KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Huidig Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Ontwikkeling
2.3 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Geluid
4.2 Bodem
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Waterparagraaf
4.6 Milieuzonering
4.7 Geur
4.8 Ecologie
4.9 Archeologie & Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Opbouw Van De Regels
5.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Inleiding
7.2 Vooroverleg
7.3 Inspraak
7.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Plattegrond Clubhuis
Bijlage 2 Parkeerplaatsen
Bijlage 3 Watertoets

Buitengebied Borne, herziening Bekkingvelderweg 8

Bestemmingsplan - gemeente Borne

Vastgesteld op 05-07-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne, herziening Bekkingvelderweg 8' met identificatienummer NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01 van de gemeente Borne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep-aan-huis daaronder niet begrepen.

1.8 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat:

  1. a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  2. b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend.

1.9 bestaand gebruik

het gebruik dat op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of mag worden uitgeoefend en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning.

1.13 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.14 boomteelt

Het telen van houtige gewassen en planten.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in de grond.

1.20 clubgebouw

gebouw dat dienst doet als verenigingsruimte, kleedruimte, vergaderruimte en dergelijke.

1.21 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.26 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.27 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.28 ingreep

bodemroerende werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het bouwen van (ondergrondse) bouwwerken.

1.29 inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen en waarbij de woning uiterlijk uit één bouwvolume bestaat;

1.30 kampeermiddel

een tent, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.31 klooster

een instelling ten behoeve van een op religieuze grondslag georganiseerde woon- en leefgemeenschap.

1.32 landschapswaarden

de aan een gebied eigen zijnde visueel-ruimtelijke, ecologische en/of cultuurhistorische waarden.

1.33 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.34 maatschappelijk

het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding, waaronder begrepen begraafplaatsen en een zorgboerderij.

1.35 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.36 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.37 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.38 overdekte driving range

Een gebouw bestaand uit maximaal drie wanden ten behoeve van de afslagplaatsen van de golfbaan.

1.39 peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.40 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.41 permanente bewoning

een gebruik van een (gedeelte van een) gebouw of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als hoofdverblijf.

1.42 plattelandskamers

min of meer zelfstandige, inpandige appartementen op een (voormalig) agrarisch bedrijf ten behoeve van periodiek recreatief nachtverblijf voor ten hoogste 15 personen als ondergeschikte nevenactiviteit bij dit bedrijf.

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 recreatiewoning

een gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat dient voor periodiek recreatief (nacht)verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders ter vrije beschikking hebben.

1.45 restaurant

een horecabedrijf, eventueel in combinatie met een buitenterras, waarbij geen logies worden verstrekt en dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.46 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 vloeroppervlak

de grootte van de oppervlakte van een vloer.

1.48 weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.49 wonen

het gebruiken van (een gedeelte van) een gebouw ten behoeve van het huisvesten van maximaal één huishouden met uitzondering van inwoning.

1.50 woning

een gebouw dat, met uitzondering van inwoning, dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens:

de kortste afstand van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

2.10 maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • voor lengten in meters (m);
  • voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan', voor:
    1. 1. een golfbaan van maximaal 18 holes met bijbehorend clubgebouw;
    2. 2. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden zoals bestaande bossages en beplantingen;
    3. 3. behoud, herstel en ontwikkeling van elementen met bijzondere botanische waarden;
    4. 4. agrarisch medegebruik;
    5. 5. watergangen ten behoeve van de waterhuishouding;
    6. 6. waterpartijen;
  2. b. ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat het vloeroppervlak van de ondergeschikte detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' maximaal 46 m² mag bedragen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horeca in de vorm van een restaurant en/of bistro, zoals opgenomen in categorie 1b uit de Lijst van horeca-activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het vloeroppervlak van het restaurant en/of bistro niet meer bedraagt dan 207 m², het vloeroppervlak van een keuken niet inbegrepen;
    2. 2. de oppervlakte van het buitenterras niet meer bedraagt dan 200 m².


met de daarbij behorende:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. tuinen, erven en terreinen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. recreatief nachtverblijf en hotels;
  2. b. feesten en partijen;
  3. c. wonen;
  4. d. seksinrichtingen.

Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachting 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in lid 4.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 2.500 m². Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in lid 5.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 5.000 m². Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bestaande maatvoering

  1. a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, (gezamenlijke) oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
  2. b. Het bepaalde in lid 7.1 onder a omtrent de maximaal toegestane (gezamenlijke) oppervlakte van bouwwerken is niet van toepassing ingeval van vervangende herbouw van één of meer bijgebouwen binnen eenzelfde bestemmingsvlak.

