. De wijk is niet heel onderscheidend, maar wel met een ruime hoeveelheid groen.

Het woonmilieu van West wordt getypeerd als verscheiden en ruim, waarbij de volgende onderscheidende kwaliteiten van het woonmilieu vermeld kunnen worden:

  • veel verschillende bevolkingsgroepen, met een gemiddelde bevolkingsopbouw;
  • geen hechte sociale samenhang, maar ook niet los;
  • gedifferentieerd woningaanbod (huur, koop, gestapeld en grondgebonden);
  • ruime woonomgeving;
  • op korte afstand van voorzieningen.

Binnen de wijk West zijn de volgende samenhangende kleinere buurten te onderscheiden:

A Bebouwingslint Schutstraat

In het onderhavige plangebied maakt alleen het noordelijk gedeelte van de Schutstraat tussen de Griendtsveenweg en de van Limburg Stirumstraat deel uit van het bebouwingslint. Deze lintbebouwing is onderdeel van het lint vanaf Rijksweg A28 tot aan de Kanaalweg, volgt de lijn van de voormalige kanalen waaraan vanaf 'het Kruis', de kruising van de kanalen, Hoogeveen ontstond. Met name de delen van het lint gelegen buiten het kerngebied versterken het karakter van deze wegen als langgerekte bebouwingslinten.

Kenmerkend is het brede profiel van deze wegen dat is ontstaan door de ligging van het voormalige kanaal in het midden van deze ruimte. Het brede profiel biedt de verkeerstechnische mogelijkheid tot inrichting van hoofdontsluiting voor het centrum. De oorspronkelijke lage bebouwing is gaandeweg vervangen door nieuwe hoge bebouwing. Vanaf de snelweg komend is dit lint de eerste kennismaking met de stad. De afleesbare ontstaansgeschiedenis is een cultuurhistorisch waardevol aspect.

Het beleid is gericht op het tot stand komen van een stedelijke bebouwing, waarbij de architectonische kwaliteit van nieuwbouw en verbouw van hoogstaande kwaliteit moet zijn. De oorspronkelijke perceelbreedte moet ook in de nieuwe bebouwing afleesbaar zijn, met het handhaven van aanwezige verspringingen in de voorgevelrooilijn.

Ontwerpen die afwijken van de aanwezige structuur maar op zich van bijzondere kwaliteit zijn en een impuls zijn voor de kwaliteit van de bebouwde omgeving worden gestimuleerd. Dit betekent dat zowel verandering als handhaving allebei mogelijk moeten zijn.

B Bebouwingslint van Limburg Stirumstraat

Dit bebouwingslint (binnen het plangebied alleen de westzijde van de van Limburg Stirumstraat) is een onderdeel van het lint Pesserstraat bij de Stuifzandseweg in het noorden (inclusief de Stationsstraat) tot aan de Zuiderweg bij de Kortenaerstraat in het zuiden. De van Limburg Stirumstraat heeft een laanachtig karakter waarin een groen overgangsgebied tussen straat en bebouwing kenmerkend is. De twee groene zones van het gebied Plan West delen de van Limburg Stirumstraat in drie stukken, die ook in de bebouwing van karakter verschillen.

Dankzij een grote verscheidenheid in vormgeving, functie en de expressie van de bebouwing ondersteunt dit het beeld van lintbebouwing die onafhankelijk van de structuur van het stadscentrum een stempel drukt op het stadsbeeld van Hoogeveen. Opvallend is verder de confrontatie die optreedt bij de kruising met het oost-west lint, de Schutstraat.

Aan de meest recente bebouwing valt af te lezen dat het oost-west lint gaat overheersen. Dat vindt zijn uitdrukking ook in de hoogte van de bebouwing. Langs het noord-zuid lint is een lagere bebouwing met een hoogte van twee bouwlagen met kap kenmerkend. Veel groen in de vorm van laanbeplanting, ruime voortuinen en groene ruimtes geven, naast een historische betekenis, ook een ruimtelijke meerwaarde aan dit lint.

Binnen de diverse bebouwingsmogelijkheden langs dit lint is het beleid gericht op instandhouding en waar mogelijk versterking van de beeldwerking van deze lintbebouwing, met onder andere ontwerpen die zich onderscheiden door experimentele architectuur en verbijzondering.

Hierbij staat de samenhang van het stedelijk gebied voorop met respect voor de kwaliteit en de kenmerken van het bebouwingsbeeld met zijn architectonische verschijningsvorm. Plannen van bijzondere kwaliteit die afwijken van de structuur en een impuls zijn voor de kwaliteit van de omgeving worden gestimuleerd.

De bebouwing ligt met de representatieve zijde naar de weg gekeerd waarbij de aanwezige verspringingen in de voorgevelrooilijn dienen te worden gehandhaafd. De situering van nieuwe gebouwen ondersteunt het beeld van een groen lint met wisselende bebouwingsvormen, waarbij de hoofdtoegang vanaf de straatzijde moet plaatsvinden.

C Plan West

Het Plan West is de eerste grotere uitbreiding ten behoeve van woningbouw in westelijke richting. In 1955 werd het bestemmingsplan vastgesteld dat globaal werd begrensd door de achtererven van de bebouwing aan de westzijde van de Hoofdstraat, de bebouwing aan de noordzijde van de Schutstraat, de Griendtsveenweg in het westen en de Blankenslaan in het noorden. Het onderhavige bestemmingsplan beslaat de meest westelijke helft van dit gebied, waarbij zeer uiteenlopende bebouwingsbeelden voorkomen.

Van noord naar zuid wordt het gebied doorsneden door de van Limburg Stirumstraat en van oost naar west door twee groenzones. De groenzones zijn gedeeltelijk bebouwd, maar hebben het parkachtige karakter behouden. De groenzones en de van Limburg Stirumstraat delen het gebied in drie kleinere gebieden, die ook duidelijk van karakter verschillen.

In de noordelijke zone zijn naast een woonzorgcomplex veel eengezinswoningen te vinden, die deels projectmatig en deels als individueel bouwplan tot stand zijn gekomen. Qua type bebouwing is het verschil tussen het oostelijk en het westelijk gedeelte van het Plan West dat zeer vele projectmatige eengezinswoningen tegen het stadscentrum aanliggen, terwijl de gestapelde bouw meer naar het westen is te vinden, ten zuiden van de Rembrandtstraat.

Verder zijn in dit gebied ook voorzieningen voor onderwijs en een kerkgebouw te vinden. Winkels komen in dit gebied niet voor, wel enkele kleinschalige kantoren, dikwijls gekoppeld aan een woonbestemming. Het wonen in verschillende vormen blijft de belangrijkste functie in dit gebied. Versterking van de ruimtelijke hoofdstuctuur, integratie van functies en differentiatie van dichtheden en inrichting zijn de doelstellingen die voor dit centraal gelegen gebied bijzonder van toepassing zijn.

Het beleid voor het gebied is dat de aanwezige kwaliteit ten minste wordt gehandhaafd. Ontwerpen die afwijken van de aanwezige structuur maar op zich van bijzondere kwaliteit zijn en een impuls zijn voor de kwaliteit van de bebouwde omgeving worden gestimuleerd. Dit betekent dat verandering en handhaving beide mogelijk zijn met een vrije en open oriëntatie op het beeld van de bestaande bebouwing, waarbij de rooilijn aan de voorzijde gehandhaafd wordt.

D Bungalowbuurt

Dit gebied ligt ten noorden van de Jozef Israelsstraat een gebied van beperkte omvang met kleinschalige particuliere bouw. Kenmerk is woonbebouwing met een lage gootlijn, in principe bebouwing in een laag. Bij bebouwing met kap is de zolder dikwijls uitgebouwd. In sommige gevallen is een projectmatige totstandkoming herkenbaar, maar geen wezenlijk kenmerk van de bebouwing. Door de beperkte hoogte van de bebouwing en de aanwezigheid van veel groen ontstond het beeld van eengezinswoningen in een hoogwaardige woonomgeving.

Voor de verdere ontwikkeling van deze gebieden bestaat geen bijzonder beleid. Het handhaven van de hoogwaardige woonkwaliteit is een doelstelling. Particuliere bouwactiviteiten zullen deze doelstelling moeten ondersteunen. Ontwerpen die afwijken van de aanwezige structuur maar op zich van bijzondere kwaliteit zijn en een impuls voor de kwaliteit van de bebouwde omgeving worden gestimuleerd.

Verandering en handhaving zijn dus beide mogelijk met een vrije en open oriëntatie op het beeld van de bestaande bebouwing. Alle naar een openbare ruimte gerichte gevels zijn als voorgevel te beschouwen. De voorgevelrooilijnen en de onderlinge samenhang in de situering handhaven, waarbij alle woningen een lage gootlijn hebben.

E Bedrijventerrein Griendtsveenweg

In dit gebied ten zuiden van de Rembrandtstraat is voornamelijk grootschalige detailhandel gevestigd. Ten noorden van deze straat is een nog te ontwikkelen gebied (voormalig bedrijventerrein). Dit gebied is buiten het plangebied gelaten. De ligging van het terrein tussen de Griendtsveenweg en Rijksweg A28 heeft consequenties voor de ontsluiting en de uitstraling van de gebouwen. Naar Rijksweg A28 toe is sprake van een zichtlocatie, waarbij de visuele indruk van de bedrijven door een vluchtige blik opzij bij hoge snelheid wordt gevormd. De bezoekers benaderen het terrein vanaf de Griendtsveenweg die de scheiding vormt tussen het stedelijke woongebied Plan West en de detailhandelsvestigingen. Aan deze zijde sluit de bebouwing aan op de maten van een herkenbare bebouwing voor grootschalige detailhandel grenzend aan een woongebied.

