KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Cultuurhistorische Waarden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Natuur
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 11 Leiding - Water
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
Artikel 14 Waarde - Archeologie 3
Artikel 15 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Van Het Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Het Reparatieplan
3.1 Besluit Gedeputeerde Staten
3.2 Besluit Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State
3.3 Ambtshalve Aanpassingen
Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Fourageergebied Purperreiger
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Convenant Archeologisch Erfgoed In Landbouwkundig Gebruik
Bijlage 3 Samenvatting Watertoets
Bijlage 4 Besluit Gs
Bijlage 5 Uitspraak Abrs
Bijlage 6 Raadsvoorstel Eerste Uitvoeringsmodule Waterplan

Meppel - herziening Buitengebied (reparatie)

Bestemmingsplan - Meppel

Vastgesteld op 13-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Meppel - herziening Buitengebied (reparatie)' van de gemeente Meppel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0119.repbuitengebied-BPC1 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat:

  1. a. als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
  2. b. en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;
  3. c. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat:

  1. a. in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de gebruiksoppervlakte van het beroep inclusief opslag- en administratieruimten maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning beslaat;
  2. b. en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

zoals arts, tandarts, advocaat, accountant, notaris, kunstenaar of musicus of beroepen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang;

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf, nader onder te verdelen in één of meer van de navolgende bedrijfsactiviteiten:

  1. a. agrarisch hulpbedrijf;
  2. b. agrarisch handels- of exportbedrijf;
  3. c. overige agrarisch aanverwante bedrijven;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

  1. a. bollenteelt:
    in hoofdzaak de teelt van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, met uitzondering van sierteelt, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt;
  2. b. grondgebonden veehouderij:
    het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel: onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij en geitenfokkerij;
  3. c. paardenfokkerij:
    het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij paarden ter plaatse worden gefokt en het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;
  4. d. akker- en vollegrondstuinbouw:
    de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;
  5. e. intensieve veehouderij:
    het houden van fok-, leg- of pelsdieren en vleesvee in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de veehouderij niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  6. f. glastuinbouw:
    de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  7. g. fruitteelt:
    de teelt van fruit in boomgaarden;
  8. h. sierteelt:
    de teelt van siergewassen, zoals onder andere een boomkwekerij, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  9. i. bosbouw:
    de teelt van bomen op agrarische gronden ten behoeve van de houtproductie;
  10. j. intensieve kwekerij:
    de teelt van vissen of de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;

1.9 agrarisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;

1.10 agrarisch handels- en exportbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit de bollenteelt en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de be- en verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke, een en ander voor zover de be- en verwerking van agrarische producten valt binnen de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten;

1.11 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is op het opslaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen);

1.12 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of apparatuur;

1.13 agrarische activiteiten bij wijze van hobby (hobbyboeren)

agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij;

1.14 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;

1.15 archeologisch monument

een aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.16 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt;

1.17 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.18 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.19 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner:

  1. a. in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning beslaat, met een maximum van 50 m2;
    2. 2. de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstandige bewoning;
  2. b. en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie ing overeenstemming is;

1.20 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 bestaand

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.25 bijgebouw

een niet voor zelfstandige bewoning bestemd gebouw dat:

  1. a. als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;
  2. b. en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
  3. c. en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 bio-energie-installatie

een installatie waarbij uit een biologische grondstof energie wordt gewonnen in de vorm van warmte of elektriciteit, zoals bijvoorbeeld biomassavergistingsinstallaties, mestvergistingsinstallaties, bio-olie-installaties of bio-ethanol-installaties;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.34 chalet

een gebouw, waaronder ook wordt verstaan een aan het oorspronkelijke doel onttrokken voertuig of ander onderkomen, dat dient als recreatief woonverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.35 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

1.36 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.38 bedrijfswoning

een woning in of bij een andere bestemming bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.39 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen zoals muren, schuttingen en hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang;

1.40 erker

een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:

  1. a. een hoekige of ronde vorm heeft;
  2. b. bouwkundig bestaat uit een "lichte" constructie;
  3. c. en een overwegend transparante uitstraling heeft;

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.42 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.43 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.44 geluidsbelasting

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder, veroorzaakt door:

  1. a. industrie;
  2. b. wegen;
  3. c. spoorwegen;

1.45 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.46 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van:

  1. a. dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse;
  2. b. logies;

1.47 hotel-restaurant

een horecabedrijf, waar tegen vergoeding naast logies maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

1.48 kampeermiddel

een onderkomen dat helemaal of deels:

  1. a. is bestemd voor recreatief nachtverblijf;
  2. b. is opgericht voor recreatief nachtverblijf;
  3. c. kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

zoals tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of een onderkomen of (voormalig) voertuig van vergelijkbare aard;

1.49 kantoor

het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden;

1.50 kleinschalig kamperen

een kampeerterrein voor ten hoogste vijftien kampeermiddelen;

1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.52 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.53 kleinschalige natuurontwikkeling

de aanleg van rietlanden, moerasjes en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers;

1.54 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik;

1.55 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.56 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer en dergelijke), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

1.57 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap;

1.58 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;

1.59 neventak/nevenfunctie

onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;

1.60 normaal landbouwkundig gebruik in relatie tot archeologisch erfgoed

  • grondbewerking tot een diepte van 30 cm onder maaiveld (= gemiddelde bouwvoor);
  • niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 10 cm onder de bouwvoor;
  • het aanbrengen van drainage, tenzij het gaat om Essen en AMK-terreinen of anderszins bekende archeologische vindplaatsen op de gemeentelijke archeologiekaarten;

hiertoe behoren in ieder geval niet:

- diepploegen en mengwoelen dieper dan 30 cm, afgraven dieper dan 30 cm, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, aanleggen of vergraven van sloten, het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;

1.61 nutsvoorzieningen

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbare nut zoals de winning en levering van gas, water en elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, afvoer en verwerking van rioolwater of voorzieningen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang;

1.62 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.63 overkapping

een bouwwerk dat een dak heeft, maar geen wanden;

1.64 paardenhouderij

een bedrijf dat gericht is op zowel paardenfokkerij als paardenstalling;

1.65 paardenstalling

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan;

1.66 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  2. b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. wanneer in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil ter plaatse;

1.67 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.68 permanente teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken en voorzieningen, waaronder ook kassen, die ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het gehele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt;

1.69 prostitutie

het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.70 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid;

1.71 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken;

1.72 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.73 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij deze regels is opgenomen;

1.74 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die alsBijlage 2 Staat van horeca-activiteiten bij deze regels is opgenomen;

1.75 stacaravan

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.76 standplaats

een kavel voor het plaatsen van woonwagens of kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of andere instellingen kunnen worden aangesloten;

1.77 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken en voorzieningen die ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal 4 maanden per jaar worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt;

1.78 toeristische standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, met uitzondering van een of een chalet, gedurende een beperkte periode;

1.79 uitbouw

een gebouw dat:

  1. a. als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
  2. b. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.80 verkoop streekeigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf of in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in de regio zijn verwerkt of bewerkt;

1.81 volwaardig agrarisch bedrijf

een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang;

1.82 voorgevel

een gevel aan de voorzijde van een gebouw, te bepalen op basis van onderstaande criteria in volgorde van belangrijkheid:

  1. a. de gevel die de voorzijde van het gebouw is;
  2. b. de gevel die gezien de naastliggende gebouwen duidelijk als de voorzijde van het gebouw wordt aangemerkt;
  3. c. de gevel waar of waarvoor het huisnummer of de brievenbus is gelegen;
  4. d. de gevel waar of waarvoor de hoofdontsluiting van het bouwperceel is gelegen;
  5. e. de gevel waarin de hoofdentree van het gebouw is gelegen;

1.83 voorgevelrooilijn

de lijn die evenwijdig aan de openbare weg in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg gelegen is, gebouwen kleiner dan 6 m2 niet meegerekend;

1.84 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.85 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande:

  1. a. wegen of paden;
  2. b. bruggen, dammen, duikers, tunnels die in deze wegen of paden liggen;
  3. c. bermen, bermsloten en wegkanten;
  4. d. parkeerterreinen;

1.86 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.87 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.88 zorgboerderij

de opvang van volwassenen of gehandicapten, zonder nachtverblijf, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie en therapie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. c. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  4. d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  5. e. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  6. f. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
    tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Cultuurhistorische Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij, een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, een sierteeltbedrijf, een intensieve kwekerij, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:
    1. 1. cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en archeologisch waardevolle gebieden;
    2. 2. natuurwaarden in de vorm van vogelsoorten die op grond van de externe werking van het Natura 2000-gebied De Wieden beschermd zijn;
  3. c. wonen in een bedrijfswoning;

de volgende agrarische nevenfuncties:

  1. d. grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);
  2. e. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
  3. f. sierteelt;
  4. g. intensieve kwekerij;

de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

  1. h. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
  2. i. veearts/hoefsmederij;
  3. j. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
  4. k. kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m2 bebouwing mag worden gebruikt;
  5. l. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/paardenpension), waarvoor maximaal 1.200 m2 bebouwing mag worden gebruikt;
  6. m. kano-, boot- en fietsenverhuur;
  7. n. bed & breakfast in hoofdgebouw;

en:

  1. o. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
  2. p. kleinschalige natuurontwikkeling;
  3. q. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. r. (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speelvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
  2. s. gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. t. intensieve kwekerij (hoofd- en nevenfunctie) uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  2. b. bouwwerken.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de in3.2.1 aangegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de afwijkingsmogelijkheid wordt uitsluitend toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
    2. 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  2. b. de in3.2.1 aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bouw van serrestallen, met dien verstande dat:
    1. 1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 8 m;
    2. 2. van de afwijkingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in 3.1, niet in onevenredige mate worden geschaad;
    3. 3. een verzoek ter advisering wordt voorgelegd aan de agrarisch- en de cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde sub 2 wordt voldaan;
  3. c. het bepaalde in3.2.1onder c teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
      • daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
      • de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  4. d. het bepaalde in 3.2.1 onder a voor wat betreft de begrenzing van een bouwvlak van volwaardige agrarische bedrijven, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de overschrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
    2. 2. de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m2 worden overschreden;
    3. 3. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in 3.1, niet in onevenredige mate worden geschaad;
    4. 4. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
    5. 5. een verzoek wordt ter advisering voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde sub1 wordt voldaan;
    6. 6. een verzoek wordt ter advisering voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde sub 3 wordt voldaan;
  5. e. het bepaalde in 3.2 voor nieuwbouw in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. van de bevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
    2. 2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m2;
    3. 3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
  4. d. het gebruik van bedrijfswoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
  5. e. het gebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;
  6. f. het gebruik van bouwwerken als binnenrijbaan;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een Wgh-inrichting en/of Bevi-inrichtingen;
  9. i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in3.1 en 3.4 ten behoeve van:

  1. a. de volgende niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken, dit met inachtneming van de in 3.5.1 opgenomen voorwaarden:
maximaal aantal m2
gebruik onbebouwde gronden bebouwing
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen) - 500
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering) - 500
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1Staat van bedrijfsactiviteiten - 500
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel, africhtingbedrijf voor paarden 1.200 200
verwerken van mest en andere agrarische producten (bio-energie-installatie) - 1.500
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten - 200
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten - 500
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten - 200
recreatieve functies/agrotoerisme
kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van Bijlage 2Staat van horeca-activiteiten 500 200
kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie) - 200
kleinschalig kamperen (boerderijcamping) 2.500 100
boerengolf/pitch&putt 50.000 50
poldersport (met uitzondering van motorcross) 20.000 50
overige dienstverlening
sociale functie bijv. resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf) - 200
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen - 100
tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier 500 200
dierenpension; hondenfokkerij - 200

- Niet van toepassing

  1. b. nevenfuncties die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de onder a vermelde toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de in 3.5.1 opgenomen voorwaarden;
  2. c. categorieën vervolgfuncties zoals genoemd onder 3.7 (Wijzigingsbevoegdheid), teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de genoemde vervolgfuncties met inachtneming van de daarbij opgenomen voorwaarden;
  3. d. bedrijven in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge 3.5 algemeen toelaatbare categorieën van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  4. e. bedrijven die niet in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals genoemd.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van opgaande beplantingen (met uitzondering van erfbeplanting);
  2. b. de aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen > 50 m2 (niet zijnde kavelpaden).

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. a. onderstaande vervolgfuncties, dit met inachtneming van de in 3.7.1 opgenomen voorwaarden:
vervolgfunctie
wonen/hobbyboeren
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten
mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel
veearts/hoefsmederij
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1Staat van bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten
recreatieve functies
kinderboerderij
paardenstalling/paardenpension
kano- en roeiboot- of fietsenverhuur
horeca in ten hoogste categorie 1b van Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten
kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf
overige dienstverlening
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)
tentoonstellingsruimte; museum
dierenpension; hondenfokkerij
  1. b. volwaardige agrarische bedrijven om de begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
      • indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
      • indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
      • indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze vergroting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;
    2. 2. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in 3.1, niet in onevenredige mate worden geschaad;
    3. 3. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
    4. 4. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter advisering voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 1 wordt voldaan;
    5. 5. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter advisering voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 2 wordt voldaan;
  1. c. nieuwe bouwvlakken, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zoals genoemd in 1.8 onder a, b, c, d en g;
    2. 2. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
      • in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en landschapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiënische knelsituaties;
      • wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak;
      • indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
      • de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
    3. 3. per bouwvlak mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
    4. 4. een verzoek om planwijziging wordt ter advisering voorgelegd aan de agrarisch deskundige;
    5. 5. een verzoek om planwijziging wordt in geval van archeologische waarden ter advisering voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige;
    6. 6. op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in Artikel 3 Agrarisch met waarden- Cultuurhistorische waardenvan overeenkomstige toepassing;
    7. 7. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen;
  1. d. nieuwe bouwvlakken voor de bouw van een collectieve bio-energie-installatie, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
    2. 2. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak mag maximaal 1 ha bedragen;
    3. 3. op het bouwvlak mag geen bedrijfswoning worden gebouwd;
    4. 4. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
    5. 5. een verzoek om planwijziging wordt ter advisering voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde onder 1;
    6. 6. nieuwe bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van goed ontsloten gebieden;
    7. 7. de bio-energie installatie moet aantoonbaar onderdeel uitmaken van één of meerdere bestaande volwaardige agrarische bedrijven;
    8. 8. de bio-energie installatie dient landschappelijk te worden ingepast;
  1. e. de realisatie van ecologische verbindingszones en ecologische hoofdstructuren de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met inachtneming van het volgende:
    1. 1. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;
    2. 2. een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft ingericht;
  1. f. door het opnemen van een omgevingsvergunningenstelsel ter plaatse van het foerageergebied van de purperreiger (zie Bijlage 3 FourageergebiedPurperreiger), waarin het omzetten van grasland in maïsland als vergunningplichtige werken of werkzaamheden worden opgenomen, met dien verstande dat planwijziging uitsluitend wordt toegepast als uit door de gemeente uit te voeren monitoringonderzoek blijkt dat aanvullende beschermende maatregelen voor de purperreiger noodzakelijk zijn.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij, een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:
    1. 1. landschapswaarden in de vorm van het grillig kavelpatroon, verspreid liggende bebouwing, houtwallen en -singels, verspreid liggende bospercelen, steilranden, essen en rivierduintjes en daarmee samenhangende natuurwaarden in de vorm van flora en fauna die binnen deze landschapswaarden hun habitat hebben;
    2. 2. cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten, dit ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' en archeologisch waardevolle gebieden;
  3. c. grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);
  4. d. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
  5. e. intensieve kwekerij;
  6. f. wonen in een bedrijfswoning;

de volgende agrarische nevenfunctie:

  1. g. bosbouw, uitsluitend ter plaatse van bestaande bospercelen;

de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

  1. h. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
  2. i. veearts/hoefsmederij;
  3. j. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
  4. k. kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m2 bebouwing mag worden gebruikt;
  5. l. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/paardenpension), waarvoor maximaal 1.200 m2 bebouwing mag worden gebruikt;
  6. m. kano-, boot- en fietsenverhuur;
  7. n. bed & breakfast in hoofdgebouw;

en:

  1. o. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
  2. p. kleinschalige natuurontwikkeling;
  3. q. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. r. (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speelvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
  2. s. gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. t. intensieve kwekerij (hoofd- en nevenfunctie) uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de in 4.2.1 aangegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de afwijkingsmogelijkheid wordt uitsluitend toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
    2. 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  2. b. het bepaalde in 4.2.1 onder c teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
      • daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
      • de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  3. c. het bepaalde in 4.2.1 onder a voor wat betreft de begrenzing van een bouwvlak van volwaardige agrarische bedrijven, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de afwijkingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de overschrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
    2. 2. in afwijking van het gestelde onder 1 geldt dat ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven geen overschrijding van het bouwvlak is toegestaan, tenzij de overschrijding noodzakelijk is uit het oogpunt van dierenwelzijn;
    3. 3. de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m2 worden overschreden;
    4. 4. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in4.1, niet in onevenredige mate worden geschaad;
    5. 5. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
    6. 6. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid wordt ter advisering voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 1 is voldaan;
    7. 7. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid wordt ter advisering voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 4 wordt voldaan;
  4. d. het bepaalde in 4.2 voor nieuwbouw in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. van de bevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
    2. 2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m2;
    3. 3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
  4. d. het gebruik van bedrijfswoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
  5. e. het gebruik van een recreatieve verblijf ten behoeve van permanente bewoning;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een Wgh-inrichting en/of Bevi-inrichtingen;
  8. h. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 en 4.4 ten behoeve van:

  1. a. de volgende niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken, dit met inachtneming van de in 4.5.1 opgenomen voorwaarden:
maximaal aantal m2
gebruik onbebouwde gronden bebouwing
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen) - 500
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering) - 500
agrarische loonbedrijven in de categorie 1 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten - 500
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel, africhtingbedrijf voor paarden 1.200 200
verwerken van mest en andere agrarische producten (bio-energie-installatie) - 1.500
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten
hoveniersbedrijf in de categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - 200
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorie 1 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten - 500
overige bedrijven in de categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - 200
recreatieve functies/agrotoerisme
kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten 500 200
kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie) - 200
overige dienstverlening
sociale functie bijvoorbeeld resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf) - 200
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen - 100
tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier 500 200

- Niet van toepassing

  1. b. nevenfuncties die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de onder a vermelde toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de in 4.5.1 opgenomen voorwaarden;
  2. c. categorieën vervolgfuncties zoals genoemd onder 4.7 (Wijzigingsbevoegdheid), teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de genoemde vervolgfuncties met inachtneming van de daarbij opgenomen voorwaarden;
  3. d. nieuwbouw in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. van de bevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
    2. 2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m2;
    3. 3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
  4. e. bedrijven in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge 4.5 algemeen toelaatbare categorieën van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  5. f. bedrijven die niet in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals genoemd in 4.5 en 4.7.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren:

