KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - Gasontvangststation
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Leiding - Gas
Artikel 14 Waarde - Archeologie 1
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3
Artikel 16 Waterstaat – Waterstaatskundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 22 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Juridische Vorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historische Ontwikkeling
2.2 Huidige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden
4.1 Geluid
4.2 Archeologie
4.3 Waterhuishouding
4.4 Ecologie
4.5 Bodemgesteldheid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Mileuzonering
4.8 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Dit Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraakreacties
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Stroop Raadgevende Ingenieurs B.v., Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai In Het Kader Van De Herziening Van Het Bestemmingsplan Rogat Gemeente Meppel, Oktober 2011, Rapportnr.: 113766-00.
Bijlage 2 Tno, Luchtkwaliteit Meppel; Huidige Situatie (2004) En Toekomstscenario's (2010 En 2020), Januari 2006, Rapportnr.: 2006-d-r0026/b.
Bijlage 3 Tno, Actualisatie Luchtkwaliteitskaart Meppel; Huidige Situatie (2006) En Toekomstscenario's (2010 En 2020), April 2008, Rapportnr.: 2008-d-r0303/c.
Bijlage 4 Sevd, Analyse Externe Veiligheid M.b.v. Rbm Ii (Invloed A28) Actualisatie Bestemmingsplan Rogat Gemeente Meppel, Juli 2011.
Bijlage 5 Sevd, Veiligheidsanalyse Externe Veiligheid M.b.v. Carola (Invloed Hogedruk Aardgastransportleiding) Actualisatie Bestemmingsplan Rogat Gemeente Meppel, Juli 2011.
Bijlage 6 Sevd, Analyse Externe Veiligheid Uitbreiding Wegrestaurant De Raket Met Een Bewaakte Vrachtwagenparkeerplaats Bij Rogat Bij De A28 Gemeente Meppel, Januari 2011.
Bijlage 7 Dgmr Industrie, Verkeer En Milieu B.v., Dezoneringsvisie Industrieterreinen In De Gemeente Meppel, September 2012, Rapportnr.: M.2011.0096.00.r001.
Bijlage 8 Actualisatie Zonemodellen Industrieterreinen Rogat En Spijkerserve Gemeente Meppel, Rapport 991016-20-00, Mei 2012.
Bijlage 9 Snelwegpanorama Rogat, Gemeente Meppel, November 2012.
Bijlage 10 Reactienota Zienswijze Bestemmingsplan 'Rogat', Gemeente Meppel, Januari 2013.

Rogat

Bestemmingsplan - Meppel

Vastgesteld op 24-01-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: "NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1", met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 plan

het bestemmingsplan 'Rogat' van de gemeente Meppel.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 archeologisch deskundige

de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.9 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.

1.10 archeologisch waardevol gebied

een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een op de planverbeelding of in de planregels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen het bouwvlak, dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen.

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van bedrijvigheid.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die in loondienst is van het betreffende bedrijf of voorziening, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 bergbezinkbassin

een ondergronds bassin voor het doorvoeren en bufferen van rioolwater.

1.17 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.18 bestaand

bij bebouwing: een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand is gekomen of tot stan kan komen krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi-inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak die niet door bebouwing mag worden overschreden, met uitzondering van overschrijdingen die op grond van deze planregels zijn toegestaan.

1.25 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 cultuurgrond

grasland en akkerbouwgronden.

1.31 dagrecreatie

recreatie in de open lucht, niet zijnde verblijfsrecreatie of een dagrecreatieve voorziening.

1.32 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.33 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.

1.34 dakopbouw

ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties, balkonhekken, ornamenten, privacyschermen en reclame-uitingen.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 detailhandel in ABC-goederen

de handel in auto's, auto-onderdelen boten en caravans, machinerie ten behoeve van bedrijven, landbouwwerktuigen en motoren.

1.37 detailhandel perifeer

detailhandel in volumineuze artikelen, detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, productiegebonden detailhandel evenals tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen niet binnen de aangewezen kernwinkelgebieden gevestigd kunnen worden.

1.38 detailhandel volumineus

detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, motoren, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.39 dienstverlening

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.

1.40 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.

1.41 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen twee of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang.

1.42 erker

een kleine grondgebonden uitbouw van maximaal één bouwlaag aan een voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die in overwegende mate (minimaal 70%) een transparante uitstraling heeft.

1.43 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.46 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.47 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.48 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.49 horecabedrijf

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.50 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

1.51 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of naar aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesverstrekking of een zalencentrum.

1.52 horecabedrijf categorie 3

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse. Daaronder wordt begrepen: hotel, pension en overige logiesverstrekking.

1.53 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

1.54 internetverkoop

de uitsluitend via internet en/of andere media plaatsvindende bedrijfsmatige verkoop van goederen, waarbij ter plaatse geen toonruimte/showroom en afhaalmogelijkheid aanwezig is en geen verkoop en betaling van goederen plaatsvindt.

1.55 kampeermiddel

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.56 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.57 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.58 kwetsbaar object

een kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.59 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.60 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op grond van dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.

1.61 onderkomen

een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen gebouw zijnde, alsmede een tent.

1.62 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.63 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk en bestaande uit een lichte constructie, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten c.q. afgedekt.

1.64 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  4. d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.

1.65 pension

het tegen betaling bieden – in een door hoofdbewoner zelf bewoonde woning – van logies- en ontbijtgelegenheid voor langere of kortere tijd, een en ander zonder vermaaksfunctie.

1.66 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.67 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.

1.68 reclamemast

mast bedoeld voor het aanplakken of anderzijds afbeelden van reclame-uitingen.

1.69 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.70 restauratieve voorziening

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa.

1.71 risicovolle inrichting

inrichting waarbij een grenswaarde of richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.72 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.73 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels.

1.74 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van het gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

1.75 verblijfsrecreatie

recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in een vaartuig.

1.76 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.77 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

1.78 voorgevelrooilijn

de naar de weg toegekeerde bouwgrens van het hoofdgebouw.

1.79 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.80 vuurwerkbedrijf

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.81 waterstaatkundige werken

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.82 Wgh-inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.

1.83 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.84 woonhuis

een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijfsdoeleinden in de vorm van cultuurgronden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. groenvoorzieningen en daarbij behorende landschapselementen;
  2. c. nutsvoorzieningen;
  3. d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. e. bebouwing;
  2. f. paden en (ontsluitings)wegen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het storten van grond, puin en vuil;
  2. b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  3. c. het opslaan van mest;
  4. d. het aanplanten van bomen ten behoeve van de houtteelt;
  5. e. het plaatsen van kampeermiddelen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf - Gasontvangststation

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation;
  2. b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. f. erven en terreinen;
  2. g. bebouwing.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. wegen en paden;
  4. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. erven en terreinen;
  2. g. bebouwing.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
    4. 4. bestaande legale bedrijfsactiviteiten behorende tot een hogere categorie geacht worden te voldoen aan de bepalingen van dit bestemmingsplan;
  2. b. detailhandel in ABC-goederen, inclusief de daaraan gelieerde goederen en bijbehorende onderdelen;
  3. c. ondergeschikte detailhandel;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', tevens detailhandel in volumineuze goederen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens detailhandel;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', tevens een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf', tevens een landbouwmechanisatiebedrijf;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens een kantoor;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend een bewaakte vrachtwagenparkeerplaats;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in één bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. k. restauratieve voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  2. l. nutsvoorzieningen;
  3. m. wegen en paden;
  4. n. groenvoorzieningen;
  5. o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. p. vaarwegen en andere waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. q. erven en terreinen;
  2. r. bebouwing;

met inachtneming van het volgende:

  1. s. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. t. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  3. u. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. v. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994 zijn niet toegestaan.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een goede woonsituatie;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijking van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel waaronder begrepen verkooppunten van motorbrandstoffen, tenzij anders in 6.1 is geregeld;
  2. b. het gebruik of het laten gebruiken van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf tot een maximum van 1.500 m²;
  3. c. het gebruik of het laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  4. d. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden over een breedte van 3 meter ter weerszijden van de bouwperceelgrenzen voor opslagdoeleinden.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen,
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. parken en plantsoenen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie', tevens voor dagrecreatie;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. parkeervoorzieningen;
  2. f. speelvoorzieningen;
  3. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. h. voet- en fietspaden;
  5. i. nutsvoorzieningen;
  6. j. tuinen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bebouwing.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven categorie 1, 2 en 3;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. parkeervoorzieningen;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. wegen en paden;
  4. e. nutsvoorzieningen;
  5. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. tuinen en terreinen;
  2. h. bebouwing.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een goede woonsituatie;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden behorende hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. speelvoorzieningen;
  3. d. paden;
  4. e. nutsvoorzieningen;
  5. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. verhardingen;
  2. h. bebouwing.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. parkeervoorzieningen;
  2. d. kunstwerken;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. dagrecreatieve voorzieningen;
  6. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. i. bergbezinkbassin;

met de daarbij behorende:

  1. j. bebouwing.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van gronden voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishouding;
  4. d. waterlopen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', tevens voor verblijfsrecreatie;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. groenvoorzieningen;
  2. g. dagrecreatieve voorzieningen;
  3. h. speelvoorzieningen;
  4. i. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  1. j. bebouwing.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf' en 'bedrijf aan huis', tevens een bedrijf tot en met categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30 % van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m²;
  2. d. bed and breakfast activiteiten, tot ten hoogste 30 % van het vloeroppervlak tot een maximum van 50 m²;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. speelvoorzieningen;
  6. h. wegen en paden;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen en verhardingen;
  2. l. bebouwing.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een goede woonsituatie;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 168 mm en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbijbehorende belemmeringenstrook.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

14.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2, indien:

  1. a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. uit het onderzoek genoemd in 14.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    2. 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    4. 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

14.4 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Monumentenwet 1988.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

15.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft:

  1. a. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.2, indien:

  1. a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. uit het onderzoek genoemd in 15.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    2. 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    4. 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

15.4 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Monumentenwet 1988.

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waterstaat – Waterstaatskundige Functie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. waterstaatkundige werken;

met daarbij behorend(e):

  1. b. andere bouwwerken.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de waterstaatkundige werken;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Met inachtneming van de waterstaatkundige werken, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. 16.2 in die zin dat de binnen de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane bouwwerken worden gebouwd, op voorwaarde dat:
    1. 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige functie;
    2. 2. vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

18.1 Algemeen

  1. a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.
  2. b. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
  3. c. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

18.2 Ondergronds bouwen

  1. a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

18.3 Bouwen buiten het bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
  2. b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  3. c. (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;

mits de bedoelde overschrijdingen niet in de weg staan aan:

  1. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. e. een goede woonsituatie;
  3. f. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  4. g. de verkeersveiligheid;
  5. h. de milieusituatie;
  6. i. de sociale veiligheid.

Artikel 19 Algemene Gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  2. b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen, met uitzondering van het bestaande verkooppunt van motorbrandstoffen;
  3. c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  6. f. het gebruik of laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het opslaan van puin en/of afvalstoffen.

Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels

20.1 Veiligheidszone - lpg

20.2 Veiligheidszone - gasontvangststation

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

21.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:

  1. a. de dubbelbestemming voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. de dubbelbestemming voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting wordt aangebracht, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;
  3. c. de gebiedsaanduidingen worden verkleind, dan wel geheel worden verwijderd, indien blijkt dat de inrichting(en) ter plaatse is(zijn) beëindigd/ingeperkt met een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu.

Artikel 22 Overige Regels

22.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

22.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen

De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Rogat'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Conform die wetgeving vervalt bij bestemmingsplannen die ouder zijn dan tien jaar het recht om leges te vorderen voor diensten die verband houden met het betreffende bestemmingsplan.

In het overgangsrecht van de Invoeringswet Wro komt de actualisatie van bestemmingsplannen aan de orde. Artikel 9.1.4 van de Invoeringswet Wro bepaalt dat bestemmingsplannen, die voor 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wro, dus op 1 juli 2013, moeten zijn vervangen door bestemmingsplannen, die zijn vastgesteld conform de Wro. Bestemmingsplannen, die zijn vastgesteld tussen 1 juli 2003 en 1 juli 2008, dienen te worden vervangen binnen 10 jaar na vaststelling, derhalve uiterlijk op 1 juli 2018.

De Wro en de bijbehorende wetgeving verplicht overheden om ruimtelijke plannen te standaardiseren, digitaal op te stellen, uitwisselbaar en raadpleegbaar te maken. Deze verplichting geeft de gemeente de mogelijkheid om verouderde plannen te actualiseren, samen te voegen per kern, te standaardiseren en digitaal te maken. Om tijdig alle plannen te actualiseren is een actualisatietraject gestart.

De vigerende bestemmingsplannen voor Rogat, bestaande uit de gelijknamige kern en bedrijventerrein, dateren overwegend van voor 2000. Uitzondering hierop vormen het bestemmingsplan “Buitengebied Meppel” (2009) en het bestemmingsplan “Rogat – Vrachtwagenparkeerplaats” (2011). In de jaren '90 van de vorige eeuw is een aantal partiële herzieningen vastgesteld en is een enkele vrijstelling verleend. Omdat het merendeel van de plannen voor Rogat dus ouder is dan 10 jaar en/of niet meer voldoet aan de eisen die ten aanzien van de digitalisering worden gesteld, is het noodzakelijk dat een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de gewenste actualisatie.

Afbeelding 1: Ligging Rogat ten opzichte van de stad Meppel.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0001.jpg"

1.2 Plangebied

Rogat is gelegen ten oosten van de stad Meppel, op een strategische locatie langs de rijksweg A28 en de Hoogeveense Vaart. Het bestemmingsplangebied omvat de gehele kern. De noord- en zuidzijde van het plan zijn duidelijk begrensd door respectievelijk de Hoogeveense Vaart en de rijksweg A28 / provinciale weg N851. De oostgrens is gelegen ter hoogte van de harde overgang tussen de bedrijfsactiviteiten op Rogat en het omliggende buitengebied. Aan de westzijde wordt de grens globaal gevormd door de Hoogeveense Vaart en de wegen 'Rogat' en 'Kosterweg'. Onderstaande afbeelding toont de ligging van het plangebied.

Afbeelding 2: Het plangebied van het bestemmingsplan Rogat.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0002.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

De geldende planologische regeling voor Rogat is sterk verouderd, aangezien het moederplan (Bestemmingsplan 'Rogat') dateert uit 1987. In de jaren daarna zijn door de voormalige gemeente De Wijk, waar Rogat tot 1998 deel van uitmaakte, diverse partiële herzieningen vastgesteld voor de uitbreiding van het bedrijventerrein. Omdat voor een klein deel van Rogat het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel' van kracht is en in de loop der jaren bovendien diverse vrijstellingsprocedures zijn doorlopen, is sprake van een versnipperde planologische regeling. In de navolgende tabel is een overzicht gegeven van de voor het plangebied geldende bestemmingsplannen en doorlopen vrijstellingsprocedures.

Afbeelding 3: Geldende bestemmingsplannen en doorlopen vrijstellingsprocedures.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0003.jpg"

bestemmingsplan, vrijstelling of legalisatie Vastgesteld Goedkeuring
1 Bestemmingsplan Koopmans Meelfabrieken 27-11-1984 13-08-1985
2 Bestemmingsplan Rogat 27-01-1987 02-06-1987
2a - 1e Partiele herziening Rogat 17-12-1991 17-03-1992
2b - 2e Partiele herziening Rogat 30-08-1994 29-11-1994
2c - 3e Partiele herziening Rogat 06-05-1999 14-12-1999
2d - Wijzigingsplan bouw twee woningen Rogat 19-09-2001 16-10-2001
2e legalisatievoorstel Rogat 1a/1b 13-11-1997 07-10-1997
2f Art. 19 (WRO) procedure garage Rogat 1b 07-07-1999
2g Art. 19 (WRO) procedure Carpoolstrook 06-02-2001
2h Art. 19 (WRO) procedure Industrieweg 14 13-09-1999
2i Art. 19 (WRO) procedure Sanitairunit 09-06-1999
3 Bestemmingsplan Buitengebied Ruinerwold 31-10-1996 10-06-1997
4 Bestemmingsplan Buitengebied De Wijk 29-09-1987 17-05-1988
4a Art.19 (WRO) procedure Industrieweg 41 10-10-2004
5 Bestemmingsplan Buitengebied Meppel 03-09-2009 20-04-2010
6 Bestemmingsplan Rogat-vrachtwagenparkeerplaats 22-09-2011 n.v.t.

1.4 Juridische Vorm

Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wro is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) komen te vervallen.

Met de invoering van de Wro is ook de digitaliseringsverplichting in werking getreden. Ruimtelijke plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd moeten digitaal raadpleegbaar zijn (conform STRI 2008) en voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Het plan wordt digitaal beschikbaar gesteld.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst op Rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van voorliggend plan zal aan bod komen in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 is ten slotte een bespreking van de resultaten van de procedure opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Historische Ontwikkeling

Het tegenwoordige Rogat staat vooral bekend door de bedrijvigheid die in de kern aanwezig is. Deze ontwikkeling heeft Rogat vooral te danken aan zijn strategische ligging aan de Hoogeveense Vaart en de Rijksweg A28. Toch was Rogat oorspronkelijk vooral een woonkern.

