KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Bedrijventerrein - 1
Artikel 6 Bedrijventerrein - 2
Artikel 7 Bedrijventerrein - 3
Artikel 8 Bedrijventerrein - 4
Artikel 9 Gemengd
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Antidubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
2.2 Vigerend Recht
2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied
2.4 Functionele Structuur Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
4.1 Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.3 Water
5.4 Natuur En Ecologie
5.5 Geluid
5.6 Milieuzonering Bedrijven
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Duurzaamheid
Hoofdstuk 7 Planbeschrijving
7.1 Juridisch Systeem
7.2 Regels
7.3 Verklaring Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Algemeen
8.2 Inventarisatie
8.3 Beleidskeuzen
8.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
9.3 Inspraak- En Vooroverleg
Bijlage 1 Bedrijvenlijst 1
Bijlage 2 Bedrijvenlijst 2
Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan Buitenvaart I
Bijlage 1 Archeologie
Bijlage 2 Natuurtoets
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Okt 2012
Bijlage 4 Luchtkwaliteit
Bijlage 5 Externe Veiligheid

Buitenvaart I, 2012

Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen

Onherroepelijk op 21-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bedrijventerrein Buitenvaart I, 2012 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20128022001-ON01met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;

1.8 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.9 archeologisch onderzoek

een rapport waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;

1.12 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;

1.16 beeldkwaliteitsplan:

Document voor beeldkwaliteit van bedrijventerrein, wonen …….(naam, datum document);

1.17 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden;

1.18 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.19 bestaand:

de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 Bevi-inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.31 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.32 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 dienstverlenend bedrijf:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.35 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.36 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;

1.37 e-commerce:

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.38 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.39 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.41 geluidbelasting vanwege een industrie-/bedrijventerrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen op een industrieterrein (benoemen welk terrein….), daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg;

1.42 geluidbelasting vanwege een weg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.43 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.44 halfvrijstaande woningen:

blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.45 hogere (geluidsgrens)waarde:

een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.46 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.47 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.48 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.49 kantoor:

een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;

1.50 kap:

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.51 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.52 langskap:

een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;

1.53 leisureactiviteiten:

activiteiten die gericht zijn op recreatie en ontspanning welke individueel of in groepen kunnen plaatsvinden, zoals karten, overdekt skiën en bowlen;

1.54 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.55 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.56 platdak:

horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;

1.57 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.58 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.59 reconstructie van een weg:

een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 1,5 dB of meer wordt verhoogd;

1.60 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.61 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.63 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.64 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.65 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

(let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte);

1.66 volumineuze detailhandel:

detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuinartikelen, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels. Deze winkels hebben vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig voor de uitstalling;

1.67 voorkeursgrenswaarde:

de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.68 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.69 vuurwerkbedrijven:

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.70 Wgh-inrichtingen:

inrichtingen in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder jo artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.71 winkel:

een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.72 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  2. b. agrarisch bedrijf;
  3. c. dagrecreatie;

met de daarbij behorende:

  1. d. verhardingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
    2. 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
    3. 3. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarbij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd;
    4. 4. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse energie-, transport-, en/of communicatieleidingen;
    5. 5. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, picknickplaatsen en parkeervoorzieningen; of
    6. 6. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
  3. c. Een vergunning als bedoeld in lid 3.3 sub a kan alleen worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overlegd waarin:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld door de uitvoering van een archeologische opgraving door een daartoe deskundig bureau die beschikt over de juiste vergunningen;
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  4. d. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling advies worden ingewonnen bij een terzake deskundige;
  5. e. Het in lid 3.3 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud en gebruik betreffen;
    2. 2. het aanbrengen van drainage;
    3. 3. het zaaien en oogsten;
    4. 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan;
    5. 5. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
    6. 6. grondbewerking niet dieper dan 30 cm beneden maaiveld;
    7. 7. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 10 cm onder de bouwvoor.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. (ontsluitings-)wegen;
  2. c. verhardingen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de sociale veiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de brandveiligheid;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de luchtvaartverkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijventerrein - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, behorende tot de categorieën 1 t/m 3.1, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bijlage 1 Bedrijvenlijst 1;
  2. b. kantoren, mits gekoppeld aan woonfunctie;
  3. c. praktijkruimte ten behoeve van gezondheidszorg en veterinaire diensten;
  4. d. detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen;

met de daarbij behorende:

  1. e. bedrijfsgebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. bedrijfswoning;
  4. h. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van bedrijfswoningen;
  5. i. tuinen, erven en terreinen;
  6. j. wegen en paden;
  7. k. verhardingen;
  8. l. groenvoorzieningen;
  9. m. parkeervoorzieningen, zodanig dat per bedrijf in de eigen parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  10. n. nutsvoorzieningen;
  11. o. geluidswerende voorzieningen;
  12. p. water;
  13. q. opslag en handelsvoorraad van naar de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein, met dien verstande dat opslag/handelsvoorraad op deze gronden uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw en niet aan de wegzijde van een perceel mag plaatsvinden, tot een maximale stapelhoogte van 3 meter;

met inachtneming van het volgende:

  1. r. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
  2. s. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  3. t. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. u. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  5. v. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
  6. w. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 5.2.1 sub b en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
    2. 2. het bepaalde in lid 5.2.1 sub c en toestaan dat de afstand tot een perceelgrens verkleind wordt tot niet minder dan 2,5 meter, mits de breedte van het bouwperceel minder dan
      30 meter bedraagt;
  2. b. De in lid 5.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 5.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:
    1. 1. bedrijven worden toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 5.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. de in lid 5.6 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast met inachtneming van het volgende:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
      • de luchtvaartverkeersveiligheid;
      • de verkeersveiligheid; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, behorende tot de categorieën 1 t/m 3.2, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bijlage 1 Bedrijvenlijst 1;
  2. b. detailhandel in woninginrichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - woninginrichting';
  3. c. detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. bedrijfsgebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. tuinen, erven en terreinen;
  4. g. wegen en paden;
  5. h. verhardingen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. parkeervoorzieningen, zodanig dat per bedrijf in de eigen parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  8. k. nutsvoorzieningen;
  9. l. geluidswerende voorzieningen;
  10. m. water;
  11. n. opslag en handelsvoorraad van naar de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein, met dien verstande dat opslag/handelsvoorraad op deze gronden uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw en niet aan de wegzijde van een perceel mag plaatsvinden, tenzij anders aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Buitenvaart I, tot een maximale stapelhoogte van 6 meter binnen het bouwvlak en tot een maximale stapelhoogte van 3 meter buiten het bouwvlak;

met inachtneming van het volgende:

  1. o. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
  2. p. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  3. q. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. r. kantoren zijn niet toegestaan;
  5. s. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
  6. t. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 6.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
    2. 2. het bepaalde in lid 6.2.2 sub a en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
      • de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de bruto-vloeroppervlak niet meer dan 25 m2 bedraagt;
    3. 3. het bepaalde in lid 6.2.2 sub b en toestaan dat de afstand tot een perceelgrens verkleind wordt tot niet minder dan 2,5 meter, mits de breedte van het bouwperceel minder dan
      30 meter bedraagt;
    4. 4. het bepaalde in lid 6.2.2 sub b voor de realisatie van bedrijfsverzamelgebouwen, waarbij de gebouwen aaneen gebouwd moeten worden.
  2. b. De in lid 6.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:
    1. 1. bedrijven worden toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 6.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. Inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), met uitzondering van LPG-tankstations, zijn toegestaan, indien:
      • de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of en voor zover de 10-6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;
      • in de toelichting bij het wijzigingsbesluit een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;
  2. b. de in lid 6.6 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast met inachtneming van het volgende:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
      • de luchtvaartverkeersveiligheid;
      • de verkeersveiligheid; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

Artikel 7 Bedrijventerrein - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, behorende tot de categorieën 1 t/m 4.1, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bijlage 1 Bedrijvenlijst 1;
  2. b. detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. bedrijfsgebouwen;
  2. d. tuinen, erven en terreinen;
  3. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. f. wegen en paden;
  5. g. verhardingen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. parkeervoorzieningen, zodanig dat per bedrijf in de eigen parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  8. j. nutsvoorzieningen;
  9. k. geluidswerende voorzieningen;
  10. l. water;
  11. m. opslag en handelsvoorraad van naar de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein ter plaatse, met dien verstande dat opslag/handelsvoorraad op deze gronden uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw en niet aan de wegzijde van een perceel mag plaatsvinden, tenzij anders aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan Buitenvaart I, tot een maximale stapelhoogte van 6 meter binnen het bouwvlak en tot een maximale stapelhoogte van 3 meter buiten het bouwvlak;

met inachtneming van het volgende:

  1. n. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
  2. o. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  3. p. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. q. kantoren zijn niet toegestaan;
  5. r. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
  6. s. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 bedraagt;
    2. 2. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits;
      • de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de bruto-oppervlak niet meer dan 25 m2 bedraagt;
    3. 3. het bepaalde in lid 7.2.2 sub b en toestaan dat de afstand tot een perceelgrens verkleind wordt tot niet minder dan 2,5 meter, mits de breedte van het bouwperceel minder dan
      30 meter bedraagt;
    4. 4. het bepaalde in lid 7.2.2 sub b voor de realisatie van bedrijfsverzamelgebouwen, waarbij de gebouwen aaneen gebouwd moeten worden.
  2. b. De in lid 7.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid;
    7. 7. en met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheid (Bevi, d.d. 27 oktober 2004,bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:
    1. 1. bedrijven worden toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 7.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. Inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), met uitzondering van LPG-tankstations, zijn toegestaan, indien:
      • de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of en voor zover de 10-6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;
      • in de toelichting bij het wijzigingsbesluit een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;
  2. b. de in lid 7.6 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast met inachtneming van het volgende:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
      • de luchtvaartverkeersveiligheid;
      • de verkeersveiligheid; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

Artikel 8 Bedrijventerrein - 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, behorende tot de categorieën 1 t/m 4.2, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bijlage 1 Bedrijvenlijst 1;
  2. b. detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. bedrijfsgebouwen;
  2. d. tuinen, erven en terreinen;
  3. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. f. wegen en paden;
  5. g. verhardingen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. parkeervoorzieningen, zodanig dat per bedrijf in de eigen parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  8. j. nutsvoorzieningen;
  9. k. geluidswerende voorzieningen;
  10. l. water;
  11. m. opslag en handelsvoorraad van naar de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein ter plaatse, met dien verstande dat opslag/handelsvoorraad op deze gronden uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw en niet aan de wegzijde van een perceel mag plaatsvinden, tenzij anders aangegeven in het Bijlage 3 BeeldkwaliteitplanBuitenvaart I, tot een maximale stapelhoogte van 6 meter binnen het bouwvlak en tot een maximale stapelhoogte van 3 meter buiten het bouwvlak;

met inachtneming van het volgende:

  1. n. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
  2. o. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  3. p. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. q. kantoren zijn niet toegestaan;
  5. r. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
  6. s. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 8.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 bedraagt;
    2. 2. het bepaalde in lid 8.2.2 sub a en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
      • de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de bruto-oppervlak niet meer dan 25 m2 bedraagt;
    3. 3. het bepaalde in lid 8.2.2 sub b en toestaan dat de afstand tot een perceelgrens verkleind wordt tot niet minder dan 2,5 meter, mits de breedte van het bouwperceel minder dan 30 meter bedraagt.
  2. b. De in lid 8.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid;
    7. 7. en met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheid (Bevi, d.d. 27 oktober 2004,bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel in auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:
    1. 1. bedrijven worden toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 8.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. Inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), met uitzondering van LPG-tankstations, zijn toegestaan, indien:
      • de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of en voor zover de 10-6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;
      • in de toelichting bij het wijzigingsbesluit een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;
  2. b. de in lid 8.6 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast met inachtneming van het volgende:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
      • de luchtvaartverkeersveiligheid;
      • de verkeersveiligheid; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. bedrijven met bedrijfswoning, behorende tot categorie 1 en 2, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijvenlijst 2;

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
  3. e. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van bedrijfswoningen;
  4. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. g. tuinen, erven en terreinen;
  6. h. parkeervoorzieningen, zodanig dat per bedrijf in de eigen parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. water;
  9. k. opslag van naar de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein, uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw en niet aan de wegzijde van een perceel, tot een maximale stapelhoogte van 3 meter;

met inachtneming van het volgende:

  1. l. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
  2. m. detailhandelbedrijven zijn niet toegestaan;
  3. n. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  4. o. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  5. p. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  6. q. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
  7. r. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 9.2.1 sub b en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
    2. 2. het bepaalde in lid 9.2.1 sub b en toestaan dat bijgebouwen buitenhet bouwvlak en achter op het perceel worden gebouwd, mits de stedenbouwkundige kwaliteit gewaarborgd blijft en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    3. 3. het bepaalde in lid 9.2.2 sub b en lid 9.2.3 sub e en toestaan dat de afstand tot een perceelgrens verkleind wordt tot niet minder dan 2,5 meter, mits de breedte van het bouwperceel minder dan 30 meter bedraagt.
  2. b. De in lid 9.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. water;
  4. d. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. voet- en fietspaden;
  2. f. geluidswerende voorzieningen;
  3. g. taluds;
  4. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
  2. j. andere werken.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeerterrein;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
  2. f. geluidwerende voorzieningen;
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
  4. h. gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes;

met de daarbij behorende:

  1. i. verhardingen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. k. andere werken.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid; en
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. water;
  3. c. oever;

met de daarbij behorende:

  1. d. gebouwen ten behoeve van de waterbeheersing;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. taluds en groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een goede waterhuishouding;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 12.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of daarboven gelegen wateren als staan- of ligplaats voor onderkomens;

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming;
  2. b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend;
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bestemmingen Bedrijventerrein - 1, Bedrijventerrein - 2, Bedrijventerrein - 3 en Bedrijventerrein - 4, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;
    2. 2. het bepaalde in lid a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce;
  4. d. De in lid c genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
  5. e. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 Geluidszone - industrie 50 dB(A)

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidszone - industrie 50 dB(A)' zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten, die vanwege de geluidsbelasting van het industrielawaai een te hoge geluidsbelasting ondervinden, toegestaan.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  4. 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  5. 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. a. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 bedraagt;
    2. b. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  6. 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
    1. a. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
    2. b. de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
  7. 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
    1. a. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
    2. b. de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst;
  8. 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd mits:
    1. a. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    2. b. de oppervlakte niet meer dan 18 m² bedraagt.

