Chw bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, 29e herziening, Oosteinde 65 en Westerveen 54
Bestemmingsplan - gemeente Dalfsen
Vastgesteld op 23-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, 29e herziening, Oosteinde 65 en Westerveen 54 met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDlfshz29-vs01van de gemeente Dalfsen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 bestemmingsplan 'Buitengebied Dalfsen'
het bestemmingsplan 'bestemmingsplan 'Buitengebied Dalfsen'' met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01 van de gemeente Dalfsen.
1.4 bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan 8e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen'
het bestemmingsplan 'bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan 8e Verzamelplan Buitengebiedgemeente Dalfsen'' met identificatienummer NL.IMRO.0148.8eVerzamelplanBG-vs01 van de gemeente Dalfsen.
1.5 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aanhuisverbonden beroep en bedrijf:
het uitoefenen van een beroep, niet zijnde een kapper, dat in een (bedrijfs)woning en of daarbij behorende gebouwen door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in de (bedrijfs)woning en/of daarbij behorende gebouwen door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunning nodig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een melding op grond van het Activiteitenbesluit, en waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. Onder het aanhuisverbonden beroep worden tevens gerekend internetwinkels en webshops.
1.8 afwijken:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aangegeven regels zoals bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een pelsdierhouderij.
1.10 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.11 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage:
De bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden.
1.13 bed & breakfast:
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de (bedrijfs)woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.14 beleidsregel:
onderdeel van een door het College van B&W en/of de gemeenteraad vastgesteld beleidsdocument.
1.15 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.16 bestaand
- Met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, met uitzondering van die bebouwing die is ingezet volgens de beleidsregels “Ontwikkelen met kwaliteit in het buitengebied”. - Met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
1.17 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.20 boom:
een opgaand gewas zowel levend als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.
1.21 boomwaarde:
de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.
1.22 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.24 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens:
Een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:
een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor de bedrijfsmatige exploitatie van een recreatief nachtverblijf, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter (zoals stacaravan, trekkershut, tenthuisje).
1.29 carport:
Een bijbehorend bouwwerk, dat plat is afgedekt en voorzien van maximaal 2 wanden.
1.30 cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.31 dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond.
1.33 eerste verdieping:
De tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
1.34 erker:
Een plat afgedekte uitbouw met overwegend glas aan de gevel van een woning en een bouwhoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
1.35 fundering:
de ondersteuningsconstructie, welke geheel of gedeeltelijk ondergronds ligt, waarop het gebouw of bouwwerk geplaatst wordt.
1.36 gastenverblijf:
Een bijbehorend bouwwerk die ten dienste staat van een woning, die geschikt is voor incidentele overnachting van gasten die elders hun hoofdverblijf hebben en waarbij geen sprake is van permanente bewoning of van een bedrijfsmatig geëxploiteerd recreatieverblijf.
1.37 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.39 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.40 hoofdgebouw:
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.41 houtopstand:
één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, met een minimale dwarsdoorsnede van 30 centimeter, op 1,3 meter hoogte boven maaiveld.
1.42 huishouden:
persoon of groep personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen.
1.43 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.44 landschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.45 maaiveld:
De gemiddelde hoogte van het bestaande terrein grenzende aan de gevels.
1.46 nadere eis:
Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.47 natuur(wetenschappelijke) waarde:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied.
1.48 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.49 peil:
- 1. De kruin van de dichtstbij gelegen weg, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 10 m of minder van die weg;
- 2. De gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende maaiveld vóór het bouwrijp maken, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen op een afstand van meer dan 10 m van de dichtstbij gelegen weg;
- 3. Indien het bepaalde onder 1 of 2 niet voldoende concreet is te bepalen, het door of namens burgemeester en wethouders aan te geven peil.
1.50 permanente bewoning:
Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
1.51 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.
1.52 recreatiewoning:
Een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.53 seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 theetuin:
Tuin die onderdeel uitmaakt van het erf en die dienst doet als pleisterplaats voor dagrecreatie (ook gebruikt door passanten). De theetuin mag buiten de hieronder geschetste mogelijkheden niet gebruikt worden als restaurant functie en moet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie. De theetuin moet verder voldoen aan de volgende voorwaarden:
- Er worden alleen thee en andere non-alcoholische dranken, en ook kleine, koude spijzen zoals broodjes geserveerd;
- Er worden maximaal vijf tafels en twintig stoelen geplaatst;
- Er worden geen bouwwerken gebruikt voor de theetuin, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – theetuin'. Hier is ook gebruik van binnenruimte voor de theetuin toegestaan;
- De theetuin mag alleen geopend zijn van april t/m september;
- Parkeren voor de theetuin moet op eigen terrein, parkeren in de berm is niet toegestaan;
- Voor wat betreft reclame-uiting de welstandsnota 2014 gemeente Dalfsen van toepassing is.
1.55 turbine:
Schoepenrad dat in beweging wordt gebracht door de kracht van luchtstroom, van stoom of vallend water.
1.56 uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist.
1.57 vellen:
rooien; kappen; verplanten; snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of de ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Regulier onderhoud zoals het periodiek vellen van hakhout en noodzakelijk beheer aan knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen valt hier niet onder.
1.58 voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, of niet aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.
1.59 vrijstaande woning:
Een op zichzelf staande woning.
1.60 windenergie:
Energie uit een windturbine.
1.61 windturbine:
Door de wind aangedreven bouwwerk, waarmee energie wordt opgewekt.
1.62 windturbinemast:
het recht opstaande deel ofwel de verticale staander van een windturbine, waar boven op het geheel van de gondel met wieken wordt geplaatst.