De Hoogeveense Vaart is ontstaan door ontginning van het grote veengebied dat ruwweg was gelegen tussen Echten, Beilen, Meppel en de Reest. De vaart is gegraven nadat in 1625 een overeenkomst werd getekend waarbij de verplichting werd aangegaan om een kanaal aan te leggen om turf af te voeren. Bij het graven van het kanaal is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande wateren, zoals de Wetering. Om Meppel te bereiken moest vanaf Ossesluis (nabij Echten) een kanaal gegraven worden richting Haalweide en Rogat.

Bij het graven van het kanaal diende een hoogteverschil van 13 meter overbrugd te worden. Om het water te reguleren zijn tussen Hoogeveen en Meppel in totaal 13 schutten (sluizen) aangelegd. Eén daarvan kwam in Rogat, waarbij tevens een sluiswachterswoning werd gerealiseerd. Deze lag aan de noordzijde van de vaart ten westen van de weg Broekhuizen. Aanvankelijk was hier geen sprake van een brug, pas in 1761 bereikten de boeren van Broekhuizen overeenstemming met de Compagnie van de Vaart om op eigen kosten een wipbrug aan te leggen. De sluiswachter bedient sindsdien ook de brug. Het is waarschijnlijk dat de sluiswachterswoning tevens dienst heeft gedaan als herberg, want in 1816 wordt de bewoonster van het huis aangeduid als herbergierster.

Afbeelding 4: Omgeving van Rogat rond 1900.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0004.jpg"

De belangrijkste (straat)weg vanuit Meppel naar De Wijk, Zuidwolde en Hoogeveen liep ten zuiden van de Hoogeveense Vaart tot aan Rogat. Vanaf Rogat vervolgde de route zich via de kom van De Wijk en Veeningen naar Zuidwolde om uiteindelijk in Hoogeveen te eindigen. In 1857-1859 is de weg van Meppel naar De Wijk verhard, wat tevens een reden is geweest om tolheffing in te voeren.

Door de gunstige ligging nabij de weg en het water vestigden zich al vroeg woningen en bedrijven rondom Rogat. Juist vanwege deze ligging en het feit dat rondom de kernen De Wijk en Koekange de mogelijkheden voor bedrijfsvestiging beperkt waren, heeft het gemeentebestuur van de voormalige gemeente De Wijk in de jaren zeventig van de vorige eeuw doen besluiten om bedrijvigheid die thuishoort op een bedrijventerrein te concentreren in en om Rogat. Hiermee nam de kleine kern een belangrijke plaats in, waar het gaat om vestigingsmogelijkheden voor lokale bedrijven die het lokale verzorgingsgebied niet te boven gaan.

Dit werd nog eens versterkt door de aanleg van de rijksweg A28 van Utrecht naar Groningen. Voor het traject Hoogeveen - Lankhorst is in 1971 een tracébesluit genomen, waarna op 1 maart 1976 het tracé De Wijk - Knooppunt Hoogeveen is opengesteld. Op 25 januari 1979 volgde het traject Knooppunt Lankhorst - De Wijk. De openstelling had extra werkgelegenheid als gevolg (onder andere door de vestiging van een tankstation en wegrestaurant), maar in deze periode verdween juist ook een van de belangrijkste werkgevers uit Rogat. Vanwege noodzakelijke schaalvergroting werden de bedrijfsactiviteiten van een grote zuivelfabriek verplaatst naar Emmen en Groningen. Middels deze sluiting verdween de op dat moment oudste zuivelfabriek van de provincie Drenthe.

Rogat heeft zich in de loop der jaren gefaseerd ontwikkeld. De laatste twee decennia zijn tendensen op het bedrijventerrein waar te nemen in de richting van schaalvergroting dan wel overschrijding van het lokale verzorgingsgebied.

2.2 Huidige Situatie

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke aspecten die kenmerkend zijn voor Rogat. Ten aanzien van de aspecten Water en Groen wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

2.2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

De Hoogeveense Vaart, Rijksweg A28 en de provinciale weg richting Meppel en het dorp De Wijk, zijn elementen die een belangrijke invloed hebben gehad op de ruimtelijke ontwikkeling van Rogat. Met name de ontwikkelingen op het vlak van bedrijvigheid vallen daarbij op. De laatste decennia voltrekt zich, voor wat betreft de van oudsher gegroeide situaties van gemengde functies steeds meer een proces van ontmenging c.q. scheiding van de functies wonen en werken. In Rogat is een duidelijke scheiding waarneembaar tussen het deel waar voornamelijk sprake is van de woonfunctie en het deel waar vooral bedrijven zijn gevestigd. Daarbij zijn nog diverse elementen aanwezig die terugdenken aan de vroegere stedenbouwkundige en landschappelijke situatie. De oude woonkern, gelegen langs de Hoogeveense Vaart aan de noordzijde van het plangebied is kleinschalig van opzet en van cultuurhistorische waarde. De ten zuiden hiervan gelegen bedrijventerreinen kenmerken zich juist door de grootschalige opzet daarvan.

In het deel dat als woonkern kan worden aangemerkt zijn bijna 40 grondgebonden woningen aanwezig. Hier is nauwelijks sprake van andere functies, afgezien van het recreatieve gebruik van de openbare ruimte en de insteekhaven. Rogat heeft met circa 120 inwoners een te klein bevolkingsdraagvlak voor de dagelijkse voorzieningen en is daarvoor aangewezen op de kern De Wijk of de stad Meppel.

Het deel van Rogat dat in gebruik is voor bedrijfsactiviteiten kent een grotere mix aan functies. Hier heeft zich in de loop van de tijd een redelijke verscheidenheid aan bedrijven gevestigd, waardoor een gemengd bedrijventerrein is ontstaan voor ondernemers in het marktsegment van transport-, auto-, bouw-, mechanisatie- en distributiebedrijven. Daarnaast is sprake van daaraan gerelateerde functies als een tankstation (met LPG), een vrachtwagenparkeerplaats en een wegrestaurant/hotel. Langs de Kosterweg is tevens sprake van enige perifere detailhandel in het segment wonen.

Door de ligging tussen de Hoogeveense Vaart en de rijksweg A28 wordt Rogat gekenmerkt door een duidelijke ruimtelijke scheiding met het omliggende gebied.

2.2.2 Verkeerstructuur

De hoofdontsluiting van zowel de kern als het bedrijventerrein Rogat wordt gevormd door de Hessenweg die via een tweetal rotondes is aangesloten op de N851 richting Meppel en de rijksweg A28. De Industrieweg vormt de hoofdontsluiting van het oostelijk deel van het bedrijventerrein.

De doorgaande route door het dorp wordt gevormd door de Noorderkanaalweg, Rogat en Hessenweg. Via deze wegen zijn omliggende kernen als De Wijk en Ruinerwold goed bereikbaar. Aangezien deze route ook werd gebruikt door sluipverkeer, zijn deze wegen in de spits alleen toegankelijk gemaakt voor bestemmingsverkeer. Om overlast van vrachtverkeer te voorkomen, is aan de Hessenweg ter hoogte van de Industrieweg een verbodsbord geplaatst.

Rogat kent één ov-halte, namelijk de bushalte aan de Hessenweg ter hoogte van het wegrestaurant "De Raket". Buslijn 34 (Station Meppel - Station Hoogeveen) van Qbuzz stopt hier éénmaal per uur. Ook buslijn 39 (Station Meppel - Oosteinde) halteert éénmaal per uur aan deze halte. Door deze buslijnen is Rogat elk half uur per bus bereikbaar. Ter hoogte van deze bushalte is tevens een carpoolplaats aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ordening van Nederland. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies.

Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van ruimtelijke waarden en veiligheid zijn de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven. Tevens is de verbetering van water – en bodemkwaliteit een streven. Dit plan past binnen de kaders van het Rijksbeleid.

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de Nota Ruimte uit van de SER-ladder. Volgens dit principe moet eerst worden bekeken of binnen bestaand bebouwd gebied (BBG) nog ruimte beschikbaar is, of er door herstructurering nog ruimte kan worden gemaakt en of het mogelijk is de ruimte effectiever te benutten. Pas als al die mogelijkheden zijn benut, mag tot de aanleg van een nieuw stedelijk gebied worden besloten. Binnen het voorliggende plan worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor zover nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien worden deze in een apart bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

3.1.2 Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR)

De structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte beschrijft de ladder voor duurzame verstedelijking. Om het proces van stedelijke ontwikkelingen op een gewenste wijze te laten plaatsvinden worden stappen voorgeschreven ('de treden van de ladder'). De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen:

  1. 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal.
  2. 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  3. 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

3.1.3 Nota Wonen en Woonvisie

Eén van de centrale boodschappen uit de Nota Wonen in de 21e eeuw is dat kwaliteit steeds belangrijker wordt. De woonconsument vraagt steeds meer kwaliteit en is ook bereid daarvoor te betalen. Daarom is er behoefte aan een kwaliteitssprong. Meer kwaliteit betekent doorgaans meer koopwoningen, meer grote woningen, meer woningen in een hoger prijssegment en vooral meer woningen in aantrekkelijke woonmilieus. Daarnaast wordt gewezen op het belang van differentiatie in de woningvoorraad en de daarmee samenhangende keuzemogelijkheden en leefkwaliteit binnen een wijk.

Naar aanleiding van een motie van het Eerste-Kamerlid De Boer c.s. heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 1 juli 2011 een integrale visie op de woningmarkt aan de Tweede Kamer gestuurd. Hierin wordt gesteld dat de huidige markt slecht functioneert, met als gevolg een inefficiënte inzet van publieke middelen, onvoldoende mobiliteit en keuzemogelijkheden voor burgers en een onvoldoende investeringsperspectief voor marktpartijen. De markt loopt vast in een steeds gedetailleerder ingrijpen van regelgeving en beleid. Heroriëntatie op de woningmarkt is nodig, waardoor meer evenwicht op de woningmarkt ontstaat, met meer keuzemogelijkheden door een betere marktwerking en meer eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap bij bewoners.

Het kabinet wil met deze Woonvisie dus het vertrouwen op de woningmarkt versterken. Hiervoor zijn drie doelen opgesteld:

  • Het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op de huur- en koopmarkt.
  • Het verbeteren van de condities voor invensteringen op de woningmarkt.
  • Het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving in dorpen en steden.

Het eigenwoningbezit staat hierbij centraal. Het kabinet is van mening dat een eigen woning bijdraagt aan het opbouwen van eigen vermogen en daarmee aan de zelfredzaamheid van burgers. Daarnaast beïnvloedt het eigenwoningbezit in positieve zin de betrokkenheid bij de woonomgeving en de leefbaarheid van buurten en wijk. Met betrekking tot de huursector wil het kabinet naar een markt waar huurprijs en gewildheid beter op elkaar zijn afgestemd. Dit is in de huidige markt grotendeels niet het geval; de markt is gereguleerd, waardoor ontwikkeling van nieuw aanbod niet aantrekkelijk is.

3.1.4 Nota mobiliteit

Deze nota heeft samengevat de volgende beleidsdoelen:

  • het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
  • het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
  • een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen;
  • het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.

Uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden en een vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke- en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving.

3.1.5 Nota Belvedère

In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op Rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Belvedèrekaart genoemd). De kern Rogat behoort niet tot de aangewezen steden of gebieden (waaruit overigens niet geconcludeerd mag worden dat in de kern geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn).

De huidige juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is de Monumentenwet uit 1988. In 1998 is het Verdrag van Valletta door de Staten Generaal geratificeerd. Dit verdrag is in de Wet op de archeologische monumentenzorg verankerd, die officieel inwerking is getreden op 1 september 2007, ondermeer als wijziging op de Monumentenwet 1988.

In het kader van het project 'modernisering monumentenzorg' (MoMo) hebben per 1 januari 2012 een aantal wijzigingen in de wet- en regelgeving plaatsgevonden. Voor het bestemmingsplanproces is de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de belangrijkste: gemeenten dienen in hun bestemmingsplan rekening te houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of cultureel erfgoed wordt geraakt. Zoals uit § 2.1 en § 2.2.1 blijkt, heeft de oude woonkern enige cultuurhistorische waarde.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2010

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020.

Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten. Wat betreft het wonen wordt gestreefd naar een aantrekkelijk, gevarieerd en leefbaar woonmilieu die voorziet in de woonvraag. Het doel is dat eerst wordt ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering).

Rogat maakt deel uit van de Drentse Zuidas, die strategisch gunstig gelegen is als onderdeel van een internationale transportverbinding die loopt vanaf de Randstad, via Zwolle naar Duitsland en Noordoost-Europa. De vier stedelijke kernen binnen deze as, waaronder Meppel, kennen een vergelijkbare economische structuur, met industrie en logistiek als belangrijke ontwikkelingssectoren. Bedrijvigheid dient in deze steden geconcentreerd te worden, waardoor bedrijven kunnen profiteren van elkaars nabijheid. Tevens leidt dit tot minder druk op het landelijk gebied.

Voor nieuwe en bestaande regionale werklocaties wordt gestreefd naar een kwaliteit die past bij het gewenste ruimtelijk-economisch profiel van de werklocatie. Om te voorzien in de ruimtevraag, wordt ingezet op herstructurering van bestaande terreinen. Bij herstructurering en nieuwe aanleg dient een beeldkwaliteitsplan opgesteld te worden, waarin aandacht wordt besteed aan de terreinindeling (verhouding openbare en private ruimte), inrichting van de openbare ruimte, kavelinrichting, kwaliteit van de bebouwing, omgang met reclame-uitingen en de landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing.

Afbeelding 5: Visiekaart 2020 behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe 2010 (plangebied omcirkeld).
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0005.jpg"

Bij het inrichten van bedrijventerreinen dient de VNG-systematiek “Bedrijven en Milieuzonering” toepast te worden. Bedrijven die veel milieuhinder veroorzaken (milieucategorie 4 tot en met 6) dienen gevestigd te worden op daartoe geschikte regionale werklocaties. Voor Meppel geldt, dat fysieke en milieuhygienische ruimte voor dergelijke bedrijven aanwezig is op het bedrijventerrein Oevers D. Het gaat hierbij overigens alleen om categorie 4-bedrijven. Voor deze categorie biedt de Omgevingsvisie ruimte om een uitzonderingsbeleid te formuleren, waarmee vestiging buiten de regionale werklocaties mogelijk is.

Om het platteland vitaal te houden richt de provincie zich tevens op het versterken

en verbreden van niet-agrarische economische activiteiten. Het groene karakter van Drenthe met haar natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke diversiteit biedt uitstekende potenties voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen en activiteiten in de sfeer van gezondheid, wellness en leisure. Ruimte wordt geboden aan kleinschalige en lokaal georiënteerde activiteiten op het gebied van nijverheid en dienstverlening.

Wegpanorama
Naast bovengenoemde functionele aspecten, is het gebied langs de A28 tussen Meppel en Hoogeveen in de Omgevingsvisie aangewezen als wegpanorama. Het bedrijventerrein Rogat maakt daar deel van uit, waarbij de visie zich globaal richt op een drietal locaties. Deze locaties zijn vanaf de rijksweg A28 zichtbaar en bepalen in belangrijke mate de uitstraling van de kern Rogat. De ambitie is om hier vanuit ruimtelijke kwaliteit een goede balans te vinden tussen bedrijfspresentatie en landschapsbeleving.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening

Met hoofdstuk 3 van de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf. De Wet ruimtelijke ordening kent de provincie een scala van instrumenten toe om haar beleid daarnaast extern te laten doorwerken. Vaststelling van een verordening ex artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening is één van die instrumenten.

Binnen de verordening komt aan gemeenten een belangrijke rol toe. Inhoudelijke bepalingen zijn veelal als verantwoordingsplicht ingericht en niet normstellend. Aan gemeenten komt ruimte toe om inhoudelijk - tot op zekere hoogte - een eigen invulling te geven, mits deugdelijk onderbouwd. Hetzelfde geldt voor een deel van het kaartmateriaal waaraan in deze verordening wordt gerefereerd. De kaarten voor Bestaand stedelijk gebied, Nationaal Landschap Drentsche Aa en die voor de ecologische hoofdstructuur zijn bijzonder precies. Op perceelsniveau is weergegeven of een locatie binnen de desbetreffende thematische begrenzing valt of niet. Dit geldt niet voor de andere kaarten, die uitwerking op gemeentelijk niveau behoeven.

