Nieuwlande, wijzigingsplan woningbouw Akkerweg 2012
Wijzigingsplan - gemeente Hoogeveen
Vastgesteld op 01-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan BP Nieuwlande, wijzigingsplan woningbouw Akkerweg 2012 van de gemeente Hoogeveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BPW20128021001-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw
een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwde woningen:
woningen gekoppeld door middel van gebouwen;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tot een capaciteit van 100 ton per dag tevens wordt begrepen co-vergisting ten behoeve van energieopwekking;
1.8 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bestaand:
de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 Bevi-inrichtingen:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.20 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 dwarskap:
een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;
1.23 e-commerce:
vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;
1.24 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.25 erf:
de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
1.27 geluidbelasting vanwege een weg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
1.28 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.30 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
1.31 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.32 kampeerplaats:
een stuk grond van maximaal 100 m2 voor het plaatsen van één kampeermiddel met bijzettentjes.
1.33 kap:
een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;
1.34 langskap:
een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;
1.35 lessenaarsdak:
een dak bestaande uit één hellend dakvlak;
1.36 peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.37 perceelgrens:
de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;
1.38 platdak:
horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;
1.39 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.40 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.41 stolpkap:
een kap met een piramidevormige afdekking eindigend in één punt of met een korte nokbalk haaks op de weg;
1.42 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.43 voorgevel:
het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.44 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de afstand tot de perceelgrens
de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch bedrijf;
- b. agrarische cultuurgrond;
- c. houtwal/ -singel;
met de daarbij behorende
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met daaraan ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. wegen en paden;
- g. water.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten behoeve van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. een goede woonsituatie;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de verkeersveiligheid.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
- 3. het aanleggen van ondergrondse energie-, transsport- en/of communicatieleidingen; of;
- 4. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
- b. Een vergunning als bedoeld in lid 3.4 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. water;
- d. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. gebouwen (onderhoudsgebouwen);
- f. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
- i. andere werken.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden als standplaats van kampeermiddelen;
- b. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(en).
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
- c. parkeren;
met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:
- d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
- e. andere werken.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:het bepaalde in lid 5.2.1 en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
- niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst;
- b. De in lid 5.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 5.1 sub 1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en daarop voorkomende bouwwerken als sexinrichting(en).
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeerterrein;
met daaraan ondergeschikt:
- e. nutsvoorzieningen ;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- h. gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes;
- i. evenementen;
met de daarbij behorende:
- j. verhardingen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. andere werken.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het inrichten en gebruiken van gronden in afwijking van het op de plankaart aangegeven dwarsprofiel;
- b. het aanbrengen van tekens voor commerciële doeleinden.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbijbehorende:
- c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. andere werken;
- e. tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
- b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
- 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4 sub a onder 1 en toestaan dat een al dan niet bestaand vrijstaand bijgebouw bij woningen met de bouwtype twee-aaneen of vrijstaand gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
- a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- b. de zorgbehoefte is aangetoond;
- c. er als gevolg van de te verlenen vergunning geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
- b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling vrijstelling, ontheffing of afwijking is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vrijstelling, ontheffing of afwijking is verleend.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bestemming Bedrijf, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;
- 2. het bepaalde in lid a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce.
- d. De in lid c genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
- e. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen, voorzover dit niet elders in de regels is opgenomen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
- de bruto-oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
- 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.
13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.8 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van lid
13.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan BP Nieuwlande, wijzigingsplan woningbouw Akkerweg 2012.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter, De griffier,
...................... ................................
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het kader van de ontwikkeling van het Multifunctioneel Centrum Nieuwlande is vanaf het begin van het project gekeken op welke wijze het multifunctionele karakter van het centrum versterkt zou kunnen worden door toevoeging van woningbouw in de nabije omgeving van het MFC. Met name vanuit het oogpunt van verlevendiging van de omgeving, sociale samenhang en zorgcombinaties waarbij functies in het MFC wellicht zouden kunnen aansluiten op direct nabij te realiseren woningbouw werden kansen gezien om te komen tot win-winsituaties. Aanvankelijk is een traject verkend waarbij een aantal sociale huurwoningen nabij het MFC zouden worden gerealiseerd. Om diverse redenen heeft dit initiatief uiteindelijk geen doorgang kunnen vinden.
