KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
Artikel 7 Waarde - Archeologie 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Algemene Procedureregels
Artikel 15 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Voorheen Geldende Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Water
2.3 Natuur
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Beschrijving Van De Huidige Situatie
3.2 Onderzoeken
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
4.2 Beschrijving Gewenste Situatie
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Opzet Van De Regels
5.2 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Inspraak
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Zienswijzen En Kennisgeving
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Hoevenweg 6 En 8, Dalfsen
Bijlage 2 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Dwarsweg 11, Lemelerveld
Bijlage 3 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Oosterhulst 60, Nieuwleusen
Bijlage 4 Sloopopgave
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Hoevenweg 6 En 8, Dalfsen
Bijlage 2 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Oosterhulst 60, Nieuwleusen
Bijlage 3 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Dwarsweg 11, Lemelerveld
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Bodemonderzoek
Bijlage 6 Natuurwaardenonderzoek Hoevenweg 6-8, Dalfsen
Bijlage 7 Geuronderzoek
Bijlage 8 Advies Ggd
Bijlage 9 Nota Van Zienswijzen

17e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Hoevenweg 6 en 8

Bestemmingsplan - gemeente Dalfsen

Vastgesteld op 26-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 17e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Hoevenweg 6 en 8 met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01 van de gemeente Dalfsen.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep, niet zijnde een kapper, dat in een (bedrijfs)woning en of daarbij behorende gebouwen door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in de (bedrijfs)woning en/of daarbij behorende gebouwen door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunning nodig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een melding op grond van het Activiteitenbesluit, en waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. Onder het aanhuisverbonden beroep worden tevens gerekend internetwinkels en webshops.

1.6 afwijken:

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aangegeven regels zoals bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een pelsdierhouderij.

1.8 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.9 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de (bedrijfs)woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.11 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 beleidsregel:

onderdeel van een door het College van B&W en/of de gemeenteraad vastgesteld beleidsdocument.

1.14 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 bestaand:

  1. a. Met betrekking tot bebouwing:

legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, met uitzondering van die bebouwing die is ingezet volgens de beleidsregels “Ontwikkelen met kwaliteit in het buitengebied”.

  1. b. Met betrekking tot gebruik:

het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.19 boom:

een opgaand gewas zowel levend als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

1.20 boomwaarde:

De monetaire waarde van een boom, zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 carport:

een bijbehorend bouwwerk, dat plat is afgedekt en voorzien van maximaal 2 wanden.

1.28 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.29 dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 erker:

een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning.

1.32 extensieve dagrecreatie:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels, banken en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 houtopstand:

één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, met een minimale dwarsdoornsnede van 30 centimeter, op 1,3 meter hoogte boven maaiveld.

1.36 internetwinkel/webshop:

een met een aanhuisverbonden beroep te vergelijken activiteit waarbij sprake is van een online etalage waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via het internet. Er is daarbij geen sprake van de opslag van goederen, het afhalen van goederen, verkoop aan huis, een showroom aan huis of reclameuitingen.

1.37 inwoning:

het bewonen van een ruimte, die deel uitmaakt van een woning die door een ander huishouden in gebruik is genomen met dien verstande dat dit slechts is toegestaan binnen de bestaande woning of de maximaal toegestane inhoud van een nieuwe woning en woningsplitsing niet is toegestaan.

1.38 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.39 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het bestaande terrein grenzende aan de gevels.

1.40 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.41 natuur(wetenschappelijke) waarde:

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied.

1.42 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.43 opvang:

het opvangen en laten logeren en wonen van jongvolwassenen in semi-gezinsverband danwel in maximaal 6 semi-zelfstandige woonruimten binnen de bestaande bebouwing

1.44 participatie:

het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit. Met belanghebbenden wordt bedoelt burgers, vertegenwoordigers van bedrijven, professionals van maatschappelijke organisaties en bestuurders van overheden.

1.45 peil:

  1. 1. De kruin van de dichtstbij gelegen weg, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 10 m of minder van die weg;
  2. 2. De gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende maaiveld vóór het bouwrijp maken, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen op een afstand van meer dan 10 m van de dichtstbij gelegen weg;
  3. 3. Indien het bepaalde onder 1 of 2 niet voldoende concreet is te bepalen, het door of namens burgemeester en wethouders aan te geven peil.

1.46 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.

1.48 recreatiewoning:

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.49 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 sociale indicatie:

de noodzaak van verzorging van de ouder of een ander familielid.

1.51 turbine:

schoepenrad dat in beweging wordt gebracht door de kracht van luchtstroom, van stoom of vallend water.

1.52 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.53 vellen:

rooien; kappen; verplanten; snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of de ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Regulier onderhoud zoals het periodiek vellen van hakhout en noodzakelijk beheer aan knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen valt hier niet onder.

1.54 voormalige agrarische bedrijfsgebouwen:

gebouwen op percelen die in het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen 1998 een agrarische bestemming hadden.

1.55 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, of niet aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.56 windenergie:

energie uit een windturbine.

1.57 windturbine:

door de wind aangedreven bouwwerk, waarmee energie wordt opgewekt.

1.58 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.59 woonhuis:

Een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat alleen één woning omvat.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschaften, airco kasten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van buitenwerkse maten, bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de aangegeven lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  2. b. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  3. c. de waterhuishouding;
  4. d. extensieve dagrecreatie;
  5. e. het behoud van natuur- en landschapswaarden;

met daarbij behorende bebouwing, andere-werken, parkeer-, groen-, en overige voorzieningen en agrarische cultuurgronden.