1.63 windturbinepark:
een installatie voor de productie van elektriciteit met behulp van windenergie in hoofdzaak bestaande uit één of meer windturbines. Eén windturbinepark kan bestaan uit meerdere inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1 Wet milieubeheer.
1.64 wonen:
het gehuisvest zijn in een woning volgens het begrip 'woning'
1.65 woning:
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.66 woonhuis:
Een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
1.67 zonneveld:
Een beperkt aantal zonnepanelen in een veldopstelling van maximaal 50 m2, bedoelt voor de energieproductie voor eigen gebruik. Het zonneveld is/wordt aangelegd op maaiveldniveau op een erf binnen de woonbestemming.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschaften, airco kasten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van buitenwerkse maten, bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de aangegeven lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. bestaande infrastructurele voorzieningen;
- c. de waterhuishouding;
- d. theetuin;
- e. extensieve dagrecreatie;
- f. het behoud van natuur- en landschapswaarden.
met daarbij behorende bebouwing, andere-werken, parkeer-, groen-, en overige voorzieningen en agrarische cultuurgronden.
Onder het doel 'behoud van natuur- en landschapswaarden' worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- perceels- en erfbeplantingen;
- kleinschaligheid alsmede de bescherming en/of herstel van de landschappelijke waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen (houtwallen, -singels en bosjes) afzonderlijk en als samenhangend onderdeel van de (oorspronkelijke) verkavelingsstructuur, ter plaatse van de aanduiding 'landschapselement';
- verkavelingsstructuur zoals deze tot uitdrukking komt in het verkavelingspatroon en de dat patroon ondersteunende landschapselementen, ter plaatse van de aanduiding 'verkavelingsstructuur';
- openheid, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'landschapselement';
- g. landschapselement, ter plaatse van de aanduiding 'Landschapselement' geldt dat hier karakteristieke en waardevolle bestanddelen van het betreffende landschap voorkomen, zoals houtwallen, houtsingels, bosjes en microreliëf;
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
- a. Ter uitvoering en met inachtneming van het gestelde in lid 3.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd bij de toepassing van de in dit artikel opgenomen bouwregels - mits een doelmatig gebruik niet onevenredig wordt geschaad - nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen mogen uitsluitend betrekking hebben op:
- 1. de situering van nieuw te bouwen bebouwing;
- 2. de nokrichting van de kappen van gebouwen;
teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige (= bebouwings- en verkavelingskarakteristiek) situering van de bebouwing onderling te verzekeren.
- b. Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid13.1 vermelde voorbereidingsprocedure.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep en bedrijf;
- b. bed & breakfast;
- c. de waterhuishouding;
- d. theetuin;
- e. cultuurhistorische waarden;
met daarbij behorende bebouwing, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede woonsituatie;
- 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de sociale veiligheid.
- b. Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid 13.1 vermelde voorbereidingsprocedure.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2 waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologie 7
7.1 Bestemmingsomschrijving
Voor de voor 'Waarde - Archeologie 7 aangewezen gronden geldt geen onderzoeksplicht.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, uitgezonderd voor zover in de regels toegestaan;
- b. het aanwezig hebben van en/of het gebruiken of laten gebruiken van bebouwing dat met toepassing van de beleidsregel 'Ontwikkelen met kwaliteit in het buitengebied van de gemeente Dalfsen' is ingebracht als sloopoppervlak in een besluit dat reeds zes maanden onherroepelijk is.
9.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Bomenteelt
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bomenteelt' is het gebruik van de gronden voor opgaande vormen van hout-, boom- en fruitteelt toegestaan.
10.2 Landschapselement
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapselement' geldt dat hier karakteristieke en waardevolle bestanddelen van het betreffende landschap voorkomen, zoals houtwallen, houtsingels, bosjes en microreliëf.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Voor het bouwen van kleinschalige windturbines voor het opwekken van windenergie voor eigen gebruik in alle bestemmingen, met uitzondering van de bestemming 'Natuur', gelden de volgende regels:
11.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
- a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één windturbine toegestaan met een maximale hoogte (as-hoogte) van 15 m en;
- b. de windturbine moet geplaatst worden binnen het bestemmingsvlak, waarbij voor een agrarisch bedrijf geldt dat dit aansluitend aan het bouwperceel en in ieder geval binnen het zoekgebied moet zijn en;
- c. de aanvrager moet een erfinrichtingsplan aanleveren waaruit blijkt dat de windturbine landschappelijk wordt ingepast en een geheel vormt met de bestaande inrichting van het erf.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 13 Algemene Procedureregels
13.1 Nadere eis
Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Overige Regels - Algemeen
15.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van ter inzage legging van het ontwerp plan.
Artikel 16 Overige Regels - Vellen Houtopstanden
16.1 Kapverbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een houtopstand te vellen of te doen vellen, een uitzondering op dit verbod geldt voor:
- 1. coniferen, dennen, ceders, larixen, niet geknotte wilgen, niet geknotte populieren, lijsterbessen, sierkersen, sierappels, sierperen;
- 2. berken, elzen en meidoorns voor zover ze deel uitmaken van een rijbeplanting van minder dan zes bomen of singelbeplanting van maximaal 2,5 meter breed en 5 meter lang;
- 3. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;
- 4. naaldbomen, niet ouder dan 20 jaar, die als kerstboom worden geteeld
- 5. kweekgoed;
- 6. houtopstanden die bij wijze van dunning geveld moeten worden.