De individuele bedrijven presenteren zich in al hun verscheidenheid langs de Griendtsveenweg aan de stad. Aan de zijde van Rijksweg A28 wordt gestreefd naar een heldere, in het oog springende representatie van dit terrein in het geheel. De individuele uitstraling per bedrijf wordt hier ondergeschikt aan een samenhangende beeldvorming.

Het beleid is gericht op realisatie en ontwikkeling conform de gebiedsbeschrijving en waardebepaling. Dit gebied vraagt om representatieve bebouwing die zich bij voorkeur manifesteert door experimentele architectuur. De aanwezige kwaliteit moet hierbij ten minste worden gehandhaafd. Ontwerpen die afwijken van de aanwezige structuur maar op zich van bijzondere kwaliteit zijn en een impuls zijn voor de kwaliteit van de bebouwde omgeving worden gestimuleerd.

Dit betekent dat verandering en handhaving beide mogelijk zijn met een vrije en open oriëntatie op het beeld van de bestaande bebouwing. Plannen van bijzondere kwaliteit die afwijken van de bestaande structuur en een impuls zijn voor de bebouwde omgeving worden gestimuleerd. Experimentele ontwerpen en verbijzonderingen worden niet uitgesloten.

De bebouwing is georiënteerd op de openbare wegen waarbij publieke en representatieve functies gericht zijn op de belangrijkste straat en de onbebouwde delen van de kavels deel dienen uit te maken van het ontwerp. De parkeerterreinen vormen in aanleg en inrichting een logische overgang tussen openbaar en particulier gebied en dienen het ruimtelijke beeld te ondersteunen.

4.1.3 Bedrijven en detailhandel

Uitgangspunt van het beleid van de gemeente ten aanzien van bedrijfsactiviteiten is dat sterk milieuhinderlijke en/of grootschalige bedrijven niet in de wijken thuishoren doch slechts kunnen worden toegestaan op een industrieterrein.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een kleine concentratie van enkele kantoren en maatschappelijke voorzieningen en in het westen van het plangebied tussen Rijksweg A28 en de Griendtsveenweg ligt een gebied met een concentratie van vestigingen in de woninginrichtings- en bouwmarktbranche. In het midden van het gebied is tevens een supermarkt en een motorbrandstoffenverkooppunt gevestigd.

Het gemeentelijk beleid is gebaseerd op het streven naar een geconcentreerd verzorgingsapparaat, waarbij voor die vormen van detailhandel waarvoor in het stadscentrum geen mogelijkheden zijn - binnen zekere grenzen - mogelijkheden worden geschapen op bedrijfs- of industrieterreinen elders in de bebouwde kom.

4.1.4 Verkeer en vervoer

Vervoerswijze en tracékeuze zullen (nog) meer dan tot nu toe moeten stoelen op de visie, dat het kostbare en kwetsbare woonmilieu van de gemeente Hoogeveen in het algemeen en die van de wijk West in het bijzonder, zowel moet worden beschermd, als hoogwaardig ontsloten. Het particuliere autoverkeer zal ontmoedigd moeten worden, ten gunste van het langzaam verkeer en het openbaar vervoer.

Concreet houdt dit in, dat de verkeersruimten niet wezenlijk worden uitgebreid, maar dat de bestaande infrastructuur beter moet worden benut door een herinrichting van de ruimte. Binnen het grootste deel van het plangebied vinden verkeersbewegingen plaats voor het bestemmingsverkeer (erftoegangswegen). Alleen de Rembrandtstraat en de Griendtsveenweg hebben een min of meer doorgaande functie en dus een grotere stroomfunctie.

Door middel van beheersmaatregelen zullen dan ook binnen deze gebieden doorgaande verkeersbewegingen en een hogere snelheid ontmoedigd moeten worden. De wijze van bestemmen (Verkeer) belet deze ontwikkeling niet.

4.1.5 Groen en water

Grootschalige groenelementen zijn binnen het onderhavige plangebied veelvuldig aanwezig. Het Burgemeester Tjalmapark en de twee groene ruimtes ten zuiden van de Rembrandtstraat zijn prominent aanwezig.

Het beleid is er op gericht het groen dat verder in de wijk aanwezig is te behouden en waar nodig te versterken en uit te breiden. De bestaande bomenstructuur is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Daarnaast is het kleinschalige aanwezige groen met soms een speelvoorziening bestemd tot ’Groen’.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de relevante omgevingsaspecten voor het voorliggende plan. Per aspect wordt de invloed op het plan toegelicht.

5.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Er dient op basis van een uitgevoerde bodemonderzoek of historische bodemonderzoeksgegevens een beschrijving te worden gegeven van de bodemkwaliteit in het plangebied.

Binnen het plangebied West te Hoogeveen is een variatie aan gebruiken aanwezig, waaronder wonen, winkels, werken, wegen, etc. Het gebied dat met name vanaf de jaren vijftig is ontwikkeld tot onder meer woningbouw, bedrijfsterreinen en kantoren, had daarvoor een agrarisch gebruik. Binnen het plangebied waren in het verleden diverse watergangen aanwezig. Als gevolg van de herontwikkeling zijn deze watergangen gedempt. Gedempte watergangen krijgen standaard een aanduiding potentieel ernstig verontreinigd. Gemeente Hoogeveen heeft de ervaring dat de gedempte watergangen in Hoogeveen zelf voornamelijk gedempt zijn met grond uit de directe omgeving en voornamelijk geen ernstige verontreinigingen bevat. Dit kan alleen door middel van milieuhygiënisch bodemonderzoek bevestigd worden.

In een dossieronderzoek is een inventarisatie gemaakt van alle potentiële bodemverontreinigende activiteiten (=PBVA). Hierbij zijn de volgende archieven geraadpleegd:
- Kamer van koophandelregister;
- Ondergrondse tankenbestand (op basis van actie tankslag I en II);
- Archief van Stichting Bodem Sanering in gebruik zijnde Bedrijfsterreinen;
- Hinderwetarchief;
- Archief van de vigerende Wet Milieubeheer vergunningen.

In verband met de aanwezigheid van dempingen van watergangen, (voormalige) erfverhardingen, stortplaatsen en dergelijke is een luchtfoto onderzoek uitgevoerd.

Een onderscheid in potentie (spoedeisend of ernstig, maar niet spoedeisend) is aan te brengen op basis van de activiteiten en/of gebruikte producten. Zo kan bijvoorbeeld een benzineservicestation sneller tot een bodemverontreiniging leiden dan een autodetailhandel zonder reparatieactiviteiten. De activiteiten zijn landelijk in vier categorieën ingedeeld: Potentieel spoedeisend, Potentieel Ernstig (niet spoedeisend), Potentieel Verontreinigd en Niet Verontreinigd.

Grafisch zijn de posities van de locaties in afbeelding 5 en 6 opgenomen. Zoals voorgaand al opgemerkt zijn de potentieel verontreinigde locaties afkomstig uit historische gegevens en bestaan vooral uit (voormalige) bedrijfsactiviteiten, situering van (voormalige) huisbrandolietanks en/of gedempte watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20118025001-VG02_0005.png"

Afbeelding 5: Overzicht bodemgegevens in het noordelijk deel van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20118025001-VG02_0006.png"

Afbeelding 6: Overzicht bodemgegevens in het zuidelijk deel van het plangebied

Diverse percelen binnen het gebied zijn in het verleden milieuhygiënisch onderzocht. Deze onderzochte locaties zijn eveneens in de afbeeldingen opgenomen. Het gaat hier om onderzoeken die bij de gemeente bekend zijn. Van één locatie, het tankstation aan de Griendtsveenweg is al bekend dat er een bodemverontreiniging aanwezig is, die gesaneerd moet worden voordat er herinrichtingswerkzaamheden plaats gaan vinden. Verder bevinden zich mogelijk nog enkele locaties binnen het gebied waar in de toekomst sanerende maatregelen noodzakelijk zijn op het moment van herontwikkeling.

Algemeen geldt dat voor de houdbaarheid van bodemonderzoeksgegevens een termijn van maximaal 5 jaar wordt aangehouden, mits er in tussentijd geen verdachte activiteiten op de locatie hebben plaatsgevonden. Het is gebruikelijk dat bij bouwactiviteiten de kwaliteit van de bodem wordt onderzocht. In een aantal gevallen is een bodemonderzoek reeds uitgevoerd. Voor de omgevingsvergunningaanvraag zal de beschikbare bodeminformatie worden meegewogen. Er wordt een afweging gemaakt of voldoende bodemkwaliteitsgegevens aanwezig zijn of eventuele verontreinigingen voldoende in beeld zijn gebracht en of een sanering dient te worden uitgevoerd. Te allen tijde dient verontreinigde grond op een verantwoorde wijze te worden afgevoerd.

Een grondwaterverontreinigingspluim doorkruist het noordoostelijk deel van het plangebied. Deze grondwaterverontreinigingspluim is afkomstig van een locatie aan de Marconistraat en staat bekend als de verontreinigingslocatie Evenblij. Deze locatie ligt buiten het plangebied. Er is sprake van een sterke grondwaterverontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen die zich vanaf de Marconistraat op een diepteniveau beneden 10 m-mv uitstrekt in zuidwestelijke richting.