  1. a. het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren;
  2. b. het graven, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  3. c. het verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden;
  4. d. de aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen > 50 m2 (niet zijnde kavelpaden);
  5. e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  6. f. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. a. onderstaande vervolgfuncties ter plaatse van het agrarisch bouwvlak, dit met inachtneming van de in 4.7.1 opgenomen voorwaarden:
aard van de vervolgfunctie
wonen/hobbyboeren
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid
mechanisatiebedrijven behorende tot de categorie 1 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel
veearts/hoefsmederij
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten
hoveniersbedrijf in de categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorie 1 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing
overige bedrijven in de categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
recreatieve functies
kinderboerderij
paardenstalling/paardenpension
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur
horecagelegenheid
kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf
overige dienstverlening
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)
tentoonstellingsruimte; museum
  1. b. volwaardige agrarische bedrijven om de begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
      • indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
      • het bouwvlak voor grondgebonden bedrijven mag ten hoogste 1,5 ha worden vergroot;
      • indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
      • indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze vergroting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;
    2. 2. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in 4.1, niet in onevenredige mate worden geschaad;
    3. 3. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
    4. 4. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter advisering voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 1 wordt voldaan;
    5. 5. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter advisering voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 2 wordt voldaan;
  1. c. de realisatie van ecologische verbindingszones en ecologische hoofdstructuren de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met inachtneming van het volgende:
    1. 1. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;
    2. 2. een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft ingericht.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf', tevens een rietdekkersbedrijf;
  3. c. wonen in een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. kades, oevers en schouwpaden;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. tuinen, erven en terreinen;
  6. i. overige verhardingen;
  7. j. water en waterberging;
  8. k. bruggen, dammen en duikers;
  9. l. gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. m. een Wgh-inrichting en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  2. n. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  3. o. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  4. p. per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m2.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 5.2.1 onder e teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
      • daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
      • de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
  2. b. het bepaalde in 5.2.1 onder f voor wat betreft de maximale goothoogte voor bedrijfsgebouwen voor aannemingsbedrijven, handelsbedrijven, transportbedrijven, agrarische loonbedrijven en een veehandelsbedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de afwijking uitsluitend mag worden toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
    2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 5,5 m;

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
  4. d. het gebruik het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een Wgh-inrichting en Bevi-inrichtingen;
  6. f. het gebruik van bedrijfswoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
  7. g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 5.1, teneinde:
    1. 1. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten;
    2. 2. bedrijven toe te laten die niet in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in Bijlage 1 Staatvan bedrijfsactiviteiten genoemd;
  2. b. de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in 5.6, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge 5.6 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de daarbij opgenomen voorwaarden;
  3. c. het bepaalde in 5.6 voor nieuwbouw, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
    2. 2. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m2;
    3. 3. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van onderstaande vervolgfuncties op bouwvlakken, dit met inachtneming van de in 5.6.1 opgenomen voorwaarden:

aard van de vervolgfunctie
wonen/hobbyboeren
grondgebonden agrarische bedrijven (zoals genoemd in 1.7 onder a, b, c, d en g)
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2, of 3 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten
mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel
veearts/hoefsmederij
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1Staat van bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing
recreatieve functies
horeca in ten hoogste categorie 1b van Staat van horeca-activiteiten
overige dienstverlening
tentoonstellingsruimte; museum
dierenpension; fokkerij

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg', tevens gezondheidszorg in een apotheekhoudende huisartsenpraktijk;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'religie', tevens religieuze doeleinden;
  4. d. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten;
  5. e. wonen in een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  1. f. groenvoorzieningen;
  2. g. kades, oevers en schouwpaden;
  3. h. nutsvoorzieningen;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. tuinen, erven en terreinen;
  6. k. verhardingen;
  7. l. water en waterberging;
  8. m. bruggen, dammen en duikers;
  9. n. gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen, met aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 6.2.1 onder d teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
      • daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
      • de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
  4. d. het gebruik van bedrijfswoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
  7. g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. landschapselementen;
  2. b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. extensief recreatief medegebruik;
  2. d. extensief agrarisch gebruik voor zover dit voor het beheer van de bestemming noodzakelijk is;

met de daarbij behorende:

  1. e. (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, terreinen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat in verband met het belang ter bescherming van deze bestemming, toepassing aan artikel 2.12, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is uitgesloten.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
  4. d. het omzetten van grasland in bouwland.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de onderstaande werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren:

  1. a. het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren;
  2. b. het graven, vergroten, herprofileren of dempen van sloten of ander oppervlaktewater;
  3. c. het aanbrengen opgaande beplantingen (met uitzondering van erfbeplanting);
  4. d. het verwijderen van opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden;
  5. e. de aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen > 50 m2 (niet zijnde kavelpaden);
  6. f. de aanleg van kavelpaden;
  7. g. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur
  8. h. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, wandel- en fietspaden;

met de daarbij behorende:

  1. b. nutsvoorzieningen;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. bruggen, tunnels, dammen en duikers;
  4. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten;
  2. b. de volgende niet-agrarische nevenfuncties in bestaande bebouwing:
    1. 1. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
    2. 2. veearts/hoefsmederij;
    3. 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, rieten vlechtwerk, klompenmakerij);
    4. 4. kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m2 bebouwing mag worden gebruikt;
    5. 5. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/paardenpension), waarvoor maximaal 1.200 m2 bebouwing mag worden gebruikt;
    6. 6. kano-, boot- en fietsenverhuur;
    7. 7. bed & breakfast;

met de daarbij behorende:

  1. c. nutsvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. tuinen, erven en terreinen;
  4. f. water en waterberging;
  5. g. gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Op of in de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. woonhuizen;
  2. b. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen:

  1. a. ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer dan 25 m mag bedragen;
  2. b. ten dienste van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2,uitsluitend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Leiding - Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van drinkwater.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen:

  1. a. ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. ten dienste van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2, uitsluitend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden en een archeologisch monument.

12.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 0,3 m wordt geroerd.

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderzoek naar en de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het handelen in strijd met de Monumentenwet 1988.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Waarde - Archeologie 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderzoek naar en de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het handelen in strijd met de Monumentenwet 1988.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterberging en bescherming tegen wateroverlast ter plaatse van natuurlijke laagten.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

  1. a. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  2. b. Met betrekking tot bedrijfswoningen voor agrarische bedrijven geldt overigens het volgende:
    1. 1. indien ten behoeve van een bedrijf reeds een of meerdere woningen aanwezig zijn, wordt het bouwplan voor een nieuwe bedrijfswoning aangemerkt als bouwplan voor een tweede respectievelijk volgende bedrijfswoning;
    2. 2. tenzij het de vervanging van een woning betreft, worden met een bij het bedrijf reeds aanwezige woning gelijkgesteld:
      • de woning die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds op het bouwvlak van het betrokken bedrijf aanwezig is, óók als deze woning inmiddels niet meer functioneert als bedrijfswoning bij/van het betrokken agrarisch bedrijf;
      • de woning, die na de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan als bedrijfswoning op het bouwvlak van het betrokken bedrijf is of wordt gebouwd, óók als deze woning inmiddels niet meer functioneert als bedrijfswoning bij/van het betrokken agrarisch bedrijf.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1 Bestaande hoogte, afstand, inhoud

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.

17.2 Bestaande afstand

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

17.3 Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

17.4 Ondergronds bouwen

  1. a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

17.5 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
  2. b. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden, mits de bedoelde overschrijdingen niet in de weg staan aan:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. een goede verblijfssituatie;
    3. 3. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de milieusituatie;
    6. 6. de sociale veiligheid.

Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels

18.1 geluidzone - spoor

18.2 geluidzone - weg

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

19.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de in het plan gegeven:
    1. 1. maten;
    2. 2. afmetingen;
    3. 3. percentages;

en toestaan dat een overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;

  1. b. de bestemmingsbepalingen:
    en toestaan dat geringe aanpassingen worden gedaan in:
    1. 1. het beloop of profiel van wegen;
    2. 2. de aansluiting van wegen onderling;
    3. 3. wanneer dit nodig is vanuit:
      • de verkeersveiligheid;
      • de verkeersintensiteit;
  2. c. de bestemmingsbepalingen:
    en toestaan dat worden gebouwd:
    1. 1. openbare nutsgebouwtjes;
    2. 2. wachthuisjes voor het openbaar vervoer;
    3. 3. telefooncellen;
    4. 4. gebouwtjes voor (de bediening van) kunstwerken;
    5. 5. toiletgebouwtjes;
    6. 6. (jongeren)ontmoetingsplekken;
    7. 7. gebouwtjes van vergelijkbare aard;
      wanneer: de inhoud per gebouwtje maximaal 75 m3 is;
      en: de bouwhoogte van de gebouwtjes maximaal 3,5 m is;
  3. d. de bestemmingsbepalingen:
    en toestaan dat:
    bergbezinkbassins worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. het bergbezinkbassin wordt beneden peil gebouwd, behalve waar het ondergeschikte bouwdelen betreft;
    2. 2. ondergeschikte bouwdelen mogen maximaal 1 m boven peil uitsteken;
      zoals ontluchtingspijpen;
      of bouwdelen van vergelijkbare aard;
  4. e. de bestemmingsbepalingen voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn;
    en toestaan dat:
    1. 1. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
      wanneer: het niet gaat om een overkapping;
    2. 2. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;
  5. f. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen:
    en toestaan dat:
    de (bouw)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot;
    zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
    of bouwdelen van vergelijkbare aard;
    wanneer: de vergroting maximaal 20 m2 is per plaatselijke verhoging;
    en: de maximale hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw is;
  6. g. het bouwvlak:
    en toestaan dat:
    de grenzen van het bouwvlak naar de buitenkant worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. erkers en ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte;
      wanneer: de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
      en: de erker niet wordt gebouwd ter plaatse van de voorgevelrooilijn;
    4. 4. luifels, balkons en galerijen;
      wanneer: de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

19.2 Extra woning/vergroten inpandige woning

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan teneinde één extra woning onder te brengen in een bestaande woning, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de bestaande woning dient groter te zijn dan 250 m2;
    2. 2. voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde;
    3. 3. de extra woning moet worden gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw.
  1. b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de maximale oppervlakte van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

Artikel 20 Overige Regels

20.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de regels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het toestaan van afwijkingen van de stedenbouwkundige regels;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

20.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen

De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

21.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

21.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

21.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 21.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 21.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

21.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 21.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Meppel - herziening Buitengebied (reparatie)'.

26/27 juni 2013.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Meppel is op 3 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad en is op 13 april 2010 grotendeels goedgekeurd door Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Drenthe. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft op 28 december 2011 een uitspraak gedaan inzake een aantal beroepen.