- 7. houtopstanden die liggen binnen de bebouwde kom volgens de op grond van artikel 4.1 sub a van de Wet natuurbescherming (voorheen Boswet) vastgestelde grenzen en de houtopstand niet is aangemerkt als waardevolle boom/houtopstand conform de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde "Beleidsregels houtopstanden gemeente Dalfsen 2017" en diens rechtsopvolger;
- 8. houtopstanden waarvan instandhouding volgens boomdeskundige maatstaven niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade en/of de houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziekenwet, mits hiervoor toestemming is gegeven door het college van burgemeester en wethouders;
- 9. kappen van bomen of houtopstanden die plaatsvinden ter realisering van de landschappelijke inpassing, of erfinrichting en in overeenstemming is met geldende regelgeving.
Waarbij deze uitzondering niet geldt niet voor houtopstanden die in het kader van de in lid 16.2 opgenomen herplantplicht of andere (private) overeenkomst met een bestuursorgaan zijn aangeplant.
16.2 Herplantplicht
Het college van burgemeester en wethouders kan bij de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.1 en de toestemming als bedoeld in artikel16.1 sub 8 een herplantplicht en/of vergoeding van de Boomwaarde opleggen. Hierbij geldt dat:
- 1. de herplantplicht of de vergoeding van de Boomwaarde door het college van burgemeester en wethouders wordt opgelegd conform de vastgestelde "Beleidsregels houtopstanden gemeente Dalfsen 2017" en diens rechtsopvolger;
- 2. deze herplant- of vergoedingsverplichting kan ook worden gesteld als het vellen al zonder de benodigde vergunning en/of toestemming volgens artikel 16.1 sub 8 is uitgevoerd.
16.3 Afwegingskader omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.1 wordt geweigerd als de belangen van de verlening niet opwegen tegen het belang van behoudt van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:
- a. natuur- en milieuwaarden;
- b. landschappelijke waarden;
- c. cultuurhistorische en archeologische waarden;
- d. waarden van stads- en dorpsschoon;
- e. waarden voor recreatie en leefbaarheid.
Artikel 17 Overige Regels - Parkeren
17.1 Parkeer, laad- en losruimte
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
18.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, 29e herziening, Oosteinde 65 en Westerveen 54".
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor dit nieuwe bestemmingsplan beschreven. Daarnaast worden de ligging en de begrenzing van het plangebied aangegeven. Tot slot wordt het geldende bestemmingsplan beschreven. Deze komt met dit nieuwe bestemmingsplan te vervallen voor het plangebied.
1.1 Algemeen
Aan het Oosteinde 65 in Nieuwleusen, in het buitengebied van de gemeente Dalfsen, ligt een agrarisch bedrijfsperceel waar een varkenshouderij wordt geëxploiteerd. Op het erf bevindt zich een bedrijfswoning met twee bijgebouwen en twee varkensstallen.
Het voornemen bestaat om de varkenshouderij te beëindigen, waarmee een deel van de agrarische bedrijfsbebouwing geen gebruiksfunctie meer zal hebben. Deze bebouwing zal worden gesloopt. Het betreft een mestkelder (50 m2), twee agrarische bedrijfgebouwen en een bijgebouw (waarvan 1.139,5 m2 met asbest, 1.092,5 m2 zonder asbest).
Ter compensatie voor de sloop worden 2 compensatiewoningen gerealiseerd. Eén compensatiewoning met een inhoud van 750 m3 wordt gesplitst zodat er een twee-onder-een-kap woning gerealiseerd wordt met een inhoud van maximaal 375 m3 per woning en maximaal 75 m2 aan bijgebouwen per woning. De andere compensatiewoning wordt een vrijstaande woning met een inhoud van maximaal 750 m³ en maximaal 150 m² aan bijgebouwen. Daarnaast wenst initiatiefnemer de bestaande bedrijfswoning met inwoonsituatie te splitsen in twee wooneenheden en een illgeaal gebouwde overkapping van 20 m2 te legaliseren met sloopmeters op basis van de Beleidsregels Woningsplitsing Inwoonsituaties gemeente Dalfsen 2021.
De omvang van de te slopen bebouwing is niet voldoende om aan de sloopnorm die op basis van de Sloop voor kansen regeling uit het beleid 'Ontwikkelen met kwaliteit in het Buitengebied van de gemeente Dalfsen' geldt, namelijk 2.185 m2 met asbestdak, voor de realisatie van de beschreven ontwikkeling. De sloopoppervlakte bedraagt op basis van de beleidsnota (met een correctie voor de bebouwing zonder asbestdak en nieuwe bouwmogelijkheden behorende bij de gesplitste woning, zie ook paragraaf 2.5.2.2) 1.965 m2 met asbest. Om aan de sloopnorm te kunnen voldoen is een tweede locatie betrokken bij het plan waar ten minste 220 m2 (160 m2 voor de compensatiewoningen en 60 m2 voor de overkapping) aan landschapsontsierende bebouwing met asbest wordt gesloopt. Het betreft de locatie aan de Westerveen 54 te Nieuwleusen, waar omgerekend 232 m2 aan landschapsontsierende bebouwing met asbestdak wordt gesloopt. Dit is voldoende om de genoemde ontwikkelingen mogelijk te maken.
De slooplocatie aan de Westerveen 54 is al voorzien van een passende woonbestemming maar moet meegenomen worden in dit plan omdat de sloop van de betreffende gebouwen planologisch vastgelegd moet worden. Opgemerkt wordt dat alleen waar nodig in wordt gegaan op deze locatie.
Voorgenomen ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Dalfsen'. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is hierdoor noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hier in. Er wordt aangetoond dat de in dit bestemmingsplan besloten planologische kaders in overeenstemming zijn met 'een goede ruimtelijke ordening'.