7.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

7.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in sub b en c;
  2. b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  3. c. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding mag niet meer bedragen dan 1.500 m²;
  4. d. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  1. a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
  3. c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
  4. d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van een gebruik als kleinschalig kampeerterrein zoals uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  5. e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  6. f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een gebruik voor (detail)handel zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  7. g. een gebruik van:
    1. 1. gebouwen, niet zijnde een woning of een klooster;
    2. 2. recreatiewoningen;
    3. 3. kampeermiddelen;
    4. 4. plattelandskamers en plattelandsappartementen;

voor permanente bewoning.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met uitzondering van oppervlaktes met maximaal 10%;
  2. b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
  3. c. de sub a en b genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreffen waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
  2. b. indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  3. c. voor het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Wettelijke regelingen

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

12.2 Parkeren en laden en lossen

  1. a. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor bouwen en/of voor het gebruik van een gebouw dan wel het wijzigen van het gebruik van een onbebouwd terrein geldt de regel dat de inrichting van de bij het (bouw)plan behorende en daartoe bestemde gronden, danwel op de aangrenzende gronden, zodanig moet plaatsvinden dat er voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's wordt gerealiseerd conform de Nota Parkeernormen Gemeente Borne en hierop volgende Nota's inzake parkeren;
  2. b. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van de wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de richtlijnen van de CROW-publicatie 317, voor zover het een toename van het aantal parkeerplaatsen betreft.
  3. c. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in voldoende mate in de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties en Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  5. e. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van het bepaalde onder a en b ten aanzien van de richtlijnen van de CROW-publicatie 317, Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties, Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW en hierop volgende publicaties.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig krachtens een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne, herziening Bekkingvelderweg 8'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Bekkingvelderweg 8 te Zenderen, in het buitengebied van de gemeente Borne, is golfbaan Weleveld gelegen. Op de locatie wordt een golfbaan met bijhorende voorzieningen, waaronder een clubhuis, geëxploiteerd. Het clubhuis en het bijbehorende terras worden momenteel, op basis van een tijdelijke vergunning, geëxploiteerd als restaurant, met daarnaast ondergeschikte detailhandel in de vorm van een golfshop.

In juni 2019 is een pilot gestart waarbij tussen de gemeente Borne en golfbaan Weleveld is overeengekomen dat de partijen, in afwachting van een eventuele verruiming/aanpassing van het bestemmingsplan, bekijken of horeca met een meer openbaar karakter tot een meerwaarde kan leiden voor het gebied op en rondom golfbaan Weleveld. Na ommekomst van een jaar is door beide partijen geconcludeerd dat de pilot geslaagd is. Derhalve heeft Stichting Weleveld Golf op 20 december 2020 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het verbreden van de gebruiksmogelijkheden van het clubhuis bij golfbaan Weleveld aan de Bekkingvelderweg 8 te Zenderen. Op 20 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne besloten om onder voorwaarden een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen om bovengenoemde gebruiksmogelijkheden mogelijk te maken.

Doordat de tijdelijke omgevingsvergunning is verleend is de exploitatie van een restaurant, naast de gebruiksmogelijkheden als clubhuis, mogelijk. Om de tijdelijke omgevingsvergunning juridisch-planologisch te verankeren in het bestemmingsplan, dient het bestemmingsplan te worden herzien. Dit aangezien op basis van het geldende bestemmingsplan “Buitengebied Borne” ter plaatse van het plangebied uitsluitend ondergeschikte horeca ten dienste van de golfbaan toegestaan. Binnen deze herziening van het bestemmingsplan is het tevens de wens om een bestaand bouwvlak te verplaatsen ten behoeve van de bouw van een overdekte driving range. De gewenste locatie van de driving range ligt namelijk buiten het bouwvlak waar deze op basis van het geldende bestemmingsplan gebouwd mag worden.

Middels dit bestemmingsplan wordt de tijdelijke omgevingsvergunning juridisch-planologisch verankerd en wordt het bouwvlak ten behoeve van de overdekte driving range verplaatst. Daarbij dient in het bestemmingsplan te worden opgenomen dat de oppervlakte van het restaurant maximaal 207 m² en de oppervlakte van het buitenterras maximaal 200 m² mag bedragen. Tevens is uitsluitend toegestaan dat het clubhuis wordt gebruikt als restaurant/bistro; een andere vorm van horeca is niet toegestaan, evenals het houden van feesten en partijen. Binnen het bouwvlak ten behoeve van de overdekte driving range dienen de bestaande maatvoeringsvereisten te worden behouden.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Golfbaan Weleveld is gelegen in het buitengebied van de gemeente Borne ten noorden van de dorpskern Zenderen. De ruimtelijke en planologische wijzigingen vinden plaats op het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Borne, sectie A, nummer 1843. In onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied is hierin respectievelijk aangegeven met de rode ster en rode contour. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01_0001.png"
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied binnen de gemeente Borne en t.o.v. de directe omgeving (Bron: PDOK)

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Buitengebied Borne, herziening Bekkingvelderweg 8" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlage);
  • toelichting (met bijbehorende bijlagen).

