Stationsgebied 2012
Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen
Vastgesteld op 27-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Stationsgebied 2012 van de gemeente Hoogeveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20128026001-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw
een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwde woningen:
woningen gekoppeld door middel van gebouwen;
1.7 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
1.8 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 appartementengebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;
1.13 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;
1.17 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden;
1.18 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.19 bestaand:
de op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 Bevi-inrichtingen:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.31 bijzettent:
een tent van maximaal 6 m2;
1.32 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.33 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlenend bedrijf:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;
1.36 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;
1.37 dwarskap:
een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;
1.38 e-commerce:
vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;
1.39 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.40 erf:
de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.41 evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
1.43 geluidsbelasting van vliegveld Hoogeveen:
de geluidsbelasting op een bepaalde plaats veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende vaste vleugel luchtvaartuigen met schroefaandrijving en een toegelaten totaalmassa die hoger is dan 390 kg doch niet hoger dan 6000 kg, uitgedrukt in bkl;
1.44 geluidbelasting vanwege een industrie-/bedrijventerrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen op een industrieterrein (benoemen welk terrein….), daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg;
1.45 geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten;
1.46 geluidbelasting vanwege een weg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
1.47 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.48 gezondheidscentrum
centrum waarin diverse zorgverlenende instanties gehuisvest zijn zoals huisartsenzorg,
apotheker, fysio- en overige therapeuten, verlos- en verpleegkundigen, maatschappelijk werk en wijkverpleging, met uitzondering van dagbehandeling en zorg gericht op kort of langdurend verblijf van cliënten;
1.49 halfvrijstaande woningen:
blok van twee aaneengebouwde woningen;
1.50 hogere (geluidsgrens)waarde:
een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.51 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.52 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
1.53 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.54 kantoor:
een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;
1.55 kap:
een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;
1.56 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.57 langskap:
een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;
1.58 leisureactiviteiten:
activiteiten die gericht zijn op recreatie en ontspanning welke individueel of in groepen kunnen plaatsvinden, zoals karten, overdekt skiën en bowlen;
1.59 lessenaarsdak:
een dak bestaande uit één hellend dakvlak;
1.60 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.61 peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.62 perceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.63 platdak:
horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;
1.64 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.65 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.66 reconstructie van een weg:
een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 1,5 dB of meer wordt verhoogd;
1.67 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.68 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.69 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.70 stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
1.71 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.72 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
(let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte);
1.73 voorkeursgrenswaarde:
de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.74 voorgevel:
het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.75 vuurwerkbedrijven:
inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.76 Wgh-inrichtingen:
inrichtingen in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder jo artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.77 winkel:
een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.78 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);
1.79 wooncentrum:
een centrum ten behoeve van wonen met daaraan ondergeschikt gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de afstand tot de perceelgrens
de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. (ontsluitings-)wegen;
- c. verhardingen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;;
met de daarbijbehorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de sociale veiligheid;
- b. de milieusituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de verkeersveiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Gemengd - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlenend bedrijf:
- b. kantoor;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. daarboven gelegen woningen;
met de daarbijbehorende:
- e. gebouwen;
- f. bijgebouwen;
- g. garageboxen;
met daaraan ondergeschikt:
- h. wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 5 Gemengd - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlenend bedrijf:
- b. kantoor;
- c. gezondheidscentrum;
- d. daarboven gelegen woningen;
met de daarbijbehorende:
- e. gebouwen;
- f. bijgebouwen;
- g. garageboxen;
met daaraan ondergeschikt:
- h. wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. paden;
- c. water;
- d. speelvoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. taluds;
- g. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- i. evenementen;
- j. zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
- l. andere werken.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;'
met de daarbij behorende
- b. daarboven gelegen woning ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen';
- c. gebouwen;
- d. bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en paden;
- f. ontsluitingsweg ter plaatse van de gebiedaanduiding 'Vrijwaringszone - weg';
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. sociale veiligheid;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. lid 7.2.2 sub a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
- 2. lid 7.2.2 sub b en sub c voor wat betreft voorgeschreven kapvorm, kaprichting en het daarbij behorende dakhellingspercentage;
- 3. lid 7.2.2 sub e en toestaan dat niet in de bouwgrens wordt gebouwd mits daarbij voor de aangrenzende woningen wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
- b. De in lid 7.4 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichtingen(en);
- b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.;
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gezondheidscentrum;
met de daarbijbehorende:
- b. gebouwen;
- c. bijgebouwen;
- d. wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. sociale veiligheid;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport(school);
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek' de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
- c. parkeren;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
- e. andere werken.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:het bepaalde in lid 10.2.1 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
- niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst.
- b. De in lid 10.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 10.1 sub 1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeerterrein;
- e. garageboxen, voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de functieaanduiding 'garageboxen';
met daaraan ondergeschikt:
- f. nutsvoorzieningen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- i. gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes;
- j. zend-/ontvangstinstallaties ten beh oeve van de openbare orde;
- k. evenementen;
met de daarbij behorende:
- l. verhardingen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- n. andere werken.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer – Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen
- b. station en fietsenstalling;
- c. railverkeer;
- d. detailhandel
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeerterrein;
- g. voet- en rijwielpaden;
met daaraan ondergeschikt:
- h. nutsvoorzieningen;
- i. geluidswerende voorzieningen;
- j. gebouwen ten behoeve van het railverkeer;
- k. water;
met de daarbij behorende:
- l. overige gebouwen;
- m. verhardingen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. andere werken, waaronder begrepen een geluidswal.
12.2 bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. water;
- c. sluizen;
- d. oever;
met de daarbij behorende:
- e. taluds en groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbijbehorende:
- c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. andere werken;
- e. tuinen en erven;
- f. groenvoorzieningen;
- g. verhardingen;
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. lid 14.2.2 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op die hoofdgebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van dit bestemmingsplan verkregen hogere waarde;
- 2. lid 14.2.2 sub b voor het handhaven en/of doorzetten van afwijkende kapvormen en maatvoering bij een verbouwing of een uitbreiding van de woning;
- 3. lid 14.2.2 sub e en toestaan dat zich bij de woningen met de specifieke bouwaanduiding-3 een bedrijf vestigt dat niet voldoet aan de beschrijving van het aan-huis-verbonden beroep dan wel ten behoeve van het vestigen van een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit mits:
- de bedrijfsactiviteit qua aard, omvang en uitstraling passend is in de omgeving;
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit;
- de activiteit mag niet vergunningplichtig dan wel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, de bedrijfsvoering en de omvang van de activiteiten ten opzichte van de omgeving;
- de activiteit niet een onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking (waaronder parkeren) heeft.
- 4. lid 14.2.3 sub b en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- b. De in lid 14.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 14.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
- b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
- 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.5 sub a onder 1 en toestaan dat een al dan niet bestaand vrijstaand bijgebouw bij woningen met de bouwtype twee-aaneen of vrijstaand gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
- a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- b. de zorgbehoefte is aangetoond;
- c. er als gevolg van de te verlenen vergunning geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 15 Garageboxen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
garageboxen.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen :
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 15.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van nachtelijk verblijf.
Artikel 16 Wooncentrum
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wooncentrum;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. andere werken;
- g. tuinen, erven en terreinen.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 16.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 17.2 sub a en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 17.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het permanent opslaan van goederen.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 17.4 sub a en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits:
- 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- 2. geen onevenredige afbreuk word gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
- b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bestemming 'Bedrijf', met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;
- 2. het bepaalde in lid a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce.
- d. De in lid c genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
- e. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
20.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone – industie' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten.
20.2 Vrijwaringszone - weg
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringzone - weg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het realiseren van een ontsluitingweg ten behoeve van één of meerdere kantoorgebouw(en).
20.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen Maatschappelijk, Wonen, Kantoor, Verkeer, Groen en Tuin met dien verstande dat:
- a. bij de wijze waarop het plangebied wordt gewijzigd rekening wordt gehouden met de uitgangspunten die zijn weergegeven in paragraaf 4.3 van de toelichting;
- b. de bouwmogelijkheden gewijzigd mogen worden met dien verstande dat; de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen
- c. uit daartoe uitgevoerd onderzoek blijkt dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het (woon) milieu oplevert;
- d. bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de buurt;
- e. bedoeld gebruik geen onevenredige nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer tot gevolg mag hebben, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten mag leiden;
- f. voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen;
- g. de waterhuishouding niet gewijzigd mag worden.
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
- de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
- 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst;
- 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd mits:
- de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
- de oppervlakte niet meer dan 18 m² bedraagt;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat:
- 1. de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activiteiten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stadsuitbreiding.
Artikel 22 Algemene Procedureregels
22.1 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een wijziging/uitwerking van het bestemmingsplan als bedoeld in de artikel 20.3 is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
22.2 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 12 en 14 tot en met 16 is de volgende procedure van toepassing:
- a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Artikel 23 Overige Regels
23.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
24.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 24.1 met maximaal 10%.
24.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
24.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
24.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
24.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
24.8 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van lid 24.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
24.9 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in de artikelen:
7.5, 10.5, 13.3, 14.5, 16.4, 17.4, 20.1.2, , 24.5 en24.6; wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Stationsgebied 2012.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter, De griffier,
...................... ................................
Hoofdstuk 1 Inleiding
De herziening van een bestemmingsplan beoogt de verouderde plannen in een bepaald gebied van de gemeente aan te passen en zo mogelijk in één plan onder te brengen. Tevens leeft de wens binnen de gemeente om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en particuliere organisaties te realiseren, door de bestemmingsplannen globaler, flexibeler en beter handhaafbaar te maken. Daarmee krijgt het gemeentebestuur een instrument ter beschikking, waarmee over een reeks van jaren de waardevolle elementen in het gebied beschermd kunnen worden, zonder gewenste nieuwe ontwikkelingen al te zeer te belemmeren.
De belangrijkste functie van het bestemmingsplan is een vertrekpunt van het planologisch beleid voor een bepaald gebied, met daarbij een duidelijke afweging van alle bij het beleid betrokken belangen en functies. Dit betekent wel dat dan het bestemmingsplan actueel moet zijn. Het gemiddelde bestemmingsplan voor het Stationsgebied is echter ouder dan tien jaar. Dit heeft tot gevolg dat:
- de samenhang en de consistentie van de bestaande bestemmingsplannen onvoldoende is;
- door versnippering en verschillen in vorm en opzet de toegankelijkheid van de plannen te wensen over laat.
De wijk Stationsgebied is gelegen ten noordwesten van het centrum van Hoogeveen en ten zuidoosten van de spoorlijn Zwolle – Groningen. Per 1 januari 2011 bedroeg het aantal inwoners van de wijk binnen het onderhavige plangebied circa 550. De wijk Stationsgebied is grotendeels geregeld in een zestal bestemmingsplannen, waarbij het grootste gedeelte van de wijk is geregeld in een bestemmingsplan dat dateert uit 1971. Het laatste bestemmingsplan, een kantorengebied ten noorden van de Blankenslaan West, is geregeld in een bestemmingsplan uit 2006.
De diverse bestemmingsplannen en wijzigingsplannen die voor het gebied gelden, zijn weliswaar sindsdien op meerdere punten door middel van vrijstellingsprocedures herzien, maar een eigentijdse ruimtelijke visie voor het gehele plangebied met een daarmee samenhangende stedenbouwkundige regeling ontbreekt.
Deze herziening heeft alle bestaande en vigerende plannen in één plan ondergebracht.
Afbeelding 2 Overzicht van de vigerende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het plan heeft betrekking op het gebied dat globaal in het noordwesten begrensd wordt door de spoorlijn Zwolle – Groningen en de Stuifzandseweg, in het oosten door de Voltastraat en de van Limburg Stirumstraat en in het zuiden door de Blankenslaan West.
2.2 Vigerend Recht
Zoals uit afbeelding 2 blijkt (waarbij de cijfers verwijzen naar onderstaande tekst), geldt voor het gedeelte van het plangebied ten oosten van de Pesserstraat het bestemmingsplan 'Noord A2', dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 25 maart 1971 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 25 april 1972 (1).
Voor het grootste gedeelte van het plangebied ten westen van de Pesserstraat geldt het bestemmingsplan 'Noord AI', dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 25 maart 1971 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 21 december 1971 (2).
De 1e wijziging van het bestemmingsplan 'Noord AI' voor de bouw van vier vrijstaande woningen op de hoek van de Crerarstraat en de Blankenslaan West, is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 23 juli 1973 en is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op
4 september 1973 (3).
De 2e wijziging van het bestemmingsplan 'Noord AI' betreft een wijziging van artikel 9 van de voorschriften van het bestemmingsplan Noord AI betreffende het toestaan van een grotere hoogte, is vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders op 23 juli 1975 en is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 9 september 1975.
Om de bouw mogelijk te maken van vier vrijstaande woningen aan de Eisenhowerstraat is een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Noord AI' opgesteld, dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 25 juni 1976 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 6 oktober 1976 (4).
Een herziening van artikel 4 van de voorschriften van het bestemmingsplan 'Noord AI' door het opnemen van een vrijstelling voor het bouwen van andere niet voor bewoning bestemde ruimten, is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 25 augustus 1977 en is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 18 april 1978.
Een herziening van de voorschriften (gebruiksbepalingen) van de bestemmingsplannen Noord AI (artikel 24) en Noord AII (artikel 31) is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 28 augustus 1980 en is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 21 april 1981.
Voor een aantal doorgaande wegen geldt het bestemmingsplan 'Verkeersdoeleinden', dat bij besluit van de gemeenteraad is vastgesteld op 18 december 1997 en dat bij besluit van Gedeputeerde Staten is goedgekeurd op 14 juli 1998 (5).
Om de bouw mogelijk te maken van een drietal kantoorgebouwen is het bestemmingsplan 'Noord A1, deelplan Stationspark' opgesteld, dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op
7 september 2000 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 10 april 2001 (6).
Een klein gedeelte ten westen van de Griendtsveenweg en ten zuiden van de spoorlijn Zwolle – Groningen is geregeld in het bestemmingsplan 'Stationsgebied-zuid fase 1', dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 29 maart 2001 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 2 oktober 2001 (7).
In verband met de ontwikkeling van individuele kantoren in een gebied dat is gelegen ten noorden van de Blankenslaan West en ten westen van de Crerarstraat, is het bestemmingsplan 'Stationsgebied Deelgebied A' opgesteld, dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op
23 februari 2006 en dat is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten op 19 mei 2006 (8).
2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied
2.3.1 Ontstaansgeschiedenis en bebouwing
Van Echtens Morgenland is een oude naam voor de jonge gemeente Hoogeveen; een veenkoloniaal kanaaldorp met een stedelijk karakter. Een naam met een dubbele betekenis. Op 20 december 1625 kocht Roelof van Echten van de boeren in de buurtschappen Steenbergen en Ten Arlo vijfduizend morgen veengebied, de Echter Groote Veenen. Een morgen was toen iets meer dan een hectare. Het was een uitgestrekt veengebied met het doel het te gaan ontginnen.
Voor de ontginning van dit veengebied liet hij in 1626/1627 vanaf Meppel de Hoogeveensche Vaart graven, daarbij gebruik makend van de oude loop van de Wetering en het Echternerdiep.
De ontginning werd georganiseerd door de in 1631 door van Echten met enkele Hollandse regenten opgerichte Compagnie van Vijfduizend Morgen. Na ruim drie eeuwen in 1934 werd de Compagnie opgeheven. Het oude 'morgenland' stond toen als 'land van morgen' aan het begin van een nieuwe ontwikkeling.
Er werd zo spoedig mogelijk begonnen met het graven van de Hoogeveensche Vaart en de eerste opgaande oostwaarts. In 1637 ligt het begin van Het Haagje er al, waar vanuit de eerste wijken werden gegraven, waarvan de eerste wijk in noordelijke richting de huidige Hoofdstraat is. Op het kruispunt van twee belangrijke kanalen ontstond de nederzetting. Hooch Echten en Nie-Echten waren de eerste namen van de nieuwe 'kolonie'. Het werd Echtens Hoogeveen, later afgekort tot Hoogeveen. In 1656 volgde in zuidelijke richting het Zuidwolderopgaande (Alteveerstraat). Verveners, rentmeesters, ambachtslui en winkeliers vestigden zich rond een kruis van waterwegen, dat ontstond aan het eind van de Nieuwe Grift, de latere Hoogeveensche Vaart.
Hoogeveen werd in 1813 een zelfstandige gemeente en groeide vervolgens sterk uit. Er ontwikkelde zich een dichtbebouwd dorpscentrum met bebouwing tot aan het Noordsche Opgaande (Willemskade) en langs de Grote Kerkstraat en van Echtenstraat, die de eerste doorbrekingen vormden van de lintbebouwing.
Van oudsher ligt Hoogeveen op een kruispunt van wegen en tot ver in de vorige eeuw had Hoogeveen ook de vorm van een kruis. Het waren voornamelijk turfgravers, winkeliers, handelaren, ambachtslieden en schippers die zich in de nederzetting langs de kanalen vestigden, welke eeuwen geleden werden gegraven om de te vervenen gebieden te ontsluiten en de gewonnen turf af te voeren naar elders. Aanvankelijk ontwikkelde Hoogeveen zich dan ook langs het water rondom de kruising van enkele hoofdkanalen. In de volksmond wordt nog altijd gesproken van 'Het Kruis'.