Onder het doel 'behoud van natuur- en landschapswaarden' worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:

  • perceels- en erfbeplantingen;
  • kleinschaligheid alsmede de bescherming en/of herstel van de landschappelijke waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen (houtwallen, -singels en bosjes) afzonderlijk;
  • openheid.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschied in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering en/of het normale onderhoud;
  2. b. het ophogen van gronden ten behoeve van het gebruik van gronden voor permanente bollenteelt;
  3. c. het gebruik van gronden voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep en bedrijf;
  2. b. opvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opvang';
  3. c. bed & breakfast;
  4. d. de waterhuishouding;
  5. e. cultuurhistorische waarden;

met daarbij behorende bebouwing, tuinen en erven;

Per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, dan wel het ter plaatste van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en;
    3. 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie 5

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m² en;
    3. 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie 6

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m² en;
    3. 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

Voor het bouwen van kleinschalige windturbines voor het opwekken van windenergie voor eigen gebruik in alle bestemmingen, gelden de volgende regels:

9.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één windturbine toegestaan met een maximale hoogte (as-hoogte) van 15 m en;
  2. b. de windturbine moet geplaatst worden binnen het bestemmingsvlak, waarbij voor een agrarisch bedrijf geldt dat dit aansluitend aan het bouwperceel en in ieder geval binnen het zoekgebied moet zijn en;
  3. c. de aanvrager moet een erfinrichtingsplan aanleveren waaruit blijkt dat de windturbine landschappelijk wordt ingepast en een geheel vormt met de bestaande inrichting van het erf.

9.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, indien dit noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatigheid en dit in overeenstemming blijft met de bestemming afwijken van het bepaalde in:

  1. 1. lid 9.1 onder a en toestaan dat er meerdere windturbines van ten hoogste 15 m (as-hoogte) worden gebouwd onder de voorwaarde dat:
    1. a. aangetoond wordt dat er meerdere windturbines van ten hoogte 15 m (as-hoogte) nodig zijn voor het eigen energieverbruik en;
    2. b. uit een erfinrichtingsplan moet blijken dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteit in verhouding tot de bebouwing en het landschap;
  2. 2. lid 9.1 onder b als er wordt aangetoond dat het vanwege windstromen noodzakelijk is de turbine verder van het erf te plaatsen, onder de voorwaarde dat de turbine wel wordt geplaatst binnen het zoekgebied.
  3. 3. lid 9.1 onder a en toestaan dat één of meerdere windturbine(s) met een as-hoogte tot 20 m worden gebouwd onder de voorwaarden dat:
    1. a. uit een erfinrichtingsplan blijkt dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteit in verhouding tot de bebouwing en het landschap en;
    2. b. aantoonbaar is gemaakt dat één of meerder windturbine(s) hoger dan 15 m, maar maximaal 20 m nodig zijn voor het eigen energieverbruik.
  4. 4. lid 9.1 onder a en toestaan dat één of meerdere windturbine(s) met een as-hoogte van 20 tot 25 m gebouwd wordt onder de voorwaarden dat:
    1. a. er aangetoond wordt dat één of meerdere turbine(s) met een as-hoogte van meer dan 20 m, maar maximaal 25 m toereikend is voor de opwek ter grootte van het eigen energieverbruik, omdat er bijvoorbeeld obstructies zijn die de lagere luchtstromen belemmeren, zoals bomen of bebouwing en;
    2. b. uit een erfinrichtingsplan blijkt dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteit in verhouding tot de bebouwing en het landschap en;
    3. c. er aangetoond wordt dat er een combinatie wordt gemaakt met zonne-energie voor de opwek ter grootte van het eigen energieverbruik, waarbij geldt dat;
      • dit bij voorkeur zon op dak moet zijn;
      • indien zon op dak aantoonbaar niet haalbaar is, dit via een zonneveld op eigen erf moet zijn.

9.3 Afwegingskader

  1. a. Bij de beoordeling van de regel in lid 9.1 dient mede betrokken te worden de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen functies en waarden worden geschaad, de waarborging van de ruimtelijke uitstraling van de bestemming en de landschappelijke inpassing.
  2. b. Indien de onder a genoemde belangen onevenredig worden geschaad wordt aan de in 9.2 genoemde afwijkingsbevoegdheid geen toepassing gegeven.
  3. c. Als voorwaarde voor het verlenen van de genoemde omgevingsvergunning in lid 9.1 en het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid in 9.2 geldt dat:
  4. d. voorafgaand aan een aanvraag omgevingsvergunning participatie plaats heeft gevonden en;
  5. e. de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid zijn aangetoond;
  6. f. de afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur niet minder bedraagt dan de maximale werpafstand bij twee maal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Bomenteelt

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bomenteelt' is het gebruik van de gronden voor opgaande vormen van hout-, boom- en fruitteelt toegestaan.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Algemene Procedureregels

14.1 Procedure nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Vellen van houtopstanden

15.2 Parkeer, laad- en losruimte

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

16.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het 17e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Hoevenweg 6 en 8".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het voormalige agrarisch bedrijfsperceel aan de Hoevenweg 6 en 8 in het buitengebied van de gemeente Dalfsen. Op het voormalige agrarische bedrijfsperceel bevinden zich twee woningen (Hoevenweg 6 en 8), een hooiberg en een schuur.

Initiatiefnemer is voornemens deze locatie te transformeren tot een duurzaam, energieneutraal en sociaal woonerf met drie woningen en zes onzelfstandige appartementen voor de opvang van jong volwassenen die tijdelijk en onder begeleiding woonruimte nodig hebben.