Op de verbeelding is de bestemming van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig Bestemmingsplan

1.4.1 Geldende planologische kaders

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Buitengebied Borne”. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 3 oktober 2017 door de gemeenteraad van Borne. Afbeelding 1.2 bevat een uitsnede van de verbeelding behorend bij het vigerende bestemmingsplan. Hierin is het plangebied met de rode contour aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01_0002.png"
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied Borne" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)


Op basis van het bestemmingsplan “Buitengebied Borne” zijn de gronden binnen het plangebied voorzien van de enkelbestemming 'Sport' met een drietal bouwvlakken, de functieaanduiding 'golfbaan' en een aantal maatvoeringsaanduidingen. Daarnaast gelden ter plaatse de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde – Archeologische verwachting 2'. In het kader van voorgenomen ontwikkeling is het niet relevant om nader in te gaan op de archeologische dubbelbestemmingen. De bestemmingen worden wel overgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan.

Hierna wordt nader ingegaan op de bestemming 'Sport'.

Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' bestemd voor:

  • een 18 holes golfbaan met bijbehorend clubgebouw;
  • behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden zoals bestaande bossages en beplantingen;
  • behoud, herstel en ontwikkeling van elementen met bijzondere botanische waarden;
  • agrarisch medegebruik;
  • watergangen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • waterpartijen.


In de specifieke gebruiksregels is onder andere bepaald dat het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca, feesten en partijen niet is toegestaan.

In de bouwregels is bepaald dat gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak zijn toegestaan. Daarbij gelden tevens een aantal maatvoeringsregels, zoals de maximale bouwhoogte en maximaal toegestane oppervlakte.

1.4.2 Strijdigheid

Op basis van het vigerende bestemmingsplan is het niet toegestaan om ter plaatse van het plangebied het clubhuis te gebruiken als restaurant met ondergeschikte detailhandel in de vorm van een golfshop. Tevens is initiatiefnemer voornemens om een driving range in beperkte mate ten noordwesten, buiten het bestaande bouwvlak, te realiseren. Een herziening van het bestemmingsplan is benodigd om de voorliggende ontwikkeling mogelijk te maken.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige en gewenste situatie van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het relevante beleid van het Rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Borne beschreven. In hoofdstuk 4 passeren de relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. Hoofdstuk 5 gaat in op de wateraspecten. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording. Hoofdstuk 7 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op het vooroverleg, inspraak en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

De voorliggende ontwikkeling heeft betrekking op de golfbaan Weleveld, gelegen aan de Bekkingvelderweg 8 te Zenderen in het buitengebied van de gemeente Borne. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de ruimtelijk functionele structuur van het plangebied en de directe omgeving.

De golfbaan betreft een terrein van circa 25 hectare grond. In het plangebied bevindt zich een 9-holes golfbaan, een clubhuis, een driving range, een putting green en een parkeerterrein. Binnen het clubhuis wordt momenteel, op basis van een tijdelijke vergunning, een restaurant geëxploiteerd. Het restaurant heeft (met uitzondering van de keuken) een vloeroppervlak van 207 m² en een buitenterras van circa 200 m².

De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich voornamelijk door verspreid liggende woonpercelen, agrarische gronden, (agrarische) bedrijfspercelen en bos. Er is sprake van veel kleinschalige, waardevolle beplantingselementen. De aanwezigheden van deze beplantingselementen, welke zich voor doen in de vorm van houtwallen, houtsingels, hagen, bosjes, boomgroepen, weg- en erfbeplanting, is landschappelijk van grote waarde. Deze vormen ecologische verbindingen tussen de grotere bossen en natuurterreinen in de omgeving.