Op basis van de huidige situatie, gebruik en historische informatie, kan geconcludeerd worden dat er potentiële bodemverontreinigingen te verwachten zijn, die een belemmering kunnen gaan vormen voor een eventuele herontwikkeling van (een deel van) het plangebied. Voordat een gebied ontwikkeld gaat worden, dient een bodemonderzoek uitgevoerd te worden ter plaatse van alle geconstateerde potentiële bodemverontreinigende activiteiten in dat gebied.

Gezien het feit dat de herziening van dit bestemmingsplan conserverend van aard is, is onderzoek naar de bodemkwaliteit in dit geval achterwege gebleven.

Diffuse bodemkwaliteit
Het plangebied maakt deel uit van het bodembeheerplan van de gemeente Hoogeveen. Volgens deze kaart zijn in het gebied ten hoogste licht verhoogde achtergrondwaarden voor zware metalen, PAK en minerale olie te verwachten.

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende grond chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.

Voor het toepassen van grond gelden de regels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kunnen worden verkregen bij de afdeling Advies van de gemeente Hoogeveen en het ministerie van I&M/Agentschap NL .

5.2 Archeologie En Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Door archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef is een archeologisch bureauonderzoek in de bebouwde kom van Hoogeveen uitgevoerd. Hiervan is verslag gedaan in rapport nummer 2006-03/16 (Bijlage Archeologie - deel 1, 2, 3, 4, 5 en Bijlage 6).

Uit het uitgevoerde bureauonderzoek is gebleken dat Hoogeveen in een veengebied ligt waarvan weinig prehistorische vondsten bekend zijn. Als dorp is Hoogeveen aan het begin van de 17e eeuw gesticht en kent sindsdien een continue bewoning. Uit de directe omgeving van Hoogeveen zijn niet veel meldingen bekend van archeologisch waardevolle terreinen. Echter, de vondsten die wel bekend zijn, geven aan dat het gebied, en dan met name de zandgronden ten noorden en zuidwesten van Hoogeveen, ook vóór de Nieuwe Tijd (1500 - 1950 nC) bewoond en bezocht is geweest.

Binnen de kom van Hoogeveen zijn enkele zones bekend waarvan de bodem goed gekarteerd is. Door deze bodemkarteringen hebben de zones een lage tot hoge trefkans gekregen op de IKAW. Binnen deze gekarteerde gebieden liggen enkele archeologisch interessante fenomenen zoals zandkoppen en beekdalen. Hoewel het aantal vondsten hier niet groot is, is wel duidelijk geworden dat deze gebieden in vroegere perioden door de mens bezocht en bewoond zijn geweest. De mogelijkheid bestaat dus ook dat binnen de ongekarteerde delen van de kom van Hoogeveen prehistorische en historische menselijke activiteiten hebben plaatsgevonden.

Onduidelijk is hoe de pleistocene opbouw van de bodem is en of binnen deze ongekarteerde delen nog gave zandkoppen aanwezig zijn. Daarnaast is niet bekend in hoeverre de pleistocene bodem bij veenontginningen is aangetast en daarmee is verstoord. Binnen de bebouwde kom van Hoogeveen zijn gave podzolbodems aangetoond. Dergelijke bodems, en daarmee mogelijke onverstoorde archeologische grondsporen, kunnen ook in de ongekarteerde zones van de bebouwde kom van Hoogeveen worden verwacht.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hier om een conserverend bestemmingsplan.

Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's:
Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.
Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.
Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er dient voor gezorgd te worden dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging wordt tegengegaan en rekening wordt gehouden met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. Deze waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2, er is namelijk geen sprake van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel of er wordt niet afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel, dan is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem het uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Oppervlaktewater
Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.

Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.

Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Wetgeving lozen in oppervlaktewater
Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden op het oppervlaktewater. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Indien er grondwater wordt onttrokken tijdens de aanleg, dat wordt geloosd in oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels die op te vragen zijn bij het waterschap.

Wetgeving grondwateronttrekking
Gezien de verschillende belangen, die partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat als er sprake is van een grote grondwateronttrekking er een vergunningplicht geldt. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht.

Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

Waterschap Reest en Wieden komt tot het volgende advies: de procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies.

5.4 Natuur En Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht door adviesbureau Ecogroen Advies BV. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie West, Hoogeveen' (kenmerk: 08-376/08) van 26 juli 2010 (Bijlage 7 Ecologisch onderzoek).

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Aan de noordzijde grenst het bestemmingsplangebied aan de Ecologische Verbindingszone (EVZ) Oude Diep. Als gevolg van de bestemmingsplanactualisatie, met een conserverend karakter, zijn geen effecten op het functioneren van de EVZ te verwachten. Bij eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen vormt dit echter wel een aandachtspunt. Het bosgebiedje ten noordwesten van het plangebied is op de kaart 'Natuurdoeltypen' (Atlas van Drenthe) aangemerkt als natuurdoeltype 'Bosgebied op arme zandgronden'. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en heeft geen effecten op dit gebied.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn - met uitzondering van broedvogels en zoogdieren - geen juridisch zwaarder beschermde soorten (Tabel 2 of 3) van de Flora- en faunawet of ´bedreigde´ of 'ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend.

Op basis van de aanwezige biotopen kunnen echter wel vleermuizen verwacht worden in bomen of bebouwing. Mogelijk is ook een vaste verblijfplaats van de middelhoog beschermde Steenmarter (Flora- en faunawet Tabel 2) aanwezig.

Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.
Omdat sprake is van een conserverend bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.

5.5 Geur

In het plan is een slachterij gevestigd aan Griendtsveenweg 12 in Hoogeveen. Hiervoor is in 1995 een milieuvergunning verleend op grond van de Wet milieubeheer. Een van de aspecten bij dit bedrijf is geur. Er gelden geen geurcirkels of wettelijk vastgelegde geurnormen voor dit bedrijf. Bij de vergunningverlening is rekening gehouden met het concept Bedrijfstakstudie Geur en Vleesindustrie. Geconcludeerd is dat de stankoverlast verwaarloosbaar was mits 'good housekeeping' uitgevoerd werd. Eventuele geurhinder wordt dan ook tot een acceptabel niveau beperkt doordat in de vergunning voorschiften die betrekking hebben op 'good houdsekeeping' zijn opgenomen.

5.6 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. Ingenieursbureau Spreen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en spoorweglawaai bestemmingsplan West'
(kenmerk: 080185.10W) van 11 mei 2012 (Bijlage 8 Akoestisch onderzoek).

Wegverkeerslawaai
Wegen met een snelheid van meer dan 30 km/uur zijn volgens de Wgh zoneplichtig. Binnen de aangewezen zones dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur hoeven niet te worden getoetst aan de normen uit de Wgh, maar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk worden gemaakt.

De volgende wegen zijn van belang:
- A28;
- Griendtsveenweg;
- Mr. Harm Smeengelaan;
- Rembrandtstraat;
- Schutstraat;
- Van Limburg Stirumstraat.

De geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op bovengenoemde wegen is berekend met het rekenprogramma Geomilieu V 1.91. De verkeersgegevens van de wegen zijn afkomstig uit het Verkeersmilieumodel voor het jaar 2020 en zijn geëxtrapoleerd naar het jaar 2022. Op de rekenresultaten mag een aftrek van 5 dB worden toegepast voor wegen tot 70 km/h en 2 dB voor wegen vanaf 70 km/h (art. 110g Wgh) voor het in de toekomst stiller worden van het verkeer.

Op 1 juli 2012 is SWUNG-I in werking getreden voor rijkswegen en hoofdspoorwegen. Dit betekent dat voor de rijkswegen en hoofdspoorwegen geluidproductieplafonds (GPP) gelden. Voor de bepaling van de geluidsbelasting veroorzaakt door rijkswegen en hoofdspoorwegen dienen dan de verkeersgegevens (intensiteiten, snelheden, wegdektypen etc.) uit het geluidregister van Rijkswaterstaat te worden betrokken bij het akoestisch onderzoek. Verder zijn alle procedures, waarbij de gemeente het bevoegd gezag is, niet gewijzigd.

Indien een ontwerpbestemmingsplan binnen 12 maanden na inwerking treden van SWUNG-I ter inzage wordt gelegd dan mag nog van verkeersprognoses voor de rijkswegen en hoofdspoorwegen gebruik worden gemaakt in plaats van de gegevens uit het geluidregister. Aangezien het een conserverend plan is en het ontwerpbestemmingsplan in de overgangstermijn in procedure gaat, is ervoor gekozen om de geluidbelasting als gevolg van de A28 inzichtelijk te maken volgens de huidige systematiek van de Wgh.

Uit de resultaten is gebleken dat met name de A28 een hoge geluidsbelasting veroorzaakt in het plangebied. In het grootste deel van het plangebied is de geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar lager dan 53 dB in zowel 2012 als 2022.

De overige wegen veroorzaken met name op de eerstelijnsbebouwing een geluidsbelasting die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB.

In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Het betreft een bestaande situatie. Er hoeft dan ook geen toetsing aan de geluidnormen uit de Wet geluidhinder plaats te vinden. Op grond van de Wgh hoeven voor bestaande situaties geen hogere grenswaarden worden aangevraagd.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van 50 dB(A) voor industrielawaai. In het westelijke deel van het plangebied is grootschalige detailhandel aanwezig. Deze bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit. In dit Besluit zijn geluidnormen opgenomen, waaraan de bedrijven moeten voldoen. Hiermee wordt geluidshinder tot een acceptabel niveau beperkt.

