7e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Westerveldweg-Schoolweg 10
Bestemmingsplan - Gemeente Dalfsen
Vastgesteld op 17-08-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan 7e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Westerveldweg - Schoolweg 10 met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDlfshz7-vs01 van de gemeente Dalfsen.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijbehorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanhuisverbonden beroep:
Het uitoefenen van een beroep, dat in of bij een (bedrijfs)woning en of daarbij behorende gebouwen door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in de (bedrijfs)woning en/of daarbij behorende gebouwen door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunning nodig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een melding op grond van het Activiteitenbesluit, of waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. Onder het aanhuisverbonden beroep worden tevens gerekend internetwinkels en webshops.
1.6 afwijken:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aangegeven regels zoals bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een pelsdierhouderij.
1.8 agrarisch medegebruik:
Agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan.
1.9 ambachtelijk bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen alsmede - in rechtstreeks verband daarmee en als ondergeschikte nevenactiviteit - detailhandel en dat door dienstverlening en/of afzet in hoge mate gebonden is aan zijn directe omgeving.
1.10 ander-werk:
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.11 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage:
De bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden.
1.13 bed & breakfast:
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de (bedrijfs)woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.14 bedrijf:
Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.15 bedrijfsgebouw:
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16 bedrijfswoning/dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.17 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.18 belemmeringenstrook:
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in veband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;
1.19 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.20 bestaand
- Met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning. - Met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
1.21 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 Bevi-inrichting:
Inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen 1
- 1. Bij bedrijven die mogelijk onder de werking van het Bevi vallen, is in de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein de letter R vermeld. Deze aanduiding is indicatief. Van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld of het betreffende bedrijf onder de werking van het Bevi valt (zie ook bijlage 1). Het is niet uitgesloten dat, bijvoorbeeld door nieuwe ontwikkelingen, ook andere bedrijven dan opgenomen in de lijsten 1 en 2 (met index R)\ onder het Bevi vallen of gaan vallen.
1.24 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.25 boomkwekerij
een bedrijf dat is gericht op het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en/of heesters
1.26 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.28 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens:
Een grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:
Een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter (zoals stacaravan, trekkershut, tenthuisje)
1.33 buitengebied gebonden bedrijf:
Een bedrijf dat naar de aard van zijn activiteiten gebonden is aan het agrarische buitengebied of waarvan de activiteiten zijn gericht op het buitengebied. Hierbij kan sprake zijn van de volgende (combinatie van) activiteiten:
- het leveren van diensten aan agrarische bedrijven, zoals agrarische loon- en grondverzet bedrijven en agrarische hulpbedrijven, landbouwmechanisatiebedrijven en veehandelsbedrijven;
- bewerking, verwerking, distributie en opslag van agrarische producten;
- bijenteelt en hoveniersbedrijf.
1.34 carport:
Een bijbehorend bouwwerk, dat plat is afgedekt en voorzien van maximaal 2 wanden.
1.35 cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.36 dagrecreatieve voorzieningen:
Dagrecreatie welke zich, in principe, afspeelt tussen zonsopgang en zonsondergang en niet is gericht op horeca. Onder dagrecreatieve voorzieningen vallen verschillende vormen van buitengebiedgebonden recreatie. Hieronder vallen onder andere routegebonden recreatie, waterrecreatie, cultuurtoerisme, natuurtoerisme, recreatieterreinen en visvijvers etc.
1.37 dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.38 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 detailhandel in volumineuze goederen:
Detailhandel in omvangrijke producten en materialen, als keukens, badkamers, sanitair, woninginrichting waaronder meubelen, auto's, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bouwmarkten en tuincentra.
1.40 dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.41 discotheek:
Een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken.
1.42 duurzame recreatiewoning
een recreatiewoning uitgevoerd met een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) volgens NEN 7120 van ten hoogste 0.2.
1.43 eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond.
1.44 eerste verdieping:
De tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
1.45 erker:
Een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning.
1.46 extensieve dagrecreatie:
Extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels, banken en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.47 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.48 geluidsgevoelige gebouwen:
Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.49 geluidsbelasting:
De geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.50 glastuinbouwbedrijf:
Een bedrijf dat (overwegend) is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen (staand glas).
1.51 groepsacommodatie
Een (voormalig) agrarisch bedrijfsgebouw dat dient voor recreatief nachtverblijf, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 350 m2 bedraagt en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 50 bedraagt;
1.52 halfvrijstaande woning:
Twee-aaneengebouwde woningen.
1.53 hoofdgebouw:
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.54 horeca(bedrijf):
Een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
- a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
- b. het verstrekken van nachtverblijf;
- c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.
Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.
1.55 internetwinkel/webshop:
Een met een aanhuisverbonden beroep te vergelijken activiteit waarbij sprake is van een online etalage waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via het internet. Er is daarbij geen sprake van de opslag van goederen, het afhalen van goederen, verkoop aan huis, een showroom aan huis of reclameuitingen.
1.56 kampeerboerderij
Een bedrijfsgebouw of gedeelte daarvan van een als zodanig functionerend agrarisch bedrijf dat geschikt is gemaakt door veelal tijdelijke voorzieningen voor recreatief (nacht-)verblijf gedurende een beperkte periode per jaar;
1.57 kinderdagverblijf:
Het kleinschalig bedrijfsmatig (ondergeschikt aan de hoofdfunctie) of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen, tot de eerste dag van de maand waarop het basisonderwijs voor die kinderen begint (kinderopvang) en de opvang van kinderen tot 13 jaar voor of na schooltijd of tijdens schoolvakanties (buitenschoolse opvang) op een locatie waar deze kinderen niet hun hoofdverblijf hebben, waarbij het maximum aantal kindplaatsen wordt gesteld op 35 voor kinderopvang en 20 voor buitenschoolse opvang;
1.58 (mobiel) kampeermiddel:
Een onderkomen dat naar de aard en inirchting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter (zoals tent, caravan, camper).
1.59 kantoor:
Een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.
1.60 kas:
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.
1.61 kleinschalig kampeerterrein:
Een kampeerterrein ten behoeve van het al dan niet jaarrond kleinschalig kamperen.
1.62 kwetsbaar object:
Een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.63 landschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.64 LPG-doorzet:
De afzet van LPG in m³ per jaar.
1.65 maaiveld:
De gemiddelde hoogte van het bestaande terrein grenzende aan de gevels.
1.66 maatschappelijke voorzieningen:
Educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, expositieruimten: al dan niet in samenhang met en gebruik als groepsaccommodatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.67 manege:
Bedrijf bestaande uit één of meerdere binnenrijbanen dat uitsluitend is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden en het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf, al dan niet met een horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het managebedrijf.
1.68 nadere eis:
Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.69 natuur(wetenschappelijke) waarde:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied.
1.70 NGE:
Nederlandse Grootte Eenheid: een rekeneenheid die wordt gehanteerd voor de vaststelling van de omvang van een agrarisch bedrijf, op basis van productiewaarde van oppervlakte, gewassen en dieren;
1.71 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.72 onderkomens:
Voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen.
1.73 paardenbak:
Niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden, waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan 40 m bij 20 m;
1.74 paardenhouderij:
- Productiegericht: een grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden met daarbij behorende trainingsfaciliteiten en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm, eventueel in combinatie met trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen gefokte paarden en de in- en verkoop van paarden.