In afbeelding 2.1 is het plangebied middels een luchtfoto weergegeven. Binnen het rode kader is ingezoomd op het clubhuis. In afbeelding 2.2 is een straatbeeldfoto van het clubhuis opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01_0003.png"
Afbeelding 2.1 Luchtfoto van het plangebied (Bron: PDOK)
afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01_0004.png"
Afbeelding 2.2 Huidige situatie clubhuis (Bron: Weleveld Golf)

2.2 Gewenste Ontwikkeling

De gewenste ontwikkeling betreft de exploitatie van een restaurant van maximaal 207 m² vloeroppervlakte (exclusief de keuken met een oppervlakte van 58 m²) binnen het clubhuis, met een bijbehorend buitenterras van maximaal 200 m². Het gaat in voorliggend geval uitsluitend om het exploiteren van een restaurant/bistro; een andere vorm van horeca wordt niet toegestaan. Verder is het de wens om in het clubhuis ondergeschikte detailhandel toe te staan. Het gaat hier om de verkoop van artikelen gelieerd aan de golfbaan. Golfers zouden in dit geval bij de golfvereniging/in het clubhuis diverse golfartikelen kunnen aanschaffen ten behoeve van de golfsport. De omvang van de golfshop bedraagt circa 46 m2.

Verder is initiatiefnemer voornemens om een overdekte driving range te realiseren. De beoogde driving range wordt, ingevolge het bestemmingsplan “Buitengebied Borne” aangemerkt als gebouw (elk bouwwerk, dat voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt). Gelet hierop dient de driving range binnen een bouwvlak te worden gerealiseerd. Echter, initiatiefnemer is voornemens om de driving range in beperkte mate ten noordwesten van het bestaande bouwvlak te realiseren.

Het belangrijkste doel van de verplaatsing van het bouwvlak is het voorkomen van situaties waarbij golfballetjes op de Albergerweg (N744) terecht komen. In de huidige situatie staat het bouwvlak nagenoeg parallel aan de N744. Bij een niet optimale afslag vanaf de driving range, waarbij afstanden van ruim 200 meter kunnen worden gehaald, is het daardoor aannemelijk dat golfballen op de N744 terecht kunnen komen. Vanuit veiligheidsoverwegingen is het huidige bouwvlak daarom geen geschikte locatie voor de realisatie van een driving range.

Gelet op het vorenstaande is het gewenst om het bouwvlak te verplaatsen richting de houtwal/parkeerplaatsen. Vanuit landschappelijk oogpunt is de verplaatsing om twee redenen te beschouwen als een gewenste ontwikkeling. Ten eerste wordt het erf compacter aangezien de bebouwing dichterbij het clubhuis en het parkeerterrein wordt gerealiseerd. Ten tweede zorgt de verplaatsing ervoor dat de driving range uit het zicht verdwijnt, bekeken vanaf de Bekkingvelderweg.

Zowel vanuit landschappelijk oogpunt als vanuit het oogpunt van veiligheid kan de verplaatsing daarmee als een gewenste ontwikkeling worden beschouwd. Daarnaast blijven de bestaande maatvoeringseisen voor het bouwvlak gelden.

In afbeelding 2.3 is een plattegrond opgenomen van de gewenste indeling van het clubhuis. De volledige plattegrond is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. In afbeelding 2.4 is de gewenste locatie van het bouwvlak opgenomen. Afbeelding 2.5 bevat ten slotte de gewenste oppervlakte en bouwhoogte van de driving range. Deze bedragen respectievelijk 151,2 m² en 3,45 meter. Daarmee kunnen de bestaande maximum oppervlakte en maximum bouwhoogte van 180 m² en 3,5 meter worden overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01_0005.png"
Afbeelding 2.3 Plattegrond gewenste situatie (Bron: Te Kiefte Architecten)
afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01_0006.png"
Afbeelding 2.4 Verplaatsing bouwvlak (Bron: Te Kiefte architecten)
afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01_0007.png"
Afbeelding 2.5 Maatvoeringen driving range (Bron: Te Kiefte architecten)

2.3 Verkeer En Parkeren

2.3.1 Algemeen

Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de effecten op de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte die ontstaat door de nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW.

Daarnaast beschikt de gemeente Borne over eigen parkeerbeleid, beschreven in de nota 'Parkeernormen Gemeente Borne'.

Ten aanzien van de bouw van de driving range wordt opgemerkt dat deze ondergeschikt is aan de golfbaan en daardoor geen extra parkeerbehoefte en/of verkeersbewegingen met zich meebrengt. Bovendien is het realiseren van de driving range reeds toegestaan binnen het huidige bouwvlak zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied Borne". Ten aanzien van het beoogde restaurant worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Functie: 'Restaurant';
  • Verstedelijkingsgraad: matig stedelijk / gemeente Borne (Bron: CBS Statline);
  • Stedelijke zone: buitengebied.

2.3.2 Verkeer

Voor de functie 'restaurant' zijn in de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW geen normen opgenomen voor de verkeersgeneratie. Gelet op het feit dat het gaat om een (zeer) kleinschalig restaurant, zal van onevenredige toename van de verkeersbewegingen geen sprake zijn.