1.2 Plangebied
De locaties liggen in het buitengebied van de gemeente Dalfsen (zie afbeelding 1.1). De locatie Westerveen 54 ligt ten westen van de kern Nieuwleusen en de locatie aan de Oosteinde 65 ten oosten van de kern Nieuwleusen. De ligging van de locaties ten opzichte van elkaar en de kern Nieuwleusen wordt weergegeven in afbeelding 1.1. Afbeelding 1.2 geeft de ligging van de locaties ten opzichte van de directe omgeving weer. Deze weergave is slechts indicatief, voor de exacte begrenzing wordt dan ook verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Afbeelding 1.1: Ligging van de locaties ten opzichte van elkaar en de kern Nieuwleusen (Bron: Plattekaart.nl) |
![]() |
Afbeelding 1.2: Ligging van de locaties ten opzichte van de directe omgeving (Bron: Plattekaart.nl) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
De 29e herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied Dalfsen” bestaat uit de volgende stukken:
- a. Toelichting, met bijlagen;
- b. Verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDlfshz29-vs01;
- c. Regels, met bijlagen.
1.4 Voorheen Geldende Bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Buitengebied Dalfsen” met bijbehorende verzamelplannen. In het kader van deze ontwikkeling zijn met name het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" en de regels van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan 8e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" van belang. Ook is het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" van belang vanwege de archeologische dubbelbestemmingen. Hierna wordt op de betreffende bestemmingsplannen nader ingegaan.
De gronden aan de Westerveen 54 hebben de enkelbestemming 'Wonen' met een maatvoeringsaanduiding voor het maximaal aantal wooneenheden: 3. Ook vallen de gronden binnen de gebiedsaanduidingen 'bomenteelt' en 'landschapselement' en gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 7'.
De gronden aan de Oosteinde 65 hebben de enkelbestemming 'Agrarisch' met grotendeels de gebiedsaanduiding ‘agrarisch bedrijf b’. Ook zijn de gebiedsaanduidingen ‘bomenteelt’ en ‘landschapselement’ van toepassing en geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 7'.
In afbeelding 1.4 en 1.5 zijn uitsneden van de verbeeldingen van de bestemmingsplannen "Buitengebied Dalfsen" en "Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" opgenomen. Het plangebied is daarbij aangegeven met een rode stippellijn. Aansluitend wordt kort op de geldende bestemmingen ingegaan.
![]() |
Afbeelding 1.3: Uitsnede verbeeldingen bestemmingsplannen "Buitengebied Dalfsen" (links) en "Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" (rechts) ter plaatse van de locatie Westerveen 54 (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
![]() |
Afbeelding 1.4: Uitsnede verbeeldingen bestemmingsplannen "Buitengebied Dalfsen" (links) en "Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen" (rechts) ter plaatse van de locatie Oosteinde 65 (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Agrarisch
Gronden met de bestemming ‘Agrarisch’ zijn met name bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat zowel grondgebonden als intensieve veehouderijen zijn toegestaan. Vanwege de aanduiding ‘agrarisch bedrijf b’ bedraagt de maximum oppervlakte aan bebouwing niet meer dan 10.000 m2. Er is één bedrijfswoning toegestaan.
Wonen
Gronden met deze bestemming zijn met name bedoeld voor het wonen, met inbegrip van aan-huis-verbonden beroepen. Op basis van de bouwregels mag het aantal woningen per bouwperceel niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2 of 150 m2 afhankelijk van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden, met dien verstande dat als de bestaande oppervlakte meer bedraagt deze mag worden aangehouden.
Bomenteelt
Ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' is het gebruik van de gronden voor opgaande vormen van hout-, boom- en fruitteelt toegestaan.
Landschapselement
Ter plaatse van de aanduiding 'landschapselement' geldt dat hier karakteristieke en waardevolle bestanddelen van het betreffende landschap voorkomen, zoals houtwallen, houtsingels, bosjes en microreliëf.
Waarde - Archeologie 3
Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' zijn, naast de ter plaatse geldende bestemming, ook bestemd voor het behoud en de bescherming van de verwachte archeologische waarden. Een archeologisch onderzoek is noodzakelijk voor werken en werkzaamheden groter dan 50 m2 en een diepte van 30 cm of meer.
Waarde - Archeologie 5
Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5' zijn, naast de ter plaatse geldende bestemming, ook bestemd voor het behoud en de bescherming van de verwachte archeologische waarden. Een archeologisch onderzoek is noodzakelijk voor werken en werkzaamheden groter dan 2.500 m2 en een diepte van 30 cm of meer.
Waarde - Archeologie 7
Voor de voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden geldt geen onderzoeksplicht.
Strijdigheid met het bestemmingsplan
Oosteinde 65
Het splitsen van de huidige bedrijfswoning met inwoning in twee zelfstandige reguliere woningen en het realiseren van drie extra woningen is niet mogelijk, omdat binnen de geldende bestemming 'Agrarisch' hiervoor zowel de bouw- als gebruiksmogelijkheden ontbreken.
Westerveen 54
De sloop van circa 232 m2 aan landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsbebouwing met asbestdak op de locatie Westerveen 54 heeft als doel deze bebouwing definitief op te ruimen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Binnen de geldende bestemming 'Wonen' is de bestaande oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij woningen toegestaan, waardoor de bebouwing teruggebouwd zou mogen worden. In dit bestemmingsplan is de mogelijkheid om deze bebouwing terug te bouwen uitgesloten.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
2.1.3 Conclusie toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
2.2 Water
2.2.1 Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.
Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost. Voor dit deelgebied is in 2009 het stroomgebiedsbeheerplan vastgesteld.
2.2.2 Nationaal Waterprogramma 2022-2027
Het Nationaal Waterprogramma (NWP) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2022-2027, met een vooruitblik richting 2050. Nederland heeft te maken met grote wateropgaven die bovendien in de toekomst steeds groter en complexer worden. Dit komt door een aantal samenhangende uitdagingen: klimaatverandering, bodemdaling, milieuverontreiniging, biodiversiteitsverlies en ruimtedruk. In de uitvoering ligt bovendien een grote opgave om verouderde infrastructuur zoals bruggen en sluizen in stand te houden en waar nodig te vervangen of te renoveren. De wateropgaven waar Nederland op dit moment voor staat, de uitdagingen richting de toekomst en de noodzaak van een integrale aanpak vormen de basis voor 3 hoofdambities van dit NWP:
- Een veilige en klimaatbestendige delta.
- Een concurrerende, duurzame en circulaire delta.
- Een schone en gezonde delta met hoogwaardige natuur.
De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving, zoals de energietransitie, de woningbouw, herstel natuur en de landbouwtransitie is noodzakelijk.
2.2.3 Waterbeleid 21e eeuw
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:
- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt, wanneer nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden. Wanneer vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoongehouden wordt. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk van elkaar gescheiden. Wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, wordt het verontreinigde water gezuiverd.
In de waterparagraaf (zie paragraaf 3.2.11) wordt ingegaan op de wateraspecten.
2.3 Natuur
2.3.1 Vogel- en Habitatrichtlijn
Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Het Natura 2000-netwerk dient ter bescherming van zowel de gebieden (natuurlijke habitatten) als wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitatten. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast was het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet. Per 1 januari 2017 is deze wetgeving opgenomen in de Wet Natuurbescherming.
2.3.2 Wet natuurbescherming
Vanaf 1 januari 2017 is de wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
2.3.3 Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS)
Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlandse netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.
In het Natuurnetwerk Nederland liggen de volgende natuurgebieden:
- bestaande natuurgebieden , waaronder de 20 Nationale Parken;
- gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd;
- landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
- ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee;
- alle Natura 2000 -gebieden.
Binnen de provincie Overijssel is de begrenzing van deze gebieden op perceelsniveau vastgelegd, namelijk in de provinciale Omgevingsvisie. De bescherming van de gebieden is geregeld in de provinciale Omgevingsverordening Overijssel.
Paragraaf 3.2.4 gaat in op de voor het plangebied relevante natuur aspecten.
2.4 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie en bijbehorende omgevingsverordening Overijssel. Op 12 april 2017 zijn de nieuwe omgevingsvisie en verordening door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
2.4.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel, Beken Kleur
De Omgevingsvisieis het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuze waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
- goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
- versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit.
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
- beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur door multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel boven- als ondergronds), hergebruik en herbestemming van vrijkomend vastgoed (in stedelijk en landelijk gebied) en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten;
- ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
2.4.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kan aan de hand van deze drie stappen bepaalt worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
Afbeelding 2.1 geeft dit schematisch weer.
![]() |
Afbeelding 2.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Hierna worden de lagen nader toegelicht.
Of - generieke beleidskeuzes
Maatschappelijke opgaven zijn leidend in ons handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen.
In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.
De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening. Een deel van deze beleidskeuzes geldt voor heel Overijssel, een deel voor specifieke gebieden in Overijssel.
Waar - ontwikkelingsperspectieven
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voordat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging t.a.v. functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Hoe - gebiedskenmerken
Tenslotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.
De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.
2.4.3 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Als het concrete initiatief wordt getoetst aan de Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
2.4.4 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor de onderwerpen waarvoor de provincie hecht aan de juridische borging van de doorwerking van het Omgevingsvisiebeleid.
In dit geval zijn bij de afweging onder andere de artikelen 2.1.3 (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) en 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit) van de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Dit wordt in onderstaande tekst nader toegelicht.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
- dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
- dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.
Toetsing van het initiatief aan Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Door het toepassen van de Sloop voor kansen-regeling, neemt de hoeveelheid landschapsontsierende bebouwing in het buitengebied af en worden er twee compensatiewoningen met bijgebouwen teruggebouwd. Per saldo is geen sprake van extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de groene omgeving, maar juist een afname. Voor wat betreft het splitsen van de woonboerderij in twee zelfstandige reguliere wooneenheden wordt opgemerkt dat geen sprake is van uitbreidingen of andere fysieke ingrepen. Hiermee is dan ook geen sprake van een toename van bebouwing. Samenvattend wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met het gestelde in artikel 2.1.3.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
1. In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit volgens de geldende gebiedskenmerken.
2. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke manier toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.
3. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
5. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke manier toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke manier de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Toetsing van het initiatief aan Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Uit het ruimtelijk kwaliteitsplan uit bijlage 1 bij deze toelichting en de voorgaande paragraaf blijkt dat het plan bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit op het erf en past binnen het ontwikkelingsperspectief. Daarnaast is beschreven hoe invulling is gegeven aan het Uitvoeringsmodel en de gebiedskenmerken. Het initiatief is in overeenstemming met het artikel van de Provincie Overijssel.
2.4.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
De ruimtelijke ontwikkeling in dit bestemmingsplan, is in overeenstemming met het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel.
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Omgevingsvisie Dalfsen
2.5.2 Beleidsregels Ontwikkelen met Kwaliteit in het Buitengebied 2022
Het hoofddoel van deze beleidsregels is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het behouden van een sociaal economisch leefbaar landelijk gebied van de gemeente.