Railverkeer
Ten noordwesten van het plangebied loopt de spoorlijn Groningen-Zwolle. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de zone waar akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Voor de berekening van de geluidsbelasting veroorzaakt door het railverkeer is gebruik gemaakt van gegevens die zijn opgenomen in het programma ASWIN versie 2011. Ook is de systematiek die gebruikt is bij het vaststellen van geluidproductieplafonds langs het spoor gebruikt. Hierbij wordt uitgegaan van het gemiddelde geluidsniveau van de peiljaren 2006, 2007 en 2008 plus 1,5 dB. De geluidberekeningen zijn net als bij wegverkeer uitgevoerd met het rekenprogramma Geomilieu V1.91.

De geluidsbelasting als gevolg van het railverkeer op de gevels van de bestaande bebouwing voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Geluidsbelasting als gevolg van railverkeer leidt dan ook niet tot knelpunten in het plangebied.

Overige geluidsbronnen
Geluidcontouren rondom het vliegveld in Hoogeveen spelen geen rol in het plangebied.

5.7 Milieuzonering Bedrijven

In het plangebied is aan de westzijde een terrein met grootschalige detailhandel aanwezig. In het zuidoosten ligt een kantorencomplex. Verder zijn maatschappelijke functies en woningbouw aanwezig in het plangebied. Het betreft een bestaande situatie waarin sprake is van bedrijvigheid met een lage milieubelasting. Daarnaast is ook nog sprake van clustering van detailhandelbedrijven en kantoren, waardoor hinder in de woonwijken tot een minimum wordt beperkt.

5.8 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10), ook wel fijn stof genoemd.

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat ook in de toekomst geen overschrijdingen meer zullen optreden van deze stoffen, waardoor berekening van die waarden niet relevant is.

Ingenieursbureau Spreen heeft een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn weergegeven in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek Bestemmingsplan West'
(kenmerk: 080185.10L) van 11 mei 2012 (Bijlage 9 Luchtkwaliteitsonderzoek).

De luchtkwaliteit is berekend met het rekenprogramma CAR II V10.0 voor de lokale wegen. Het effect van de rijksweg A28 op de luchtkwaliteit is berekend met het programma ISL2 V4.01. De berekening is uitgevoerd voor de zichtjaren 2015 en 2020. Het jaar 2015 is gekozen, omdat in dat jaar aan de grenswaarden voor NO2 moet worden voldaan. Verder is het niet mogelijk om in het rekenprogramma CAR II het zichtjaar 2022 in te voeren. Daarom is de berekening uitgevoerd voor het jaar 2020. Wel zijn de verkeersgegevens van het jaar 2022 gebruikt als invoerdata. Aangezien de concentraties jaarlijks afnemen, zal op het moment dat met betrekking tot het jaar 2020 aan de grenswaarden kan worden voldaan, deze ook voor het jaar 2022 niet worden overschreden.

Uit de berekening is gebleken dat de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 de grenswaarde van 40 µg/m3 niet overschrijden. In 2020 bedraagt de maximale jaargemiddelde concentratie NO2 22 µg/m3 en wordt veroorzaakt door de Schutstraat. De maximale jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 21 µg/m3 in 2020 en wordt veroorzaakt door de A28.

De daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 voor PM10 mag ten hoogte 35 dagen overschreden worden op jaarbasis. Het aantal overschrijdingsdagen in 2020 bedraagt 9 dagen en ligt daarmee ruimschoots onder de grenswaarde.

Kortom er treden geen knelpunten op ten aanzien van de luchtkwaliteit in het plangebied.

5.9 Externe Veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied. Voor het volledig advies wordt verwezen naar het rapport 'Bestemmingsplan West, Externe Veiligheid' van 27 april 2012 (Bijlage 10 Externe Veiligheid - deel 1, 11 en Bijlage 12).


Binnen het plangebied zijn de verschillende risicobronnen met bijbehorende veiligheidscontouren aanwezig.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20118025001-VG02_0007.jpg"

Afbeelding 7: Signaleringskaart risicobronnen

Het aandachtsgebied van de rijksweg A28 en het spoor en de invloedsgebieden rondom LPG-tankstations zijn weergegeven op de signaleringskaart.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn twee risicovolle bedrijven aanwezig. Het betreft het LPG-tankstation Komas in het plangebied en het LPG-tankstation Klok net ten zuiden van het plangebied. Het LPG-tankstation Klok heeft geen invloed op het plangebied en wordt verder buiten beschouwing gelaten. Voor het LPG-tankstation Komas vindt toetsing plaats aan de veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Plaatsgebonden risico (PR10-6)
De afstanden voor het PR 10-6 zijn afhankelijk van de doorzet van LPG per jaar. De doorzet van het LPG-tankstation Komas is niet gelimiteerd. Dit betekent een doorzet van meer dan 1000 m3 LPG per jaar. Voor een ongelimiteerde doorzet gelden de volgende afstanden voor dit LPG-tankstation:

Type inrichting afstand vanaf LPG-vulpunt afstand vanaf LPG-reservoir afstand vanaf LPG-afleverzuil
LPG-tankstation met een doorzet meer dan 1000 m3/jaar (nieuwe situatie) 110 m 25 m 15 m
LPG-tankstation met een doorzet meer dan 1000 m3/jaar (bestaande situatie) 40 m 25 m 15 m

De plaatsgebonden risico (10-6)-contour van één van de afleverinstallaties ligt gedeeltelijk over een beperkt kwetsbaar object. De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico wordt hier overschreden. Het betreft een situatie die reeds voor het in werking treden van het Bevi bestond en is hierdoor geen saneringsituatie.

Binnen de PR-contouren zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt dus niet overschreden. Het plaatsgebonden risico (PR10-6) vormt geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan.

In principe moet een actualisatie van een bestemmingsplan als een nieuwe situatie worden aangemerkt en gelden de daarbij behorende PR-contouren. Voor dit tankstation bedraagt dan de afstand voor het plaatsgebonden risico 110 meter vanaf het LPG-vulpunt. Binnen de afstand van 110 meter ligt een aantal grote winkelbedrijven, dat als beperkt kwetsbare objecten dient te worden aangemerkt, waardoor de richtwaarde voor het plaatsgebonden risisco wordt overschreden. Ook hier is er sprake van een reeds bestaande situatie die al bestond voor het in werking treden van het Bevi en is dus ook geen saneringsituatie.

De kleine afstanden voor het plaatsgebonden risico voor LPG-tankstations zijn een gevolg van de
uitvoering van het Convenant LPG-autogas. In dit convenant is overeengekomen dat een verbeterde vulslang door de branche zal worden ingezet en de LPG-tankwagens hittebestendig worden uitgevoerd. De Nederlandse LPG-tankwagens die dit tankstation bevoorraden zijn voorzien van een verbeterde vulslang en de tankwagens zijn hittewerend uitgevoerd. Deze maatregelen zullen in de milieuvergunning van het LPG-tankstation worden vastgelegd, zodat voor de bestaande situatie rekening mag worden gehouden met de kleine afstand van 40 meter, gerekend vanaf het LPG-vulpunt, zoals genoemd in tabel 2A van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

Groepsrisico
Binnen het invloedsgebied van 150 meter van het LPG-tankstation dient het groepsrisico verantwoord te worden. Hierbij wordt in ieder geval betrokken de hoogte van het groepsrisico, de zelfredzaamheid van personen, de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van een calamiteit.

Het LPG-tankstation ligt op een terrein waar grootschalige detailhandel is toegestaan. Voor het tankstation is een omgevingsvergunning verleend waarin de doorzet van LPG niet is gemaximaliseerd. In de omgevingsvergunning is wel het voorschrift opgenomen dat het bevoorraden van LPG alleen in de periode van 21.00 - 08.00 uur mag plaatsvinden in verband met de aanwezigheid van de detailhandelbedrijven. In deze periode zijn deze bedrijven namelijk gesloten en heeft dit een gunstig effect op de populatiedichtheid in het gebied.

Het groepsrisico is berekend met het programma Safeti-NL. Uit de berekening is gebleken dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Het groepsrisico wordt met name bepaald door de LPG-tankwagen ter plaatse van het vulpunt tijdens de bevoorrading in de nachtperiode. In de dagperiode wordt het groepsrisico uitsluitend bepaald door de ligging van het LPG-reservoir.

Kwantitatief gezien vormt het groepsrisico geen belemmering voor het plan. Voor de kwalitatieve beoordeling van het groepsrisico is de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Het plangebied grenst aan de westzijde aan de rijksweg A28, een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het meest noordelijk deel van het plangebied ligt nog binnen het aandachtsgebied van het spoor. Voor het transport van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De categorieën gevaarlijke stoffen die over de weg worden getransporteerd en de hoeveelheid transporten zijn gebaseerd op de bijlage van het Basisnet Weg.

In het overzicht hieronder wordt aangegeven welke transporten gevaarlijke stoffen er jaarlijks over de weg plaatsvinden (maximale gebruiksruimte):

Soort stof Transporten
Brandbaar gas (propaan) 3000
Brandbare vloeistoffen (diesel) 2601
Brandbare vloeistoffen (benzine) 10461
Toxische vloeistof 719

Plaatsgebonden risico
De plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour ligt binnen het wegvak van de A28 en heeft dus geen invloed op het plangebied. Er wordt dus voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Dit vormt dan ook geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.