Om het vorenstaande te realiseren, worden de bestaande woningen met nummers 6 en 8 samengevoegd tot één woning, het recht van de woning die daarmee komt te vervallen, wordt elders op het perceel teruggebouwd. Binnen de te samenvoegen woningen worden tevens zes onzelfstandige appartementen gerealiseerd. Een derde woning wordt gerealiseerd met toepassing van het 'Sloop voor kansen' beleid van de gemeente Dalfsen. Voor de toepassing van de het 'Sloop van Kansen' beleid worden sloopmeters van vier locaties betrokken. De onderstaande tabel geeft een overzicht van deze locaties.

Locatie Sloopmeters
Molenhoekweg 8a, Dalfsen 150 m²
Dwarsweg 11, Lemelerveld 248 m²
Oosterhulst 60, Nieuwleusen 200 m²
Welsummerweg 32, Dalfsen 260 m²

Voor de locaties aan de Molenhoekweg 8a en de Welsummerweg 32 worden separate planologische procedures doorlopen. In deze planologische procedures worden de sloopmeters ook juridisch geborgd. Om die reden behoren deze locaties niet tot de scope van voorliggend bestemmingsplan.

De slooplocaties aan de Oosterhulst 60 in Nieuwleusen en de Dwarsweg 11 in Lemelerveld behoren wel tot de scope van voorliggend bestemmingsplan. Voor deze locaties wordt de sloop van de te slopen bebouwing juridisch vastgelegd.

Tot slot worden de locatie aan de Hoevenweg 6 en 8, de Oosterhulst 60 en de Dwarsweg 11 landschappelijk ingepast.

De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Voor deze ontwikkeling dient het bestemmingsplan dan ook te worden herzien. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch-planologische kaders voor het initiatief. Voorliggende toelichting toont aan dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit de percelen behorende bij de Hoevenweg 6 en 8 in Dalfsen, de Oosterhulst 60 in Nieuwleusen en de Dwarsweg 11 in Lemelerveld. Hierna wordt per locatie op de ligging ingegaan.

Hoevenweg 6 en 8, Dalfsen

De locatie aan de Hoevenweg 6 en 8 in Dalfsen bestaat uit verschillende percelen. De percelen staan kadastraal bekend als gemeente Dalfsen, sectie P, perceelnummers 897 t/m 909. In afbeelding 1.1 is de ligging van dit deelgebied met de rode belijning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0001.png"

Afbeelding 1.1: Ligging deelgebied Hoevenweg 6 en 8, Dalfsen (Bron: PDOK, bewerkt)

Oosterhulst 60, Nieuwleusen

De locatie van het deelgebied aan de Oosterhulst 60 in Nieuwleusen bestaat uit het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Nieuwleusen, sectie P, perceelnummer 390. In afbeelding 1.2 is de ligging van dit deelgebied met de rode belijning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0002.png"

Afbeelding 1.2: Ligging deelgebied Oosterhulst 60, Nieuwleusen (Bron: PDOK, bewerkt)

Dwarsweg 11, Lemelerveld

De locatie van het deelgebied aan de Dwarsweg 11 in Lemelerveld bestaat uit het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Dalfsen, sectie U, perceelnummers 179 en gedeeltelijk 564. In afbeelding 1.3 is de ligging van dit deelgebied met de rode belijning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0003.png"

Afbeelding 1.3: Ligging deelgebied Dwarsweg 11, Lemelerveld (Bron: PDOK, bewerkt)

Opgemerkt wordt dat de hiervoor opgenomen weergave slechts indicatief is, voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt dan ook verwezen naar de verbeelding.

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan “17e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Hoevenweg 6 en 8” bestaat uit de volgende stukken:

  1. a. Toelichting, met bijlagen;
  2. b. Verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01;
  3. c. Regels.

1.4 Voorheen Geldende Bestemmingsplan

1.4.1 Algemeen

Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van de bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan 7e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen". Dit bestemmingsplan is op 26 april 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Dalfsen. Het verzamelplan betreft een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" zoals vastgesteld op 24 juni 2013 en zover deze sindsdien is herzien. In het jaarlijkse 'Verzamelplan Buitengebied' bundelt de gemeente verschillende plannen in het buitengebied tot één nieuw bestemmingsplan.

Op voorhand wordt opgemerkt dat voor de locaties aan de Oosterhulst 60 in Nieuwleusen en de Dwarsweg 11 in Lemelerveld het vigerend planologisch regime ondergeschikt van belang is. Voor beide locaties geldt een woonbestemming. Deze woonbestemming blijft als gevolg van voorliggend bestemmingsplan onveranderd, met uitzondering dat de te slopen bebouwing op deze locaties planologisch gezien worden wegbestemd.

In afbeelding 1.4 is een uitsnede van de verbeeldingen van het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" ter plaatse van de Hoevenweg 6 en 8 opgenomen, het deelgebied is hierin indicatief aangegeven met de rode omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0004.png"
Afbeelding 1.4: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke Plannen, bewerkt)

In de 5e herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied van Dalfsen ("Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen"), is de locatie aan de Hoevenweg 6 en 8 voorzien van diverse archeologische dubbelbestemmingen. Het vorenstaande is in afbeelding 1.5 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0005.png"

Afbeelding 1.5: Uitsnede bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" (Bron: Ruimtelijke Plannen, bewerkt)

1.4.2 Beschrijving bestemmingen

Op basis van het geldende bestemmingsplan is het deelgebied Hoevenweg 6 en 8 voorzien van de enkelbestemming 'Agrarisch' en de gebiedsaanduiding 'agrarisch bedrijf a'. Opgemerkt wordt dat met het 5e verzamelplan "Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" het plangebied tevens is voorzien van de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 6'.