- Gebruiksgericht: een op de verbeelding aangegeven paardenhouderij die, naast het uitoefenen van productiegerichte paardenhouderijactiviteiten, mede is gericht op het bieden van stallingsruimte voor paarden, het trainen van paarden en het uitbrengen in de sport, alsmede verhuur van diensten met behulp van paarden, niet zijnde een manege.
1.75 passantenhaven:
Gronden (i.c. met water) die (dat) in hoofdzaak gericht zijn op het bieden van een ligplaats aan recreatievaartuigen voor een beperkte termijn.
1.76 peil:
- 1. De kruin van de dichtstbij gelegen weg, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 10 m of minder van die weg;
- 2. De gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende maaiveld vóór het bouwrijp maken, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen op een afstand van meer dan 10 m van de dichtstbij gelegen weg;
- 3. Indien het bepaalde onder 1 of 2 niet voldoende concreet is te bepalen, het door of namens burgemeester en wethouders aan te geven peil.
1.77 permanente bewoning:
Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
1.78 productiegebonden detailhandel:
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.79 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.
1.80 relatie:
Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bestemmingsvlakken één vlak vormen.
1.81 recreatiewoning:
Een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.82 seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.83 stacaravan:
Een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.84 sterlocatie intensieve veehouderij:
een bestaand agrarisch bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', waar:
- a. een perspectiefvol agrarisch bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij is gevestigd dat over voldoende omgevingsgruimte beschikt om door te groeien tot een omvang van minimaal 175 Nederlandse grootte eenheid (nge) of,
- b. een perspectiefvol gemengd agrarisch bedrijf is gevestigd dat kan doorgroeien tot een omvang van minimaal 175 NGE en waarbij de intensieve tak tot minimaal 140 NGE kan groeien.
1.85 sportkantine:
Een verblijfslocatie waarin verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening.
1.86 tenthuisje:
Een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, waarbij op een grondplaat een huisvormige constructie is geplaatst met zijwanden van hout en/of tentdoek en een dak van tentdoek.
1.87 trekkershut:
Een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, niet voorzien van sanitair, dat bestemd is voor kortdurend recreatief verblijf van passanten.
1.88 turbine:
Schoepenrad dat in beweging wordt gebracht door de kracht van luchtstroom, van stoom of vallend water.
1.89 uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist.
1.90 verkoopvloeroppervlakte:
De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (Let op!. Dit is dus de netto-vloeroppervlakte).
1.91 volkstuin:
Een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik.
1.92 voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, of niet aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.
1.93 vrijstaande woning:
Een op zichzelf staande woning.
1.94 vuurwerkbedrijf:
Inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 Kg consumentenvuurwerk aanwezig is.
1.95 Wgh-inrichting:
Een inrichting als bedoeld in artikel artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken.
1.96 windenergie:
Energie uit een windturbine.
1.97 windturbine:
Door de wind aangedreven bouwwerk, waarmee energie wordt opgewekt.
1.98 winkel:
Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.99 woning:
Een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.100 woongebouw:
Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.101 woonhuis:
Een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
1.102 zoekgebied
het gebied, dat groter is dan het eigenlijke bouwperceel, en waarbinnen de agrarische bebouwing moet worden opgericht; het zoekgebied heeft een oppervlakte van circa 30.000 m2 terwijl het eigenlijke bouwperceel een oppervlakte bij recht heeft van 10.000 of 15.000 m2, afhankelijk van het gebied waarin het agrarisch bedrijf is gelegen.
1.103 zorgboerderij
Het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot zorg aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, in de vorm van een werkgemeenschap van sociaaltherapeutische aard.
1.104 zweefvliegsport
Het recreatief zweefvliegen met zweefvliegtuigen waaronder zelfstartende zweefvliegtuigen, vliegtuigen die noodzakelijk zijn voor het doen opstijgen van de zweefvliegtuigen (sleepvliegtuigen) en TMG's (Touring Motor Glider).
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschaften, airco kasten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de buitenwerkse maten, bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de aangegeven lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast;
- c. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop af boerderij, rondleidingen, zelfpluk (met een maximale oppervlakte van 50 m2);
- d. bestaande infrastructurele voorzieningen;
- e. de waterhuishouding;
- f. extensieve dagrecreatie;
- g. de landschappelijke inpassing van het agrarisch bouwperceel;
- h. zorgboerderijen, kleinschalige voorzieningen voor kinderopvang;
- i. paardenbak, met dien verstande dat:
- 1. per agrarisch bedrijf ten hoogste één paardenbak is toegestaan;
- 2. de paardenbak uitsluitend binnen het bouwperceel is toegestaan;
- j. het behoud van natuur- en landschapswaarden,
met daarbij behorende bebouwing, andere-werken, parkeer-, groen-, en overige voorzieningen en agrarische cultuurgronden.
Onder het doel 'behoud van natuur- en landschapswaarden' worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:
- perceels- en erfbeplantingen;
- kleinschaligheid alsmede de bescherming en/of herstel van de landschappelijke waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen (houtwallen, -singels en bosjes) afzonderlijk en als samenhangend onderdeel van de (oorspronkelijke) verkavelingsstructuur, ter plaatse van de aanduiding 'landschapselement';
- verkavelingsstructuur zoals deze tot uitdrukking komt in het verkavelingspatroon en de dat patroon ondersteunende landschapselementen, ter plaatse van de aanduiding 'verkavelingsstructuur';
- openheid, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'landschapselement'.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
- a. Ter uitvoering en met inachtneming van het gestelde in lid 3.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd bij de toepassing van de in dit artikel opgenomen bouwregels - mits een doelmatig gebruik niet onevenredig wordt geschaad - nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen mogen uitsluitend betrekking hebben op:
- 1. de situering van nieuw te bouwen bebouwing;
- 2. de nokrichting van de kappen van gebouwen,
teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige (= bebouwings- en verkavelingskarakteristiek) situering van de bebouwing onderling te verzekeren.
- b. Voor een besluit tot nadere eis geldt de in artikel Algemene procedureregels lid 9.1 vermelde voorbereidingsprocedure.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep;
- b. bed & breakfast;
- c. de waterhuishouding;
- d. cultuurhistorische waarden;
- e. activiteiten tot de bestaande oppervlakte, ter plaatse van de aanduiding die in onderstaande tabel is opgenomen, waarmee het desbetreffende bestemmingsvlak is aangegeven:
Functieaanduiding | Activiteit |
'atelier' | Atelier |
'caravanstalling' | Caravanstalling |
'detailhandel' | Detailhandel |
'hovenier' | Hoveniersbedrijf |
'jeugdopvang' | Jeugdopvang |
'kampeerboerderij' | Kampeerboerderij |
'kampeerterrein' | Kleinschalig kampeerterrein |
'kantoor' | Kantoor en reclamebureau |
'maatschappelijk' | Educatie en sociaal-maatschappelijke instelling |
'museum' | Museum |
'opslag' | Opslag |
'verblijfsrecreatie' | Verblijfsrecreatie |
'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij' | (Boom)kwekerij |
'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag' | Mestopslag |
'specifieke vorm van agrarisch - veehandelsbedrijf' | Veehandelsbedrijf |
'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' | Veehouderij |
'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension' | Dierenpension |
'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' | Installatiebedrijf |
'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf' | Schildersbedrijf |
'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf' | Rietdekkersbedrijf |
'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats' | Timmerwerkplaats en - bedrijf |
'specifieke vorm van bedrijf - autouitdeukerij' | Autouitdeukerij |
'specifieke vorm van bedrijf - machineverhuur' | Machineverhuur, reparatie en verkoop |
'specifieke vorm van bedrijf - metselbedrijf' | Metselbedrijf |
'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking' | Metaalbewerkingsbedrijf |
'specifieke vorm van bedrijf - opslag en handelsbedrijf' | Opslag en handelsbedrijf |
'specifieke vorm van bedrijf - opslag van bouwmaterialen' | Bouwmaterialen opslag |
'specifieke vorm van recreatie - boerderijkamers' | Boerderijkamers |
'specifieke vorm van recreatie - recreatieterrein' | Recreatieterrein |
met daarbij behorende bebouwing, tuinen en erven.