Artikel 17 Algemene Procedureregels

17.1 Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een wijziging/uitwerking van het bestemmingsplan als bedoeld in de artikelen 5, 6, 7 en 8 is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

17.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 9 en 11 is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1 met maximaal 10%.

19.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van lid 19.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Buitenvaart I, 2012.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................

De voorzitter, De griffier,

...................... . ...............................

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De herziening van een bestemmingsplan beoogt de verouderde plannen in een bepaald gebied van de gemeente aan te passen en zo mogelijk in één plan onder te brengen. Tevens leeft de wens binnen de gemeente om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en particuliere organisaties te realiseren, door de bestemmingsplannen globaler, flexibeler en beter handhaafbaar te maken. Daarmee krijgt het gemeentebestuur een instrument ter beschikking, waarmee over een reeks van jaren de waardevolle elementen in een gebied beschermd kunnen worden, zonder gewenste nieuwe ontwikkelingen te belemmeren.

De belangrijkste functie van het bestemmingsplan is een vertrekpunt van het planologisch beleid voor een bepaald gebied, met daarbij een duidelijke afweging van alle bij het beleid betrokken belangen en functies. Dit betekent wel dat dan het bestemmingsplan actueel moet zijn. Het bestemmingsplan dat geldt voor het bedrijventerrein is echter ouder dan tien jaar. Dit heeft tot gevolg dat:

  • de samenhang en de consistentie van de bestaande bestemmingsplannen onvoldoende is;
  • door versnippering en verschillen in vorm en opzet de toegankelijkheid van de plannen te wensen overlaat.

Het bedrijventerrein Buitenvaart I ligt aan de zuidzijde van Hoogeveen en van Rijksweg A37 Hoogeveen – Emmen (Duitsland).

Per 1 januari 2010 bedroeg het aantal inwoners van dit gebied circa 200. Voor het gebied geldt een vijftal bestemmingsplannen uit de negentiger jaren van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw.

Omdat een samenhangende stedenbouwkundige regeling ontbreekt die overeenkomt met de meeste andere bestemmingsplannen binnen de gemeente en voldoet aan de nieuwe wettelijke eisen, heeft deze herziening alle bestaande vigerende plannen in één plan ondergebracht.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

Het plan heeft betrekking op het gebied dat in het noorden globaal begrensd wordt door Rijksweg A37, in het oosten door de Mr. Cramerweg, in het zuiden door het Hollandscheveldse Opgaande en in het westen door de Langedijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128022001-OH01_0001.jpg"

Afbeelding 1 Plangebied

2.2 Vigerend Recht

Zoals uit afbeelding 2 blijkt (waarbij de cijfers verwijzen naar onderstaande tekst), geldt voor het grootste gedeelte van het onderhavige plangebied het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Buitenvaart', dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 30 januari 1997 en dat (gedeeltelijk) is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe op 30 mei 1997 (1).

Het realiseren van twee woningen met bedrijfsruimten ter vervanging van een agrarisch bedrijf, is geregeld in het wijzigingsplan 'Buitenvaart, Hollandscheveldse Opgaande 5', dat is vastgesteld door burgemeester en wethouders van Hoogeveen op 5 april 2005 (2).

Voor een klein gedeelte in het noorden van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Zuid 2005, dat is vastgesteld 30 juni 2005 en dat (voor het overgrote deel) is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe op 10 januari 2006 (3).

Voor een klein gedeelte aan de Langedijk en aan de Mr. Cramerweg geldt het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Buitenvaart II', dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 23 februari 2006 en dat is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe op 10 oktober 2006 (4).

Daar het aansluitende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Buitenvaart II' de vestiging van inrichtingen mogelijk maakt die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, geldt voor een groot gedeelte van het onderhavige plangebied het bestemmingsplan 'Geluidzone industrielawaai Buitenvaart II, dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 23 februari 2006 en dat is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe op 10 oktober 2006 (5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128022001-OH01_0002.jpg"

Afbeelding 2 Overzicht van de vigerende bestemmingsplannen

2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied

2.3.1 Ontstaansgeschiedenis en bebouwing

Hoogeveen heeft zich tot taak gesteld voortvarend aan de instandhouding en verbetering van het vestigingsklimaat te werken. Uitgangspunt daarbij is een op elkaar afgestemde ontwikkeling van nieuwe woon-, werk- en recreatiemilieus. In de afgelopen jaren zijn verschillende plannen ontwikkeld en gerealiseerd die Hoogeveen tot een aantrekkelijke stad maken voor werkgevers en werknemers, bewoners en recreanten.

Het plangebied ligt in een veenontginningslandschap dat vanaf het begin van de zeventiende eeuw ten zuidoosten van Hoogeveen is ontstaan. In het landschap ervaart men enerzijds open gebieden, anderzijds daaruit oprijzende beboste gebieden, bomenrijen en houtwallen.

De eerste aanzet werd al gegeven in de zeventiende eeuw, toen schippers en turfgravers zich vestigden langs de wijken, de zijkanaaltjes van de opgaandes. Het nederzettingpatroon in dit gebied bestond aanvankelijk uit verspreide lintbebouwing langs wegen en wijken (kanalen). Aan het eind van de zeventiende eeuw, begin achttiende eeuw kwamen de eerste arbeiderswoningen en boerderijtjes aan het Hollandscheveldse Opgaande.

Het gebied ten noordoosten van de Langedijk en ten noorden van het Hollandscheveldse Opgaande werd doorsneden door sloten en wijken. Omdat beide wegen met een hoek van circa 45 graden ten opzichte van elkaar verschillen en de sloten en wijken hiermee evenwijdig lopen, is het kenmerkende van dit gebied dat er sprake is van twee kavelrichtingen.

Het Hollandscheveldse Opgaande is in de bestaande vorm een bewoond lint, dat al op topografische kaarten van honderden jaren geleden terug te vinden is. In de veenontginning is het een van de structurerende lijnen geweest. Het Hollandscheveldse Opgaande loopt vanaf de Langedijk in het westen tot de Riegshoogtendijk in Hollandscheveld. De Mr. Cramerweg doorsnijdt het Hollandscheveldse Opgaande al in de huidige situatie en zal dat in de toekomst nog sterker gaan doen. Ten westen van de Mr. Cramerweg is het Hollandscheveldse Opgaande een asfaltweg met grasberm en een bomenrij aan weerszijden van de weg. Door de komst van het bedrijventerrein Buitenvaart I zijn er aan de noordzijde van het lint nieuwe woon-/werkkavels gebouwd.

Er is een duidelijk onderscheid te maken tussen de noord- en de zuidzijde van het Hollandscheveldse Opgaande. De noordzijde kent een relatief hoge woningdichtheid, vergeleken met de zuidzijde. Het in cultuurhistorisch opzicht waardevolle wijkenpatroon aan de noordzijde is op veel plaatsen aangetast. Dit in tegenstelling tot het wijkenpatroon aan de zuidzijde dat relatief beter is geconserveerd. Daarom is ook de keuze gemaakt om in aansluiting op Buitenvaart I de noordzijde van het Hollandscheveldse Opgaande ten westen van de Mr. Cramerweg deels te verdichten met woon-werklocaties.

Met betrekking tot de zuidzijde van het Hollandscheveldse Opgaande is ingezet op het handhaven van de aanwezige openheid en doorzichten. Dit gebied behoort niet tot de bebouwde kom van Hollandscheveld en wordt landschappelijk als waardevoller beschouwd dan het binnen de bebouwde kom liggende deel van de zuidzijde van het Hollandscheveldse Opgaande. Om het verschil tussen de noordzijde van het Hollandscheveldse Opgaande, bedrijventerrein, en de zuidzijde, open weide gebied, ook vanaf de weg beleefbaar te maken zal het lint aan de zuidzijde niet worden verdicht.

De begrenzing van Buitenvaart I is bepaald door bestaande infrastructurele elementen en bestaande lintbebouwing. In het noorden door Rijksweg A37 Hoogeveen – Emmen (Duitsland), een belangrijke nationale en internationale oost-west verbinding, de Mr. Cramerweg aan de oostzijde die een interlokale functie heeft met een volledige aansluiting op Rijksweg A37. Voorbij deze aansluiting vormt de weg een onderdeel van het hoofdwegennet van Hoogeveen, waardoor een goede aansluiting op het centrum bestaat en via de Weg om de Oost naar het bedrijventerrein De Wieken en het vliegveld aan de noordoostzijde van Hoogeveen.

Aan de zuid- en westzijde wordt het plangebied landschappelijk begrensd door de bestaande lintbebouwing en de beplanting langs het Hollandscheveldse Opgaande en de Langedijk.

Uit de notitie 'Schatting behoefte bedrijventerrein 1995 tot en met 2004 kwam de vraag naar verschillende soorten kavels naar voren:

  • voor de vestiging van primair plaatselijk en regionaal verzorgende kleine en schone bedrijven met bedrijfswoningen, waaronder vooral de verplaatsing van kleine bedrijven uit het bestaand stedelijk gebied;
  • voor de vestiging van grotere bedrijven die goed ontsloten zijn via lokale wegen en rijkswegen;
  • voor de logistieke bedrijven geldt eveneens Rijksweg A37 als gunstige vestigingsvoorwaarden, waarbij met name de verbinding met het Duitse achterland een belangrijke factor is.

De belangrijkste uitgangspunten voor het stedenbouwkundig en landschappelijk ontwerp zijn:

  • Een goede landschappelijke inpassing.

Het plangebied ligt in het veenkoloniale ontginningslandschap ten zuidoosten van Hoogeveen. Dit landschap wordt gekenmerkt door een relatief grote openheid afgewisseld met verdichte elementen als bospercelen en bebouwingslinten. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door Rijksweg A37 en aan de west- en aan de zuidzijde door relatief gesloten bebouwingslinten met laanbeplantingen. De oostgrens wordt gevormd door de Mr. Cramerweg. Als zodanig kan het plangebied als een relatief sterk omsloten compartiment gekarakteriseerd worden.

Doordat de structuurkenmerken van het landschap zijn gebruikt voor de interne opbouw van het plan heeft het een vanzelfsprekende landschappelijke inpassing gekregen en daarmee een ruimtelijke kwaliteit die inspeelt op de identiteit van dit gebied.

Voor de interne opbouw van het plan is gebruik gemaakt van de plaatselijke kavelstructuur. Deze structuur wordt gekenmerkt door opstrekkende kavels die in twee duidelijk verschillende richtingen liggen. Doordat de hoofdontsluiting aan deze kavelrichtingen is gekoppeld en van een laanbeplanting is voorzien is de compartimentering van het plan ontstaan, die inspeelt op het oorspronkelijke landschap.

  • Representatie en presentatie naar buiten toe.

Waar de twee kavelrichtingen in elkaar overvloeien is een wigvormige waterpartij gerealiseerd. Deze onderstreept de aanwezige richtingen en biedt tevens de mogelijkheid om vanaf Rijksweg A37 relatief diep het plan in te kijken. De waterpartij is een onderdeel van een ringvormig waterstelsel, dat als berging voor het regenwater functioneert.

Doordat het plan intern van een boombeplanting is voorzien ontstaat een groen bindend raamwerk dat een eenduidige leidraad vormt voor bedrijven die qua architectuur sterk zullen verschillen. Langs Rijksweg A37 en de Mr. Cramerweg heeft het plan een open opzet. Hier zijn locaties gereserveerd voor meer representatieve bedrijven. Er wordt naar gestreefd dat op die locaties bebouwing wordt opgericht, die wat architectuur, materiaalkeuze en kleurstelling refereert aan het hoogwaardige karakter van het terrein.

De nog te realiseren bebouwing zal zich op minimaal 70 meter afstand van Rijksweg A37 bevinden, waarbij de bermsloot van de rijksweg geïntegreerd is in het noordelijke waterfront, zodat er geen onderhoudsgevoelige dam tussen twee waterpartijen is blijven liggen.

De eikenlaan aan de noordzijde van het plangebied is gehandhaafd en heeft nu een functie als langzaam verkeersroute. Deze rand heeft een minder anoniem karakter door zowel aan de wegzijde van deze laan als aan de oevers van de waterpartij in eenzelfde stijl vijf uniforme groenelementen te plaatsen. Het beeld vanaf de Mr. Cramerweg wordt bepaald door een parallelweg met zware laanbeplanting, waardoor het terrein zich met bedrijvenfronten en niet met achterkanten van bedrijven naar de buitenwereld presenteert.

Het bedrijventerrein wordt vanaf de lintbebouwing aan de zuid- en westzijde aan het zicht onttrokken door een ongeveer drie meter hoge grondwal met opgaande beplanting. Ter plaatse van de kavelsloten wordt deze groene buffer onderbroken, om de doorzetting van de verkavelingsrichtingen van het landschap in het bedrijventerrein zichtbaar te houden. Ook sluit de gelede opzet van de beplantingswallen beter aan bij de fijnkorrelige structuur van de bebouwingslinten. De beplanting van de groene buffer komt overeen met de beplanting van de boskavels zoals die in de omgeving van het bedrijventerrein in het landschap voorkomen.

  • Flexibiliteit en faseerbaarheid.

Een breed scala aan bedrijfssoorten hebben zich inmiddels op het bedrijventerrein gevestigd. Kleine bedrijven met kavels tot 2.000 m² met een bedrijfswoning, middelgrote bedrijven en bedrijven met kavels groter dan een hectare. Gekozen is voor een wegenstramien met een maaswijdte van circa 200 meter. Deze maaswijdte kan indien gewenst gehalveerd worden tot
100 meter. Dit patroon past goed bij een gemiddelde kavelgrootte van 4000 m².

De bedrijven met woningen zijn geclusterd rond een groene brink met een speelvoorziening, in het minst lawaaiige gebied ten opzichte van Rijksweg A37 en de Mr. Cramerweg. Bij de interne zonering van het bedrijventerrein is rekening gehouden met dit cluster van kleine bedrijven met woning, door een schilsgewijze bestemming van nagenoeg hindervrije naar weinig hinderveroorzakende tot hinderveroorzakende bedrijven.

  • een heldere verkeersstructuur.