Bestemming 'Agrarisch'

Gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn onder andere bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, bestaande infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, extensieve recreatie, behoud, bescherming en/of herstel van de landschappelijke waarde en bestaande paardenbakken, inclusief de bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

Door middel van de gebiedsaanduiding 'agrarisch bedrijf a' is bepaald dat de oppervlakte van het bouwperceel ter plaatse niet groter mag zijn dan 15.000 m².

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3, 5 en 6

De voor 'Waarde - Archeologie 3, 5 en 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

1.4.3 Strijdigheid

De voorgenomen ontwikkeling is qua bouw- en gebruiksmogelijkheden niet in overeenstemming met het vigerend planologisch regime.

Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Enerzijds dient het voornemen aan de Hoevenweg 6 en 8 planologisch worden geregeld. Anderzijds dienen de sloopmeters ter plaatse van de slooplocaties planologisch te worden wegbestemd. In voorliggende plantoelichting wordt aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

2.1.2 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van het rijksbeleid

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.

Wat de “Ladder voor duurzame verstedelijking” betreft is een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang. Hierin is uitgesproken dat met de realisatie van 11 woningen niet wordt voorzien in een woningbouwlocatie of andere stedelijk ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (ABRS 16 september 2015, 201501297/1/R4).

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van één woning en zes onzelfstandige appartementen. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling is in voorliggend geval dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Geconcludeerd wordt dat geen verdere toetsing plaats hoeft te vinden aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking” en dat het initiatief voldoet aan het rijksbeleid.

2.2 Water

2.2.1 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.

Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost. Voor dit deelgebied is in 2009 het stroomgebiedsbeheerplan vastgesteld.

2.2.2 Nationaal Waterplan 2

Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het plan is een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Uitgangspunt is het streven naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.

2.2.3 Waterbeleid 21e eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt, wanneer nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden. Wanneer vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.

Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoongehouden wordt. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk van elkaar gescheiden. Wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, wordt het verontreinigde water gezuiverd.

In de waterparagraaf (zie paragraaf 3.2.11) wordt ingegaan op de wateraspecten.

2.3 Natuur

2.3.1 Vogel- en Habitatrichtlijn

Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Het Natura 2000-netwerk dient ter bescherming van zowel de gebieden (natuurlijke habitatten) als wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitatten. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast was het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet. Per 1 januari 2017 is deze wetgeving opgenomen in de Wet Natuurbescherming.

2.3.2 Wet natuurbescherming

Vanaf 1 januari 2017 is de wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

2.3.3 Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS)

Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlandse netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.

In het Natuurnetwerk Nederland liggen de volgende natuurgebieden:

  • bestaande natuurgebieden , waaronder de 20 Nationale Parken;
  • gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd;
  • landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
  • ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee;
  • alle Natura 2000 -gebieden.

Binnen de provincie Overijssel is de begrenzing van deze gebieden op perceelsniveau vastgelegd, namelijk in de provinciale Omgevingsvisie. De bescherming van de gebieden is geregeld in de provinciale Omgevingsverordening Overijssel.

In paragraaf 3.2.4 wordt ingegaan op de voor het plangebied relevante natuuraspecten.

2.4 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie en bijbehorende omgevingsverordening Overijssel. Op 12 april 2017 zijn de nieuwe omgevingsvisie en verordening door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden. De omgevingsvisie en omgevingsverordening zijn sindsdien meerdere keren geactualiseerd. Sinds 1 februari 2022 zijn de meest recente geactualiseerde Omgevingsvisie en -verordening vastgesteld.

2.4.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel, Beken Kleur

De Omgevingsvisieis het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuze waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
  • versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit.
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur door multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel boven- als ondergronds), hergebruik en herbestemming van vrijkomend vastgoed (in stedelijk en landelijk gebied) en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

2.4.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.

Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

Afbeelding 2.1 geeft dit schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0006.png"

Afbeelding 2.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

Hierna worden de lagen nader toegelicht.

Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in ons handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen.

In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening. Een deel van deze beleidskeuzes geldt voor heel Overijssel, een deel voor specifieke gebieden in Overijssel.

Waar - ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheidt de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voordat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging t.a.v. functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe - gebiedskenmerken

Tenslotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

2.4.3 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Als het concrete initiatief wordt getoetst aan de Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

2.4.4 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor de onderwerpen waarvoor de provincie hecht aan de juridische borging van de doorwerking van het Omgevingsvisiebeleid.

Ten aanzien van de generieke beleidskeuzes zijn de artikelen 2.1.3 (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) 2.1.5 (ruimtelijke kwaliteit), 2.1.6 (kwaliteitsimpuls groene omgeving), 2.2.2 (realisatie nieuwe woningen) en 2.14.4 (overstroombaar gebied) uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de artikelen ingegaan.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3)

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel

De voorgenomen ontwikkeling gaat uit van sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, waarbij ter compensatie één woning mag worden gebouwd. Tevens wordt een extra woning gebouwd ter compensatie van het samenvoegen van twee woningen tot één woning.

Per saldo is geen sprake van extra ruimtegebruik door bouwen en verharden op de groene omgeving, maar juist een afname. Samenvattend wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.