Groepsrisico
Binnen het aandachtsgebied (200 m ) van de A28 liggen hoofdzakelijk woningen en grootschalige detailhandelbedrijven. Het groepsrisico is berekend met het programma RBMII. Hieruit is gebleken dat de oriëntatiewaarde weliswaar niet wordt overschreden, maar wel erg hoog is. De actualisatie van het bestemmingsplan levert echter geen toename van het groepsrisico op. Er zijn namelijk geen nieuwe ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden meegenomen.

Kwantitatief gezien vormt het groepsrisico geen belemmering voor het plan. Voor de kwalitatieve beoordeling van het groepsrisico is de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.

Het invloedsgebied van de spoorlijn Groningen - Zwolle ligt slechts voor een klein gedeelte over het plangebied (noordwestelijke deel). In dit geringe gebied zijn slechts enkele woningen aanwezig en speelt het groepsrisico geen rol. In een uitgevoerde QRA van het Stationsgebied waar dit gebied ook deel van uitmaakte, werd de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet overschreden. Evenmin werd hier de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico overschreden.

HVD-advies
De HVD heeft met betrekking tot de verantwoording van het groepsrisico advies (kenmerk U120079 d.d. 24 september 2012) uitgebracht. Zij geeft aan dat er geen maatregelen getroffen hoeven worden in het plangebied. Het bestemmingsplan West is een conserverend plan.
Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestaande risico neemt daarom niet toe. De gemeente Hoogeveen heeft bovendien al maatregelen getroffen om aanwezige risico's zoveel mogelijk te minimaliseren.

Buisleidingen
Er liggen geen buisleiding in of in de nabijheid van het plangebied. Een toetsing aan de regels uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen is dan ook niet aan de orde.

Hoogspanningslijnen
In het plangebied is een hoogspanningslijn van 110 kV (Hoogeveen-Dedemsvaart Sluis) aanwezig. De ligging van de hoogspanningslijn is weergegeven in afbeelding 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20118025001-VG02_0008.jpg"
Afbeelding 8 : Hoogspanningslijn 110 kV in plangebied

De 110 kV hoogspanningslijn heeft een indicatieve zone van 50 meter aan beide zijden van de hoogspanningslijn, waarbij aangenomen wordt dat de magneetveldsterkte in deze zone groter is dan 0,4 µT. Bij ruimtelijke ontwikkelingen die nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk maken, dient hiermee rekening gehouden te worden. In dit verband wordt met gevoelige bestemmingen bedoeld woningen waarbij kinderen langer dan 14-18 uur verblijven en scholen, crèches en kinderdagverblijven waarbij de verblijfstijd minder is dan 14-18 uur, maar waar veel kinderen aanwezig zijn, die dagelijks relatief veel uren op deze plaats verblijven. Nieuwe gevoelige bestemmingen moeten buiten deze indicatieve zone geprojecteerd worden.

Het plan is conserverend van aard en er worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de indicatieve zone van de 110 kV hoogspanningslijn. In deze zone ligt gedeeltelijk de Zippa Zebra's funjungle, een speelparadijs voor kinderen. Dit is echter een bestaande situatie, waarbij de kinderen niet langdurig aanwezig zijn en levert dus geen knelpunt op.

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Hierin is onder meer de ambitie opgenomen dat de gehele gemeente in 2040 CO2-neutraal ingericht dient te zijn. Dit wordt bewerkstelligd door het 'realisatieprincipe' dat wil zeggen dat er met name wordt ingezet op energiebesparing en het duurzaam opwekken van energie.

Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Aandachtspunten op het gebied van duurzaamheid bij de ontwikkelingen in het plangebied West zijn het stimuleren van het energieneutraal bouwen, het gebruik van duurzame materialen en het zoveel mogelijk vermijden van uitlogende materialen, zoals koper, zink en lood. Ook bij de inrichting van niet bebouwde ruimte dient rekening te worden gehouden met de duurzaamheidsaspecten op het gebied van onder meer realisering van verhardingen, kansen voor infiltratie en waterberging, verlichting en de grondstructuur.

Hoofdstuk 7 Planbeschrijving

7.1 Juridisch Systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van de wijk passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Hoewel deze kwaliteiten niet voor alle in het plangebied voorkomende gebieden even waardevol zijn, is gekozen voor een uniforme wijze van bestemmen voor het gehele gebied.

7.2 Verklaring Van De Bestemmingen

Bedrijf – Nutsvoorziening

Deze bestemming heeft betrekking op gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen met een oppervlakte groter dan 25 m2 en is gelegen op de telefooncentrale aan de Griendtsveenweg. Er is een bouwvlak opgenomen met een maximale bouwhoogte, afgestemd op de huidige en de toekomstige bouwmassa.

Bedrijf – Verkooppunt motorbrandstoffen (met LPG)

Het verkooppunt motorbrandstoffen ten westen van de Griendtsveenweg in het verlengde van de van Goghlaan is geregeld onder deze bestemming, met een bouwvlak en een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en een bebouwingspercentage, afgestemd op de huidige en de toekomstige bouwmassa.

Detailhandel

De volumineuze detailhandel in het gebied ten westen van de Griendtsveenweg, is onder de bestemming 'Detailhandel' geregeld. Voor de detailhandelsvestigingen is een bouwvlak en een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, grotendeels afgestemd op de huidige bouwmassa.

Functieaanduidingen zijn opgenomen voor twee aanwezige bedrijfswoningen, de muziekvereniging, de opslag- en kantoorruimte aan de Groenewegenstraat, het ambachtelijk slachterijbedrijf aan de Griendtsveenweg, de indoorspeeltuin aan de Groenewegenstraat, de supermarkt en de fietsenwinkel aan de Griendtsveenweg.

Garageboxen

De garageboxen die niet gelegen zijn op een bouwperceel behorende bij een woning, zijn onder deze bestemming geregeld.

Gemengd

Onder de bestemming 'Gemengd - 1' is het appartementengebouw aan de Van Limburg Stirumstraat op de hoek van de Van Goghlaan geregeld. Het pand heeft een woonfunctie met op de begane grond een aantal dienstverlenende of maatschappelijke functies.

Onder 'Gemengd - 2' is het Medisch Centrum Eikstaete aan de van Limburg Stirumstraat geregeld. Het pand heeft een aantal dienstverlenende en maatschappelijke functies.

Er is een bouwvlak en een maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling opgenomen, afgestemd op de huidige bouwmassa.

Groen

Overeenkomstig de grotendeels bestaande situatie zijn de structuurbepalende elementen zoals beschreven in hoofdstuk 2, bestemd tot 'Groen'.

Het overige aanwezige 'kleinschalige woongroen' en/of ondergeschikte groen is geregeld binnen de bestemming 'Verkeer'.

Met een functieaanduiding zijn het vulpunt LPG en het ondergronds reservoir LPG, allebei gelegen in de groenstrook langs de Rijksweg A28, opgenomen.

Horeca

De horecavestiging op de hoek van de Griendtsveenweg en de Schutstraat is onder de bestemming 'Horeca' geregeld en valt onder horecabedrijven categorie 1 en 2. Er is een bouwvlak opgenomen, met een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en bebouwingspercentage afgestemd op de huidige en toekomstige bouwmassa.

Kantoor

De kantoren aan de Schutstraat tussen de Griendtsveenweg en de van Limburg Stirumstraat, het advocatenkantoor op de hoek van de Rembrandtstraat en de van Limburg Stirumstraat en het kantoor aan de van Limburg Stirumstraat 24 zijn onder de bestemming 'Kantoor' geregeld.

Bouwvlakken zijn opgenomen waarbij door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm zijn aangegeven, afgestemd op de huidige en de toekomstige bouwmassa.

Maatschappelijk

Onder de bestemming 'Maatschappelijk' vallen doorgaans de educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en openbare dienstverlening.

Voor al deze voorzieningen zijn een bouwvlak, een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de bestaande of de toekomstige bouwmassa.

Sport

Onder de bestemming 'Sport' valt de turnhal aan de Vermeerstraat 21.

Voor deze voorziening is een bouwvlak, een maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling opgenomen, afgestemd op de bestaande bouwmassa.

Tuin

De gedeelten van de percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden.

Verkeer

Onder de bestemming 'Verkeer' vallen alle wegen binnen het plangebied. Ook enkele parkeervoorzieningen, eventuele uitbreiding van de parkeervoorzieningen, ondergeschikte groenvoorzieningen en kleine gedeelten van voortuinen (in bruikleen gegeven) zijn hierbij opgenomen.

De garageboxen in het plangebied en die niet gelegen zijn op een bouwperceel behorende bij een woning, zijn onder deze bestemming met een functieaanduiding geregeld.

Water

Het water in de groenzones tussen Rembrandtstraat en Jacob Marisstraat en Paulus Potterstraat en Rubensstraat en de watergang nabij Rijksweg A28 en van belang voor de waterhuishouding met de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers vallen onder deze bestemming. Gebouwen zijn niet toegestaan.

Wonen

a Woningen

De woonfunctie binnen het plangebied blijft volledig gehandhaafd. Alle bestaande woningen zijn als zodanig bestemd. Voor de bouwstrookdiepte is een maat van twaalf meter aangehouden, zodat over het algemeen de meeste woningen nog naar achteren kunnen uitbreiden. Voor enkele grotere vrijstaande woningen op grote kavels is een bouwstrookdiepte van vijftien meter opgenomen.