De interne structuur is gebaseerd op een hoofdontsluiting vanaf de Mr. Cramerweg met daaraan gekoppeld een aantal zijtakken. De hoofdontsluiting bestaat uit een groen en breed profiel, dat duidelijk verschilt van de overige wegprofielen in het bedrijventerrein. De zijwegen volgen de aanwezige landschappelijke verkavelingslijnen.

De bedrijven met een bedrijfswoning worden ontsloten door een aparte lus, die per auto vanaf de hoofdontsluitingsweg en per fiets vanaf het Hollandscheveldse Opgaande te bereiken is. Deze laatste route is ook bij calamiteiten voor autoverkeer te gebruiken. De hoofdverkeersstroom op het bedrijventerrein wordt buiten het gebied met de bedrijfswoningen afgewikkeld.

De ontsluitingslus voor de bedrijven met een bedrijfswoning heeft het karakter van een woonstraat. Door de directe bereikbaarheid van dit gebied vanaf de lintbebouwing en de comfortabele fietsvoorzieningen, wordt vermeden dat er een geïsoleerde woon-enclave is ontstaan.

Langzaam verkeer wordt via een noord-zuidroute apart afgewikkeld en ligt op de knik van de twee kavelrichtingen. Deze langzaam verkeersroute volgt de markante gebieden in het plan (brink, groene midden-as, de oever van het waterfront en de bestaande eikenlaan).

2.3.2 Groen

Het landschap rond het bedrijventerrein bestaat uit een rechtlijnig patroon van wegen, waterlopen (overwegend oost-west georiënteerd), bebouwing en beplanting, dat zijn oorsprong vindt in de vervening. Enerzijds ervaart men de open gebieden, anderzijds de beboste gebieden en bomenrijen langs wijken en de invalswegen van een dorp.

De kwaliteit van het bedrijventerrein komt sterk tot uitdrukking in de situering en vormgeving van de groenvoorzieningen. De groenvoorzieningen bestaan uit waterpartijen, beplantingen en aan de zuid- en westzijde evenwijdig aan de Langedijk en het Hollandscheveldse Opgaande uit een beplante grondwal. Beide wegen hebben aan beide zijden een zware boombeplanting.

De rondom het bedrijventerrein gelegen waterpartijen vormen tevens een onderdeel van de ontwateringsstructuur. De bestaande bomenrijen gelegen in het noorden van het plangebied zijn gehandhaafd tijdens de aanleg van het bedrijventerrein.

Binnen het plangebied is de groenstructuur gekoppeld aan de hoofdwegenstructuur, met name door de bomenrijen langs deze wegen. Deze bomenrijen volgen de dominerende landschappelijke kavelrichtingen. In het gebied waar bedrijven met een bedrijfswoning zijn gelegen is een parkachtige brink met een speelterrein opgenomen te midden van de bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128022001-OH01_0003.jpg"

Afbeelding 3 Groenstructuur

2.3.3 Verkeer

Rijksweg A37 waarborgt een directe aansluiting op het rijkswegennet van autosnelwegen. De aansluiting op de rijksweg geschiedt via de Mr. Cramerweg.

Vanaf de noordelijke op- en afrit van Rijksweg A37 tot en met de ingang van Buitenvaart I is de
Mr. Cramerweg dubbelbaans (2 x 2 rijstroken) uitgevoerd. De kruispunten met de op- en afritten van de Rijksweg A37 worden beveiligd met een verkeersregelinstallatie.

Ten zuiden van dit kruispunt is gekozen voor het realiseren van een zogenaamde 'turbine' dat bestaat uit een lang en breed middenterrein, waar het verkeer om heen wordt geleid en waarin beide entrees van Buitenvaart I en II via een dubbelstrooksrotonde zijn opgenomen.

Ten zuiden van beide rotondes is de verkeersintensiteit zodanig dat deze weer met één rijbaan kan worden afgewikkeld. De kruising met het Hollandscheveldse Opgaande is daarom als een enkelstrooksrotonde uitgevoerd.

De centrale ontsluitingsweg voor het vracht- en overig autoverkeer, vindt plaats vanaf een rotonde in de Mr. Cramerweg. Deze weg heeft een verzamelfunctie voor al het verkeer van en naar de bedrijven. De ontsluitingswegen van een lagere orde wijken door hun wegprofiel en beplantingen duidelijk af van de hoofdontsluitingsas ter versterking van de oriëntatie op het bedrijventerrein.

Er liggen vrijwel geen openbare parkeervoorzieningen op het bedrijventerrein. Alle auto's dienen op eigen terrein te worden geparkeerd.

Het Hollandscheveldse Opgaande met in het verlengde de Trekgatenweg naar Alteveer zijn wegen van lokaal belang, waarbij de Trekgatenweg onderdeel is van het 60 km/h-gebied. Op de overige wegen binnen het plangebied mag 50 km/h worden gereden.

De meeste wegen binnen het plangebied hebben in het algemeen een functie voor de aanliggende bebouwing op het bedrijventerrein. Deze wegen vervullen dan ook primair een verkeersfunctie en zijn 50 km/h-wegen.

Ook de Langedijk en het Hollandscheveldse Opgaande zijn 50 km/h-wegen.

Per openbaar vervoer is het bedrijventerrein met een buslijn zowel verbonden met het N.S.-station in Hoogeveen als met het N.S.-station in Hardenberg via Hollandscheveld en Slagharen.

Voor het fietsverkeer is het plangebied ontsloten door middel van een vrijliggend fietspad in twee richtingen langs de oostzijde van de Mr. Cramerweg. Dit vrijliggende fietspad begint al in het centrum van Hoogeveen en loopt verder langs het Hollandscheveldse Opgaande richting Hollandscheveld.

Via twee fietsoversteken vanaf de oostzijde van de Mr. Cramerweg, aan de noordzijde van het plangebied en bij de hoofontsluiting, kan per fiets het bedrijventerrein worden bereikt. In principe zijn alle wegen in het gebied te gebruiken voor fietsers. Een vrijliggend fietspad verbindt het noorden van het plangebied met een route langs het water naar Buitenvaart 1700 en loopt langs deze weg naar het zuiden en heeft zodoende een verbinding met het Hollandscheveldse Opgaande bij de Langedijk.

Ook de Langedijk en het Hollandscheveldse Opgaande vervullen een functie voor het langzaam verkeer, waarbij langs de laatste weg aparte fietsstroken aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128022001-OH01_0004.jpg"

Afbeelding 4 Hoofdwegenstructuur en langzaam verkeer

2.4 Functionele Structuur Plangebied

2.4.1 Wonen

Het bedrijventerrein heeft in het zuidwesten grenzend aan zowel de Langedijk als het Hollandscheveldse Opgaande een cluster met kleine bedrijven en bijbehorende bedrijfswoningen. Totaal is hier ruimte voor 34 bedrijven met bedrijfswoningen.

Ook in de twee bebouwingslinten langs de Langedijk en het Hollandscheveldse Opgaande zijn voornamelijk vrijstaande woningen gesitueerd met aan huis verbonden bedrijvigheid en/of kleine bedrijfjes met bedrijfswoning.

2.4.2 Bedrijven en detailhandel

In het voorjaar van 2010 heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de verschillende functies die binnen het onderhavige plangebied aanwezig zijn. In het najaar van 2012 is nogmaals gecontroleerd.

  • Op het bedrijventerrein zijn de volgende bedrijven aanwezig:

CTC Caravans Buitenvaart 1001 Brunveld Autobedrijf Buitenvaart 1002 LakRepair Buitenvaart 1002a HIPA BV Buitenvaart 1003 Hitachi Construction Machinery Buitenvaart 1004 Steunpunt Rijkswaterstaat Hoogeveen Buitenvaart 1005 Rental Force B.V. Buitenvaart 1006 Mulderij Beheer Buitenvaart 1009 Smink Auto's Buitenvaart 1012 HFCM Fullservice Communicatiebureau Buitenvaart 1019

Dusseldorp Hoogeveen Buitenvaart 1107a Woltinge Auto's bv Buitenvaart 1109 Broekhuis Hoogeveen B.V. Buitenvaart 1111-1115 Staples Office Centre Buitenvaart 1117 Kraats Kaas Buitenvaart 1125 Benèl BV Buitenvaart 1127 A Van Venrooy Dakbedekking Buitenvaart 1129

Engeldot Technische Groothandel Buitenvaart 1201 WV/Auto's Buitenvaart 1202 Van der Linden en Smink Auto's Buitenvaart 1204 Van Esch Verf BV Buitenvaart 1206 Teeling Petfood Hoogeveen B.V. Buitenvaart 1207 Drentse Motorenrevisie Buitenvaart 1208 Adelaar Projectontwikkeling Buitenvaart 1210 Autobedrijf van Eeks Buitenvaart 1212 Jager Motoren Buitenvaart 1214

Bosman Interieurbouw Buitenvaart 1401 J & P Horeca Buitenvaart 1403 Dolmans Calamiteitendiensten Buitenvaart 1405 Zinger Telecom BV Buitenvaart 1407 Delton Trading B.V. Buitenvaart 1407a Hy-Lok Europa bv Buitenvaart 1411

Ziggo Buitenvaart 1502

ARC Import Export Buitenvaart 1601 PB Tools Buitenvaart 1603 JVS 3D Buitenvaart 1603a Klussenbedrijf Giethoorn Buitenvaart 1605 Bouwbedrijf Schonewille Buitenvaart 1607 Present Eyecatchers Buitenvaart 1608 Zwagers Handelsonderneming en -Verhuur Buitenvaart 1609 Duinkerken Bestratingen VOF Buitenvaart 1611 Afbouwbedrijf J.J. Pieters Buitenvaart 1612 Koekoek's Kaashandel Buitenvaart 1613 Bedrijfsverzamelgebouw Buitenvaart 1614 1-5 Bedrijfsverzamelgebouw Buitenvaart 1616 Tegels en Sanitair Hoogeveen Buitenvaart 1618

Ossel Voet- en schoencentrum Buitenvaart 1701 Zetex Textiles Buitenvaart 1702 Testbureau Creatief & Correct Buitenvaart 1704 Molenaar Transport Buitenvaart 1705 Prewest Telecom & Security Buitenvaart 1706 Scholtens Antiek Buitenvaart 1707 Grillroom Yusuf Buitenvaart 1708 Bos Suikerspinnen Buitenvaart 1709 Mekro Bestratingen vof Buitenvaart 1711 Hilhorst Reclame Buitenvaart 1713 Phung-Hoang Buitenvaart 1715 AB Bouw Aannemingsbedrijf B.V./AB Bouwelementen Buitenvaart 1717 Breems Holland Buitenvaart 1719 AquaOptimal / Koizolder Buitenvaart 1721 Daniëlle Lederwaren Buitenvaart 1723 Classique Motoresto Buitenvaart 1725 Glasservice H. Deuten Buitenvaart 1727

Regio Express Buitenvaart 1802 Staatmakersbedrijf A. Duinkerken/Priscilla's Hairstyling Buitenvaart 1804 H.S. Motorservice Buitenvaart 1804a Klussenbedrijf Patrick Oelen Buitenvaart 1806 Everts Montage Buitenvaart 1808 Schuldink Allround Keuringen Buitenvaart 1810 Lanting Reizen Buitenvaart 1812

Kroon Car Cosmetics Buitenvaart 1901 Otogros BV Buitenvaart 1901a Prolution BV Buitenvaart 1903 Peter Bouw Reklame Buitenvaart 1903a Doldersum, Markthandel VOF Buitenvaart 1905

Auto Palace Hoogeveen Buitenvaart 2102 Bouwbedrijf Hartman B.V. Buitenvaart 2103 ARTO-meubelen Groothandel/Hans Jutstra Woninginrichting Buitenvaart 2105 Bikkel Dienstverlening BV Buitenvaart 2107 Parkmanagement Buitenvaart BV Buitenvaart 2107 Bedrijfsverzamelgebouw Buitenvaart 2108a-d Kaas-Pack Holland BV Buitenvaart 2109-2111 Het BBC-gebouw Buitenvaart 2110 1-21 AGC Eijkelkamp Buitenvaart 2113 Sikkens Service Center Buitenvaart 2114 M-Ploy bedrijfsunits Buitenvaart 2116 1-20 Garage Elco Buitenvaart 2118 Verkeersschool Pastoor Buitenvaart 2119 Autobedrijf Otten Buitenvaart 2201

  • Aan het Hollandscheveldse Opgaande zijn de volgende bedrijven aanwezig:

Klussenbedrijf Arend Schonewille Holl. Opgaande 1A Allround Klussenbedrijf Holl. Opgaande 1B Rofie Holding BV Holl. Opgaande 3A Bouwbedrijf H. Everts Holl. Opgaande 5 A1 Wiebing Holding Vries B.V. Holl. Opgaande 7 Hofstee Administratie- en belastingadviesburo Holl. Opgaande 13 Westerveld Heftechniek Hoogeveen Holl. Opgaande 25

  • Aan de Langedijk zijn de volgende bedrijven aanwezig:

Formco Drukwerkleverancier Langedijk 5 Betech beheer B.V. Langedijk 7 Bouwbedrijf Roel Zuidema Langedijk 13 Glas-in-lood atelier Lisette Martens Langedijk 13a Driessche Vleesbewerking B.V. Langedijk 13b Docas Hulp Depot Langedijk 17 Antiekhandel B. Kikkert Langedijk 19

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees Beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. De gronden vallende binnen de herziening van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Buitenvaart I 2010 zijn op basis van dit verdrag getoetst.

3.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna.

Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten. De herziening van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Buitenvaart I 2010 is aan deze wet getoetst.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Met deze visie streeft het Rijk naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven.

Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie infrastructuur en ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de structuurvisie infrastructuur en ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het onderliggende bestemmingsplan belemmert de bovenstaande rijksbelangen en structuurvisie niet.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging doormiddel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de belasting van het verantwoordelijk bestuur.

In het Barro zijn geen regels opgenomen die van belang zijn voor het plangebied.

3.3 Provinciaal Beleid

De provincie streeft naar het concentreren van bedrijvigheid in de Drentse steden, als schakels binnen de stedelijke netwerken. Doelstelling van het provinciaal beleid hierbij is het versterken van de woon-, werk-, recreatie- en voorzieningenfunctie van de belangrijke kernen, die liggen langs de hoofdinfrastructuur. Dit komt overeen met de nadruk op clustering in de Regiovisie Groningen-Assen en de ruimtelijk-economische visie 'De kracht van de Drentse Zuidas'.