Per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, dan wel het ter plaatste van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede woonsituatie;
- 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de sociale veiligheid.
- b. Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid 9.1 vermelde voorbereidingsprocedure.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m2;
- 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, uitgezonderd voor zover in de regels toegestaan.
- b. het gebruik van de gronden en opstallen met de bestemmingen"Agrarisch" en "Wonen" waarbij de gronden binnen deze bestemmingen niet volgens de inrichtings- enbeplantings plannen, zoals opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 3 bij deze regels, zijn ingericht binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit plan of na inrichting niet in stand worden gehouden.
7.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Nadere eis
Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van ter inzage legging van het ontwerp plan.
11.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- d. de parkeergelegenheid en laad- en los mogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan 7e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Westerveldweg - Schoolweg 10".
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de en de ligging van het project aangegeven
1.1 Algemeen
Sinds 2008 zijn er plannen voor het realiseren van een nieuw pluimveebedrijf met 175.000 scharrelkippen aan de Westerveldweg in Dalfsen, kadastraal bekend, gemeente Dalfsen sectie W, nummer 83. Het betreft een extra locatie van het bedrijf van Mts. Huisman die gevestigd is aan de Veldhoeveweg 1 in Dalfsen (zie Bijlage Locatie Westerveldweg en Veldhoeveweg 1). Op 3 oktober 2011 heeft het college hiervoor een wijziging van het bestemmingsplan vastgesteld. Dit besluit is echter vernietigd door de Raad van State (uitspraak van 27 december 2012). Daarom zijn de plannen aangepast. Er is nu gekozen voor verplaatsing van het agrarische bouwperceel aan de Schoolweg 10/10a naar de Westerveldweg. Beide percelen zijn in deze herziening van het bestemmingsplan opgenomen.
Ligging van de percelen
Westerveldweg
Schoolweg 10/10a
1.2 Aanleiding
1.2.1 Westerveldweg ongenummerd
Maatschap Huisman (gevestigd op Veldhoeveweg 1 in Dalfsen) wil aan de Westerveldweg (kadastraal bekend als sectie W, nummer 83) een nieuw pluimveebedrijf oprichten. De mogelijkheden voor uitbreiding aan de Veldhoeveweg 1 zijn daarvoor te beperkt. Het bouwperceel van 1,5 hectare is bijna volledig benut met de bestaande pluimveestallen en een biogasinstallatie. Uitbreiding van het huidige bouwvlak is niet meer mogelijk omdat de benodigde gronden voor uitloop van de legkippen aansluitend aan de stallen dan onder de norm komen.
1.2.2 Schoolweg 10
Aan de Schoolweg 10/10a in Dalfsen is een vleeskalverenhouderij (481 vleeskalveren) gevestigd. Dit bedrijf wordt beëindigd. De milieuvergunning wordt ingetrokken en de schuren worden voor het grootste deel gesloopt. Het erf met daarop (onder andere) de twee woningen krijgt de bestemming 'wonen' met de aanduiding '2'. Het (grootste) deel van het perceel krijgt de bestemming 'agrarisch', waarbij de aanduiding 'agrarisch bedrijf a' wordt verwijderd.
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
De 7e partiële herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen” bestaat uit de volgende stukken:
- a. Toelichting;
- b. Verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0148.NL.IMRO.0148.BgemDlfshz7-vs02;
- c. Regels.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
- vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- verbeteren van de bereikbaarheid;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
De MIRT-regio Oost-Nederland bestaat uit de provincies Overijssel en Gelderland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:
- Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (wegen, spoorwegen en vaarwegen) die door Oost-Nederland lopen. Dit onder andere voor de Mainports Rotterdam en Schiphol. Hiervoor wordt onder meer een MIRT-onderzoek naar het goederenvervoer over spoor op de lange termijn uitgevoerd, evenals het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer;
- Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van het gebiedsgerichte deelprogramma Rivieren van het Deltaprogramma voor het formuleren van een integrale strategie voor het rivierengebied. In Oost-Nederland gaat het deelprogramma Rivieren over de Waal, Neder-Rijn, Lek, IJssel en IJssel-Vechtdelta;
- Het samenwerken met decentrale overheden in de generieke deelprogramma’s Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden;
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet en het buisleidingennetwerk.
Oost-Nederland omvat veel natuurgebieden en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het (inter)nationale natuurnetwerk voor biodiversiteit. Daarnaast kent de regio belangrijke cultuurhistorische waarden. Tegelijkertijd zijn er in Oost-Nederland een aantal gebieden waar de effecten van bevolkingsdaling nu al voelbaar zijn en gebieden waar deze effecten nu nog niet voelbaar zijn, maar naar verwachting op termijn wel (zogenaamde anticipeergebieden).
De basiskwaliteit van het gebied blijft gewaarborgd. De erven worden ingericht volgens het advies van het Oversticht. De door verplaatsing van het agrarische bouwperceel naar een ontwikkelingerichte locatie, draagt dit bij aan een versterking van de plattelandseconomie en geeft geen negatieve effecten voor natuur en leefomgeving. Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
2.2 Water
2.2.1 Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.
Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost. Voor dit deelgebied is in 2009 het stroomgebiedsbeheerplan vastgesteld.
2.2.2 Nationaal Waterplan
De Vierde Nota Waterhuishouding is op 22 december 2009 vervangen door het Nationaal Waterplan. Dit is de nieuwe planvorm op Rijksniveau op basis van de nieuwe Waterwet. Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding, waarbij veel van het ingezette beleid uit deze nota's wordt voortgezet. Het Nationaal Waterplan heeft de status van een structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Er komen nieuwe normen op basis van overstromingskansen die per dijkringgebied zullen worden vastgesteld.
2.2.3 Waterbeleid 21e eeuw
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen
die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:
- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aanbod.
In paragraaf 3.2.10 Water wordt nader ingegaan op de invloed van het project op de waterhuishouding.
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie en verordening Provincie Overijssel
De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel richt zich op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
In de Omgevingsvisie en –verordening is een uitvoeringsmodel ontwikkeld voor het sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Hierbij worden drie stappen worden onderscheiden, namelijk de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.
Allereerst moeten ontwikkelingen getoetst worden aan de generieke beleidskeuzes. Deze zijn vaak normstellend en bepalen of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Vervolgens moet worden getoetst aan de ontwikkelingsperspectieven die voor het betreffende gebied zijn neergelegd. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.
Tot slot moet aannemelijk worden gemaakt dat de ontwikkeling bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met de gebiedskenmerken. Deze worden uitgewerkt in de Catalogus Gebiedskenmerken behorende bij de Omgevingsvisie en – verordening. De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
Voor nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen wordt een meer gebiedsgerichte benadering gevraagd met substantiële investeringen in de ruimtelijke kwaliteit buiten de eigen locatie.