In enkele gevallen is de afstand tussen de achtergevels echter zo beperkt, dat er uit stedenbouwkundig oogpunt geen uitbreiding toelaatbaar wordt geacht en is er dus geen uitbreidingsmogelijkheid aangegeven.

Voor de verschillende woningtypen zijn door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm aangegeven.

b Bijgebouwen

Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan de oppervlakte vergroot worden tot een maximum van 200 m², mits het bijbehorende erf minstens voor de helft vrij van bebouwing blijft en de afstand tussen de woning en het bijgebouw maximaal 30 meter bedraagt. Bovendien dient de situering van de bijgebouwen aan te sluiten bij het aanwezige bebouwingspatroon, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het uitzicht van omliggende woningen.

c Nevenfuncties van woningen

In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.

Wooncentrum

Het woon- en zorgcentrum aan de Bosboomstraat waar bijzondere woonvoorzieningen voor senioren zijn gerealiseerd is deze specifieke bestemming opgenomen met een bouwvlak en maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en bebouwingspercentage.

Leiding – Hoogspanningsverbinding

Met deze dubbelbestemming is de hoogspanningsleiding geregeld die in het plangebied ongeveer parallel met Rijksweg A28 loopt.

Overige regelingen

In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is.

Een bestemmingsplan bevat dus niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.

Het betreft een grotendeels flexibel plan, waarbinnen nieuwe ontwikkelingen worden gestimuleerd.

Mochten zich gedurende de looptijd van het plan nieuwe wensen openbaren, dan kunnen deze binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven door middel van omgevingsvergunning afgeweken worden van de bouwregels of een wijzigingsbevoegdheid nader gestalte krijgen.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en de functionele inrichting van de wijk West. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de gegeven regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

8.2 Inventarisatie

Er heeft een grondige inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast wordt door middel van de inspraakmogelijkheden een ieder in de gelegenheid gesteld de verbeelding te controleren op onjuistheden. Hiermee is een zo correct mogelijke verbeelding de procedure ingegaan.

8.3 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

8.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhaving strategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Middels dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie in de wijk West omschreven en vastgelegd. Hierbij wordt gestreefd om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en particuliere organisaties te realiseren. Dit is gedaan door dit bestemmingsplan globaler en flexibeler van opzet te maken dan de voorgaande bestemmingsplannen. Hiermee wordt het bestemmingsplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.

Wijk- en Dorpsgezicht werken is een nieuwe wijze van werken die over een periode van drie jaar voor de gehele gemeente wordt ingevoerd. Het is een vervolg op buurtbeheer. Daarmee is inmiddels ruim tien jaar ervaring opgedaan met wijkgerichte werkzaamheden in alle dorpen en wijken van de gemeente. De afgelopen jaren is gebleken dat bewoners veel willen doen als het gaat om hun eigen buurt. Daarom mag de invloed van bewoners op plannen in de wijken en dorpen nog best wat groter worden.

Het nieuwe project Wijk- en Dorpsgezicht Werken moet daarvoor zorgen. Het nieuwe project geeft de mensen kans om ook mee te helpen bij en mee te beslissen over het beheer van de wijk. De belangrijkste doelstelling is het geven van directe zeggenschap en verantwoordelijkheid aan bewoners en organisaties om op die wijze de kwaliteit van hun woon/leefklimaat te behouden en te verbeteren. Dit kan op zowel het fysieke vlak als op het sociale terrein zijn.

Hoogeveen loopt voorop als het gaat om zeggenschap van inwoners over de eigen leefomgeving. Een interactieve aanpak is al jaren gebruikelijk, onder meer via Buurtbeheer. Wijk- en dorpsgezicht werken gaat echter verder. Bewoners en instanties trekken samen op voor een beter woon- en leefklimaat. Gevraagd wordt van de bewoners dat ze zich organiseren en samen met voorstellen te komen. De Instanties (gemeente, woningcorporaties, politie en Stichting Welzijnswerk) moeten nauwer samenwerken in wijk- en dorpsgezicht werken zodat voorstellen niet verzanden.

Verdere belangrijke doelstellingen zijn het verbeteren van de samenwerking en het versterken van de werkwijze tussen de betrokken organisaties, de relatie tussen organisaties en bewoners versterken en het versterken van de sociale samenhang in de wijken en in de dorpen.

Zes buurten en vier dorpen zijn in 2007 van start gegaan met wijk- en dorpsgezicht werken onder de naam de Smederijen van Hoogeveen. In 2008 en 2009 zijn daar negen bijgekomen. De Smederijen gaan over samen plannen smeden en realiseren voor de leefbaarheid in de eigen buurt. Een Smederij is geen werkplaats maar een werkwijze. Bewoners uit de buurt, de wijk of het dorp vormen een initiatiefgroep die de ideeën inventariseert van de bewoners.

Elke smederij krijgt een eigen budget, waarmee de bewoners samen de beste plannen kiezen. De bewoners samen staan dus aan het aambeeld om de leefbaarheid te verbeteren. Inmiddels zijn er in Hoogeveen zes buurtsmederijen, negen dorpssmederijen en vijf wijksmederijen. De bedoeling is in de komende jaren de Smederijen in te voeren voor de resterende zeventien gebieden.

9.2 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente en zullen uit de daarvoor gereserveerde algemene middelen betaald worden. Voor zover er sprake is van functieveranderingen, zullen de kosten voor ontwikkeling van dergelijke initiatieven gedragen worden door particulieren. Aan de wijziging van een functie wordt alleen meegewerkt, wanneer de particulier heeft aangetoond dat de wijziging van de functie financieel haalbaar is.

Hiermee wordt geacht dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is aangetoond.

9.3 Inspraak- En Vooroverleg

9.3.1 Inspraak

Bij het ter inzage leggen van het ontwerpplan wordt iedereen in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te brengen tegen het ontwerpplan.

9.3.2 Vooroverleg

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Provincie Drenthe, de Woon Advies Commissie en Brandweer Drenthe hebben aangegeven inhoudelijk geen opmerkingen te hebben op het concept ontwerp bestemmingsplan.

Inspraak Tennet

Tennet heeft 31 augustus 2012 een inspraakreactie gegeven op het concept ontwerp bestemmingsplan. Deze reactie heeft betrekking op de breedte van de indicatieve zone en de aanvullende regels met betrekking tot bovengrondse hoogspanningsleidingen.

Tennet geeft aan dat de belemmerende stroken aan weerszijden van de bovengrondse hoogspanningsverbinding 25 meter bedragen (totale breedte strook 50 meter). In het plan is de indicatieve zone van 50 meter opgenomen aan weerszijden van de 110 kV hoogspanningslijn. Dit heeft volgens Tennet niets te maken met het waarborgen van de belangen van Tennet. Toestemming is dan ook niet nodig in de gehele indicatieve strook van 100 meter, maar alleen binnen de strook van 50 meter (zakelijk rechtstrook).

Tennet wil graag een set regels toe laten voegen aan artikel 19 Leiding – Hoogspanningsverbinding (bovengrondse hoogspanningslijnen). Deze regels komen overeen met een aanlegvergunningenstelsel. Dit zou een betere bescherming van het hoogspanningsnet tegen de omgevingsaspecten geven.

Zakelijk rechtstrook en indicatieve zone
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Een bestemmingsplan is niet het instrument om de zakelijke belangen van Tennet te waarborgen. Een bestemmingsplan regelt alleen de ruimtelijk relevante aspecten. Door de aanwezigheid van de hoogspanningslijnen in het plangebied is rekening gehouden met het advies van I&M. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, die gevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het advies, mogelijk maken, toegestaan binnen de indicatieve zone. Om dit te borgen is de indicatieve zone op de plankaart opgenomen.

De zakelijk rechtstrook wordt niet bestuursrechtelijk, maar privaatrechtelijk geregeld. Aangezien de zakelijk rechtstrook binnen de opgenomen indicatieve zone valt, wordt geborgd dat de zakelijk rechtstrook vrij wordt gehouden van bebouwing, tenzij er geen bezwaren zijn van de leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

Door het opnemen van de indicatieve zone op de plankaart wordt ruimtelijk gezien duidelijk waar gevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het advies van I&M, niet zijn toegestaan.

Aanvullende planregels

Deze regels zijn niet bij de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding opgenomen, aangezien dit een bovengrondse leiding betreft. Grondwerkzaamheden zullen hier weinig invloed hebben op het goed functioneren van de hoogspanningslijnen. Het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen die het goed functioneren van de hoogspanningslijn kunnen belemmeren wordt geregeld in artikel 19.2 Bouwregels en artikel 19.5 Afwijken van de gebruiksregels.

Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding om de breedte van de indicatieve zone aan te passen en de regels van artikel 19 aan te vullen.

9.3.3 Ontwerpfase

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 9 januari t/m 19 februari 2013 voor een ieder ter inzage gelegen in het Compagniehuis, Raadhuisplein 24 te Hoogeveen. Het plan kon eveneens worden geraadpleegd via www.ruimtelijkeplannen.nl en www.hoogeveen.nl/inzage. Een kennisgeving van de ter inzagelegging is gepubliceerd in de Staatscourant en de Hoogeveensche Courant van 8 februari 2013 met een rectificatie in de Staatscourant en de Hoogeveensche Courant van 15 februari 2013 vanwege een onjuiste vermelding van de inzagetermijn.