Het zwaartepunt zal hierbij liggen bij de twee gelijkwaardige maar wel andersoortige kerngebieden:

  • Zone Groningen-Assen;
  • Zone (Zwolle-) Meppel-Hoogeveen-Emmen (-Emsland).

De Omgevingsvisie Drenthe gaat bij de ontwikkeling van de bedrijvigheid uit van de doelstelling dat er in de streekcentra voortdurend voldoende mogelijkheden zijn voor de vestiging van bedrijven op geschikte plekken, met inachtneming van de verscheidenheid, die zich in de vraag naar soorten terreinen kan voordoen.

Het beleid is erop gericht nieuwe bedrijven te stimuleren zich te vestigen in de streekcentra, om te bewerkstelligen dat het economisch milieu er wordt versterkt. Voor Drenthe ligt het accent op bundeling van de ruimtelijk- economische activiteiten in de economische kernzones. Voor het aantal arbeidsplaatsen en hectaren bedrijventerrein is een specifiek aandeel in de groei niet bepaald, maar dit zal minstens 5% hoger liggen dan hetgeen gerealiseerd is in de periode 1990 - 2000.

Om te voorzien in de ruimtevraag zet de provincie in op het herstructureren van bestaande terreinen en regionale afstemming van het aanbod aan nieuwe regionale werklocaties. De afstemmingsregio waar Hoogeveen deel van uitmaakt is de Drentse Zuidas. Vanuit een zuinig ruimtegebruik en gezien de bestaande bedrijventerreinen is revitalisering van de oude terreinen noodzakelijk. Hierdoor wordt wellicht de benodigde hoeveelheid nieuwe bedrijventerreinen kleiner.

Naast kwantitatieve aspecten zal ook steeds meer aandacht worden besteed aan kwalitatieve aspecten, zoals:

  • segmentatie van bedrijventerreinen;
  • goede inpassing in de bestaande ruimtelijke structuur.

De Omgevingsvisie benadrukt de eigenstandige functie van Hoogeveen in de Drentse Zuidas. Hoogeveen bedient het omliggende landelijk gebied met voorzieningen, werkgelegenheid en recreatieve mogelijkheden.

Voor Drenthe-Zuid wordt in het provinciaal omgevingsplan aangegeven dat de beide rijkswegen de spil van de corridor vormt voor verdere bedrijfsontwikkeling. Bij Meppel en Hoogeveen ligt voor distributiebedrijven de prioriteit bij uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen. Bij Hoogeveen is dit het bedrijventerrein Buitenvaart en de terreinen aan de noordoostzijde.

Gemeente Hoogeveen is momenteel samen met de overige gemeenten bezig in de Zuid-as een regionale visie te ontwikkelen voor werklocaties. In dit verband zal ook een herijking plaatsvinden van de in de omgevingsvisie Drenthe opgenomen behoefte aan hectares voor werklocaties voor de periode tot 2020.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot bedrijvigheid haakt aan bij het provinciaal beleid. Dit betekent dat de gemeente streeft naar het aantrekken van (boven)regionale bedrijvigheid. Daarnaast is het beleid gericht op voldoende ruimte voor bedrijven die lokaal of regionaal gebonden zijn en relatief klein zijn.

3.4.1 Behoefte aan bedrijventerrein

Hoogeveen kent een aantal onderscheidende voordelen ten opzichte van haar collega-gemeenten zoals Zwolle, Heerenveen, Drachten, Assen, Emmen, Coevorden en Meppel:

  • Hoogeveen is (vanuit het westen en zuiden) de eerste grote gemeente die vestigingsprojecten de mogelijkheid biedt van een IPR-premie (subsidieregeling investeringsprojecten);
  • Hoogeveen is een gemeente die relatief dicht bij Zwolle ligt, zonder echter hiervan eventuele nadelen (bijvoorbeeld hogere grondprijzen) te ondervinden;
  • Hoogeveen is, als tweede industriekern in Drenthe en als vierde in Noord Nederland, gelegen in de economische gordel (Meppel-Hoogeveen-Emmen). Dat biedt duidelijke locatievoordelen bij bijvoorbeeld industriële bedrijfsverplaatsingen en vestiging van filialen.

Het bouwrijpmaken van bedrijventerrein Buitenvaart I (totaal circa 48 hectare) is in 2001 gestart, circa 2,5 jaar later dan oorspronkelijk gepland. Op dit moment zijn vrijwel alle woon-werk kavels en iets meer dan de helft van de bedrijfskavels uitgegeven. Er is nog circa 19 hectare beschikbaar, waarbij het grootste gedeelte nog beschikbaar bedrijventerrein als zichtlocatie langs Rijksweg A37 en de Mr. Cramerweg (ruim 11 hectare) is gelegen.

Bij de vraag naar grote kavels doen zich nog extra belemmeringen voor. Bedrijventerreinen, en dat geldt ook voor Buitenvaart I, zijn opgedeeld in gebieden met verschillende milieucategorieën en zijn veelal van tevoren verkaveld. Theoretisch kan er nog uitgeefbaar terrein beschikbaar zijn, terwijl door combinatie van beschikbare (verspreide) kavels en milieuzonering er onvoldoende aaneengesloten gebied is te vinden met name voor grote ruimtevragers.

3.4.2 Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteit algemeen

De kwaliteit van bedrijventerreinen wordt steeds belangrijker. Niet alleen de overheid hecht steeds meer waarde aan de uitstraling van een bedrijventerrein, ook de ondernemer hecht steeds meer waarde aan het uiterlijk van een bedrijfspand en de omgeving waarin dit pand is gesitueerd. De kwaliteit van een bedrijventerrein wordt voor een groot deel bepaald door de omgeving waarin het terrein is gesitueerd, door de gebouwen die op het terrein zijn en worden gerealiseerd en door de uitstraling van de bedrijven op het bedrijventerrein. In de beheerfase wordt de kwaliteit van het bedrijventerrein gewaarborgd door het parkmanagement.

De kwaliteit van het bedrijventerrein wordt vanaf Rijksweg A37 bepaald door de kwaliteit van de gebouwen en de uitstraling van de bedrijven die zichtbaar vanaf de rijksweg langs deze snelweg nog worden gerealiseerd. De kwaliteit van de bedrijven is beeldbepalend voor de wijze waarop buitenstaanders het bedrijventerrein beoordelen en waarderen.

Buitenvaart kent een verdeling in milieuzones. In het bestemmingsplan zijn aan deze verschillende milieuzones bestemmingsregels gekoppeld die onder andere betrekking hebben op bouwhoogtes, bebouwingspercentages en afstanden tot perceelgrenzen. Naast deze eisen is er nog sprake van een gebiedsindeling met daaraan kwaliteitseisen gekoppeld. Deze kwaliteitseisen zijn vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan (zie Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan Buitenvaart I).

Zichtlocatie Rijksweg A37

De waterpartij aan de zijde van de rijksweg vormt een essentieel kwaliteitselement voor Buitenvaart. De waterpartij is afgescheiden door middel van een zachte kadewand, met op enkele punten verharde bastions als extra kwaliteitselement.

Bedrijven die zich langs de rijksweg vestigen zijn beeldbepalend voor de uitstraling van Buitenvaart en daarmee beeldbepalend voor de uitstraling van Hoogeveen als regionale vestigingsplaats voor bedrijven. Langs deze zichtlocatie wordt gestreefd naar een gedifferentieerd beeld van Hoogeveen als vestigingsplaats. Bedrijven met een stuwende werking voor de industriële, groothandel en logistieke ontwikkeling van Hoogeveen kunnen zich hier vestigen. Hoogeveen moet zich op deze zichtlocatie profileren en dat kan alleen maar door niet alleen naar de kwaliteit van de gebouwen en de omgeving te kijken, maar tevens te kijken naar de uitstraling van de bedrijven als representatieve functie voor Hoogeveen als bovenregionale vestigingsplaats.

De kwaliteit van de bebouwing wordt gerealiseerd door het kantoordeel van het gebouw, met een minimale bouwhoogte van zes meter, te situeren aan de zichtzijde van Rijksweg A37. Niet alleen het parkeren van het personeel moet gerealiseerd worden aan de zij- of de achterkant van het pand, met ook de laad en losruimte en de stalling van de handelsvoorraad. Een goede architectonische beeldkwaliteit van de gebouwen met een samenhangende visie tussen vormgeving en materialisering. De massaopbouw moet beeldbepalend zijn voor de uitstraling van Hoogeveen als bovenregionale vestigingsplaats voor bedrijven.

Zichtlocatie Mr. Cramerweg

De Mr. Cramerweg is de belangrijkste verkeersader naar Buitenvaart en naar Hollandscheveld en het landelijk gebied ten zuidoosten van Hoogeveen. Daarnaast is de strook groen met de parallelweg en een zware boombeplanting langs de Mr. Cramerweg de entree van Buitenvaart. Daarnaast is de waterpartij vanaf Rijksweg A37 in een kleinere vorm voortgezet.

Bedrijven die zich langs de Mr. Cramerweg vestigen zijn beeldbepalend voor de overige bedrijven op Buitenvaart, de passanten langs Buitenvaart en voor alle bezoekers van het bedrijventerrein. Daarom wordt er veel waarde gehecht aan de kwaliteit van de gebouwen en de omgeving. Met name autodealers hebben zich hier gevestigd.

De kwaliteit van de bebouwing wordt gerealiseerd door het kantoordeel van het gebouw, met een minimale bouwhoogte van vier meter, te situeren aan de zichtzijde van de Mr. Cramerweg. Dit betekent een representatieve uitstraling van het pand naar de Mr. Cramerweg met een samenhangende visie tussen vormgeving en materialisering. Niet alleen het parkeren van het personeel moet gerealiseerd worden aan de zij- of de achterkant van het pand, maar ook de laad- en losruimte en de stalling van de handelsvoorraad.

Hoofdontsluiting Buitenvaart

Langs deze weg moet de representatieve bebouwing gericht zijn op de hoofdontsluiting.

Het parkeren zoveel mogelijk realiseren aan de achterkant of aan de zijkant van het perceel. Het kantoordeel, indien aanwezig, te realiseren aan de zichtzijde van het perceel. Laden en lossen is toegestaan aan de zichtzijde van het pand en buitenopslag is toegestaan aan de achterzijde van het pand.

De massaopbouw van de individuele bedrijven betekent het realiseren van gebouwen met een duidelijke hoofdvorm of een herkenbare compositie van hoofdvormen.

Parkeerterreinen en overige niet bebouwde terreinen zo inrichten en vormgeven dat het gewenste ruimtelijke beeld wordt versterkt.

Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke Structuur

4.1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en functionele kwaliteiten te stimuleren of juist af te remmen. Het zal voor de komende tien jaar een juridische basis vormen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het gebied. Het is daarom van belang de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan nader te beschrijven.

Het beleid is erop gericht de stedenbouwkundige uitgangspunten, te weten goede landschappelijke inpassing, representatie en presentatie naar buiten toe, flexibiliteit, faseerbaarheid en een heldere verkeersstructuur, te realiseren en te handhaven.

Dit plan biedt een goed vestigingsklimaat en nog een aantal goede vestigingsmogelijkheden voor regionaal verzorgende en kleinere plaatselijke bedrijven met de daarbij behorende bedrijfswoningen. Voorts wordt met dit plan voorzien in de behoefte aan locaties voor grotere bedrijven, die relatief minder arbeids- en bezoekersintensief zijn. Bij de inrichting is gestreefd naar een ruimtelijke kwaliteit die past bij een representatieve locatie en naar zo weinig mogelijke milieuhinder.

4.1.2 Wonen

Binnen de begrenzing van het onderhavige plangebied staan in totaal 67 (bedrijfs)woningen met ongeveer 200 bewoners. In het lint Hollandscheveldse Opgaande liggen 19 (bedrijfs)woningen, waarvan vier twee-onder-één-kap woningen zijn, in het lint Langedijk liggen 14 (bedrijfs)woningen, waarvan twee twee-onder-één-kap woningen zijn. Op het bedrijventerrein Buitenvaart I liggen de overige 34 bedrijfswoningen. Alle woningen behoren tot het eigen woningbezit, met uitzondering van de helft van een twee onder een kap woning, waarbij een groot gedeelte vanaf de zeventiger jaren is gebouwd.

Bebouwingslint Hollandscheveldse Opgaande en Langedijk

Op een aantal plaatsen in het ontginningslandschap hebben zich bebouwingslinten ontwikkeld. Het gaat hierbij om linten die de hoofdlijnen van de ontginning aangeven, waarbij vanuit deze linten het gebied grotendeels is ontgonnen.

Alle linten hebben hetzelfde profiel: een weg met aan weerszijden zware boombeplanting met op enige afstand bebouwing. Deze bebouwing ligt in een variërende rooilijn en met een variërende afstand tussen de bebouwing en heeft de nokrichting overwegend haaks op de weg. Bedrijfsgebouwen liggen achter de woningen en vormen de overgang naar het middengebied van het bedrijventerrein. Het overheersende beeld in de linten is dat van eenvoudige woonhuizen, afgewisseld met enkele bijzondere bebouwingsvormen. Deze laatste bebouwing wijkt het meest af met betrekking tot de ligging en de rijkere detaillering.

De oorspronkelijke bebouwingsstructuur is in de loop van de tijd aangevuld met nieuwbouw, met behoud van een aantal herkenbare openingen. De waarde van de bebouwing in dit gebied zit in de afleesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis.

Het omringende landschap

Zowel het Hollandscheveldse Opgaande als de Langedijk grenzen in het zuidwesten aan een grootschalig veenontginningslandschap. Er is sprake van een landschap dat wordt gekenmerkt door een fijnmazig oost-west georiënteerde parcelering, ontstaan uit de vroegste verveningsperiode. De sloten die deze parcelering gestalte geven, zijn goed herkenbaar in het landschap, met name op die plaatsen waar de randen worden begeleid door bomen. Het gebied wordt voornamelijk gebruikt voor veeteelt en weide en vertegenwoordigt een van de weinige veenweidegebieden in de provincie Drenthe.