Het voorliggende bestemmingsplan is de planologisch-juridische regeling van de wijzigingen naar aanleiding van de uitspraak van ABRS op het bestemmingsplan "Buitengebied". Het voorliggende plan betreft een reparatie van het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan. De beroepen die tot een wijziging van het bestemmingsplan leiden, zijn meegenomen in deze correctieve herziening van het bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Meppel - herziening Buitengebied (reparatie)" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:2.000 (kaart nummer NL.IMRO.0119.repbuitengebied-BPC1);
  • planregels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeksresultaten en beleidsmatige afwegingen opgenomen.

1.3 Situering Van Het Plangebied

Het plangebied bestaat uit diverse deelgebieden. Deze deelgebieden liggen in het buitengebied van de gemeente Meppel.

Op de afbeelding "Globale ligging plangebied" is de globale situering van de deelgebieden van het plangebied weergegeven. In Bijlage 1 is een gedetailleerde begrenzing van de deelgebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.repbuitengebied-BPC1_0001.jpg"

Afbeelding: Globale ligging plangebied

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

Met het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Meppel (zoals vastgesteld op 3 september 2009) zijn de navolgende bestemmingsplannen herzien:

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
bestemmingsplan Buitengebied Nijeveen 23-08-1990 05-03-1991
bestemmingsplan Buitengebied De Wijk 29-09-1987 17-05-1988
bestemmingsplan Buitengebied Havelte 19-12-1985 07-04-1987
bestemmingsplan Buitengebied Ruinerwold 31-10-1996 10-06-1997
bestemmingsplan Buitengebied Staphorst 18-10-1994 19-05-1995
bestemmingsplan Buitengebied Meppel 1984 03-05-1984 09-04-1985
bestemmingsplan Buitengebied Meppel 1995 06-06-1996 14-01-1997

1.5 Leeswijzer

In de toelichting is in hoofdstuk 2 het relevante, actuele beleidskader weergeven. In hoofdstuk 3 is ingegaan op de overwegingen uit het besluit van Gedeputeerde Staten, de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en ambtshalve aanpassingen. In dit hoofdstuk zijn ook de wijzigingen in het bestemmingsplan benoemd. In hoofdstuk 4 zijn de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling per deelgebied weergegeven. In hoofdstuk 5 is verslag gedaan van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een reparatieplan is van het bestemmingsplan "Buitengebied", is sprake van voortzetting van het bestaande beleid en is geen sprake van nieuwe beleidsuitgangspunten. Daarom wordt voor het beleidskader kortheidshalve verwezen naar dat bestemmingsplan.

Wel zijn er in de tussenliggende tijd enkele nieuwe beleidsstukken ontwikkeld. In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op deze nieuwe beleidsstukken.

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt onder andere de Nota Ruimte.

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze van invloed zijn op de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Met de structuurvisie wordt het roer omgezet in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor het plangebied zijn de volgende belangen relevant:

  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten, aangezien het plangebied ligt in een "Laagvliegroute boven Nederlands grondgebied voor jacht- en transportvliegtuigen.
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Het voorliggende plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarmee leidt het plan niet tot een significante aantasting van de natuurgebieden.

Voor de laagvliegroute geldt dat er geen bestemmingen mogen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter (gemeten vanaf het maaiveld) mogelijk maken. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen objecten mogelijk hoger dan 40 meter. De laagvliegroute leidt niet tot een belemmering van de voorgenomen ontwikkeling.

Dit bestemmingsplan betreft een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming waarmee het bestemmingsplan "Buitengebied" wordt gerepareerd.

Met het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met de relevante belangen voor het plangebied en wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

2.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie Drenthe is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkelingen van de provincie Drenthe voor de periode tot 2020 en in een aantal gevallen daar voorbij. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal Omgevingsplan Drenthe (POPII). De visie is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen, namelijk de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan.

De missie van de provincie is "het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten van de provincie". De kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, naoberschap, menselijke maat en veiligheid. Onder een "bruisend Drenthe" wordt verstaan een provincie waarin het goed wonen en werken is en waar voldoende te doen is voor jong en oud. Gestreefd wordt naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien.

De provincie heeft diverse ambities en daarmee ook belangen. De basis hiervoor zijn de wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Deze zijn aangevuld met een selectie van onderwerpen die volgens de provincie het meest effectief te beïnvloeden zijn op provinciaal niveau. De onderwerpen hebben betrekking op de aanwezige kwaliteiten en de fysiek-ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Drenthe.

Het voorliggende bestemmingsplan maakte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het bestemmingsplan betreft slechts enkele aanpassingen naar aanleiding van de uitspraak van ABRS op het bestemmingsplan "Buitengebied". De aanpassingen betreffen geen provinciale belangen. Daarmee zijn er geen belemmeringen vanuit de omgevingsvisie.

Provinciale Omgevingsverordening Drenthe

De Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV) bevat het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie. De verordening legt randvoorwaarden vast waaraan gemeenten bij ruimtelijke planontwikkeling zijn gehouden.

Op 9 maart 2011 is de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid vastgesteld, met de "Vijfde wijzigingstranche Provinciale omgevingsverordening". Met deze tranche is hoofdstuk 3 Ruimtelijk Omgevingsbeleid als onderdeel aan de bestaande POV toegevoegd. De toevoeging vloeit voort uit de Omgevingsvisie en de daarin neergelegde sturingsfilosofie. De verordening betreft een juridische vertaling van dit beleid; er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.

De verordening is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waaraan ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, dienen te voldoen.

Vanuit de omgevingsverordening zijn er geen beperkingen voor het bestemmingsplan, aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

Convenant Archeologisch erfgoed in landbouwkundig gebruik

In december 2011 zijn Gedeputeerde Staten van Drenthe, de colleges van burgemeester en wethouders van Drentse gemeenten en de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, afdeling Drenthe, een "Convenant Archeologisch erfgoed in landbouwkundig gebruik" aangegaan. Dit convenant is opgenomen in Bijlage 2. Het convenant beantwoordt de vraag hoe normaal landbouwkundig gebruik zich verhoudt tot het voldoende beschermen van zowel te verwachten als zeker aanwezige archeologische waarden (zie ook paragraaf 2.3.7).

2.3 Gemeentelijk Beleid

Het gemeentelijk beleid is constant in ontwikkeling. Dat betekent dat meerdere van onderstaande beleidsnota's kunnen worden herzien. Zo zal de Ontwikkelingsvisie 2030 worden opgevolgd door een Structuurvisie.

Indien nieuw beleid tijdens de procedure van dit plan wordt vastgesteld, kan dit in een volgende procedureronde leiden tot aanpassing van onderdelen van deze toelichting.

2.3.1 Ontwikkelingsvisie 2030

Meppel neemt in de regio een centrale positie in, zowel op het gebied van werkgelegenheid en voorzieningen als op het gebied van wonen. Het onderscheidende van Meppel is de combinatie van een stedelijke sfeer en een aantrekkelijk voorzieningenaanbod in de binnenstad, en rust en ruimte in de omliggende wijken en kernen. In Meppel wonen circa 32.000 mensen. Meppel wil groeien tot circa 40 á 45.000 inwoners in 2030 en staat een beheerste groei voor. De gemeente hanteert dit aantal echter niet als harde doelstelling. De gemeente richt zich in de eerste plaats op (maar zeker niet uitsluitend) gezinnen en (actieve) senioren. Meppel kent een relatief sterke sociale cohesie. Dit vraagt om onder meer een adequaat voorzieningenniveau in de wijk of de nabijheid daarvan. De aandacht van de gemeente richt zich daarbij vooral op groepen die relatief weinig te kiezen hebben op de woningmarkt, zoals huishoudens met een bescheiden inkomen of mensen met een zorgbehoefte. Meppel hanteert als uitgangspunt dat ouderen en mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen wonen. De beleidsnota Wmo 2008-2011(zie paragraaf 2.3.3) beschrijft de opgave en de inzet van de gemeente. De gemeente heeft kwaliteit van het woonaanbod hoog in het vaandel staan.

In de visie is verwoord dat Meppel op het gebied van voorzieningen deel uitmaakt van een deels Overijssels systeem met daarin Staphorst en Zwolle. Zo maken mensen van buiten de provincie gebruik van het ziekenhuis in Meppel.

De Ontwikkelingsvisie streeft naar een uitstekende bereikbaarheid van Meppel.

2.3.2 Ruimtelijk programma 2020

Het Ruimtelijk programma vormt een uitwerking van de Ontwikkelingsvisie 2030, de gemeentelijke visie die de koers voor de toekomst (lange termijn) vastlegt. Het Ruimtelijk programma vormt een “vertaling“ van de ontwikkelingsvisie in een concretere programmatische aanpak. Het Ruimtelijk Programma kan hiermee onder meer dienen als afwegingskader voor de diverse projecten. Het Ruimtelijk Programma is primair een op de ruimtelijke aspecten per gebied toegespitste samenvatting van bestaand beleid. Het gemeentelijk beleid is gericht op het bereiken van een gedifferentieerd en compleet woningaanbod met alle bijbehorende voorzieningen.

2.3.3 Beleidsnota Wmo 2008-2011

Aanleiding van deze beleidsnota is de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op 1 januari 2007. De gemeente heeft zich in 2006 gericht op de inrichting van de loketfunctie en de invloed van de Wmo op de verstrekking van de individuele voorzieningen. De beleidsnotitie beoogt het brede beleidsterrein van de maatschappelijke ondersteuning integraal vorm te geven. Aan de ontwikkelingen op het terrein van wonen, welzijn en zorg liggen demografische, maatschappelijke, sociaal-culturele, bestuurlijke en financiële ontwikkelingen ten grondslag, zoals de vergrijzing, individualisering, extramuralisering en een verschuiving van de verantwoordelijkheidsverdeling. De gemeente, samenleving en de uitvoerende instellingen zullen moeten inspelen op deze ontwikkelingen, zodat de meest effectieve samenstelling aan ondersteuning ontstaat.