Vervolgens is, in gesprek met 1 van de verkopende grondeigenaren in het gebied, geconstateerd dat er mogelijkheden zijn om een aantal levensloopbestendige woningen te realiseren nabij het MFC. Met de initiatiefnemer zijn hierover afspraken gemaakt die uiteindelijk hebben geresulteerd in voorliggend wijzigingsplan. Een andere belangrijke aanleiding voor deze ontwikkeling is het feit dat ten behoeve van het project MFC Nieuwlande enkele panden aan de Brugstraat, welke door de gemeente zijn aangekocht, gesloopt zullen moeten worden. De voorliggende ontwikkeling maakt het voor de huidige bewoner uiteindelijk mogelijk te verhuizen naar 1 van de woningen die in het kader van deze ontwikkeling worden gerealiseerd.
1.2 Opgave Bestemmingsplan
Op 25 juli 2012 is bestemmingsplan 'Nieuwlande 2009' in werking getreden. Op de verbeelding van dat bestemmingsplan is een 'Wro zone wijzigingsgebied' opgenomen; die de bouw van woningen mogelijk maakt. Het voorliggende wijzigingsplan heeft als doel om in, het zuidwestelijk gelegen, 'Wro zone wijzigingsgebied 3' de bouw van 16 woningen, als omschreven in bovenstaande aanleiding, te kunnen realiseren.
1.3 Opbouw Toelichting
Het bestemmingsplan 'Nieuwlande, wijzigingsplan woningbouw Akkerbouw 2012' bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (NL.IMRO.0118.BPW20128021001-,VG01 schaal 1:1.000) en een renvooi;
- regels.
Op de verbeelding is de bestemming van het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie gegeven. Hoofdstuk 3 wordt gaat in op de gewenste ontwikkelingen.
In hoofdstuk 4 passeren de omgevingsaspecten de revue. In hoofdstuk 5 wordt een beschrijving van het plan gegeven. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door een stuk grasland dat is gelegen aan de Akkerweg (naast de Akkerweg 24). Aan de zuidkant van het plangebied ligt grasland dat aan de westzijde van Nieuwlande grenst. Ten oosten bevinden zich woningen die zijn gesitueerd zijn aan de Brugstraat. Tussen de woningen aan de Brugstraat en het plangebied zijn twee stukken braakliggend grasland buiten het plangebied gelegen. Tenslotte grenst het plangebied in het westen aan rechthoekig verkavelde agrarische percelen.
2.2 Vigerend Recht
Het plangebied ligt in 'bestemmingsplan Nieuwlande 2009', vastgesteld op 26 april 2012 en in werking getreden op 25 juli 2012. De percelen hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Agrarsich'. Daarnaast is voor de lcoatie van het plangebied de gebiedsaanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 3' opgenomen. De gronden die bestemd zijn met deze gebiedsaanduiding kunnen gewijzigd worden in de bestemming Wonen, Maatschappelijk, Verkeer, Groen en Tuin.
2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied
Het plangebied grenst aan de oostzijde aan, het in ontwikkeling zijnde, multifunctionele centrum van Nieuwlande. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door (nog te bouwen) lintbebouwing langs de Akkerweg.
Het gebied kenmerkt zich door de strakke, oost-west lopende verkavelingen die is ontstaan na de vervening van het gebied.
2.4 Functionele Structuur Plangebied
Het gebied is nu nog in agrarisch gebruik.
Hoofdstuk 3 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
3.1 Ruimtelijke Structuur
In het bestemmingsplan is in artikel 21 lid 2 een wijzigingsbevoegdheid voor het college opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Maatschappelijk, Verkeer, Groen, Tuin, met dien verstande dat:
- a. bij de wijze waarop het plangebied wordt gewijzigd rekening wordt gehouden met de uitgangspunten die zijn weergegeven in paragraaf 4.3 van de toelichting;
- b. de bouwmogelijkheden gewijzigd mogen worden met dien verstande dat; de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen
- c. uit daartoe uitgevoerd onderzoek blijkt dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het (woon) milieu oplevert;
- d. bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de buurt;
- e. bedoeld gebruik geen onevenredige nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer tot gevolg mag hebben, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten mag leiden;
- f. voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen;
- g. de waterhuishouding niet gewijzigd mag worden.
