KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Water
2.3 Natuur
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Regionaal Beleid
2.6 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Beschrijving Van De Huidige Situatie
3.2 Onderzoeken
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Voortzetting Landschapsstructuur
4.2 Stedenbouwkundige Opzet
4.3 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
5.2 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Bestemmingsplan Muldersweg
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Stikstofonderzoek
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Evenemententerrein
Bijlage 6 Geuronderzoek
Bijlage 7 Watertoetsresultaat
Bijlage 8 Uitgangspuntennotitie Waterschap
Bijlage 9 Beeldkwaliteitsplan

Muldersweg II

Bestemmingsplan - gemeente Dalfsen

Vastgesteld op 28-11-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan "Muldersweg II" met identificatienummer NL.IMRO.0148.OMulderswegII-vs01 van de gemeente Dalfsen.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep:

  1. a. Een beroep, niet zijnde een kapper, dat in of bij een woning en/of daarbij behorende gebouwen uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend zonder personeel of;
  2. b. Het uitsluitend door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten zonder personeel, niet zijnde detailhandel of kapsalon, in de woning en/of daarbij behorende gebouwen, waarbij:
    1. 1. voor het bedrijf of beroep geen vergunning nodig mag zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (onderdeel milieu) of een melding op grond van het Activiteitenbesluit;
    2. 2. de woning (en bijbehorende gebouwen) in overwegende mate de woonfunctie moet(en) behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
    3. 3. parkeren ten dienste van het aanhuisverbonden bedrijf of beroep uitsluitend mag op eigen terrein;
    4. 4. het gebruik moet worden beperkt tot maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bebouwing maar nooit meer dan 25 m² van de bebouwing;

onder het aanhuisverbonden beroep ook wordt gerekend een internetwinkel/webshop.

1.6 afwijken:

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aangegeven regels zoals bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.7 ander-bouwwerk:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dak.

1.8 ander-werk:

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.9 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast:

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.11 bestaand:

  1. a. Met betrekking tot bebouwing:
    legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
  2. b. Met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.

1.12 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorend bouwwerk:

Een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.15 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.18 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de aarde.

1.22 carport:

Een bijbehorend bouwwerk, dat plat is afgedekt en voorzien van maximaal 2 wanden, maximaal 30 m2 aan bebouwde oppervlakte, met een maximale hoogte van 4 m, tenzij dit anders in de bestemmingsregels is vastgelegd.

1.23 dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 dakkapel:

Een verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van eigen dak en zijwanden, welke constructie uitsluitend als dakkapel wordt aangemerkt indien de oppervlakte van de dakkapel geringer is dan de oppervlakte van het dakvlak.

1.25 eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

1.26 eerste verdieping:

De tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.27 EPC

De Energie Prestatie Coëfficiënt zoals opgenomen in het Bouwbesluit.

1.28 erker:

Een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning met een bouwhoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.

1.29 evenement:

Elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.30 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 halfvrijstaande woningen:

Twee-aaneengebouwde woningen.

1.32 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.33 internetwinkel/webshop:

Een met een aanhuisverbonden beroep te vergelijken activiteit waarbij sprake is van een online etalage waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via het internet. Er is daarbij geen sprake van de opslag van goederen, het afhalen van goederen, verkoop aan huis, een showroom aan huis of reclame-uitingen.

1.34 kunstobject:

Een object dat qua functie vooral een esthetische waarde heeft.

1.35 kunstwerk:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.36 luifel:

Een constructie bestaande uit een dak met maximaal 1 zijwand.

1.37 maaiveld:

De gemiddelde hoogte van het bestaande terrein grenzende aan de gevels.

1.38 mansardekap:

Een mansardekap is een dakvorm waarbij het onderste deel van het zadeldak of schilddak steiler is dan het bovenste deel, waardoor een geknikte vorm ontstaat. Tevens is het onderste deel geen 90 graden of anderszins als gevelbekleding aan te merken.

1.39 nadere eis:

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.40 nutsvoorziening:

Een voorziening voor de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie en voor soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten worden begrepen. Onder nutsvoorzieningen worden ook begrepen bouwwerken voor koude- en warmteopslag, het opladen van accu's van voertuigen met een elektromotor en containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

1.41 omgevingsvergunning:

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.42 overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.43 peil:

  1. 1. De kruin van de dichtstbij gelegen weg, als de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 10 m of minder van die weg;
  2. 2. De gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende maaiveld vóór het bouwrijp maken, als de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen op een afstand van meer dan 10 m van de dichtstbij gelegen weg;
  3. 3. Indien het bepaalde onder 1 of 2 niet voldoende concreet is te bepalen, het door of namens burgemeester en wethouders aan te geven peil.