Het plangebied voor het voorliggende bestemmingsplan ligt geheel binnen Bestaand stedelijk gebied. Uitzondering hierop betreft het gehele eiland in de Hoogeveense Vaart waarop de sluis is gelegen, alsmede de onbebouwde gronden ten noorden van de insteekhaven, het perceel Rogat 6 en de agrarische gronden binnen het plangebied.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ontwikkelingsvisie 2030

Meppel neemt in de regio een centrale positie in, zowel op het gebied van werkgelegenheid en voorzieningen als op het gebied van wonen. Het onderscheidende van Meppel is de combinatie van een stedelijke sfeer en een aantrekkelijk voorzieningenaanbod in de binnenstad, en rust en ruimte in de omliggende wijken en kernen. In Meppel wonen circa 32.000 mensen. Meppel wil groeien tot circa 40 á 45.000 inwoners in 2030 en staat een beheerste groei voor. De gemeente hanteert dit aantal echter niet als harde doelstelling. De gemeente richt zich in de eerste plaats op (maar zeker niet uitsluitend) gezinnen en (actieve) senioren. Meppel kent een relatief sterke sociale cohesie. Dit vraagt om onder meer een adequaat voorzieningenniveau in de wijk of de nabijheid daarvan. De aandacht van de gemeente richt zich daarbij vooral op groepen die relatief weinig te kiezen hebben op de woningmarkt, zoals huishoudens met een bescheiden inkomen of mensen met een zorgbehoefte. Meppel hanteert als uitgangspunt dat ouderen en mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen wonen. De beleidsnota Wmo 2008-2011 beschrijft de opgave en de inzet van de gemeente. De gemeente heeft kwaliteit van het woonaanbod hoog in het vaandel staan.

3.3.2 Ruimtelijk programma 2020

Het Ruimtelijk Programma vormt een uitwerking van de Ontwikkelingsvisie 2030, de gemeentelijke visie die de koers voor de toekomst (lange termijn) vastlegt. Het Ruimtelijk Programma vormt een “vertaling“ van de ontwikkelingsvisie in een meer concrete programmatische aanpak. Het Ruimtelijke Programma kan hiermee onder meer dienen als afwegingskader voor de diverse projecten. Het Ruimtelijk Programma is primair een op de ruimtelijke aspecten per gebied toegespitste samenvatting van bestaand beleid. Het gemeentelijk beleid is gericht op het bereiken van een gedifferentieerd en compleet woningaanbod met alle bijbehorende voorzieningen. Meppel heeft hierbij met haar rijk geschakeerde en hoogwaardige voorzieningenniveau een regionale functie.

Rogat is qua voorzieningen sterk georiënteerd op De Wijk. Door de ligging bij de aansluiting op de A28 kent Rogat relatief veel (grootschalige) bedrijvigheid. Voor wonen wordt uitgegaan van zeer beperkte toevoegingen zo mogelijk binnen de bestaande structuur.

Ten aanzien van het bedrijventerrein Rogat wordt het huidige profiel doorgezet, met die nuancering dat er, gelet op de situering, meer ruimte is voor transport- en distributiebedrijven. Ook wordt enige uitbreiding van de reeds aanwezige perifere detailhandel wenselijk geacht.

3.3.3 Beleidsnota Wmo 2008-2011

Aanleiding van deze beleidsnota is de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op 1 januari 2007. De gemeente heeft zich in 2006 gericht op de inrichting van de loketfunctie en de invloed van de Wmo op de verstrekking van de individuele voorzieningen. De beleidsnotitie beoogt het brede beleidsterrein van de maatschappelijke ondersteuning integraal vorm te geven. Aan de ontwikkelingen op het terrein van wonen, welzijn en zorg liggen demografische, maatschappelijke, sociaal -culturele, bestuurlijke- en financiële ontwikkelingen ten grondslag, zoals de vergrijzing, individualisering, extramuralisering en een verschuiving van de verantwoordelijkheidsverdeling. De gemeente, samenleving en de uitvoerende instellingen zullen moeten inspelen op deze ontwikkelingen, zodat de meest effectieve samenstelling aan ondersteuning ontstaat.

De beleidsnota Wmo sluit naadloos aan bij het Uitvoeringsprogramma 2006-2010 'Mee(r) doen in Meppel':

  • Integraal: De gemeente Meppel investeert de komende jaren in het samenbrengen van de verschillende beleidsterreinen. Samenhang aanbrengen in de verschillende beleidsterreinen van wonen, welzijn en zorg versterkt de effecten van de ingezette maatregelen en vergroot de leefbaarheid binnen de gemeente Meppel.
  • Wijkgericht: Wijkgericht werken is een aanpak die zich richt op het verbeteren van de directe leefomgeving in de wijken in nauwe samenwerking met de wijkbewoners en de dienstverlenende instellingen. Wil de gemeente de bewoners bij de wijk betrekken, dan is het zaak om in te spelen op hun behoeften en mogelijkheden.
  • Interactief: De gemeente gebruikt veel verschillende instrumenten om interactief met de bewoners/burgers en de maatschappelijke instellingen beleid te formuleren en te toetsen.

De komende jaren zal door allerlei maatregelen extra ingezet worden op preventie en het versterken van de leefbaarheid in Meppel, het versterken van de zorgzame samenleving en het verstrekken van passend aanbod van collectieve en individuele ondersteuning. Hiermee wordt beoogd het huidige aanbod aan ondersteuning te verbeteren, de samenleving en de burger te faciliteren bij initiatieven die passen binnen het gemeentelijk beleid dan wel de wijkvisie en de leefbaarheid (veiligheid, meedoen aan de maatschappij, gezondheid) in Meppel te bevorderen.

3.3.4 Woonplan Gemeente Meppel

Het Woonplan geeft uitwerking aan de woonaspecten uit de Ontwikkelingsvisie 2030. Dit woonplan geeft aan waar de gemeente Meppel op inzet om de ambities waar te maken. De prioriteiten en de uitgangspunten worden benoemd, op basis van inzicht op wat er op de woningmarkt gebeurt en een visie op hoe het wonen in Meppel eruit zou moeten zien. Meppel wil de kwaliteit van de woon- en leefomgeving behouden en waar nodig en mogelijk verbeteren. In de Ontwikkelingsvisie 2030 gemeente Meppel is deze koers op hoofdlijnen voor de komende decennia vastgelegd. De ruimtelijke aspecten zijn neergelegd in het Ruimtelijk programma 2020. Dit zijn belangrijke kaders voor dit woonplan.

Het behouden van voldoende huisvestingsmogelijkheden voor mensen met een bescheiden inkomen is en blijft voor Meppel een belangrijk uitgangspunt. Betaalbaar aanbod: beschikbaarheid vergroten. De kansen voor deze groep huishoudens kunnen op verschillende manieren worden vergroot: door de bouw van (middel-) dure huur, bouwen voor doorstroming en door het ontwikkelen van instrumenten die het gat tussen huur en koop helpen dichten.

Het woningbouwprogramma zal op een aantal locaties worden gerealiseerd. Voor Rogat is alleen op het voormalige terrein van Waelbers een toevoeging van het woningbouwprogramma gepland (15 woningen). Daarnaast is slechts incidenteel toevoeging aan de woningvoorraad mogelijk, waarbij voor Rogat geldt dat nadrukkelijk moet worden afgewogen wat de betekenis is voor de opvang van de eigen bewoners.

3.3.5 Detailhandelsvisie

Het beleid van de gemeente Meppel is gericht op versterking van de positie als regionaal koopcentrum. Dit beleid is vastgelegd in de ontwikkelingsvisie 2030: “een ambitieuze ontwikkeling in evenwicht”.

De gemeente ambieert een hoge koopkrachtbinding van de eigen bevolking en een sterke regionale verzorgingspositie voor de direct omliggende gemeenten. Deze ambitie is reeds in de Ontwikkelingsvisie 2030 vastgelegd. De nadruk van het gemeentelijke beleid ligt primair op de versterking van het centrum als recreatief winkelcentrum. Buiten het centrum is de niet-dagelijkse sector, in de vorm van perifere detailhandel, onder andere vertegenwoordigd in Rogat. De gemeente wenst de perifere detailhandel hier te beperken tot het segment wonen. Rogat heeft een te klein bevolkingsdraagvlak voor de dagelijkse voorzieningen en is daarvoor aangewezen op de kern De Wijk of de stad Meppel.

3.3.6 Welstandsnota

Op 3 juni 2004 is de nieuwe welstandsnota vastgesteld door de gemeenteraad. De welstandsnota gaat over het duurzaam bevorderen van de kwaliteit van bebouwing en omgeving in de gemeente Meppel. De welstandstoets is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Door middel van welstandscriteria wordt zo concreet mogelijk aangegeven aan welke uitgangspunten de ontwerper van een bouwplan zich moet houden. Deze uitgangspunten zijn deels gelijk voor de hele gemeente en deels verschillend per deelgebied omdat ieder gebied zijn eigen kenmerken heeft. Bovendien zijn per gebied de welstandscriteria beschreven. In principe moet altijd worden voldaan aan de criteria in het hele gebied. Uitzonderingen blijven echter mogelijk. Voorwaarde is wel dat er een gegronde reden moet zijn om van de criteria af te wijken. Of een reden gegrond is of niet, is uiteindelijk ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders. Voor veel gebieden geldt dat nieuwe en eigentijdse ontwikkelingen mogelijk zijn. Een belangrijke voorwaarde is meestal dat ze niet mogen conflicteren met de directe omgeving. Met andere woorden, er zal altijd rekening moeten worden gehouden met, respectievelijk respect moeten worden getoond voor, de omgeving en de daarin te verwachten ontwikkelingen.

Gebiedsgerichte welstandscriteria
Een belangrijke peiler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuren in de gemeente Meppel. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit, het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Daarnaast speelt ook het ruimtelijke kwaliteitsbeleid een belangrijk aspect bij het bepalen van de criteria. De criteria geven aan hoe een bouwwerk 'zich moet gedragen' om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.

In deze toelichting wordt niet verder op de gebiedscriteria of objectgerichte criteria ingegaan die op het plangebied van toepassing zijn. De welstandsnota geldt als een toetsingsinstrument dat los staat van het bestemmingsplan en waaraan bij een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens getoetst moet worden. De welstandsnota kan hiermee worden beschouwd als een aanvulling op het bestemmingsplan. Onderhavig bestemmingsplan is niet strijdig met de welstandsnota.

Afbeelding 6: Gebieden waarvoor gebiedsgerichte welstandscriteria gelden.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0006.jpg"

3.3.7 Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen

De Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen in Bestemmingplannen is op 1 december 2005 door de gemeenteraad van Meppel vastgesteld. In de oudere bestemmingsplannen, die bijna overal in Meppel gelden, is een strikt onderscheid gemaakt tussen de verschillende sociaal-maatschappelijke functies (onderwijs heeft een bestemming onderwijs, sport een bestemming sport etc.). In de nieuwste plannen zijn al deze functies onder één brede maatschappelijke bestemming gevoegd. De definitie van deze functie is: Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen. Dit is bewust gedaan, om de bestemmingsplannen flexibeler te maken, zo kan in een vrijkomende school bijvoorbeeld ook een kerk gevestigd worden en vice versa. Met behulp van functieaanduidingen blijft het echter wel mogelijk om in specifieke gevallen de gewenste functie aan te duiden of uit te sluiten.

3.3.8 Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP)

Op 22 april 2010 heeft de gemeenteraad van Meppel het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2010 vastgesteld. Het doel van het GVVP is het vastleggen van de beleidsuitgangspunten voor het verkeer en vervoer in de gemeente Meppel voor de periode tot 2015 met een doorkijk naar een langere periode, dat aansluit bij de (ruimtelijke) ambities die de gemeente Meppel heeft.

Met betrekking tot Rogat geldt de algemene doelstelling dat de gemeente de kwaliteit van de leefomgeving en de verkeersveiligheidssituatie verder wil verbeteren, gebaseerd op de categorie indeling van het gemeentelijk wegennet. In het GVVP is een uitwerking opgenomen van de geformuleerde ambities in diverse thema's beschreven aan de hand van wensbeelden.

3.3.9 Nota parkeerbeleid Meppel

In deze nota staat het parkeerbeleid van de gemeente Meppel beschreven ten aanzien van het parkeren in Meppel in het algemeen en als beleidsinstrumentarium in het bijzonder. In de nota wordt inzichtelijk gemaakt wat de huidige en toekomstige parkeersituatie in Meppel is, gebaseerd op een parkeeronderzoek uit 2005. Ook wordt ingegaan op het bestuurlijke kader waarbinnen het parkeren zich afspeelt. De nota richt zich primair op autoparkeren en formuleert geen uitgangspunten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan.

3.3.10 Archeologische beleidskaart gemeente Meppel

Met deze archeologische beleidskaart heeft Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde wijze met haar bodemarchief kan omgaan. Meppel kan deze gebruiken voor toetsing van plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Daarnaast dient deze kaart als leidraad voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.

De archeologische beleidskaart betreft een 'voorspellingskaart', waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende verwachtingen: hoog, middelhoog, laag en geen verwachting. Deze verwachting zegt niets over de kwaliteit van de eventueel aanwezige vindplaatsen. Het gaat namelijk om de kans op aanwezigheid van archeologische waarden. De zonering wordt aangebracht op grond van archeologische informatie uit het gebied zelf en op grond van archeologisch informatie uit landschappelijk vergelijkbare gebieden. Er wordt dus gekeken naar de mogelijkheden van het landschap in het verleden. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van historisch kaartmateriaal en de bekende verstoringen.Voor de archeologische verwachting binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, wordt verwezen naar paragraaf 4.2.

Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden

In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld die binnen de ruimtelijke ordening, en daarmee dus ook voor dit bestemmingsplan, van belang zijn. Veel aandacht gaat daarbij uit naar de milieuaspecten. Het milieubeleid stelt randvoorwaarden aan ruimtelijke ontwikkelingen en is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.

4.1 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrie. De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.

In (de directe omgeving van) het plangebied zijn de volgende geluidhinderbronnen gelegen, die in de komende paragrafen worden toegelicht: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.

4.1.1 Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder bevatten alle wegen waarop een snelheidsregime van 50 km/h of hoger geldt een toetsingszone. De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). Onderstaande tabel geeft de verschillende opties weer.

Afbeelding 7: Overzicht zonebreedtes behorende bij zoneplichtige wegen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0007.jpg"

Wanneer binnen de toetsingszone van een zoneplichtige weg een nieuw geluidsgevoelig object (zoals een woning of een school) wordt opgericht, dient getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Het voorliggende bestemmingsplan staat in beginsel geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toe en ook worden geen nieuwe wegen geprojecteerd. Dat betekent dat in afwijking van het bovenstaande bij de vaststelling van het bestemmingsplan bestaande geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd zijn in de zone van bestaande wegen niet getoetst behoeven te worden (artikel 76, derde lid Wgh). Een uitzondering hierop vormt een akoestisch relevante wijziging van een bestaande weg (reconstructie). Ook hiervan is echter geen sprake.

Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk maakt, is toetsing aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder niet noodzakelijk is. Desondanks is in het kader van een goede ruimtelijke ordening een akoestisch onderzoek1 uitgevoerd om inzichtelijk te maken wat de huidige geluidsbelasting is. Uit dit onderzoek blijkt, dat de geluidbelasting ten gevolge van de gezoneerde wegen ten hoogste 55 dB bedraagt. Ondanks dat dit hoger is dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, kan gesteld worden dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

  1. 1. Stroop raadgevende ingenieurs b.v., Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai in het kader van de herziening van het bestemmingsplan Rogat gemeente Meppel, oktober 2011, rapportnr.: 113766-00.

4.1.2 Spoorwegverkeerslawaai

Op ongeveer 1.400 meter ten noorden van onderhavig plangebied is de spoorlijn Meppel - Assen - Groningen gelegen. Op grond van de Wet geluidhinder is ook aan deze geluidsbron een toetsingszone gekoppeld. Ter plaatse van het plangebied is traject '83' gelegen, waaraan een zone van 500 meter is gekoppeld. Indien binnen deze zone nieuwe geluidsgevoelige objecten worden opgericht, is een toetsing aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder noodzakelijk.

De toetsingszone van de spoorlijn Meppel - Assen - Groningen is niet over het plangebied gelegen. Omdat dit bestemmingsplan ook geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk maakt, is toetsing aan de grenswaarden niet aan de orde. Gezien de afstand van de spoorlijn tot aan het plangebied kan gesteld worden, dat het woon- en leefklimaat ter plaatse hierdoor niet negatief wordt beïnvloed.

4.1.3 Industrielawaai

Vanwege het ontbreken van één of meer zogenaamde 'grote lawaaimakers' zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, is het bedrijventerrein Rogat niet gezoneerd. Dit betekent, dat geen sprake is van een geluidscontour op grond van artikel 40 Wet geluidhinder. Dit neemt niet weg, dat gemeenten een eigen geluidbeleid mogen voeren. De gemeenteraad van Meppel heeft in samenspraak met de provincie Drenthe op 3 april 2002 besloten om een geluidszone rondom het bedrijventerrein Rogat te hanteren. Hiermee werd gewaarborgd, dat de cumulatieve geluidsbelasting van de bedrijven op het bedrijventerrein Rogat buiten de zone niet meer dan 50 dB(A) bedraagt.