Na de verbetering van de Hoogeveensche Vaart in 1851 en de aanleg van de verlengde Hoogeveensche Vaart (1857/1860) nam naast de turfgraverij ook het belang van de scheepvaart en aanverwante bedrijvigheid toe. Toen de turf verdween, schakelden veel schippers over van de turf- op de vrachtvaart. Op de dalgrond kwamen ook bossen. Begin vorige eeuw bestond het grondgebied van Hoogeveen voor veertig procent uit bos. Het was toen de bosrijkste gemeente van Drenthe. Dank zij deze boscultuur ontstonden er houthandels en leerlooierijen.
Aan de in 1870 aangelegde spoorlijn Meppel-Groningen kreeg Hoogeveen een station (1 mei 1870) even ten noorden van de dorpskern.
Als veenkolonie was de rol van Hoogeveen toen uitgespeeld. Aanverwante bedrijven als scheepswerven, turfstrooiselfabrieken, steenfabrieken en kalkbranderijen verdwenen. Veel veenarbeiders, vooral in de dorpen, schakelden over naar de landbouw. Hoogeveen groeide daardoor tot een agrarisch centrum. Het grote weidegebied met zijn veeteelt zorgde voor een bloeiende veemarkt, die een van de zeven grootste veemarkten van ons land was.
Na 1900 verbeterde men de wegen in de omgeving. De vooral op de agrarische sector gerichte industrie werd vanaf circa 1920 van belang.
De vele tientallen kleine ambachtsbedrijven vormden samen met de landbouwproductie de kraamkamer van de industrie. In 1896 werd de Coöperatieve Zuivelfabriek gesticht, nu de Kaasfabriek DOC. In 1924 volgde de blikfabriek Drenthina, die uitgroeide tot een onderdeel van het Thomassen & Drijver-concern (1952). In 1929 kwam de Kennemer Conservenfabriek Lucas Aardenburg. Deze fabriek (later onderdeel van Unilever) was sterk afhankelijk van de land- en tuinbouw.
Het in 1926 door bureau Granpré Molière, Verhagen & Kok gemaakte schetsplan voor de uitbreiding van Hoogeveen werd niet uitgevoerd, maar vormde wel de basis voor het uitbreidingsplan van 1935, met name wat betreft de geconcentreerde bebouwingsvorm en de verbetering van het wegen- en stratenpatroon.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn de kanalen gedempt en ontstond er een kruis van wegen. Van dit kruis van waterwegen is overigens de naar het noorden gerichte arm al in 1949 gedempt (de tegenwoordige Hoofdstraat). De oude naam 'Het Kruis' bleef in ere. Enkele oude klapbruggen over de kanalen kregen een nieuwe functie over het water in het Sterrenpark en het Steenbergerpark.
Met de demping van de drie overgebleven waterwegen is in 1971 een aanvang gemaakt, nadat de naar het zuiden gerichte arm, het Alteveerse Opgaande, in 1965 reeds grotendeels was gedempt. Het kruis is daarmee weer in ere hersteld, zij het nu als wegenkruis.
De demping van de Hoogeveensche Vaart, de levensader van de stad en de kanalen in het centrum waren een revolutionaire ingreep in een eeuwenoud en vertrouwd stramien. Het was een keerpunt in de lokale geschiedenis en leidde naar een nieuwe expansie van Hoogeveen. Door de demping werden ideale verkeersvoorzieningen mogelijk.
De ontwikkeling van Hoogeveen kwam na de Tweede Wereldoorlog in een stormachtige versnelling. Aan de noordoostzijde werd industrieterrein "De Wieken" aangelegd waar zich industrieën van formaat vestigden, zoals Philips, Fokker en Standard Electric. Dit was mede mogelijk dankzij de faciliteiten, die Den Haag aan Hoogeveen toekende. De industriestad noemde zich voortaan 'Dynamische kern van Drenthe'.De eerste naoorlogse bevolkingsgroei kon nog worden opgevangen binnen de bestaande kom. Daarna verrezen nieuwe woonwijken rond het oude centrum, waarvan in 1948 Tuindorp de eerste was. De Verzetsbuurt, de Zeehelden-, de Dichters- en de Schildersbuurt volgden. Door de toevloed van nieuwe werkers in de industrie was Hoogeveen in de jaren zestig de snelst groeiende plaats van ons land.
Aan de westzijde van het stadscentrum is na 1955 Plan West gerealiseerd, de eerste grotere uitbreiding ten behoeve van woningbouw in westelijke richting. Dit bestemmingsplan "Stationsgebied" (het voormalige bestemmingsplan "Noord A1") ligt net te noorden daarvan. De oudste straten in dit plan worden gevormd door de Pesserstraat, de Stationsstraat, de Blankenslaan-West en de Stuifzandseweg. Deze straten met hun bebouwing waren voor de tweede wereldoorlog al aanwezig. Van latere datum is de van Limburg Stirumstraat. De villa bebouwing langs de van Limburg Stirumstraat is van na de tweede wereldoorlog. De bebouwing langs de Eisenhowerstraat, de Montgomerystraat en de Crerarstraat stamt uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw.
Het wonen in verschillende vormen blijft de belangrijkste functie in dit gebied. Behoud van differentiatie van dichtheden en inrichting zijn de doelstellingen die voor dit woongebied bijzonder van toepassing zijn.
In 1984 werd het oorspronkelijke stationsgebouw afgebroken vanwege bedrijfspresentatie, technische toestand en doelmatigheid. In datzelfde jaar werd er een nieuw stationsgebouw geopend.
Afbeelding 3 Groenstructuur
2.3.2 Groen
Bij de openbare groenvoorzieningen is een zestal elementen te onderscheiden, te weten:
- a. langs de Pesserstraat een hoofdstructuur van bomen van de 1e grootte;
- b. langs de Griendtsveenweg en de Stationsstraat een hoofdstructuur van bomen van de 1e en 2e grootte en samenhang in soort;
- c. de groene ruimte met wateropvang langs de spoorlijn Zwolle – Groningen;
- d. de groene ruimte met water aan langs het noordelijk deel van de Eisenhowerstraat;
- e. de groene ruimten met waterbrondom het woon- en zorgcentrum Jannes van der Sleeedenhuis;
- f. het kleinschalige buurtgroen.
Speelvoorzieningen zijn te vinden op een binnenterrein tussen de achtertuinen van de woningen aan de Stuifzandseweg en de woningen aan de Marnixstraat.
2.3.3 Wegen en parkeren
In februari 2008 is de Mobiliteitsvisie door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie is opgenomen om één keer in de vijf jaar een parkeeronderzoek in de dorpen en in de woonwijken uit te voeren. Het doel van dit parkeeronderzoek is inzicht te verkrijgen in de parkeersituatie. In juni 2011 hebben twee inventarisaties naar het aantal geparkeerde personenauto's plaatsgevonden.
Het onderzoeksgebied is opgedeeld in clusters. Een cluster is een verzameling van woningen die bij elkaar horen met de bijbehorende straat en parkeerplaatsen. Per cluster heeft een inventarisatie plaatsgebonden van de parkeermogelijkheden en van de verschillende woningtypen. Norm daarbij is dat het qua loopafstand nog acceptabel moet zijn dat iemand zijn auto parkeert aan de ene kant van de cluster terwijl hij woonachtig is aan de andere kant van de cluster.
Globaal gehanteerde conclusies wat betreft de parkeerbezetting zijn:
- geen probleem bij een bezetting lager dan 80%;
- bij een bezetting van hoger dan 80% kan op korte termijn een parkeer-probleem ontstaan;
- bij een bezetting hoger dan 100% kan geconcludeerd worden dat er een parkeerprobleem is.
In bestaande woongebieden waarbij het aantal beschikbare parkeerplaatsen binnen een cluster van straten minder is dan 1 per woning, zorgt de gemeente voor de aanvulling tot de norm van 1 parkeerplaats per woning, Indien de benodigde fysieke en/of financiële ruimte hiervoor beschikbaar is.
In bestaande woongebieden waar het aantal beschikbare parkeerplaatsen binnen een cluster van straten per woning meer is dan 1 per woning, is het beleid gericht op het optimaal benutten en verdelen van schaarse parkeerruimte.
In de wijk Stationsgebied binnen het onderhavige plangebied liggen bijna net zoveel rijenwoningen (circa 49%) als vrijstaande en halfvrijstaande woningen (circa 51%). Van alle woningen heeft bijna 63% de mogelijkheid om de auto op eigen terrein te parkeren. Parkeren op de openbare weg vindt voornamelijk plaats in parkeervakken of parkeerhavens. In totaal zijn er ruim 350 parkeerplaatsen (buiten het bedrijfsparkeren, het stationsparkeren en het parkeerterrein bij 'Parkstate'), wat het parkeeraanbod in deze wijk op gemiddeld 1,48 parkeerplaats per woning brengt.
Alle negen clusters hebben een bezettingsgraad lager dan 80% en kennen op dit moment geen parkeerproblemen. Mochten er in de toekomst parkeerproblemen ontstaan dan zijn er in de directe omgeving op loopafstand nog meer dan voldoende parkeerplaatsen beschikbaar. Alle clusters hebben een parkeeraanbod van 1,0 of hoger per woning waarmee de gemeente aan de gestelde eis voldoet van het parkeeraanbod van 1,0 per woning.
2.4 Functionele Structuur Plangebied
2.4.1 Wonen en voorzieningen
De wijk Stationsgebied heeft voornamelijk ten oosten van de Crerarstraat en het verlengde daarvan een woonfunctie. Wel liggen er binnen dit gebied nog een zestal kantoren.
Aan het Stationsplein ligt het N.S. Station Hoogeveen, aan de Pesserstraat bij de spoorlijn is het Health City Hoogeveen gelegen, en ten westen van de Crerarstraat is een kantorengebied in ontwikkeling.
Bij de woningen wordt het beeld vooral bepaald door de vrijstaande en de halfvrijstaande woningen. Alleen aan de Pesserstraat met daarachter aan de Marnixstraat liggen een aantal rijenwoningen. Ook ten zuiden van de Montgomerystraat liggen tussen de Crerarstraat en de Eisenhowerstraat een aantal rijenwoningen (beneden en bovenwoningen) in twee bouwlagen en aan de Blankenslaan West liggen een aantal rijenwoningen van maximaal vier aaneen gebouwd. De enige hoogbouw in het plangebied zijn de appartementen aan het Stationsplein (32 appartementen in vier en vijf bouwlagen) en het hoofdgebouw van het Jannes van der Sleedenhuis (zes bouwlagen).
Het parkeren geschiedt bij de vrijstaande en halfvrijstaande woningen voornamelijk op eigen terrein en voor het overige zijn er een aantal parkeerstroken of -terreintjes aangelegd. In de wijk ligt slechts een beperkt aantal garageboxen in het openbare gebied. Deze liggen aan de Marnixstraat bij de Voltastraat (in totaal vijf).
2.4.2 Verkeer
2.4.3 Bedrijven en detailhandel
In de zomer van 2011 heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de verschillende functies die binnen het onderhavige plangebied gelegen zijn.
De volgende (detailhandels)bedrijven liggen binnen het plangebied:
't Supertje Eisenhowerstraat 10
Rijwielshop Benny Wolbers Stationsplein 3
De volgende kantoren, aan-huis-verbonden beroepen of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit liggen binnen het plangebied:
Administratiekantoor A.P. Blankenslaan West 26
LMS Procestechniek Blankenslaan West 28
HTC/Roozeboom B.V. Crerarstraat 2
De Telefoongids regiokantoor & Gouden Gids BV Crerarstraat 6
Unisys Nederland B.V. Crerarstraat 8-10
Accountantskantoor T.J. Boersma B.V. Eisenhowerstraat 19
J.A.T. Flying Horseman Stables Eisenhowerstraat 26
Dentecht B.V. Eisenhowerstraat 27
Sport Drenthe / Zijlstra- en Wismangroep Hoogeveen Eisenhowerstraat 35
Beleggingsmaatschappij Klaver Eisenhowerstraat 43
Schelhaas Makelaardij B.V. Griendtsveenweg 27
Bureau Jeugdzorg Drenthe Zuid West Griendtsveenweg 27A
Chipsoft BV Griendtsveenweg 27A
HSK Groep Griendtsveenweg 27B
Woningstoffeerder John Veldmeijer Marnixstraat 22
Deinum Architecten BNA Pesserstraat 1
Karet B.V. Pesserstraat 10
Kollen Investments B.V. Pesserstraat 14A
Free Time Music Pesserstraat 14B1
Sabanoord Pesserstraat 14C
Kantoor + Innovatie B.V./
LindHorst Bouwmanagement & Consultancy B.V. Pesserstraat 14D
PolyTronics Pesserstraat 22
het Schrijfbedrijf Pesserstraat 23
Werq Personeelsdiensten B.V./Tolq Communicatiediensten B.V. Pesserstraat 56-58
Servex Hoogeveen Stationsplein 1
NS Reizigers B.V. Stationsplein 1
Arriva Openbaar Vervoer N.V. Stationsplein 6
Kragten & Partner Juridisch adviesbureau Stationsplein 13
SW Fretail, winkelautomatisering Stationsplein 17
Kik! Communicatie B.V. Stationsplein 17A
Hedo B.V. Stationsplein 69
De Dierenvriend Stationsstraat 9
Brink Assurantiën B.V. Stationsstraat 18
Mulderij & Partners Stationsstraat 19
Kroezen Rioolbeheer Stuifzandseweg 12
H.A.B. Stuifzandseweg 21
Bloemberg Advies Stuifzandseweg 29
L. Nijenmanting/S.O.E.P. Stuifzandseweg 38
Natlakkerij A. van Kaam Stuifzandseweg 40B
Van Deest Import Stuifzandseweg 42
Help4you Stuifzandseweg 49
Adviesburo Prij van Limburg Stirumstraat 2
BBV Beleggingen Beheer Vastgoed B.V./
Baard Intermakelaars B.V. van Limburg Stirumstraat 4
Het Juweliershuis Loman B.V. van Limburg Stirumstraat 12A
2.4.4 (Maatschappelijke) voorzieningen en dienstverlening
De volgende voorzieningen zijn binnen het plangebied aanwezig:
Valster Oefentherapie Cesar Blankenslaan West 14
Woon- en zorgcentrum Jannes van de Sleedenhuis Eisenhowerstraat 10
Tandartspraktijk R. van der Hengst Montgomerystraat 5
E.N.S.A.I.D. Modevakschool Berna Pesserstraat 6
Yamaha Muziekschool Pesserstraat 14B1
Van Weert ICT Diensten/Instituut Van Goghhuis/
Academie voor Psychologica Pesserstraat 24
HealthCity Hoogeveen Pesserstraat 33
Maatschap Huisartsenpraktijk Stationsstraat Stationsstraat 6A
Leegstaand Stuifzandseweg 3
2.4.5 Monumenten
Sinds 1 januari 2009 is de bevoegdheid van de vergunningverlening voor wijziging en sloop van beschermde rijksmonumenten overgegaan van het Rijk naar de gemeenten.
Doel hiervan is om de monumentenzorg meer te betrekken bij de ruimtelijke ordening, zodat er sprake kan zijn van gebieds- en ontwikkelingsgerichte monumentenzorg.
Integraal omgevingsbeleid komt in de plaats van de sectorale bescherming, waarbij de bescherming van het cultureel erfgoed wordt verankerd in gemeentelijke bestemmingsplannen. Cultuurhistorie wordt dan één van de wegingsfactoren in het ruimtelijk ordeningsproces. Op deze manier kan de monumentenzorg een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en een inspiratie bieden voor de inrichting van de ruimte.
Voorwaarde voor gemeenten om een dergelijke vergunning te kunnen verlenen is de vaststelling van een monumentenverordening met daarin geregeld de inschakeling van een monumentencommissie. De gemeenteraad heeft de Monumentenverordening gemeente Hoogeveen op 27 augustus 2009 vastgesteld.
Als enige rijksmonument in het onderhavige plangebied ligt aan de Pesserstraat 21-27A de voormalige Marechausseekazerne die in 1933 is gebouwd in een zakelijk-expressionistische stijl (architect ir. F.I.J.L. Bendt van de Tweede Genie Commandement). Het pand is karakteristiek, gaaf en van cultuurhistorisch belang. In de drie, in elkaars verlengde gelegen bouwdelen waren woningen, kantoren, cellen en een paardenstal ondergebracht. Momenteel is het gebouw opgedeeld in woningen.