Ruimtelijke kwaliteit (Artikel 2.1.5; leden 1, 2, 3 en 5)

Lid 1;

In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Lid 2;

In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.

Lid 3;

In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

Lid 5;

In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (Artikel 2.1.6 lid 1)

Bestemmingsplannen voor de Groene omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3. en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5 en 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel

Het voorliggende plan leidt tot een kwaliteitsimpuls in de groene omgeving (het buitengebied) van de gemeente Dalfsen. Deze meerwaarde vertaalt zich in:

  • door het slopen van ruim 850 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, neemt de hoeveelheid landschapontsierende bebouwing in het buitengebied af;
  • saneren van ondienstige erfverharding;
  • het versterken van de landschappelijke kwaliteit (zie ook hoofdstuk 4), door de slooplocaties en de bouwlocatie conform de gebiedskenmerken landschappelijk in te passen;
  • het toevoegen van een maatschappelijke functie (de opvangfunctie) aan de Hoevenweg 6 en 8.

De investeringen in de ruimtelijke kwaliteit staan in verhouding tot de geboden ontwikkelingsmogelijkheden.

Realisatie nieuwe woningen (Artikel 2.2.2; leden 1 en 2)

Lid 1;

Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.

Lid 2;

De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel

Zoals gesteld in paragraaf 3.1.2 van deze toelichting wordt slechts één woning toegevoegd. Het initiatief is in overeenstemming met de geldende woonafspraken die zijn gemaakt binnen zowel de gemeente als tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming. Voor een nadere toelichting wordt specifiek verwezen naar paragraaf 3.3.

De voorgenomen ontwikkeling is hierdoor in overeenstemming met artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen.

Overstroombaar gebied (Artikel 2.14.4)

  1. 1. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op het overstroombaar gebied als zodanig op de kaart Watergebiedsreserveringen zijn aangegeven, voorzien alleen in nieuwe stedelijke functies binnen deze gebieden als in het desbetreffende bestemmingsplan zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd.
  2. 2. De toelichting op bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden als bedoeld in lid 1, is voorzien van een overstromingsrisicoparagraaf die inzicht biedt in:
    1. a. de risico's bij overstroming;
    2. b. de maatregelen en de voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen dan wel te beperken.


Toetsing van het initiatief aan artikel 2.14.4 van de Omgevingsverordening Overijssel

In paragraaf 3.2.11 worden de wateraspecten, alsmede de risico's voor overstromingen behandeld. Hieruit blijkt dat, met in acht neming van een aantal maatregelen, gevolgen aangaande overstromingsrisico's tot het aanvaardbare kunnen worden gereduceerd. Op deze plaats wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het gestelde in artikel 2.14.4 van de Omgevingsverordening.

2.4.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

De ruimtelijke ontwikkeling in dit bestemmingsplan, is in overeenstemming met het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel.

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Structuurvisie Buitengebied gemeente Dalfsen

2.5.2 Woonvisie 2019-2024

2.5.3 Beleidsregels Ontwikkelen met Kwaliteit in het Buitengebied van de Gemeente Dalfsen

2.5.4 Welstandsnota 2014

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Beschrijving Van De Huidige Situatie

3.1.1 Huidige situatie plangebied

Hoevenweg 6 en 8, Dalfsen

Het deelgebied aan de Hoevenweg 6 en 8 in Dalfsen ligt in het buitengebied van de gemeente Dalfsen, op circa 1 kilometer ten noorden van de kern Dalfsen. De omgeving rondom deze locatie kenmerkt zich functioneel gezien als een agrarisch gebied met verspreid gelegen woon- en agrarische percelen. De rechtlijnige infrastructuur bepaalt de ruimtelijke structuur.

De Hoevenweg 6 en 8 betreft een voormalig agrarisch bedrijfsperceel met twee bedrijfswoningen. Eén van de bedrijfswoningen betreft een boerderijwoning (nr. 8). Huisnummer 6 betreft een aangebouwde plattelandswoning. Op het perceel staat tevens een voormalige koeienstal, het deel die dienst doet als schuur. Verder is op het erf een kapschuur (opgetrokken uit beton en golfplaten) aanwezig die dienst doet als overkapping voor motorvoertuigen en aanhangers. Tevens is een oude schuur (opgetrokken uit golfplaten en hout) aanwezig die dienst doet als werk/opslagplaats.

Voor het overige bestaat dit deelgebied voor een groot deel uit agrarische cultuurgrond.

In afbeelding 3.1 is de huidige situatie ter plaatse door middel van een luchtfoto weergegeven. Hierin is het plangebied indicatief aangegeven met een rode omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0010.png"
Afbeelding 3.1: Luchtfoto Hoevenweg 6 en 8, Dalfsen (Bron: PDOK, bewerkt)

Oosterhulst 60, Nieuwleusen

Het deelgebied aan de Oosterhulst 60 in Nieuwleusen ligt eveneens in het buitengebied van de gemeente Dalfsen. Dit deelgebied ligt op circa 1 kilometer ten oosten van de kern Nieuwleusen. De omgeving rondom deze locatie kenmerkt zich functioneel gezien als een agrarisch gebied met verspreid gelegen woon-, bedrijfs- en agrarische percelen. De weg de Oosterhulst en de daarop haaks aftakkende wegen, bepalen de ruimtelijke structuur.

Het perceel aan de Oosterhulst 60 betreft een woonperceel met één woning en vijf bijgebouwen. Een aantal van deze bijgebouwen betreffen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Op het perceel zijn daarnaast diverse mestkelders aanwezig. Voor het overige is dit perceel ingericht al woonperceel met bijbehorende tuin.