Tijdens de termijn van ter inzagelegging zijn vier zienswijzen ingebracht:

  • Zienswijze 1 Diverse eigenaren/gebruikers van de Rembrantstraat, Ruysdaelstraat, Vermeerstraat en Paulus Potterstraat

Indieners van de zienswijze vragen aandacht voor de ambachtelijke slachterij van Wildeboer. Het bedrijf zou zorgen voor een niet aangename geur in de omgeving, vooral als de vet- afscheidingsput wordt geledigd. Dit zou volgens indieners van de zienswijze ook op een technisch moderne manier kunnen. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor de parkeerruimte voor transport slachtvee. De ruimte hiervoor is volgens indieners, ondanks de aanpassing door de gemeente, onvoldoende, zodat voertuigen nog regelmatig op de rijbaan staan.

Tot slot wordt de vraag gesteld of de parkeerstrook aan de parkzijde in de Paulus Potterstraat kan worden verbreed, zodat er diagonaal geparkeerd kan worden. Dit zou nodig zijn doordat bezoekers van de sporthal de parkeerruimte voor de bewoners innemen.

Reactie gemeente

De slachterij aan Griendtsveenweg 12 is een bestaand bedrijf waarvoor in 1995 een milieuvergunning is verleend op grond van de Wet milieubeheer. Een van de aspecten bij dit bedrijf is geur. In de vergunning is een voorschrift opgenomen die betrekking heeft op goodhousekeeping, waarmee geurhinder tot een acceptabel niveau kan worden beperkt.

Indien niet aan de voorschriften van de milieuvergunning wordt voldaan, dan wordt dit via het toezicht- en handhavingsspoor in het kader van de Wet milieubeheer opgepakt en niet in het spoor van de bestemmingsplanprocedure.

Het bedrijf is benaderd over het parkeren en heeft aangegeven de overlast van geparkeerde voertuigen op de Griendtsveenweg tot een minimum te willen beperken. Het komt een enkele keer voor dat leveranciers van vee met teveel voertuigen tegelijk komen en dan komt het voor dat gedurende enkele minuten een voertuig op de weg blijft staan. Dit is helaas in die situaties niet te voorkomen. De politie heeft enkele keren bekeuringen uitgedeeld aan de betreffende chauffeurs en dat heeft geleid tot een strakkere organisatie rond de aflevering van vee.

Ten aanzien van de vraag over de parkeerstrook aan de parkzijde in de Paulus Potterstraat merken wij het volgende op. Langs de Paulus Potterstraat ligt een groenstrook met enkele parkeerplaatsen en er is ruimte om het aantal plaatsen uit te breiden, maar helaas ontbreken daarvoor de financiële middelen bij de gemeente.

  • Zienswijze 2 eigenaar/gebruiker van het pand Jozef Israelstraat 12

Indiener van de zienswijze geeft aan dat het geldende Bestemmingsplan Centrum- west zeer oud is. De indiener heeft een verkeerstelling uitgevoerd in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur) in het jaar 2000 (vóór de reconstructie van de Griendtsveenweg) en in 2012. De conclusie is dat in 2000 5% van het verkeer niet bestaat uit personenauto's. In 2012 blijkt 20% van het verkeer geen personenauto's te zijn.
Het betreft niet alleen lawaai van de motorvoertuigen op deze weg. Zijstraten en parallelle wegen, in- en uitritten met rijdend gemotoriseerd verkeer, verkeersdrempels etc. leveren ook een bijdrage aan de hinder.

De grondgebonden woningen die bestonden of omstreeks 1974 gebouwd werden hebben niet de vorm en constructie die de omstandigheden van nu kunnen trotseren. Afhankelijk van andere kenmerken in de fysieke omgeving veroorzaken grote zoveel luchtdruk dat de gehele of gedeeltelijke constructie als het ware opgetild of weggedrukt wordt.

Het gebied kent hoogteverschillen. De Griendtsveenweg ligt ca . 1 meter hoger dan het terrein ten oosten daarvan. En dit terrein heeft op zichzelf ook weer hoogteverschillen. Deze niveau's hebben invloed op de geluidsgolven en waterhuishouding. De oorzaak van de overlast zijn niet de gebiedsbewoners, maar neerslag en uitgevoerde Gemeentelijke plannen.
De veiligheid is een grond van zorg. Indiener vraagt om een voorlichtingsavond voor gebiedsbewoners, waar uitleg of een speciale instructie of oefening wordt gegeven.

Reactie gemeente

Het is correct dat het vigerend bestemmingsplan Centrum-West gedateerd is. Vandaar dat het bestemmingsplan met het voorliggende plan geactualiseerd wordt en geldt voor een planperiode van 10 jaar.

Gedurende de periode tussen het vigerende bestemmingsplan en het geactualiseerde bestemmingsplan West 2011 is het verkeer autonoom gegroeid. Op 27 juni 1991 is het verkeerscentrumplan voor Hoogeveen vastgesteld. Als gevolg van dit plan wordt het gemotoriseerd verkeer in Hoogeveen geconcentreerd op de centrumruit, de binnenring en de buitenring en zoveel mogelijk geweerd uit de verblijfsgebieden. Hiermee wordt beoogd het leefklimaat in Hoogeveen te verbeteren. De Griendtsveenweg maakt onderdeel uit van de binnenring. De geluidseffecten van het verkeerscentrumplan zijn in kaart gebracht. Hieruit is gebleken dat de geluidnorm binnen de woning aan de Jozef Israelstraat 12 niet werden overschreden.

Voor het bestemmingsplan West 2011 dient alleen de geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige objecten inzichtelijk gemaakt te worden en getoetst te worden aan de normen uit de Wet geluidhinder. In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen, die geluidgevoelige objecten mogelijk maken, opgenomen.

Voor het plan is de watertoets doorlopen en het waterschap Reest en Wieden heeft een positief wateradvies gegeven. Het plangebied loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd.

Indiener geeft aan dat veiligheid een punt van zorg is en vraagt om een een voorlichtingsavond met uitleg, speciale instructie of oefening. In het plangebied is sprake van 1 risicobron, te weten het LPG-tankstation van Komas. De plaatsgebonden risico (PR10-6)-contouren en het invloedsgebied voor het groepsrisico liggen niet over de woonbebouwing in het plangebied. Dit geldt ook voor het invloedsgebied van de A28, een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico als gevolg van de aanwezigheid van het spoor ligt voor een heel klein gedeelte over het noorwestelijk puntje van het plangebied. De woning van de indiener van de zienswijze ligt binnen geen enkele plaatsgebonden risico (10-6)-contour of invloedsgebied voor het groepsrisico. Er is sprake van een acceptabele situatie voor wat betreft externe veiligheid in het plangebied. Er wordt vooralsnog geen voorlichtingsavond op het gebied van veiligheid georganiseerd.

Conclusie
De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassingen van het plan.

  • Zienswijze 3 Tennet TSO te Arnhem

Tennet geeft aan dat de twee stroken "indicatieve zone" ter weerszijde van de belemmerende strook van de hoogspanningsleiding worden aangeduid als een strook waarop een dubbelbestemming rust. Deze twee extra stroken behoren volgens TenneT niet tot de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning, zoals omschreven in artikel 19 van de regels, terwijl dit wel zo staat aangegeven op de verbeelding. Tennet verzoekt deze stroken gescheiden aan te geven op de verbeelding onder verschillende benamingen of duidelijk omschreven welke verschillen er tussen zijn.

Daarnaast is Tennet van mening dat er aanvullende planregels moeten komen met betrekking tot grondwerkzaamheden. De stelling dat grondwerkzaamheden weinig invloed hebben op het goed functioneren van bovengrondse hoogspanningsverbindingen is volgens Tennet niet juist. Werkzaamheden zoals het uitvoeren van grondbewerkingen of het aanleggen van wegen of paden worden vaak uitgevoerd met grote werktuigen. Indien er geen hoogtebeperking of andere aanvullende voorwaarden bekend zijn kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan. Dit geldt ook voor bomen die boven een bepaalde hoogte uitgroeien of het te hoog opslaan van goederen. Tennet acht het van belang dat aanvullende regels worden toegevoegd aan artikel 19 Leiding – Hoogspanningsverbinding (bovengrondse hoogspanningslijnen).

Tot slot verzoekt Tennet om artikel 19.2.2 van de planregels te wijzigen, in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten hoogste 2,00 meter mag bedragen. Zoals het nu staat aangegeven mogen masten niet meer dan 3,00 meter bedragen.

Reactie gemeente

Wij kunnen ons vinden in de stelling van Tennet dat er sprake is van twee zones die een verschillende invalshoek hebben. De zakelijk rechtstrook is bedoeld om het goed functioneren van de hoogspanningsleiding niet in gevaar te brengen, waarbij Tennet graag een overlegsituatie tot stand wil brengen. De zakelijk rechtstrook wordt ook privaatrechtelijk beschermd door afspraken vast te leggen tussen Tennet en de eigenaar van de grond. Buiten deze zakelijk rechtstrook is overleg met Tennet niet aan de orde.
De indicatieve zone is bedoeld om planologisch gezien geen nieuwe gevoelige bestemmingen, waarbij sprake is van langdurig verblijf van kinderen, mogelijk te maken nabij hoogspanningsleidingen, conform het advies van I&M (2005, aanvulling 2008).

De indicatieve zone (2x50 meter) blijft op de verbeelding staan, omdat deze strook een planologische signaleringsfunctie heeft. Aangezien de zakelijk rechtstrook binnen de indicatieve strook valt, zal alleen de indicatieve zone op de verbeelding blijven staan.