2.3.2 Beleid agrarische bouwpercelen
Ter uitwerking van het beleid is er vanuit de provincie een stappenplan opgesteld welke voor agrarische bouwpercelen doorlopen kan worden:
- 1. Afweging generiek beleid en ontwikkelingsperspectief;
- 2. SER-ladder (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) aflopen waarbij wordt onderzocht of:
- a. er een bestaand vrijkomend agrarisch bouwperceel beschikbaar is;
- b. er een bestaand bouwperceel geschikt te maken is;
- c. een nieuw bouwperceel noodzakelijk is.
- 3. Een nieuw bouwperceel mag toegekend worden voor:
1) wijker voor maatschappelijk belang; zoals stedelijke ontwikkeling, infrastructuur, EHS;
2) een gebiedsproject zoals een landinrichtingsplan;
3) een bedrijf dat in de knel zit qua ontwikkelingsmogelijkheden op de oude locatie,
waarbij het salderingsprincipe geldt = opheffen van de oude bedrijfslocatie, tenzij die locatie geschikt is voor en benut gaat worden door een ander agrarisch bedrijf.
Het salderingsprincipe geldt niet voor:- a. vestiging van een intensieve veehouderijbedrijf in een LOG (landbouwontwikkelingsgebied), als dat bedrijf ontstaat door ontmenging van een gemengd bedrijf in reconstructiegebied;
- b. vestiging van een intensieve veehouderij op een projectlocatie in een LOG;
- c. lopende initiatieven die voor het besluit tot terinzagelegging van het ontwerp omgevingsvisie gestart zijn;
- d. een glastuinbouwbedrijf in de Koekoekspolder.
- 4. Nieuwvestiging van intensieve veehouderij in verwevingsgebied en extensiveringsgebied is niet toegestaan.
- 5. Voor nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf in een LOG, dat niet in de bij 3 a, b of c genoemde uitzonderingen valt, is saldering verplicht. Dus ook voor starters. Zij zullen dan moeten starten op een bestaand bouwblok, of een andere intensieve veehouderijlocatie elders in Overijssel moeten opheffen.
- 6. In andere gevallen, waarbij sprake is van een nieuw agrarisch bouwperceel waarbij niet aan de verplichting van saldering kan worden voldaan, is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing. Dan geldt, aanvullend aan een goede ruimtelijke inpassing volgens de gebiedskenmerken, dat er kwaliteitsinvesteringen in de omgeving moeten plaatsvinden om een goede balans tussen ontwikkelingsruimte en kwaliteitsprestaties te bereiken.
2.3.3 Omgevingsvisie - Regionaal Waterplan
In de Omgevingsvisie Overijssel zijn twee kaarten opgenomen: Ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie Overijssel en de functiekaart Water. Op de kaart van de ontwikkelingsperspectieven zijn zoveel mogelijk de functie weergegeven die een rol spelen bij ruimtelijke- en gebiedsontwikkelingen (de oppervlaktewateren, drinkwaterwinlocaties). Op de functiekaart water zijn vooral de gebruiksfuncties opgenomen. In de waterparagraaf 3.2.10 wordt het beleid voor het aspect water nader uitgewerkt.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen
Het project ligt binnen het plangebied waarvoor op 24 juni 2013 het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen is vastgesteld. Het perceel aan de Westerveldweg heeft hierin de bestemming 'Agrarisch'.
Agrarische bedrijfsgebouwen voor één agrarisch bedrijf mogen binnen deze bestemming gebouwd worden in het zoekgebied en daarbinnen uitsluitend op het bouwperceel, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf a', of 'agrarisch bedrijf b'. Op het perceel aan de Westerveldweg is deze aanduiding niet opgenomen. Het bouwen van de pluimveestallen is in strijd met het bestemmingsplan.
Het bouwen van de pluimveestallen is in strijd met het bestemmingsplan en er zijn geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee het college alsnog aan de plannen kan meewerken. De enige mogelijkheid is dat de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan (herziening) voor het perceel vaststelt. Hierbij wordt getoetst aan de Structuurvisie Buitengebied.
Het perceel aan de Schoolweg 10 heeft ook de bestemming 'Agrarisch' en wel de aanduiding "agrarisch bedrijf a". Doel van dit plan is om deze aanduiding te verplaatsen naar het perceel aan de Westerveldweg ong. Het erf aan de Schoolweg 10 met daarop de twee woningen krijgt vervolgens de bestemming 'wonen' met de aanduiding '2'. Het resterende deel van het perceel krijgt de bestemming 'agrarisch', zonder bouwmogelijkheden.Deze herziening van het bestemmingsplan regelt de nieuwe situatie voor de Westerveldweg ong. en de Schoolweg 10 met één besluit.
2.4.2 Structuurvisie Buitengebied Gemeente Dalfsen
Op 25 juni 2012 heeft de gemeenteraad van Dalfsen de Structuurvisie Buitengebied vastgesteld. Het doel van deze structuurvisie is om een integraal beleidskader te krijgen voor diverse ontwikkelingen in het buitengebied. Voorzover ontwikkelingen voorspelbaar en te sturen zijn, zijn deze opgenomen in dit bestemmingsplan. Er zijn alleen ook ontwikkelingen die niet op voorhand kunnen worden bedacht. Om voor deze initiatieven een goede afweging te kunnen maken is de Structuurvisie Buitengebied opgesteld. De ontwikkelingsrichting, economische, sociale en ecologische duurzaamheid is onderverdeeld in de acht landschapstypen die in het plangebied aanwezig zijn.In de structuurvisie wordt 20 jaar vooruitgekeken, de focus ligt op 2030. Wat betreft de vervulling van het beleid kiest de gemeente voor de benadering kwaliteit door maatwerk.
Dalfsen is een plattelandsgemeente bij uitstek. In de richting van 2030 spreekt de gemeente de ambitie uit, die eerder al eens verwoord is in de (inmiddels vervallen) Plattelandsvisie: de gemeente streeft naar een landelijk gebied waar het goed werken en wonen is, waar de plattelandseconomie voldoende perspectief heeft op een duurzaam voortbestaan en waar de landschappelijke kwaliteiten zo hoog zijn dat het gebied ook voor de langere termijn een belangrijke recreatieve aantrekkingskracht heeft ontwikkeld.
2.4.3 Landschapsontwikkelingsplan
Het Landschapsontwikkelingsplan Dalfsen geeft aan dat het perceel Westerveldweg ong in het jonge heideontginningslandschap ligt.
Dit landschap is ontstaan door de relatief jonge heideontginningen en heeft een rationeel kavelpatroon: rechthoekige percelen evenwijdig of dwars op noord-zuid gerichte ontsluitingswegen. Het is een grootschalig agrarisch landschap dat voornamelijk bestaat uit grasland en naar het noorden, richting het landschap van de veenontginningen, meer open wordt. Het gebied kenmerkt zich door noord-zuid gerichte ontsluitingswegen en regelmatig verspreide bebouwing. Wegen zijn voorzien van wegbeplanting en op erven staat ook beplanting. Plaatselijk zijn (met name in het zuidelijk deel o.a. rond Rosengaerde) enkele kleine bosstroken aanwezig.
Bebouwing staat dwars op of evenwijdig aan de weg, waarbij rekening is gehouden met de structuur van de verkaveling. Er zijn relatief weinig burgerwoningen in het gebied. Op erven staan eiken(groepen), (knot- en lei-)linden en solitaire bomen. Er is sprake van bescheiden siertuinen in combinatie met een nutstuin (moestuin) voor de voorgevel, omgeven door een haag met een toegangshekje (meidoorn, beuk, liguster of een hekwerk. Op jonge erven zijn singels en erfbossen aanwezig.