De beleidsnota Wmo sluit naadloos aan bij het Uitvoeringsprogramma 2006-2010 "Mee(r) doen in Meppel":

  • Integraal: De gemeente Meppel investeert de komende jaren in het samenbrengen van de verschillende beleidsterreinen. Samenhang aanbrengen in de verschillende beleidsterreinen van wonen, welzijn en zorg versterkt de effecten van de ingezette maatregelen en vergroot de leefbaarheid binnen de gemeente Meppel.
  • Wijkgericht: Wijkgericht werken is een aanpak die zich richt op het verbeteren van de directe leefomgeving in de wijken in nauwe samenwerking met de wijkbewoners en de dienstverlenende instellingen. Wil de gemeente de bewoners bij de wijk betrekken, dan is het zaak om in te spelen op hun behoeften en mogelijkheden.
  • Interactief: De gemeente gebruikt veel verschillende instrumenten om interactief met de bewoners/burgers en de maatschappelijke instellingen beleid te formuleren en te toetsen.

De komende jaren zal door allerlei maatregelen extra ingezet worden op preventie en het versterken van de leefbaarheid in Meppel, het versterken van de zorgzame samenleving en het verstrekken van passend aanbod van collectieve en individuele ondersteuning. Hiermee wordt beoogd het huidige aanbod aan ondersteuning te verbeteren, de samenleving en de burger te faciliteren bij initiatieven die passen binnen het gemeentelijk beleid dan wel de wijkvisie en de leefbaarheid (veiligheid, meedoen aan de maatschappij, gezondheid) in Meppel te bevorderen.

2.3.4 Woonplan Gemeente Meppel

Het Woonplan geeft uitwerking aan de woonaspecten uit de Ontwikkelingsvisie 2030. Dit woonplan geeft aan waar de gemeente Meppel op inzet om de ambities waar te maken. De prioriteiten en de uitgangspunten worden benoemd, op basis van inzicht op wat er op de woningmarkt gebeurt en een visie op hoe het wonen in Meppel eruit zou moeten zien. Meppel wil de kwaliteit van de woon- en leefomgeving behouden en waar nodig en mogelijk verbeteren. In de Ontwikkelingsvisie 2030 gemeente Meppel is deze koers op hoofdlijnen voor de komende decennia vastgelegd. De ruimtelijke aspecten zijn neergelegd in het Ruimtelijk programma 2020. Dit zijn belangrijke kaders voor dit woonplan.

Het behouden van voldoende huisvestingsmogelijkheden voor mensen met een bescheiden inkomen is en blijft voor Meppel een belangrijk uitgangspunt. Betaalbaar aanbod: beschikbaarheid vergroten. De kansen voor deze groep huishoudens kunnen op verschillende manieren worden vergroot: door de bouw van (middel-)dure huur, bouwen voor doorstroming en door het ontwikkelen van instrumenten die het gat tussen huur en koop helpen dichten.

Veel senioren die niet meer zo goed ter been zijn of mensen met een andere zorgvraag, willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Liefst in een vertrouwde omgeving. De gemeente Meppel wil deze huishoudens daartoe de kans geven. Tot 2020 is de behoefte aan 130 zorgwoningen op stedelijk niveau. De behoefte aan nultredenwoningen neemt in de periode tot 2020 totaal met 1000 woningen toe, waarvan de helft in Nieuwveense Landen zal worden gerealiseerd.

2.3.5 Welstandsnota

Inleiding

Op 3 juni 2004 is de nieuwe welstandsnota vastgesteld door de gemeenteraad. De welstandsnota gaat over het duurzaam bevorderen van de kwaliteit van bebouwing en omgeving in de gemeente Meppel. De welstandstoets is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Door middel van welstandscriteria wordt zo concreet mogelijk aangegeven aan welke uitgangspunten de ontwerper van een bouwplan zich moet houden. Deze uitgangspunten zijn deels gelijk voor de hele gemeente en deels verschillend per deelgebied omdat ieder gebied zijn eigen kenmerken heeft. Bovendien zijn per gebied de welstandscriteria beschreven. In principe moet altijd worden voldaan aan de criteria in het hele gebied. Uitzonderingen blijven echter mogelijk. Voorwaarde is wel dat er een gegronde reden moet zijn om van de criteria af te wijken. Of een reden gegrond is of niet, is uiteindelijk ter beoordeling van burgemeester en wethouders. Voor veel gebieden geldt dat nieuwe en eigentijdse ontwikkelingen mogelijk zijn. Een belangrijke voorwaarde is meestal dat ze niet mogen conflicteren met de directe omgeving. Met andere woorden: altijd rekening houden met, respectievelijk respect tonen voor de omgeving en de daarin te verwachten ontwikkelingen.

Gebiedsgerichte welstandscriteria

Een belangrijke peiler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuren in de gemeente Meppel. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit, het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Daarnaast speelt ook het ruimtelijke kwaliteitsbeleid een belangrijk aspect bij het bepalen van de criteria. De criteria geven aan hoe een bouwwerk "zich moet gedragen" om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.

In het plangebied komt verschillende welstandsgebieden. De welstandsgebieden zijn opgenomen op de afbeelding "Gebieden waarvoor gebiedsgerichte welstandscriteria gelden".

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.repbuitengebied-BPC1_0002.jpg"

Afbeelding: Gebieden waarvoor gebiedsgerichte welstandscriteria gelden

In deze toelichting wordt niet verder op de gebiedscriteria of objectgerichte criteria ingegaan die op het plangebied van toepassing zijn. De welstandsnota geldt als een toetsingsinstrument dat los staat van het bestemmingsplan en waaraan bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning getoetst moet worden.

2.3.6 Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP)

Op 22 april 2010 heeft de gemeenteraad van Meppel het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2010 vastgesteld. Het doel van het GVVP is het vastleggen van de beleidsuitgangspunten voor het verkeer en vervoer in de gemeente Meppel voor de periode tot 2015 met een doorkijk naar een langere periode, dat aansluit bij de (ruimtelijke) ambities die de gemeente Meppel heeft.

De gemeente Meppel is momenteel voor alle modaliteiten goed bereikbaar vanuit de omgeving. Deze goede bereikbaarheid dient minimaal te worden behouden.

Als vaste route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt de route via de A32, N375 en de invalswegen naar de industrieterreinen Noord en Oevers aangewezen. Via deze routes kunnen de risico's aan het vervoer op beheerste wijze binnen de gemeente plaatsvinden.

Daarnaast wil de gemeente de kwaliteit van de leefomgeving en de verkeersveiligheidssituatie verder verbeteren, gebaseerd op de categorie indeling van het gemeentelijk wegennet.

2.3.7 Cultuurhistorie en archeologie

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht cultuurhistorische waarden mee te laten wegen in de totstandkoming van een bestemmingsplan. In de toelichting dient een beschrijving te worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Archeologie

Op basis van de landschappelijke ondergrond en de bekende archeologische waarden is voor Meppel een vlakdekkende verwachtingskaart opgesteld, de zogenoemde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Met de kaart heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. Het beleid geeft een indicatie van de trefkans voor archeologische waarden.

De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart zal in 2013 als beleidsnotitie in procedure worden gebracht en werpt een schaduw vooruit in die zin dat in bestemmingsplannen die in procedure worden gebracht al rekening wordt gehouden met de toebedeelde verwachtingswaarden.

Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: hoge verwachting, middelhoge verwachting en lage verwachting. Bij hoog gaat het om "Oude bewoningsassen", bij middelhoog gaat het om "Stuwwal, zandgronden" en "Beekdal".

Voor de verschillende gebieden is beleid geformuleerd, waarbij sprake is van een meer of mindere mate van bescherming van mogelijke waarden en daaraan gekoppelde onderzoeksplicht. De vrijstellingsgrenzen voor onderzoek - voor zover van belang voor het buitengebied - zijn als volgt:

  • Hoog - Oude bewoningsassen: Wanneer bodemingrepen niet voorkomen kunnen worden, moet bij ingrepen met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 0,30 meter archeologisch onderzoek plaatsvinden.
  • Middelhoog - Stuwwal, zandgronden: Wanneer bodemingrepen niet voorkomen kunnen worden, moet bij ingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 0,30 meter een onderzoek plaatsvinden.
  • Middelhoog - Beekdal: Wanneer bodemingrepen niet voorkomen kunnen worden, moet bij ingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 0,30 meter een onderzoek plaatsvinden.
  • Laag - Natte laagte: Wanneer bodemingrepen niet voorkomen kunnen worden, moet bij ingrepen groter dan 10 hectare (100.000 m2) en dieper dan 0,30 meter een onderzoek plaatsvinden.
  • Geen verwachting: Hier is geen onderzoeksplicht.

In dit bestemmingsplan zijn voor de in dit plan opgenomen gebiedsdelen met hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarden dubbelbestemmingen opgenomen ("Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 3" voor respectievelijk gebieden met een hoge en middelhoge verwachting).

Convenant Archeologisch erfgoed in landbouwkundig gebruik

In december 2011 zijn Gedeputeerde Staten van Drenthe, de colleges van burgemeester en wethouders van Drentse gemeenten en de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, afdeling Drenthe, een "Convenant Archeologisch erfgoed in landbouwkundig gebruik" aangegaan (zie paragraaf 2.2).

Het convenant beantwoordt de vraag hoe normaal landbouwkundig gebruik zich verhoudt tot het voldoende beschermen van zowel te verwachten als zeker aanwezige archeologische waarden.

Overeen is gekomen om op het terrein van ruimtelijke verankering van de bescherming van archeologische waarden en verwachtingen met de uniforme uitgangspunten uit het convenant inhoud te geven aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Ook in het voorliggende bestemmingsplan hebben archeologische waarden en verwachtingen doorwerking gekregen in de regels.

Cultuurhistorie

In het plangebied zijn enkele monumenten aanwezig. De monumenten worden wettelijk beschermd en hoeven om die reden geen extra bescherming in dit bestemmingsplan.

2.3.8 Gemeentelijk beleid ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied in 2009

In de toelichting van het bestemmingsplan "Buitengebied" uit 2009 zijn de onderstaande beleidsnota's opgenomen, die golden ten tijde van de vaststelling van dat bestemmingsplan.