In afbeelding 3.2 is de huidige situatie ter plaatse door middel van een luchtfoto weergegeven. Hierin is het plangebied indicatief aangegeven met een rode omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0011.png"
Afbeelding 3.2: Luchtfoto Oosterhulst 60, Nieuwleusen (Bron: PDOK, bewerkt)

Dwarsweg 11, Lemelerveld

Het deelgebied aan de Dwarsweg 11 in Lemelerveld ligt eveneens in het buitengebied van de gemeente Dalfsen. Dit deelgebied ligt op circa 700 meter ten westen van de kern Lemelerveld. De omgeving rondom deze locatie kenmerkt zich functioneel gezien als een agrarisch gebied met verspreid gelegen woonpercelen.

Het perceel aan de Dwarsweg 11 betreft een woonperceel met één woning en drie bijgebouwen. Een aantal van deze bijgebouwen betreffen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Voor het overige is dit perceel ingericht al woonperceel met bijbehorende tuin.

In afbeelding 3.3 is de huidige situatie ter plaatse door middel van een luchtfoto weergegeven. Hierin is het plangebied indicatief aangegeven met een rode omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0012.png"
Afbeelding 3.3: Luchtfoto Dwarsweg 11, Lemelerveld (Bron: PDOK, bewerkt)

3.2 Onderzoeken

Voor de beoordeling van het plan moet worden gekeken naar de mate waarin de omgeving, als gevolg van de uitwerking van dit plan, wordt belemmerd. Hierbij wordt gekeken naar de aspecten archeologie & cultuurhistorie, bodemkwaliteit, duurzaamheid, ecologie, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, geur, verkeer en water.

Op voorhand wordt opgemerkt dat de deelgebieden aan de Oosterhulst 60 in Nieuwleusen en de Dwarsweg 11 in Lemelerveld in deze paragraaf in beginsel buiten beschouwing worden gelaten. Op deze locaties is enkel sprake van het slopen van bebouwing en worden geen functies toegevoegd. Uitsluitend waar noodzakelijk, worden deze locaties benoemd.

3.2.1 Archeologie & cultuurhistorie

3.2.2 Bodemkwaliteit

3.2.3 Duurzaamheid

3.2.4 Ecologie

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

In de Wet natuurbescherming wordt gesteld dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit betekent dat onderzocht moet worden of door de plannen bedreigende situaties ontstaan in de leefomgeving van, in of direct rond het gebied voorkomende flora en fauna. Het gaat hierbij om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.

In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedsbescherming en de soortenbescherming.

3.2.5 Externe veiligheid

3.2.6 Geluid

3.2.7 Luchtkwaliteit

3.2.8 Milieuzonering

3.2.9 Geur

3.2.10 Verkeerssituatie

3.2.11 Water

In deze paragraaf wordt het waterbeleid voor verschillende schaalniveaus beschreven. Tot slot wordt ingegaan op de invloed van het project op de waterhuishouding.

3.2.12 Gezondheid

3.2.13 Besluit milieueffectrapportage

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de binnen het plangebied voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld.

4.2 Beschrijving Gewenste Situatie

4.2.1 De voorgenomen ontwikkeling

Zoals beschreven in de inleiding is initiatiefnemer voornemens om het voormalige agrarisch bedrijfsperceel aan de Hoevenweg 6 en 8 in Dalfsen te transformeren naar een duurzaam, energieneutraal en sociaal woonerf.

Om het vorenstaande te realiseren worden de ter plaatse aanwezige bestaande woningen (nr. 6 en 8) samengevoegd tot één woning. Het recht van de woning die daarmee komt te vervallen, wordt elders op het perceel teruggebouwd. Binnen de te samenvoegen woning, worden tevens zes onzelfstandige appartementen gerealiseerd.

De onzelfstandige appartementen dienen een maatschappelijk doel en zijn bestemd voor de opvang van jongvolwassenen die tijdelijke woonruimte nodig hebben en die tevens begeleiding behoeven.

Naast het vorenstaande behelst het voornemen het realiseren van een derde woning. Deze derde woning wordt met toepassing van het 'Sloop voor kansen' beleid van de gemeente Dalfsen mogelijk gemaakt. Op basis van het 'Sloop voor kansen' beleid, dient ten minste een oppervlak van 850 m² aan landschapsontsierende bebouwing (met asbest) te worden gesloopt. In voorliggend geval worden de sloopmeters van vier locaties elders betrokken. De onderstaande tabel geeft een overzicht van deze locaties.

Locatie Sloopmeters
Molenhoekweg 8a, Dalfsen 150 m²
Dwarsweg 11, Lemelerveld 248 m²
Oosterhulst 60, Nieuwleusen 200 m²
Welsummerweg 32, Dalfsen 260 m²

Voor de locaties aan de Molenhoekweg 8a en de Welsummerweg 32 worden separate planologische procedures doorlopen. In deze planologische procedures worden de sloopmeters ook juridisch geborgd. Om die reden behoren deze locaties niet tot de scope van voorliggend bestemmingsplan.

De slooplocaties aan de Oosterhulst 60 in Nieuwleusen en de Dwarsweg 11 in Lemelerveld behoren wel tot de scope van voorliggend bestemmingsplan. Voor deze locaties wordt de sloop van de te slopen bebouwing juridisch vastgelegd.

Voorliggend bestemmingsplan heeft kortom betrekking op drie locaties (Hoevenweg 6 en 8, Dwarsweg 11, Oosterhulst 60), hierna wordt per locatie ingegaan op de gewenste situatie.