De bebouwingsstructuur bestaat uit 4 clusters van 4 woningen.
De huidige oost-west structuur komt terug in de bomenstructuur, die bestaat uit rijen bomen in oost-westelijke richting zoals dat ook rondom en bij het aangrenzende MFC. Op deze wijze wordt een soepele overgang gemaakt van het MFC terrein naar de kleinschalige woningbouw. De meest zuidelijke bomenrij vormt ook de overgang naar het aangrenzende landelijke gebied. Ook de waterberging loopt in oost-westelijke richting en loopt in westelijke richting tot voorbij het woningbouwplan.
Afbeelding 1 Definitieve verkavelingschets woningbouwplan Akkerweg.
De verkeersstructuur sluit aan op de ontsluiting van het MFC. De in het oosten van de verkavelingschets gelegen weg is al bestemd in het moederplan en maakt geen onderdeel uit van de verbeelding van het voorliggende wijzigingsplan. Daarbij geldt dat elke woning in ieder geval ruimte moet hebben voor 1 parkeerplaats op eigen terrein. Ten behoeve van de sfeer en het aantal woningen worden smalle woonstraatjes aangelegd.
3.2 Functionele Structuur
De bebouwingsclusters bieden ruimte voor bijzondere woonvormen voor zowel starters als senioren.
3.3 Beeldkwaliteit
In de regels van het bestemmingsplan worden nadere eisen gesteld aan de bouwhoogte, de goothoogte en de afmeting en situering van het dakvlak. De specifieke eisen met betrekking tot de beeldkwaliteit zijn te vinden in Bijlage 5 Beeldkwaliteit. Deze uitgangspunten over de beeldkwaliteit zijn bedoeld als aanvulling op de welstandsnota van Hoogeveen.
3.4 Woonvisie 2011-2020
In de Woonvisie 2011-2020 (vastgesteld op 1 december 2011) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen. Gelet op de barrières rondom Hoogeveen en de vraag die aanwezig is naar landelijk wonen, is besloten de vraag naar dorpse, groene woonmilieus te realiseren in de dorpen en in het landelijk gebied. Bij de verdeling van deze woningen is gekeken naar de waarden van de landschappen, de karakteristiek van de dorpen en het draagvlak van het voorzieningenniveau in de dorpen.
De verwachting is dat alle dorpen binnen de gemeente Hoogeveen niet evenveel groeipotentie hebben. Dit is geen reden om minder ruimte te bieden, maar wel reden om de invulling zo flexibel mogelijk te houden.
Voor het dorp Nieuwlande verwachten we ruimte nodig te hebben voor enkele tientallen woningen binnen de planperiode. De groeipotentie van Nieuwlande is opgenomen in de Woonvisie en deze is verder vertaald in de regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe (vastgesteld in oktober 2012). Op deze wijze is de woningbouw ook op regionale schaal in een integrale visie afgestemd.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de relevante omgevingsaspecten voor het voorliggende plan. Per aspect wordt de invloed op het plan toegelicht.
4.1 Bodem
Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als weiland. In de nieuwe situatie worden 16 woningen geprojecteerd in het plangebied.
Outline Consultancy heeft in 2010 een bodemonderzoek uitgevoerd, waar het plangebied voor woningbouw onderdeel van uitmaakt. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Verkennend en nader bodemonderzoek Akkerweg/Brugstraat te Nieuwlande'
(rapportnr. B10K0013) van 21 mei 2010 (Bijlage 1 Bodemonderzoek).