Omdat het bedrijventerrein Rogat gebruikt wordt en bestemd is voor bedrijven met een lage milieucategorie, biedt het hebben van een geluidszone geen voordelen. Vandaar dat de gemeenteraad van Meppel op grond van een dezoneringsvisie2 op 24 januari 2013 besloten heeft om het besluit tot vaststelling van deze vrijwillig genomen geluidszone in te trekken. Het bedrijventerrein Rogat wordt namelijk door middel van dit bestemmingsplan gezoneerd (zie § 4.7). Hierdoor worden de geluidsgevoelige objecten in Rogat beschermd en is de op 3 april 2002 vastgestelde geluidzone niet langer van belang.

  1. 2. DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., Dezoneringsvisie industrieterreinen in de gemeente Meppel, september 2012, rapportnr.: M.2011.0096.00.R001.

4.2 Archeologie

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WaMZ) legt de verantwoordelijk-heid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. Zo verplicht de WaMZ om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij afwijking daarvan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevingsvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt.

In opdracht van de gemeente Meppel is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Met de archeologische beleidsadvieskaart heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. De gemeente kan daarmee, indien wenselijk, gemotiveerd van de landelijke en provinciale richtlijnen afwijken en een eigen visie op het archeologisch landschap ontwikkelen.

Afbeelding 8: Uitsnede archeologische verwachtingskaart.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0008.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0009.png"

Op basis van de landschappelijke ondergrond en de bekende archeologische waarden in en in de omgeving van Meppel is een vlakdekkende verwachtingskaart opgesteld. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. Deze verwachtingswaarden geven op hoofdlijnen de verwachte dichtheid aan archeologische waarden weer (trefkans). Bovenstaande afbeelding betreft een uitsnede van deze verwachtingskaart ter plaatse van onderhavig bestemmingsplangebied.

Ter plaatse van de blauw gekleurde vlekken zijn 'veentjes' aanwezig; hiervoor geldt een hoge archeologische verwachting. Eventuele bodemverstoringen moeten hier voorkomen worden. Anders dan voor de overige gebieden met een hoge archeologische verwachting (oude bebouwingslinten, bewoningszones of een 'es'), waar geldt dat archeologisch onderzoek nodig is indien sprake is van een ingreep met een oppervlak van meer dan 500 m2 en dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld, geldt voor de 'veentjes' dat bij bodemingrepen ten allen tijde archeologisch onderzoek gedaan moet worden. Dit onderzoek moet zich specifiek richten op het traceren van resten die te maken hebben met het gebruik van het veentje en de randen ervan in het verleden.

Het oranje gekleurde deel van de archeologische verwachtingskaart geeft aan dat sprake is van een middelhoge verwachting. Ook voor deze gronden geldt dat eventuele bodemverstoringen voorkomen moeten worden. Indien dit niet mogelijk blijkt, dient een nader archeologisch onderzoek plaats te vinden mits sprake is van een verstoring van meer dan 1.000 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 30 centimeter.

Aan de lichtgroen gekleurde delen is een lage archeologische verwachtingswaarde gekoppeld. Ondanks deze lage verwachting dient ook op deze gronden eventuele bodemingrepen voorkomen te worden. Indien dit niet mogelijk blijkt, is een nader archeologisch onderzoek in die gevallen noodzakelijk, waar sprake is van een bodemverstoring van meer dan 10 hectare en een verstoringsdiepte van meer dan 30 centimeter. Door middel van dit onderzoek kan de verwachtingskaart getoetst worden en zo nodig bijgesteld worden.

De aanwezige archeologische waarden zijn doorvertaald naar de bij dit bestemmingsplan behorende planregels. Hiervoor zijn twee dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie" opgenomen, één voor de gebieden met een hoge en één voor de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde. Per bestemming is aangegeven aan welke voorwaarden voldaan moet worden, alvorens eventuele bodemverstorende activiteiten uitgevoerd mogen worden.

4.3 Waterhuishouding

Bij elk besluit binnen de ruimtelijke ordening is de betrokkenheid van de waterbeheerder van groot belang. Met het uitvoeren van de zogenaamde 'watertoets' wordt de waterbeheerder actief bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen betrokken en krijgt water een duidelijke plek binnen de ruimtelijke ordening. Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Reest en Wieden (WR&W) dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater beheert.

4.3.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebieds-beheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven; ook de ecologische ambities worden op dit niveau geregeld.

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Reest en Wieden, Velt en Vecht, Regge en Dinkel, Groot Salland en Rijn en IJssel. In het Regionaal Bestuurlijk Overleg werken deze instanties samen met onder andere de gemeente Meppel en diverse andere overheden en bij het waterbeheer betrokken instanties.

4.3.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is het Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het een eerste beleidsmatige uitwerking op het advies van de Deltacommissie.

4.3.3 Provinciaal beleid

Het beleid van de provincie Drenthe met betrekking tot water is vastgelegd in het Omgevingsvisie Drenthe. Dit plan is op 2 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. Door middel van dit beleid streeft de provincie Drenthe naar een robuust watersysteem dat voldoende schoon grond- en oppervlaktewater biedt voor alle waterafhankelijke functies. Het watersysteem moet in staat zijn om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, waardoor wateroverlast en watertekort tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven. Ook moet het watersysteem voldoen aan de kwaliteitseisen die voortvloeien uit de Europese Kaderrichtlijn Water.

Ruimte voor water wordt vooral gezocht in de bovenlopen van de beekdalen. Door hier water vast te houden, wordt wateroverlast in de lager gelegen gebieden verkomen, vermindert de verdroging bovenstrooms, verbetert de waterkwaliteit en neemt de grondwatervoorraad toe. De beekdalen zijn aangegeven op de visiekaart van de Omgevingsvisie Drenthe en zijn bovengeschikt aan de functies. Deze aanduiding betekent een verbijzondering dat randvoorwaarden en uitgangspunten de inrichting bepalen van de onderliggende functies landbouw, multifunctioneel en natuur.

Om de ruimte voor water te garanderen, wordt een 'nee, tenzij-beleid' gevoerd. Dit betekent dat kapitaalintensieve functies zo veel mogelijk worden geweerd. Daarbij gaat het om woon- en werkgebieden en kapitaalintensieve vormen van agrarisch grondgebruik, zoals glastuinbouw, intensieve veehouderijen en kwekerijen. Nieuwe kapitaalintensieve functies zijn alleen toegestaan als aan vier voorwaarden is voldaan:

  • er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang;
  • er zijn geen alternatieven;
  • de functie vormt op de locatie geen feitelijke belemmering om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten;
  • het negatieve effect op het watersysteem wordt in het plan gecompenseerd.

4.3.4 Regionaal beleid

Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de beheerders van het deelstroomgebied Rijn-Oost - de waterschappen Reest en Wieden, Velt en Vecht, Regge en Dinkel, Groot Salland en Rijn en IJssel - de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Dit heeft onder andere geresulteerd in één waterbeheerplan per beheerder, waarbij de vijf plannen onderling qua opzet en inhoud grotendeels hetzelfde zijn.

Het WR&W heeft zijn waterbeheerplan 2010-2015 vastgesteld op 24 november 2009. Het beleid is met name gericht op een duurzame aanpak van het waterbeheer: geen afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem, streven naar een meer natuurlijk waterbeheer, zoeken naar meer ruimte voor water, water toepassen als ordenend principe middels het gebruik van waterkansenkaarten en water langer vasthouden mede door flexibeler peilbeheer. Ook het streven naar een betere waterkwaliteit als onderdeel van duurzaamheid is een belangrijk speerpunt (tegengaan van lozingen, minder belasting van het water en het zoveel mogelijk tegengaan van diffuse verontreinigingen). Een signaleringskaart 'Ruimte voor Water' maakt onderdeel uit van het waterbeheerplan. Deze kaart sluit aan bij de werknormen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water en het vormt een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Naast het waterbeheerplan is ook de Keur van het WR&W van toepassing; deze is vastgesteld op 17 december 2009. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot waterstaatswerken en watersystemen en biedt een mogelijkheid om uitvoering van het beleid uit het Waterbeheerplan af te dwingen. In de Keur zijn onder meer de volgende onderwerpen opgenomen:

  • regeling van onderhoud van waterstaatswerken (oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken);
  • watervergunning voor het gebruik van waterstaatswerken verboden in geval van calamiteiten;
  • watervergunning voor het af- en aanvoeren, het onttrekken en lozen van oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem;
  • vrijstellingen;
  • zorgplicht voor het watersysteem.

Rondom elke primaire watergang is een beschermingszone opgenomen. Binnen deze zone mogen enkel bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang worden gebouwd. De beschermingszone is 5 meter breed, gemeten vanaf de grens van de watergang (insteek of buitenzijde van de aanwezige onderhoudsstrook). De beschermingszone heeft behalve voor het handhaven van de bereikbaarheid als nevenfunctie om eventuele toekomstige herinrichtingen of verbeteringen (capaciteitsvergroting) mogelijk te houden.

4.3.5 Gemeentelijk beleid

De stedelijke wateropgave Meppel is een concretisering van het Waterplan van gemeente, waterschap en Vitens uit 2001. De wateropgave bestaat uit de aanpak van wateroverlast door overstromend oppervlaktewater, van de wateroverlast in relatie tot rioolcapaciteit en van grondwateroverlast. In het geactualiseerde Nationaal bestuursakkoord Water is afgesproken dat het waterschap en de gemeente de stedelijke wateropgave gezamenlijk in kaart brengen en afspraken maken over een maatregelenprogramma en bijbehorende financiering. Het waterschap is verantwoordelijk voor het regionale watersysteem en daarmee ook voor de wateroverlast door overstromend oppervlaktewater. De gemeente kent enkele zorgplichten ten aanzien van hemelwater, grondwater en oppervlaktewater.

Ten aanzien van de kern Rogat is in de wateropgave geconstateerd dat in theorie te weinig oppervlaktewater aanwezig is. Knelpunten met riolering en grondwater zijn niet aanwezig. In de praktijk wordt geen probleem met gebrek aan oppervlaktewater ervaren, omdat het water afgevoerd wordt naar de Hoogeveense Vaart. In theorie is hier sprake van afwenteling op het regionale systeem. De gemeente Meppel en het WR&W kiezen echter voor een integrale benadering van de stedelijke wateropgave waarbij de knelpunten op het vlak van oppervlaktewater, hemelwater en grondwater integraal worden opgelost. Zij hebben daarom besloten, dat buiten het bebouwd gebied ruimte voor water moet wordt gezocht. Daarin wordt ook de afwenteling van Rogat op de Hoogeveense Vaart gecompenseerd. In die zin ligt er geen concrete opgave in de kern, bij ontwikkelingen kunnen altijd kansen worden meegenomen om meer ruimte voor water te realiseren.

De beleidsvoornemens en (bijbehorende) maatregelen voor inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval-, hemel- en grondwater in de gemeente Meppel is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) en beslaat de periode 2011 tot 2015. Het vGRP vertaalt de voorgenomen maatregelen in een kostendekkingsplan en geeft aan welke gevolgen dit heeft voor de rioolheffing en de organisatie. In tegenstelling tot het voorgaande GRP is dit vGRP meer geschreven vanuit de beleidskaders in plaats van vanuit het operationele programma (de activiteiten).

4.3.6 Watersysteem

In het gebied ten oosten van Meppel is door opstuwing van landijs een

aaneengesloten keileempakket ontstaan, dat relatief hooggelegen is: het Drents

Plateau. Regenwater infiltreert op het hoger gelegen Drents Plateau en komt als kwel ten westen van Meppel (De Wieden en Nijeveense Polder) weer omhoog. Daarnaast zijn er plaatselijke ondiepe systemen (regionale kwel). Bijvoorbeeld langs de rand van het beekdal van de Reest ligt een zandrug waar water infiltreert dat in het beekdal opkwelt. De Reest wordt zo vooral gevoed door kwelwater. Rondom de Wold Aa speelt regionale kwel nauwelijks een rol.

Rogat is gelegen in het beekdallandschap tussen de Wold Aa en De Reest en maakt onderdeel uit van het stroomgebied van de Hoogeveense Vaart. Deze wateren komen tezamen met de Drentsche Hoofdvaart, de Oude Vaart en de omgelegde Hoogeveense Vaart samen in Meppel. Het oppervlaktewater wordt uiteindelijk via het Meppelerdiep via het gemaal Zwartsluis afgevoerd in de richting van het Zwarte Water.

De Hoogeveense Vaart kent een weinig natuurlijk karakter en heeft een functie voor scheepvaart. Net voorbij Rogat wordt de hoofdstroom van de vaart zuidelijk om Meppel heen geleid. De oorspronkelijke Hoogeveense Vaart loopt door in de richting van Meppel om uit te monden in het Meppelerdiep. Net voor Meppel kruist De Reest via een duiker de omgelegde vaart, terwijl circa 80% van het water uit

De Reest in de Hoogeveense Vaart terecht komt.

De waterkwaliteit is in de laatste jaren sterk verbeterd, maar de meeste wateren voldoen nog niet volledig aan de gestelde eisen ten aanzien van de basiskwaliteit. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van een te hoge concentratie aan stikstof en fosfaat. De Wold Aa benadert de eisen van de basiskwaliteit.

Stedelijk watersysteem
Ter hoogte van de woonkern Rogat is overwegend grondwatertrap VId van toepassing. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) gelegen is op ongeveer 60 centimeter beneden maaiveld (cm-mv); de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) ligt circa 200 cm-mv. Ter plaatse van het bedrijventerrein is overwegend sprake van grondwatertrap IVu. Deze trap kent een GHG van 50 cm-mv en een GLG van 110 cm-mv. Uit nadere informatie van WR&W blijkt dat de maximale grondwaterstand gelegen is tussen de 40 en 80 cm-mv.

Rond en in het plangebied zijn diverse watergangen gelegen, waaronder een aantal schouwsloten van het waterschap. Rogat kent drie peilgebieden. De maximale peilhoogten variëren tussen ca. 0,95 en 1,8 m + NAP. Opgemerkt wordt dat dit peil de instelhoogte van het kunstwerk is en zodoende voor het laagste deel van het peilvak de drooglegging garandeert. Lokaal kunnen dus (grote) verschillen optreden.

Het rioolstelsel van de kern Rogat bestaat uit een gescheiden stelsel ter plaatse van het bedrijventerrein; de woonkern is nog aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Beide transporteren het afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie te Echten.

Afbeelding 9: Bestaande waterhuishouding.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0010.jpg"

Het plangebied bevindt zich niet in een waterwin- en/of grondwaterbeschermingsgebied. Wel zijn de beleidsthema's "beekdal" en "GGOR (Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime)" aan de orde. Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingplan worden hier geen nadelige consequenties aan verbonden.

4.3.7 Knelpunten

Uit de "Kansen en Knelpunten"-kaart behorende bij het waterplan Meppel blijkt dat binnen het plangebied geen knelpunten aanwezig zijn.

4.3.8 Watertoets

Op 7 april 2011 heeft het waterschap een Watertoetsdocument opgesteld. Deze is bij de totstandkoming van deze waterparagraaf betrokken. In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het waterschap om een nadere reactie gevraagd.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortbescherming.

4.4.1 Gebiedsbescherming

Bij gebiedsbescherming zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van toepassing. Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europese Vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijngebieden (Natura2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin zijn de reeds bestaande staatsnatuurmonumenten ook opgenomen.

Afbeelding 10: De ecologische hoofdstructuur in nabijheid van het bestemmingsplangebied.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0011.jpg"

Doel van de EHS is het realiseren van een netwerk van natuurgebieden door middel van natuurbehoud en natuurontwikkeling, waar de natuur (plant en dier) voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. Het streven is om in Nederland in 2020 meer dan 750.000 hectare aan EHS-gebieden te hebben. Het grootste deel daarvan zijn bestaande bossen en natuurgebieden.

Ten zuiden van de Rijksweg A28 en daarmee ook van het voorliggend bestemmingsplangebied is een deel van de provinciale EHS gelegen. Tevens is op ruim 440 meter ten noorden van het plangebied een EHS-gebied gesitueerd. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied is gelegen op een afstand van ruim 1.300 meter en het betreft hier de Reest. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en oefent daarom geen nadelige invloed uit op de EHS en het Natura2000 gebied.

4.4.2 Soortbescherming

Soortbescherming vindt zijn wettelijk kader in de Flora- en faunawet (FF-wet); deze wet beschermt de in deze wet aangemerkte soorten planten en dieren, ongeacht waar deze zich bevinden. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd en zijn de soorten onderverdeeld in drie categorieën:

  • categorie 1: Bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de FF-wet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;
  • categorie 2: Bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de FF-wet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden;
  • categorie 3: Bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.

Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voorgestaan. Dit leidt dan ook niet tot afbreuk aan een gunstige instandhouding van eventuele aanwezige beschermde dier- en plantensoorten in het plangebied.

4.5 Bodemgesteldheid

De Wet bodembescherming (Wbb) vormt het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en de ernst van een bodemverontreiniging. Conform de Wbb wordt op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater bepaald of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosysteem onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Bij eerst genoemde dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering; bij laatstgenoemde kan gewacht worden totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.

Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is voor de geplande (nieuwe) bestemming (bodemgeschiktheidsverklaring). Pas als de bodem schoon genoeg is bevonden mag gebouwd worden.

Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de verlening van omgevingsvergunningen zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.

4.6 Luchtkwaliteit

Voor een aantal stoffen in de lucht gelden wettelijke grenswaarden, welke zijn vastgelegd in het hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (de zogenaamde Wet luchtkwaliteit). De normen zijn gesteld ter bescherming van de gezondheid van de mens. De luchtkwaliteit dient in zijn algemeenheid, met uitzondering van de werkplek, bepaald te worden. Het ontstaan van nieuwe knelpunten moet worden voorkomen. De gemeente toetst daartoe nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen expliciet aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit. Is de verwachting dat de ontwikkeling zal leiden tot overschrijding van de normen, dan wordt naar een zodanig (technisch en/of planologisch) alternatief gezocht dat wordt voldaan aan de normen.

Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen worden uitgevoerd. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de grens van 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof en stikstofdioxide niet wordt overschreden. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Doordat het onderhavige bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toestaat kan worden gesteld dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nadere toetsing aan de Wet luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. Aan TNO is in 20063 dan ook opdracht gegeven om de luchtkwaliteit voor de gehele gemeente in kaart te brengen. In 20084 heeft een actualisatie van dit onderzoek plaatsgevonden. Voor beide onderzoeken geldt dat de luchtkwaliteit gebiedsdekkend en met hoge mate van ruimtelijk detail in beeld is gebracht. Zowel uit het onderzoek van 2006 als dat van 2008 blijkt, dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof (PM10) en NO2 binnen de gemeentegrenzen (ver) beneden de grenswaarde van 40 ìg/m3 zijn gelegen. Gesteld wordt, dat ten aanzien van de luchtkwaliteit in Rogat geen belemmeringen zijn.

Afbeelding 11: Jaargemiddelde concentraties (worst case scenario) in 2020 voor PM10 en NO2 (TNO

2008).
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0012.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0013.jpg"

  1. 3. TNO, Luchtkwaliteit Meppel; huidige situatie (2004) en toekomstscenario's (2010 en 2020), januari 2006, rapportnr.: 2006-D-R0026/B.
  2. 4. TNO, Actualisatie luchtkwaliteitskaart Meppel; huidige situatie (2006) en toekomstscenario's (2010 en 2020), april 2008, rapportnr.: 2008-D-R0303/C.

4.7 Mileuzonering

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in haar uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” (maart 2009) een handreiking geboden voor het toepassen van milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. De milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe milieubelastende activiteiten (bijv. bedrijven) een passende locatie in de nabijheid van milieugevoelige functies (bijv. woningen) krijgen en dat milieugevoelige functies op een verantwoorde afstand van milieubelastende activiteiten gesitueerd worden.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten: geluid, geur, gevaar en stof. Daarnaast is milieuzonering gericht op nieuwe ontwikkelingen. Het is niet bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties waarbij gevestigde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies op minder dan de richtafstand van elkaar staan. Met de handreiking kan worden bepaald wat de gewenste richtafstand is tussen de milieugevoelige functie(s) en de bedrijven in de omgeving. Dit kan oplopen tot de maximale richtafstand voor bedrijven met milieucategorie 6 en die bedraagt 1.500 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk.

Het bedrijventerrein Rogat grenst aan de gelijknamige woonkern. Daarnaast zijn op het bedrijventerrein diverse bedrijfswoningen aanwezig. In principe zijn alle woningen, ongeacht of dit bedrijfs- of burgerwoningen zijn, aan te merken als gevoelig object. De gemeente is zich ervan bewust dat voorkomen moet worden, dat meer bewoners van (bedrijfs)woningen worden gehinderd, dan wel dat meer bedrijven worden beperkt in de bedrijfsvoering. Daarom is de keuze gemaakt om milieuzonering toe te passen.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Wanneer sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

Onderstaande tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype
rustige woonwijk
richtafstand tot omgevingstype
gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Voor de zonering binnen dit bestemmingsplan is uitgegaan van de richtafstanden die gelden voor een 'gemengd gebied'. Gelet op de verwevenheid van functies in Rogat is aannemelijk dat het hier gaat om een 'gemengd gebied' en is op grond van de bovenstaande definities geen sprake van een 'rustige woonwijk'. Voor milieucategorie 3.2 geldt, op basis van een 'gemengd gebied' een richtafstand van 50 meter. Milieucategorie 2 heeft, op basis van een 'gemengd gebied' een richtafstand van 10 meter. De milieucategorieën 1 en 2 zijn, gelet op hun beperkte invloed op de omgeving algemeen aanvaard binnen een woonomgeving.

4.8 Externe Veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in twee categorieën van risicobronnen: mobiele (route gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buis) en stationaire (inrichtingen, zoals LPG- stations).

Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden.

Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een risicolocatie een groep van 10, 100 of 1.000 slachtoffers in één keer kan vallen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand (het zogenaamde invloedsgebied) van een risicovolle activiteit ophoudt. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd.

4.8.1 Transport van gevaarlijke stoffen

Wegverkeer
Het onderhavig plangebied grenst aan de zuidzijde aan de Rijkweg A28. Hierover worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Het Basisnet Weg koppelt aan dit deel van de Rijksweg - knooppunt Lankhorst tot knooppunt Hoogeveen - een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 0 meter. Wel is sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter vanaf de rand van de weg. De maatgevende stof voor het bepalen van het groepsrisico wordt gevormd door de stofcategorie GF3; hieronder vallen de zeer brandbare gassen, zoals LPG. Het aantal vervoerseenheden bedraagt 4.000.

In opdracht van de gemeente heeft het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe (SEVD) deze risicobron nader onderzocht5. Voor de berekeningen van de plaatsgebonden en groepsrisico's is gebruik gemaakt van het rekenprogramma RBM II. Uit de berekeningen blijkt, dat geen sprake is van een 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Het invloedsgebied strekt zich uit tot op 160 meter vanaf de as van de weg. Het berekende groepsrisico is hier ruim onder de oriëntatiewaarde gelegen (0,003). Gesteld kan worden dat het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geen belemmeringen met zich meebrengt.

Railverkeer
De dichtstbijzijnde spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd betreft de lijn Meppel - Assen - Groningen en is gelegen op ruim 1.400 meter van onderhavig plangebied. Uit het Basisnet Spoor - dat in 2012 in werking treedt - blijkt dat de bijbehorende 10-6 plaatsgebonden risicocontour en het plasbrandaandachtsgebied maximaal 9 meter uit de rand van de spoorlijn zijn gelegen. Het groepsrisico kent een factor dat kleiner is dan 0,3x de oriëntatiewaarde. Deze risicobron leidt dan ook niet tot belemmeringen binnen het onderhavig bestemmingsplangebied. Een verdere beschouwing is daarom niet noodzakelijk.

Scheepvaart
Over de Hoogeveense Vaart vinden transportbewegingen met gevaarlijke stoffen plaats. Vandaar dat deze vaarweg in het Basisnet Water is opgenomen. Het aantal transportbewegingen is echter minimaal, waardoor de vaart binnen de categorie 'groen' is opgenomen. Dit betekent dat langs deze route geen sprake is van een

10-6 plaatsgebonden risicocontour of een plasbrandaandachtsgebied. Ook het verantwoorden van het groepsrisico is op basis van het Basisnet Water niet noodzakelijk. Gesteld wordt dat het transport van gevaarlijke stoffen over de Hoogeveense Vaart niet leidt tot belemmeringen binnen het onderhavig plangebied. Een verdere beschouwing is daarom niet noodzakelijk.

Leidingen

Binnen het plangebied is één relevante leiding gelegen. Het betreft hier een hogedruk aardgasleiding van de GasUnie (N-520-15) met een diameter van circa 6 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. De leiding is gelegen ter hoogte van de weg Rogat en eindigt ter hoogte van de nutsvoorziening achter de woningen Rogat 44/46.

Met behulp van het rekenpakket CAROLA heeft de SEVD6 risicoberekeningen voor deze leiding uitgevoerd. Uit deze berekeningen volgt dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour grotendeels op de leiding is gelegen. Uitzondering hierop vormen de percelen Rogat 16, 18, 20, 22 en 24; deze vijf woningen vallen binnen de berekende 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Op grond van artikel 17 lid 1 en 2 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen dient de leidingexploitant binnen 3 jaar na het van kracht worden van dit besluit (juni 2010) ervoor te zorgen dat dit knelpunt wordt opgelost. De mogelijke oplossingsrichting wordt met de leidingbeheerder besproken.

Het groepsrisico is berekend voor het invloedsgebied, waarbij conform de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico onderscheid is gemaakt in de gedetailleerdheid van de bevolkingsinventarisatie. Binnen de 100% letaliteitsgrens (maximaal 200 meter) is de situatie gedetailleerd in beeld gebracht; tussen de 100% en de 1% letaliteitsgrens (maximaal 850 meter) is globaal geïnventariseerd. Het aantal personen dat zich binnen het invloedsgebied van de leiding bevindt, is zodanig laag dat geen sprake is van een groepsrisico. Gesteld wordt, dat sprake is van een aanvaardbare situatie.

  1. 5. SEVD, Analyse Externe Veiligheid m.b.v. RBM II (invloed A28) actualisatie bestemmingsplan Rogat gemeente Meppel, juli 2011.
  2. 6. SEVD, Veiligheidsanalyse Externe Veiligheid m.b.v. CAROLA (invloed hogedruk aardgastransportleiding) actualisatie bestemmingsplan Rogat gemeente Meppel, juli 2011.

4.8.2 Bedrijvigheid

Uit de Inventarisatie Externe veiligheid inrichtingen Gemeente Meppel van november 2007 en de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Meppel van april 2008, is gebleken dat in het plangebied één risicovol bedrijf (Bevi-Revi) aanwezig is. Het betreft hier Tankstation Brandoil aan de Industrieweg 2-4 waar sprake is van een LPG-verkooppunt met een maximale doorzet van 1.500 m3.

Afbeelding 12: Plaatsgebonden risicocontouren LPG-verkooppunt aan Industrieweg 2-4.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0014.jpg"

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling gelden voor de inrichting de volgende 10-6 plaatsgebonden risicocontouren:

- 40 meter rondom het vulpunt;
- 25 meter rondom het reservoir;
- 15 meter rondom de afleverzuil.

De afbeelding geeft deze contouren schematisch weer, waarbij de contour rondom de afleverzuil hierin niet is opgenomen vanwege de beperkte relevantie. Binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontouren zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Wel zijn de hierboven gelegen contouren deels over de aanwezige vrachtwagenparkeerplaats gelegen. Deze is echter zodanig ingericht dat het niet mogelijk is om binnen de 10-5 plaatsgebonden risicocontour van het reservoir te overnachten. Omdat de vultijden van het LPG-vulpunt milieuvergunningstechnisch zijn vastgelegd tussen 8.00 en 18.00 uur is het wel toegestaan om binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van het vulpunt en het reservoir te overnachten. Om te voorkomen dat in de toekomst nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contouren kunnen worden opgericht, zijn de contouren op de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding vastgelegd middels de aanduiding 'veiligheidszone - lpg'.

In het kader van de aanleg van de vrachtwagenparkeerplaats is ook onderzoek gedaan naar het groepsrisico7. Gesteld is dat de toename van dit risico beneden de oriëntatiewaarde blijft. Geconcludeerd kan worden dat het LPG-verkooppunt aan de Industrieweg 2-4 geen belemmeringen oplevert voor dit bestemmingsplan.

  1. 7. SEVD, Analyse Externe Veiligheid Uitbreiding wegrestaurant De Raket met een bewaakte vrachtwagenparkeerplaats bij Rogat bij de A28 gemeente Meppel, januari 2011.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening en de Wet milieubeheer zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid. Ten slotte is ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van belang. Deze komt nader aan de orde in paragraaf 5.1.4.

5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de planverbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in de SVBP2008.
  • Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een omgevingsvergunningstelsel voor werkzaamheden (voorheen aanlegvergunningstelsel) opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel een omgevingsvergunningstelsel voor werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
  • Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
  • Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de geldende SVBP.

5.1.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de voorheen in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen thans onder de Wabo.

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning', 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning' en 'ontheffing' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'.

5.2 Dit Bestemmingsplan

Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Inhoudelijke opzet
Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van onderhavig bestemmingsplan. Hiernaast geldt als belangrijk uitgangspunt, dat het bestemmingsplan zoveel mogelijk probeert de bestaande situatie vast te leggen. Nieuwe ontwikkelingen worden niet toegestaan. Wel biedt onderhavig bestemmingsplan voor de bestaande woningen en bedrijven in het plangebied voldoende flexibiliteit. De bebouwingsmogelijkheden voor woningen (voor uitbreidingen, bouw van bijgebouwen, etc.) zijn binnen het gehele plangebied over het algemeen gelijk aan de vigerende juridisch-planologische regelingen.

Regels
De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:

  • Bestemmingsomschrijving: in dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.
  • Bouwregels: hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.
  • Nadere eisen: in deze bepaling is opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
  • Afwijking bouwregels: in dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.
  • Specifieke gebruiksregels: in dit onderdeel worden enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten, zoals zelfstandige bewoning van bijgebouwen, het gebruiken van gronden als stortplaats en (bepaalde vormen van) detailhandel.
  • Afwijking van de gebruiksregels: in dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: dit onderdeel (de voormalige aanlegvergunning) is van toepassing op de dubbelbestemmingen "Leiding - Gas", "Waarde - Archeologie 1", "Waarde - Archeologie 3" en “Waterstaat - Waterkering”. Verder is ook in de bestemming "Agrarisch" een dergelijke regeling opgenomen.

Verbeelding
Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). De schaal van de analoge kaarten is 1:1.000.

Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de verbeelding gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, eventueel bebouwingspercentages).

5.2.1 Bijzonderheden in dit bestemmingsplan

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

Enkelbestemmingen Dubbelbestemmingen
Artikel 3 Agrarisch Artikel 13 Leiding - Gas
Artikel 4 Bedrijf - Gasontvangststation Artikel 14 Waarde - Archeologie 1
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening Artikel 15 Waarde - Archeologie 3
Artikel 6 Bedrijventerrein Artikel 16 Waterstaat – Waterstaatkundige functie
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen

Onderstaand wordt per bestemming een toelichting gegeven.

Agrarisch (artikel 3)
Deze bestemming betreft enkele nog open weidegronden die binnen Rogat zijn gelegen. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn algemeen bestemd voor agrarische bedrijfsdoeleinden in de vorm van cultuurgronden, alsmede groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en bijbehorende ontsluitingswegen en paden. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Erf- en terreinafscheidingen mogen één meter hoog zijn. Andere bouwwerken mogen zes meter hoog zijn.Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals het aanleggen van (oppervlakte-)verhardingen is het vereiste van een omgevingsvergunning opgenomen.

Bedrijf - Gasontvangststation (artikel 4)
De bestemming 'Bedrijf - Gasontvangststation' is gelegd op het perceel waar momenteel een gasontvangststation aanwezig is. Gebouwen mogen enkel binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, waarbij de aangegeven bouwhoogte als maximum geldt. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan twee meter, terwijl de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan zes meter mag bedragen.

Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 5)
De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is op twee percelen gelegd, waar momenteel een voorziening van openbaar nut aanwezig is. Gebouwen mogen enkel binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, waarbij de aangegeven bouwhoogte als maximum geldt. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan twee meter, terwijl de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan zes meter mag bedragen.

Bedrijventerrein (artikel 6)
Praktisch alle bedrijven binnen het plangebied zijn opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'. Deze bestemming biedt de mogelijkheid om verschillende soorten bedrijven, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, te vestigen. Daarbij geldt dat de maximale milieuhindercategorie niet meer dan 3.2 bedraagt, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven ofwel in de bestaande situatie reeds sprake is van een legale, hogere milieucategorie. De bestaande detailhandel (zoals de woonboulevard) valt binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' en wordt met een aanduiding begrensd. Voor het verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg is ook een eigen aanduiding opgenomen, gelijk als voor het bestaande parkeerterrein. De bestaande bedrijfswoningen zijn tot slot eveneens via een aanduiding op de verbeelding vastgelegd; nieuwe bedrijfswoningen worden niet mogelijk gemaakt.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn verder restauratieve voorzieningen ten dienste van de bestemming, ondergeschikte detailhandel, bed- and breakfastactiviteiten in de bedrijfswoning(en), nutsvoorzieningen, wegen en paden, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. In principe zijn al deze functies, tenzij een aanduiding op de verbeelding voor is opgenomen (zoals het LPG tankstation en de bedrijfswoningen), met elkaar uitwisselbaar. Al met al biedt deze bestemmingsregeling de nodige flexibiliteit.

Wat het bouwen betreft is van belang dat op de bestemming 'Bedrijventerrein' veelal bouwvlakken met een bouwhoogte en bebouwingspercentage zijn opgenomen. In enkele gevallen is tevens een goothoogte opgenomen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gerealiseerd worden. Voorts gelden nog enkele vereisten met betrekking tot de afstand van een gebouw tot de bouwperceelsgrens (niet minder dan 3 meter) en de onderlinge afstand tussen vrijstaande gebouwen (niet minder dan 5 meter).