Voor 'rood voor rood'-ontwikkelingen in de gemeente Dalfsen gold van 2014 tot 2017 het beleid 'Beleidsregels Ontwikkelen met Kwaliteit in het Buitengebied van de gemeente Dalfsen'. Vervolgens zijn hiervoor de nieuwe 'Beleidsregels Ontwikkelen met Kwaliteit in het Buitengebied van de Gemeente Dalfsen, versie november 2017' vastgesteld. Inmiddels zijn op 16 maart 2022 de 'Beleidsregels Ontwikkelen met Kwaliteit in het Buitengebied van de Gemeente Dalfsen 2022' vastgesteld. In deze versie zijn enkele aanpassingen opgenomen die de sloop van landschapsontsierende bebouwing moet stimuleren. Dit plan wordt getoetst aan de beleidsregels Ontwikkelen met Kwaliteit in het buitengebied van de Gemeente Dalfsen 2022.
2.5.3 Landschapsontwikkelingsplan
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een visie op het landschap in het buitengebied van Dalfsen uitgewerkt in wensen en projecten. Het LOP is een gemeentedekkende visie op de landschappelijke ontwikkeling van zeven verschillende deelgebieden. In het LOP is per deelgebied een beschrijving van het landschap gegeven. Ook is aangegeven wat de karakteristieken van landschap in het betreffende deelgebied zijn en welke ontwikkelingen en welke kansen en bedreigingen er zijn. De gemeente kiest in het LOP voor de strategie ‘Selectief ontwikkelen’. Dit betekent dat in principe wordt ingezet op en toename van kwaliteit en het herstel van verloren gegane kwaliteiten, maar dat met name de thema's ‘recreatie’ en ‘natuur’ gebiedsgewijs worden genuanceerd.
2.5.4 Woonvisie 2019-2024
2.5.5 Beleidsregels Woningsplitsing inwoonsituaties gemeente Dalfsen
2.5.6 Welstandsnota 2014
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Beschrijving Van De Huidige Situatie
3.1.1 Huidige situatie Oosteinde 65 te Nieuwleusen
Het plangebied ligt in het buitengebied van Nieuwleusen. Het betreft een agrarsich erf dat in de tweede helft van de 20e eeuw is gevestigd. Het erf ligt in het zogenaamde veenonginningslandschap dat in de eerste helft van de 19e eeuw is ontstaan. Het rechtlijnige ontginningspatroon met het afgeleide wegenpatroon zijn kenmerkend voor dit landschap. Primair is het een agrarisch gebied maar langs de Oosteinde staan ook diverse woonerven en kleinschalige bedrijfigheid.
Het erf aan de Oosteinde 65 kent een traditionele opbouw. Het woongedeelte ligt aan de voorzijde, richting de weg, en het werkgedeelte aan de achterzijde. Dit resulteert in een sier- en nutstuin naar de weg (zuidwest zijde) met daar achter de schuren (bedrijfsgebouwen en bijgebouwen bij de woning).
Het plangebied wordt door twee in- en uitritten aan de zuidzijde ontsloten op de Oosteinde. Aan de overige zijden wordt het plangebied omgeven door agrarische gronden.
In afbeelding 2.1 is een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving opgenomen waarin de verschillende aanwezig gebouwen zijn aangeduid. Tevens is in afbeelding 2.2 een straatbeeld van de locatie opgenomen.
![]() |
Afbeelidng 3.1: Luchtfoto van de huidige situatie van het plangebied Oosteinde 65 (Bron: Google maps, bewerkt) |
![]() |
Afbeelding 3.2: Straatbeeld vanaf de Oosteinde (Bron: Google streetview, 2022) |
3.1.2 Huidige situatie Westerveen 54 te Nieuwleusen
De locatie aan de Westerveen 54 betreffen drie aan elkaar grenzende regulier woonerven. Op het woonerf aan de Westerveen 54 staat op het achtererf nog voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. In afbeelding 3.3 is een luchtfoto opgenomen van de huidige situatie ter plaatse.
![]() |
Afbeelding 3.3: Luchtfoto van de huidige situatie van het plangebied Westerveen 54 (Bron: topotijdreis.nl, bewerkt) |
3.2 Onderzoeken
Voor de beoordeling van het plan moet worden gekeken naar de mate waarin de omgeving, als gevolg van de uitwerking van dit plan, wordt belemmerd. Hierbij wordt gekeken naar de aspecten archeologie & cultuurhistorie, bodemkwaliteit, duurzaamheid, ecologie, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, geur, verkeer en water. Opgemerkt wordt dat enkel waar relevant in wordt gegaan op deze locatie Westerveen 54.
3.2.1 Archeologie & cultuurhistorie
3.2.2 Bodemkwaliteit
3.2.3 Duurzaamheid
3.2.4 Ecologie
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
In de Wet natuurbescherming wordt gesteld dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit betekent dat onderzocht moet worden of door de plannen bedreigende situaties ontstaan in de leefomgeving van, in of direct rond het gebied voorkomende flora en fauna. Het gaat hierbij om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.
In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedsbescherming en de soortenbescherming.
3.2.5 Externe veiligheid
3.2.6 Geluid
3.2.7 Luchtkwaliteit
3.2.8 Milieuzonering
3.2.9 Geur
3.2.10 Verkeerssituatie
3.2.11 Water
In deze paragraaf wordt het waterbeleid voor verschillende schaalniveaus beschreven. Tot slot wordt ingegaan op de invloed van het project op de waterhuishouding.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de binnen het plangebied voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld.