De detailhandelsfunctie (golfshop) betreft een ondergeschikte functie die ten dienste staat van de golfbaan. Bezoekers van de golfshop zijn voor het overgrote deel personen die reeds de golfbaan bezoeken. Hierdoor wordt gesteld dat de detailhandelsfunctie niet zorgt voor een onevenredige toename van de verkeersgeneratie.

Zowel het fietsverkeer als het autoverkeer van en naar het plangebied maakt gebruik van de Bekkingvelderweg en veelal de Albergerweg (N744). Gelet op het beperkte aantal verkeersbewegingen dat het golfcomplex genereert, de wegprofielen van de betreffende wegen, de verkeersintensiteiten op de betreffende wegen en de verkeerveilige aansluiting van het golfcomplex op de Bekkingvelderweg en de verkeersveilige aansluiting van de Bekkingvelderweg op de Alberweg is er sprake van een verkeerveilige situatie. Ook kan er redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat er geen sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen waardoor de omliggende wegen 'overbelast' raken.

2.3.3 Parkeren

Met inachtneming van de nota 'Parkeernormen Gemeente Borne' is sprake van de volgende parkeerbehoefte voor het restaurant:

Hoofdgroep Type Hoeveelheid Parkeerkencijfer per 100 m2 bvo Totaal
Horeca en verblijfsrecreatie Restaurant 207 m2 bvo 15,0 31,05

Zoals aangegeven betreft de detailhandelsfunctie (golfshop) een ondergeschikte functie die ten dienste staat van de golfbaan. Bezoekers van de golfshop zijn voor het overgrote deel personen die reeds de golfbaan bezoeken. Hierdoor wordt gesteld dat de detailhandelsfunctie niet zorgt voor een onevenredige toename van de parkeerbehoefte. Ten aanzien van de golfshop wordt rekening gehouden met één parkeerplaats voor personeel en één parkeerplaats voor een niet golfende klant.

Gelet op het vorenstaande is er sprake van een toename van de parkeerbehoefte van afgerond 33 parkeerplaatsen.

Voor de golfbaan geldt dat via een reserveringssysteem elke 10 minuten een groep golfers (een flight) kan starten op de golfbaan. Een gemiddelde ronde duurt circa 2 uur met een voorbereidingstijd (oefentijd op de driving range) van circa 30 minuten. Maximaal zijn dus (2,5 uur/10 minuten) 15 flights aanwezig op de golfbaan. Een flight kan bestaan uit 1, 2, 3 of 4 personen. Gemiddeld zal dit 3 personen zijn. Dat betekent dus maximaal 45 personen. Daar komt een personele bezetting van 5 personen bij. Van de aanwezige personen komt circa 25% per fiets of door middel van carpoolen met een andere golfer. Dit leidt dus tot een maximale behoefte aan (25% van 50 is) afgerond 25 parkeerplaatsen.

De bezettingsgraad van de parkeerplaatsen is voor de golfbaan en het restaurant verschillend. De baanbezetting van de golfbaan is tussen 10.00 en 14.00 uur maximaal. Daarna neemt deze af en bedraagt na 16.00 uur circa 50%.

De bezetting van het restaurant is tot circa 16.00 uur gering. Daarna zal de bezetting stijgen naar 100%. Gelijktijdig is dus sprake van een parkeerbehoefte aan 2 (golfshop) + 19 (50% van max. golfbaan) + 31 (100% van max restaurant) = 52 parkeerplaatsen.

Weleveld Golf beschikt over een fors parkeerterrein aan de voorzijde van het clubgebouw. Hier is ruimte voor circa 100 auto's. De parkeergelegenheden zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting. Gelet hierop is er (ruim) voldoende ruimte aanwezig om het parkeren op het eigen terrein op te lossen.

2.3.4 Conclusie

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

In de NOVI wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In de NOVI wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

3.1.3 Toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid

Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. De planologische wijziging raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de NOVI.

Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' moet deze gevolgd worden wanneer planologisch nieuwe “stedelijke ontwikkelingen” mogelijk worden gemaakt. Nieuwe planologische bouwmogelijkheden van enige omvang kwalificeren zich als zodanig en zijn 'Ladderplichtig'.

Het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag is een belangrijk criterium voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien er wel sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien er in het geheel geen sprake is van toename van het ruimtebeslag (bijv. bij functiewijziging), dan is de Afdelingslijn dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zo overweegt de Afdeling in haar uitspraak van 10 december 2014:

“12.6. Het betoog van Lunchroom Deli en andere dat het plan in zoverre in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, omdat is voorzien in een functiewijziging binnen de bestaande bebouwing, kan niet slagen. In deze situatie is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro, aangezien de bebouwing reeds aanwezig is en er geen nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt. Van belang daarbij is dat het plan naar het oordeel van de Afdeling slechts is gericht op een verruiming van de gebruiksmogelijkheden.”