Voor bedrijfswoningen geldt verder dat de maximale oppervlakte niet meer dan

150 m² mag bedragen. Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, zoals aanbouwen en bijgebouwen, zijn eveneens enkele regels opgenomen, onder andere voor wat betreft de situering, de hoogte en het oppervlak.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen in principe 10 meter hoog worden. Uitzondering hierop vormen de erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

Door middel van een aantal afwijkingsregels zijn burgemeester en wethouders bevoegd om met een omgevingsvergunning toe te staan dat de maximale bouwhoogte wordt vergroot dan wel dat de onderlinge afstand tussen vrijstaande gebouwen wordt verkleind. Daarbij mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

Tot slot bevat de bestemming 'Bedrijventerrein' de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning andere bedrijven, die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, toe te staan. Dit is enkel mogelijk indien zulke bedrijven naar aard en omvang (ruimtelijke uitstraling, te verwachten milieuhinder, verkeersbewegingen en dergelijke) gelijk te stellen zijn aan de wel in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijven. Ook kan worden toegestaan dat gronden en bouwwerken gebruikt worden voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, mits het geen detailhandel in vuurwerk noch een Bevi- inrichting betreft. Het bestaande verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg is reeds toegestaan op grond van artikel 5.1 sub c van de regels en valt niet onder deze uitzonderingsbepaling.

Groen (artikel 7)
De bestemming 'Groen' is gelegd op de belangrijkste groenvoorzieningen binnen de kern Rogat. Alle hoofdgroenstructuren vallen binnen deze bestemming. In die gevallen waarin het structuurgroen als de belangrijkste functie wordt beschouwd, zijn ook (fiets-)paden binnen deze bestemming gelegd.

Binnen de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen, parken en plantsoenen toegestaan. Ook is de functie bedoeld voor parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voet- en fietspaden alsmede nutsvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' is eveneens dagrecreatie toegestaan.

De bestemming 'Groen' staat enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe. Deze mogen niet meer dan 6 meter hoog zijn, met uitzondering van lichtmasten die een bouwhoogte van maximaal 10 meter mogen hebben. Via een afwijkingsbevoegdheid zijn in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bedrijfspercelen toegestaan.

Horeca (artikel 8)
De bestemming 'Horeca' is gelegd op de gronden waarop thans het wegrestaurant “De Raket” is gevestigd. Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven categorie 1, 2 en 3 mogelijk, evenals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht, waarbij het grondoppervlak niet meer dan 1.500 m2 mag bedragen. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 6 respectievelijk 8 meter. Erf- en terreinafscheidingen hebben een maximale bouwhoogte van 2,5 meter. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte hiervan niet meer dan 6 meter mag bedragen. Uitzondering hierop vormt de bestaande reclamemast, waarvoor een maximale bouwhoogte van 18 meter is toegestaan.

Tuin (artikel 9)
De bestemming 'Tuin' hangt in hoge mate samen met de bestemming 'Wonen'. Hierbinnen zijn de voortuinen en in enkele gevallen de zijtuinen van de woningen opgenomen, die niet mogen worden bebouwd. Zijkanten van woonpercelen zijn in de gevallen dat deze niet mogen worden bebouwd in de tuinbestemming gelegd, veelal indien deze grenzen aan het openbaar gebied, te weten de bestemming 'Verkeer', 'Groen' of 'Water'. Voor zover op deze gronden reeds bebouwing is gerealiseerd, wordt deze bebouwing toegestaan door middel van een bestemming 'Wonen'.

In de regeling is opgenomen dat, onder bepaalde voorwaarden, binnen de bestemming wel bebouwing in de vorm van erkers en ingangpartijen toegestaan is. Ten slotte zijn binnen de bestemming andere bouwwerken toegestaan. Wat het gebruik betreft is een specifieke gebruiksregel opgenomen, zodat voor een ieder duidelijk is dat het gebruik of laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, niet is toegestaan.

Verkeer (artikel 10)
Deze bestemming is van toepassing op alle openbare wegen in het plangebied. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor wegen en fiets- en voetpaden. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor kunstwerken en een bergbezinkbassin.

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen.Voor alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van zes meter.

Water (artikel 11)
Deze bestemming is specifiek gelegd op de belangrijkste waterlopen en oppervlaktewateren binnen het plangebied, zoals de Hoogeveense Vaart. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterberging, waterhuishouding en waterlopen, met de daarbij behorende groen-, speel- en dagrecreatieve voorzieningen, alsmede voor kunstwerken. Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' is eveneens verblijfsrecreatie toegestaan, waarbij gedoeld wordt op overnachtingen op een vaartuig (bijvoorbeeld plezierjachten).

Op de gronden met de bestemming 'Water' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Daarvoor geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Wonen (artikel 12)
Voor de circa 40 bestaande, grondgebonden woningen in het plangebied is een bestemming 'Wonen' opgenomen. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Ondergeschikt aan de functie wonen zijn bed and breakfastactiviteiten, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen en paden, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan, evenals de daarbij behorende tuinen, erven en verhardingen en bebouwing.

Binnen de bestemming 'Wonen' mogen de aanwezige bouwwerken gebruikt worden voor aan huis verbonden beroepen (tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak met een maximum van 45 m2). In de Inleidende bepalingen is het begrip "aan huis verbonden beroep" gedefinieerd. Daarin is een belangrijke rol toegekend aan de vrije beroepen. Door de Kamer van Koophandel wordt onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek-, academisch-, dan wel HBO-niveau liggen'.

In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Voor de uitvoeringspraktijk van de Kamers van Koophandel is de volgende lijst samengesteld van personen die als vrije beroepsbeoefenaar gelden. Dit zijn: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, medisch specialist, notaris, oefentherapeut Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect en verloskundige.

Een beroep dat niet in deze opsomming voorkomt, geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders aan kan tonen.

In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie "woondoeleinden". Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor bovengenoemde activiteiten is dus geen procedure op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht noodzakelijk, zolang deze activiteiten plaatsvinden in de woning (dus niet in de bijgebouwen)en voldoen aan het criterium dat het betrokken pand in overwegende mate zijn woonfunctie blijft behouden. De bestemming bevat een mogelijkheid om onder bepaalde criteria af te wijken van de gebruiksregels, onder meer voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf.

Wat betreft de verhouding tussen de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Tuin', wordt verwezen naar de hiervoor opgenomen toelichting bij de bestemming 'Tuin'.

Voor het bouwen geldt dat hoofdgebouwen enkel zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Het maximaal aantal wooneenheden per bouwvlak is eveneens aangeduid op de verbeelding, waarbij van belang is dat alle bouwwijzen (vrijstaand, twee aaneen, geschakeld) zijn toegestaan. Daar waar geen aanduiding is aangegeven, is maximaal één woning per bouwvlak toegestaan.

Ten aanzien van de toegestane goot- en bouwhoogten van de woningen, welke met een aanduiding op de verbeelding zijn aangegeven, is ervoor gekozen in hoofdzaak te komen tot een samenhangende regeling en zo weinig mogelijk verschil in bouwmogelijkheden tussen aangrenzende woningen. Verder is een bepaling over een minimale breedte van het hoofdgebouw (5 meter) opgenomen en bevat de bestemming een regel over de toegestane dakhelling van het hoofdgebouw.

Wat betreft de bijbehorende bouwwerken zijn in de bestemming regels opgenomen over de afstand tot de voorgevel en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag in principe niet meer dan 50% van het achtererfgebied tot een maximum van 70 m² bedragen, met dien verstande dat voor bestaande afwijkende situaties een uitzonderingsregel is opgenomen. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken zijn in de regels opgenomen en niet op de verbeelding aangegeven. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale hoogte afhankelijk is gesteld van de plek waar deze gebouwd worden (voor- dan wel achtererfgebied).

Tot slot zijn in de regels diverse flexibiliteitsbepalingen opgenomen voor het afwijken van de hierboven genoemde bouwregels, zoals de maximum bouwhoogte(n). Deze afwijkingen zijn enkel mogelijk indien het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.

Leiding – Gas (artikel 13)
Nabij de woningen aan 'Rogat' is een gastransportleiding gelegen. Via deze dubbelbestemming wordt een onbebouwde zone van 4 meter aan weerszijden van de buisleidingen gegarandeerd. Verder bevat de bestemming het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden (aanlegvergunningstelsel).

Waarde - Archeologie 1 en 3 (artikel 14 en 15)

De archeologische waarden worden door middel van de aangegeven te beschermen gebieden op de verbeelding, gewaarborgd. Ter voorkoming van aantasting van waardevolle informatie in de bodem is een omgevingsvergunningstelsel ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen (aanlegvergunningstelsel), evenals een afwijkingsprocedure middels een omgevingsvergunning voor bouwen. Alleen de gronden met hoge en middelhoge archeologische waarde zijn aangeduid, namelijk als 'Waarde - Archeologie 1' respectievelijk 'Waarde - Archeologie 3'.

Voor het bouwen dan wel het verrichten van werkzaamheden op gronden binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' is in alle gevallen een afwijking of omgevingsvergunning vereist. Voor de gronden binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt, dat dit alleen nodig is indien de te verrichten (bouw)werkzaamheden een oppervlak beslaan van meer dan 1.000 m2 en dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld (zie ook § 4.2). Deze afwijking of omgevingsvergunning kan pas worden verleend, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het bouwen dan wel het verrichten van werkzaamheden geen aantasting van de archeologische waarden van de gronden met zich mee brengt.

Waterstaat – Waterkerstaatkundige functie (Artikel 16)
De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkerstaatkundige functie' is gelegd op gronden ter plaatse van het aanwezige sluizencomplex. Algemeen geldt dat op deze gronden in principe enkel bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van dit complex mogen worden gebouwd, al kan hier met een omgevingsvergunning van worden afgeweken. Binnen deze bestemming geldt dat het niet is toegestaan om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) gronden op te hogen dan wel af te graven. Deze vergunning mag slechts verleend worden, indien door de werken en werkzaamheden geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de waterstaatkundige werken. Hiertoe dient de waterbeheerder om advies te worden gevraagd.

5.2.2 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in het bestemmingsplan worden hier verder niet toegelicht.

Wel is het zinvol nader in te gaan op de algemene aanduidingsregels die zijn opgenomen. Zo is de aanduiding 'Geluidszone - industrie' opgenomen, om te regelen dat binnen de geluidszone van het bedrijventerrein geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt. De aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' regelt, dat binnen deze veiligheidszone geen (beperkt) kwetsbare objecten opgericht kunnen worden. Daarnaast is nog een aantal algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Eén daarvan regelt, dat de opgenomen dubbelbestemmingen voor archeologie kunnen worden verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn. Daarnaast kan het plan ook zodanig gewijzigd worden, dat ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kan worden toegevoegd. De laatste algemene wijzingsbevoegdheid ziet erop toe, dat de opgenomen gebiedsaanduidingen (geluidszone - industrie, veiligheidszone - lpg) verkleind of verwijderd kunnen worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een bestaand bebouwd gebied en heeft een conserverend karakter. Ontwikkelingen beperken zich tot kleinschalige particuliere initiatieven bij bestaande functies en bestaande bebouwing. Voor deze ontwikkelingen behoeven door de gemeente geen kosten te worden gemaakt. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is derhalve geen exploitatieplan nodig.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De gemeenteraad dient inzake het al dan niet vaststellen van het bestemmingsplan te overwegen of de planologisch-juridische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, maatschappelijk uitvoerbaar zijn. Bij deze afweging zullen in ieder geval de inspraakreacties en zienswijzen een rol spelen.

Hoofdstuk 7 Procedure

In dit hoofdstuk worden de ingekomen vooroverleg-, inspraakreacties en zienswijzen ten aanzien van het (voor)ontwerpbestemmingsplan samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.

7.1 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Rogat' is in het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan diverse instanties. Van de 26 instanties hebben er 7 gereageerd.

Nr. Naam instantie Reactie ontvangen?
1 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ja
2 Provincie Drenthe Ja
3 Ministerie van I&M / Rijkswaterstaat Noord-Nederland Nee
4 Ministerie van I&M / Rijkswaterstaat Oost-Nederland Ja
5 Ministerie van I&M / Energie Nee
6 Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie Directie Noord Nee
7 Waterschap Reest & Wieden Ja
8 Brandweer zuidwest Drenthe Nee
9 Hulpverleningsdienst Drenthe Ja
10 Nederlandse Aardolie Maatschappij BV Nee
11 NV Nederlandse Gasunie – RO-loket Ja
12 KPN UTN Leidingbeheer Nee
13 Archeologische vereniging Meppel Nee
14 Milieufederatie Drenthe Nee
15 NV Rendo Nee
16 Vitens NV Nee
17 Enexis BV Nee
18 Actium Wonen Nee
19 Stichting Woonconcept Nee
20 Stichting Welzijn Meppel Westerveld Nee
21 LTO Noord Nee
22 Platform Duurzaam Meppel Nee
23 KPN Telecom BV Vaste Net /UTN Straalverbindingen Nee
24 Stichting VAC-Wonen Meppel Ja
25 Dorpsvereniging Rogat Nee
26 Gemeente De Wolden Nee

Hieronder is een samenvatting opgenomen van de binnengekomen reacties en zijn ze voorzien van een gemeentelijke reactie.

Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Ministerie van IenM, per e-mail, 22 maart 2012 (registratienummer 131182)

Opmerking:
Het ministerie van Infrastructuur & Milieu heeft in haar e-mail van 22 maart 2012 aangegeven vanaf 1 januari 2012 niet meer inhoudelijk te reageren op uitnodigingen om deel te nemen aan het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro.

Reactie:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

Provincie Drenthe
Provincie Drenthe, per brief, 18 april 2012 (registratienummer 129756)

Opmerking:
In de Omgevingsvisie Drenthe is het gebied langs de A28 tussen Meppel en Hoogeveen aangewezen als wegpanorama. Het bedrijventerrein Rogat ligt in dit gebied. De ambitie is vanuit ruimtelijke kwaliteit een goede balans te vinden tussen bedrijfspresentatie en landschapsbeleving. Wat betreft Rogat laat de vertaling hiervan in dit bestemmingsplan te wensen over. Met de al plaatsgevonden verlegging van de weg Rogat – Meppel is een kans ontstaan voor een betere landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein in het totale panorama van de A28 tussen Meppel en Hoogeveen.

Reactie:
Op 21 mei 2012 heeft in het kader van bovenstaande vooroverlegreactie ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen provincie en gemeente. Tijdens dit overleg is gesproken over de exacte begrenzing van het wegpanorama en de inhoud van bovenstaande reactie.

De opmerking ten aanzien van de bedrijfspresentatie in relatie tot de landschapsbeleving richt zich globaal op drie locaties. Deze locaties zijn vanaf de rijksweg A28 zichtbaar en bepalen in belangrijke mate de uitstraling van de kern Rogat.

Het gaat hierbij om de Kosterweg en de daaraan grenzende openbare ruimte (deelgebied I), de percelen binnen de driehoek N851, Hessenweg en Kosterweg (deelgebied II), en de eikenlaan langs het oostelijk deel van de Industrieweg (deelgebied III). De afbeeldingen 13 en 14 geven een overzicht aan van de drie deelgebieden. In onderstaande tekst wordt op deze drie gebieden nader ingegaan.

Afbeelding 13: Globale begrenzing deelgebieden I en II.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0015.jpg"

Afbeelding 14: Globale begrenzing deelgebied III.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0016.jpg"

Deelgebied I
De Kosterweg (en de direct daaraan grenzende openbare ruimte) is in eigendom van de gemeente Meppel. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om tot een andere landschappelijke inpassing te komen. In die zin staat het bestemmingsplan het provinciaal belang ten aanzien van het wegpanorama niet in de weg.

De opgaande beplanting langs de Kosterweg is opgenomen op de 'Groene Kaart' van Meppel. Deze 'Groene Kaart' is een uitwerking van de Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot het bewaren van houtopstanden. De 'Groene Kaart' regelt welke bomen een zekere mate van bescherming genieten. De bomen langs de Kosterweg staan op de 'Groene Kaart' weergegeven als ritmische rijen met een basiswaarde en zijn daardoor al in voldoende mate beschermd tegen eventuele kap. Een ontheffing voor een kapactiviteit zal hier altijd gepaard gaan met het opleggen van compenserende herplant. Hiermee is de opgaande beplanting langs de Kosterweg in voldoende mate veilig gesteld.

In het ontwerpbestemmingsplan heeft de strook langs de Kosterweg al de bestemming 'Groen' gekregen. Een extra vastlegging in het bestemmingsplan met een aanlegvergunningstelsel zal tot gevolg hebben dat er een dubbele regeling ontstaat, wat vanuit de gewenste deregulering niet wenselijk is.

Bij grootschalig onderhoud aan dit deel van de Kosterweg zal de insteek zijn om de weg enigszins te versmallen. Uiteraard wordt dit verder uitgewerkt in samenspraak met de ondernemers aan de Kosterweg. Op dit moment is echter nog geen inschatting te maken van de termijn waarop dit onderhoud plaats gaat vinden. Het bestemmingsplan staat een eventuele wegversmalling echter niet in de weg.