Gemeentelijk ruimtelijk beleid

Het gemeentebestuur van Meppel streeft naar een goede werkgelegenheid met gelijktijdig een duurzame versterking van de kwaliteit van de gemeente als woon- en leefomgeving. Op basis daarvan is voor het bestemmingsplan "Buitengebied" een aantal beleidsuitgangspunten geformuleerd:

  • behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteiten en diversiteiten ter versterking van de identiteit;
  • water bezien als (essentieel) onderdeel van de landschappen waarmee de ontwikkelingsgeschiedenis van Meppel haar prominente plek (terug)krijgt;
  • realiseren van de ecologische verbindingszones;
  • waarborgen van autobereikbaarheid;
  • verbeteren van de kwaliteit van recreatieve fietsroutes door het landschap.

In de beekdalen en het laagveenontginninglandschap staat de grondgebonden landbouw voorop en wordt recreatief (mede)gebruik bevorderd. Voor het hoevenlandschap staat centraal dat de samenhang tussen landbouw en natuur versterkt wordt.

2.3.9 Waterplan

Het doel van het Waterplan Meppel is om het aspect water duidelijk zichtbaar te maken voor diverse doelgroepen en dat water als vanzelfsprekend in de planvorming wordt meegenomen en daarbij medesturend is voor ruimtelijke ontwikkelingen.

De gemeente onderscheid vier deelgebieden. De deelgebieden Beken en Polder zijn relevant voor het bestemmingsplan en kennen een aantal uitgangspunten voor de ruimtelijke inrichting.

Om ruimte voor water te creëren, wordt in de beekdalen in principe niet meer gebouwd. Uitzondering geldt voor een deel van het beekdal van de Oude Vaart, onder voorwaarde van evenredige compensatie in de vorm van bergingsruimte. Enkele kleine gebieden worden op termijn van 5 à 10 jaar ingericht met hoofdfunctie waterberging. Een aantal andere gebieden in de beekdalen van de Oude Vaart en de Wold Aa, die nu landbouw als hoofdfunctie hebben, worden ingericht voor noodberging. Indien nodig wordt hiervoor een financiële vergoeding verstrekt. Ook wordt gestreefd naar een natuurlijkere inrichting van de Oude Vaart en de Wold Aa en een zo natuurlijk mogelijke inrichting van de Reest. De planhorizon bedraagt in beide gevallen 10 jaar.

Voor de poldergebieden zijn er enkele plannen voor bebouwing. De kwelstroom richting poldergebieden (inclusief de nieuwbouwwijken) mag niet toenemen. Toename van de kwelstroom naar de polder met nieuwbouw leidt tot een vermindering van de kwel in bijvoorbeeld een nabij gelegen natuurgebied. Ook dit verlies aan natuurwaarde, naast het verlies aan areaal, moet worden gecompenseerd. Gestreefd wordt naar het opnemen van inrichtingseisen.

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is de watertoets uitgevoerd. Een samenvatting van de watertoets is opgenomen in Bijlage 3. Het bestemmingsplan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen waterschapsbelang. Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III.

Hoofdstuk 3 Het Reparatieplan

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de besluiten zoals die door Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Drenthe en door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) zijn genomen. Inzichtelijk wordt gemaakt tot welke aanpassingen dat dient te leiden. Ook zijn de ambtshalve aanpassingen weergeven.

3.1 Besluit Gedeputeerde Staten

Bij GS zijn bedenkingen ingediend op het raadsbesluit van het bestemmingsplan "Buitengebied". GS heeft gedeeltelijke goedkeuring onthouden aan het besluit. Het besluit van GS is opgenomen in Bijlage 4.

In het besluit zijn de overwegingen van GS weergegeven. Hierbij is aangegeven of, en zo ja hoe, het bestemmingsplan moet worden aangepast. Ook heeft GS een aantal ambtshalve toevoegingen opgenomen. In het besluit is aangegeven welke wijzigingen in het plan moeten worden doorgevoerd.

Hierna worden de aanpassingen naar aanleiding van het goedkeuringsbesluit die voor het voorliggend bestemmingsplan relevant zijn, kort samengevat weergegeven. Voor de volledige overwegingen wordt kortheidshalve verwezen naar Bijlage 4.

3.1.1 Percelen Het Drentse Landschap

Reclamant heeft aangegeven dat niet alle eigendommen van de stichting als gerealiseerd onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur zijn opgenomen op de plankaart. Reclamant stelt dat deze gronden met een passende bestemming moeten worden opgenomen.

Uit de gemeentelijke reactie blijkt dat er bereidheid is om met reclamant in overleg te treden over de geconstateerde omissies.

De bestemmingen van de natuurgebieden worden op perceelsniveau herzien.

3.1.2 Agrarische gebiedsbestemming met landschapswaarden

Naar aanleiding van het goedkeuringsbesluit wordt - voor zover het gaat om het plangebied globaal gelegen ten zuiden van de A28 en ten zuiden van de N851 - de agrarische gebiedsbestemming met landschappelijke waarden aangepast.

3.1.3 Bedrijven en woningen

Naar aanleiding van het goedkeuringsbesluit worden de nevenfuncties/vervolgfuncties binnen de bedrijfsbestemming en woonbestemming aangepast.

3.1.4 AMK-terreinen

AMK-terreinen zijn terreinen met archeologische waarden. In het bestemmingsplan was geen afdoende beschermingsregeling opgenomen. Om die reden wordt voor de AMK-terreinen een passende bestemming en beschermingsregeling opgenomen. (zie ook paragraaf 3.3.1).

3.2 Besluit Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State

Door 5 appellanten is beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS). Op 28 december 2011 heeft ABRS uitspraak gedaan. De uitspraak van ABRS is opgenomen in Bijlage 5.

Een deel van de beroepen (2 stuks) is ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan is in deze gevallen onherroepelijk geworden.

Een deel van de beroepen (3 stuks) is gegrond verklaard. In deze gevallen is goedkeuring onthouden door ABRS. Deze gevallen worden met het voorliggende bestemmingsplan hersteld. Deze gevallen worden hierna behandeld.

3.2.1 Kolderveen 4

Voor het perceel Kolderveen 4 is een beroep ingesteld bij ABRS. In het beroep stelt appellant dat ten onrechte goedkeuring is verleend voor zover daarin aan de (apotheekhoudende) huisartsenpraktijk op het perceel Kolderveen 4 te Nijeveen de bestemming "Wonen" is toegekend en niet de bestemming "Maatschappelijk". Ook stelt appellant dat de bestemming "Wonen" leidt tot een belemmering in de uitbreiding dan wel nieuwbouw van de huisartsenpraktijk, omdat de uitoefening van de praktijk in de huidige omvang al onvoldoende is.

ABRS heeft geconstateerd dat indertijd bouwvergunning is verleend voor de her- en verbouw van het pand Kolderveen 4 tot een woning met huisartsenpraktijk en is geconcludeerd dat het huidige gebruik niet als zodanig is bestemd.

Tevens heeft ABRS geconstateerd dat de 30%-norm voor de gebruiksoppervlakte van het aan-huis-gebonden beroep wordt overschreden en dat niet aannemelijk is geworden dat dit gebruik zal worden beëindigd binnen de planperiode.

Daarnaast heeft ABRS geconstateerd dat door de gemeenteraad niet inzichtelijk is gemaakt dat met een beroep op het gelijkheidsbeginsel - gelet op het perceel Kolderveense Bovenboer 29 - geen uitzondering kan worden gemaakt op het beleid aangaande functioneel niet aan het buitengebied gebonden functies.

Geconcludeerd kan worden dat ABRS stelt dat voor Kolderveen 4 - en analoog aan de benadering voor Kolderveense Bovenboer 29 - had kunnen worden gekozen voor een bestemming tot vastlegging van het huidig gebruik (huisartsenpraktijk) en een daarbij behorende (bedrijfs)woning. In dat geval had de keuze van de bestemming "Maatschappelijk" voor de hand gelegen. Deze bestemming (met een aanduiding voor gezondheidszorg) sluit overigens ook aan bij de bestemming die is vastgelegd voor het andere deel van het gezondheidscentrum/huisartsenpraktijk gevestigd op perceel Kolderveen 3. In het bestemmingsplan "Nijeveen" (vastgesteld door de gemeenteraad op 3 september 2009) is voor dat perceel gekozen voor de bestemming "Gemengd - Maatschappelijk en Sport" en gebruiksmogelijkheden voor maatschappelijke voorzieningen, waaronder ook gezondheidszorg wordt begrepen.

Indachtig de uitspraak van ABRS lijkt een planregeling met de bestemming "Maatschappelijk" en een aanduiding voor gezondheidszorg het meest voor de hand liggend.

Gelet op de indertijd kenbaar gemaakte bezwaren van belanghebbende wordt verwacht dat belanghebbende zich in een dergelijke regeling kan vinden.

3.2.2 Schiphorsterweg 12

Voor het perceel Schiphorsterweg 12 te Schiphorst heeft appellant een beroep ingesteld bij ABRS. In het beroep wordt gesteld dat ten onrechte goedkeuring is verleend aan de monumentale boerderij op het perceel Schiphorsterweg 12, voor zover aan het agrarisch bedrijf de bestemming "Wonen" is toegekend en niet de bestemming een agrarische bestemming. Appellant stelt dat op de boerderij met landerijen agrarische activiteiten plaatsvinden, waaronder veehouderij en akkerbouw.

ABRS heeft geconstateerd dat, de door de gemeente in 2004 uitgevoerde inventarisatie van het buitengebied van de gemeente Meppel, onvoldoende was om de aard en de omvang van de ter plaatse verrichte activiteiten vast te stellen en om te concluderen dat er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden.

Ook heeft ABRS vastgelegd dat ter zitting is gemeld dat agrarische bedrijfsactiviteiten door loonbedrijven worden uitgevoerd.

Tevens heeft ABRS vastgelegd dat ter zitting de raad het feitelijk gebruik niet heeft bestreden.