Uit het onderzoek blijkt dat in de bodem van het plangebied geen verontreinigingen zijn aangetroffen. In het grondwater zijn zware metalen (barium, kobalt, lood, koper, nikkel), benzeen en dichloorpropanen in licht verhoogde concentraties aangetroffen. De gemeten licht verhoogde waarden in het grondwater zijn dermate gering en bovendien mogelijk van natuurlijke oorsprong (zware metalen) dat verder onderzoek naar de kwaliteit van het grondwater niet noodzakelijk wordt geacht. In het slib in de watergang, die door het plangebied loopt, zijn van de onderzochte stoffen geen overschrijdingen boven de achtergrondwaarden aangetroffen. Het slib uit deze watergang is dan ook vrij toepasbaar en op landbodems verspreidbaar.
De bodemkwaliteit levert vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen risico op voor woningbouw in het plangebied.
Diffuse bodemkwaliteit
Het plangebied maakt deel uit van het bodembeheerplan van de gemeente Hoogeveen. Volgens deze kaart zijn in het gebied ten hoogste licht verhoogde achtergrondwaarden voor zware metalen, PAK en minerale olie te verwachten.
Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.
Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kunnen worden verkregen bij de afdeling Advies van de gemeente Hoogeveen en het ministerie van Infrastructuur & Milieu/Agentschap.Nl.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.
Op basis van de IKAW heeft het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde. Het uitvoeren van een inventariserend archeologisch onderzoek is dan niet noodzakelijk. Wel blijft op grond van artikel 53 van de Monumentenwet de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.
4.3 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Voor het bestemmingsplan Nieuwlande 2009 is de watertoets doorlopen en zijn de uitgangspunten van het waterschap verwerkt in de waterparagraaf.
In het voorliggende plan wordt invulling gegeven aan artikel 21.2 van het bestemmingsplan Nieuwlande 2009. Voorwaarde hierbij is onder meer dat de waterhuishouding niet wordt gewijzigd.
Het plan voor de realisatie van 16 woningen is afgestemd met waterschap Velt en Vecht. Er is sprake van een toename van 3200 m2 verhard oppervlak in het plangebied. Om het water van dit verhard oppervlak langer vast te houden wordt een groene berging gerealiseerd met een inhoud van ruim 300 m3 zodat wateroverlast ook in extreme omstandigheden in en rondom het plangebied wordt voorkomen. Omdat tussen de woningbouw onvoldoende ruimte is voor water wordt het profiel van de berging buiten het plan in westelijke richting doorgezet. De groene bergingen worden door infiltratie en/of gedoseerde afvoer geledigd. Het huishoudelijk afvalwater wordt apart ingezameld en geloosd op het rioolstelsel van Nieuwlande.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Velt en vecht geïnformeerd over het plan. Het waterschap heeft geen bezwaar tegen het plan en geeft een positief wateradvies.
4.4 Natuur En Ecologie
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht door adviesbureau Ecogroen Advies BV. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Actualisatie natuurtoets bestemmingsplan Nieuwlande' (kenmerk: 11-294) van 24 augustus 2011 (Bijlage 2 Ecologisch onderzoek).
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn en natuur buiten de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Mantingerzand, ligt op ca. 7 kilometer ten noordwesten van het plangebied. Gezien de grote afstand, tussenliggende barrières (o.a. infrastructuur en open agrarisch gebied) en de aard en omvang van de plannen zijn geen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Mantingerzand te verwachten.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De dichtstbijzijnde gebieden die zijn aangemerkt als EHS liggen op ca. 600 meter ten noordwesten en zuidwesten van het plangebied. Op basis van de afstand en de aard en omvang van de ingreep is aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet aan de orde.
Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.
Uit de natuurtoets komt het volgende naar voren:
- het plangebied zelf is niet van belang als vliegroute en/of foerageergebied van vleermuizen;
- de bomenrijen aan weerszijden van de Akkerweg vormen mogelijk wel een vliegroute van vleermuizen;
- in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde, zoogdiersoorten te verwachten;
- er worden geen zwaarder beschermde zoogdiersoorten verwacht;
- in het plangebied overwinteren naar verwachting kleine aantallen van de strikt beschermde Poelkikker;
- in het plangebied is overwintering van enkele algemene en laag beschermde amfibiesoorten te verwachten;
- er zijn geen reptielen of beschermde planten, vissen en ongewervelden aangetroffen en/of te verwachten. Geschikte biotopen voor deze soortgroepen ontbreken.