Samen met de historische kring heeft de gemeente in 2008 een inventarisatie gemaakt van voor de gemeente Hoogeveen waardevolle bebouwing, gebieden, ensembles en buurten.Op het voorstel inventarisatieoverzicht van monumenten vóór 1945 komen de volgende panden voor:
- Pesserstraat 7, woonhuis circa 1930, invloed Amsterdamse school en beeldbepalend in een waardevol gebied;
- Pesserstraat 9, woonhuis 1931, invloed Amsterdamse school en beeldbepalend in een waardevol gebied (architect Geert de Jonge);
- Pesserstraat 10, woonhuis 1922, karakteristieke villa, gelegen in waardevol gebied;
- Pesserstraat 11, woonhuis 1922, karakteristieke villa, gelegen in waardevol gebied;
- Pesserstraat 13, woonhuis circa 1935, invloed Amsterdamse school en beeldbepalend in een waardevol gebied;
- Pesserstraat 14, voormalige huishoud- en industrieschool 1917, (Provinciaal monument);
- Pesserstraat 21-27a, vml. marechausseekazerne met stal 1933, interbellum, karakteristiek, gaaf en cultuurhistorisch belang, arcitect ir. F.I.J.L. Bendt van het Tweede Genie Commandement (Rijksmonument);
- Pesserstraat 24, woonhuis/ voormalig logement Hartsuiker waar Vincent van Gogh in najaar 1883 logeerde;
- Stationsstraat 8-12, woningblok (3 woningen), representatief voor Hoogeveense ontwikkeling woningbouw, architect Jan Carmiggelt;
- Stationsstraat 14-18, drie woonhuizen ca. 1935, interbellum, representatief, gaaf, gelegen in waardevol gebied;
- Stationsstraat 17, woonhuis ca. 1930, Amsterdamse School, beeldbepalend in waardevol gebied (zie ook Pesserstaat);
- Stationsstraat 19, vml. burgemeesterswoning 1930, Amsterdamse School, beeldbepalend in waardevol gebied (zie ook Pesserstraat);
Ook komen op het inventarisatieoverzicht twee waardevolle gebieden of ensembles voor:
- Pesserstraat westzijde/Stationsstraat, woonhuizen circa 1930, beeldbepalend en bijzondere bebouwing;
- Stationsstraat zuidzijde nrs.8 – 18, woonhuizen 1902-1935, waardevol gebied inclusief een klein complex Carmiggelt;
Door de provincie is een lijst samengesteld met jonge monumenten uit de opbouwperiode (1940-1969). Voor dit bestemmingsplan komt daar het volgende monument op voor;
- Pesserstraat 33, fitnesscentrum, voormalige Christelijke Middelbare Landbouwschool (Provinciaal monument).
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.1.1 Verdrag van Malta
In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.
De gronden vallende binnen de herziening van het bestemmingsplan 'Stationsgebied 2011' zijn op basis van dit verdrag getoetst.
3.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn
De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten.
De gronden vallende binnen de herziening van het bestemmingsplan 'Stationsgebied 2012' zijn aan deze wet getoetst.
3.2 Rijksbeleid
Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio's, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.
Op nationaal niveau zijn diverse beleidsvoornemens verschenen, zoals de Nota wonen in de 21e eeuw en de Nota Ruimte (2005), waarover veelal met de provincie overleg is gevoerd. Belangrijk uitgangspunt van deze nota is het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland. Krachtige steden zijn economisch vitaal, bieden hoogwaardige vestigingslocaties en werk aan wie dat zoekt en hebben daarnaast een hechte sociale samenhang. Doel van het locatiebeleid is een goede plaats voor ieder bedrijf te bieden, zodat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kracht van steden en dorpen.
Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende en gevarieerd op de vraag afgestemd aanbod van locaties voor bedrijven en voorzieningen.
Het rijksbeleid komt voornamelijk, voor zover van toepassing, in de milieuparagraaf aan de orde.
3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte
Op 13 maart 2012 is de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven.
Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie infrastructuur en ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:
- Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheidvan de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
- Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
- Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- Efficiënt gebruik van de ondergrond;
- Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;
- Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
- Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
- Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
- Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten;
In de structuurvisie infrastructuur en ruimte wordt dieper ingegaan op de 13 rijksbelangen.
Het onderliggende bestemmingsplan belemmert de bovenstaande rijksbelangen en structuurvisie niet.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging doormiddel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de belasting van het verantwoordelijk bestuur.
In het Barro zijn in dit geval geen regels opgenomen die van belang zijn voor het plangebied.
3.3 Provinciaal Beleid
Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de 'Omgevingsvisie Drenthe' vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijke-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De omgevingsvisie is ingevuld vanuit de wetenschap dat er een nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, waarin de rol van de provincie anders is gedefinieerd. Deze nieuwe rol brengt met zich mee dat de provincie zijn eigen perspectieven en belangen helder moet benoemen. De provincie doet dit vanuit een basishouding 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en op basis van gelijkwaardigheid met en vertrouwen in haar partners, waaronder de twaalf Drentse gemeenten.
De omgevingsvisie vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POP II) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen:
- de provinciale ruimtelijke structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
- het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
- het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.
De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisie of in het Woonplan, waarin op planmatige en samenhangende wijze het woonbeleid van de gemeente invulling krijgt en eigen keuzes inzichtelijk worden gemaakt. Zij moeten daarbij rekening houden met de huidige kernenstructuur in de gemeente, de behoefte aan verschillende woonmilieus waarbij de toedeling van de woonopgave gebeurt op basis van de functie van de kern. Hierbij moet de woonopgave van deze kernen worden benut om de dorpsranden 'af te hechten'.
Bij de woonopgave moet een goede regionale samenwerking en afstemming plaatsvinden. Gelet op de demografische ontwikkelingen is het belangrijk dat woningbouwprogramma's in een bovenlokale strategie worden opgenomen. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en de diversiteit in het regionale aanbod te vergroten, worden regionale afspraken gemaakt.
Voor de onderbouwing van deze afspraken wordt van de regio's een regionale woonvisie gevraagd, waarin kwantiteit en kwaliteit van bouwprogramma's op elkaar is afgestemd, waarbij gemeentelijke woonplannen een belangrijke basis vormen voor regionale woonvisies. Deze worden opgesteld voor gebieden met een samenhangende woningmarkt.
Op basis van verhuisbewegingen en woon-werkverkeer zijn in Drenthe drie regio's gedefinieerd, waarbij Hoogeveen in de regio Zuidwest-Drenthe ligt (samen met de gemeenten De Wolden, Meppel en Westerveld). Op basis van de bevolkingsprognose is voor elke regio een maximum bepaald voor de woningbehoefte (kwantitatief plafond), waarbij voor de regio Zuidwest-Drenthe een nettotoename van 5.100 woningen is opgenomen.
In de stedelijke gebieden zal de bevolking in de komende periode doorgroeien. De steden moeten een adequate strategie hebben om zorgvuldig met de ruimtevraag om te gaan, variatie in woonmilieus te bieden, bereikbaarheid duurzaam te organiseren en het voorzieningenniveau op peil te houden.
De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft daarom naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische- of gebiedskenmerken. Nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen is dat steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn.
De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties.
Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarrière. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren.
Er zal een goede samenwerking met de gemeenten moeten plaatsvinden met betrekking tot het behoud en de verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Het is een gemeentelijke taak om bij het ontwerpen en het inrichten van de fysieke leefomgeving rekening te houden met milieuaspecten als water, bodem en luchtkwaliteit, geluid-, geur- en lichthinder en externe veiligheid.
Van provinciaal belang zijn milieueffecten en externe veiligheidseffecten die de gemeentegrenzen overschrijden of samenhangen met provinciale verantwoordelijkheden. Daarom is leefomgevingskwaliteit een structureel onderwerp van overleg tussen provincie en gemeenten. Hierdoor kunnen gezamenlijk in een vroegtijdig stadium kansen gesignaleerd worden voor het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit en mogelijke knelpunten voorkomen en aangepakt worden.
Er kunnen zich situaties voordoen waarin een gewenste ruimtelijke ontwikkeling alleen mogelijk is als de grenswaarden voor een goede milieukwaliteit worden overschreden, zelfs na het treffen van overlastbeperkende maatregelen. Voor dit soort gevallen wordt de stad- en milieu benadering toegepast ( een integrale benadering van milieu en ruimtelijke ordening in de ruimtelijke planvorming). Het uitgangspunt daarbij is dat de betrokken partijen al het redelijke moeten doen om overschrijding van de grenswaarden te voorkomen.
Doelstelling van het provinciaal beleid is het versterken van de woon-, werk-, recreatie- en voorzieningenfunctie van de belangrijkste kernen, die liggen langs de hoofdinfrastructuur. Dit komt overeen met de nadruk op clustering in de Regiovisie Groningen-Assen en de Regiovisie Zuid-Drenthe / Noord-Overijssel 'Met het oog op 2030'.
Het zwaartepunt zal hierbij liggen bij de twee gelijkwaardige maar wel andersoortige kerngebieden:
- Zone Groningen-Assen;
- Zone (Zwolle-) Meppel-Hoogeveen-Emmen (-Emsland).
Het Provinciaal Omgevingsplan gaat voor de ontwikkeling van de bedrijvigheid uit van de doelstelling dat er in de streekcentra voortdurend voldoende mogelijkheden zijn voor de vestiging van bedrijven op geschikte plekken, met inachtneming van de verscheidenheid, die zich in de vraag naar soorten terreinen kan voordoen.
Het beleid is erop gericht nieuwe bedrijven te stimuleren zich te vestigen in de streekcentra, om te bewerkstelligen dat het economisch milieu er wordt versterkt. Voor Drenthe ligt het accent op bundeling van de ruimtelijk- economische activiteiten in de economische kernzones. Voor het aantal arbeidsplaatsen en hectaren bedrijventerrein is een specifiek aandeel in de groei niet bepaald, maar dit zal minstens 5% hoger liggen dan hetgeen gerealiseerd is in de periode 1990 - 2000.
Bedrijven en voorzieningen met een hoge werknemers- en bezoekersintensiteit te vestigen op locaties die goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer.
Hierbij moet meer aandacht worden besteed aan de kwalitatieve aspecten van werkgelegenheidslocaties. Daarbij kan gedacht worden aan de vorming van zichtlocaties en de aanwezigheid van representatieve handels- en verkoopbedrijven en kantoorachtige bedrijven. Een aspect daarbij is een goede inpassing in de ruimtelijke structuur. Doel daarbij is onder meer beperking van de (milieu)hinder voor de omgeving van de terreinen en optimalisering van de ligging in relatie tot mobiliteitsaspecten. Een speciaal aandachtspunt is daarbij de ontwikkeling van de Drentse stationslocaties vanwege het feit dat deze bijzonder geschikt zijn voor de ontwikkeling van functies als kantoren en dienstverlening.
Het is een taak van de streekcentra dat er voldoende aanbod wordt geboden voor het vestigen van kantooractiviteiten. Om niet-noodzakelijke mobiliteit te beperken is de naaste omgeving van spoorwegstations de meest aangewezen plaats voor kantooractiviteiten, dan wel andere activiteiten met een sterk publiekskarakter.
3.3.1 Omgevingsvisie Drenthe
Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de 'Omgevingsvisie Drenthe' vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijke-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De omgevingsvisie is ingevuld vanuit de wetenschap dat er een nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, waarin de rol van de provincie anders is gedefinieerd. Deze nieuwe rol brengt met zich mee dat de provincie zijn eigen perspectieven en belangen helder moet benoemen. De provincie doet dit vanuit een basishouding 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en op basis van gelijkwaardigheid met en vertrouwen in haar partners, waaronder de twaalf Drentse gemeenten.
De omgevingsvisie vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POP II) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen:
- de provinciale ruimtelijke structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
- het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
- het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.
De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisie of in het Woonplan, waarin op planmatige en samenhangende wijze het woonbeleid van de gemeente invulling krijgt en eigen keuzes inzichtelijk worden gemaakt. Zij moeten daarbij rekening houden met de huidige kernenstructuur in de gemeente, de behoefte aan verschillende woonmilieus waarbij de toedeling van de woonopgave gebeurt op basis van de functie van de kern. Hierbij moet de woonopgave van deze kernen worden benut om de dorpsranden 'af te hechten'.
Bij de woonopgave moet een goede regionale samenwerking en afstemming plaatsvinden. Gelet op de demografische ontwikkelingen is het belangrijk dat woningbouwprogramma's in een bovenlokale strategie worden opgenomen. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en de diversiteit in het regionale aanbod te vergroten, worden regionale afspraken gemaakt.
Voor de onderbouwing van deze afspraken wordt van de regio's een regionale woonvisie gevraagd, waarin kwantiteit en kwaliteit van bouwprogramma's op elkaar is afgestemd, waarbij gemeentelijke woonplannen een belangrijke basis vormen voor regionale woonvisies. Deze worden opgesteld voor gebieden met een samenhangende woningmarkt.
Op basis van verhuisbewegingen en woon-werkverkeer zijn in Drenthe drie regio's gedefinieerd, waarbij Hoogeveen in de regio Zuidwest-Drenthe ligt (samen met de gemeenten De Wolden, Meppel en Westerveld). Op basis van de bevolkingsprognose is voor elke regio een maximum bepaald voor de woningbehoefte (kwantitatief plafond), waarbij voor de regio Zuidwest-Drenthe een nettotoename van 5.100 woningen is opgenomen.
In de stedelijke gebieden zal de bevolking in de komende periode doorgroeien. De steden moeten een adequate strategie hebben om zorgvuldig met de ruimtevraag om te gaan, variatie in woonmilieus te bieden, bereikbaarheid duurzaam te organiseren en het voorzieningenniveau op peil te houden.
De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft daarom naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische- of gebiedskenmerken. Nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen is dat steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn.
De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties.
Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarrière. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren.
Er zal een goede samenwerking met de gemeenten moeten plaatsvinden met betrekking tot het behoud en de verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Het is een gemeentelijke taak om bij het ontwerpen en het inrichten van de fysieke leefomgeving rekening te houden met milieuaspecten als water, bodem en luchtkwaliteit, geluid-, geur- en lichthinder en externe veiligheid.
In het bestemmingsplan is met het bovenstaande rekening gehouden door bouwlocaties aan het bestaande lint en de dwarslinten toe te voegen. Hierbij worden de milieurechten van de bestaande bedrijven gerespecteerd. Daarnaast is landschappelijke inpassing een vereiste.
Van provinciaal belang zijn milieueffecten en externe veiligheidseffecten die de gemeentegrenzen overschrijden of samenhangen met provinciale verantwoordelijkheden. Daarom is leefomgevingskwaliteit een structureel onderwerp van overleg tussen provincie en gemeenten. Hierdoor kunnen gezamenlijk in een vroegtijdig stadium kansen gesignaleerd worden voor het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit en mogelijke knelpunten voorkomen en aangepakt worden.
Er kunnen zich situaties voordoen waarin een gewenste ruimtelijke ontwikkeling alleen mogelijk is als de grenswaarden voor een goede milieukwaliteit worden overschreden, zelfs na het treffen van overlastbeperkende maatregelen. Voor dit soort gevallen wordt de stad- en milieu benadering toegepast (een integrale benadering van milieu en ruimtelijke ordening in de ruimtelijke planvorming). Het uitgangspunt daarbij is dat de betrokken partijen al het redelijke moeten doen om overschrijding van de grenswaarden te voorkomen.
3.3.2 Omgevingsverordening
De provinciale omgevingsverordening is op 14 april 2011 in werking getreden. Op basis van de Provinciale Omgevingsverordening is het plangebied voornamelijk aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. De achterliggende percelen zijn aangeduid als 'landbouwgebieden'. Binnen het plangebied zijn geen kernkwaliteiten van toepassing.
Het voorliggende plan maakt woningbouw mogelijk. De woningbouwlocaties zijn gelegen langs het lint Zuideropgaande en de dwarslinten Jan Wintersdijkje, Carstensdijk en de Barsweg. De provincie is betrokken bij het project Woningbouw dorpen en maakt onderdeel uit van de projectgroep. In de paragraaf 'Gemeentelijk beleid' en de hoofdstukken 'Gewenste ontwikkeling en Omgevingsaspecten wordt onderbouwd hoe de locatiekeuze tot stand is gekomen en op welke wijze rekening is gehouden met de omgevingsaspecten.
Binnen de bestemmingen Agrarisch en Wonen is de ruimte-voor-ruimte regeling opgenomen. Met deze regeling kan een woning gebouwd worden ter compensatie van de afbraak van landschapontsierende (voormalige) agrarische bebouwing. Het bepaalde in de omgevingsverordening is hierbij in acht genomen. Daarnaast is binnen de bestemming Agrarisch in het bestemmingsplan opgenomen dat er geen intensieve tak is toegestaan.
3.4 Gemeentelijk Beleid
In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei.
In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft met name betrekking op het wonen, het werken, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.
De uitgangspunten van de Toekomstvisie zijn nader onderzocht. Op grond van deze onderzoeksresultaten is als vervolg op de Toekomstvisie de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 uitgebracht, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 23 december 2004. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad.
De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze aanpak past overigens goed binnen de Nota Ruimte van het Rijk, die niet zozeer de fysieke ruimte vastlegt maar eerder bevoegdheden en figuurlijke ruimte geeft aan het lokale bestuur, om zelf vorm en inhoud te geven aan buitengebieden, dorpen en steden.