4.2 Beschrijving Gewenste Situatie
4.2.1 Algemeen
In de gewenste situatie is geen agrarisch bedrijf meer gevestigd aan de Oosteinde 65, maar wordt er uitsluitend nog gewoond. Het is daarom wenselijk het perceel te voorzien van een passende woonbestemming. Hierbij is het voornemen om de bestaande woning met inwoning te splitsen naar twee reguliere wooneenheden.
De landschapsontsierende bebouwing op de locatie, bestaande uit twee varkensstallen en een deel van de bijgebouwen, heeft geen vervolgfunctie meer waardoor de staat en het onderhoud op termijn zal verslechteren.
Op basis van de gemeentelijke beleidsnotitie 'Ontwikkelen met kwaliteit in het Buitengebied van de gemeente Dalfsen' wordt, in ruil voor de sloop van alle landschapsontsierende bebouwing aan de Oosteinde 65 en de sloop van 160 m2 landschapsontsierende bebouwing aan de Westerveen 54 in Nieuwleusen, het recht op twee compensatiewoningen van 375 m3 met 50 m2 aan bijgebouwen per woning en een compensatiewoning van 750 m3 met 150 m2 aan bijgebouwen verkregen. De initiatiefnemer wenst deze woningen met bijgebouwen te realiseren ter plaatse van de te slopen varkensstallen.
4.2.2 Sloopopgave
4.2.3 Landschappelijke inpassing
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Opzet Van De Regels
5.1.1 Algemeen
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels moeten in samenhang worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
- 4. Overgangs- en slotregels.
5.1.2 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 staan de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en hierin staan:
- Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige uitleg van deze begrippen vastgelegd.
- Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe bepaalde afmetingen gemeten moeten worden.
5.1.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
- Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
- Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn;
- Afwijken van de bouw- en gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels en bestemming;
In paragraaf 5.2 wordt de bestemming nader toegelicht.
5.1.4 Algemene regels
In hoofdstuk 3 staan de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, als een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Algemene gebruiksregels (Artikel 9)
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming helder en duidelijk moet zijn.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 10)
In de algemene aanduidingsregels zijn de regels opgenomen met betrekking tot de gebiedsaanduidingen. De gebiedsaanduidingen worden in de algemene aanduidingsregels geregeld omdat ze betrekking hebben op meerdere bestemmingen.
Bomenteelt
Om de gronden aan te duiden waar opgaande vormen van hout-, boom- en fruitteelt toegestaan, is deze gebiedsaanduiding opgenomen.
Landschapselement
De gebiedsaanduiding 'landschapselement' is opgenomen om aan te geven waar karakteristieke en waardevolle bestanddelen van het landschap voorkomen, zoals houtwallen, houtsingels, bosjes en microreliëf.
Algemene bouwregels (Artikel 11)
In Artikel 11 zijn de bouw- en afwijkingsregels en afwegingskader opgenomen voor kleinschalige windturbines voor het opwekken van windenergie voor eigen gebruik in alle bestemmingen, met uitzondering van de bestemming 'Natuur'.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 12)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
Algemene procedureregels (Artikel 13)
In dit artikel worden procedureregels voor het stellen van een nadere eis beschreven.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 14)
Indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of waardevolle archeologische vondsten worden gedaan, kan het plan gewijzigd worden. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor een meer passende archeologische dubbelbestemming.
Overige regels - Algemeen (Artikel 15)
In dit artikel wordt aangegeven dat de wettelijke bepalingen waar in de regels naar verwezen wordt van toepassing zijn op het moment van vaststelling van dit plan. Ook worden in dit artikel een aantal regels uit de bouwverordening van toepassing verklaard.
Overige regels - Vellen houtopstanden (Artikel 16)
Voor het vellen van houtopstanden is een set regels gemaakt, die gelden voor het gehele fysieke leefomgeving plangebied. Deze vervangen voor dit gebied de regeling zoals is opgenomen in hoofdstuk 4 van de APV en zijn specifiek gericht op het buitengebied van de gemeente en hebben dus een "verbrede reikwijdte" dan het bestemmingsplan.
Overige regels - Parkeren (Artikel 17)
In Artikel 17 zijn de parkeernormen opgenomen.
5.1.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
5.2 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk gemaakt worden en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
AgrarischArtikel 3
De gronden binnen de voormalige gebiedsaanduiding 'Agrarisch bedrijf B', buiten de toekomstige woonpercelen, zijn bestemd tot ‘Agrarisch'. Deze gronden zijn nu ook als zodanig bestemd. Er is in de nieuwe situatie geen gebiedsaanduiding 'Agrarisch bedrijf B' aanwezig. In verband met de aangrenzende woonbestemmingen zijn de (agrarische) gebruiksmogelijkheden van deze gronden beperkt. Daarnaast zijn niet van toepassing zijnde planregels niet overgenomen in dit plan.
Qua bouwregels mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
WonenArtikel 4
Ter plaatse van de slooplocatie, Westerveen 50A - 54, is gedeeltelijk de bestemming 'Wonen' conserverend overgenomen. Wel is de woonbestemming opgesplitst in twee bestemmingsvlakken, namelijk een bestemmingsvlak ter plaatse van de erven op nummer 50A en 52 en een bestemmingsvlak ter plaatse van het erf op nummer 54. Daarmee is het mogelijk gemaakt om voor het erf op nummer 54 een maximum oppervlakte aan toegestane bijgebouwen vast te leggen, namelijk: 150 m2. De te slopen bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 3 mag daardoor niet worden teruggebouwd.