Het grootschalige veenontginningsgebied is, op een enkele boerderij en woonhuis na, vrij van bebouwing gebleven. De weinige bebouwing die er voorkomt, bestaat uit agrarische bedrijven of een enkele woning. De bebouwing staat vaak alleen en is onopvallend aanwezig. De bouwhoogte bestaat uit één bouwlaag en is afgedekt met een zadeldak.

4.1.3 Bedrijven

Uitgangspunt van het beleid van de gemeente met betrekking tot bedrijvigheid haakt aan bij het provinciaal beleid. Dit betekent dat de gemeente streeft naar het aantrekken van (boven)regionale bedrijvigheid. Daarnaast is het beleid gericht op voldoende ruimte voor bedrijven die lokaal of regionaal gebonden zijn.

Buitenvaart I wordt vanaf Rijksweg A37 ontsloten via het knooppunt Hoogeveen-Oost.

De bestaande bebouwing langs het Hollandscheveldse Opgaande blijft in schaal en ritme het voorbeeld voor bedrijfsbebouwing met bijbehorende woning. In het algemeen is dit gedeelte bestemd voor kleinere bedrijven. De noordelijke bebouwingsrand vormt het decor vanaf Rijksweg A37 en vereist daarom in de vormgeving meer aandacht.

De overgang van zakelijke bedrijfsbebouwing in het noorden tot een bebouwing aan de zuidzijde die aansluiting zoekt bij het oude bebouwingslint, is kenmerkend voor dit gebied. Het is wenselijk om naar een zekere mate van herkenbaarheid te streven door samenhang in schaal, vorm, materiaal en kleurstellingen van de diverse gebouwen.

Het karakter van het bedrijventerrein komt onder meer tot uiting in representatieve bebouwing langs Rijksweg A37, langs de Mr. Cramerweg en aan de hoofdontsluitingsweg. Voorts komt het representatieve karakter tot uiting door het gebruik van waterpartijen en de ontsluiting via een brede, representatieve centrale ontsluitingsas, die wordt omzoomd met hoogopgaande beplanting. Er zijn op de bedrijfskavels lange zichtlijnen vrijgehouden in de noord-zuidrichting ter hoogte van de in noord-zuid richting lopende ontsluitingswegen. De eikenlaan aan de noordzijde van het plangebied is gehandhaafd.

Het zuidwestelijk deel is geschikt voor kleine bedrijven met bedrijfswoningen gesitueerd rondom een groene ruimte. Dit gedeelte sluit aan op de bebouwingslinten met bedrijfswoningen en bedrijven ten noordoosten van de Langedijk en ten noorden van het Hollandscheveldse Opgaande.

Teneinde de milieuhinder zo veel mogelijk te beperken is een ruimtelijke scheiding aangebracht tussen milieugevoelige (woon)functies, door middel van een zonering van het bedrijventerrein in bedrijfscategorieën, waar geen detailhandelsfuncties en kantoorfuncties zijn toegestaan, met uitzondering van bepaalde volumineuze detailhandel. Tevens wordt de milieuhinder zo veel mogelijk beperkt door een zodanige zonering van bedrijfsactiviteiten, dat de bedrijven ten opzichte van elkaar zo weinig mogelijk hinder veroorzaken.

Bedrijven uit de transportsector zijn zodanig in het plangebied gevestigd dat zij, gelet op het verkeersaspect en de stedenbouwkundige opzet, geen afbreuk doen aan het representatieve karakter van het terrein, dat wil zeggen dat ze niet aan de buitenranden zijn gevestigd.

Het gebied valt onder regulier welstandniveau, waaronder wordt verstaan dat de aanwezige kwaliteit ten minste wordt gehandhaafd. Dit betekent:

  • verandering en handhaving zijn beide mogelijk;
  • vrije en open oriëntatie op het beeld van de bestaande bebouwing;
  • ontwerpen die afwijken van de aanwezige structuur maar op zich van bijzondere kwaliteit zijn en een impuls zijn voor de kwaliteit van de bebouwde omgeving worden gestimuleerd. Experimentele ontwerpen en verbijzonderingen worden niet uitgesloten.

4.1.4 Verkeer en vervoer

Vervoerswijze en tracékeuze zullen (nog) meer dan tot nu toe moeten stoelen op de visie, dat het kostbare en kwetsbare woonmilieu van de gemeente Hoogeveen in het algemeen, zowel moet worden beschermd, als hoogwaardig ontsloten. Het particuliere autoverkeer zal ontmoedigd moeten worden, ten gunste van het langzaam verkeer en het openbaar vervoer. Binnen dit plangebied geldt dit met name voor de Langedijk en het Hollandscheveldse Opgaande.

Concreet houdt dit in, dat de verkeersruimten niet worden uitgebreid, maar dat de bestaande infrastructuur beter moet worden benut. Binnen het grootste deel van het plangebied vinden verkeersbewegingen plaats voor het bestemmingsverkeer. De wegen voor het doorgaande verkeer en dus met een grotere stroomfunctie liggen buiten dit bestemmingsplan. Alle wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen.

4.1.5 Groen en water

Het beleid is er op gericht het groen dat op het bedrijventerrein aanwezig is te behouden en waar nodig te versterken en uit te breiden. Daarom zijn de belangrijke groen- en waterstructuren waarmee het bedrijventerrein omgeven is en die zowel belangrijk zijn voor de groene uitstraling van het gebied als voor de wateropvang tot 'Groen' of 'Water' bestemd. Dit geldt eveneens voor de belangrijke boom- en groenstructuren langs de ontsluitingswegen en het groengebied met het speelterrein in het gedeelte met de bedrijfswoningen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de relevante omgevingsaspecten voor het voorliggende plan. Per aspect wordt de invloed op het plan toegelicht.

5.1 Bodem

Het bedrijventerrein Buitenvaart I is vanaf begin 2000 tot ontwikkeling gebracht. Voordien had het gebied een agrarische bestemming. Binnen het gebied is een variatie van gebruiken aanwezig, waaronder bedrijventerrein, wonen, wegen etc.

Binnen het plangebied waren verschillende watergangen aanwezig. In de loop van de tijd zijn deze watergangen gedempt. Vermoedelijk werd hier grond uit de directe omgeving voor gebruikt, maar daarover bestaat geen zekerheid. Gedempte watergangen krijgen daarom standaard een aanduiding potentieel ernstig verontreinigd. Gemeente Hoogeveen heeft de ervaring dat de gedempte watergangen in Hoogeveen zelf voornamelijk gedempt zijn met grond uit de directe omgeving en veelal geen ernstige verontreinigingen bevat. Alleen een milieuhygiënisch bodemonderzoek kan hierin duidelijkheid verschaffen.

Op basis van een dossieronderzoek is een inventarisatie gemaakt van alle potentiële bodemverontreinigende activiteiten (=PBVA). Hierbij zijn de volgende archieven geraadpleegd:
- Kamer van koophandelregister;
- Ondergrondse tankenbestand (op basis van actie tankslag I en II);
- Archief van Stichting Bodem Sanering in gebruik zijnde Bedrijfsterreinen;
- Hinderwetarchief;
- Archief van de vigerende Wet Milieubeheer vergunningen.

In verband met de aanwezigheid van dempingen van watergangen, (voormalige) erfverhardingen, stortplaatsen en dergelijke is een luchtfoto-onderzoek uitgevoerd.

Een onderscheid in potentie (spoedeisend of ernst (niet spoedeisend)) is aan te brengen op basis van de activiteiten en/of gebruikte producten. Zo zal bijvoorbeeld een benzineservicestation sneller tot een bodemverontreiniging kunnen leiden dan een autodetailhandel zonder reparatie. De activiteiten zijn landelijk in vier categorieën ingedeeld: Potentieel spoedeisend, Potentieel Ernstig (niet spoedeisend), Potentieel Verontreinigd en Niet Verontreinigd.

Grafisch zijn de posities van de locaties in afbeelding 5 opgenomen. Zoals voorgaand al opgemerkt zijn de potentieel verontreinigde locaties afkomstig uit historische gegevens en bestaan vooral uit gedempte watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128022001-OH01_0005.png"

Afbeelding 5: Overzicht bodemgegevens plangebied

Verder is voor de volledigheid ook een kaart (afbeelding 6) opgenomen met daarop aangegeven de oude wijken die door het plangebied hebben gelopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128022001-OH01_0006.png"

Afbeelding 6: Overzicht oude wijken

In het kader van de herontwikkeling zijn er eind jaren negentig binnen het plangebied diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. In deze onderzoeken zijn in grond en grondwater overwegend maximaal licht verhoogde gehalten aan verontreinigende stoffen vastgesteld.

In 2006 is binnen het gebied Buitenvaart I een actualisatie-onderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn diverse percelen volledig onderzocht en voor een deel van de destijds te onderzoeken percelen zijn alleen de gedempte sloten onderzocht. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd door CSO Milfac. In de uitgevoerde onderzoeken zijn in grond en grondwater maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond. Het grondwater ter plaatse van de vermoedelijke dempingen is niet nader onderzocht.

In de periode 2010-2011 is opnieuw een actualisatie-onderzoek uitgevoerd ter plaatse van nog uit te geven kavels op het bedrijventerrein Buitenvaart I. In deze onderzoeken is eveneens aandacht besteedt aan mogelijk aanwezige gedempte watergangen. De onderzoeken zijn opgesplitst in twee fasen. In de eerste fase zijn in totaal acht kavels (totale oppervlak ca. 5,5 ha) milieuhygiënisch onderzocht door Grondslag B.V. In deze onderzoeken zijn in grond en grondwater van de geanalyseerde parameters maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond. In de tweede fase zijn in totaal 20 kavels (totale oppervlak ca. 11,6 ha) milieuhygiënisch onderzocht door Outline Consultancy. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat in grond en grondwater van de geanalyseerde parameters maximaal licht verhoogde gehalten zijn vastgesteld.

Op basis van de huidige situatie, gebruik en (historische) informatie kan het niet volledig worden uitgesloten dat er potentiële bodemverontreinigingen te verwachten zijn, die een belemmering kunnen gaan vormen voor een eventuele herontwikkeling van (een deel van) het gebied. Echter uit de nu bekende onderzoeksgegevens blijken er geen verontreinigingen te zijn aangetoond waarvoor sanerende maatregelen noodzakelijk zijn.

Omgevingsvergunning
Het is gebruikelijk dat bij bouwactiviteiten de kwaliteit van de bodem wordt onderzocht. Binnen het plangebied zijn vele onderzoeken voorhanden. Diverse onderzoeken zijn niet meer als actueel te beschouwen, aangezien een houdbaarheid van gegevens van 5 jaar wordt aangehouden. De beschikbare informatie zal worden meegewogen bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning of de milieuhygiënische bodemkwaliteit voldoende bekend is en/of eventuele verontreinigingen voldoende in beeld zijn gebracht en/of een sanering dient te worden uitgevoerd. Te allen tijde dient verontreinigde grond op een verantwoorde wijze te worden afgevoerd.

Diffuse bodemkwaliteit
Het plangebied maakt deel uit van het bodembeheerplan van de gemeente Hoogeveen. Volgens deze kaart zijn in het gebied maximaal licht verhoogde achtergrondwaarden voor zware metalen, PAK en minerale olie te verwachten.

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.

Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kunnen worden verkregen bij afdeling Advies (team Bodem) van de gemeente Hoogeveen en het ministerie van I&M/Agentschap.nl.

5.2 Archeologie En Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Het archeologisch adviesbureau Archaeological Research & Consultancy (ARC) heeft ten behoeve van dit bestemmingsplan een bureauonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Een archeologisch bureauonderzoek voor bedrijventerrein Buitenvaart I te Hoogeveen (D)' (kenmerk: 2011-56) van 10 juni 2011 (Bijlage 1 Archeologie).

Verschillende delen van het bedrijventerrein hebben op de IKAW een verschillende archeologische verwachtingswaarde. Het deel van het plangebied in het noordoosten heeft een hoge verwachtingswaarde. Het gedeelte over het midden van het plangebied en twee zuidelijker gelegen delen van het terrein hebben een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Het grootste deel van het bedrijventerrein heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. Dit terrein was tot de veenontginning niet geschikt voor bewoning.

In de omgeving van het plangebied zijn geen archeologische monumenten en waarnemingen bekend. Wel zijn enkele onderzoeken in de omgeving van het plangebied uitgevoerd. Direct ten oosten van de onderzoekslocatie is door ARC een archeologische verkenning voor 'bedrijventerrein Buitenvaart II' gedaan. In de overgang van het keileem naar het zand zijn enkele vuursteensplinters aangetroffen die mogelijk door de mens bewerkt zijn. Op de overgang van het laaggelegen veen naar de keileemrug is een aantal mogelijk door de prehistorische mens bewerkte vuursteensplinters aangetroffen, en een stuk gecorrodeerd ijzer en een mesje dat mogelijk uit de Late Middeleeuwen stamt.
Ongeveer 750 meter ten zuidwesten van het plangebied is een aantal mogelijke vuursteenafslagjes gevonden (Bijl 2000).
Uit overige archeologische onderzoeken die zijn uitgevoerd in de omgeving van het plangebied zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

Het plangebied ligt in een veenontginning op de rand van het Drentse keileemplateau. Op veengronden in de omgeving van de onderzoekslocatie zijn geen archeologische resten bekend

Een groot deel van de gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde is inmiddels bebouwd. Op basis van het bureauonderzoek van ARC blijft voor de onbebouwde delen de middelhoge tot hoge trefkans volgens de IKAW van kracht en wordt vervolgonderzoek geadviseerd voor verdere toekomstige bodemingrepen.
Echter, het gehele bedrijventerrein, inclusief de onbebouwde delen met een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde, is in het verleden al bouwrijp gemaakt. De wegen, riolering en nutsvoorzieningen zijn al aangelegd. Hiermee is in het bureauonderzoek geen rekening gehouden. De bodem is als gevolg van de werkzaamheden voor het bouwrijp maken al dermate verstoord dat wij archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk achten.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's:
1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.
2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door goede redenen – de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken – niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.
3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Daarom wordt ervoor gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging wordt tegengegaan en wordt rekening gehouden met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. Deze waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Planbeschrijving
Het bedrijventerrein Buitenvaart I bevindt zich ten zuidoosten van de kern Hoogeveen en de Hoogeveensche Vaart. Daarmee ligt Buitenvaart I in het beheersgebied van Waterschap Reest en Wieden. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ca. 85 ha. Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich schouwsloten of hoofdwatergangen van het waterschap. Op de grondwatertrappenkaart van het waterschap valt Buitenvaart I in een gebied met grondwatertrappen VI en VII. Binnen het gebied zijn meerdere gevallen van grondwateroverlast bekend. Het betreft hier een plan met een conserverend karakter.