Volgens de ervenconsulent sluiten de landschappelijke inpassingsplannen voor het nieuwe bedrijf en de herinrichting na sanering aan de Schoolweg 10 aan bij de genoemde karakteristieken van het jonge heideontginningslandschap.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Beschrijving Van De Huidige Situatie
Westerveldweg
Het perceel Westerveldweg ongenummerd ligt tussen de Dedemsweg en de Veldweg. Op dit moment is het een weideperceel zonder bebouwing. Aan weerszijden van de Westerveldweg is wegbeplanting met eiken aanwezig.
Schoolweg 10
Op dit moment is er een vleeskalveren bedrijf aanwezig op het perceel Schoolweg 10 met daarbij twee aan elkaar gebouwde bedrijfswoningen. Met dit plan wordt dit bedrijf opgeheven, de milieuvergunning in getrokken en ongeveer 1000 m2 van de landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen op dit perceel gesloopt. De resterende bebouwing wordt straks gebruikt als bijgebouwen bij de woningen en bergruimte voor het onderhoud op het perceel.
3.2 Onderzoeken
Voor de beoordeling wordt gekeken naar de mate waarin belangen van de bewoners en/of eigenaren van de aangrenzende gronden door de uitwerking kunnen worden geschaad. Hierbij wordt gekeken naar onder andere de verkeerssituatie, natuur en landschap, milieutechnische aspecten en water.
Voor de vestiging van het bedrijf is een gecombineerde besluitMER/PlanMER opgesteld . De planMER is voor dit ruimtelijke plan in vernieuwd (geupdate) in 2014. Zie paragraaf 3.2.7
3.2.1 Archeologie
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden ter plaatse en de introductie van het zogenaamde “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Aan de Westerveldweg geldt een lage archeologische verwachting. Omdat er sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde voor het gehele perceel, zijn verkennende archeologische onderzoeken niet noodzakelijk.
Westerveldweg ong.
Relevant deel kaart Beleidsplan Archeologie
Schoolweg 10
Relevant deel kaart Beleidsplan Archeologie
De Schoolweg 10 ligt in een gebied waarvoor heeft 'Waarde Archeologie 5' geldt. Op deze locatie alleen circa 1000 m2 bebouwing gesloopt en heringericht. Bij 'Waarde Archeologie 5' is aangegeven dat onderzoek noodzakelijk is als er ingrepen (bouwen/graven) in de bodem plaatsvinden dieper dan 50 cm en groter dan 2500 m2 . De te slopen en her in te richten oppervlakte is niet groter dan 2500 m2. Bovendien is het aannemelijk dat de gronden al geroerd zijn bij het bouwen. Nader verkennend archeologisch onderzoek is daarmee niet noodzakelijk.
3.2.2 Bodem
Voor de ontwikkeling aan de Westerveldweg ong. is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op het perceel conform de normen uit NEN 5740, zie Bijlage 4.
Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat er zintuigelijk geen noemenswaardige bijmenging van bodemvreemde materialen is waargenomen. Zintuigelijk is geen asbestverdacht materiaal op of in de bodem aangetroffen.
In de vaste bodem en in het grondwater zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven respectievelijk de achtergrond- en streefwaarden.
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaren tegen de voorgenomen realisatie van het pluimveebedrijf op deze locatie.
Omdat het gebruik van het perceel de afgelopen jaren niet gewijzigd is en er geen ' voor bodemkwaliteit verdachte' activiteiten plaats hebben gevonden is er geen aanleiding om te verwachten dat uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek niet meer actueel zijn.
3.2.3 Duurzaamheid
De gemeente Dalfsen zet in op een "duurzaam Dalfsen", met als doelstelling een CO2-neutrale gemeente in 2025.
Duurzaamheid betekent letterlijk: geschikt om lang te bestaan.
Het begrip wordt ook wel omschreven als een situatie waarbij voorzien wordt in de behoefte van de huidige generatie zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
Er zijn drie verschijningsvormen van duurzaamheid te onderscheiden:
- 1. ecologische duurzaamheid als het gaat om ecologische waarden;
- 2. economische duurzaamheid als het gaat om een zo efficiënt mogelijke productie en;
- 3. sociale duurzaamheid als het gaat om de leefkwaliteit van de mens. Hiermee worden zaken als sociale veiligheid en een schone woonomgeving bedoeld.
Voor ruimtelijke maatregelen zijn in beginsel alle drie verschijningsvormen van duurzaamheid relevant. De uiteindelijke keuze is een ruimtelijke afweging die op basis van bestuurlijke afwegingen wordt bepaald.
De gemeente Dalfsen heeft een convenant afgesloten met de provincie Overijssel. In dit convenant is een aantal overwegingen en uitgangspunten benoemd. De provincie Overijssel en de gemeente Dalfsen willen de duurzaamheidsgedachte uitdragen in de samenleving. De ambitie van de provincie Overijssel is gericht op een groene, duurzaam schone provincie. "Duurzaamheid" is met "ruimtelijke kwaliteit" de groene draad in de provinciale omgevingsvisie.
De speerpunten die worden genoemd "Investeren in duurzaam Overijssel" sluiten naadloos aan bij de gemeentelijke doelstellingen. Het gaat daarbij met name om de volgende speerpunten:
- energie en klimaat;
- veilige en gezonde leefomgeving;
- duurzaam ondernemen;
- biodiversiteit en integrale gebied- en plattelandsontwikkeling;
- innoveren in duurzaamheid;
- voorlichting en educatie.
In de ruimtelijke onderbouwing van ruimtelijke plannen zal aan de uitgangspunten uit dit convenant aandacht worden besteed, voor zover dat ruimtelijk relevant is voor dat bestemmingsplan. In de plantoelichting zullen de mogelijkheden volgens de genoemde drie verschijningsvormen van duurzaamheid worden benoemd om de duurzaamheidsgedachte uit te dragen. De nadruk wordt gelegd op energiezuinig bouwen.
Met de hervestiging van een intensieve veehouderij wordt bijgedragen aan een duurzame ontwikkeling van het buitengebied. De agrarische sector krijgt een economisch impuls, omdat op een meer toekomstgerichte locatie een bedrijf kan worden voortgezet. Ook biedt het nieuwe legkippenbedrijf lokale werkgelegenheid. Er is plaats voor twee à drie arbeidskrachten.
Geproduceerde mest wordt afgevoerd naar de biogasinstallatie op het moederbedrijf aan de Veldhoeveweg 1 en omgezet in groene energie. Op termijn wordt het digestaat gebruikt als voeding voor de nog te realiseren algenkwekerij. Hiermee wordt beoogt om een gesloten kringloop te krijgen op het bedrijf door de algen onder andere in te zetten als voer voor de kippen.
De ontwikkeling past binnen de duurzaamheidsgedachte van de gemeente Dalfsen.
3.2.4 Ecologie
3.2.5 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.
De wettelijke kaders voor externe veiligheid zijn o.a. het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). In deze besluiten is geregeld dat als er gevaarlijke stoffen in een gebied aanwezig zijn, de risico's en effecten moeten voldoen aan veiligheidsnormen en richtwaarden.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de gemeente rekening houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). De gemeente Dalfsen heeft de landelijke regelgeving geïmplementeerd in een eigen externe veiligheidsvisie.
In het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Dalfsen staat beschreven hoe er bij ruimtelijke ontwikkelingen met het aspect externe veiligheid moet worden omgegaan. In de beleidsvisie is onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen binnen de gemeente. Zo is er onderscheid gemaakt in woongebieden, bedrijventerreinen, recreatiegebieden en het overige gebied. Daarnaast is er onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe situaties.