4.2.2 Hoevenweg 6 en 8, Dalfsen

In paragraaf 4.2.1 is reeds ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling. De landschappelijke inpassing van de locatie is echter een belangrijk onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling. In voorliggend geval is door De Erfontwikkelaar een erfinrichtingsplan voor de locatie opgesteld. In het erfinrichtingsplan is te zien hoe de locatie landschappelijke wordt ingepast, maar ook waar de gewenste bebouwing komt te staan. Het erfinrichtingsplan is in bijlage 1 van voorliggende toelichting opgenomen. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van het erfinrichtingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0016.png"

Afbeelding 4.1: Erfinrichtingsplan Hoevenweg 6 en 8, Dalfsen (Bron: De Erfontwikkelaar)

4.2.3 Dwarsweg 11, Lemelerveld

Ter plaatse van het woonperceel aan de Dwarsweg 11 te Lemelerveld wordt uitsluitend bebouwing gesloopt. In afbeelding 4.2 is de te slopen bebouwing weergegeven. De sloopopgave bedraagt 248 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0017.png"

Afbeelding 4.2: Sloopopgave Dwarsweg 11, Lemelerveld (Bron: PDOK, bewerkt)

Vanwege de sloop van de bebouwing blijft een groot oppervlak aan 'lege' grond achter. Om ervoor te zorgen dat de locatie in nieuwe vorm past in het landschap, is ook voor deze locatie een erfinrichtingsplan opgesteld. In bijlage 3 is het volledige erfinrichtingsplan opgenomen.

4.2.4 Oosterhulst 60, Nieuwleusen

Ter plaatse van het woonperceel aan de Oosterhulst 60 in Nieuwleusen wordt uitsluitend bebouwing gesloopt. In afbeelding 4.4 is de te slopen bebouwing weergegeven. De sloopopgave bedraagt 200 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz17-vs01_0018.png"

Afbeelding 4.4: Sloopopgave Oosterhulst 60, Nieuwleusen (Bron: PDOK, bewerkt)

Vanwege de sloop van de bebouwing blijft een groot oppervlak aan 'lege' grond achter. Om ervoor te zorgen dat de locatie in nieuwe vorm past in het landschap, is ook voor deze locatie een erfinrichtingsplan opgesteld. In bijlage 2 is het volledige erfinrichtingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Opzet Van De Regels

5.1.1 Algemeen

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels moeten in samenhang worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.1.2 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 staan de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en hierin staan:

  • (Artikel 1 Begrippen)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige uitleg van deze begrippen vastgelegd.

  • (Artikel 2 Wijze van meten)

Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe bepaalde afmetingen gemeten moeten worden.

5.1.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels: hierin staat beschreven welke activiteiten in ieder geval strijdig zijn;

In paragraaf 5.2 wordt de bestemming nader toegelicht.

5.1.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 staan de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • (Artikel 8 Anti-dubbeltelregel)

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, als een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

  • (Artikel 9 Algemene bouwregels)

In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Deze regels gaan in op de isolatie van gebouwen en het bouwen met een lagere EPC-norm. In het kader van isolatiemaatregelen van gebouwen en het bouwen met een lagere EPC-norm kan in ondergeschikte mate afgeweken worden van de geldende bouwregels.

  • (Artikel 10 Algemene gebruiksregels)

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming helder en duidelijk moet zijn.

  • (Artikel 11 Algemene aanduidingsregels)

In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven. Ter plaatse van het plangebied is een gebiedsaanduiding opgenomen welke verwijst naar de regels opgenomen in de algemene aanduidingsregels.

  • (Artikel 12 Algemene afwijkingsregels)

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

  • (Artikel 13 Algemene wijzigingsregels)

In dit artikel worden wijzigingsbevoegdheden beschreven, op basis waarvan burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen.

  • (Artikel 14 Algemene procedureregels)

In dit artikel worden procedureregels voor het stellen van een nadere eis beschreven.

  • (Artikel 15 Overige regels)

In dit artikel zijn regels gesteld ten aanzien van parkeren, laden en lossen en het vellen van houtopstanden.

5.1.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.2 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk gemaakt worden en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

Artikel 3 Agrarisch

De gronden aan de Hoevenweg 6 en 8 die in het geldend bestemmingsplan zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch' en tevens zijn voorzien van de aanduiding 'agrarisch bedrijf a', maar geen onderdeel uitmaken van de woonpercelen, zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Op deze manier wordt door middel van voorliggend bestemmingsplan ervoor gezorgd dat de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledige worden wegbestemd.

Binnen de bestemming zijn agrarische activiteiten toegestaan, maar zijn de bouwmogelijkheden tot het minimum beperkt.

Artikel 4 Wonen

De locaties aan de Oosterhulst 60 en de Dwarsweg 11 zijn conform de bestaande situatie voorzien van de bestemming 'Wonen' met de bijbehorende aanduidingen en maatvoering voor de locatie Dwarsweg 11. Omdat voor deze locaties sloopmeters worden ingezet voor de voorgenomen ontwikkeling aan de Hoevenweg 6 en 8, is in de regels gewaarborgd dat deze meters niet mogen worden (terug)gebouwd.

Voor de Hoevenweg 6 en 8 in Dalfsen is het nieuwe woonerf met meerdere woningen voorzien van twee woonbestemmingen.