Riolering
Op het bedrijventerrein Buitenvaart I is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Grijs voor afvloeiend hemelwater van parkeerterreinen en rijwegen, groen voor hemelwater van daken en bruin voor afvalwater. Bewoners op Buitenvaart I kunnen overtollige grondwater op hun terrein lozen op het riool voor hemelwater.

Bij nieuwbouw, die past binnen de kaders van dit bestemmingsplan, zullen gebouwen en terreinen direct aangesloten worden op de daarvoor bestemde riolering. Het hemelwater van daken wordt direct naar het oppervlaktewater geleid. Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te waarborgen zal bij nieuwbouwprojecten daarom geen gebruik gemaakt worden van milieubezwaarlijke bouwmaterialen, die de kwaliteit van het water en de waterbodem negatief kunnen beïnvloeden. Uitlogende materialen zoals zink, lood en dakmastiek behoren tot deze categorie.

Waterkwantiteit
Bij een toename van verhard oppervlak zoals daken en verharding, zal meer regenwater worden afgevoerd in plaats van infiltreren. Waterschap Reest en Wieden hanteert daarom een compensatieregel. Deze compensatie geschiedt bijvoorbeeld door nieuw oppervlaktewater aan te leggen binnen hetzelfde gebied, maar er zijn ook andere opties voor waterberging mogelijk. Binnen dit oppervlak moet ten minste 25 mm x het nieuw te realiseren verhard oppervlak (m2) geborgen worden.

Voorbeeld:
Een nieuw gebouw heeft met alle verharding een totaal oppervlakte van 4000 m2. Dit betekent dat 0.025 m x 4000 m2 = 100 m3 water geborgen moet worden. Er is bijvoorbeeld ruimte voor een vijver of sloot van 500 m2. Deze vijver/sloot dient dan zo ingericht te worden dat het waterpeil minstens 100 / 500 = 0.2 m kan stijgen.

Ook kan gedacht worden aan de aanleg van waterbergende verharding of sedumdaken. Hierdoor zal regenwater vertraagd worden afgevoerd. Tevens zijn er wadiconstructies te realiseren die ook zorgen voor vertraagde afvoer van hemelwater. Een combinatie van oplossingen is ook mogelijk.

In het geval van het bestemmingplan Buitenvaart I is er geen sprake van een toename van verhard oppervlak, omdat het hier een conserverend plan betreft. Bij nieuwbouw, die past binnen de kaders van dit bestemmingsplan, zal rekening gehouden worden met de compensatieregeling. Bij een bestemmingsplanwijziging voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden zal het gewijzigde plan opnieuw worden voorgelegd aan Waterschap Reest en Wieden.

Invloed op de waterhuishouding
Het plan bevindt zich niet in een beekdal of risicogebied en er is geen grote wateroverlast als gevolg van overstromingen geconstateerd. In het gebied zijn bij bestaande bouw gevallen van grondwateroverlast bekend. Overtollig grondwater van deze percelen wordt verzameld in het hemelwaterriool.

Het plan ligt niet in een zone van hydrologische beïnvloeding. Kleine wijzigingen in de grondwaterstand binnen het peilbeheer van het waterschap hebben geen directe invloed op de omliggende functies van het plan, maar kunnen aan de randen kleine grondwaterproblemen veroorzaken. Grotere verschillen in de grondwaterstand kunnen wel invloed op de omliggende functies hebben. Hoge grondwaterstanden maakt traditioneel bouwen onmogelijk. Het grondgebruik kan verslechteren en er bestaat een verhoogde kans op wateroverlast. Het waterschap adviseert voor nieuwbouw om het vloerpeil minimaal 30 cm boven de as van de weg te realiseren. Kruipruimtes dienen niet dieper dan 70 cm te zijn. Het is echter niet raadzaam om een kruipruimte te realiseren vanwege slechtdoorlatende veenlagen in het gebied.

Proces
De gemeente heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Indien tijdens de uitvoering waterhuishoudkundige aspecten aan bod komen, wordt het waterschap daarover ingelicht.

Wateradvies Waterschap Reest en Wieden
De bestemming en grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure voor de standaard watertoets is gevolgd. Afwijkingen met betrekking tot het beleid zijn door de gemeente voldoende onderbouwd. Waterschap Reest en Wieden komt tot het volgende advies: met de bovenstaande waterparagraaf zijn de wateraspecten van waterschap Reest en Wieden voldoende belicht. Het waterschap geeft voor dit plan dan ook een positief wateradvies.

5.4 Natuur En Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht door Ecogroen Advies. De resultaten van de natuurtoets zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan Natuurtoets bestemmingsplan Buitenvaart I, Hoogeveen' (kenmerk: 11-022)van 26 april 2011 (Bijlage 2 Natuurtoets).

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en de EHS. Effecten van de bestemmingsplanactualisatie op dergelijke gebieden zijn dan ook niet te verwachten en een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Nota Ruimte is dan ook niet aan de orde.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (FF-wet) van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de FF-wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust-/verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn – met uitzondering van broedvogels, zoogdieren en mogelijk de Grote modderkruiper- geen juridisch zwaarder beschermde soorten van de FF-wet of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend.

Op basis van de aanwezige biotopen kunnen echter wel vleermuizen en nesten van jaarrond beschermde broedvogels verwacht worden in bomen of bebouwing. Mogelijk is ook een vaste verblijfplaats van de middelhoog beschermde Steenmarter (FF-wet Tabel 2) aanwezig. Daarnaast komen mogelijk Poelkikker en Groene glazenmaker voor in het gebied.

Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.

Omdat sprake is van een volledig conserverend bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen (waaronder ook het bouwrijp maken van nu braakliggende percelen valt) dient wel rekening te worden gehouden met een aantal soorten. Afhankelijk van de ingreep kan aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn naar jaarrond beschermde broedvogels, vleermuizen, Steenmarter, Grote modderkruiper, Poelkikker en Groene glazenmaker.

5.5 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) en de Wet luchtvaart. Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. De gemeente Hoogeveen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan. De resultaten zijn opgenomen in rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai 'Bestemmingsplan Buitenvaart I' (kenmerk: 20110397-02) van 4 oktober 2012 (Bijlage 3 Akoestisch onderzoek okt 2012).

Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en er zijn binnen het bestemmingsplan geen ontwikkelingen opgenomen, waar nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt. Omdat er geen sprake is van 'nieuwe situaties' hoeft de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet te worden getoetst aan de normen uit de Wgh. Wel is ten behoeve van het bestemmingsplan inzage gegeven in de heersende geluidsbelasting in het plangebied als gevolg van de akoestisch relevante wegen voor het jaar 2013 en het einde van de planperiode (2023).

“Knip Trekgatenweg”

In de huidige situatie kan het verkeer vanaf de Alteveer via de Trekgatenweg en de Hollandscheveldse Opgaande, de Mr. Cramerweg bereiken om zodoende een snelle aansluiting te krijgen met de snelweg A37. In het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Buitenvaart II Hoogeveen' is de optie opgenomen om een soort 'knip' aan te brengen op de kruising Trekgatenweg en Langedijk. De reden hiervoor was dat volgens de toen geldende inzichten een overmatige druk op het daarvoor niet geschikte westelijk deel van de Hollandscheveldse Opgaande werd weggenomen. Dit is vertaald in artikel 16 'Uit te werken verkeersdoeleinden (Vu)' waarin is opgenomen dat de aansluiting met de Trekgatenweg zodanig ingericht moet worden dat doorgaand verkeer over het Hollandscheveldse Opgaande wordt ontmoedigd. Tot op heden is geen gebruik gemaakt van deze uitwerkingsbevoegdheid.

In 2009 is het westelijk deel van de Hollandscheveldse Opgaande heringericht, waarbij in overleg met aanwonenden een rode fietssuggestiestrook is aangelegd en 2 versmallingen zijn aangebracht. Deze maatregelen zijn genomen met de bedoeling om de snelheid op deze weg te beperken. Deze maatregelen hebben enig effect gehad, maar uit de metingen is gebleken dat een deel van het autoverkeer nog steeds te snel rijdt.
Uit recente radarmetingen is gebleken dat de verwachte toename van de verkeersintensiteiten op dit deel van de Hollandscheveldse Opgaande ten gevolge van de ontwikkeling op het bedrijventerrein Buitenvaart II niet is opgetreden. In 2011 is de verkeersintensiteit (3200 mvt/etmaal) nagenoeg geljk aan die in 2002 (3400 mvt/etmaal).
Op basis hiervan bestaat er geen aanleiding meer om gebruik te maken van de uitwerkingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 16 in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Buitenvaart II Hoogeveen'.

Aangezien geen gebruik wordt gemaakt van de uitwerkingsbevoegdheid zal bij de bepaling van de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai uitgegaan worden van de verkeersintensiteiten voor de situatie zonder de 'knip', in principe de feitelijke situatie.

De volgende wegen zijn van belang:
- rijksweg A37 (120 km/uur);
- Mr. Cramerweg (50 km/uur);
- Hollandscheveldse Opgaande (50 km/uur);
- Langedijk (60 km/uur);
- Wegen op het bedrijventerrein Buitenvaart I (50 km/uur).

De geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer is berekend met het rekenprogramma Geomilieu V 2.11. Op 1 juli 2012 is SWUNG-I in werking getreden voor rijkswegen en hoofdspoorwegen. Dit betekent dat voor de rijkswegen en hoofdspoorwegen geluidproductieplafonds (GPP) gelden. De verkeersgegevens voor de rijkswegen en hoofdspoorwegen dienen uit het geluidregister van Rijkswaterstaat te worden gehaald. Voor de bepaling van de geluidsbelasting veroorzaakt door de rijksweg A37 zijn voor het jaar 2013 de huidige verkeersintensiteiten uit het geluidregister gehanteerd en voor 2023 de huidige verkeersintensiteiten met een werkruimte van 1,5 dB. Verder zijn alle procedures, waarbij de gemeente het bevoegd gezag is, niet gewijzigd.

De verkeersgegevens van de overige wegen zijn ontleend aan Sandata van DHV, met uitzondering van de etmaalintensiteiten en de percentages vrachtverkeer, die door de afdeling Realisatie, team Verkeer zijn aangeleverd. Op de rekenresultaten mag een aftrek van 5 dB worden toegepast voor wegen tot 70 km/h en 2 dB voor wegen vanaf 70 km/h (art. 110g Wgh) voor het in de toekomst stiller worden van het verkeer.

A37
Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat voor een groot deel van het plangebied de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op de A37 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. In het zuidoostelijk deel is de geluidbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde.

Mr. Cramerweg
De geluidsbelasting afkomstig van de Mr. Cramerweg is in bijna het gehele plangebied lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Alleen in een strook langs de oostelijke grens van het plangebied is de geluidsbelasting hoger dan 48 dB en bedraagt in 2023 maximaal 58 dB.

Hollandscheveldse Opgaande
De geluidsbelasting als gevolg van de Hollandscheveldse Opgaande voldoet nagenoeg in het hele plangebied aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting wordt alleen overschreden op de woningen aan de Hollandscheveldse Opgaande en bedraagt in 2023 maximaal 53 dB.

Langedijk
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt nergens in het plangebied overschreden gedurende de planperiode van 10 jaar.

Wegen op het bedrijventerrein
Direct langs de randen van de wegen op het bedrijventerrein zelf wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden.

Industrielawaai
Buitenvaart I grenst aan de oostzijde van het bedrijventerrein Buitenvaart II. Op Buitenvaart II zijn op grond van het Besluit Omgevingsrecht (BOR), bijlage 1, onderdeel D van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) grote lawaaimakers toegestaan. Daarom is Buitenvaart II aangemerkt als een gezoneerde industrieterrein met een bijbehorende geluidscontour van 50 dB(A) rondom het industrieterrein.

Buitenvaart I is een bedrijventerrein waar geen grote lawaaimakers in de zin van bijlage 1, onderdeel D, BOR zijn toegestaan. Echter, omdat het bedrijventerrein grenst aan het gezoneerde industrieterrein is ervoor gekozen het bedrijventerrein Buitenvaart I op te nemen in de akoestische zonering van Buitenvaart II. De geluidcontour van 50 dB(A) is voor het deel van Buitenvaart I tot stand gekomen door de categorie-indeling op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (1992), die reeds in het vigerende bestemmingsplan was opgenomen, te vertalen naar dB's per m2.

Aangezien er geen nieuwe geluidgevoelige objecten zijn opgenomen in het bestemmingsplan, de geluidszone niet wijzigt en het plan een conserverend karakter heeft, hoeft niet getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor industrielawaai.

5.6 Milieuzonering Bedrijven

Het bedrijventerrein kent een interne zonering waarmee twee zaken worden beoogd:
- het voorkomen van onevenredige milieuhinder op daarvoor gevoelige (woon)functies;
- het waarborgen van het representatief karakter van het bedrijventerrein.

Daarom is in het plangebied een ruimtelijke scheiding aangebracht die gebaseerd is op milieuhygiënische en ruimtelijke uitgangspunten.

Gestreefd is naar een bedrijventerrein met een optimaal woon- en werkklimaat. Het gaat hierbij onder meer om de situering van grote bedrijven ten opzichte van:
- kleinere bedrijven met en zonder bedrijfswoningen;
- de woonbebouwing aan de Langedijk en aan het Hollandscheveldse Opgaande;
- de woonwijk Wolfsbos aan de noordzijde van rijksweg A37;

De minst belastende bedrijven zijn gerealiseerd nabij de woningen aan de Langedijk en Hollandscheveldse Opgaande. Ten noorden daarvan ligt een schil van bedrijven uit een middencategorie. Vervolgens liggen in het noordoosten de meest hinderlijke bedrijven op een zo groot mogelijke afstand van de bedrijfswoningen en de bebouwingslinten aan de Hollandscheveldse Opgaande en de Langedijk.