Inmiddels is de structuurvisie op onderdelen geactualiseerd. Het resultaat is de oplegnotitie Structuurvisie Hoogeveen 2.0 met de structuurvisiekaart Hoogeveen 2015-20130.
De gemeente formuleert in de geactualiseerde Structuurvisie 2.0 en ook in de Woonvisie 2011 t/m 2020; "focus op een aantrekkelijke stad" een aangepaste groeiambitie. Deze aangepaste ambitie gaat uit van een beheerste groei naar 58.000 inwoners in 2030. De oude prognose van 59.000 is daarmee bijgesteld. Om deze groei te kunnen realiseren is ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid nodig. In de woonvisie wordt een groei geambieerd van 165 woningen per jaar tot en met 2020, als netto resultaat van nieuwbouw en sloop. Naast afronding van de wijk Erflanden ligt de focus op inbreiden in de stad en geconcentreerde groei in de dorpen.
In zijn algemeenheid is te verwachten dat het huidige Jannes van der Sleedenhuis terrein na het vertrek van de hoofdvestiging naar elders in Hoogeveen een herstructurering naar woningbouw zal ondergaan. Hoe en wanneer is nu nog niet duidelijk.
In de geactualiseerde Structuurvisie Hoogeveen 2.0 is aangegeven dat Hoogeveen over voldoende bedrijven- en kantorenterreinen beschikt. De bestaande, reeds als zodanig bestemde kantorenterreinen in het Stationsgebied worden in dit nieuwe bestemmingsplan weer opgenomen. Het gaat hier om de kantorenlocatie deelgebied A. Hier zijn inmiddels enkele kantoren gerealiseerd. Een aantal woon/werklocaties aan de zijde van de Crerarstraat wordt in dit bestemmingsplan nu echter omgezet naar woningbouw. Verder is de locatie ten noorden van het stationsplein; de zogenaamde Moes locatie, in dit bestemmingsplan onveranderd als kantorenlocatie opgenomen. Ten zuiden van het nieuwe P+R terrein ligt een strook gemeente grond. Hier wordt op termijn rekening gehouden met een ontwikkeling naar kleine kantoren of woon/werkkavels. Daarom is hier een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
4.1 Ruimtelijke Structuur
4.1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en functionele kwaliteiten te stimuleren of juist af te remmen. Het zal voor de komende tien jaar een juridische basis vormen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het gebied. Het is daarom van belang de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan iets nader te beschrijven.
4.1.2 Wonen
Het beleid voor het plangebied komt kort geformuleerd neer op het behoud en versterking van de kwaliteit van het woonmilieu. Die kwaliteit komt ook tot uiting in de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken en dit wordt onder meer bereikt door:
- het toekomstige woonmilieu en de ruimtelijke kwaliteit vaste uitgangspunten bij nieuwbouwplannen te laten zijn; de toekomstige stedenbouwkundige structuur dient aan te sluiten op de ruimtelijke kenmerken, zoals verkaveling, karakter bestaande bebouwing en aanwezige beplantingen;
- het grotendeels handhaven van de huidige bouwmassa, waardoor de aanwezige structuur van de bebouwing aanwezig blijft;
- speciale aandacht voor het behoud en de versterking van de groenstructuur;
- het weren uit de woonstraten van het verkeer met een bestemming elders;
- het realiseren van nieuwe woningen op mogelijk vrijkomende terrein(en), passend in de schaal en het architectonische karakter van de wijk;
- het bevorderen van optimale ontwikkelingsmogelijkheden voor het woongenot van de bestaande woningen door passende regelingen;
- het bevorderen van de instandhouding en het geven van uitbreidingsmogelijkheden van de voorzieningen voor de leefbaarheid van de wijk;
- het bouwen van levensloopbestendige woningen die voor vele doelgroepen in verschillende levensfasen geschikt zijn, waardoor gedifferentieerde wijken ontstaan;
- het bouwen of verbouwen van woningen met een optimale energie- en waterbesparing, door het toepassen van een combinatie van maatregelen uit het nationale pakket Duurzaam Bouwen;
- de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en inbraakpreventie belangrijke aspecten te laten zijn bij het bouwen van woningen.
Binnen de begrenzing van het onderhavige plan Stationsgebied staan circa 250 woningen met ongeveer 525 bewoners.
Typerend voor deze wijk is dat het overgrote deel van de woningen, meer dan 60%, behoren tot het eigen woningbezit; 38% zijn huurwoningen. Deze laatste woningen zijn overwegend de beneden- en bovenwoningen aan de Crerarstraat en de Eisenhowerstraat en de rijenwoningen aan de Marnixstraat.
Zowel langs de Pesserstraat, de Stationsstraat als langs de Stuifzandseweg staan de oudste woningen (vanaf het begin van de vorige eeuw), welke straten langzamerhand werden volgebouwd. Zowel langs de Blankenslaan West als langs de van Limburg Stirumstraat staan woningen uit de vijftiger, zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw. De woningen langs de Crerarstraat en langs de Eisenhowerstraat werden in de zeventiger jaren van de vorige eeuw gebouwd.
De laatste woningen die in de wijk zijn gebouwd, zijn de 32 appartementen aan het Stationsplein die in 1990 zijn gerealiseerd.
De wijk is niet heel onderscheidend, maar wel met een ruime hoeveelheid groen.
Het woonmilieu van het Stationsgebied wordt getypeerd als verscheiden en ruim, waarbij de volgende onderscheidende kwaliteiten van het woonmilieu vermeld kunnen worden:
- veel verschillende bevolkingsgroepen, met een gemiddelde bevolkingsopbouw;
- geen hechte sociale samenhang, maar ook niet los;
- gedifferentieerd woningaanbod (huur, koop, gestapeld en grondgebonden);
- ruime woonomgeving;
- op korte afstand van voorzieningen.
Binnen de wijk Stationsgebied zijn de volgende samenhangende kleinere buurten te onderscheiden (Welstandsnota 2007):
A Bebouwingslint van Limburg Stirumstraat
Dit bebouwingslint is een onderdeel van het lint Pesserstraat bij de Stuifzandseweg (inclusief de Stuifzandseweg) in het noorden (met de Stationsstraat) tot aan de Zuiderweg bij de Kortenaerstraat in het zuiden. De van Limburg Stirumstraat heeft een laanachtig karakter waarin een groen overgangsgebied tussen straat en bebouwing kenmerkend is. De twee groene zones van het gebied Plan West delen de van Limburg Stirumstraat in drie stukken, die ook in de bebouwing van karakter verschillen.
Dankzij een grote verscheidenheid in vormgeving, functie en de expressie van de bebouwing ondersteunt dit het beeld van lintbebouwing die onafhankelijk van de structuur van het stadscentrum een stempel drukt op het stadsbeeld van Hoogeveen.
Langs het noord-zuid lint is een lagere bebouwing met een hoogte van twee bouwlagen met kap kenmerkend. Veel groen in de vorm van laanbeplanting, ruime voortuinen en groene ruimtes geven, naast een historische betekenis, ook een ruimtelijke meerwaarde aan dit lint.
Binnen de diverse bebouwingsmogelijkheden langs dit lint is het beleid gericht op instandhouding en waar mogelijk versterking van de beeldwerking van deze lintbebouwing, met onder andere ontwerpen die zich onderscheiden door experimentele architectuur en verbijzondering.
Hierbij staat de samenhang van het stedelijk gebied voorop met respect voor de kwaliteit en de kenmerken van het bebouwingsbeeld met zijn architectonische verschijningsvorm. Plannen van bijzondere kwaliteit die afwijken van de structuur en een impuls zijn voor de kwaliteit van de omgeving worden gestimuleerd.
De bebouwing ligt met de representatieve zijde naar de weg gekeerd waarbij de aanwezige verspringingen in de voorgevelrooilijn dienen te worden gehandhaafd. De situering van nieuwe gebouwen ondersteunt het beeld van een groen lint met wisselende bebouwingsvormen, waarbij de hoofdtoegang vanaf de straatzijde moet plaatsvinden.
B Plan West
Tot dit gebied behoren de oostzijde van de Eisenhowerstraat en de Blankenslaan West.
Binnen dit gebied zijn alleen eengezinswoningen te vinden, die deels projectmatig en deels als individueel bouwplan tot stand zijn gekomen.
Het wonen in verschillende vormen blijft de belangrijkste functie in dit gebied. Versterking van de ruimtelijke hoofdstuctuur, integratie van functies en differentiatie van dichtheden en inrichting zijn de doelstellingen die bijzonder van toepassing zijn.
Het beleid voor het gebied is dat de aanwezige kwaliteit ten minste wordt gehandhaafd. Ontwerpen die afwijken van de aanwezige structuur maar op zich van bijzondere kwaliteit zijn en een impuls zijn voor de kwaliteit van de bebouwde omgeving worden gestimuleerd. Dit betekent dat verandering en handhaving beide mogelijk zijn met een vrije en open oriëntatie op het beeld van de bestaande bebouwing, waarbij de rooilijn aan de voorzijde gehandhaafd wordt.
C Stationsgebied
Dit gebied omvat de bestaande bebouwing aan de stadszijde van de spoorlijn Zwolle – Groningen tot aan de Eisenhowerstraat. Binnen dit gebied zullen voornamelijk kantoren worden gevestigd. De gewenste uitstraling is gedeeltelijk aanwezig in de bestaande bebouwing in de buurt van het station: een laanachtige wegenstructuur met representatieve gebouwen.
Om het laanachtige van de wegen te behouden of te bereiken, zullen parkeerfaciliteiten bij voorkeur op particulier terrein moeten worden gerealiseerd, opgenomen in de terreininrichting. De diversiteit aan functies leidt tot een verscheidenheid aan gebouwen in schaal, openheid en architectuur, de representatieve uitstraling van de gebouwen en de kwaliteit van de openbare ruimte zullen, naast een hoogwaardige architectuur, de bepalende elementen voor dit gebied zijn.
Voortbordurend op het lommerrijke karakter van de achterliggende woonbuurten wordt met kleine kantoorpaviljoens en wooneenheden een parkachtige sfeer voorgestaan. Dit betekent dat verandering en handhaving beide mogelijk zijn met een vrije en open oriëntatie op het beeld van de bestaande bebouwing. Plannen van bijzondere kwaliteit die afwijken van de bestaande structuur en een impuls zijn voor de bebouwde omgeving worden gestimuleerd. Experimentele ontwerpen en verbijzonderingen worden niet uitgesloten.
De bebouwing is georiënteerd op de openbare wegen waarbij publieke en representatieve functies gericht zijn op de belangrijkste straat en de onbebouwde delen van de kavels deel dienen uit te maken van het ontwerp. De parkeerterreinen vormen in aanleg en inrichting een logische overgang tussen openbaar en particulier gebied en dienen het ruimtelijke beeld te ondersteunen.
4.1.3 Bedrijven en detailhandel
Uitgangspunt van het beleid van de gemeente ten aanzien van bedrijfsactiviteiten is dat sterk milieuhinderlijke en/of grootschalige bedrijven niet in de wijken thuishoren doch slechts kunnen worden toegestaan op een industrieterrein.
Het gemeentelijk beleid is gebaseerd op het streven naar een geconcentreerd verzorgingsapparaat, waarbij voor die vormen van detailhandel waarvoor in het stadscentrum geen mogelijkheden zijn - binnen zekere grenzen - mogelijkheden worden geschapen op bedrijfs- of industrieterreinen elders in de bebouwde kom.
4.1.4 Kantoren
Uitgangspunten voor de locatie ten noorden van het appartementengebouw 'Parkstate':
- drie vrijstaande kantoorgebouwen in het groen gericht met de voorkant naar het stationsplein;
- zichtlijnen tussen de drie gebouwen voor een transparant beeld vanaf het stationsplein;
- handhaving van de bestaande langzaamverkeersroute, vijver en groen tussen het station en Pesserstraat;
- auto-ontsluiting voor bezoekers vanaf het Stationsplein als logische benadering vanuit de openbare ruimte, autoontsluiting voor personeel vanaf de Pesserstraat.
De bedoeling is dat zowel de nieuwe bebouwing als het huidige parkje met vijver meer te betrekken bij het Stationsplein. Het gebied wordt vanaf dit plein beter zichtbaar gemaakt om het gebied daarmee meer een openbare verblijfsfunctie te geven. De drie kantoorgebouwen worden in een halve cirkelvorm gericht op het Stationsplein.
De radiaalsgewijze situering houdt rekening met zowel de richting van de noordvleugel van het appartementengebouw 'Parkstate' als met de beëindiging van de noordrand van het stationsgebied.
Voor bezoekers worden de kantoorgebouwen bereikbaar gemaakt vanaf het Stationsplein. De huidige toegangsweg tot het gebied vanaf de Pesserstraat blijft gehandhaafd, maar wordt zodanig aangepast dat deze alleen maar door het personeel als inrit kan worden gebruikt. Hiermee wordt voorkomen dat na sluitingstijd van de kantoren files ontstaan bij de Pesserstraat met onnodige overlast voor de omwonenden.
De hoogte van de kantoren is vijf lagen voor de twee gebouwen die het meest gericht zijn op het Stationsplein en voor het gebouw die het dichtst bij het appartementengebouw 'Parkstate' staat is vier bouwlagen het maximum.
Voor het gebied ten zuiden van het Stationsplein zie de volgende paragraaf 4.2.
4.1.5 Verkeer en vervoer
Vervoerswijze en tracékeuze zullen (nog) meer dan tot nu toe moeten stoelen op de visie, dat het kostbare en kwetsbare woonmilieu van de gemeente Hoogeveen in het algemeen en die van de wijk Stationsgebied in het bijzonder, zowel moet worden beschermd, als hoogwaardig ontsloten. Het particuliere autoverkeer zal ontmoedigd moeten worden, ten gunste van het langzaam verkeer en het openbaar vervoer.
Concreet houdt dit in, dat de verkeersruimten niet wezenlijk worden uitgebreid, maar dat de bestaande infrastructuur beter moet worden benut door een herinrichting van de ruimte. Binnen het grootste deel van het plangebied vinden verkeersbewegingen plaats voor het bestemmingsverkeer (erftoegangswegen). Alleen de Griendtsveenweg, de Stationsstraat en de Pesserstraat hebben een min of meer doorgaande functie en dus een grotere stroomfunctie.
Door middel van beheersmaatregelen zullen dan ook binnen deze gebieden doorgaande verkeersbewegingen en een hogere snelheid ontmoedigd moeten worden. De wijze van bestemmen (Verkeer) belet deze ontwikkeling niet.
Ten zuiden van het station is een geheel nieuw P+R terrein aangelegd dat op 27 april 2011 officieel in gebruik is genomen. NS en de gemeente Hoogeveen hebben samen gezorgd voor een geheel vernieuwde P+R met in totaal 380 plaatsen. Er kunnen nu twee keer zoveel auto's een plaats vinden bij het station in Hoogeveen. Ook is de P+R nu van twee kanten bereikbaar door het afronden van de Verlengde Griendtsveenweg. Daarnaast hebben ProRail en de gemeente samengewerkt om 600 nieuwe fietsklemmen te realiseren. Met deze aanpassingen zijn de faciliteiten rondom het station van Hoogeveen en de bereikbaarheid ervan sterk verbeterd.
4.1.6 Groen en water
Grootschalige groenelementen zijn binnen het onderhavige plangebied vooral langs de zuidzijde van de spoorlijn aanwezig. Op de driesprong van de Pesserstraat en de Stuifzandseweg en bij het Stationsplein is de groenzone wat breder met bij het Stationsplein ook een waterpartij.
In het gebied tussen de Crerarstraat en de Eisenhowerstraat is rondom het Jannes van de Sleedenhuis en het kantoor ten noorden daarvan veel groen en een watergang aanwezig.
Het beleid is er op gericht het groen dat verder in de wijk aanwezig is te behouden en waar nodig te versterken en uit te breiden. De bestaande bomenstructuur is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Daarnaast is de speelvoorziening achter de Stuifzandseweg en de Marnixstraat bij de Voltastraat en het kleinschalige aanwezige groen bestemd tot 'Groen'.
4.2 Functionele Structuur
Halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw besloot de gemeente het verpauperde stationsgebied te gaan opknappen. In 2003 werd de 'Ontwikkelingsvisie Stationsgebied' gebaseerd op het zogenaamde parkmodel door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan biedt goede perspectieven voor kantoorontwikkeling in een parkachtige omgeving langs het spoor. Door de inzakkende economie en het vrijwel wegvallen van de kantorenmarkt, heeft het project echter een heel andere dynamiek gekregen dan in 2003 werd ingeschat. Daarmee is ook de volgorde van aanpak van de deelgebieden geheel gewijzigd.
Besloten was het gebied in te delen in deelgebieden, welke stuk voor stuk zouden worden ontwikkeld:
- Deelgebied A, het gebied omsloten door de (verlengde) Griendtsveenweg, de Crerarstraat en de Blankenslaan West.
- Deelgebied B, het gebied omsloten door de Crerarstraat, de Eisenhowerstraat en de Montgomerystraat.
- Deelgebied C, de zichtlocatie ten noordoosten van de spoorlijn aan Rijksweg A28
- Deelgebied D, Stationsplein en omgeving.