1.44 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon of meerdere personen tegen vergoeding.

1.45 seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 standplaats:

het te koop aanbieden van goederen, danwel het aanbieden van diensten, vanaf een zelfde plaats, al dan niet gebruikmakend van fysieke hulpmiddelen als een kraam of een aanhangwagen, in de openbare ruimte.

1.47 voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.48 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn als in de Bouwverordening, tenzij dit anders is aangegeven in het bestemmingsplan.

1.49 vrijstaande woning:

Een op zichzelf staande woning.

1.50 wonen:

Het gehuisvest zijn in een woning;

1.51 woning:

Een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Bed & breakfast is toegestaan.

1.52 woonhuis:

Een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat alleen één woning omvat.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschaften, airco kasten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakkapellen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van buitenwerkse maten, bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de aangegeven lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, parkeerstroken, water, vijvers, steigers en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. ontsluitingswegen;
  3. c. evenementen;
  4. d. kunstobjecten;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verhardingen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor de bestemming worden gebouwd.

3.3 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid 12.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. bijhorende bouwwerken in de vorm van erker(s), mits functioneel verbonden aan het hoofdgebouw;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' bestemde gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor de bestemming worden gebouwd.

4.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dak geldt een maximale bouwhoogte van 1 m.

4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid.

4.5 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid 12.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. straatmeubilair;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. geluidwerende voorzieningen;
  8. h. evenementen;
  9. i. standplaatsen;
  10. j. vlonders;
  11. k. warenmarkten;
  12. l. terrassen;
  13. m. nutsvoorzieningen;
  14. n. zonnepanelen;
  15. o. water en waterhuishouding;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met daarbijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de groenstructuur;
  6. f. de sociale veiligheid.

5.4 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid 12.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep en/of bed & breakfast;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. cultuurhistorische waarden;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven;

met dien verstande dat:

  1. d. gestapeld wonen niet is toegestaan.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken voor de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, onder meer zoals beschreven in het Bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan bestemmingsplan Muldersweg;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 6.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot met maximaal 2 m;
  2. b. 6.2.1 onder e ten behoeve van een verhoging of verlaging van de dakhelling, danwel de toepassing van een platte dakafdekking.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Beeldkwaliteit

Voor het bouwen van hoofdgebouwen in het gebied waarvoor het Beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 is opgesteld geldt bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen conform dit beeldkwaliteitsplan getoetst zal worden, zoals opgenomen in de Bijlage1 bij deze regels. Bij gebruikmaking van afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden zal het beeldkwaliteitsplan bij de afweging worden betrokken.

8.2 Bestaande maten en afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, in de bestaande situatie, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, uitsluitend conform de bestaande situatie.

8.3 Laadpalen

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dak geldt de volgende bouwregel:

  1. a. de bouwhoogte van laadpalen ter behoeve van EV voertuigen bedraagt maximaal 1,5 m.

8.4 Isolatie van gebouwen

De in de bouwregels van de bestemmingen opgenomen maximale maten, afmetingen, percentages mogen tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages worden vergroot ten behoeve van isolatiemaatregelen van gebouwen die uitgaan boven de in wettelijke normering. Het maximum van 10%-afwijking mag uitsluitend worden toegepast bij EPC-waarde die niet hoger is dan 0. Tot 5% afwijking is toegestaan bij een EPC-waarde van maximaal 0,2.

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en vormgeving van de isolatiemaatregelen ten behoeve van het behoud van de karakteristiek van gebouwen.

Deze regels zijn niet van toepassing als de wettelijke normering een lagere EPC-waarde vereist dan in dit artikel is genoemd.

8.5 Bouwen met een lagere EPC-norm dan de wettelijke norm

In afwijking van de bouwregels in de bestemmingen mag de oppervlakte van gebouwen worden vergroot als volgt:

  1. a. met 5 m² ten opzichte van de maximale oppervlakten van bijbehorende bebouwing, indien de verblijfsruimten van alle bijbehorende bebouwing op een bouwperceel worden gebouwd dan wel uitgevoerd met EPC=0,2;
  2. b. met 20 m² indien alle gebouwen op het bouwperceel met EPC=0 worden uitgevoerd.