Met betrekking tot het niet aanwezig zijn van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, heeft ABRS gesteld dat daaraan geen doorslaggevende betekenis toekomt aangezien landbouwbedrijven niet noodzakelijkerwijs vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

Uit aanvullend onderzoek is gebleken dat voor het perceel en de agrarische bedrijfsvoering geen milieuvergunning van kracht is. Ook is gebleken dat het woonperceel deel uitmaakt van een groot kadastraal perceel en dat buiten het woonperceel sprake is van agrarische bedrijfsactiviteiten in de vorm van het telen van gewassen en niet van het houden van dieren.

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan - indachtig de uitspraak van de ABRS - is het voor de hand liggend om het perceel Schiphorsterweg 12 te bestemmen overeenkomstig de andere in het bestemmingsplan "Buitengebied" voorkomende agrarische bouwpercelen. In dit geval is de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden (AL)" met een bouwvlak relevant. Voor de goede orde wordt vermeld dat voor het rijksmonument wederom een aanduiding zal worden opgenomen.

Met toekenning van een dergelijke bestemming wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren die belanghebbende indertijd kenbaar heeft gemaakt.

3.2.3 Kolderveense Bovenboer 36

Voor het perceel Kolderveense Bovenboer 36 te Nijeveen is door appellant een beroep ingesteld bij ABRS. Gesteld wordt dat ten onrechte goedkeuring is verleend aan de monumentale boerderij op het perceel Kolderveense Bovenboer 36, voor zover aan het agrarisch bedrijf de bestemming "Wonen" is toegekend en niet de bestemming "Agrarisch". Appellant stelt dat op de boerderij met landerijen agrarische activiteiten plaatsvinden, waaronder veehouderij en akkerbouw.

ABRS heeft geconstateerd dat, de door de gemeente in 2004 uitgevoerde inventarisatie van het buitengebied van de gemeente Meppel, onvoldoende was om de aard en de omvang van de ter plaatse verrichte activiteiten vast te stellen en om te concluderen dat er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden.

Ook heeft ABRS vastgelegd dat ter zitting is gemeld dat agrarische bedrijfsactiviteiten door loonbedrijven worden uitgevoerd.

Tevens heeft ABRS vastgelegd dat ter zitting de raad het feitelijk gebruik niet heeft bestreden.

Met betrekking tot het niet aanwezig zijn van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, heeft ABRS gesteld dat daaraan geen doorslaggevende betekenis toekomt aangezien landbouwbedrijven niet noodzakelijkerwijs vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

Uit aanvullend onderzoek is gebleken dat voor het perceel en de agrarische bedrijfsvoering geen milieuvergunning van kracht is. Ook blijkt dat het woonperceel deel uitmaakt van een groot kadastraal perceel en dat buiten het woonperceel sprake is van agrarische bedrijfsactiviteiten in de vorm van het telen van gewassen en niet van het houden van dieren.

Voor het voorliggende bestemmingsplan - gelet de uitspraak van de ABRS - is het voor de hand liggend om het perceel Kolderveense Bovenboer 36 te bestemmen overeenkomstig de andere in het bestemmingsplan "Buitengebied" voorkomende agrarische bouwpercelen. In dit geval is de bestemming "Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden (AC)" met een bouwvlak relevant. Voor de goede orde wordt vermeld dat voor het rijksmonument wederom een aanduiding zal worden opgenomen.

Met toekenning van een dergelijke bestemming wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren die belanghebbende indertijd kenbaar heeft gemaakt.

3.3 Ambtshalve Aanpassingen

Naast het verwerken van de gevolgen van de besluiten van GS en ABRS, heeft de gemeente aangegeven dat er ook aanleiding is om ambtshalve enige reparaties uit te voeren. Hierna worden deze gevallen behandeld.

3.3.1 AMK-terreinen

Op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) zijn terreinen met archeologische monumenten in beeld gebracht. In het bestemmingsplan "Buitengebied" is voor deze terreinen geen afdoende beschermingsregeling opgenomen. Om die reden hebben Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden aan drie delen van de plankaart. Dit betreffen de delen waar AMK-terreinen voorkomen.

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de gelegenheid om voor die gronden een passende bestemming en beschermingsregeling op te nemen. In de regels is rekening gehouden met het "Convenant Archeologischerfgoed in landbouwkundig gebruik" (zie ook paragraaf 2.3.7).

3.3.2 Percelen Het Drentse Landschap

Ten tijde van het goedkeuringsbesluit van GS heeft de gemeente toegezegd om de bestemmingen aan te passen voor de percelen die in eigendom zijn van de stichting "Het Drentse Landschap". In overleg met de stichting is de bestemming van (bij de stichting in eigendom zijnde) enkele percelen aangepast naar "Agrarisch met waarden -Landschap" danwel "Natuur". Het betreft vooral percelen die zijn gelegen aan de zuidzijde van het buitengebied van de gemeente.

Compensatie EHS in driehoek Reeststouwe

Het perceel ten zuiden van Ezinge, in de "driehoek" tussen Reeststouwe, de spoorlijn en de A32, krijgt in het bestemmingsplan de bestemming "Natuur". Het perceel is nu reeds aangemerkt als compensatiegebied voor de mogelijk toekomstige aanleg van de fietsverbinding Ezinge - Meppel Zuid. Deze verbinding is geprojecteerd ten noorden van de Reeststouwe in de Ecologische Hoofdstructuur. De fietsverbinding zal zo dicht mogelijk aan de spoorbaan grenzen, waarmee het ruimtebeslag maximaal circa 8.500 m2 is. Het gebied daar is nu aangewezen als dotterbloemhooiland en wanneer de fietsverbinding wordt gerealiseerd, zal deze natuurwaarde verdwijnen. Ook wordt dan de ruimte voor water(berging) in dit gebied beperkt.

Vooruitlopend op de eventuele aanleg van de fietsverbinding, wordt het genoemde verlies aan natuurwaarde en ruimte voor water ten zuiden van de Reeststouwe gecompenseerd. De gemeenteraad heeft mede met het oog daar op in oktober 2009 - en als onderdeel van het Waterplan Meppel - besloten tot vaststelling van de Eerste uitvoeringsmodule Stedelijke wateropgave Meppel (zie Bijlage 6).

Het betreffende gebied is in eigendom en beheer van de stichting "Het Drentse Landschap". Dit gebied van ruim 3 hectare wordt ingericht voor meebewegende waterberging en als natuurgebied. Via een duiker onder de Reeststouwe zal het Reestwater het gebied bereiken en ontstaat drassig grasland. Met enkele diepere ontgravingen en natuurvriendelijke oevers langs de huidige sloten ontstaan zones met open water en rietvegetatie. Met een extensief maaibeheer wordt toegewerkt naar een natuurwaarde die vergelijkbaar is met de verloren gegane natuurwaarde ten gunste van de fietsverbinding. Naar verwachting wordt die natuurwaarde binnen enkele jaren gerealiseerd.

3.3.3 Kolderveense Bovenboer 12

Voor het perceel Kolderveense Bovenboer 12 is een rietdekkersbedrijf gevestigd. In het vorige bestemmingsplan betrof het bestemmingsvlak de situatie conform het kadastrale eigendom. Het kadastrale eigendom betreft ook gronden die zijn gesitueerd achter het aangrenzende woonperceel Kolderveense Bovenboer 10. In het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld in 2009 is de situatie echter niet zodanig overgenomen.

Inmiddels heeft het bedrijf plannen voor de realisatie van een schuur. Echter, het bestemmingsplan "Buitengebied" (vastgesteld in 2009) maakt de realisatie van een schuur op die plek niet mogelijk. Mede gelet op de gewenste concentratie van bebouwing, dient te worden geregeld dat de bebouwingsmogelijkheden voor het perceel worden geconcentreerd achter de daarbij behorende bedrijfswoning (nummer 12) en niet achter het aangrenzende woonperceel (nummer 10).

Daarom is aanpassing van het bestemmingsvlak noodzakelijk, met toevoeging van een aanduiding voor de plaatsbepaling van de bedrijfsgebouwen en vastlegging van de oppervlaktemaat voor toegestane bebouwing.

Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten

In dit hoofdstuk zijn de juridische aspecten van de planaanpassingen weergeven. De planaanpassingen zijn per perceel danwel gebied behandeld.

Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan is een geheel nieuw, zelfstandig bestemmingsplan dat opgezet is conform de RO standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen: IMRO2008, SVBP2008 en STRI2008.

Voor wat betreft de plansystematiek is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan "Buitengebied".

Daar waar in het bestemmingsplan "Buitengebied" is aangegeven "aanlegvergunning" is dit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Daar waar in het bestemmingsplan "Buitengebied" is aangegeven "vrijstelling" is dit een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

Het voorliggende bestemmingsplan is hierop aangepast.

Kolderveen 4, 6, 8, 10, 12 en 14

Voor het perceel Kolderveen 4 is de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "gezondheidszorg" (gz) opgenomen. Hiermee is vastgelegd dat de gronden kunnen worden gebruikt voor gezondheidszorg en een bedrijfswoning.

Gelet op het voortbestaan van de bestaande bedrijvigheid, is de voor het buitengebied gebruikelijke uitbreidingsmogelijkheid van 10% van toepassing en is de toegestane oppervlakte aan gebouwen vastgelegd. Hiervoor is de aanduiding "maximum bebouwd oppervlak" opgenomen.

In het bestemmingsplan "Buitengebied" maakt het perceel Kolderveen 4 deel uit van een groter bestemmingsvlak, namelijk het bestemmingsvlak "Wonen" met een aanduiding voor maximaal 6 woningen. Dit betreffen de woningen Kolderveen 4, 6, 8, 10, 12 en 14.

Aangezien het bestemmingsvlak wordt aangepast voor Kolderveen 4, dient ook de rest van het bestemmingsvlak te worden meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan omdat het aangegeven maximum aantal woningen moet worden aangepast. Voor de woningen Kolderveen 6, 7, 10, 12 en 14 is daarom de bestemming "Wonen" opgenomen met een aanduiding "maximum aantal wooneenheden" voor maximaal 5 woningen. De regeling voor deze woningen is gebaseerd op het geldende bestemmingsplan "Buitengebied".