In woongebieden worden geen nieuwe risicobronnen toegestaan. Op bedrijventerreinen kunnen risicobronnen alleen worden toegestaan als de veiligheidscontour binnen de eigen inrichtingsgrens blijft. Bestaande risicobronnen mogen blijven totdat de activiteiten worden gestaakt.
De gemeente moet ten aanzien van het groepsrisico verantwoorden of een bepaalde situatie aanvaardbaar wordt geacht. Naast het veiligheidsbelang speelt er ook een economische belangenafweging.
De Westerveldweg in Dalfsen ligt volgens de gemeentelijke niet binnen het effect- en invloedsgebied van aardgastransportleidingen en routes gevaarlijke stoffen.
Figuren : Relevant delen risicokaart gemeente Dalfsen
Westerveldweg (ongen.)
Schoolweg 10
LPG-tankstation
De dichtsbijzijnde inrichting die met betrekking tot externe veiligheid in overweging moeten worden genomen is het LPG tankstation Westdal aan het Westeinde 92 in Nieuwleusen. Voor dit LPG-tankstation gelden voor het plaatsgebonden risico (10-6) de volgende contouren: LPG vulpunt 45 meter, LPG reservoir 25 meter, LPG afleverzuil 15 meter.
Voor LPG-tankstations geldt voor groepsrisico een invloedsgebied van 150 meter. Daarnaast is er vanuit de hulpverlening (Veiligheidsregio) de wens om het gebied waar gewonden zullen vallen ook inzichtelijk te maken. Hiervoor wordt een zone van 400 meter rondom het vulpunt van de LPG-tank bekeken.
Het tankstation Westeinde 92 ligt op circa 1 kilometer van het plangebied aan de Westerveldweg ong. De Schoolweg 10/10a ligt op meer dan 5 km van een LPG-tankstation. De geplande vestiging en verplaatsing van het agrarische bedrijf ligt buiten de plaatsgebonden risico contouren en buiten het invloedsgebied groepsrisico en de 400 meter zone.
De ontwikkeling aan de Westerveldweg ong. is vanuit externe veiligheidsaspecten aanvaardbaar.
3.2.6 Geluid
Westerveldweg ong.
Ten aanzien van wegverkeerslawaai kan het bedrijf (en de bedrijfswoning) aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voldoen. Zie figuur geluidscontouren (geel = 43- 48 dB, licht oranje 48-53 dB enz.) Er is voor de te bouwen bedrijfswoning geen aanvullend akoestisch onderzoek nodig.
Geluidscontouren 2020 Westerveldweg ong. Bron: (c) GisViewer Dalfsen
Het aan- en afrijdend verkeer van het bedrijf zal voor het overgrote deel vanaf de Dedemsweg komen en komt daarmee niet voor de woningen van derden langs. Hierdoor ontstaat geen fysieke hinder. Mogelijk dat omwonenden op de achtergrond enig geluid horen van het optrekkend en afremmend verkeer op de kruising Dedemsweg/Westerveldweg. Gelet op de afstand tot nabijgelegen woningen levert dit geen hinder op.
De geluidsbelasting door het verkeer op de openbare weg (indirecte hinder) is getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In het akoestisch onderzoek, Westerveldweg (ong.) te Dalfsen, Exlan 16 oktober 2013 zijn alle geluidsproducerende activiteiten van het pluimveebedrijf onderzoch (zie Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek)
Het inrichtingsgebonden verkeer veroorzaakt verkeerslawaai door aan- en afvoerbewegingen. Binnen het model ontsluit de inrichting zich richting het westen van de Westerveldweg, via de Dedemsweg in de richting van de aansluiting met de N340 en A28.
Op basis van de uitgevoerde berekeningen en bijbehorende resultaten uit het akoestisch onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
- Het langtijdgemiddelde geluidniveau voldoet op de beoordelingspunten aan de grenswaarden. Ter plaatse van de beoordelingspunten bedraagt het langtijdgemiddelde geluidsniveau in de dagperiode ten hoogste 31 dB(A). Hiermee wordt aan de grenswaarde van 40 dB(A) voldaan. Aan de grenswaarden in de avond- en nachtperiode van 35 dB(A) en 30 dB(A) wordt eveneens voldaan, met een geluidsniveau van respectievelijk 28 dB(A) en 30 dB(A);
- Het maximale geluidsniveau ter plaatse van de beoordelingspunten voldoet aan de streefwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Het maximale geluidsniveau ter plaatse van de beoordelingspunten voldoet aan de grenswaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde. Ter plaatse van de beoordelingspunten bedraagt het maximale geluidsniveau (LA,max) ten hoogste 43 dB(A);
- Het hoogst equivalente geluidsniveau bij omliggende woningen ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking van de inrichting bedraagt ten hoogste 39 dB(A) en voldoet hiermee aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A);
Kijkend naar de resultaten van dit onderzoek, kan geconcludeerd worden dat het bedrijf zowel voor wat betreft directe en indirecte geluidhinder aan de gestelde normen kan voldoen.
Schoolweg 10
Geluidscontouren 2020 Schoolweg 10. Bron: (c) GisViewer Dalfsen
Zoals op de geluidscontouren kaart 2020 is aangegeven is wegverkeerslawaai geen item op het perceel Schoolweg 10/10a.
3.2.7 Wet Milieubeheer
Voor de oprichting van het bedrijf aan de Westerveldweg ong. is een vergunning op grond van de Wet milieubeheer afgegeven die na Uitspraak van de Raad van State op 27 december 2012 onherroepelijk is geworden. Voor de besluitvorming over de aanvraag van deze vergunning is de procedure van milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen. In combinatie hiermee is een gecombineerd milieueffectrapport opgesteld dat tevens diende als planMER voor de wijziging van het bestemmingsplan, welke eerder in procedure is geweest maar is vernietigd door de Raad van State.
3.2.8 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of;
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of;
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- a. woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- b. infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- c. kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het bestemmingsplan omvat de bouw van twee stallen die voldoende capaciteit heeft voor het houden van 175.000 scharrelkippen. Uit de MER en 'Bijlage 7 Fijn Stof toets' kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling voldoet aan de randvoorwaarden artikel 5.6 Wm sub a, omdat de mogelijkheden die geboden worden niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarde.
3.2.9 Verkeerssituatie
Westerveldweg
Hierbij wordt gekeken naar de ontsluiting van de percelen en het parkeren van bewoners en bezoekers. Met de planwijziging zal de verkeersintensiteit iets toenemen. Dit is logisch omdat hier nu geen bouwperceel aanwezig is.
Bijna alle aan- en afrijdend verkeer voor het nieuwe bedrijf komt en gaat via de Dedemsweg: de doorgaande weg van Nieuwleusen naar Dalfsen. Zeker het zwaardere verkeer, zoals vrachtwagens met voeders, dieren, mest en eieren, want deze weg biedt veruit de beste ontsluiting. Een enkele verdwaalde automobilist zal vanaf de andere zijde via de Veldweg op de Westerveldweg komen. Vanaf de Dedemsweg draait men de Westerveldweg op en komt men vrijwel direct bij het bedrijf aan.
Het aan- en afrijdend verkeer komt daarmee niet voor de woningen van derden langs en veroorzaakt geen fysieke hinder. Wellicht dat men op de achtergrond wat geluid hoort van het optrekken en afremmen op de kruising Dedemsweg/Westerveldweg. Gelet op de afstand tot nabijgelegen woningen levert dit geen hinder op.