De indeling in milieucategorieën in het bestemmingsplan van 1996 heeft plaatsgevonden op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (1992). In de VNG-publicatie zijn richtafstanden opgenomen voor geur, stof, geluid en gevaar. Per milieucategorie is een lijst met bedrijfsactiviteiten (lijst Staat van bedrijven) opgesteld, die zich in het betreffende gebied kunnen vestigen.

Bij de herziening van het plan is de categorie-indeling geactualiseerd op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van 2009.
Omdat Buitenvaart II, een gezoneerd industrieterrein, ten oosten grenst aan het bedrijventerrein Buitenvaart I, is tevens een geluidcontour van 50 dB(A) opgenomen rondom het bedrijventerrein Buitenvaart I. De geluidsbelasting die veroorzaakt wordt door bedrijven op het bedrijventerrein Buitenvaart I wordt getoetst aan deze geluidcontour. Bij de milieuzonering is het aspect geluid dan ook buiten beschouwing gelaten. De lijst Staat van bedrijven voor de bestemmingen BT-1 t/m BT-4 is daarom gebaseerd op de richtafstanden voor geur, stof en gevaar.

De woningen en bedrijven langs de Langedijk en de Hollandscheveldse Opgaande hebben de bestemming 'Gemengd'. Dit deel van het plangebied is in het verleden niet betrokken bij de vaststelling van de geluidszone 50 dB(A). Daarom is voor de bestemming 'Gemengd' een lijst 'Staat van bedrijven' opgenomen waarin de richtafstanden voor geluid wel zijn opgenomen.

In het vigerende plan van 1996 is destijds de afweging gemaakt om bedrijven met een grotere richtafstand dan 100 meter voor het aspect gevaar niet toe te staan in de milieucategorie B-III. Zoals eerder vermeld is in de herziening de categorie-indeling gebaseerd op de geactualiseerde VNG-publicatie van 2009. Dit betekent dat het gebied dat voorheen werd aangeduid als B-III nu is ingedeeld in BT-4. Hierbij is er wel voor gekozen om de afweging met betrekking tot het aspect gevaar in stand te houden. In de lijsten 'Staat van bedrijven' zijn dan ook in BT-4 geen bedrijfsactiviteiten opgenomen met een richtafstand voor gevaar die groter is dan 100 meter.

5.7 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, koolmonoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst niet meer zal gebeuren waardoor berekening van die waarden niet relevant is.

Voor de herziening van het bestemmingsplan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek, Bestemmingsplan Buitenvaart I' (kenmerk; 20110397L) van 4 oktober 2012 (Bijlage 4 Luchtkwaliteit).

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en er zijn binnen het bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen. Daar er geen sprake is van 'nieuwe situaties' hoeft de luchtkwaliteit van rechtswege niet te worden getoetst aan de in de Wet luchtkwaliteit opgenomen grenswaarden.

Wel is de luchtkwaliteit inzichtelijk gemaakt ten behoeve van dit plan. In het onderzoek zijn de volgende wegen in ogenschouw genomen: A37, de Mr. Cramerweg, de Hollandscheveldse Opgaande, de Langedijk en de wegen op Buitenvaart I. De concentraties zijn berekend voor het jaar waarin het bestemmingsplan wordt geactualiseerd (2013) en het jaar 2023.

Voor het berekenen van de luchtkwaliteit is met betrekking tot wegen in het stedelijk gebied gebruik gemaakt van het rekenprogramma CARII versie 11.0. Vanwege het karakter en de ligging van de A37 in open terrein mag CARII niet worden toegepast. De luchtkwaliteit ten gevolge van de A37 is berekend met het programma ISL2 V5. In het programma ISL2 worden alleen de concentraties NO2 en PM10 berekend, omdat dit de meest relevante stoffen zijn.
In beide rekenprogramma's is het nog niet mogelijk om berekeningen uit te voeren voor het peiljaar 2023 Daarom zijn de berekeningen uitgevoerd voor het jaar 2020. In dit onderzoek zijn wel de verkeersgegevens van het jaar 2023 gehanteerd. Omdat de concentraties jaarlijks afnemen, zal op het moment dat met betrekking tot het jaar 2020 aan de grenswaarden kan worden voldaan, deze ook voor het jaar 2023 niet worden overschreden.

Uit het onderzoek is gebleken dat de maximale jaargemiddelde concentratie NO2 23 µg/m3 bedraagt in het jaar 2013. In 2020 bedraagt de maximale jaargemiddelde concentratie NO2
19 µg/m3. Dit wordt veroorzaakt door de Mr. Cramerweg. De norm van 40 µg/m3 wordt niet overschreden in het plangebied.

De maximale jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 19 µg/m3 in 2013. In 2020 bedraagt de maximale jaargemiddelde concentratie PM10 17 µg/m3. Dit wordt veroorzaakt door de A37 en de Mr. Cramerweg. De norm van 40 µg/m3 wordt niet overschreden in het plangebied.

Het aantal overschrijdingen van het 24-uursgemiddelde PM10 bedraagt ten hoogste 7 dagen in 2013 en 6 dagen in 2020 en ligt hiermee ook ruimschoots onder de norm van 35 dagen.

Uit het onderzoek blijkt ook dat de in de Wet luchtkwaliteit opgenomen grenswaarden met betrekking tot SO2, Benzeen, CO en BaP niet worden overschreden.

In een eerder voor de gemeente Hoogeveen uitgevoerd luchtkwaliteitsonderzoek is aangetoond dat de bijdrage van de industriële bronnen binnen de gemeente Hoogeveen verwaarloosbaar is.

De luchtkwaliteit in het plangebied voldoet aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit.

5.8 Externe Veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied (Bijlage 5 Externe Veiligheid).

Stationaire bronnen
In het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. Binnen het plangebied is een bedrijf met een ammoniakkoelinstallatie aanwezig. Deze ammoniakkoelinstallatie valt in verband met de hoeveelheid ammoniak (minder dan 1500 kg ammoniak) niet onder de bepalingen van het Bevi.

Het plangebied ligt wel binnen de plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour en het invloedsgebied voor het groepsrisico van een LPG-tankstation dat ten oosten van het plangebied ligt. LPG-tankstations worden in het kader van het Bevi als categoriale inrichtingen aangemerkt. Voor de PR10-6-contouren gelden in dit geval vaste afstanden. Deze afstanden zijn vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). In afbeelding 7 zijn de PR10-6-contouren en het invloedsgebied rondom het LPG-tankstation weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128022001-OH01_0007.jpg"

Afbeelding 7: Risicocontouren rondom het LPG-tankstation

Plaatsgebonden risico
Het LPG-station beschikt over een actuele milieuvergunning, waarin veiligheidsmaatregelen zijn vastgelegd die gelden op grond van het Besluit LPG-tankstations. In de milieuvergunning is de jaarlijkse doorzet van LPG vastgelegd tot een maximum van 2500 m3 per jaar. De beperking van de doorzet van LPG heeft geen invloed op de grootte van de PR10-6-contouren, omdat voor tankstations met een doorzet van meer dan 1000 m3 LPG per jaar generieke afstanden gelden. Deze afstanden zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Type inrichting afstand vanaf LPG-vulpunt afstand vanaf LPG-reservoir afstand vanaf LPG-afleverzuil
LPG-tankstation met een doorzet meer dan 1000 m3/jaar (bestaande situatie) 40 m 25 m 15 m
LPG-tankstation met een doorzet meer dan 1000 m3/jaar (nieuwe situatie) 110 m 25 m 15 m

In principe moet een actualisatie van een bestemmingsplan als een nieuwe situatie worden aangemerkt. In dat geval bedraagt de afstand voor de PR 10-6-contour 110 meter vanaf het LPG-vulpunt.
Binnen deze afstand liggen geen kwetsbare objecten. In het bestemmingsplan zijn ook geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, die realisatie van kwetsbare objecten mogelijk maakt, opgenomen. Dit betekent dat de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden.
Wel liggen beperkt kwetsbare objecten binnen de PR10-6-contour, maar dit is voor deze situatie toegestaan. Het betreft in dit geval een overschrijding van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. In het Bevi zijn geen saneringswaarden opgenomen voor beperkt kwetsbare objecten die niet aan de richtwaarde voldoen. Een beperkt kwetsbaar object binnen de PR10-6-contour wordt toelaatbaar geacht in bestaande situaties.

Het gewijzigde Besluit LPG-tankstations wordt naar verwachting in 2013 van kracht. De te hanteren afstanden voor het plaatsgebonden risico (10-6) zullen dan worden verkleind. Reden hiervoor is dat bevoorrading van een LPG-tankstation dan alleen nog mag plaatsvinden als de LPG-tankwagen voorzien is van een hittewerende bekleding. Vanaf eind 2010 worden de hittebestendige tankwagens al ingezet.
Als de afstanden worden verkleind dan ligt de PR10-6-contour rondom het LPG-vulpunt nog net binnen het plangebied in de bestemming Water en Groen. Er liggen dan geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de PR10-6-contour, waardoor er ook geen sprake meer is van het overschrijden van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico
Het invloedsgebied van 150 meter rondom het LPG-vulpunt waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden, ligt gedeeltelijk over het plangebied Buitenvaart I (zie afbeelding 7). Het betreft een herziening van het bestemmingsplan waarbij het groepsrisico onveranderd blijft. Voor de volledigheid is wel een risicoberekening uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. De reden hiervoor is de geringe hoeveelheid personen in het invloedsgebied.

Tevens zijn ter beperking van het groepsrisico in de milieuvergunning de volgende maatregelen vastgelegd in voorschriften:
- gedurende de periode dat een LPG-tankwagen is aangekoppeld ter bevoorrading van het tankstation mag een tankwagen gevuld met motorbrandstoffen (benzine, diesel) niet binnen 25 meter afstand tot de lossende LPG-tankwagen worden opgesteld. Omgekeerd geldt dit voorschrift eveneens;
- de bevoorrading van LPG mag uitsluitend plaatsvinden gedurende de periode gelegen tussen 19.00 - 07.00 uur.

Door de bevoorrading 's nachts te laten plaatsvinden is er voor die periode zelfs geen sprake van een groepsrisico. Gezien de geringe hoogte van het groepsrisico levert dit dan ook geen belemmeringen op.

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Het noorden van het plangebied grenst aan de rijksweg A37, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is geen PR10-6-contour aanwezig. Ook is geen sprake van een zogenaamde plasbrandaandachtsgebied (PAG), het aantal transporten met gevaarlijke stoffen is hiervoor te gering. De A37 is opgenomen in het 'Basisnet Weg'. Het Basisnet Weg is voor geheel Nederland vastgesteld, waarbij de plaatsgebonden risico's zijn beoordeeld en het groepsrisico in beeld is gebracht. De A37 kent geen knelpunten voor het groepsrisico. Dit betekent dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Daarnaast kan nog worden opgemerkt dat het in dit bestemmingsplan gaat om een bedrijventerrein waar geen kwetsbare groepen personen aanwezig zijn. Er zijn dan ook geen belemmeringen als gevolg van de A37 aanwezig.

Buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied ligt een aantal hoge druk aardgasleidingen, waarvan de invloedsgebieden gedeeltelijk over het plangebied liggen. De Nederlandse Gasunie N.V. is de exploitant van deze leidingen. De buisleidingen vallen onder de bepalingen van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

Het gaat om de volgende aardgasleidingen:

Leiding typering Diameter mm (inch) Druk in bar Product
A-503 1067 (42) 66 Aardgas
A-509 1219 (48) 66 Aardgas
N-520-21 159 (6) 40 Aardgas


Plaatsgebonden risico
Het plangebied ligt niet binnen de PR10-6-contouren of de belemmeringenzone van deze buisleidingen.

Groepsrisico
Het invloedsgebied van de aardgasleiding ten noorden van het plangebied ligt gedeeltelijk over het bestemmingsplan. In dit gedeelte van het plangebied is geen sprake van geprojecteerde of bestaande beperkt kwetsbare objecten. Dit wordt ook niet mogelijk gemaakt in dit plan. Binnen dit invloedsgebied is sprake van de bestemming 'Groen' en 'Water'.

Het invloedsgebied van de twee buisleidingen die ten oosten van het plangebied liggen, ligt ook gedeeltelijk over het plangebied en hier zijn wel beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Dit betekent dat het groepsrisico moet worden verantwoord. Het invloedsgebied van de leiding (A-509) met de grootste diameter (48 inch) bedraagt circa 540 meter gerekend vanaf de leiding. Op grond van artikel 12 van het Bevb moet het groepsrisico worden verantwoord.

Het aantal personen in het plangebied dat binnen het invloedsgebied valt, bedraagt circa 40 personen per hectare. Het groepsrisico neemt door de actualisering van het bestemmingsplan niet toe, omdat er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Een onderzoek naar de mogelijkheden tot risicovermindering nu en in de toekomst en de alternatieven worden op grond van artikel 12, derde lid niet in de verantwoording meegenomen, omdat er geen toename van het groepsrisico aanwezig is en de overschrijdingsfactor veel lager is dan 0,1 van de oriëntatiewaarde.

Ten aanzien van de zelfredzaamheid kan worden gesteld dat er vanuit wordt gegaan dat dit aspect op een industrieterrein in mindere mate speelt. Er zijn namelijk geen kwetsbare objecten toegestaan. Verder is het bedrijfsleven op het industrieterrein in de meeste gevallen verplicht om over een adequate bedrijfshulpverlening te beschikken. Door een dergelijke organisatie is het mogelijk dat tijdens calamiteiten op adequate wijze wordt opgetreden.

De Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) is in de gelegenheid gesteld om een advies uit te brengen, met name voor de aspecten zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van een calamiteit. De Hulpverleningsdienst Drenthe heeft op 8 januari 2013 een advies (kenmerk: U120200) uitgebracht. Ten aanzien van zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid worden geen extra maatregelen geadviseerd. De gemeente Hoogeveen heeft al een aantal maatregelen getroffen om de veiligheid te optimaliseren. De huidige situatie voldoet. Het advies van de HVD is afgestemd met Brandweer ZuidWest Drenthe.

Kortom er is geen sprake van een toename van het groepsrisico. Er is dan ook sprake van een acceptabele situatie in het plangebied.

Hoogspanningslijnen
In of in de nabijheid van het plangebied lopen geen hoogspanningslijnen. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008).