In de planregels wordt artikel 19 Leiding - Hoogspanning aangepast om een verduidelijking aan te brengen tussen de zakelijk rechtstrook en de indicatieve zone, om te bepalen wanneer overleg met de leidingbeheerder noodzakelijk is. In artikel 19.4 'Afwijken van de bouwregels' wordt opgenomen dat vooraf advies moet worden ingewonnen bij de leidingbeheerder indien wordt afgeweken van artikel 19.2.1 sub a binnen een afstand van 25 meter gerekend vanuit het hart van de hoogspanningsleiding.

Als reactie op het tweede onderdeel van de zienswijze merken wij het volgende op.

Het betreft hier een bovengrondse hoogspanningslijn. Het artikel zoals door Tennet is aangegeven, is dan ook niet relevant. Het betreft immers geen ondergrondse leiding. In het bestemmingsplan hebben wij een dubbelbestemming opgenomen voor gronden onder de hoogspanningslijn (artikel 19). Hierin is opgenomen dat op deze gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze aanvullende bestemming. Verder is opgenomen dat hiervan kan worden afgeweken indien er vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende hoogspanningsleidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding. Op grond hiervan zijn wij van mening dat het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel niet noodzakelijk is en het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding voldoende wordt gewaarborgd.

Tevens betreft de vraag van Tennet hier het opnemen van regelgeving om ongewenste activiteiten van particulieren in de zakelijk rechtstrook onder een hoogspanningsleiding te voorkomen. Omdat TenneT met dergelijke gebruikers een zakelijk rechtovereenkomst heeft gesloten, waarin duidelijk is vastgelegd wat er wel en niet mag, achten wij dergelijke regelgeving overbodig.

Tot slot wordt verzocht om artikel 19.2.2 van de planregels te wijzigen. Op basis van voortschrijdend inzicht is artikel 19 gewijzigd en daarmee artikel 19.2.2 komen te vervallen, waarmee de hoogtebeperking is komen te vervallen. Er zijn nadere eisen opgenomen ten behoeve van plaats en afmeting van de bebouwing.

Conclusie
De zienswijze geeft ons aanleiding om het ontwerp bestemmingplan aan te passen, in die zin dat in artikel 19.2.1 sub a 'Afwijken van de bouwregels' wordt opgenomen dat vooraf advies moet worden ingewonnen bij de leidingbeheerder indien wordt afgeweken van artikel 19 binnen een afstand van 25 meter gerekend vanuit het hart van de hoogspanningsleiding. De indicatieve zone op de verbeelding wordt niet gewijzigd. De zienswijze ten aanzien van aanvullende planregels geeft geen aanleiding om artikel 19 van de planregels aan te vullen.

  • Zienswijze 4 eigenaar/gebruiker Blankenslaan West 87

Sedert 1996 is het pand Blankenslaan West 87 bij de indiener van de zienswijze in eigendom en gebruik als woonhuis met kantoorruimte ten behoeve van het architecten bureau. In het ontwerpbestemmingsplan wordt het gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van aan huis gebonden beroepen of bedrijf mogelijk gemaakt. Daaraan zijn echter wel voorwaarden verbonden.

Eén die volgens indiener van belang is, is het maximaal vloeroppervlak dat van de woning gebruikt mag worden voor de beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Wat opvalt is dat in de begrippenlijst wel gedefinieerd is wat onder beroeps cq bedrijfsoppervlak vloer begrepen wordt. Er wordt hierbij niets vermeld waar de ruimte is gelegen, een ruimte op de verdieping telt volgens indiener dus wel mee. Vervolgens is de vraag of dit ook voor een kelderruimte het geval is. Hierbij lijkt vervolgens de definitie van het vloeroppervlak van een woning cruciaal. Dit is echter niet gedefinieerd. Wel kan volgens indiener uit het begrip 'bouwlaag' worden geconcludeerd dat iedere bouwlaag een vloer bezit en dat dus tot het vloeroppervlak van de woning het totaal van alle oppervlakten van vloeren van de verschillende bouwlagen van die woning gerekend worden. Onduidelijk bij de definitie 'bouwlaag' is het begrip onderbouw. Indiener stelt hierbij de vraag of hiermee alles wat onder peil ligt, zoals een kelder of souterrain, wordt bedoeld.

De oppervlakte van het huidige kantoor is 95 vierkante meter, hetgeen de maximaal toegestane oppervlakte bij een aan-huis-verbonden beroep cq. bedrijf volgens het ontwerp bestemmingsplan overschrijdt.

De huidige combinatie wonen/werken bestaat bijna 25 jaar. Gezien deze historie kan gesteld worden dat de huidige activiteit passend is gebleken in de woonomgeving. Daarnaast is volgens indiener de ligging van het pand zodanig dat tegenover het pand aan de overzijde van de Blankenslaan - West kantoorbebouwing mogelijk is.

Het huidige oppervlak is, zoals in de loop der jaren bewezen, minimaal nodig voor een goede en representatieve bedrijfsvoering. Het percentage aan vloeroppervlak dat benut wordt door deze bedrijfsactiviteiten ligt ruim onder het maximaal toegestane percentage. Door een maximaal aantal vierkante meters te stellen ontstaat er een scheve verhouding in gebruiksmogelijkheden van een groot pand ten opzichte van een kleiner pand. Er zou volgens indiener met twee maten gemeten worden.

Daarbij dient volgens indiener het aspect van instandhouding van dergelijk monumentaal pand betrokken te worden. Het pand is indertijd gebouwd als directiewoning voor toen daar tegenovergelegen fabriek. Alleen door ruime gebruiksmogelijkheden te creëren voor een dergelijk pand kan ook in een toekomstig gebruik en behoud van het pand geborgd worden.

Het verzoek is om het ontwerp bestemmingsplan zodanig aan te passen dat dit in overeenstemming is met het huidige gebruik van het pand Blankenslaan - West 87.

Reactie gemeente

Ten aanzien van het onderdeel van de zienswijze dat gericht is tegen de uitleg van de regeling aan huis gebonden beroepen en bedrijven merken wij het volgende op.

Het vloeroppervlakte zoals bedoeld in het begrip 'beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte heeft betrekking op ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen. Een ruimte op de verdieping of kelderruimte is hieronder begrepen.

Het begrip 'bouwlaag' is hierbij niet direct van belang. De conclusie dat iedere bouwlaag een vloer bezit en dat het vloeroppervlak van de woning het totaal van alle oppervlakten van vloeren van de verschillende bouwlagen van die woning gerekend worden, is juist. Onderbouw heeft betrekking op fundering. Een kelder of souterrain kan hier onderdeel van zijn.

Volgens indieners zou door een maximaal aantal vierkante meters te stellen aan de aan huis gebonden beroepen en bedrijven een scheve verhouding ontstaan in gebruiksmogelijkheden van een groot pand ten opzichte van een kleiner pand. De regeling is erop gericht om naast de hoofdbestemming 'Wonen' kleinschalige beroepen en bedrijven toe te staan. Om de ruimtelijke uitstraling en effecten van de beroepen en bedrijven in een woonomgeving te beperken is een maximum gesteld van 75 m2, ongeacht de grootte van de woning.

Volgens indiener dient tevens het aspect van instandhouding van dergelijk monumentaal pand betrokken te worden. Het pand aan Blankenslaan West 87 is niet aangemerkt als waardevol pand. Tevens is geen sprake van een monument in de zin van de Monumentenwet, dan wel een provinciaal of gemeentelijk monumenten. In het bestemmingsplan West, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 mei 1975 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe d.d. 24 mei 1976 heeft het perceel aan Blankenslaan West 87 te bestemming 'Wonen'. Mede gelet op de omgeving achten wij een bestemming 'wonen' met de mogelijkheid voor aan huis verbonden beroep cq. bedrijf voldoende om dergelijke panden in stand te houden.

Uit de bouwvergunning blijkt dat er een kantoorruimte aanwezig is welke groter is dan de maximaal toegestane oppervlakte ten behoeve van de aan huis gebonden beroepen en bedrijven. Op basis van de bouwvergunning zal de bestaande kantoorruimte worden opgenomen.

Conclusie

De zienswijze geeft aanleiding om het plan aan te passen, in die zin dat op het perceel Blankenslaan - West 87 de bestaande en vergunde kantoorruimte op de verbeelding zal worden aangeduid en in de regels zal worden opgenomen.

Bijlage 1 Archeologie - Deel 1

Bijlage 1 Archeologie - deel 1

Bijlage 2 Archeologie - Deel 2

Bijlage 2 Archeologie - deel 2

Bijlage 3 Archeologie - Deel 3

Bijlage 3 Archeologie - deel 3

Bijlage 4 Archeologie - Deel 4

Bijlage 4 Archeologie - deel 4

Bijlage 5 Archeologie - Deel 5

Bijlage 5 Archeologie - deel 5

Bijlage 6 Archeologie - Deel 6

Bijlage 6 Archeologie - deel 6

Bijlage 7 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 7 Ecologisch onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek

Bijlage 9 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 9 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 10 Externe Veiligheid - Deel 1

Bijlage 10 Externe Veiligheid - deel 1

Bijlage 11 Externe Veiligheid - Deel 2

Bijlage 11 Externe Veiligheid - deel 2

Bijlage 12 Externe Veiligheid - Deel 3

Bijlage 12 Externe Veiligheid - deel 3