Deze regels zijn niet van toepassing als de wettelijke normering een lagere EPC-waarde vereist dan in dit artikel is genoemd.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Toegestaan gebruik binnen bestemmingen

  1. a. In de bestemmingen zijn de bouw en gebruik van installaties voor de opwekking en levering van duurzame energie zoals zonnepanelen, windturbines en Warmte-Koude opslag (WKO) voor eigen gebruik of ten behoeve van de omliggende functies begrepen onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m boven het dak van een gebouw;
    2. 2. de kleurstelling van zonnepanelen op een hellend dakvlak dient zwart, donkergrijs of antraciet te worden uitgevoerd waar ook de randen van de voorziening donker uitgevoerd moeten worden;
    3. 3. de plaatsing van zonnepanelen en WKO-installaties mogen ook op de grond geplaatst te worden met dien verstande dat deze op het achtererf worden geplaatst of zo geplaatst worden dat ze niet of beperkt zichtbaar zijn vanaf de openbare weg;
    4. 4. de plaatsing van windturbines dient uitsluitend op gebouwen plaats te vinden;
    5. 5. een windturbine dient dezelfde kleurstelling te hebben als het gebouw/dak waarop het geplaatst is. De kleur wit en andere felle of reflecterende kleuren zijn uitgesloten. Uitgangspunt is dat windturbines zo onopvallend mogelijk dient te worden geplaatst. Het individuele dak en andere architectonische elementen op het dak blijven herkenbaar;
    6. 6. een windturbine en de bijbehorende drager, techniek en bekabeling zijn zo veel mogelijk geïntegreerd;
    7. 7. windturbines zijn, anders dan op grond van het gestelde in artikel 10, niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - windturbine uitgesloten';
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van plaatsing kleurstelling en vormgeving van deze voorzieningen en voor windturbines maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van milieueisen zoals de maximale geluidnorm of lichthinder;
  3. c. In afwijking van artikel 12 lid 1 onderdeel b Woningwet en artikel 2.10 eerste lid onderdeel d Wabo gelden voor de bouwwerken genoemd in sub a geen andere welstandseisen dan opgenomen in deze bepaling.

9.2 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, in strijd met de bestemming(en).

Gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval:

  1. a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen voor een seksinrichting;
  2. b. het aankoppelen van hemelwaterafvoerleidingen op het openbaar vuilwaterriool;
  3. c. het gebruik van een plat dak op een hoofdgebouw ten behoeve van een dakterras.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 15% van die maten, afmetingen en percentages en maximaal 15% vergroten van een bouwvlak voor het bouwen met EPC=0 dan wel 10% bij lager dan EPC=0,2 waarbij ook andere verduurzamingsmaatregelen die niet bij wet worden voorgeschreven, waarbij de mate van verduurzaming bepalend is voor het toe te kennen afwijkingspercentage. Deze regels gelden uitsluitend zo lang de wettelijke normering nog niet zijn aangepast aan bovengenoemde EPC-waarden. Deze regels zijn niet van toepassing als de wettelijke normering een lagere EPC-waarde vereist dan in dit artikel is genoemd.
  3. c. de regels ten behoeve van het bouwen van duurzame voorzieningen voor eigen gebruik of ten behoeve van de omliggende functies onder de volgende voorwaarden en afwegingscriteria:
    1. 1. de bouwhoogte van een windturbine bedraagt dan 1,8 meter boven de bestaande bouwhoogte van die bouwwerken. Op bedrijfsterreinen kan een hogere bouwhoogte ten behoeve van grotere windturbines worden opgenomen tot maximaal 5 m;
    2. 2. de voorzieningen mogen binnen de aanduiding 'overige zone - windturbine uitgesloten' uitsluitend worden gebouwd indien deze niet of slechts in zeer beperkte mate zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of openbaar groen;
    3. 3. voorzieningen op een terrein dienen aan te sluiten bij de bestaande bebouwing en landschappelijk te worden ingepast;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in beperkte mate wordt aangepast, als de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, als de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk is voor de juiste realisering van het plan;
  6. f. de bestemmingsregels en toestaan dat een carport bij een woning wordt gebouwd;
  7. g. de bestemmingsregels voor de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  8. h. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  9. i. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. 3. (hoek)erkers over maximaal 2/3 van de gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

waarbij de bouwvlakgrens met maximaal 1,5 m wordt overschreden;