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

Het Rijk heeft ambitieuze klimaatdoelen gesteld die via diverse convenanten en akkoorden (zowel met het bevoegd gezag, bedrijfsleven en marktpartijen) zijn geborgd. De gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaamheid zijn opgenomen in het Klimaatbeleid. Hierin is de ambitie uitgesproken dat de gehele gemeente in 2040 CO2-neutraal is ingericht. Dit betekent dat de gemeente bij ruimtelijke plannen en bouwprojecten zich dient in te spannen om de partijen waarmee zij samenwerkt te enthousiasmeren voor duurzaam bouwen. Daar waar de gemeente een regierol vervult, heeft de gemeente een voorbeeldrol.

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. Dit kan zich in verschillende vormen uiten. Een van de meest bekende begrippen is het duurzaam bouwen. Bij nieuwbouw of renovatie van gebouwen wordt vooral gelet op de gebruikte materialen en het energieverbruik. Dit kan ook breder worden getrokken tot duurzame stedenbouw of duurzame ontwikkeling. Dan gaat ook de inrichting van de omgeving een rol spelen.

Duurzaamheid komt tot stand door een goede afweging van economische, maatschappelijke, ruimtelijke- en milieubelangen. Bij het realiseren van een duurzaam bedrijventerrein gaat het vooral om:
- een optimale inpassing in de (natuurlijke) omgevingsaspecten;
- een optimale (regionale en lokale) economische ontwikkeling;
- het minimaliseren van het gebruik van (niet-vernieuwbare) natuurlijke hulpbronnen (fossiele brandstoffen, water, grond- en afvalstoffen);
- het minimaliseren van de effecten van activiteiten op het milieu (emissies en lozingen, geluidsproductie en veiligheid).

Hoofdstuk 7 Planbeschrijving

7.1 Juridisch Systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het bedrijventerrein passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Hoewel deze kwaliteiten niet voor alle in het plangebied voorkomende gebieden even waardevol zijn, is gekozen voor een uniforme wijze van bestemmen voor het gehele gebied.

Het bestemmingsplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die per 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan wordt opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. Deze standaard is per januari 2010 verplicht volgens het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

7.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 8.3 nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduidingsregels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

De algemene aanduidingsregels geven de mogelijkheid voor algemene aanduidingen, die als een extra laag over meerdere bestemmingen liggen. In dit bestemmingsplan is één van deze algemene aanduidingen aanwezig, te weten:

  • I. Geluidzone - Industrie 50 dB(A): het betreft een zone die behoort bij het industrieterrein de Wieken, waar in bepaalde gebieden "grote lawaaimakers" zijn toegestaan. Binnen de zone moet men bij nieuwbouw rekening houden met grenswaarde van geluid vanwege de industrie of een hogere waarde aanvragen;

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

7.3 Verklaring Van De Bestemmingen

7.3.1 Agrarisch

Voor het open gebied is een bestemming "Agrarisch" opgenomen die het open en landelijke karakter waarborgt. Binnen de bestemming is bebouwing uitgesloten en wordt via een aanlegvergunningenstelsel het open karakter gewaarborgd.

7.3.2 Bedrijven - Nutsvoorziening

Deze bestemming heeft betrekking op de gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen met een oppervlakte groter dan 25 m2. Nutsgebouwen met een kleinere oppervlakte zijn binnen bijna alle bestemmingen toegestaan.

7.3.3 Bedrijventerrein – 1 tot en met Bedrijventerrein – 4

In grote lijnen wordt de ruimtelijke scheiding tussen de verschillende categorieën bedrijfsactiviteiten aangebracht door in het plangebied vier bestemmingen bedrijventerrein op te nemen, waar de volgende bedrijfsactiviteiten (uit de bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten) zijn toegestaan:

  • Bedrijventerrein – 1: bedrijfsactiviteiten uit categorie I (lichte bedrijvigheid) met bedrijfswoningen;
  • Bedrijventerrein – 2: bedrijfsactiviteiten uit de categorieën I en II (lichte en middelzware bedrijvigheid);
  • Bedrijventerrein – 3: bedrijfsactiviteiten uit de categorieën II en III (middelzware tot zware bedrijvigheid);
  • Bedrijventerrein – 4: bedrijfsactiviteiten uit de categorieën III en IV (zware bedrijvigheid met voor alle milieucriteria een afstandsindicatie tot 300 meter).

Voor de bedrijfsruimten in de bestemming bedrijventerrein – 1 is een minimaal te bebouwen oppervlakte van 150 m² opgenomen. Voor de bedrijfswoningen op dit terrein geldt een maximaal te bebouwen oppervlakte van 150 m² . Tevens is bepaald dat de bedrijfswoning gekoppeld moet zijn aan het bedrijfsgebouw of daarvan deel moet uitmaken. Dit om te voorkomen dat op het terrein woningen worden gebouwd zonder dat daarbij een reëel bedrijf wordt gevoerd. Hiermee wordt tevens gesplitste verkoop van bedrijfswoning en bedrijfsgebouw tegengegaan.

Omdat in zijn algemeenheid kleinschalige detailhandel is uitgesloten, is met een functieaanduiding de reeds aanwezige detailhandel op de verbeelding aangegeven.

Er is een bouwvlak opgenomen met een maximale bouwhoogte en een bebouwingspercentage, afgestemd op zowel de huidige als de toekomstige bouwmassa.

7.3.4 Gemengd

Onder deze bestemming zijn de voornamelijk vrijstaande woningen met aan huis verbonden bedrijvigheid en/of kleine bedrijfjes met bedrijfswoning langs de Langedijk en het Hollandscheveldse Opgaande gebracht.

7.3.5 Groen

Overeenkomstig de grotendeels bestaande situatie zijn de structuurbepalende elementen zoals beschreven in hoofdstuk 2, bestemd tot 'Groen'. Het zogenoemde snipper-groen valt binnen de bestemming 'Verkeer', waaraan het groen ondergeschikt is.

7.3.6 Verkeer

Onder deze bestemming vallen alle wegen, een gedeelte van een vrijliggend fietspad en een gedeelte van de voetpaden binnen het plangebied. Ook de parkeervoorzieningen, eventuele uitbreiding van de parkeervoorzieningen en ondergeschikte groenvoorzieningen zijn hierbij opgenomen.

7.3.7 Water

Het water gelegen rondom het plangebied en belangrijk zowel vanuit het oogpunt van beeldkwaliteit als vanuit de waterhuishouding met de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers vallen onder deze bestemming. Gebouwen zijn niet toegestaan.

7.3.8 Gebiedsaanduidingen

De algemene aanduidingsregels geven de mogelijkheid voor algemene aanduidingen, die als een extra laag over meerdere bestemmingen liggen. Binnen dit bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding Geluidszone - industrie opgenomen.

Het noordelijke gedeelte van het plangebied valt binnen de geluidszone van het bedrijventerrein 'Buitenvaart II', waarvoor een gebiedsaanduiding op de verbeelding is aangegeven. Binnen deze zone is het niet toegestaan om geluidsgevoelige bebouwing op te richten, tenzij aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan of een hogere grenswaarde is verkregen.

7.3.9 Overige regelingen

In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is.

Een bestemmingsplan bevat dus niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.

Het betreft een grotendeels flexibel plan, waarbinnen nieuwe ontwikkelingen worden gestimuleerd. Mochten zich gedurende de looptijd van het plan nieuwe wensen openbaren, dan kunnen deze binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven door middel van het afwijken van de bouwregels en/of de specifieke gebruiksregels bij een omgevingsvergunning of een wijzigingsbevoegdheid nader gestalte krijgen.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het bedrijventerrein Buitenvaart I. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de gegeven regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

8.2 Inventarisatie

Er heeft een grondige inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing.

8.3 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de Kadernota Integrale Handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

8.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat

Op basis van de Kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van Handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluatie zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhavingsstrategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Bedrijventerreinen kennen een levenscyclus. Indien niet op regelmatige basis onderhoud wordt verricht wordt deze levenscyclus aanmerkelijk verkort. Bij de ontwikkeling van het bedrijvenpark Buitenvaart I is door de gemeente een ambitieniveau neergelegd: 'het ontwikkelen en behouden van een duurzaam en kwalitatief bedrijventerrein'.

Van belang is om niet alleen de beeldkwaliteit nu vast te leggen, maar vooral ook de bewaking van deze kwaliteit op termijn. Het invoeren van parkmanagement speelt daar een belangrijke rol in.

Parkmanagement voorkomt vroegtijdige veroudering en daarmee dure herstructurering. De Vereniging Parkmanagement Buitenvaart (VPB) vergemakkelijkt de samenwerking tussen ondernemers onderling en tussen de ondernemers en de gemeente.

Door zich te vestigen op Buitenvaart I tekenen ondernemers ook het contract voor het parkmanagement. Hiermee zijn de ondernemers automatisch lid van de VPB. De ondernemers op Buitenvaart I worden gevraagd mee te bepalen in wat er met hun eigen omgeving gaat gebeuren. Hoe het beheer gebeurt, of en hoe er aan extra kwaliteit wordt gedaan, welke vorm van terreinbeveiliging gewenst is et cetera.

De vereniging krijgt een budget toegewezen vanuit de gemeente om met name aan de gemeentelijke taken binnen het verplichte pakket invulling te geven. Voor de terreinbeveiliging, de bewegwijzering en overige collectieve diensten wordt door de ondernemers per kwartaal een noodzakelijke bijdrage gestort.

Verder wordt van de ondernemers verwacht dat ze goed huismeester zijn op hun eigen terrein en dat men actief meedenkt en suggesties doet met betrekking tot mogelijke diensten. De parkmanager zal het op zich nemen om dit dan verder uit te werken.

Middels dit bestemmingsplan wordt zowel de bestaande situatie als de nog te realiseren situatie op het bedrijventerrein Buitenvaart I omschreven en vastgelegd. Hierbij wordt ernaar gestreefd om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en particuliere bedrijven te realiseren. Dit is gedaan door dit bestemmingsplan globaler en flexibeler van opzet te maken dan de voorgaande bestemmingsplannen voor het bedrijventerrein. Hiermee wordt het bestemmingsplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.

9.2 Economische Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan betreft een herziening. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente en zullen uit de daarvoor gereserveerde algemene middelen betaald worden. Voor zover er sprake is van functieveranderingen, zullen de kosten voor ontwikkeling van dergelijke initiatieven gedragen worden door particulieren. Aan de wijziging van een functie wordt alleen meegewerkt, wanneer de particulier heeft aangetoond dat de wijziging van de functie financieel haalbaar is.

Hiermee wordt geacht dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is aangetoond.

9.3 Inspraak- En Vooroverleg

9.3.1 Inspraak

Bij het ter inzage leggen van het ontwerpplan wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te brengen tegen het ontwerp bestemmingsplan.

9.3.2 Vooroverleg

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De Provincie Drenthe en Hulpverleningsdienst Drenthe hebben reactie gegeven.

Reactie Provincie

De Provincie geeft aan dat op basis van de omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld op 2 juni 2010) de volgende aspecten van provinciaal belang zijn:

- milieu- en leefomgevingkwaliteit;

- economische ontwikkeling en werkgelegenheid;

- archeologie.

Economische ontwikkeling en werkgelegenheid De Provincie vindt het van belang in de plantoelichting bij het onderdeel economische ontwikkeling en werkgelegenheid te vermelden dat de gemeente Hoogeveen samen met overige gemeenten in de Zuid-as bezig is een regionale visie te ontwikkelen voor werklocaties. In dit verband zal ook een herijking plaatsvinden van de in de Omgevingsvisie Drenthe opgenomen behoefte aan hectares voor werklocaties voor de periode tot 2020.

Archeologie De in het bestemmingsplan opgenomen regelgeving voor archeologie geeft onvoldoende bescherming. Het verzoek is hierover contact op te nemen met de Provincie.

Reactie gemeente

Economische ontwikkeling en werkgelegenheid Paragraaf 3.3 van de toelichting wordt hierop aangepast.

Archeologie Er is contact opgenomen met de provincie. Volgens de provinciaal archeoloog was het benoemen van alleen het uitvoeren van een verkennend archeologisch onderzoek niet voldoende, hiermee wordt eventueel vervolgonderzoek mogelijk uitgesloten.

Uit een nadere beschouwing van het bureauonderzoek dat is uitgevoerd door ARC zijn wij tot een ander inzcht gekomen. Het bureauonderzoek houdt geen rekening met het feit dat in het verleden het gehele bedrijventerrein Buitenvaart I al bouwrijp gemaakt is. De bodem van het gehele bedrijventerrein is hierbij verstoord, er zijn vijverpartijen, wegen, riolering en nutsvoorzieningen aangelegd. Er is geen sprake meer van een niet verstoorde bodem in het plangebied. Op basis hiervan zijn wij van mening dat archeologisch onderzoek in het gebied niet meer noodzakelijk is.

Hulpverleningsdienst Drenthe

De HVD heeft een advies uitgebracht op grond van artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen inzake de zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid.

Reactie gemeente

De gemeente heeft het advies van de HVD betrokken bij de afweging van de verantwoording van het groepsrisico in paragraaf 5.8 Externe Veiligheid.

9.3.3 Ontwerpfase

Het ontwerp-bestemmingsplan Buitenvaart I, 2012 en de bijbehorende stukken hebben vanaf 27 maart t/m 7 mei 2013 ter visie gelegen in het Companiehuis. Daarnaast was het bestemmingsplan te raadplegen via de website www.ruimtelijkeplannen.nl en www.hoogeveen.nl/inzage. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen ten aanzien van het ontwerp-bestemmingsplan. Daarvan heeft niemand gebruik gemaakt.

Gelet op het voorgaande wordt het bestemmingsplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst 1

Bijlage 1 Bedrijvenlijst 1

Bijlage 2 Bedrijvenlijst 2

Bijlage 2 Bedrijvenlijst 2

Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan Buitenvaart I

Bijlage 3 Beeldkwaliteitplan Buitenvaart I

Bijlage 1 Archeologie

Bijlage 1 Archeologie

Bijlage 2 Natuurtoets

Bijlage 2 Natuurtoets

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Okt 2012

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek okt 2012

Bijlage 4 Luchtkwaliteit

Bijlage 4 Luchtkwaliteit

Bijlage 5 Externe Veiligheid

Bijlage 5 Externe Veiligheid