- Deelgebied E gelegen ten noorden van de spoorlijn.
- Deelgebied F, het gebied omsloten door de Crerarstraat, de Montgomerystraat, de Eisenhowerstraat en de achterkant van de woningen aan de Blankenslaan West.
- Deelgebied G een klein gedeelte aan de Griendtsveenweg.
Tot nu toe is alleen deelgebied A; het kantorenpark, in ontwikkeling genomen. Hier zijn enkele kantoren geraliseerd.
Daarnaast is de binnenring gesloten door de Griendtsveenweg door te trekken naar de Stationsstraat.
Naast het station is een nieuw P+R terrein aangelegd dat plaats biedt aan ca. 380 auto's.
Als eerste deelgebied is deelgebied A, het kantorenpark, ontwikkeld. Hiervoor is in 2006 een bestemmingsplan vastgesteld.
Het gebied met ruimte voor relatief kleinschalige kantoorontwikkelingen is een langgerekte strook langs het spoortracé met een oppervlakte van ongeveer 3,8 hectare. Het is een cruciaal gebied in het kader van de parkgedachte. Door een zestal individuele kantoorgebouwen te realiseren van een beperkte afmeting ontstaat het beeld van kleine werkgebouwen in een kader van bomen en gras.
De kantoren in dit deelgebied zullen in clusters worden ontsloten vanaf de Griendtsveenweg en zijn tevens geclusterd door middel van tussengelegen parkeerruimte en omzoming met bomenweides. De gebouwen hebben gemiddeld drie bouwlagen met een kap in de vorm van een lessenaarsdak en krijgen langs de Griendtsveenweg een kenmerkende panoramagevel. De begane grond is transparant en biedt mogelijkheden voor representatieve functies binnen het kantoor of ondersteunende activiteiten. De kantoren zullen tussen de bomen wisselende beelden opleveren door de gedraaide richtingen van de kappen.
De gebouwen verschillen in grootte, inrichting en architectonische uitwerking. De eenheid wordt gevormd door de schuine daken, gevelopbouw en materiaal.
Naast de individuele kantoren was er de oostzijde van het deelgebied ruimte voor woon/werkcombinaties en drie woningen aan de Blankenslaan West. Voor de woon/werkcombinaties op deze plek was onvoldoende belangstelling. daarom voorziet dit bestemmingsplan in de bouw van woningen.
Door het planten van een groot aantal bomen wordt aangesloten bij het groene karakter van Hoogeveen. Haaks op de richting van de Crerarstraat en de Griendtsveenweg worden een aantal groenstroken met opgaande boombeplanting gerealiseerd. Deze groenstroken zorgen voor een extra geleding van de bouwmassa's en geven het gebied een groen en parkachtige uitstraling. Dit vraagt om eenheid van inrichting van de buitenruimte en een collectieve vorm van beheer. In de groengebieden komt een fijnmazig netwerk van paden voor het langzaam verkeer en er zijn geen zichtbare erfgrenzen. De paden verbinden de omringende infrastructuur met de interne parkeervelden. Hierdoor wordt tevens voorkomen dat de parkeervelden te veel een onbereikbaar binnenterrein gaan vormen.
Het beeld van het gebied vanaf de doorgaande routes langs de randen van het gebied moet worden bepaald door representatieve gevels in een parkachtige omgeving en niet door parkeerplaatsen. Daarom vindt het parkeren zoveel mogelijk plaats op parkeervelden in de achterzone tussen de bebouwingsstrook langs de Crerarstraat en de bebouwingsstrook langs de Griendtsveenweg. De parkeervelden zijn van elkaar gescheiden door de groenstroken die van de Crerarstraat naar de nieuwe weg lopen. Langs de bepalende randen van de parkeerplaatsen zullen hagen worden geplant. Als parkeernorm voor de kantoren wordt gehanteerd één parkeerplaats per 50 m² bruto vloeroppervlak. Voor de woon/werkcombinaties is de parkeernorm van twee parkeerplaatsen per unit gehanteerd.
Binnen het gebied kan circa 12.200 m² bruto vloeroppervlak kantoren gerealiseerd worden. Hiervan is reeds bestaand 4.060 m² verdeeld over drie gebouwen. Aan de Crerarstraat kunnen 9 woon/werkcombinaties gerealiseerd worden. Tot slot kunnen er aan de aan de Blankenslaan west nog 3 woningen of woon/werkcombinaties worden gerealiseerd van circa 600 m².
Gezien de relatie met deelgebied A is als tweede te ontwikkelen gebied deelgebied D (het Stationsplein) opgepakt.
4.3 Beeldkwaliteit
Voor het Kantorenpark Stationsgebied is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld.
Het gebied waarp het beeldkwaliteitsplan betrekking heeft, betreft het onderstaande gebied (rood gearceerd) en wordt begrensd door de Griendtsveenweg, de Crerarstraat en de Blankenslaan West .
Het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 11 Beeldkwaliteitsplan) omvat bebouwingscriteria en referentiebeelden voor de woningbouw en de afzonderlijke kantoren.
Daarnaast gaat het beeldkwaliteisplan in op de buitenruimte.
Het beeldkwaliteitsplan omvat een beplantingsplan met bomen, boomsoorten en hagen, een verhardingsplan met paden, parkeerplaatsen en de materialisering daarvan en verder wordt ingegaan op verlichting, reclame en straatmeubilair.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de relevante omgevingsaspecten voor het voorliggende plan. Per aspect wordt de invloed op het plan toegelicht.
5.1 Bodem
Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Er dient op basis van een uitgevoerde bodemonderzoek of historische bodemonderzoeksgegevens een beschrijving te worden gegeven van de bodemkwaliteit in het plangebied.
Binnen het plangebied is een variatie aan gebruiken aanwezig, waaronder wonen, werken, wegen, etc. Het gebied dat met name vanaf de jaren vijftig/zestig is ontwikkeld tot onder meer woningbouw, bedrijventerreinen en kantoren, had daarvoor vooral een agrarisch gebruik. Het aanwezige spoorwegstation dateert al van 1870. Het spoorwegstation met voormalig rangeerterrein wordt omsloten door het huidige spoor, Stationsstraat en Crerarstraat. Binnen deze zone lagen verder voormalige oliehandel Lenten, het voormalige ALHO-terrein (aluminiumfabriek) en het spoorgat.
Vanaf circa 1920 is het spoorgat in diverse fasen gedempt, de laatste fase is rond 1965 uitgevoerd. Ten zuidwesten van deze zone lag de voormalige zwaaikom. De zwaaikom, het doodlopende uiteinde van het voormalig Griendtsveenkanaal, is eind jaren zestig van de vorige eeuw gedempt. Binnen het gehele plangebied waren destijds diverse watergangen aanwezig. Als gevolg van herontwikkeling zijn deze watergangen gedempt. Gedempte watergangen krijgen standaard een aanduiding potentieel ernstig verontreinigd. Gemeente Hoogeveen heeft de ervaring dat de gedempte watergangen in Hoogeveen zelf over het algemeen gedempt zijn met grond uit de directe omgeving en voornamelijk geen ernstige verontreinigingen bevat. Dit laatste geldt in ieder geval niet voor de dempingen (zoals het voormalige spoorgat en de zwaaikom) binnen het terreindeel van het spoorwegstation en voormalig rangeerterrein.
In een dossieronderzoek is een inventarisatie gemaakt van alle potentiële bodemverontreinigende activiteiten (=PBVA). Hierbij zijn de volgende archieven geraadpleegd :
- Kamer van koophandelregister;
- Ondergrondse tankenbestand (op basis van actie tankslag I en II);
- Archief van Stichting Bodem Sanering in gebruik zijnde Bedrijfsterreinen;
- Hinderwetarchief;
- Archief van de vigerende Wet Milieubeheer vergunningen.
In verband met de aanwezigheid van dempingen van watergangen, (voormalige) erfverhardingen, stortplaatsen en dergelijke is tevens een luchtfoto-onderzoek uitgevoerd.
Een onderscheid in potentie (spoedeisend of ernst (niet spoedeisend)) is aan te brengen op basis van de activiteiten en/of gebruikte producten. Als voorbeeld kan worden gegeven dat een benzineservicestation sneller tot een bodemverontreiniging leidt dan een autodetailhandel zonder reparatie. De activiteiten zijn landelijk in vier categorieën ingedeeld: Potentieel spoedeisend, Potentieel Ernstig (niet spoedeisend), Potentieel Verontreinigd en Niet Verontreinigd.
Grafisch zijn de posities van de locaties in afbeeldingen 5 en 6 opgenomen. Zoals voorgaand al opgemerkt zijn de potentieel verontreinigde locaties afkomstig uit historische gegevens en bestaan vooral uit (voormalige) bedrijfsactiviteiten, situering van (voormalige) huisbrand-olie- /brandstoftanks en/of gedempte watergangen.
Afbeelding 5: Overzicht bodemgegevens noordelijk deel plangebied
Afbeelding 6: Overzicht bodemgegevens zuidelijk deel plangebied
Diverse percelen binnen het plangebied zijn in het verleden milieuhygiënisch onderzocht. Deze onderzochte locaties zijn eveneens in de afbeeldingen opgenomen. Het gaat hier om onderzoeken die bij de gemeente bekend zijn. Binnen het gebied dat wordt omsloten door het spoor, Stationsplein en Crerarstraat zijn in de periode van 2003 tot 2011 diverse bodemsaneringen uitgevoerd. Voor enkele terreindelen binnen deze zone is sprake van nazorg, grondwatermonitoring en zijn gebruiksbeperkingen van toepassing, vanwege achtergebleven restverontreinigingen.
De gebruiksbeperkingen bestaan uit beperkingen ten aanzien van grondwateronttrekkingen, het beschouwen van risico's bij functieverandering en het beschouwen van de verontreiniging bij graafwerkzaamheden, de noodzaak om arbeidshygiënische maatregelen te treffen en de noodzaak om een saneringsplan op te stellen. Ter plaatse van het chauffeursonderkomen ter hoogte van het Stationsplein is een restverontreiniging aanwezig, die gesaneerd moet worden op het moment van herinrichtingswerkzaamheden.
Algemeen wordt vermeld dat voor de houdbaarheid van bodemonderzoeksgegevens een termijn van maximaal 5 jaar wordt aangehouden mits er in de tussentijd geen verdachte activiteiten op de locatie hebben plaatsgevonden. Het is gebruikelijk dat bij bouwactiviteiten de kwaliteit van de bodem wordt onderzocht. In een aantal gevallen is al onderzoek voorhanden. Voor de omgevingsvergunningaanvraag zal de beschikbare informatie worden meegewogen of er voldoende bodemkwaliteitsgegevens aanwezig zijn of eventuele verontreinigingen voldoende in beeld zijn gebracht en of een sanering dient te worden uitgevoerd. Te allen tijde dient verontreinigde bodem op een verantwoorde wijze te worden afgevoerd.
Op basis van de huidige situatie, gebruik en historische informatie, kan geconcludeerd worden dat er potentieel bodemverontreinigingen te verwachten zijn, die een belemmering kunnen gaan vormen voor een eventuele herontwikkeling van (een deel van) het gebied. Alvorens (een deel van) het gebied ontwikkeld gaat worden, dient hier bodemonderzoek plaats te vinden ter plaatse van alle geconstateerde potentiële bodemverontreinigende activiteiten.
Gezien het feit dat de herziening van dit bestemmingsplan conserverend van aard is, is onderzoek naar de bodemkwaliteit in dit geval achterwege gebleven.
Diffuse bodemkwaliteit
Het plangebied maakt deel uit van het bodembeheerplan van de gemeente Hoogeveen. Volgens deze kaart zijn in het gebied ten hoogste licht verhoogde achtergrondwaarden voor zware metalen, PAK en minerale olie te verwachten.
Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.
Voor het toepassen van grond gelden de regels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kunnen worden verkregen bij de afdeling Advies van de gemeente Hoogeveen en het ministerie van Infrastructuur & Milieu/Agentschap.NL.
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.
Het archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Hiervan is verslag gedaan in het rapport 'Hoogeveen, 7 plangebieden Gemeente Hoogeveen (Dr.)' (kenmerk 2008-12/05) van maart 2009 Bijlage 1 Archeologisch onderzoek.
Het plangebied heeft geen archeologische verwachtingswaarde op de IKAW. Het plangebied is grotendeels bebouwd. In deze delen van het plangebied zal de bodem voor een groot deel reeds verstoord zijn door de recente bebouwing, de aanleg van wegen en het leggen van leidingen. Hierdoor is de kans op onverstoorde archeologische grondsporen klein. Er zijn geen archeologische vondsten bekend in het plangebied. Rond het plangebied zijn wel enkele archeologische waarden gemeld uit de ijzertijd en romeinse tijd. De gebieden waar archeologische vondsten zijn gedaan, zijn hoger gelegen en maken deel uit van een zone met een middelhoge tot hoge trefkans, vanwege de aanwezigheid van een podzolbodem.
Op grond van het bureauonderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is in het plangebied.
5.3 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hier om een conserverend bestemmingsplan.
Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's:Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.
Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door de enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.
Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.
Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt voor gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, het tegengaan van verdroging en rekening gehouden wordt met met de eisen vanuit de KRW.
Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. Deze waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel of er wordt niet afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel, dan is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem het uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht dient te worden besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Oppervlaktewater
Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.
Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Wetgeving lozen in oppervlaktewater
Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden op het oppervlaktewater. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Indien er grondwater wordt onttrokken tijdens de aanleg, dat wordt geloosd in oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels die op te vragen zijn bij het waterschap.
Wetgeving grondwateronttrekking
Gezien de verschillende belangen, die partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat als er sprake is van een grote grondwateronttrekking er een vergunningplicht geldt. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
Waterschap Reest en Wieden komt tot het volgende advies: de procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies.
5.4 Natuur En Ecologie
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht door adviesbureau Ecogroen Advies BV. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie stationsgebied-stedelijk deel, Hoogeveen' (kenmerk: 08-376/10b) van 7 juni 2011 Bijlage 2 Ecologie.
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn en natuur buiten de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied ligt niet in de EHS en grenst ook niet aan de EHS.
Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.
Uit de natuurtoets komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied met name betrekking hebben op vleermuizen en broedvogels. Zo is veel bebouwing geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen en Huismus en in mindere mate voor Gierzwaluw. Binnen het bestemmingsplangebied kan daarnaast de middelhoog beschermde soort Steenmarter worden verwacht. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk. Omdat sprake is van een conserverend bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.
5.5 Geluid
Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. Ingenieursbureau Spreen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en spoorweglawaai bestemmingsplan Stationsgebied (zuidelijk deel)' (kenmerk: 080185.09W) van 22 juni 2012 Bijlage 3 Akoestisch onderzoek.
Ontwikkelingen
In het plangebied was in het vigerend plan sprake van een locatie met woon-werkkavels, die haaks op de Crerarstraat waren geprojecteerd. In dit plan worden op deze locatie 9 woningen mogelijk gemaakt bij recht. Een blok van 4 woningen wordt haaks op de weg geprojecteerd en een blok van 5 woningen wordt evenwijdig aan de weg geprojecteerd.
In het plan is verder een wijzigingsgebied opgenomen ter hoogte van het voormalige P+R terrein. Met een wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming worden gewijzigd ten behoeve van woningen, woon-werk-kavels en gezondheidscentrum.
De geluidsbelasting op de geluidgevoelige nieuwbouw, zoals woningen of woon-werkkavels, dient getoetst te worden aan de geluidnormen uit de Wgh. Op grond van de Wgh hoeven bestaande situaties niet getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wgh.
Wegverkeerslawaai
De volgende wegen zijn van belang voor de bepaling van de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai:
- A28;
- Griendtsveenweg;
- Crerarstraat;
- Stationsstraat;
- Pesserstraat;
- Industrieweg;
- Van Limburg Stirumstraat.
De geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op bovengenoemde wegen is berekend met het rekenprogramma Geomilieu V 1.91. De verkeersgegevens van de wegen zijn afkomstig uit het Verkeersmilieumodel voor het jaar 2020 en zijn geëxtrapoleerd naar het jaar 2022. Op de rekenresultaten mag een aftrek van 5 dB worden toegepast voor wegen tot 70 km/h en 2 dB voor wegen vanaf 70 km/h (art. 110g Wgh) voor het in de toekomst stiller worden van het verkeer.
De geluidsbelasting op de wijzigingsgebieden is inzichtelijk gemaakt voor het jaar 2022.
Op 1 juli 2012 is SWUNG-I in werking getreden voor rijkswegen en hoofdspoorwegen. Dit betekent dat voor de rijkswegen en hoofdspoorwegen geluidproductieplafonds (GPP) gelden. Voor de bepaling van de geluidsbelasting veroorzaakt door rijkswegen en hoofdspoorwegen dienen dan de verkeersgegevens (intensiteiten, snelheden, wegdektypen etc.) uit het geluidregister van Rijkswaterstaat te worden betrokken bij het akoestisch onderzoek. Verder zijn alle procedures, waarbij de gemeente het bevoegd gezag is, niet gewijzigd.