  1. j. de bestemmingsregels over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, waarbij de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet groter is dan 1,5 m;
  2. k. de bestemmingsregels over de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde zonder dak voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en toestaan dat er een laadpaal wordt geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m;
  3. l. de bestemmingsregels over de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
  4. m. de bestemmingsregels teneinde in woningen een kangoeroewoning toe te staan, met dien verstande dat:
    1. 1. de kangoeroewoning geen eigen woonadres krijgt;
    2. 2. per eengezinshuis maximaal één kangoeroewoning is toegestaan;
    3. 3. het geheel van de oorspronkelijke woning/kangoeroewoning past binnen de maatvoering van de woning zoals die is opgenomen in de bouwregels van het bestemmingsplan;
    4. 4. de voor de kangoeroewoning benodigde parkeervoorzieningen op eigen erf wordt gerealiseerd;
    5. 5. de woonoppervlakte van de kangoeroewoning maximaal 30% van de totale woonoppervlak bedraagt;
    6. 6. ten behoeve van de afwijking een ruimtelijke onderbouwing wordt ingediend waarin wordt toegelicht op welke manier aan bovenstaande eisen wordt voldaan;
    7. 7. de kangoeroewoning slechts wordt toegestaan onder de bij de omgevingsvergunning te stellen verplichting dat de aanvrager schriftelijk verklaart te voldoen aan bovenstaande voorwaarden.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Groen', 'Tuin' of 'Verkeer', mits:

  1. a. deze wijziging naar de bestemming 'Verkeer' uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen en dergelijke van wegen en paden;
  2. b. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de regels behorende bij de betreffende bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
  3. c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. aansluiting wordt gezocht bij de bestaande bebouwingsstructuur;
  5. e. de waterhuishouding niet wordt verstoord.

11.2 Afkoppelingsverplichting

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het opnemen van een aanduiding op de verbeelding waarvoor de volgende gebruiksregels kunnen gaan gelden:
    1. a. het is verboden een hemelwaterafvoerleiding aangesloten te houden op het openbaar vuilwaterriool;
    2. b. het is verboden om vrijkomende grondwater bij drainage op te pompen of op andere wijze te onttrekkingen;

met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere instructies kunnen geven ten aanzien van de wijze van afkoppeling;

  1. 2. De onder 11.2 onder 1 genoemde regels hebben geen betrekking op inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer en op de openbare weg;
  2. 3. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt rekening gehouden met het gemeentelijk rioleringsplan;
  3. 4. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid of met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag percelen uitsluiten van de onder 11.2 onder 1 genoemde verplichtingen tot afkoppelen indien van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater kan worden gevergd;
  4. 5. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval in de toelichting meegenomen:
    1. a. het leveren van bijstand bij afkoppeling door of vanwege de gemeente;
    2. b. de noodzaak van gedeeltelijke of gehele compensatie voor te verwachten gevolgen;
    3. c. een termijnstelling voor de afkoppeling;
  5. 6. Deze regels zijn gebaseerd op artikel 10.32a Wet milieubeheer. Met het oog op de verbrede reikwijdte van dit bestemmingsplan en de mogelijkheid om ook andere regels op te nemen met betrekking tot een goede fysieke leefomgeving is het overgangsrecht zoals opgenomen in Artikel 14 niet van toepassing op de verboden genoemd in lid 1.
  6. 7. Deze wijzigingsbevoegdheid treedt in de plaats van de Verordening afvoer hemelwater en grondwater.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

12.1 Procedure nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de onder a genoemde termijn wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking vermeld de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen binnen de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders brengen de indieners van een zienswijze op de hoogte van de beslissing over de zienswijze.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Parkeer, laad- en losruimte

13.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

14.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Muldersweg II".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de woningbouwontwikkeling Muldersweg fase 2. Het woonuitbreidingsgebied 'Muldersveld' in het noorden van de kern Oudleusen is nagenoeg volgebouwd. De gemeente Dalfsen ontwikkelt grond direct grenzend aan het gebied Muldersveld tot een nieuw woningbouwgebied.

Op 30 mei 2016 heeft de gemeenteraad van Dalfsen reeds de 1e fase van deze woningbouwontwikkeling in gang gezet, middels de vaststelling van het bestemmingsplan "Muldersweg". Deze 1e fase is nu bijna vol gebouwd en daarom wil de gemeente nu de 2e fase van deze woningbouwontwikkeling uitrollen. Er is momenteel namelijk een grote vraag naar woningen in de gemeente Dalfsen. Deze woningbouwontwikkeling is beoogd ten noorden van fase 1. Het plangebied biedt ruimte aan het realiseren van maximaal 24 grondgebonden woningen met variatie in rijwoningen, vrijstaande woningen en twee-onder-één-kappers.

De voorgenomen ontwikkeling is in strijd met het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" (vastgesteld op 24 juni 2013) en daarop volgende relevante verzamelplannen. Met een herziening van het vigerende bestemmingsplan kan de beoogde ontwikkeling mogelijk worden gemaakt.

Dit bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch-planologische kaders om het voornemen te kunnen realiseren. Deze toelichting toont aan dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van de kern Oudleusen. Kadastraal staat het plangebied bekend als gemeente Dalfsen, sectie R, nummer 1837. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.