Echter in een recente uitspraak van de Raad van State d.d. 18 februari 2015 is sprake van een uitbreiding van de planologische gebruiksmogelijkheden van feitelijk bestaande units in een bedrijfsverzamelgebouw. De Afdeling overweegt: “Voor zover [appellant sub 1] en anderen betogen dat in de Staat van bedrijfsactiviteiten deels bedrijfsactiviteiten staan genoemd waarvoor de units in de bedrijfsverzamelgebouwen niet eerder mochten worden verhuurd, oordeelt de Afdeling dat het plan hiermee niet voorziet in een zodanige functiewijziging dat om die reden sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zoals zij eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 december 2014 in zaak nr. 201310814/1/R1) is daarbij van belang dat met een verruiming van de gebruiksmogelijkheden geen nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt.”

Het onderstreepte “zodanige functiewijziging” suggereert dat er functiewijzigingen – zonder enige toename van bebouwing – kunnen zijn die wel “zodanig” zijn, dat zij kunnen worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een functiewijziging “sec” die van invloed is op het woon-, leef- en ondernemersklimaat elders, door die invloed kan kwalificeren als “zodanige functiewijziging”, zodat sprake is van een Ladderplichtige stedelijke ontwikkeling.

Gelet op het feit dat:

  • er geen sprake is van een nieuw beslag op de ruimte, omdat het gaat om een functieverandering van een bestaand gebouw (horeca in clubgebouw);
  • er per saldo geen sprake is van een toename van de bouwmogelijkheden en bebouwde omgeving (verplaatsen bouwvlak ten behoeve van een overdekte driving range);
  • er sprake is van een ontwikkeling, die in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' aanvaardbaar is;
  • er ter plaatse reeds sprake is van een restaurantfunctie ten behoeve van Weleveld Golf;
  • de ondergeschikte detailhandel kleinschalig is en wordt geëxploiteerd in het bestaande clubhuis;
  • er geen sprake is van een onevenredige toename van de verkeersbewegingen (zie ook paragraaf 2.3.2);

kan gesteld worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking achterwege kan blijven.

3.1.4 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel, welke is verankerd in de Omgevingsverordening.

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie schetst de visie op de fysieke leefomgeving met het vizier op 2030 en met een doorkijk naar 2050. De revisie vastgesteld op 12 april door de Provinciale Staten geeft daar een nieuwe koers voor aan. De Omgevingsverordening, welke op 1 mei 2017 in werking treedt, vormt hierbij een belangrijk instrument.

De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze worden benaderd vanuit de – overkoepelende – rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit, waarvoor – themaoverstijgende – kwaliteitsambities zijn geformuleerd. Enkele belangrijke ambities zijn:

  • Een klimaatbestendig Overijssel;
  • Beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur;
  • Natuur als ruggengraat;
  • Een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel;
  • Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;
  • Brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;
  • Zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • Het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een drietal criteria; functioneren vitale coalitie en positie burger, effectiviteit en doelmatigheid. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Aan de hand van deze drie stappen kan bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. 1. generieke beleidskeuzes (voortkomend uit de Omgevingsverordening);
  2. 2. ontwikkelingsperspectieven;
  3. 3. gebiedskenmerken.


Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Toetsing van voorliggend initiatief aan het uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel geeft globaal het volgende beeld.

3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat de verruiming van de gebruiksmogelijkheden van het clubhuis van de golfbaan goed aansluit bij de doelstellingen en ambities uit het beleid van de provincie Overijssel.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Borne

3.3.2 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het relevante gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, milieuzonering, geur, ecologie en archeologie & cultuurhistorie en het Besluit milieueffectrapportage.

4.1 Geluid

4.1.1 Kader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidsgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

4.1.2 Situatie plangebied

De voorliggende ontwikkeling voorziet in het toestaan van het gebruik van het clubhuis als restaurant met bijbehorend terras, met ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de golfbaan. Daarnaast wordt een bouwvlak verplaatst ten behoeve van de bouw van een driving range. Daarmee worden er geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegevoegd. Een onderzoek naar weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai is dan ook niet aan de orde. De effecten van het voornemen op de omgeving komt in paragraaf 4.5 milieuzonering aan de orde.