In de bestemming "Wonen" is geregeld dat gebouwen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfgrens mogen worden gebouwd. Voor de woningen Kolderveen 12 en 14 geldt deze bepaling niet, omdat deze woningen aaneengebouwd zijn. Daarom is voor deze woningen een uitzondering gemaakt en als gevolg daarvan is de aanduiding "twee-aaneen" opgenomen.

Vanwege de ligging nabij de Kolderveen, geldt voor een deel van de percelen de aanduiding "geluidzone - weg". Dit is gebaseerd op het bestemmingsplan "Buitengebied".

Over nagenoeg de gehele bestemmingsvlakken ligt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" in verband met de hoge archeologische verwachtingswaarde.

Schiphorsterweg 12

Voor het agrarisch bedrijf op het perceel Schiphorsterweg 12 is de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap" (AW-L) met een bouwvlak opgenomen.

De boerderij heeft een rijksmonumentale status. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het monument vindt regeling in de Monumentenwet.

De regeling voor de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap" met daarbij de regeling voor het agrarisch bedrijf, is gebaseerd op het bestemmingsplan "Buitengebied". In deze bestemming is ook het besluit van Gedeputeerde Staten (de delen waaraan goedkeuring is onthouden) verwerkt.

Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart geldt voor het perceel een hoge of een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Voor het perceel zijn dan ook de respectievelijke dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 3" opgenomen.

Een klein deel van het perceel is aangemerkt met de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie". Dit is gebaseerd op het bestemmingsplan "Buitengebied". Deze bestemming is gegeven aan voorzieningen ten behoeve van waterstaatswerken alsmede voor opslag ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken.

Vanwege de ligging nabij de Schiphorsterweg, is voor een klein deel van het perceel de aanduiding "geluidzone - weg". Dit is gebaseerd op het bestemmingsplan "Buitengebied".

Kolderveense Bovenboer 36

Voor het agrarisch bedrijf op het perceel Kolderveense Bovenboer 36 is de bestemming "Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden" (AW-CW)" met een bouwvlak opgenomen.

De boerderij heeft een rijksmonumentale status. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het monument vindt regeling in de Monumentenwet.

De regeling voor de bestemming "Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden" met daarbij de regeling voor het agrarisch bedrijf, is gebaseerd op het bestemmingsplan "Buitengebied". In deze bestemming is ook het besluit van Gedeputeerde Staten (de delen waaraan goedkeuring is onthouding) verwerkt.

Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart geldt hier een lage archeologische verwachtingswaarde. Daarom is hiervoor geen dubbelbestemming voor archeologie opgenomen.

AMK-terreinen en terreinen met middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarden

Voor de AMK-terreinen waaraan door GS goedkeuring is onthouden, is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1" opgenomen voor de bescherming van de archeologische waarden en een archeologisch monument. Dit betreffen het terrein met sporen uit het Neolithicum en een Celtic field (gelegen in het uiterste noordoosten van het plangebied) en het terrein met daarop de kerk van Kolderveen.

Voor de AMK-terreinen geldt dat geen bouwwerken mogen worden gebouwd, tenzij het betreft bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd. Middels een afwijkingsbevoegdheid kan hiervan worden afgeweken. Ter bescherming van de archeologische waarden is een stelsel voor een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden" opgenomen.

Naast de dubbelbestemming zijn voor deze gronden ook de andere daar voorkomende (basis)bestemmingen van het bestemmingsplan "Buitengebied" opgenomen.

Terrein met sporen uit het Neolithicum en een Celtic field

Het terrein met sporen uit het Neolithicum en een Celtic field (gelegen in het uiterste noordoosten van het plangebied) heeft voor het agrarisch gebied de bestemming "Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden" gekregen en voor de weg de bestemming "Verkeer".

In verband met de ligging van de hoogspanningsverbinding en de waterleiding, gelden voor dit terrein ook nog de dubbelbestemmingen "Leiding - Hoogspanningsverbinding" en "Leiding - Water". Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen mogelijk na afwijking. Alvorens burgemeester en wethouders over een verzoek om afwijking beslissen, winnen zij advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder(s). Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

Vanwege de ligging van de nabijgelegen snelweg A32 en de spoorlijn Meppel-Leeuwarden, zijn voor delen van het terrein geluidszones opgenomen. Dit betreffen respectievelijk de aanduidingen "geluidzone - spoor" en "geluidzone - weg".

Terrein met kerk van Kolderveen

Het AMK-terrein bij de kerk van Kolderveen heeft de bestemming "Maatschappelijk" voor de kerk en bijbehorende gronden en de bestemmingen "Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden" en "Verkeer" voor het deel ten noorden van de kerk.

In het bestemmingsplan "Buitengebied" maakt het AMK-terrein deel uit van een groter bestemmingsvlak "Maatschappelijk", daarom is in het voorliggende bestemmingsplan het gehele bestemmingsvlak "Maatschappelijk" opgenomen. Het gehele bestemmingsvlak is aangeduid als "religie" ten behoeve van de religieuze doeleinden en de kerk.

Voor het deel van het bestemmingsvlak dat tot het AMK-terrein behoort, is de bestemming "Waarde - Archeologie 1" opgenomen (voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden). In deze dubbelbestemming worden veel bouwmogelijkheden afhankelijk gesteld van een afwijkingsbevoegdheid. De afwijkingsbevoegdheid wordt verleend indien door onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn. Voor een klein deel van het bestemmingsvlak geldt "Waarde - Archeologie 2".

Terreinen met middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarden

Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart heeft een aantal gebieden in het buitengebied een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde. De gebieden met de hoge en middelhoge verwachtingswaarde hebben respectievelijk de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 3" gekregen.

Percelen Het Drentse Landschap

De percelen van de stichting "Het Drentse Landschap" liggen globaal gezien aan de Rijksweg A32 (zuidelijk deel van de gemeente), de Schiphorsterweg en de Reestweg. Het gaat om natuurgebieden en percelen die agrarisch in gebruik zijn.

Voor de natuurgebieden is de bestemming "Natuur" opgenomen. De gebieden die agrarisch worden gebruikt, zijn bestemd als "Agrarisch met waarden - Landschap". De percelen hebben diverse dubbelbestemmingen en aanduidingen.

Voor een groot deel van de percelen gelden een hoge en middelhoge verwachtingswaarde op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Voor deze gebieden zijn respectievelijk de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 3" opgenomen.

Voor de percelen nabij de Rijksweg A32 gelden geluidzones vanwege de ligging van de snelweg en de spoorlijn Meppel-Leeuwarden. Hiervoor zijn de aanduidingen "geluidzone - weg" en "geluidzone "spoor". Ook liggen enkele percelen onder de hoogspanningsleiding en daarom geldt daarvoor de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding".

Bij de percelen aan de Schiphorsterweg is eveneens de aanduiding "geluidzone - weg" opgenomen. Voor enkele delen geldt op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied" ook de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor voorzieningen ten behoeve van waterstaatswerken alsmede voor opslag ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken.

Het perceel bij de Reestweg heeft ook de aanduiding "geluidzone - weg" in verband met ligging van de Rijksweg A28.

Kolderveense Bovenboer 12

Voor het perceel Kolderveense Bovenboer 12 is het bestemmingsvlak "Bedrijf" aangepast, conform het kadastraal eigendom.

Ter plaatse is een rietdekkersbedrijf toegestaan. Een bouwvlak is opgenomen voor de plaatsbepaling van de bedrijfsgebouwen. De bedrijfswoning is toegestaan. Het aanduidingsvlak "bijgebouwen" is uitsluitend bedoeld voor gebouwen en dergelijke, hier is geen bedrijfswoning toegestaan.

Op het perceel is de aanduiding "maximum bebouwd oppervlak (m2)" opgenomen voor de maximale oppervlakte van de bebouwing. Gelet op het voortbestaan van de bestaande bedrijvigheid, is de voor het buitengebied gebruikelijke uitbreidingsmogelijkheid van 10% van toepassing. Daarmee is voor dit perceel de toegestane oppervlakte aan gebouwen bepaald op 490 m2. Voor het gehele bestemmingsvlak geldt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2", vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Ontwikkelingen beperken zich tot kleinschalige particuliere initiatieven bij bestaande functies en bestaande bebouwing. Voor deze ontwikkelingen behoeven door de gemeente geen kosten te worden gemaakt. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is derhalve geen exploitatieplan nodig.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De gemeenteraad dient inzake het al dan niet vaststellen van het bestemmingsplan te overwegen of de planologisch-juridische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, maatschappelijk uitvoerbaar zijn. Bij deze afweging zullen in ieder geval de zienswijzen een rol spelen.

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een conserverend karakter heeft (reparatie van het bestemmingsplan "Buitengebied" dat in 2009 is vastgesteld), wordt in het kader van de procedure voor de ruimtelijke ordening geen afzonderlijke inspraakprocedure georganiseerd.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt conform de Wet ruimtelijke ordening zes weken ter inzage gelegd.

De resultaten van de voorbereidingsprocedure worden in het vaststellingsbesluit verwerkt.

juni 2013.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 3 Fourageergebied Purperreiger

Bijlage 3 Fourageergebied Purperreiger

Bijlage 1 Situering Plangebied

Bijlage 1 Situering plangebied

Bijlage 2 Convenant Archeologisch Erfgoed In Landbouwkundig Gebruik

Bijlage 2 Convenant Archeologisch erfgoed in landbouwkundig gebruik

Bijlage 3 Samenvatting Watertoets

Bijlage 3 Samenvatting watertoets

Bijlage 4 Besluit Gs

Bijlage 4 Besluit GS

Bijlage 5 Uitspraak Abrs

Bijlage 5 Uitspraak ABRS

Bijlage 6 Raadsvoorstel Eerste Uitvoeringsmodule Waterplan

Bijlage 6 Raadsvoorstel Eerste uitvoeringsmodule Waterplan