Indien een ontwerpbestemmingsplan binnen 12 maanden na inwerking treden van SWUNG-I ter inzage wordt gelegd dan mag nog van verkeersprognoses voor de rijkswegen en hoofdspoorwegen gebruik worden gemaakt in plaats van de gegevens uit het geluidregister. Aangezien het een grotendeels conserverend plan is en het ontwerpbestemmingsplan in de overgangstermijn in procedure gaat, is ervoor gekozen om de geluidsbelasting als gevolg van de A28 inzichtelijk te maken volgens de huidige systematiek van de Wgh.
Woningen
Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting afkomstig van de A28 maximaal 49 dB bedraagt op de westelijke gevel van het zuidelijk blok van de nieuwbouw aan de Crerarstraat en daarmee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De geluidsbelasting van de overige wegen is lager dan de voorkeursgrenswaarde.
Voormalig P+R terrein
De geluidsbelasting afkomstig van de A28 bedraagt 49 dB en van de Crerarstraat 57 dB op de rooilijn van het wijzigingsgebied. De geluidsbelasting van deze wegen overschrijdt dan ook de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting van de overige wegen in het plangebied voldoet wel aan de voorkeursgrenswaarde.
Hogere waarden
Op grond van de Wgh kan het college van burgemeester en wethouders hogere grenswaarden vaststellen voor de nieuwbouw in het plangebied (art. 110a, lid1 Wgh). Om een hogere waarde te kunnen verlenen, moeten geluidreducerende maatregelen beschouwd worden in de voorkeursvolgorde bron-, overdracht- en gevelmaatregelen.
Bronmaatregelen
Op de A28 ligt reeds ZOAB. Het vervangen van het wegdek over een lengte van 1500 meter om de geluidsbelasting met 2 dB te verlagen is niet doelmatig.
Er ligt reeds geluidreducerend asfalt op de Crerarstraat. Dit wegdek is van recente datum. Aanpassing en onderhoud aan het wegdektype is dan ook nog niet aan de orde.
Overdrachtsmaatregelen
Ook het plaatsen van een scherm langs de A28 over een lengte van 1500 meter om de geluidsbelasting met 2 dB te reduceren is niet aan te merken als doelmatig. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het plaatsen van een scherm langs de Crerarstraat niet acceptabel in verband met de bereikbaarheid van de woningen.
Gevelmaatregelen
Indien gebouwd wordt conform het Bouwbesluit 2012 dan mag ervanuit gegaan worden dat de gevelisolatie van de woning ca. 20 dB bedraagt. Voor de bepaling van de mate van gevelisolatie moet voor de geluidsbelasting afkomstig van de Crerarstraat uitgegaan worden van 62 dB. Dit betekent dat met betrekking tot de woningen in het wijzigingsgebied voormalige P+R terrein verregaande gevelisolatiemaatregelen moeten worden getroffen om aan het binnenniveau van
33 dB te kunnen voldoen.
Conclusie
Bron- en overdrachtsmaatregelen zijn in de onderhavige situatie niet doelmatig en voor nieuwbouw op het voormalig P+R terrein zullen verregaande gevelisolatiemaatregelen getroffen moeten worden.
Voor het zuidelijk blok van 4 woningen, gelegen aan de Crerarstraat, is op de westelijke gevel van het blok een hogere waarde van 49 dB vastgesteld.
Aangezien de wijzigingsbevoegdheid voor het voormalige P+R terrein zowel niet geluidgevoelige als ook geluidgevoelige bebouwing mogelijk maakt en de projectie van de geluidgevoelige bebouwing nog niet concreet kan worden ingevuld, zal bij het opstellen van het wijzigingsplan een hogere waardeprocedure gevolgd gaan worden.
Railverkeer
Ten noordwesten van het plangebied ligt de spoorlijn Groningen-Zwolle. Voor de berekening van de geluidsbelasting veroorzaakt door het railverkeer is gebruik gemaakt van gegevens die zijn opgenomen in het programma ASWIN versie 2011. Ook is de systematiek bij het vaststellen van geluidproductieplafonds langs het spoor gebruikt. Hierbij wordt uitgegaan van het gemiddelde geluidsniveau van de peiljaren 2006, 2007 en 2008 plus 1,5 dB. De geluidberekeningen zijn uitgevoerd met het rekenprogramma Geomilieu V1.91.
Woningen
De geluidsbelasting als gevolg van het railverkeer voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van
55 dB op de gevels van de woon-werkkavels.
Voormalig P+R terrein
De geluidsbelasting bedraagt maximaal 58 dB op de rooilijnen van het wijzigingsgebied en overschrijdt dus de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.
Hogere waarden
Ook hier geldt dat bij het vaststellen van een hogere waarde van 58 dB de mogelijkheden van geluidreducerende maatregelen onderzocht moeten zijn. Het aanpassen van het spoor door de spoorstaven te voorzien van raildempers over een afstand van 200 meter om de geluidsbelasting met 3 dB te reduceren is niet doelmatig.
Evenals het plaatsen van een scherm in dit geval niet doelmatig is, omdat er reeds een scherm van 1,5 meter aanwezig is die ter hoogte van het plangebied overgaat in het perron.
Ook hier geldt dat een hogere waarden procedure met betrekking tot railverkeerslawaai voor het wijzigingsgebied van het voormalig P+R terrein gevolgd zal worden bij het opstellen van het wijzigingsplan.
Industrielawaai
Het plangebied ligt grotendeels binnen de geluidscontour van 50 dB(A) rondom het industrieterrein De Wieken. De 9 woningen aan de Crerarstraat en het wijzigingsgebied 'voormalig P+R terrein' vallen binnen deze geluidszone. Dit zou betekenen dat de geluidsbelasting voor industrielawaai ook inzichtelijk gemaakt had moeten worden en dat voor de woningen aan de Crerarstraat hogere waarden verleend zouden moeten worden.
Echter, de gemeente Hoogeveen heeft inmiddels een ontwerp bestemmingsplan 'Industrieterrein De Wieken 2010, parapluherziening geluidzone industrielawaai' ter inzage gelegd. Hiermee is de aanzet gegeven om een nieuwe geluidcontour van 50 dB(A) vast te stellen. De nieuwbouw ligt niet binnen deze nieuwe geluidcontour. Aangezien dit plan een grotendeels conserverend plan is en er binnen afzienbare tijd een nieuwe geluidcontour wordt vastgesteld, worden er geen hogere waarden voor industrielawaai vastgesteld ten behoeve van dit plan.
Overige geluidsbronnen
Geluidcontouren rondom het vliegveld in Hoogeveen spelen geen rol in het plangebied.
5.6 Milieuzonering Bedrijven
De bedrijven in het plangebied hebben een relatief lage milieubelasting en kunnen samengaan met de omringende woonfuncties. Daarnaast is sprake van een aantal maatschappelijke voorzieningen. De nieuwbouw leidt niet tot knelpunten op de bedrijvigheid in de omgeving. Voor het overige betreft het een bestaande situatie.
5.7 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10), ook wel fijn stof genoemd.
De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst niet meer zal gebeuren waardoor berekening van die waarden niet relevant is.
Ingenieursbureau Spreen heeft een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn weergegeven in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek 'Bestemmingsplan Stationsgebied (zuidelijk deel)' (kenmerk: 080185.09L) van 21 mei 2012 Bijlage 4 Luchtkwaliteit.
De luchtkwaliteit is berekend met het rekenprogramma CARII, versie 10.0 voor de lokale wegen. Het effect van de rijksweg A28 op de luchtkwaliteit is berekend met het programma ISL2 V4.01. De berekening is uitgevoerd voor de zichtjaren 2015 en 2020. Het jaar 2015 is gekozen, omdat in dat jaar aan de grenswaarden voor NO2 moet worden voldaan. Verder is het niet mogelijk om in het rekenprogramma CARII het zichtjaar 2022 in te voeren. Daarom is de berekening uitgevoerd voor het jaar 2020. Wel zijn de verkeersgegevens van het jaar 2022 gebruikt als invoerdata.
Aangezien de concentraties jaarlijks afnemen, zal op het moment dat met betrekking tot het jaar 2020 aan de grenswaarden kan worden voldaan, deze ook voor het jaar 2022 niet worden overschreden.
Uit de berekening is gebleken dat de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 de grenswaarde van 40 µg/m3 niet overschrijden in de jaren 2015 en 2020. In 2020 bedraagt de maximale jaargemiddelde concentratie NO2 16 µg/m3 en wordt veroorzaakt door de Industrieweg. De maximale jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 20 µg/m3 in 2020 en wordt veroorzaakt door de A28.
De daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 voor PM10 mag ten hoogte 35 dagen overschreden worden op jaarbasis. Het aantal overschrijdingsdagen in 2020 bedraagt 3 dagen en ligt daarmee ruimschoots onder de grenswaarde.
Kortom er treden geen knelpunten op ten aanzien van de luchtkwaliteit in het plangebied.
5.8 Externe Veiligheid
Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied. Voor het volledig advies wordt verwezen naar het rapport 'Bestemmingsplan Stationsgebied, externe veiligheid' van 26 april 2012 Bijlage 5 Externe veilgheid -deel 1, Bijlage 6 Externe veiligheid - deel 2, Bijlage 7 Externe veiligheid - deel 3, Bijlage 8 Externeveiligheid - deel 4 en Bijlage 9 Externe veiligheid - deel 5.
In afbeelding 7 zijn de verschillende risicobronnen met bijbehorende veiligheidscontouren weergegeven in het plangebied. Het plangebied ligt in het aandachtsgebied (200 m) van de spoorlijn Groningen - Zwolle. Via deze spoorlijnverbinding worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.
Verder ligt een gedeelte van het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Van Limburg Stirumstraat over het zuidoostelijk deel van het plangebied.
Afbeelding 7: Signaleringskaart risicobronnen
Stationaire bronnen
In het plangebied liggen geen risicovolle bedrijven. Wel ligt net ten zuidoosten van het plangebied een LPG-tankstation die invloed heeft op het plangebied.
Plaatsgebonden risico
Als gevolg van het LPG-tankstation Texaco aan de Van Limburg Stirumstraat moet aan het plaatsgebonden risico worden getoetst. De afstanden voor de plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour zijn afhankelijk van de doorzet van LPG per jaar. De doorzet van dit tankstation is in de omgevingsvergunning vastgelegd op maximaal 500 m3 LPG per jaar.
Voor het LPG-tankstation gelden de volgende afstanden:
Type inrichting | afstand vanaf LPG-vulpunt | afstand vanaf LPG-reservoir | afstand vanaf LPG-aflerzuil |
LPG-tankstation met een maximale doorzet van 500 m3/jaar (bestaande situatie) | 25 m | 25 m | 15 m |
LPG-tankstation met een maximale doorzet van 1000 m3/jaar (nieuwe situatie) | 45 m | 25 m | 15 m |
In principe moet een actualisatie van een bestemmingsplan als een nieuwe situatie worden aangemerkt. In dat geval bedraagt de afstand voor de plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour
45 meter vanaf het LPG-vulpunt. Binnen deze afstand ligt een aantal kwetsbare objecten, waardoor de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt overschreden. Dit zou in principe een saneringssituatie opleveren. De wetgever heeft dit niet als zodanig bedoeld en heeft aangegeven dat dit niet als een saneringsgeval mag worden aangemerkt, mits binnen de contouren geldend voor de bestaande situatie geen overschrijding van de grenswaarde plaatsvindt. In verband hiermee is voor de toetsing aan het plaatsgebonden risico de bestaande situatie als uitgangspunt gekozen.
De plaatsgebonden risico (PR10-6)-contouren liggen in het laatste geval niet binnen het plangebied. Er wordt dus voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Dit vormt geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan.
Groeprisico
In het gedeelte van het invloedsgebied van het LPG-tankstation dat binnen het plangebied ligt, dient het groepsrisico verantwoord te worden. Hierbij wordt in ieder geval betrokken de hoogte van het groepsrisico, de zelfredzaamheid van personen, de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van een calamiteit.
Het LPG-tankstation ligt in een woonwijk met grondgebonden woningbouw. Verder zijn enkele bedrijven, kantoren en een school aanwezig in de omgeving van het tankstation.
Voor het tankstation is een omgevingsvergunning verleend waarin de doorzet van LPG is gelimiteerd op een doorzet van 500 m3/jaar. In de omgevingsvergunning is ook een voorschrift opgenomen dat de bevoorrading van LPG alleen in de dagperiode mag plaatsvinden in verband met de woonomgeving. Gedurende de dagperiode bedraagt de bezetting in een woonwijk slechts 50% van de totale bevolking in die woonwijk.
Het groepsrisico is berekend met het programma Safeti-NL. Uit de berekening is gebleken dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Het groepsrisico wordt met name bepaald door de LPG-tankwagen ter plaatse van het vulpunt tijdens de bevoorrading in de dagperiode. In de nachtperiode wordt het groepsrisico uitsluitend bepaald door de ligging van het LPG-reservoir.
Kwantitatief gezien vormt het groepsrisico geen belemmering voor het plan. Voor de kwalitatieve beoordeling van het groepsrisico is de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.
Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Het plangebied grenst aan de westzijde aan het spoor, een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Voor het transport van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De categorieën gevaarlijke stoffen die via het spoor worden getransporteerd en de hoeveelheid transporten zijn gebaseerd op de bijlage van het Basisnet Spoor.
In het overzicht hieronder wordt aangegeven welke transporten van gevaarlijke stoffen er jaarlijks via het spoor plaatsvinden:
Soort stof | Transporten | Max. effectafstand letaal | Scenario |
Brandbare gassen | 1430 | 315 m | Bleve |
Toxische gassen | 910 | 970 m | Uitstroming gat |
Brandbare vloeistoffen | 5620 | 25 m x 17 (lxb) | Plasbrand |
Toxische vloeistoffen | 1110 | 375 m | Plasverdamping |
Zeer toxische vloeistoffen | 180 | 4900 m | Plasverdamping |
Plaatsgebonden risico
De plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour ligt binnen het spoorvak en heeft geen invloed op het plangebied. Er wordt dus voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Dit vormt dan ook geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.
Groepsrisico
Binnen het aandachtsgebied (200 m) van het spoor liggen hoofdzakelijk woningen en kantoren. Verder is een wijzigingsgebied opgenomen waar wijziging naar woon-werkkavels en kantoren mogelijk wordt gemaakt. Het groepsrisico uitgaande van alleen kantoren is berekend met het programma RBMII. Hieruit is gebleken dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. De toename in de personendichtheid als gevolg van de wijzigingsbevoegdheid heeft geen belangrijk effect op de hoogte van het groepsrisico.
Als wordt uitgegaan van alleen woon-werkavels dan is sprake van een geringe toename van het groepsrisico ten opzichte van alleen kantoren, maar de oriëntatiewaarde wordt ook in dit geval nog steeds niet overschreden.
Kwantitatief gezien vormt het groepsrisico geen belemmering voor het plan. Voor de kwalitatieve beoordeling van het groepsrisico is de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.
HVD-advies
Op 29 oktober 2012 heeft de HVD als wettelijk adviseur, inzake de verantwoording van het groepsrisico, een advies (kenmerk: U120098) uitgebracht. Het volledig advies is opgenomen in Bijlage 10 Advies HVD. Dit advies is tezamen met de kwantitatieve analyse betrokken bij de bestuurlijke afweging van de verantwoording van het groepsrisico.
De HVD gaat met name in op de aspecten zelfredzaamheid van personen in het plangebied, de bereikbaarheid van de locatie en de bestrijdbaarheid van de effecten van een calamiteit.
Bij een incident op het spoor of bij het tankstation kunnen de volgende scenario's optreden:
- een BLEVE (een grote vuurbal als gevolg van het onsteken van de inhoud van een tank als gevolg van overdrukeffecten) als gevolg van een brand;
- een plasbrand. Een plasbrand kan zich in korte tijd ontwikkelen;
- een toxische wolk.
Het is niet exact aan te geven hoeveel slachtoffers er vallen bij een incident op het spoor of bij het tankstation. Wel kan worden aangenomen dat er dodelijke slachtoffers zullen vallen en dat er een groot aantal zwaar gewonden zullen zijn binnen een straal van 140 meter rondom het incident.
Zelfredzaamheid
In het plangebied is sprake van grotendeels bestaande bebouwing. Bij realisatie van deze gebouwen is nog geen rekening gehouden met het aspect externe veiligheid. Dus er kan niet vanuit worden gegaan dat alle bestaande gebouwen in het plangebied voldoende voorzieningen hebben om te schuilen of dat optimale vluchtroutes aanwezig zijn.
In het plangebied ligt het Jannes van der Sleedenhuis. Hier verblijven personen met een verminderde tot geen zelfdredzaamheid. In het plangebied is een beperkt aantal locaties met de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemming maakt het mogelijk om groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid te huisvesten.Toevoegen van een dergelijke bestemming in het plangebied is dan ook niet wenselijk.
Het plangebied wordt volledig gedekt door het WAS-systeem. De aanwezige personen kunnen via alarmering via het WAS-systeem in voldoende mate gewaarschuwd worden.