4.1.3 Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2 Bodem

4.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

4.2.2 Situatie plangebied

Voorliggend bestemmingsplan voorziet uitsluitend in het verruimen van de gebruiksmogelijkheden van een bestaand pand. Hiermee worden geen bodemingrepen verricht. Ten aanzien van het realiseren van de driving range wordt opgemerkt dat ter plaatse reeds sprake is van een golfbaan. Gelet op het vorenstaande, de aard en omvang van de te realiseren driving rage en het feit dat er, voor zover bekend, geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, wordt het uitvoeren van een milieukundig bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.

4.2.3 Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Kader

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

4.3.2 Situatie plangebied

In paragraaf 4.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen beschreven, die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling, in vergelijking met voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Binnen de voorliggende ontwikkeling is ook geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten, zie hiervoor ook paragraaf 2.3. Tevens wordt opgemerkt dat deze ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.

4.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Voor het transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

4.4.2 Situatie in en bij het plangebied

Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van alle risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven. Het plangebied is hierin aangegeven met de blauwe contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBG2014hz014-vg01_0013.png"
Afbeelding 4.1 Uitsnede risicokaart (Bron: risicokaart.nl)


Uit de inventarisatie blijkt dat de dichtstbijzijnde risicobron een buisleiding ten noordwesten van het plangebied betreft. Het betreft een gasleiding van de Nederlandse Gasunie B.V. Deze leiding heeft een diameter van 324 mm en een werkdruk van 40 bar. Voor een dergelijke gasleiding ligt de 1% letaliteitsgrens bij 140 meter en de 100% letaliteitsgrens bij 70 meter.

De betreffende buisleiding bevindt zich in voorliggend geval op circa 640 meter afstand van het plangebied. Daarmee wordt dan ook geconcludeerd dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

4.4.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat het aspect externe veiligheid voor dit project geen belemmeringen oplevert.

4.5 Waterparagraaf

4.5.1 Beleid

4.5.2 Watertoets

4.5.3 Conclusie

Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor dit in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

4.6 Milieuzonering

4.6.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan of wijzigingsplan mogelijk is.

Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.

4.6.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Het buitengebied wordt gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.

Gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), worden aangemerkt als 'gemend gebied'. Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' als volgt omschreven:

“Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.”

De richtafstanden uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Rondom het plangebied is geen sprake van menging van functies, er wordt daarom uitgegaan van het gebiedstype 'rustige woonwijk'.

Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

4.6.3 Situatie plangebied

4.6.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Geur

4.7.1 Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.

De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, buiten een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 2 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 8 odeur units per kubieke meter lucht.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.


Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

Op grond van het bepaalde in artikel 1 van de Wgv is een geurgevoelig object als volgt gedefinieerd: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

4.7.2 Activiteitenbesluit

Vanaf 1 januari 2013 is het Activiteitbesluit ook van toepassing op agrarische activiteiten. Het Besluit landbouw milieubeheer is tegelijkertijd komen te vervallen. Agrarische bedrijven hebben geen vergunning meer nodig als al hun activiteiten onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit vallen. Dit zijn type B-bedrijven, zoals veehouderijen, kinderboerderijen (en andere bedrijven die kleinschalig dieren houden), glastuinbouwbedrijven, bedrijven met teelt in gebouwen, bedrijven met open teelt, agrarische loonwerkers en losse opslagen (bijvoorbeeld mest). Voor geurhinder is in het Activiteitenbesluit een soortgelijk beoordelingskader opgenomen als in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Zo gelden binnen en buiten de bebouwde kom dezelfde normen als in de Wgv. Ook de geurbelasting wordt bepaald volgens het bepaalde in de Wgv. Hetzelfde geldt voor het meten van de afstanden.

4.7.3 Situatie plangebied

Nabij het plangebied zijn uitsluitend grondgebonden veehouderijen aanwezig of planologisch toegestaan. Deze liggen allen op circa 200 meter of meer van het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de vaste afstand van 50 meter zoals bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij. Bovendien is ter plaatse van het plangebied reeds sprake van een geurgevoelig object. Voorgenomen functieverruiming brengt hier geen verandering in.

4.7.4 Conclusie

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

4.8 Ecologie

4.8.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.8.2 Gebiedsbescherming

4.8.3 Soortenbescherming

Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

Voorliggende ontwikkeling voorziet in het toestaan van een restaurant met bijbehorend terras en ondergeschikte detailhandel bij de golfbaan, alsmede de realisatie van een driving range. De huidige inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten maakt. Wellicht dat het plangebied wel geschikt is als functioneel leefgebied van beschermde diersoorten, maar dat er geen sprake is van vaste rust- en voortplantingsplaatsen. Tevens worden er geen sloop- en kapwerkzaamheden verricht als gevolg van de voorliggende ontwikkeling.