Door de realisatie van de woningbouw zijn mogelijk kleine aantallen Poelkikkers in het geding, wanneer de werkzaamheden worden uitgevoerd gedurende de overwinteringsperiode van de soort. Deze overwinteringsperiode loopt ongeveer van eind oktober tot begin april. Door de werkzaamheden in het plangebied ten zuiden van de Akkerweg uit te voeren buiten genoemde periode worden geen individuele Poelkikkers geschaad, omdat eventueel aanwezige exemplaren eenvoudig kunnen vluchten. De maanden september en oktober zijn in de regel het meest geschikt (minst schadelijk) voor het uitvoeren van werkzaamheden op zowel het land als in en nabij water.
Wanneer bovenstaande werkwijze wordt gevolgd is de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie van Poelkikker niet in het geding. Er is namelijk voldoende alternatief overwinteringsbiotoop voorhanden in de omgeving van het plangebied.
De bomenrijen aan weerszijden van de Akkerweg, die buiten de begrenzing van het plangebied vallen, vormen mogelijk een vliegroute voor vleermuizen met verblijfplaatsen binnen de bebouwde kom van Nieuwlande. Het is van belang bij realisatie van het plan rekening te houden met deze vliegroute door te voorkomen dat (straat)verlichting de bomen en dan met name de boomkronen verlicht.
Het plan wordt dan ook op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.
4.5 Geluid
Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. Ingenieursbureau Spreen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan Nieuwlande. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Nieuwlande 2008' (kenmerk: 080185.03W) van 21 januari 2009 (Bijlage 3 Akoestisch onderzoek).
Wegverkeerslawaai
Wegen met een snelheid van meer dan 30 km/uur zijn volgens de Wgh zoneplichtig. Binnen de aangewezen zones dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur hoeven niet te worden getoetst aan de normen uit de Wgh, maar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk worden gemaakt. Voor het plangebied is met name de Akkerweg van belang.
Uit het akoestisch rapport kan worden afgeleid dat de geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai in het plangebied ruimschoots kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Overige geluidsbronnen
Industrielawaai en railverkeerslawaai spelen geen rol in het plangebied.
4.6 Milieuzonering Bedrijven
Rondom het plangebied liggen enkele bedrijven met een lage milieubelasting. Deze kunnen goed samengaan met een woonomgeving. De dichtstbijzijnde bedrijven, zijn akkerbouwbedrijven die op voldoene afstand (meer dan 100 m) van het plangbied liggen op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.
Ten oostenvan het plangebied is een multifunctioneel centrum geprojecteerd.
4.7 Milieueffectrapportage (Mer)
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden blijven een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiele effecten.
Onderzoek
In het plangebeid is sprake van woningbouw, waarbij 16 nieuwe woningen gerealiseerd worden. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen
Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 16 woningen ligt ver onder de drempelwaarde, daardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.
De onderzoekslocatie ligt op circa 7 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en op circa 600 meter tot het dichtstbijzijnde natuur dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.
4.8 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, koolmonoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).
De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst niet meer zal gebeuren waardoor berekening van die waarden niet relevant is
Ingenieursbureau Spreen heeft een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd voor het bestemmings-plan Nieuwlande 2009. De resultaten zijn weergegeven in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek Bestemmingsplan Nieuwlande 2008' (kenmerk: 080185.03L) van 21 januari 2009 (Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek).
De Akkerweg is ook betrokken in dit onderzoek. Uit het onderzoek is gebleken dat de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 de grenswaarde van 40 µg/m3 niet overschrijden. In 2020 bedraagt de maximale jaargemiddelde concentratie NO2 10 µg/m3. De maximale jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 17 µg/m3 in 2020.
De daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 voor PM10 mag ten hoogte 35 dagen overschreden worden op jaarbasis. Het aantal overschrijdingsdagen in 2020 bedraagt 3 dagen en ligt daarmee ruimschoots onder de grenswaarde.