Bestrijdbaarheid
Als een BLEVE is opgetreden dan zal de beschikbaarheid van materieel in eerste instantie onvoldoende zijn en zal er moeten worden opgeschaald. Als een BLEVE dreigt te onstaan dan is er wel voldoende materieel aanwezig om een spoorwegketelwagon of tankwagen te koelen.
In het plangebied zijn voldoende ondergrondse brandkranen aanwezig, met uitzondering van de Griedtsveenweg. Hier is binnen een straal van 80 meter geen bluswater voorhanden.
Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van het spoor is redelijk. De bereikbaarheid van de rest in het plangebied is goed met uitzondering van de Crerarstraat. Deze is ter hoogte van de overgang in de Griendtsveenweg afgesloten voor doorgaand verkeer. In dit geval zijn de objecten aan de Crerarstraat niet van twee zijden bereikbaar voor de hulpdiensten, terwijl dit zeer gewenst is, omdat er relatief veel objecten langs de Crerarstraat en in de nabijheid van het spoor liggen.
Maatregelen
De HVD adviseert om geen bestemming 'Wonen' of 'Maatschappelijk' mogelijk te maken in het wijzigingsgebied 'voormalig P+R-terrein' gezien de korte afstand tot het spoor.
Dit zou betekenen dat alleen een bestemming Kantoor in de wijzigingsbevoegdheid op het voormalig P+R terrein kan worden opgenomen. De HVD erkent ook dat er verschillende belangen een rol spelen in het gebied en dat het een gebied van groot belang is voor Hoogeveen gezien de bereikbaarheid.
Voor het wijzigingsgebied zal dan ook een bestemming 'Maatschappelijk 2' worden opgenomen. Dit betekent dat een huisartsenpraktijk, een fysiotherpapeut, en tandarts of een samenwerkingsverband van eerder genoemde beroepen wel mogelijk wordt gemaakt. Vormen van zorg waarbij sprake is van verminderde tot geen zelfredzaamheid en aanwezigheid in de nachtperiode van mensen die zorg nodig hebben, worden niet toegestaan. Reden hiervoor is dat bij een calamiteit op het spoor de laatstgenoemde groepen personen moeilijk op tijd te evacueren zijn, waardoor het aantal slachtoffers onnodig toe zou nemen.
In afwijking van het HVD-advies zal wel de bestemming Wonen worden opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid. In deze bestemming kunnen naast woningen ook woon-werkkavels gerealiseerd worden. Zoals de HVD al opmerkt is het een belangrijk knooppunt van Hoogeveen vanwege de goede bereikbaarheid en spelen hier verschillende belangen.
Bij de nieuwbouw in de nabijheid van het spoor dienen dan wel grote glasoppervlakken in de gevels die uitzicht bieden op het spoor te worden vermeden. Dit kan voorkomen dat er extra slachtoffers vallen als gevolg van rondvliegend glas.
Bij nieuwbouw vedient het verder de voorkeur om een ventilatiesysteem aan te brengen dat met één handeling is af te sluiten. Dit kan voorkomen dat lucht in een gebouw verontreinigd raakt.
Bij het crëeren van nooduitgangen moeten deze zoveel mogelijk van het spoor af gericht zijn om te voorkomen dat men in de richting van het incident vlucht.
Conclusie groepsrisico
Aangezien er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, de kans op een calamiteit laag is, er een bestemming 'Maatschappelijk 2' met zeer beperkte mogelijkheden op het gebied van zorg mogelijk wordt gemaakt in het gebied waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, bij de bestemmingen Wonen, Maatschappelijk 2 en Kantoren bij de bouw van woningen, woon-werkkavels en kantoren rekening wordt gehouden met de voorgestelde maatregelen, de bereikbaarheid voor hulpdiensten relatief goed is evenals de bestrijdbaarheid, is het college van burgemeester en wethouders van mening dat er sprake is van een acceptabele situatie in het plangebied.
Buisleidingen
Er liggen geen buisleiding in of in de nabijheid van het plangebied. Een toetsing aan de regels uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen is dan ook niet aan de orde.
Hoogspanningslijnen
In of in de nabijheid van het plangebied lopen geen hoogspanningslijnen. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van VROM 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008).
Hoofdstuk 6 Duurzaamheid
Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Hierin is de ambitie opgenomen dat de gemeente streeft naar een klimaat neutraal beleid. Uitgangspunt is dat de gehele gemeente in 2040 CO2-neutraal ingericht dient te zijn. Dit wordt bewerkstelligd door het 'realisatieprincipe' dat wil zeggen dat er met name wordt ingezet op energiebesparing en het duurzaam opwekken van energie.
Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Aandachtspunten op het gebied van duurzaamheid bij de ontwikkelingen in het plangebied Stationsgebied zijn het stimuleren van het energieneutraal bouwen, het gebruik van duurzame materialen en het zoveel mogelijk vermijden van uitlogende materialen, zoals koper, zink en lood. Ook bij de inrichting van niet bebouwde ruimte dient rekening te worden gehouden met de duurzaamheidsaspecten op het gebied van onder meer realisering van verhardingen, kansen voor infiltratie en waterberging, verlichting en de grondstructuur.
Hoofdstuk 7 Planbeschrijving
7.1 Juridisch Systeem
Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van de wijk passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Hoewel deze kwaliteiten niet voor alle in het plangebied voorkomende gebieden even waardevol zijn, is gekozen voor een uniforme wijze van bestemmen voor het gehele gebied.
7.2 Verklaring Van De Bestemmingen
Agrarisch
De agrarische gronden ten noorden van de woningen aan de Stuifzandseweg zijn onder de bestemming 'Agrarisch' geregeld. Binnen dit gebied mogen geen bouwwerken worden opgericht.
Bedrijf
Binnen de bestemming 'Verkeer' ten noorden van de Crerarstraat is de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Voor dit gebied is een bouwvlak en een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de toekomstige bouwmassa.
Gemengd - 1
Onder de bestemming 'Gemengd -1' zijn zowel het appartementengebouw 'Parkstate' aan het Stationsplein als het pand Pesserstraat 14A t/m 14C/Voltastraat 5 en 7 opgenomen. Het appartementengebouw heeft een woonfunctie met op de begane grond een aantal dienstverlenende of maatschappelijke functies. In het pand aan de Pesserstraat/Voltastraat wordt gewoond, zijn een aantal kantoren gevestigd en het heeft een maatschappelijke functie.
Bouwvlakken zijn opgenomen waarbij door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm zijn aangegeven, afgestemd op de huidige bouwmassa.
Gemengd - 2
Het kantoorgebouw op de hoek Stationsstraat-Pesserstraat valt onder deze bestemming. Binnen deze bestemming is een dienstverlenend bedrijf, kantoor, gezondheidscentrum met daarboven gelegen woningen toegestaan. Een Bouwvlak is opgenomen waarbij door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte en dakhelling zijn aangegeven, afgestemd op de huidige bouwmassa.
Groen
Overeenkomstig de grotendeels bestaande situatie zijn de structuurbepalende elementen zoals beschreven in hoofdstuk 2, bestemd tot 'Groen'.
Het overige aanwezige 'kleinschalige woongroen' en/of ondergeschikte groen is geregeld binnen de bestemming 'Verkeer'.
Kantoor
Zowel de nog te realiseren kantoren in het gebied tussen de Griendtsveenweg en de Crerarstraat, als de nog te realiseren kantoren achter het appartementengebouw 'Parkstate' zijn onder de bestemming 'Kantoor' geregeld. Ook het voormalige TAS-gebouw (Eisenhowerstraat 2), de kantoren op de hoek van de Stationsstraat en Van Limburg Stirumstraat, het kantoor aan de Pesserstraat ten noorden van de Marnixstraat en het kantoor op de hoek van de Eisenhowerstraat en de Montgomerystraat zijn onder de bestemming 'Kantoor' geregeld.
Bouwvlakken zijn opgenomen waarbij door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm zijn aangegeven, afgestemd op de huidige en de toekomstige bouwmassa.
Maatschappelijk
De huisartsenpraktijk aan de Stationsstraat valt onder deze bestemming. Binnen deze bestemming is dagbehandeling en zorg gericht op kort of langdurend verblijf van cliënten niet toegestaan.
Sport
De sportschool (Fitness First) aan de Pesserstraat is onder de bestemming 'Sport' geregeld. Er is een bouwvlak, een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de bestaande of de toekomstige bouwmassa.
Tuin
De gedeelten van de percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden.
Verkeer
Onder de bestemming 'Verkeer' vallen alle wegen binnen het plangebied. Ook de parkeervoorzieningen, eventuele uitbreiding van de parkeervoorzieningen, ondergeschikte groenvoorzieningen en kleine gedeelten van voortuinen (in bruikleen gegeven) zijn hierbij opgenomen.
De garageboxen in het plangebied en die niet gelegen zijn op een bouwperceel behorende bij een woning, zijn onder deze bestemming met een functieaanduiding geregeld.
Verkeer – Railverkeer
De spoorlijn Zwolle – Groningen met het bijbehorende emplacement en het station met de fietsenstalling zijn onder de bestemming 'Verkeer – Railverkeer' geregeld.
Voor al deze voorzieningen zijn een bouwvlak, een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de bestaande of de toekomstige bouwmassa.
Water
Het water in de groenzone ten noorden van het Stationsplein en nabij de spoorlijn Zwolle – Groningen en het water rondom het TAS-gebouw aan de Eisenhowerstraat en van belang voor de waterhuishouding met de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers vallen onder de bestemming 'Water'. Gebouwen zijn niet toegestaan.
Wonen
a Woningen
De woonfunctie binnen het plangebied blijft volledig gehandhaafd. Alle bestaande woningen zijn als zodanig bestemd. Voor de bouwstrookdiepte is een maat van twaalf meter aangehouden, zodat over het algemeen de meeste woningen nog naar achteren kunnen uitbreiden. Voor enkele grotere vrijstaande woningen op grote kavels is een bouwstrookdiepte van vijftien meter opgenomen.
In enkele gevallen is de afstand tussen de achtergevels echter zo beperkt, dat er uit stedenbouwkundig oogpunt geen uitbreiding toelaatbaar wordt geacht en is er dus geen uitbreidingsmogelijkheid aangegeven.
Voor de verschillende woningtypen zijn door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm aangegeven.
b Bijgebouwen
Bij de woningen mogen, afhankelijk van de grootte van het perceel, bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 200 m² worden gebouwd, mits het bij het hoofdgebouw aansluitende erf minstens voor de helft vrij van bebouwing blijft. Daarnaast bedraagt de afstand tussen de woning en het bijgebouw maximaal 30 meter. Bestaande bouw die afwijkt van de reguliere regeling mag behouden blijven. Wanneer wordt overgegaan tot sloop is de reguliere regeling van toepassing.
c Nevenfuncties van woningen
In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.
Wooncentrum
het woon- en zorgcentrum aan de Eisenhowerstraat waar bijzondere woonvoorzieningen voor senioren zijn gerealiseerd is deze specifieke bestemming opgenomen, met een bouwvlak en maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en bebouwingspercentage.
Leiding – Hoogspanning
Met deze dubbelbestemming is de hoogspanningsleiding geregeld die in het plangebied ongeveer parallel met Rijksweg A28 loopt.
Geluidszone - industrie
Het noordelijke gedeelte van het plangebied valt binnen de geluidszone van het industrieterrein 'De Wieken', waarvoor een gebiedsaanduiding op de verbeelding is aangegeven. Binnen deze zone is het niet toegestaan om geluidsgevoelige bebouwing op te richten, tenzij aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan of een hogere grenswaarde is verkregen
Luchtvaartverkeerzone
Het noordelijk gedeelte van het plangebied valt binnen de geluidszone van het vliegveld. Hiervoor is een gebiedsaanduiding op de verbeelding aangegeven. Binnen deze zone is het niet toegestaan om geluidsgevoelige bebouwing op te richten.
Overige regelingen
In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is.
Een bestemmingsplan bevat dus niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.
Het betreft een grotendeels flexibel plan, waarbinnen nieuwe ontwikkelingen worden gestimuleerd.
Mochten zich gedurende de looptijd van het plan nieuwe wensen openbaren, dan kunnen deze binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven door middel van een omgevingsvergunning afgeweken worden van de bouwregels of een wijzigingsbevoegdheid nader gestalte krijgen.
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Algemeen
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en de functionele inrichting van de wijk Stationsgebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de gegeven regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
8.2 Inventarisatie
Er heeft een grondige inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast wordt door middel van de inspraakmogelijkheden eenieder in de gelegenheid gesteld de verbeelding te controleren op onjuistheden. Hiermee is een zo correct mogelijke verbeelding de procedure ingegaan.
8.3 Beleidskeuzen
De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.
De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.
8.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.
De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.
Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhaving strategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Middels dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie in de wijk Stationsgebied omschreven en vastgelegd. Hierbij wordt gestreefd om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en particuliere organisaties te realiseren. Dit is gedaan door dit bestemmingsplan globaler en flexibeler van opzet te maken dan de voorgaande bestemmingsplannen. Hiermee wordt het bestemmingsplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.
In februari 2002 is een herstart gemaakt in het project Stationsgebied. De belangrijkste reden hiervoor was de wens vanuit zowel de gemeente, de bevolking, als de provincie als subsidieverstrekker, om een totaalvisie op het gebied te ontwikkelen. Via een interactief proces, waarbij een belangrijke rol voor een overleggroep van bewoners was weggelegd, is er intensief gewerkt aan een ontwikkelingsvisie voor het totale stationsgebied. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het document 'OntwikkelingsVisie Stationsgebied Hoogeveen'. De gemeenteraad heeft deze ontwikkelingsvisie in zijn vergadering van 20 februari 2003 vastgesteld. In de ontwikkelingsvisie zijn de hoofdlijnen uitgezet voor de veranderingen die het stationsgebied de komende jaren zal kunnen ondergaan.
Na vaststelling van de ontwikkelingsvisie is de aandacht gericht op een nadere uitwerking van de verschillende deelgebieden. Begonnen is met het zogenaamde kantorenpark (deelgebied A). Hierover heeft overleg plaatsgevonden met belanghebbenden in het gebied zoals de Spoorwegen en de busmaatschappij(en) en met de overleggroep die de bewoners van het stationsgebied vertegenwoordigt. Met name de inbreng van de bewoners heeft erin geresulteerd dat aan de zijde van de Crerarstraat is gekozen voor drie rijen woon/werkcombinaties, waardoor er sprake is van een zachte overgang van het woongebied naar het stationsgebied.
De uitkomsten van de studie en het overleg voor het deelgebied A zijn neergelegd in het bestemmingsplan stationsgebied deelgebied A, dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 23 februari 2006. Op basis hiervan wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid verondersteld.
Wijk- en Dorpsgezicht werken is een nieuwe wijze van werken die over een periode van drie jaar voor de gehele gemeente wordt ingevoerd. Het is een vervolg op buurtbeheer. Daarmee is inmiddels ruim tien jaar ervaring opgedaan met wijkgerichte werkzaamheden in alle dorpen en wijken van de gemeente. De afgelopen jaren is gebleken dat bewoners veel willen doen als het gaat om hun eigen buurt. Daarom mag de invloed van bewoners op plannen in de wijken en dorpen nog best wat groter worden.
Het nieuwe project Wijk- en Dorpsgezicht Werken moet daarvoor zorgen. Het nieuwe project geeft de mensen kans om ook mee te helpen bij en mee te beslissen over het beheer van de wijk. De belangrijkste doelstelling is het geven van directe zeggenschap en verantwoordelijkheid aan bewoners en organisaties om op die wijze de kwaliteit van hun woon/leefklimaat te behouden en e verbeteren. Dit kan op zowel het fysieke vlak als op het sociale terrein zijn.
Hoogeveen loopt voorop als het gaat om zeggenschap van inwoners over de eigen leefomgeving. Een interactieve aanpak is al jaren gebruikelijk, onder meer via Buurtbeheer. Wijk- en dorpsgezicht werken gaat echter verder. Bewoners en instanties trekken samen op voor een beter woon- en leefklimaat. Gevraagd wordt van de bewoners dat ze zich organiseren en samen met voorstellen te komen. De Instanties (gemeente, woningcorporaties, politie en Stichting Welzijnswerk) moeten nauwer samenwerken in wijk- en dorpsgezicht werken zodat voorstellen niet verzanden.
Verdere belangrijke doelstellingen zijn het verbeteren van de samenwerking en het versterken van de werkwijze tussen de betrokken organisaties, de relatie tussen organisaties en bewoners versterken en het versterken van de sociale samenhang in de wijken en in de dorpen.
Zes buurten en vier dorpen zijn in 2007 van start gegaan met wijk- en dorpsgezicht werken onder de naam de Smederijen van Hoogeveen. In 2008 en 2009 zijn daar negen bijgekomen. De Smederijen gaan over samen plannen smeden en realiseren voor de leefbaarheid in de eigen buurt. Een Smederij is geen werkplaats maar een werkwijze. Bewoners uit de buurt, de wijk of het dorp vormen een initiatiefgroep die de ideeën inventariseert van de bewoners.