In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven ten opzichte de kern Oudleusen (rode ster) en ten opzichte van de directe omgeving (rode omlijning).

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.OMulderswegII-vs01_0001.png"
Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied (Bron: PDOK)

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Muldersweg II" bestaat uit de volgende stukken:

  • toelichting en bijbehorende bijlagen;
  • verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0148.OMulderswegII-vs01;
  • regels en bijbehorende bijlage.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en bouwwerken aangegeven. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van de onderzoeken en de beschrijving van de planopzet zijn vermeld.

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

1.4.1 Algemeen

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen “Buitengebied Dalfsen”, “4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen” en “Chw bestemmingsplan 5e verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen”. De vorenstaande plannen zijn vastgesteld door de raad van de gemeente Dalfsen op respectievelijk 24 juni 2013, 22 september 2014 en 17 juni 2019.

In afbeelding 1.2 is een uitsnede van het geldende planologische regime opgenomen, het plangebied is hierin indicatief aangegeven met de rode onderbroken omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.OMulderswegII-vs01_0002.png"
Afbeelding 1.2: Uitsnede verbeelding geldende planologisch regime (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

1.4.2 Beschrijving bestemmingen

Op basis van het bestemmingsplan “Buitengebied Dalfsen” heeft het plangebied de enkelbestemming 'Agrarisch'. Gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn onder meer bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, een bed & breakfast, extensieve dagrecreatie en het behoud van natuur en landschapswaarden inclusief de bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

Met de vaststelling van het van het bestemmingsplan “Chw bestemmingsplan 5e verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen” kent het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 7'. De voor 'Waarde – Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

1.4.3 Strijdigheid

De voorgenomen woningbouwontwikkeling is niet in overeenstemming met het bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen" en de daarin voor het plangebied opgenomen bestemming. Er is daarom een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan zal het hiervoor aangegeven bestemmingsplan (voor wat betreft het plangebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft) en de daarin opgenomen bestemmingen komen te vervallen en worden vervangen door nieuwe bestemmingen.

1.5 Opbouw Toelichting

Het beleidskader in algemene zin is opgenomen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op alle onderzoeksaspecten. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op de regels gegeven. Een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid is beschreven in hoofdstuk 6. De maatschappelijke uitvoerbaarheid komt aan de orde in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

2.2 Water

2.2.1 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.

Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost.

2.2.2 Nationaal Waterplan 2

Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het plan is een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Uitgangspunt is het streven naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.

2.2.3 Waterbeleid 21e eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen
die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

In de waterparagraaf (zie paragraaf 3.2.14) wordt ingegaan op de wateraspecten.

2.2.4 Waterschapsbeleid

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het waterschap heeft een Keurverordening waarin haar waterstaatkundige belangen worden beschermd. Het waterschap adviseert de gemeente Dalfsen binnen de Watertoets procedure over de invloed van ruimtelijke inrichtingsplannen op het watersysteem en omgekeerd. De uitgangspunten van het Waterschap Drents Overijsselse Delta zijn in de waterparagraaf (zie paragraaf 3.2.14) meegenomen.

2.3 Natuur

2.3.1 Vogel- en Habitatrichtlijn

Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Het Natura 2000-netwerk dient ter bescherming van zowel de gebieden (natuurlijke habitatten) als wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitatten. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast was het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet. Per 1 januari 2017 is deze wetgeving opgenomen in de Wet Natuurbescherming.

2.3.2 Wet natuurbescherming

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

2.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.

Welke natuurgebieden vallen onder het Natuurnetwerk Nederland?

In het Natuurnetwerk Nederland liggen:

  • bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken;
  • gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd;
  • landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
  • ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee;
  • alle Natura 2000-gebieden.

Binnen de provincie Overijssel heeft de begrenzing van deze gebieden op perceelsniveau vastgelegd in de provinciale Omgevingsvisie. De bescherming is geregeld in de provinciale Omgevingsverordening Overijssel.

Paragraaf 3.2.5 gaat in op de voor het plangebied relevante natuuraspecten.

2.4 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie- en de daarbij behorende verordening Overijssel. Op 12 april 2017 zijn de nieuwe omgevingsvisie- en verordening door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden. De geactualiseerde omgevingsvisie en omgevingsverordening zijn op 26 september 2018 vastgesteld.

2.4.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel, Beken kleur

De Omgevingsvisieis het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuze waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
  • versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit.
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur door multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel boven- als ondergronds), hergebruik en herbestemming van vrijkomend vastgoed (in stedelijk en landelijk gebied) en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

2.4.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.

Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

Afbeelding 2.1 geeft dit schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.OMulderswegII-vs01_0003.png"
Afbeelding 2.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Hierna worden de lagen nader toegelicht.

Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in ons handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen.

In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

Waar - ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voordat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging t.a.v. functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe - gebiedskenmerken

Tenslotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

2.4.3 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Wanneer het concrete initiatief wordt getoetst aan de Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

2.4.4 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor de onderwerpen waarvoor de provincie hecht aan de juridische borging van de doorwerking van het Omgevingsvisiebeleid.

In dit geval zijn bij de afweging onder andere de artikelen 2.1.3 en 2.2.2 van belang. Op de betreffende artikelen wordt hierna nader ingegaan.

Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  1. 1. dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  2. 2. dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “bestaand bebouwd gebied” nader gedefinieerd als: de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro.

Toetsing van het initiatief aan Artikel 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik)

De ontwikkeling vindt plaats op een uitbreidingslocatie van de kern Oudleusen. In 2.1.2.2 is reeds aangetoond dat het initiatief voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het plangebied voorziet in het realiseren van woningbouw in de kern Oudleusen voor de komende jaren. Het gaat hierbij om maximaal 24 grondgebonden woningen. Binnen het bestaand bebouwd gebied van de kern Oudleusen is hiervoor geen ruimte aanwezig. Het plangebied is aangewezen als toekomstig woongebied. In verband hiermee is dit bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 2.1.3 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen

  1. 1. Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
  2. 2. De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

Toetsing van het initiatief aan Artikel 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen)

In 2.1.2.2 is reeds aangetoond dat het initiatief voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 2.5 en paragraaf 2.6.2 van deze toelichting vindt de toetsing aan het regionale en gemeentelijke woonbeleid plaats. Hierbij wordt ingegaan op de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte, waarbij wordt aangetoond dat behoefte is aan de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

De gemeentelijke woonvisie is onder andere voortgekomen uit provinciaal en regionale afspraken, waardoor de ontwikkeling eveneens past binnen de behoefte in de regio en de provincie.

Geconcludeerd wordt dat het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 2.2.2 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

2.4.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

De ruimtelijke ontwikkeling in dit bestemmingsplan, is in overeenstemming met het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie Overijssel en de Omgevingsverordening Overijssel.

2.5 Regionaal Beleid

2.5.1 Woonagenda West-Overijssel 2021-2025

2.6 Gemeentelijk Beleid

2.6.1 Omgevingsvisie Dalfsen

2.6.2 Woonvisie gemeente Dalfsen 2019 - 2024

2.6.3 Externe veiligheidsvisie gemeente Dalfsen

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Beschrijving Van De Huidige Situatie

3.1.1 Dalfsen

Oudleusen dateert reeds van voor de Gouden Eeuw. De naam Leusen is door de eeuwen heen overigens op verschillende manieren geschreven. Zo kennen we onder andere Lusne (1313), Loesen (1322), Luessen (1485) en Oltleusen (1655). De naam is waarschijnlijk afgeleid van Loessen-Loessen = houtessen. Nu kennen we nog Leusener es en Hout es. Essen zijn de bouwlanden rondom het dorp die jaarlijks werden opgehoogd met de mestplaggen uit de potstallen. In het Oudleuser buitengebied is het prachtig glooiende landschap daar nog een overblijfsel van. Het eerste bruikbare op schrift gestelde gegeven over Oudleusen is een aantekening uit het bederegister (belastingoverzicht) uit 1490. Vanaf de negentiende eeuw heeft Oudleusen zich ontwikkeld tot een hechte gemeenschap dat onder andere in 1967 leidde tot de bouw van het Ontmoetingscentrum De Wiekelaar. In 1989 werd bij dit centrum een sporthal gebouwd.

Aan de zuidzijde van Oudleusen loopt de Hessenweg, een zeer oude handelsroute, die zijn naam dankt aan handelaren uit het Duitse Hessen. Waar eens zwaar bespannen wagens met hun koopwaar naar het rijke westen van Nederland trokken, daar rijden nu dagelijks talrijke auto's en vrachtwagens. Het alleroudste deel van Oudleusen is het gebied rondom de straat met de naam "Om de Landskroon". Deze straat is vernoemd naar herberg De Landscroon waar eeuwen geleden marktvergaderingen werden gehouden. Van de herberg is helaas niets meer over. Op de plaats waar de herberg gestaan heeft, staat nu een boerderij die als herinnering de naam Landskroon heeft.