Aangezien bekend is dat de concentraties NO2 en PM10 jaarlijks afnemen, zal op het moment dat met betrekking tot het jaar 2020 aan de grenswaarden kan worden voldaan, deze ook voor het jaar 2023 niet worden overschreden.
Kortom er treden geen knelpunten op ten aanzien van de luchtkwaliteit in het plangebied.
4.9 Externe Veiligheid
Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.
Stationaire inrichtingen
Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer aanwezig die verhoogde risico's met zich mee brengen voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Er hoeven dan ook geen veiligheidafstanden op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) inacht te worden genomen.
Route gevaarlijke stoffen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen vastgestelde transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg waarvoor op basis van de 'Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (WVGS) en de 'Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (RNVGS) veiligheidafstanden in acht moeten worden genomen voor eventuele planontwikkeling.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Op basis van deze regelgeving moet getoetst worden aan een belemmerende zone, de plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour en het groepsrisico. In de nabijheid van het plangebied liggen geen hoge druk aardgasleidingen. De dichtstbijgelegen aardgasleiding (N-522-50-KR-008) in beheer van de Gasunie N.V. ligt op circa 300 meter ten noorden van het plangebied. Ten zuiden ligt een aardgasleiding (A-594-03-KR-007) op een afstand van circa 740 meter van het plangebied.
Het plangebied ligt niet binnen de belemmerende zone (5 meter) of de plaatsgebonden risico (PR 10-6)-contour. Verder ligt het plangebied ook niet binnen het invloedsgebied rondom de genoemde leidingen waar een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden. Buisleidingen vormen dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.
Hoogspanningsleidingen
Binnen het plangebied lopen geen hoogspanningsleidingen. Het is daarom niet noodzakelijk om in enige vorm uitvoering te geven aan het voorzorgsbeleid (Advies VROM, 2005; aanvulling 2008) inzake de magnetische velden veroorzaakt door hoogspanningslijnen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Juridisch Systeem
Op dit wijzigingsplan zijn de regels uit het moederplan Nieuwlande 2009 van toepassing. Om aan de wijzigingsbepalingen te kunnen voldoen zijn de regels op een aantal punten geconformeerd aan het plan.
5.2 Regels
Agrarisch
De gronden die zijn gelegen in de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor de uitoefneing van het agrarische bedrijf en daaraan verwant activiteiten.
Groen
De op de verbeelding voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor de grote groenvoorzieningen van stedelijk-, en wijkniveau. Binnen deze bestemming zijn ook paden, speelvoorzieningen en waterlopen toegestaan. Bebouwing is in beperkte mate toegestaan.
Tuin
Aan de voorzijde van het vlak met de bestemming "Wonen" is de bestemming "Tuin" gelegd. Op de bestemde gronden is het niet toegestaan de woning uit te breiden met aan- en uitbouwen of bijgebouwen. Dergelijke bebouwing zou het straat- en bebouwingsbeeld onevenredig aantasten. De bouw van een erker is overigens wel mogelijk.
Verkeer
De bestemming heeft betrekking op alle openbare wegen, straten en stegen in het gebied. De verkeersfunctie voor alle soorten verkeer staat hier centraal. Ook het kleine snippergroen (zoals bermen) en parkeervoorzieningen langs deze straten vallen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken. De inrichting van de verkeersruimte is vrij binnen deze verkeersbestemming.
Wonen
Binnen de bestemming zijn aaneengebouwde woningen toegestaan. In het wijzigingsplan wordt een maximaal goothoogte, maximale bouwhoogte en kappvorm voorgeschreven.
Bedrijvigheid aan huis
Voor bedrijvigheid aan huis is een regeling opgenomen die erin voorziet dat een deel van de woning (met inbegrip van aan- en uitbouwen) mag worden benut voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Een belangrijke voorwaarde voor het behoud van de leefbaarheid is dat de bedrijvigheid geen hinder voor de buurt oplevert.
Mantelzorg
Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan mantelzorg worden toegestaan in een vrijstaand bijgebouw. Hieraan wordt de voorwaarde verbonden dat de omgevingsvergunning vervalt op het moment dat de mantelzorg wordt beëindigd.