De te realiseren compensatiewoning alsmede het te verplaatsen woonrecht, zijn voorzien van één woonbestemming met twee bouwvlakken voor de woningen. Binnen deze woonbestemming is door middel van een aanduiding aangegeven dat binnen het bestemmingsvlak twee wooneenheden zijn toegestaan. Tevens is door middel van de aanduiding 'bijgebouwen' bepaald waar bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd. In dit geval is tevens bepaald dat het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken van beide woningen in totaal 150 m² mag bedragen. Dit is conform het erfinrichtingsplan bepaald.

De bestaande woning aan de Hoevenweg, alsmede de aangebouwde bebouwing waar de zes onzelfstandige wooneenheden worden gerealiseerd, zijn voorzien van een separate woonbestemming. Door middel van een bouwvlak is bepaald waar de woning mag staan. Daarnaast is door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opvang' bepaald waar de onzelfstandige appartementen mogen worden gerealiseerd. Tot slot geldt voor deze woonbestemming de 'specifieke bouwaanduiding - bestaand'. Deze aanduiding regelt dat de op dit perceel aanwezige bestaande bijbehorende bouwwerken (qua oppervlak) zijn toegestaan.

Tot slot zijn binnen de specifieke gebruiksregels voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. De voorwaardelijke verplichtingen borgen de aanleg en instandhouden van de landschapsmaatregelen uit de inrichtingsplannen, alsmede de sloop van de te slopen bebouwing.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3, Artikel 6 Waarde - Archeologie 5 en Artikel 7 Waarde- Archeologie 6

Gronden voorzien van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 6' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is verzekerd dat het risico van planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. Tevens zijn in de gemeentelijke kosten opgenomen in de overeenkomst, waardoor het kostenverhaal voor de gemeente volledig verzekerd is. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Inspraak

7.1 Vooroverleg

Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. In deze fase heeft het overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van rijk en provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsgevonden.

Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan schaadt geen nationale belangen. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

De provincie

Dit bestemmingsplan past binnen de vooroverleglijst ruimtelijke plannen van de provincie Overijssel. Het is volgens afspraak met de provinciale diensten daarom niet noodzakelijk om voor dit plan vooroverleg met de provincie te voeren.

Het waterschap

De watertoets heeft plaats gevonden op de website www.dewatertoets.nl. Deze toets resulteerde in een positief wateradvies van het waterschap.

7.2 Inspraak

In voorliggend geval is het plan direct als ontwerpwijzigingsplan ter inzage gelegd.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Omwille van het maatschappelijk draagvlak in de omgeving van de locatie Hoevenweg 6 en 8, heeft initiatiefnemer op 19 november 2021 een informatiebijeenkomst georganiseerd. Tijdens deze informatiebijeenkomst zijn de plannen gepresenteerd aan omwonenden en belanghebbenden. Tijdens deze bijeenkomst zijn overwegend alle reacties positief. De voorgenomen ontwikkeling wordt beschouwd als welkome ontwikkeling.

Tijdens de bijeenkomst zijn ook kritische vragen gesteld ten aanzien van de invloed van het plan op omliggende (agrarische bedrijven). Van een negatieve invloed is geen sprake (zie ook: Hoofdstuk 3).

Tevens zijn er vragen gesteld aangaande de tijdelijke bewoning van de onzelfstandige appartementen. Deze vraag had betrekking op een scenario dat een tijdelijke inwoner ter plaatse permanent wil wonen. Naast dat dit organisatorisch moet worden geregeld, is in voorliggend bestemmingsplan nadrukkelijk vastgelegd dat ter plaatse van de onzelfstandige appartementen van een permanente bewoning geen sprake mag zijn.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat in de omgeving van het plangebied sprake is van voldoende draagvlak voor de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 8 Zienswijzen En Kennisgeving

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 25 mei 2022 tot en met 4 juli 2022 voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is er één zienswijze ingediend. Door middel van een nota van zienswijzen, heeft de gemeente gereageerd op de zienswijze. De nota van zienswijzen is in Bijlage 9 bij deze toelichting bijgevoegd. In de nota staat eveneens aangegeven op welke onderdelen het ontwerpbestemmingsplan is gewijzigd.

Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Hoevenweg 6 En 8, Dalfsen

Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan Hoevenweg 6 en 8, Dalfsen

Bijlage 2 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Dwarsweg 11, Lemelerveld

Bijlage 2 Ruimtelijk kwaliteitsplan Dwarsweg 11, Lemelerveld

Bijlage 3 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Oosterhulst 60, Nieuwleusen

Bijlage 3 Ruimtelijk kwaliteitsplan Oosterhulst 60, Nieuwleusen

Bijlage 4 Sloopopgave

Bijlage 4 Sloopopgave

Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Hoevenweg 6 En 8, Dalfsen

Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan Hoevenweg 6 en 8, Dalfsen

Bijlage 2 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Oosterhulst 60, Nieuwleusen

Bijlage 2 Ruimtelijk kwaliteitsplan Oosterhulst 60, Nieuwleusen

Bijlage 3 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Dwarsweg 11, Lemelerveld

Bijlage 3 Ruimtelijk kwaliteitsplan Dwarsweg 11, Lemelerveld

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 5 Bodemonderzoek

Bijlage 5 Bodemonderzoek

Bijlage 6 Natuurwaardenonderzoek Hoevenweg 6-8, Dalfsen

Bijlage 6 Natuurwaardenonderzoek Hoevenweg 6-8, Dalfsen

Bijlage 7 Geuronderzoek

Bijlage 7 Geuronderzoek

Bijlage 8 Advies Ggd

Bijlage 8 Advies GGD

Bijlage 9 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 9 Nota van Zienswijzen