3.1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van de kern Oudleusen. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Muldersweg. Aan de noord- en westzijde grenzen agrarische (cultuur)gronden. De westzijde met agrarische grond is tevens aangewezen voor een evenemententerrein. Aan de zuidzijde liggen de woningen van de 1e fase. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Dalfsen, sectie R, nummer 1837. Het plangebied met de geplande woningbouwontwikkeling in voorliggende plan heeft de naam "bestemmingsplan Muldersweg II" gekregen.

In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als agrarische grond (weide). In afbeelding 3.1 is een luchtfoto van het plangebied in de directe omgeving opgenomen. Het plangebied is indicatief aangegeven met de rode omlijning. Zichtbaar is dat op de gronden ten zuiden van het plangebied reeds woningbouwontwikkeling van Muldersweg fase 1 in aanbouw is. Afbeelding 3.2 toont een straatbeeld van de huidige situatie vanaf de Muldersweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.OMulderswegII-vs01_0010.png"
Afbeelding 3.1: Huidige situatie plangebied (Bron: topotijdreis)
afbeelding "i_NL.IMRO.0148.OMulderswegII-vs01_0011.png"
Afbeelding 3.2: Straatbeeld situatie plangebied vanaf de Muldersweg (Bron: Google streetview)

3.2 Onderzoeken

3.2.1 Algemeen

Voor de beoordeling van het plan moet worden gekeken naar de mate waarin de omgeving, als gevolg van de uitwerking van dit plan, wordt belemmerd. Hierbij wordt gekeken naar de aspecten archeologie & cultuurhistorie, bodemkwaliteit, duurzaamheid, ecologie, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, milieuzonering, verkeerssituatie, water en Besluit milieueffectrapportage.

3.2.2 Archeologie & cultuurhistorie

3.2.3 Bodemkwaliteit

3.2.4 Duurzaamheid

3.2.5 Ecologie

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

In de Wet natuurbescherming wordt gesteld dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit betekent dat onderzocht moet worden of door de plannen bedreigende situaties ontstaan in de leefomgeving van, in of direct rond het gebied voorkomende flora en fauna. Het gaat hierbij om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.

In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedsbescherming en de soortenbescherming.

3.2.6 Externe veiligheid

3.2.7 Geluid

3.2.8 Luchtkwaliteit

3.2.9 Milieuzonering

3.2.10 Geur

3.2.11 Lichthinder

Op het naastgelegen recreatieterrein zijn kleinschalige lichtmasten aanwezig. Deze worden incidenteel gebruikt om de velden te verlichten. De lichtmasten zijn relatief klein en kleinere omvang dan een reguliere buitensportvereniging met bijvoorbeeld voetbalvelden. Het gebruik van de velden is bovendien vele malen minder dan bij reguliere sportvelden. In het Activiteitenbesluit zijn daarnaast geen normen met betrekking tot lichthinder opgenomen. Verder zijn in artikel 3.148 van het Activiteitenbesluit de tijden opgenomen waarop sportverlichting uitgeschakeld dient te zijn (tussen 23.00 en 07.00 uur). De verlichting dient daarnaast direct na beëindiging van de sport- en/of onderhoudsactiviteiten uit te worden geschakeld. Door deze regels uit het Activiteitenbesluit zal geen lichthinder ten gevolge van veldverlichting in de nachtperiode optreden, aangezien de verlichting dan uitgeschakeld dient te zijn. Geconculdeerd wordt dat de lichtmasten niet voor onevenredige hinder zorgen bij de woningen. Het aspect lichthinder vormt geen belemmering.

3.2.12 Politiekeurmerk Veilig Wonen

3.2.13 Verkeerssituatie

3.2.14 Water

In deze paragraaf wordt het waterbeleid voor verschillende schaalniveaus beschreven. Tot slot wordt ingegaan op de invloed van het project op de waterhuishouding.

3.2.15 Besluit milieueffectrapportage

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Voortzetting Landschapsstructuur

De ruimtelijke structuur in het plangebied is ontleend aan de gehanteerde structuur zoals deze is gebruikt in de woonwijk Muldersveld die ten zuiden ligt van het plangebied. Deze structuur heeft zich weer ontleend aan de typische kenmerken van het oorspronkelijke gebied, dat tot voor kort een agrarische functie heeft gehad. Deze typische kenmerken zijn: ontginningslandschap, openheid, lange zichtlijnen en ruimte voor groen.