5.3 Verklaring Van De Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een verklaring gegeven van de inhoud van de bestemmingen. Deze inhoud is af te lezen van de bestemmingen en de aanduidingen op de verbeelding en in tekst verklaard in de regels. De bestemmingen worden in alfabetische volgorde besproken.
5.3.1 Agrarisch
Het als 'Agrarisch' bestemde gedeelte binnen het plangebied omvat een stuk weiland.
5.3.2 Groen
In het bestemmingsplan wordt het openbare groen bestemd als "Groen". Naast groenvoorzieningen zijn fiets- en voetgangerspaden toegestaan, alsmede water, speelvoorzieningen en zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde .
5.3.3 Tuin
Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden. Toegangspaden en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.
5.3.4 Verkeer
Onder deze bestemming vallen alle wegen binnen het plangebied. Ook de parkeervoorzieningen, en ondergeschikte groenvoorzieningen zijn hierbij opgenomen.
5.3.5 Wonen
In het plangebied worden vier blokken van aaneengebouwde woningen gerealiseerd. Bij de woningen mag het gebied voor bijgebouwen voor 100 % bebouwd worden.
In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.
Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan mantelzorg worden toegestaan in een al dan niet vrijstaand bijgebouw. Hieraan wordt de voorwaarde verbonden dat de vergunning vervalt op het moment dat de mantelzorg wordt beëindigd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak
Het plan is tot stand gekomen als in samenhang met het project MFC Nieuwlande en moet ook gezien worden als onderdeel van dit project. Het MFC en deze ontwikkeling is uitvoerig besproken met omwonenden, belanghebbenden en met het dorp als geheel. Met de direct aanwonenden zijn zowel voor het MFC als voor de voorliggende ontwikkeling op onderdelen nadere afspraken gemaakt. De lijnen naar de gemeente zijn kort en er is sprake van een goede wisselwerking met de omgeving.
Het bestemmingsplan voor het MFC is reeds onherroepelijk en kende een procedureverloop zonder beroepsfase bij de Raad van State. De gemeente was en is doorlopend in overleg met alle belanghebbenden. Het draagvlak voor het project MFC Nieuwlande en voor deze ontwikkeling die daarmee annex is, is groot. De maatschappelijke uitvoerbaarheid mag, het voorgaande in ogenschouw nemende, dan ook worden verondersteld. Vanzelfsprekend blijft de gemeente, ook in het kader van onderhavige wijzigingsprocedure, in overleg met de omgeving teneinde mogelijke knelpunten vroegtijdig te signaleren en waar mogelijk op te lossen.
Het ontwerpwijzigingsplan wordt voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te brengen.
6.2 Vooroverleg
Het plan bevat geen rijksbelangen. Op maandag 8 oktober 2012 heeft waterschap Velt en vecht aangegeven akkoord te kunnen gaan met de plannen die het voorliggende wijzigingsplan mogelijk maken. Op maandag 12 november 2012 geeft de provincie aan dat voorliggende invulling van de wijzigingsbevoegdheid geen provinciaal belang schaadt. Aan het verplichte vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is voldaan.
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkelaar realiseert maximaal 16 woningen voor eigen rekening en risico en zal bouwrijpe grond afnemen van de gemeente. De grondexploitatie van deze ontwikkeling kent een positief saldo. Hierdoor is de economische uitvoerbaarheid van het plan gewaarborgd.
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 2 Ecologisch onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 5 Beeldkwaliteit
Voor de beeldkwaliteit gelden onderstaande uitgangspunten (een gedeelte is ook in de regels verwerkt):
- Om een goede overgang te creeren naar het aangrenzende landelijke gebied wordt gebruik gemaakt van een rood/bruine steen;
- De nokhoogte is max. 10 meter en de goothoogte is maximaal 3,5 meter;
- De tweede verdieping heeft een lessenaarsdak;
- Gezien de compactheid van het cluster mag het speelse/ luchtige karakter van de kappen niet verloren gaan.
-