Een quickscan naar aanwezige natuurwaarden kan gelet op bovenstaande achterwege blijven.

4.8.4 Conclusie

Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

4.9 Archeologie & Cultuurhistorie

4.9.1 Archeologie

4.9.2 Cultuurhistorie

4.9.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. Tevens is er geen sprake van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.2 Opbouw Van De Regels

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012.


Navolgend wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten:
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.2.2 Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat evenals op basis van het geldende bestemmingsplan bestemmingen, te weten: 'Sport', 'Waarde -Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2'.

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de gronden toegekende functies;
  • Bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd;
  • Nadere eisen (indien van toepassing): in deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen. Alleen daar waar het wenselijk is om bij de vergunningverlening sturend te kunnen optreden, heeft de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen toegevoegde waarde. De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te bevatten;
  • Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan;
  • Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
  • Afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven dat met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via deze afwijkingsmogelijkheid kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien van toepassing): werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die niet mogen worden uitgevoerd zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag;
  • Wijzigingsbevoegdheid (indien van toepassing): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen.

5.2.3 Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
  • Algemene bouw- en gebruiksregels: deze bepaling bevat een algemene regel omtrent ondergronds bouwen of het gebruik;
  • Algemene afwijkingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene wijzigingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene procedureregels: in deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen en het toepassen van een ontheffings- en een wijzigingsbevoegdheid.
  • Overige regels: in dit artikel zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van parkeren, laden en lossen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht:
    - Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid; Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro;
    - Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
  • Slotregel: deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

In voorliggend bestemmingsplan zijn de bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan zo goed als opgenomen, waarbij de bestemming 'Sport' is aangepast in verband met de gewenste ontwikkeling en ter verduidelijking van hetgeen ter plaatse is toegestaan.

Hieronder wordt kort ingegaan op de bestemmingen in voorliggend bestemmingsplan.

Sport (Artikel 3)

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn ter plaatse van de functieaanduiding 'golfbaan' onder meer bestemd voor een golfbaan van maximaal 18 holes met een bijbehorend clubgebouw en de daarbij behorende wegen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen. Tevens is aan de golfbaan ondergeschikte detailhandel toegestaan, tot een maximum oppervlakte van 46 m².

In de bouwregels is opgenomen dat gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd, waarbij de daar ter plaatse geldende goot- en bouwhoogtes in acht dienen te worden genomen. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' mag een gebouw uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een restaurant/bistro, zoals opgenomen in categorie 1b uit de 'Lijst van horeca-activiteiten', die als bijlage 1 bij de regels is gevoegd. Daarbij gelden de voorwaarden dat het vloeroppervlak van het te exploiteren restaurant niet meer mag bedragen dan 207 m², hierbij de keuken niet inbegrepen, en dat de oppervlakte van het buitenterras niet meer bedraagt dan 200 m². Daarnaast is het gebruik van gronden voor onder andere recreatief nachtverblijf en feesten en partijen niet toegestaan.

Waarde - Archeologische verwachting 1 (Artikel 4)

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.

Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn zonder archeologisch onderzoek toelaatbaar, indien het een bodemingreep betreft van minder dan 2.500 m², indien het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter en indien het de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft en de bestaande fundering wordt benut.

Waarde - Archeologische verwachting 2 (Artikel 5)

De voor 'Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.

Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn zonder archeologisch onderzoek toelaatbaar, indien het een bodemingreep betreft van minder dan 5.000 m², indien het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter en indien het de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft en de bestaande fundering wordt benut.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In voorliggend geval is er een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is verzekerd dat het risico van planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. De gemeentelijke kosten worden verhaald middels de legesverordening, waardoor het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties, waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

7.2 Vooroverleg

7.2.1 Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

7.2.2 Provincie Overijssel

Het plan wordt in het kader van het vooroverleg naar de provincie toegezonden.

7.2.3 Waterschap Vechtstromen

Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterhuishouding, waarmee er geen waterschapsbelang is (zie ook bijlage 3 bij deze toelichting).

7.3 Inspraak

De Wro bevat geen verplichting tot het geven van de mogelijkheid tot inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen, bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

In het voorliggende geval wordt geen inspraak verleend.

7.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 8 februari 2022 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Bijlage 1 Lijst Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Lijst van horeca-activiteiten

Bijlage 1 Plattegrond Clubhuis

Bijlage 1 Plattegrond clubhuis

Bijlage 2 Parkeerplaatsen

Bijlage 2 Parkeerplaatsen

Bijlage 3 Watertoets

Bijlage 3 Watertoets