Daarnaast is de Westerveldweg geen gevoelige route voor het fietsverkeer.
Schoolweg
Het opheffen van de agrarische bestemming op het perceel Schoolweg 10 geeft vermindering van de verkeersstromen naar het perceel. Vooral het vrachtverkeer zal aanzienlijk verminderen. De ontwikkeling op dit perceel heeft daarmee geen negatieve effecten op de verkeerssituatie in de omgeving.
3.2.10 Water
3.2.11 Volksgezondheid en veterinaire risico's
Volksgezondheid
In de PlanMER (update) wordt ingegaan op de gezondheidsrisico's als gevolg van het beoogde bedrijf (Bijlage 11).
De gevolgen van intensieve veehouderijen voor de gezondheid van omwonenden staat volop in de belangstelling. Mogelijke risico's voor de gezondheid worden veroorzaakt door fijnstof, geur, endotoxinen en zoönosen (ziektes overdraagbaar van dier op mens).
Het bedrijf aan de Westerveldweg ligt op grote afstand van woningen en het dorp. De dichtstbijzijnde woning ligt op meer dan 350 m en de geclusterde bebouwing ligt op 900 m van het bedrijf.
- Het houden van legkippen (met mogelijke uitloop) is een risicovolle activiteit waarbij fijnstof-, geur- en geluidhinder kan optreden in dusdanige mate dat ze een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid, aldus GGD IJsselland (advies van 30 oktober 2013 Bijlage 14).
- Door het nemen van afdoende maatregelen, een goed bedrijfsmanagement en een goede huisvesting en een regelmatige monitoring kunnen deze mogelijke risico's geminimaliseerd worden. Door het gebruik van luchtwassers wordt de geur-, ammoniak- en fijnstofemissie met resp. 40%, 90% en 35% gereduceerd, wat de woon-, werk- en leefomgeving ten goede komt.
- De activiteit leidt niet tot risico's t.a.v. ondergrondse aardgasleidingen of bovengrondse hoogspanningsleidingen, aldus de belemmerings- en risicokaart van de provincie Overijssel. Ook ligt de locatie niet op een route voor gevaarlijke stoffen.
Gelet op de afstand van de locatie tot omwonenden, tot andere veehouderijbedrijven en tot andere (intensieve) veehouderijen, het feit dat er alleen kippen worden gehouden, de strikte hygiëne en preventieve voorzorgsmaatregelen die genomen worden en het feit dat er geen eenduidige conclusie of zorg heerst t.a.v. eventuele gezondheidseffecten, maakt dat er geen reden is om verontrust te zijn.
Op 31 oktober 2013 heeft de GGD een advies uitgebracht aan de gemeente.(Bijlage 14) In dit advies worden een aantal aanbevelingen gedaan aan de gemeente ten aanzien van monitoring en evaluatie.
Volgens artikel 3.125 van het Activiteitenbesluit moet een luchtwassysteem al zijn voorzien van een elektronisch monitoringssysteem. In de RIE is bepaald dat milieucontroles bij IPPC-inrichtingen max. 1 per jaar en min. 1 per drie jaar worden gecontroleerd. Tijdens de controles/klachten wordt de opgeslagen data door de gemeente gecontroleerd. Bij tekortkomingen wordt de controlefrequentie door de gemeente opgevoerd. Monitoring van het bedrijf zal volgens deze bepalingen plaatsvinden.
De door de GGD gevraagde aanpassingen in paragraaf 8.9 van de planMER (update) zijn gedaan.
Veterinaire risico's
De veterinaire risico's worden al voor een deel weggenomen als de beoogde uitloop in eerste instantie niet gerealiseerd wordt. Op dit moment zal dat het geval zijn. In een later stadium zal moeten blijken of de uitloop aan alle dan geldende wet- en regelgeving kan voldoen. De risico's voor omwonenden/omliggende bedrijven vanuit diergeneeskundig perspectief zijn door Drs. A. van der Meer van Plantema Veterinair Centrum uit Hardenberg in Bijlage 14 opgenomen.
Hieruit blijkt dat er geen directe risico's voor omliggende bedrijven te verwachten zijn vanuit veterinair oogpunt.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de binnen alle plangebieden voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. Het zijn de uitgangspunten met betrekking tot de gewenste ruimtelijke structuur, de functionele structuur en de milieu-uitgangspunten. Ook wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de regels.
4.2 Beschrijving Gewenste Situatie
Maatschap Huisman (gevestigd op Veldhoeveweg 1 in Dalfsen) wil aan de Westerveldweg (kadastraal bekend als sectie W, nummer 83) een nieuw pluimveebedrijf oprichten. De mogelijkheden voor uitbreiding aan de Veldhoeveweg 1 zijn daarvoor te beperkt. Het bouwperceel van 1,5 hectare is bijna volledig benut met de bestaande pluimveestallen en een vergunde biogasinstallatie. Uitbreiding van het huidige bouwvlak is niet meer mogelijk, omdat de benodigde gronden voor uitloop van de legkippen aansluitend aan de stallen dan onder de norm komen.
Na herziening van het bestemmingsplan geldt op de Westerveldweg ong. de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'agrarisch bedrijf a'.. Het aangegeven agrarische zoekgebied komt overeen met de situatie zoals aangegeven in de planMER-update. Een veel groter bedrijf dan nu onderzocht wordt hiermee voorkomen. Voor uitbreiding van de oppervlakte van de aanduiding (het zoekgebied) is een nieuwe planologische procedure nodig waarbij de ruimtelijke effecten opnieuw getoetst moeten worden.
Het agrarisch bedrijf aan de Schoolweg 10/10a wordt beëindigd. De milieuvergunning wordt ingetrokken en de schuren worden voor het grootste deel gesloopt. Het erf met daarop (onder andere) de twee woningen krijgt de bestemming 'wonen' met de aanduiding '2'. Het (grootste) deel van het perceel krijgt de bestemming 'agrarisch', waarbij de aanduiding 'agrarisch bedrijf a' wordt verwijderd.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
In dit hoofdstuk wordende regels van het bestemmingsplan toegelicht voor zover dat nodig is. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. In de regels staat waar de gronden en opstallen voor mogen worden gebruikt, hoeveel bebouwing er mag worden opgericht en waaraan de bebouwing moet voldoen.
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen zoals is vastgesteld op 24 juni 2013 door de gemeenteraad. De bestemmingen en de begripsomschrijvingen zijn hetzelfde gebleven. Het maatwerk voor dit bestemmingsplan gaat vooral over specifieke aspecten, die in de volgende paragrafen worden toegelicht.
Voor een nadere toelichting op de regels bij dit bestemmingsplan wordt verwezen naar de regels bij het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen de volgende toelichting gaan in op de specifieke regels die voor dit plan worden gesteld.
5.1 Westerveldweg
Het perceel Westerveldweg ong. krijgt de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'agrarisch bedrijf a'.
In de bouw- en gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Voordat de omgevingsvergunning bouwen aan de Westerveldweg wordt afgegeven moet de milieuvergunning aan de Schoolweg 10/10a zijn ingetrokken en de melding voor de sloop van de aangegeven gebouwen geaccepteerd zijn.
Voor dat de kippenschuren aan de Westerveldweg ong. gebruikt mogen worden moet de sloop aan de Schoolweg afgerond zijn. De landschappelijke inpassing aan de Schoolweg en de Westerveldweg moet binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan zijn afgerond en ook in stand gehouden worden.