Ter plaatse van het bestaande erf en de compensatiekavels aan de Oosteinde 65 is tevens de bestemming 'Wonen' opgenomen. Er is gekozen om drie bestemmingsvlakken op te nemen.
De bouw- en gebruiksregels zijn zoveel mogelijk conform de vigerende bestemmingsplannen ("Buitengebied Dalfsen" en "Chw bestemmingsplan 8e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen") overgenomen. Op bepaalde punten wijken de regels af. Zo is aanvullend op de bepaling dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken op minimaal 4 meter achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(-s) van de woning en het verlengde daarvan moeten worden gebouwd, opgenomen dat bijbehorende bouwwerken tevens zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken'. Dit is in overeenstemming met de beoogde erfopzet van het ruimtelijk kwaliteitsplan.
Tevens is ter plaatse van de aanduiding maximum volume (m3) bepaald dat de inhoud van de aaneengebouwde compensatiewoningen 375 m3 mag bedragen. Dit is conform de Beleidsregels Ontwikkelen met Kwaliteit in het Buitengebied 2022 en het ruimtelijke kwaliteitsplan. Ter plaatse van deze compensatiewoningen en de bestaande boerderij is middels een aanduiding geregeld dat twee wooneenheden zijn toegestaan. De aanduiding 'aaneengebouwd' regelt daarnaast dat wooneenheden aaneengebouwd dienen te zijn. Voor de woonboerderij geldt dat middels de aanduiding 'handhaven hoofdvorm' is geregeld dat de inhoud niet meer mag bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt. Zodoende wordt voldaan aan de voorwaarden van de Beleidsregels Woningsplitsing inwoonsituaties gemeente Dalfsen.
Van de bouwregels kan op ondergeschikte punten afgeweken worden. In de specifieke gebruiksregels zijn vormen van strijdig en toegestaan gebruik opgenomen. Tevens zijn hier de voorwaardelijke verplichtingen ten aanzien van sloop en landschappelijke inpassing opgenomen. Middels een aanduiding op de verbeelding is de voorwaardelijke verplichting gekoppeld aan de bouw van de compensatiewoningen. Tot slot kan van de gebruiksregels op bepaalde punten worden afgeweken.
Waarde - Archeologie 3Artikel 5
Op basis van het archeologiebeleid (zie paragraaf 3.2.1 in de toelichting) zijn de relevante dubbelbestemmingen overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
De 'Waarde - Archeologie 3' geldt eveneens voor een deel van deze gronden. Hier geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter of dieper dan de bekende bodemverstoring en bij een oppervlakte groter dan 50 m².
Waarde - Archeologie 5Artikel 6
Op basis van het archeologiebeleid (zie paragraaf 3.2.1 in de toelichting) zijn de relevante dubbelbestemmingen overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
De 'Waarde - Archeologie 5' geldt eveneens voor een deel van deze gronden. Hier geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter of dieper dan de bekende bodemverstoring en bij een oppervlakte groter dan 2.500 m².
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Volgens artikel 3.1.6 van het Bro moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De kosten van de herziening komen voor rekening van het budget ruimtelijke kwaliteit van het project. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden is anderszins verzekerd doordat deze zijn opgenomen in een ontwikkelingsovereenkomst. Nu het verhaal van de kosten anderszins verzekerd is hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. In deze fase heeft het overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van rijk en provincie en met betrokken maatschappelijke organisatie plaatsgevonden.
Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Voorkantsamenwerking
7.1 Vooroverleg En Voorkantsamenwerking
Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. In deze fase heeft het overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van rijk en provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsgevonden.
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan schaadt geen nationale belangen. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
De provincie
Dit bestemmingsplan past binnen de vooroverleglijst ruimtelijke plannen van de provincie Overijssel. Het is volgens afspraak met de provinciale diensten daarom niet noodzakelijk om voor dit plan vooroverleg met de provincie te voeren.
Het waterschap
De watertoets heeft plaats gevonden op de website www.dewatertoets.nl. Deze toets resulteerde in een 'normale procedure' van het waterschap. Na contact met het waterschap is dit advies omgezet in de 'korte procedure'. Voor het beschreven beleid en het overstromingsrisico zijn geen belemmeringen voor de beoogde erftransformatie. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan. Het aspect waterhuishouding vormt geen beperking voor het initiatief.
7.2 Inspraak
In het kader van het bestemmingsplan zijn de omwonenden in een straal van 500 meter op de hoogte gebracht van de plannen.
Hoofdstuk 8 Zienswijzen En Kennisgeving
Met ingang van 20 december 2023 heeft het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Er vinden enkele ambtshalve wijzigingen plaats voor de vaststelling van dit plan. De aanpassingen bestaan uit de legalisatie van een bestaande overkapping binnen het woonperceel aan Oosteinde 65. Hier zijn de verbeelding, regels en toelichting aangepast. Ook zijn enkele tekstuele ondergeschikte aanpassingen doorgevoerd. Het plan wordt daarom gewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Oosteinde 65
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Oosteinde 65
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Westerveen 54
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Westerveen 54
Bijlage 3 Sloopopgave
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Westerveen 54
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Westerveen 54
Bijlage 3 Advies Oversticht
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Aanvullend bodemonderzoek
Bijlage 6 Stikstofonderzoek
Bijlage 7 Quickscan Natuurwaarden Oosteinde 65
Bijlage 7 Quickscan natuurwaarden Oosteinde 65
Bijlage 8 Quickscan Natuurwaarden Westerveen 54
Bijlage 8 Quickscan natuurwaarden Westerveen 54
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Akoestisch onderzoek
Bijlage 10 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 10 Luchtkwaliteitsonderzoek