Daarnaast wordt op dit moment gewerkt aan een inrichtingsplan voor dit gebied. Realisatie van dit inrichtingsplan staat echter los van deze bestemmingsplanprocedure.

Tot slot is voor deze weg onlangs een parkeerverbod voor vrachtwagens ingesteld. In 2010 is een bewaakte parkeerfaciliteit gecreëerd voor vrachtwagens bij de Raket in Rogat. Vrachtwagenchauffeurs zijn voor de overnachting aangewezen op deze bewaakte parkeerplaats.

Deelgebied II
De percelen (kadastraal bekend gemeente Meppel, sectie O, nummers 447 en 453) binnen de driehoek N851, Hessenweg en Kosterweg zijn geheel in particulier eigendom. Deze gronden zijn momenteel in gebruik voor agrarische doeleinden. In het nieuwe bestemmingsplan voor Rogat is, gelet op het consoliderende karakter van dit plan, aansluiting gezocht bij het huidige feitelijke gebruik.

In het ontwerpbestemmingsplan is voor dit perceel in de bestemmingsomschrijving een aanvullende bepaling opgenomen in die zin dat de gronden gebruikt kunnen worden voor een goede landschappelijke inpassing. Dit is geregeld door in de regels groenvoorzieningen (met de daarbij behorende landschapselementen) rechtstreeks onder de bestemmingsomschrijving te plaatsen. Daarnaast is het mogelijk om binnen deze bestemming water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen aan te leggen.

Met deze aanvulling staat dit bestemmingsplan een eventuele landschappelijke inrichting van dit gebied in de toekomst niet in de weg.

Deelgebied III
De oorspronkelijke eikenlaan langs dit laatste deel van de Industrieweg staat, evenals de bomen aan de Kosterweg, op de 'Groene Kaart'. Deze laan staat op de 'Groene Kaart' weergegeven als losse rij met een basiswaarde en zijn daardoor al in voldoende mate beschermd tegen eventuele kap. Een ontheffing voor een kapactiviteit zal hier altijd gepaard gaan met het opleggen van compenserende herplant. Een extra verankering in het bestemmingsplan heeft in dit geval geen toegevoegde waarde.

Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze reactie aangepast. De bestemming 'Agrarisch' wordt aangepast in die zin dat onder de bestemmingsomschrijving groenvoorzieningen (met bijbehorende landschapselementen) rechtstreeks mogelijk wordt gemaakt. In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is de paragraaf 'Provinciaal beleid' aangevuld met een korte beschrijving van het wegpanorama.

Ministerie van I&M/ Rijkswaterstaat Oost-Nederland
Rijkswaterstaat Oost-Nederland, per e-mail 27 maart 2012 (registratienummer 127938)

Opmerking:
Rijkswaterstaat Oost-Nederland heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan Rogat.

Reactie:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

Waterschap Reest & Wieden
Waterschap Reest & Wieden, per e-mail, 12 april 2012 (registratienummer 131170)

Opmerking:
Het waterschap Reest & Wieden gaat niet akkoord met het voorontwerpbestemmingsplan zoals dat ter visie heeft gelegen. In eerdere communicatie richting de gemeente is aangegeven dat in de uitwerkingsregels de volgende bepaling toegevoegd moet worden:

“De uitwerking geldt onder de voorwaarde dat de bestaande waterhuishoudkundige situatie niet verslechterd en wordt verbeterd om te voldoen aan de maatstaven van het huidige moderne waterbeheer”.

Het waterschap ziet deze aanvulling graag als toevoeging opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie:
Het is ons niet duidelijk op welke bepaling bovenstaande reactie exact betrekking heeft. In het voorontwerpbestemmingsplan Rogat is geen wijzigingsbevoegdheid (anders dan het verwijderen of het toevoegen van een gebiedsaanduiding) of uitwerkingsverplichting opgenomen. Deze bepaling kan daarom niet verwerkt worden in het ontwerpbestemmingsplan.

De gemeente Meppel neemt bij bestemmingsplannen die wel voorzien in een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsplicht deze bepaling standaard op, aangezien wij grote waarde hechten aan een goed functionerend watersysteem.

Na telefonisch overleg is door het waterschap aangegeven dat dit een algemene opmerking is en niet specifiek tegen dit plan is gericht. Bij een eventuele wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht wordt een dergelijke bepaling opgenomen.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

NV Nederlandse Gasunie – RO-loket
NV Nederlandse Gasunie, per brief, 26 april 2012 (registratienummer 130498)

Opmerking 1:
In het plangebied ligt een gastransportleiding en gasontvangstation van ons bedrijf. Het gasontvangstation (GOS N-389) gelegen naast huisnummer 46, is in het bestemmingsplan opgenomen als 'Bedrijf – Nutsvoorziening'. De Gasunie ziet de bestemming graag gewijzigd in 'Bedrijf – Gasontvangstation'. Het beleid van de Gasunie is erop gericht om binnen bestemmingsplannen gasontvangstations op een eenduidige en uniforme wijze te bestemmen.

Gelet hierop en op de veiligheidsaspecten die gelden voor dit Gasontvangstation, verzoeken wij u om het gasontvangstation en de daarbij behorende gronden afzonderlijk te bestemmen als 'Bedrijf – Gasontvangstation'. Hierbij kunt u gebruik maken van ons, als bijlage bij deze vooroverlegreactie opgenomen, tekstvoorstel.

Reactie:
In het voorontwerpbestemmingsplan heeft het betreffende gasontvangstation de bestemming 'Bedrijf – Nutsvoorziening'. Binnen deze bestemming zijn nutsvoorzieningen toegestaan. Op grond van de in het bestemmingsplan opgenomen definitie wordt onder een nutsvoorziening (artikel 1.57) verstaan:

“Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval wordt begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten”.

Dit is een algemene bestemming voor alle grootschalige nutsvoorzieningen in Meppel. Wij kunnen ons echter voorstellen dat voor een gasontvangstation, mede gelet op de veiligheidsaspecten, het de voorkeur verdient om een specifieke bestemming op te nemen. Het ontwerpbestemmingsplan wordt dan ook in die zin gewijzigd dat de bestemming 'Bedrijf – Gasontvangstation' wordt toegevoegd aan de regels en op de verbeelding wordt opgenomen. Het door de Gasunie aangedragen voorbeeld wordt hierbij als basis gehanteerd, maar aangepast aan de Meppeler standaard. Tevens wordt een gebiedsaanduiding opgenomen voor de PR 10-6 contour van 15 meter rondom het bouwvlak.

Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan wordt in die zin gewijzigd dat de bestemming 'Bedrijf – Gasontvangstation' en de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – gasontvangstation' aan de regels wordt toegevoegd en op de verbeelding wordt verwerkt.

VAC-Wonen Meppel
VAC-Wonen Meppel, per e-mail, 9 mei 2012 (registratienummer 131591)

Opmerking:
VAC-Wonen Meppel ziet, gelet op de inhoud van het plan, geen reden om nader te reageren.

Reactie:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

Hulpverleningsdienst Drenthe
HVD Drenthe, per brief, 10 mei 2012 (registratienummer 131515)

Opmerking:
In het kader van het vooroverleg heeft de Hulpverleningsdienst Drenthe op 27 april 2012 advies uitgebracht met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan Rogat. Dit advies is als bijlage opgenomen bij het ontwerpbestemmingsplan (zie hiervoor de binnengekomen vooroverlegreacties).

De conclusie van het advies luidt als volgt: Hoewel er binnen het plangebied meerdere risicobronnen aanwezig zijn, is er geen reden om via maatregelen het bestaande risico te verminderen. De aanwezige functies in het plangebied en de aanwezige risico's leveren geen situaties op die in het kader van externe veiligheid extra aandacht nodig hebben.

De gemeente Meppel kan wel via risicocommunicatie het veiligheidsbewustzijn bij burgers en ondernemers vergroten door actief voor te lichten over aanwezige risico's en handelingsperspectieven bij incidenten. Omdat aanwezige personen in het plangebied niet gewaarschuwd kunnen worden via het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) is hier winst te behalen. Bij een ernstig incident zullen aanwezige personen zelf het gevaar moeten inschatten en beslissen welke handelingen zij gaan verrichten om zichzelf in veiligheid te brengen.

Ook na het uitvoeren van de maatregelen, is een incident met ernstige gevolgen (met een buisleiding of op de A28) niet uit te sluiten. Alleen als partijen zich bewust zijn van de risico's en accepteren dat zelfs onder optimale veiligheidscondities sprake blijft van (rest)risico's, is een daadwerkelijk (zwaar) ongeval of ramp te verantwoorden voor bestuur en burger.

Reactie:
Het advies van de Hulpverleningsdienst Drenthe wordt voor kennisgeving aangenomen. In het kader van de ruimtelijke procedure is voldaan aan de wettelijke vereisten. Met betrekking tot de opmerking over actieve risicocommunicatie merken wij op dat ons college veel belang hecht aan het op de juiste wijze communiceren over de aanwezige risico's met betrekking tot externe veiligheid binnen onze gemeente.

In overleg met de Hulpverleningsdienst Drenthe is ervoor gekozen om de risicocommunicatie ten aanzien van externe veiligheid gemeentedekkend op te pakken en niet per bestemmingsplangebied. In dit kader wordt aansluiting gezocht bij de invoering van het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in 2012. Hoewel er een indirecte relatie is met dit bestemmingsplan (in Rogat liggen een aantal risicovolle objecten), wordt dit traject hier niet aan gekoppeld. In 2012 wordt het communicatietraject met betrekking tot externe veiligheid nader uitgewerkt.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

7.2 Inspraakreacties

In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan 'Rogat' vanaf 22 maart tot en met 2 mei 2012 ter inzage gelegen met de mogelijkheid tot het indienen van een inspraakreactie bij het college van burgemeester en wethouders.

Op 16 april 2012 is in het stadhuis (Grote Oever 26 te Meppel) een inloopavond georganiseerd voor geïnteresseerden.

Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 11 inspraakreacties ontvangen. In onderstaande tabel volgt een overzicht van de ingekomen reacties.

Nr. Adres Datum binnenkomst Registratiekenmerk
1 Industrieweg 30 23 maart 2012 127797
2 Hessenweg 14 27 maart 2012 128006
3 Rogat 44 17 april 2012 129907
4 Hessenweg 3 25 april 2012 130337
5 Hessenweg 1 26 april 2012 130496
6 Rogat 13 27 april 2012 130727
7 Rogat 32 27 april 2012 131179
8 Rogat 28 28 april 2012 130770
9 Rogat 34 1 mei 2012 130745
10 Industrieweg 30 1 mei 2012 130781
11 Hessenweg 2B 2 mei 2012 130880

In de onderstaande tekst zijn de reacties kort samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. De complete reacties zijn terug te vinden in de bijlagen.

Inspraakreactie 1
Industrieweg 30, 7949 AK Rogat, 23 maart 2012 (registratienummer 127797)

Opmerking:
De grond op de bij de inspraakreactie gevoegde tekening heeft de bestemming 'Verkeer'. Inspreker heeft herhaaldelijk contact gehad met de gemeente over eventuele aankoop van deze grond en verzoekt om deze bestemming te wijzigen in 'Bedrijventerrein' om op deze wijze een optimale bedrijfsvoering te kunnen bewerkstelligen.

Reactie:
In het voorontwerpbestemmingsplan is abusievelijk de bestemming 'Verkeer' opgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan is deze omissie hersteld, door het terrein overwegend te voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein' zonder bouwvlak. Voor een klein deel wordt de bestemming 'Groen' opgenomen. Een en ander in overeenstemming met de onderstaande afbeelding. Deze bestemmingswijziging staat los van een daadwerkelijke grondoverdracht.

Afbeelding 15: Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie 1.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0017.jpg"

Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangepast in die zin dat de bestemming 'Verkeer' is gewijzigd in 'Bedrijventerrein' en 'Groen'.

Inspraakreactie 2
Hessenweg 14, 7949 AD Rogat, 27 maart 2012 (registratienummer 128006)

Opmerking:
Inspreker wenst een tekstuele aanpassing van artikel 11.4.1 onder d van het bestemmingsplan in die zin dat deze niet alleen van toepassing is op de bestaande bebouwing. Als aanvulling geeft inspreker aan dat dit ook van toepassing zou moeten zijn voor een in het verleden verleende bouwvergunning.

Reactie:
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om binnen de bestemming 'Wonen' af te wijken voor het vergroten van het aantal vierkante meters voor het bouwen van één bijbehorend bouwwerk. Deze bepaling is echter alleen van toepassing indien de gezamenlijke oppervlakte van de te vervangen bijbehorende bouwwerken op dit moment groter is.

In artikel 1 lid 18 van het bestemmingsplan is een definitie voor 'bestaand' opgenomen. Hier is geregeld dat alle bestaande bouwwerken én de bouwwerken die op basis van een onherroepelijke vergunning gebouwd kunnen worden van kracht blijven. Deze definitie luidt, voor zover hier relevant, als volgt:

“Bij bebouwing: een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand is gekomen of tot stand kan komen krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht…”

Tevens is in artikel 18 lid 1 onder a van de planregels geregeld dat:

“In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.”

In het artikel waar inspreker naar verwijst wordt het overgangsrecht, waar feitelijk sprake van is, niet nader geregeld. Wij verwijzen in dit kader ook naar de overgangsbepalingen ten aanzien van het bouwen (artikel 23 lid 1 van de planregels). Hierin is onder andere geregeld dat:

“Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning) voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, …”.

Met deze drie bepalingen is in voldoende mate geregeld dat alle vergunningen die in overeenstemming met de Woningwet/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen ook na de vaststelling van dit bestemmingsplan hun rechtskracht behouden.

Dit neemt overigens niet weg dat de gemeente te zijner tijd kan besluiten om de bouwvergunning in te trekken. Dit kan als voldaan wordt aan een van de intrekkingsgronden van artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.

Inspraakreactie 3
Rogat 44, 7949 AB Rogat, 17 april 2012 (registratienummer 129907)

Opmerking:
Inspreker geeft aan dat het terrein met de bestemming 'Groen' in zijn eigendom is en daarom gewijzigd zou moeten worden in de bestemming 'Wonen'.

Reactie:
Het perceel (gemeente Meppel, sectie O, nummer 425) van inspreker is inderdaad in zijn eigendom en in gebruik als tuin behorende bij de woonfunctie. Het perceel krijgt in het ontwerpbestemmingsplan daarom de bestemming 'Wonen' (zonder bouwvlak). Een en ander in overeenstemming met onderstaande afbeelding.

Afbeelding 16: Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie 3.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0018.jpg"

Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangepast.

Inspraakreactie 4
Hessenweg 3, 7949 AC Rogat, 25 april 2012 (registratienummer 130337)

Opmerking 1:
Inspreker verzoekt om de bestemming van het perceel achter de woning Hessenweg 1A en achter de mogelijk nieuw te realiseren woning te wijzigen in een woonbestemming.

Reactie:
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Rogat' heeft dit perceel (kadastraal bekend gemeente Meppel, sectie O, nummer 488) deels de bestemming 'Agrarische doeleinden'. Op grond van deze bestemming mogen de gronden gebruikt worden voor cultuurgrond, voetpaden en beplanting.

In het voorontwerpbestemmingsplan heeft dit deel van het perceel tevens de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Op grond van deze bestemming mogen de gronden gebruikt worden voor agrarische bedrijfsdoeleinden in de vorm van cultuurgronden met daaraan ondergeschikt groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

Inspreker heeft de wens om dit perceel als achtertuin bij de nieuw te realiseren woning te betrekken. Gelet op het kleinschalige en besloten karakter ligt het voor de hand om dit perceel een woonbestemming te geven. Doordat het perceel niet is voorzien van een bouwvlak ontstaat er geen onacceptabele (milieu)situatie met de aangrenzende bedrijfsbestemming. Het perceel dat in eigendom is van de gemeente Meppel krijgt de bestemming 'Groen'. In het ontwerpbestemmingsplan is de bestemming daarom gewijzigd conform onderstaande afbeelding.

Afbeelding 17: Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie 4.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Rogat-BPC1_0019.jpg"

Opmerking 2:
Inspreker verzoekt om het bouwblok voor een vrijstaande woning tussen Hessenweg 1A en Hessenweg 3 circa 10 meter naar achteren te plaatsen.

Reactie:
In het voorontwerpbestemmingsplan is het bestaande bouwvlak op basis van het wijzigingsplan voor de bouw van twee woningen op het perceel tussen Hessenweg 1 en 3 overgenomen. Een verplaatsing van 10 meter verder naar achteren doet afbreuk aan de gevelrooilijn langs de Hessenweg.

Om ervoor te zorgen dat de woning aansluit tussen de bestaande woning Hessenweg 1A en de bedrijfswoning Hessenweg 3A is een verplaatsing van maximaal drie meter acceptabel. In het ontwerpbestemmingsplan wordt het bouwvlak van dit perceel daarom drie meter naar het oosten verplaatst. De bestemming 'Tuin' wordt drie meter breder.

Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze reactie aangepast. Het gedeelte van het perceel (gemeente Meppel, sectie O, nummer 488) met een agrarische bestemming krijgt een woonbestemming (zonder bouwvlak). Het perceel kadastraal bekent gemeente Meppel sectie O nummer 512 krijgt de bestemming 'Groen'. Het bouwvlak van de nog nieuw te bouwen woning tussen de percelen Hessenweg 1A en Hessenweg 3 wordt in het ontwerpbestemmingsplan 3 meter verder naar achteren (het oosten) geplaatst. De bestemming 'Tuin' wordt hierdoor 3 meter breder.

Inspraakreactie 5
Hessenweg 1, 7949 AC Rogat, 26 april 2012 (registratienummer 130496)

Opmerking 1:
Inspreker is het niet eens met de gekozen bestemming van het voormalig terrein van Waelbers. Op grond van het voorontwerpbestemmingsplan heeft het perceel namelijk de bestemming 'Bedrijventerrein' met een maximale milieucategorie 3.2. De daarbij behorende richtafstanden zouden voor problemen zorgen. Het is nu mogelijk dat zich hier een houtzagerij gaat vestigen.

Reactie:
Als uitgangspunt bij de actualisatie van de bestemmingsplannen voor Meppel hanteren wij in principe de lijn dat het huidige planologische regime als uitgangspunt dient. Met betrekking tot het terrein van Waelbers aan de Hessenweg 2A betekent dit dat de huidige bedrijfsbestemming gehandhaafd blijft.

Op grond van het geldende bestemmingsplan 'Rogat' (1987) heeft het perceel Hessenweg 2A de bestemming 'Bedrijven'. Op basis van deze bestemming mogen hier bedrijfsgebouwen worden opgericht en gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten die behoren tot de categorieën 1, 2 en 3 van bijlage 2 van het bestemmingsplan. In bijlage 2 is de staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen van 14 februari 1984. De vestiging van 'categorie A-inrichtingen' (tegenwoordig de 'grote lawaaimakers') is niet toegestaan.

In het voorontwerpbestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Op grond van de regels zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3.2 van de als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten'.

Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) worden, daar waar mogelijk, de bestemmingen en de daarbij behorende richtafstanden op de planverbeelding en in de daarbij behorende regels vertaald. Hierbij wordt in het kader van milieuzonering onderscheid gemaakt tussen een 'rustige woonwijk' en een 'gemengd gebied'. Onder een 'rustige woonwijk' wordt op basis van de VNG-brochure8 verstaan:

Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer.

Onder een 'gemengd gebied' wordt op basis van de VNG-brochure verstaan:

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met een overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.'

Voor de zonering binnen dit bestemmingsplan is uitgegaan van de richtafstanden die gelden voor een 'gemengd gebied'. Gelet op de verwevenheid van functies in Rogat is aannemelijk dat het hier gaat om een 'gemengd gebied' en is op grond van de bovenstaande definities geen sprake van een 'rustige woonwijk'. Voor milieucategorie 3.2 geldt, op basis van een 'gemengd gebied' een richtafstand van 50 meter. Milieucategorie 2 heeft, op basis van een 'gemengd gebied' een richtafstand van 10 meter. De milieucategorieën 1 en 2 zijn, gelet op hun beperkte invloed op de omgeving algemeen aanvaard binnen een woonomgeving.

Het ligt dan ook voor de hand om het bedrijventerrein inwaarts te zoneren. In het ontwerpbestemmingsplan wordt daarom de zonering verder uitgewerkt voor het gehele bedrijventerrein.

Vanuit de bouwvlakken van milieugevoelige bestemmingen (in dit geval de woningen) worden functie-aanduidingen opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' voor de toegestane bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat vanaf de bouwvlakken van milieugevoelige bestemmingen tot 10 meter (de 10 meter zone) de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' wordt opgenomen. Vervolgens wordt voor het gebied van 10 tot 30 meter vanaf de bouwvlakken van milieugevoelige bestemmingen (de 30 meter zone) de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' opgenomen. Voor het gebied van 30 tot 50 meter vanaf de bouwvlakken van milieugevoelige bestemmingen (de 50 meter zone) wordt de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' opgenomen. Voor het gebied vanaf 50 meter wordt de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' opgenomen. Deze aanduidingen worden vervolgens opgenomen in de planregels en nader toegelicht in de toelichting van het bestemmingsplan. Hiermee wordt, naast het milieuspoor, ook in planologisch opzicht een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Gevestigde bedrijven met een hogere milieucategorie worden op de planverbeelding en in de regels met een specifieke aanduiding geregeld. Dit geldt bijvoorbeeld voor het landbouwmechanisatiebedrijf Huisjes (Rogat 12/14).

Daarnaast moet een bedrijf voldoen aan de algemene eisen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Bedrijven die geen milieuvergunning nodig hebben moeten voldoen aan de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Het gaat hier onder andere om normen ten aanzien van de geluidbelasting ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten op aangrenzende geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen). Een bedrijf moet kunnen aantonen dat hieraan voldaan wordt. Hiermee wordt gewaarborgd dat bedrijven teveel overlast veroorzaken voor de aangrenzende woningen.

Opmerking 2:
In het verleden heeft dit perceel Hessenweg 2A al voor de nodige overlast gezorgd voor omwonenden. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen en woningbouw te faciliteren. Voor deze locatie is dit voor inspreker, gezien de ligging, planologisch het meest logische.

Dat er gewacht wordt op een nadere onderbouwing verbaasd inspreker. Een jaar geleden is immers duidelijk gecommuniceerd hierover en zou een en ander duidelijk zijn. Dit geeft aan dat u willens en wetens de huidige bestemming wilt handhaven zonder daarbij de omwonenden gemeentelijke bescherming te geven die ze wettelijk verdienen.

Reactie:
Voor dit perceel is een initiatief in behandeling die in een transformatie van bedrijventerrein naar woningen en woon-werklocaties voorziet. Hiervan moet echter de planologische haalbaarheid nog nader onderzocht worden. Zodra hier meer duidelijkheid over is ontstaan adviseren wij de initiatiefnemer om dit ook te communiceren met omwonenden en andere belanghebbenden.

Het college heeft bij de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan Rogat bewust gekozen om, gelet op het stadium waarin dit initiatief zich bevind, dit initiatief los te koppelen van de verplichte actualisatie van dit bestemmingsplan. Op het moment dat de plannen verder uitgewerkt en onderzocht zijn wordt hiervoor een aparte ruimtelijke procedure gestart met de daarbij behorende mogelijkheden voor inspraak.

Daarnaast is niet het college van burgemeester en wethouders bevoegd om ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening bestemmingen aan gronden toe te kennen, maar dit is op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) een bevoegdheid van de gemeenteraad. Wel kan de gemeenteraad op grond van artikel 3.6 lid 1 sub a Wro bij de vaststelling van een bestemmingsplan bepalen om de bevoegdheid om binnen bepaalde objectieve grenzen de bestemmingen te wijzigen over te dragen aan het college van burgemeester en wethouders. In dit bestemmingsplan zijn echter, gelet op het consoliderende karakter, geen wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Conclusie:
In het ontwerpbestemmingsplan wordt de inwaartse zonering uitgewerkt. Bestaande bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie worden met een functieaanduiding specifiek aangeduid.

Inspraakreactie 6
Rogat 13, 7949 AA Rogat, 27 april 2012 (registratienummer 130727)

Opmerking:
Inspreker is het niet eens met de gehandhaafde bestemming op het voormalig terrein van Waelbers (Hessenweg 2A). Op dit perceel hoort volgens inspreker geen bestemming met industrie tot en met categorie 3.2. Gezien de locatie in het dorp omringd door woningen is er maar één optie die logisch zou zijn en dat is woningbouw. Inspreker verzoekt om het besluit ten aanzien van dit terrein te herzien.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze inspraakreactie wordt verwezen naar onze reactie bij inspraakreactie 5.

Conclusie:
Voor de conclusie wordt verwezen naar inspraakreactie 5.

Inspraakreactie 7
Rogat 32, 7949 AB Rogat, 27 april 2012 (registratienummer 131179)

Opmerking:
Inspreker is van mening dat het voormalig terrein van Waelbers (Hessenweg 2A) een woonbestemming moet krijgen. Het risico dat zich op dit, deels door woningen omsloten terrein, een bedrijf vestigt welke overlast gaat veroorzaken door aan- en afrijdend verkeer, geluidsoverlast en andere zaken vindt inspreker niet acceptabel. De situatie is op dit moment al zeer slecht. Het terrein is een verzamelplek voor allerlei onprettige activiteiten. De gebouwen verpauperen. Het lijkt niet verkoopbaar. De vestiging van een bedrijf in de woonkern Rogat is vragen om problemen. Inspreker verzoekt om de bestemming 'Bedrijventerrein' alleen te continueren op gebieden waar dat logisch is.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze inspraakreactie wordt verwezen naar onze reactie bij inspraakreactie 5.

Conclusie:
Voor de conclusie wordt verwezen naar inspraakreactie 5.

Inspraakreactie 8
Rogat 28, 7949 AB Rogat, 28 april 2012 (registratienummer 130770)

Opmerking:
Insprekers wonen vlakbij het voormalige terrein van Waelbers (Hessenweg 2A). Momenteel staat het pand achter het huis van insprekers grotendeels leeg, waardoor geen overlast ervaren wordt. Daarnaast fungeert het pand op dit moment als geluidswal voor het verkeer van de A28.

Indien het pand en/of het terrein weer intensief in gebruik wordt genomen vinden insprekers het van belang dat rekening wordt gehouden met eventuele geluidsoverlast. Insprekers kunnen zicht echter voorstellen dat er andere plannen worden gemaakt ten aanzien van het pand en het terrein. Ondanks dat het pand nu aan het verloederen is, vinden we dit beter dan wanneer er intensiever activiteiten in en rondom het pand plaatsvinden.

De locatie van het pand vormt het aangezicht van het dorp, maar is nu niet representatief. Het idee om in de toekomst woningen op het terrein te bouwen spreekt insprekers meer aan. Indien deze plannen worden doorgezet, zouden insprekers graag een herziening van de kavels wensen.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze inspraakreactie wordt verwezen naar onze reactie bij inspraakreactie 5.

Conclusie:
Voor de conclusie wordt verwezen naar inspraakreactie 5.

Inspraakreactie 9
Rogat 34, 7949 AB Rogat, 1 mei 2012 (registratienummer 130745)

Opmerking:
Insprekers zijn het niet eens met de bestemming voor het voormalige terrein Waelbers (Hessenweg 2A). Aangezien dit terrein volledig is omsloten door woningen lijkt insprekers een industriële bestemming niet geschikt. Vooral geluidsoverlast zal voor problemen gaan zorgen. Woningbouw is in de huidige leefomgeving veel geschikter en passender. In het verleden hebben insprekers al de nodige overlast gehad van dit terrein. Daarnaast doet de aanblik van het momenteel verpauperde terrein het dorp Rogat geen goed. Redenen genoeg om de bestemming te wijzigen en woningbouw te realiseren.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze inspraakreactie wordt verwezen naar onze reactie bij inspraakreactie 5.

Conclusie:
Voor de conclusie wordt verwezen naar inspraakreactie 5.

Inspraakreactie 10
Industrieweg 30, 7949 AK Rogat, 23 maart 2012 (registratienummer 127797)

Opmerking:
Zowel voor Industrieweg 30 als ook voor andere percelen in Rogat ontbreekt de aanduiding 'detailhandel volumineus'. Daarnaast vindt er bij Cooperworld ook detailhandel plaats in de vorm van onderdelen, interieurs, etc.

Reactie:
Op het bedrijventerrein Rogat is een aantal autobedrijven, een caravanbedrijf en een motorzaak gevestigd. Daarom is in de regels de toevoeging opgenomen dat de handel in zogenaamde ABC (Auto's, Boten en Caravans) binnen de gehele bestemming 'Bedrijventerrein' is toegestaan. Hieronder valt ook de daarbij behorende, weliswaar ondergeschikte, detailhandel in onderdelen.

Conclusie
Het ontwerpbestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze reactie aangepast met de toevoeging dat de handel in ABC-goederen is toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.

Opmerking 11
Hessenweg 2B, 7949 AD Rogat, 2 mei 2012 (registratienummer 130880)

Opmerking:
Inspreker is het niet eens met de gekozen bestemming voor het voormalige terrein van Waelbers (Hessenweg 2A). Omdat het terrein met de geheel verwaarloosde gebouwen helemaal ingekapseld ligt tussen woningen is het niet verstandig om hier nog langer een bedrijfsbestemming op te handhaven en zal elke bedrijfsactiviteit geluidsoverlast bezorgen bij de direct aangrenzende woningen. Om Rogat enigszins leefbaar te houden is volgens inspreker woningbouw de meest aanvaardbare oplossing.

Reactie:
Voor de beantwoording van deze inspraakreactie wordt verwezen naar onze reactie bij inspraakreactie 5.

Conclusie:
Voor de conclusie wordt verwezen naar inspraakreactie 5

  1. 8. Bedrijven en milieuzonering. Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk. Editie 2009, VNG/Sdu Uitgevers BV, Den Haag. ISBN: 9789012130813. Pagina 29/30.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Stroop Raadgevende Ingenieurs B.v., Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai In Het Kader Van De Herziening Van Het Bestemmingsplan Rogat Gemeente Meppel, Oktober 2011, Rapportnr.: 113766-00.

Bijlage 1 Stroop raadgevende ingenieurs b.v., Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai in het kader van de herziening van het bestemmingsplan Rogat gemeente Meppel, oktober 2011, rapportnr.: 113766-00.

Bijlage 2 Tno, Luchtkwaliteit Meppel; Huidige Situatie (2004) En Toekomstscenario's (2010 En 2020), Januari 2006, Rapportnr.: 2006-d-r0026/b.

Bijlage 2 TNO, Luchtkwaliteit Meppel; huidige situatie (2004) en toekomstscenario's (2010 en 2020), januari 2006, rapportnr.: 2006-D-R0026/B.

Bijlage 3 Tno, Actualisatie Luchtkwaliteitskaart Meppel; Huidige Situatie (2006) En Toekomstscenario's (2010 En 2020), April 2008, Rapportnr.: 2008-d-r0303/c.

Bijlage 3 TNO, Actualisatie luchtkwaliteitskaart Meppel; huidige situatie (2006) en toekomstscenario's (2010 en 2020), april 2008, rapportnr.: 2008-D-R0303/C.

Bijlage 4 Sevd, Analyse Externe Veiligheid M.b.v. Rbm Ii (Invloed A28) Actualisatie Bestemmingsplan Rogat Gemeente Meppel, Juli 2011.

Bijlage 4 SEVD, Analyse Externe Veiligheid m.b.v. RBM II (invloed A28) actualisatie bestemmingsplan Rogat gemeente Meppel, juli 2011.

Bijlage 5 Sevd, Veiligheidsanalyse Externe Veiligheid M.b.v. Carola (Invloed Hogedruk Aardgastransportleiding) Actualisatie Bestemmingsplan Rogat Gemeente Meppel, Juli 2011.

Bijlage 5 SEVD, Veiligheidsanalyse Externe Veiligheid m.b.v. CAROLA (invloed hogedruk aardgastransportleiding) actualisatie bestemmingsplan Rogat gemeente Meppel, juli 2011.

Bijlage 6 Sevd, Analyse Externe Veiligheid Uitbreiding Wegrestaurant De Raket Met Een Bewaakte Vrachtwagenparkeerplaats Bij Rogat Bij De A28 Gemeente Meppel, Januari 2011.

Bijlage 6 SEVD, Analyse Externe Veiligheid Uitbreiding wegrestaurant De Raket met een bewaakte vrachtwagenparkeerplaats bij Rogat bij de A28 gemeente Meppel, januari 2011.

Bijlage 7 Dgmr Industrie, Verkeer En Milieu B.v., Dezoneringsvisie Industrieterreinen In De Gemeente Meppel, September 2012, Rapportnr.: M.2011.0096.00.r001.

Bijlage 7 DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., Dezoneringsvisie industrieterreinen in de gemeente Meppel, september 2012, rapportnr.: M.2011.0096.00.R001.

Bijlage 8 Actualisatie Zonemodellen Industrieterreinen Rogat En Spijkerserve Gemeente Meppel, Rapport 991016-20-00, Mei 2012.

Bijlage 8 Actualisatie zonemodellen industrieterreinen Rogat en Spijkerserve gemeente Meppel, rapport 991016-20-00, mei 2012.

Bijlage 9 Snelwegpanorama Rogat, Gemeente Meppel, November 2012.

Bijlage 9 Snelwegpanorama Rogat, gemeente Meppel, november 2012.

Bijlage 10 Reactienota Zienswijze Bestemmingsplan 'Rogat', Gemeente Meppel, Januari 2013.

Bijlage 10 Reactienota zienswijze bestemmingsplan 'Rogat', gemeente Meppel, januari 2013.