Elke smederij krijgt een eigen budget, waarmee de bewoners samen de beste plannen kiezen. De bewoners samen staan dus aan het aambeeld om de leefbaarheid te verbeteren. Inmiddels zijn er in Hoogeveen zes buurtsmederijen, negen dorpssmederijen en vijf wijksmederijen. De bedoeling is in de komende jaren de Smederijen in te voeren voor de resterende zeventien gebieden.
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente en zullen uit de daarvoor gereserveerde algemene middelen betaald worden. Voor zover er sprake is van functieveranderingen, zullen de kosten voor ontwikkeling van dergelijke initiatieven gedragen worden door particulieren. Aan de wijziging van een functie wordt alleen meegewerkt, wanneer de particulier heeft aangetoond dat de wijziging van de functie financieel haalbaar is.
Voor het gebied ten noorden van het Stationsplein is met de projectontwikkelaar een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De kosten die in het openbaar gebied gemaakt worden om het plan te realiseren worden door de projectontwikkelaar gedragen.
Voor deelgebied A is in 2004 een grondexploitatie opgesteld die steeds wordt bijgesteld naar aanleiding van nieuwe gegevens. Voor de verwachte tekorten worden via jaarrekeningen voorzieningen getroffen. Naast het verwachte negatieve resultaat wordt ook rekening gehouden met projectgebonden risico's. De hiervoor te treffen voorziening wordt opgenomen binnen de algehele vermogenspositie van het grondbedrijf.
Hiermee wordt geacht dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is aangetoond.
9.3 Vooroverleg
9.3.1 Vooroverleg
Het plan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit heeft de volgende reacties opgeleverd:
N.V Nederlandse Gasunie
De Gasunie heeft het plan getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze toetsing is de conclusie dat het plangebied buiten de 1 % letaliteitsgrens van de dichts bij gelegen gasleiding valt. Daarmee staat vast dat deze gasleiding geen invloed heeft op verdere planontwikkeling.
Reactie gemeente:
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorliggende plan.
Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD)
De HVD gaat met name in op de aspecten zelfredzaamheid van personen in het plangebied, de bereikbaarheid van de locatie en de bestrijdbaarheid van de effecten van een calamiteit.
Bij een incident op het spoor of bij het tankstation kunnen de volgende scenario's optreden:
- een BLEVE (een grote vuurbal als gevolg van het onsteken van de inhoud van een tank als gevolg van overdrukeffecten) als gevolg van een brand;
- een plasbrand;
- een toxische wolk.
Het is niet exact aan te geven hoeveel slachtoffers er vallen bij een incident op het spoor of bij het tankstation. Wel kan worden aangenomen dat er dodelijke slachtoffers zullen vallen en dat er een groot aantal zwaar gewonden zullen zijn binnen een straal van 140 meter rondom het incident.
Zelfredzaamheid
In het plangebied is sprake van grotendeels bestaande bebouwing. Bij realisatie van deze gebouwen is nog geen rekening gehouden met het aspect externe veiligheid. Dus er kan niet vanuit worden gegaan dat alle bestaande gebouwen in het plangebied voldoende voorzieningen hebben om te schuilen of dat optimale vluchtroutes aanwezig zijn.
In het plangebied ligt het Jannes van der Sleedenhuis. Hier verblijven personen met een verminderde tot geen zelfdredzaamheid. In het plangebied is een beperkt aantal locaties met de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemming maakt het mogelijk om groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid te huisvesten.Toevoegen van een dergelijke bestemming in het plangebied is dan ook niet wenselijk.
Het plangebied wordt volledig gedekt door het WAS-systeem. De aanwezige personen kunnen via alarmering via het WAS-systeem in voldoende mate gewaarschuwd worden.
Bestrijdbaarheid
Als een BLEVE is opgetreden dan zal de beschikbaarheid van materieel in eerste instantie onvoldoende zijn en zal er moeten worden opgeschaald. Als een BLEVE dreigt te onstaan dan is er wel voldoende materieel aanwezig om een spoorwegketelwagon of tankwagen te koelen.
In het plangebied zijn voldoende ondergrondse brandkranen aanwezig, met uitzondering van de Griedtsveenweg. Hier is binnen een straal van 80 meter geen bluswater voorhanden.
Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van het spoor is redelijk. De bereikbaarheid van de rest in het plangebied is goed met uitzondering van de Crerarstraat. Deze is ter hoogte van de overgang in de Griendtsveenweg afgesloten voor doorgaand verkeer. In dit geval zijn de objecten aan de Crerarstraat niet van twee zijden bereikbaar voor de hulpdiensten, terwijl dit zeer gewenst is, omdat er relatief veel objecten langs de Crerarstraat en in de nabijheid van het spoor liggen.
Maatregelen
De HVD adviseert om geen bestemming 'Wonen' of 'Maatschappelijk' mogelijk te maken in het wijzigingsgebied 'voormalig P+R-terrein' gezien de korte afstand tot het spoor.
Dit zou betekenen dat alleen een bestemming Kantoor in de wijzigingsbevoegdheid op het voormalig P+R terrein kan worden opgenomen. De HVD erkent ook dat er verschillende belangen een rol spelen in het gebied en dat het een gebied van groot belang is voor Hoogeveen gezien de bereikbaarheid.
Reactie gemeente:
Het standpunt en het advies van de HVD is duidelijk. De wijzigingsbevoegdheid is hier ook op afgestemd. Voor het wijzigingsgebied zal dan ook een bestemming 'Maatschappelijk 2' worden opgenomen. Dit betekent dat alleen een huisartsenpraktijk, een fysiotherpapeut en tandarts of een samenwerkingsverband van eerder genoemde beroepen wel mogelijk wordt gemaakt. Vormen van zorg waarbij sprake is van verminderde tot geen zelfredzaamheid en aanwezigheid in de nachtperiode van mensen die zorg nodig hebben, worden niet toegestaan. Reden hiervoor is dat bij een calamiteit op het spoor de laatstgenoemde groepen personen moeilijk op tijd te evacueren zijn, waardoor het aantal slachtoffers onnodig toe zou nemen.
In afwijking van het HVD-advies zal wel de bestemming Wonen worden opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid. In deze bestemming kunnen naast woningen ook woon-werkkavels gerealiseerd worden. Zoals de HVD al opmerkt is het een belangrijk knooppunt van Hoogeveen vanwege de goede bereikbaarheid en spelen hier verschillende belangen.
Aangezien er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, de kans op een calamiteit laag is, er een bestemming 'Maatschappelijk 2' met zeer beperkte mogelijkheden op het gebied van zorg mogelijk wordt gemaakt in het gebied waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, bij de bestemmingen Wonen, Maatschappelijk 2 en Kantoren bij de bouw van woningen, woon-werkkavels en kantoren rekening wordt gehouden met de voorgestelde maatregelen, de bereikbaarheid voor hulpdiensten relatief goed is evenals de bestrijdbaarheid, is het college van burgemeester en wethouders van mening dat er sprake is van een acceptabele situatie in het plangebied.
Van de overige vooroverlegpartners zijn er geen reacties ontvangen.
9.4 Reactienota
Inspraak
Het ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied 2012 heeft van 6 maart 2013 tot en met 16 april 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast kon het plan worden ingezien via de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
Er zijn 4 zienswijzen ingediend.
De zienswijzen zijn beoordeeld en van commentaar voorzien:
- Zienswijze 1 Opnemen bouwmogelijkheid voor woningen tussen Stuifzandseweg 49 en 51a;
- Zienswijze 2 Wijzigen bestemming 'Moeslocatie' van 'Kantoor' naar 'Wonen';
- Zienswijze 3 Wijzigen bestemming van Stationsstraat 19 en Pesserstraat 1 van 'Kantoor' naar 'Gemengd';
- Zienswijze 4 Opnemen Stuifzandseweg 40 a t/m c in bestemmingsplan Stationsgebied.
Zienswijze 1; Opnemen bouwmogelijkheid voor woningen tussen Stuifzandseweg 49 en 51a
Inspreker geeft aan al langer plannen te hebben voor woningbouw op de onbebouwde grond tussen Stuifzandseweg 49 en Stuifzandseweg 51a. Volgens inspreker heeft het college van burgemeester en wethouders na aanleiding van een inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan Industrieterrein De Wieken 2010, het bouwblok niet op de juiste wijze opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied. Gevraagd wordt dit als nog te verruimen, zodat 1 of meerdere woningen opgericht kunnen worden. Ook geeft inspreker dat als geen nieuwe invulling gevonden wordt voor de vrijkomende locatie van het Drenthe College, hij deze graag ingevuld ziet met woningbouw.
Reactie:
In de reactie van het college van burgemeester en wethouders op de inspraakreactie van inspreker op voorontwerpbestemmingsplan Industrieterrein De Wieken 2010 staat het volgende weergegeven:
Gezien de huidige situatie, zoals ook indiener van de zienswijze aangeeft, dat de bedrijfswoning niet meer noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van het hoveniersbedrijf en het feit dat de woning is gelegen aansluitend op een bestaand woonlint aan de Stuifzandseweg, hebben we de afweging gemaakt om ten behoeve van de woning er de woonbestemming op te leggen. Dit brengt wel met zich mee dat het perceel zal worden meegenomen in het bestemmingsplan waarin de rest van het woonlint aan de Stuifzandseweg ook is gelegen, namelijk het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Stationsgebied. Daarnaast zal de plangrens in die zin worden aangepast, dat de woning met bijbehorende woonbestemming zal worden opgenomen in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Stationsgebied.
Uit bovenstaande reactie blijkt nietdat er een extra bouwmogelijkheid voor nieuwe woningen opgenomen zou worden voor de grond gelegen tussen Stuifzandseweg 49 en 51a. Er staat alleen dat Stuifzandseweg 51a opgenomen wordt in bestemmingsplan Stationsgebied 2012 en een woonbestemming zal krijgen. Dit is gebeurd in het ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied 2012. De conclusie van inspreker dat, op basis van de reactie van het college van burgemeester en wethouders op de inspraakreactie van inspreker op voorontwerpbestemmingsplan Industrieterrein De Wieken 2010 een extra bouwmogelijkheid voor nieuwe woningen opgenomen zou worden, klopt dus niet.
Naast deze zienswijze heeft inspreker ook een vooroverlegplan ingediend voor het bouwen van twee woningen tussen Stuifzandseweg 49 en 51a. Doel van een vooroverlegplan is om een principe-uitspraak te krijgen of de gemeente bereid is medewerking te verlenen aan een bouwplan en op basis van welke voorwaarden. Conclusie van dit vooroverleg is dat het college van burgemeester en wethouders in principe bereid is om medewerking te verlenen aan een afzonderlijke ruimtelijke procedure om de bouw van twee woningen, mits aan alle daarvoor gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Het bouwplan van inspreker kan niet meer meegnomen worden in dit bestemmingsplan. Er is namelijk sprake van een dusdanig grote wijziging (bouwmogelijkheid van twee extra woningen) dat voor de grond tussen Stuifzandseweg 49 en 51a een wezenlijk ander bestemmingsplan wordt vastgesteld. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State moet bij een dergelijke wijziging opnieuw een ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Ook zijn de benodigde milieuonderzoeken nog niet uitgevoerd.
De locatie van het Drenthe College ligt buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan. Om deze reden wordt niet inhoudelijk ingegaan op dit onderdeel van de zienswijze.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond omdat het opnemen van een bouwmogelijkheid van twee woningen tussen Stuifzandseweg 49 en 51 een te grote wijziging is om mee te nemen in het vast te stellen bestemmingsplan. Het college van burgemeester en wethouders is in principe bereid om medewerking te verlenen aan een afzonderlijke ruimtelijke procedure om de bouw van twee woningen
Zienswijze 2; Wijzigen bestemming 'Moeslocatie' van 'Kantoor' naar 'Wonen'
Inspreker geeft aan dat gezien de huidige situatie op de kantorenmarkt in combinatie met de realisatiemogelijkheden voor kantoren in het Stationsgebied het onverantwoord is om op de 'Moeslocatie' kantoren te realiseren. Om deze reden verzoekt inspreker de locatie te bestemmen voor woningbouw.
Reactie:
De door inspreker bedoelde percelen (kadastraal bekend gemeente Hoogeveen, sectie O, nummer 05053 en 05345) liggen aan de noordoostelijke zijde van het Stationsplein, achter de vijver en het bestaande appartementengebouw. In het huidige bestemmingsplan is de locatie bestemd voor de bouw van drie kantoorgebouwen. Deze bouwmogelijkheden zijn één op één overgenomen in bestemmingsplan Stationsgebied 2012. Deze bestemming staat woningbouw niet toe.
Het verzoek van inspreker kan niet meer meegnomen worden in dit bestemmingsplan. Er is namelijk sprake van een dusdanig grote wijziging (bestemming wijzigen van 'Kanoor' naar 'Wonen') dat voor beide percelen een wezenlijk ander bestemmingsplan wordt vastgesteld. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State moet bij een dergelijke wijziging opnieuw een ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Hier komt bij dat er nog geen duidelijkheid is over de invulling van de locatie met woningbouw. Eerst zal inzichtelijk gemaakt moeten worden of de locatie geschikt is voor woningbouw, vanwege de nabijheid van het spoor. Hierbij moet gedacht worden aan eventuele belemmeringen door bijvoorbeeld geluidbelasting en externe veiligheid.
Conclusie:
De zienswijze is ongegrond omdat het wijzigen van bestemming van 'Kantoor' naar 'Wonen' een te grote wijziging bij vaststelling en er nog geen duidelijkheid is over de invulling van de locatie.
Zienswijze 3; Wijzigen bestemming van Stationsstraat 19 en Pesserstraat 1 van 'Kantoor' naar 'Gemengd'
Inspreker geeft dat het pand conform een recente verleende vergunning de bestemming 'Kantoor' heeft gekregen en dat dit aansluit bij het feitelijk gebruik. Graag zou inspreker de bestemming van Stationsstraat 19 en Pesserstraat 1 gewijzigd zien in 'Gemengd', zodat de panden ruimere gebruiksmogelijkheden krijgen.
Reactie:
De door inspreker bedoelde panden liggen in de aanlooproute van het station. Ruimtelijk gezien is hier een gemengd beeld wenselijk, bestaande uit woningen, kantoren en zakelijke dienstverlening. De wens van inspreker om de bestemming van Stationsstraat 19 en Pesserstraat 1 te verruimen naar de bestemming 'Gemengd' sluit hier goed bij aan.
Aangezien het pand aan Stationsstraat 19 binnen het invloedsgebied ligt van het LPG-tankstation aan de van Limburg Stirumstraat is zorg, waarbij groepen met een lage tot geen zelfredzaamheid mogelijk worden gemaakt, niet gewenst. De panden krijgen dan ook de bestemming 'Gemengd-2' waarin alleen vormen van gezondheidszorg mogelijk worden gemaakt, waarbij uitsluitend sprake is van eventueel zorg zonder verblijf.
Conclusie:
De Zienswijze is gegrond, alleen is het op basis van de ligging van het pand Stationsstraat 19 binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation niet wenselijk om gezondheidszorg gericht op dagbehandeling of zorg gericht op kort of langdurend verblijft toe te staan. Vandaar de bestemming 'Gemengd - 2'.
Zienswijze 4; Opnemen Stuifzandseweg 40 a t/m c in bestemmingsplan Stationsgebied
Inspreker geeft aan eigenaar te zijn van Stuifzandseweg 40 a t/m c en deze gronden te willen ontwikkelen tot drie woonwerkkavels. Inspreker verzoekt daarom Stuifzandseweg 40 a t/m c op te nemen in het bestemmingsplan Stationsgebied en een bestemming te geven die realisatie van woonwerkkavels mogelijk maakt.
Reactie:
De door inspreker bedoelde gronden liggen buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan en binnen de plangrenzen van het in procedure zijnde bestemmingsplan Industrieterrein De Wieken 2010. Inspreker heeft aangegeven een gelijkluidende zienswijze te hebben ingediend op het ontwerp bestemmingsplan Industrieterrein De Wieken 2010. Om deze reden wordt in dit plan inhoudelijk niet ingegaan op deze zienswijze. De afweging hierover zal plaatsvinden bij bestemmingsplan Industrieterrein De Wieken 2010.
Conclusie:
De zienswijze heeft betrekking op gronden gelegen buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan en is daarom ongegrond.
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 1 Archeologisch onderzoek
Bijlage 2 Ecologie
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Luchtkwaliteit
Bijlage 5 Externe Veilgheid - Deel 1
Bijlage 5 Externe veilgheid - deel 1
Bijlage 6 Externe Veiligheid - Deel 2
Bijlage 6 Externe veiligheid - deel 2
Bijlage 7 Externe Veiligheid - Deel 3
Bijlage 7 Externe veiligheid - deel 3
Bijlage 8 Externe Veiligheid - Deel 4
Bijlage 8 Externe veiligheid - deel 4
Bijlage 9 Externe Veiligheid - Deel 5
Bijlage 9 Externe veiligheid - deel 5