Een omgevingsvergunning voor een bedrijfswoning wordt alleen gelijk of nadat de bedrijfsgebouwen zijn vergund afgegeven. Een bedrijfswoning kan dus niet los van een vergunning voor agrarische bedrijfsgebouwen worden afgegeven.
Het aangegeven zoekgebied met de aanduiding 'agrarische bedrijf a' biedt welliswaar in de regels de mogelijkheid om een bedrijf van 1,5 hectare op te richten. De omvang van de aanduiding "agrarisch bedrijf a" (het zoekgebied) komt echter overeen met de bedrijfsfsituatie zoals deze is aangegeven in de planMER update. Dit is circa 1,35 hectare bouwperceel binnen dat met verharding direct is vastgelegd in het zoekgebied. Verder is in de regels enkel het gebruik van dit bouwperceel voor het houden van leghennen vastgelegd.
Een ander bedrijf dan nu onderzocht in de PlanMER en groter milieueffecten worden hiermee voorkomen. Voor uitbreiding van de oppervlakte van de aanduiding (het zoekgebied) is een nieuwe planologische procedure nodig waarbij de ruimtelijke effecten opnieuw getoetst moeten worden.
5.2 Schoolweg
Het agrarisch bedrijf wordt aan de Schoolweg 10/10a wordt beëindigd. De milieuvergunning wordt ingetrokken en de schuren worden voor het grootste deel gesloopt. Het erf met daarop (onder andere) de twee woningen krijgt de bestemming 'wonen' met de aanduiding '2'. Het (grootste) deel van het perceel krijgt de bestemming 'agrarisch', zonder de aanduiding 'agrarisch bedrijf a' .
Door het verwijderen van de aanduiding 'agrarisch bedrijf a' wordt voorkomen dat er opnieuw een agrarisch bedrijf op het perceel wordt gevestigd. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt afgegeven voor de kippenschuren aan de Westerveldweg moet de milieuvergunning voor de Schoolweg 10/10a zijn ingetrokken.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Volgesn artikel 3.1.6 van het Bro moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De kosten van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer.
In een exploitatieovereenkomst is opgenomen dat hij verplicht is de in dit plan genoemde investeringen in ruimtelijke kwaliteit te doen. Hetzelfde geldt voor de inpassing van het nieuwe en sanering van het oude bouwblok. Ook de eventuele uit dit bestemmingsplan voortvloeiende planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer.
Nu het verhaal van de kosten anderszins verzekerd is behoeft op basis van artikel 6.12 lid 2 van de Wro geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. In dat kader heeft de gemeente onderzocht of er mogelijk belangen van derden worden geschaad. Ook heeft er vooroverleg met de betrokken overheidsinstanties plaatsgevonden.
7.1 Inspraak
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is geen formele mogelijkheid tot inspraak geboden. Voor de Westerveldweg ong. is al een procedure voor wijziging van het bestemmingsplan doorlopen. De plannen zijn op dit perceel zijn in deze herziening niet of nauwelijks gewijzigd. Anders dan dat de onderbouwing en motivering is gewijzigd.
Wel is nu de verplaatsing en sanering van het perceel Schoolweg 10/10a meegenomen in dit plan. De ontwikkelingen op dit perceel geven vrijwel alleen positieve effecten voor de omgeving.
Op 18 december 2015 heeft er wel een informatief gesprek plaatsgevonden met omwonenden en geinteresseerden het verslag hiervan is opgenomen in Bijlage 15
Via een zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan kon iedereen bezwaren naar voren brengen.
7.2 Overleg
In het kader van vooroverleg is afstemming gezocht met het waterschap en met de diensten van de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke bij het bestemmingsplan in het geding zijn.
Externe veiligheid speelt voor dit bestemmingsplan geen rol. Het plangebied ligt niet binnen het effect- of invloedsgebied van risicobronnen. Voor ontwikkelingen waarbij externe veiligheid geen rol speelt is vooroverleg met de veiligheidsregio (werkafspraak gemeente/veiligheidsregio) niet nodig. De veiligheidsregio is dan ook niet om advies gevraagd.
De volgende instanties hebben gereageerd:
7.2.1 Provincie Overijssel
Op 16 oktober 2014 is per mail gereageerd op het concept bestemmingsplan Westerveldweg, Schoolweg.
Het bestemmingsplan is doorgenomen en de reactie is dat het goed in elkaar zit. Door de saldering wordt voldaan aan onze ruimtelijke kwaliteitseisen en ook de inrichtingsplannen voor de oude en nieuwe locatie ziet er goed uit.
Wat de provincie betreft is hiermee het vooroverleg gevoerd en kan het plan verder in procedure worden gebracht.
Deze reactie hebben wij voor kennisgeving aangenomen
7.2.2 Waterschap Groot Salland
Naar aanleiding van de op 20 januari 2015 uitgevoerde watertoets heeft het Waterschap Groot Salland op 2 februari 2015 gereageerd en een positief wateradvies afgegeven. De verdere beschrijving van het watertoetsproces is opgenomen in paragraaf 3.2.10.5 Watertoetsproces
Met het uitvoeren van het watertoetsproces is invulling gegeven aan het verplichte vooroverleg met het waterschap.
7.3 Zienswijzen En Kennisgeving
Op 25 maart 2015 is in De Dalfser Courant en de Staatscourant gepubliceerd dat het ontwerp van de '7e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Westerveldweg - Schoolweg' 6 weken ter inzage lag bij de receptie van het gemeentehuis in Dalfsen. Het ontwerp plan is ook beschikbaar gesteld op www.dalfsen.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl.
Daarnaast is het ontwerp bestemmingsplan is via de elektronische weg beschikbaar gesteld aan de betrokken overheidsdiensten.
Een samenvatting en reactie op de zeven ingekomen zienswijzen en de kennisgevingsreacties van instanties zijn opgenomen in Bijlage 16 Nota van Zienswijzen en Kennisgeving.
Bijlage 1 Inpassing Agrarisch Bedrijf Westerveldweg
Bijlage 1 Inpassing agrarisch bedrijf Westerveldweg
Bijlage 2 Schoolweg 10 Te Slopen Bebouwing
Bijlage 2 Schoolweg 10 te slopen bebouwing
Bijlage 3 Beplantingsplan Schoolweg 10-10a
Bijlage 3 Beplantingsplan Schoolweg 10-10a
Bijlage 1 Locatie Westerveldweg En Veldhoeveweg 1
Bijlage 1 Locatie Westerveldweg en Veldhoeveweg 1
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing Westerveldweg
Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Westerveldweg
Bijlage 3 Vestigingsmogelijkheden En Locatiekeuze
Bijlage 3 Vestigingsmogelijkheden en locatiekeuze
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Natuurtoets
Bijlage 6 Geurhinder
Bijlage 7 Fijn Stof Toets
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Nb-wet Vergunning
Bijlage 10 Advies Richtlijnen Mer
Bijlage 10 Advies richtlijnen MER
Bijlage 11 Plan Mer (Update)
Bijlage 12 Toetsingsadvies Mer
Bijlage 12 Toetsingsadvies MER
Bijlage 13 Passende Beoordeling
Bijlage 13 Passende beoordeling
Bijlage 14 Adviezen Volksgezondheid En Diergezondheid
Bijlage 14 Adviezen Volksgezondheid en diergezondheid
Bijlage 15 Verslag Informatief Gesprek Met Bijlagen (18-12-2014) Legkippenbedrijf
Bijlage 15 Verslag informatief gesprek met bijlagen (18-12-2014) legkippenbedrijf