4.2 Stedenbouwkundige Opzet

De gemeente heeft in voor het oorspronkelijke plan (totale woningbouwontwikkeling en een evenemententerrein) in totaal 3,1 hectare aan de noordrand aan de zijde van de Muldersweg aangekocht. Hiervan is reeds 1 hectare ingericht voor een evenemententerrein. Het was de bedoeling om de rest van het perceel ter grootte van 2,1 hectare te gaan inrichten als het nieuwe woongebied (woningen, wegen, parkeerplaatsen, groen en wadi’s voor waterberging). In dit woongebied zouden dan circa 40 woningen worden gebouwd. Uit onderzoek bleek dat het aantal 40 woningen destijds te groot was. De 1e fase van 20 woningen is inmiddels bijna volgebouwd en er is concrete behoefte naar meer woningen. Daarom wordt nu de 2e fase uitgerold met 24 woningen.

Bij de inrichting van het gebied zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het woongebied wordt ontsloten op de Muldersweg;
  • er is aandacht voor duurzaamheid: de oriëntatie van de woningen wordt Noord-Zuid, zodat open en gesloten gevels toegepast kunnen worden en een optimale ligging voor de toepassing van zonnepanelen ontstaat;
  • er wordt aangesloten op de bestaande structuren van de aangrenzende bestaande bebouwing, wegen en het bestaande landschap en groen. Dat wil zeggen, de rechtlijnige verkaveling en slotenpatronen die er van oudsher zijn, typisch van de ontginningen, het open karakter van de plek, de groenstructuur uit de onderliggende wijk, de rooilijnen en wegen uit de bestaande wijk;
  • het is een afronding van het dorp aan de noordrand, een verdere uitbreiding richting het noorden is niet direct aan de orde;
  • woningtypen zoals vrijstaande, twee-onder-één-kap en rijwoningen kunnen naast elkaar en afwisselend worden gebouwd. Bij de uitgifte worden kavels voor verschillende type woningen worden aangeboden. Vooraf ligt niet vast welk type waar komt.

Op basis van deze uitgangspunten is een stedenbouwkundig model ontwikkeld. Dit model is gebaseerd op een woonuitbreidingsgebied voor fase 1 en fase 2. In het model zijn de woningen allen georiënteerd op de wegen in het plangebied. Het kleur- en materiaalgebruik van de woningen wordt afgestemd op de omgeving, hierdoor voegt de nieuwe bebouwing zich in het omgevingsbeeld. Het bestemmingsplan is flexibel, zodat afhankelijk van de woningvraag, vrijstaande, twee-onder-één-kap of rijen woningen kunnen worden uitgewisseld.

Op basis van het stedenbouwkundig plan worden er voor 50% vrije sector kavels en voor 50% sociale woningbouwkavels uitgegeven. Er is op dit moment met name behoefte aan het realiseren van betaalbare huur- en koopwoningen. In het stedenbouwkundig plan zijn 12 vrije sector en 12 sociale woningen opgenomen. Mocht in de toekomst desondanks blijken dat hieraan geen behoefte is in Oudleusen, dan wordt het plangebied herverkaveld. Voorliggend bestemmingsplan Muldersweg II biedt hiervoor de mogelijkheden.

In afbeelding 4.1 is een uitsnede uit de beoogde stedenbouwkundige opzet opgenomen. Het plangebied is hierop indicatief aangeduid met de rode omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.OMulderswegII-vs01_0016.png"
Afbeelding 4.1: Stedenbouwkundige opzet plangebied

4.3 Beeldkwaliteit

De ambitie voor ruimtelijke kwaliteit voor het hele gebied is vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan. Hiervoor wordt ook verwezen naar Bijlage 9 bij deze toelichting. In dit document staat aangegeven aan welke kwaliteitseisen de gebouwen en de omgeving moeten voldoen. Om tot een hoge ruimtelijke beeldkwaliteit te komen is een goede afstemming tussen het stedenbouwkundige plan, de vormgeving van de gebouwen en de inrichting van de openbare ruimte onontbeerlijk.

Het beeldkwaliteitsplan dient als instrument om de gewenste kwaliteit tot stand te brengen en is het beoordelingskader voor de gewenste beeldkwaliteit van openbare ruimte en bebouwing. Het beeldkwaliteitsplan heeft drie hoofdfuncties:

  1. 1. het is een inspiratiebron voor ontwerpers voor de kwaliteit van de openbare ruimte en de kwaliteit van de bebouwing;
  2. 2. het vormt het kader voor de stadsbouwmeester die beoordeeld of een bouwplan voldoet aan de 'redelijke eisen van welstand';
  3. 3. vervangt voor het plangebied het voorheen geldende welstandsbeleid uit de Welstandsnota Gemeente Dalfsen 2014. Het beeldkwaliteitsplan en de bestemmingsplanregels, inclusief de opgenomen afwijkingsbevoegdheden, zijn goed op elkaar afgestemd. Dit om ruimte te bieden aan kwaliteitsinitiatieven en de gewenste ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 9) maakt onderdeel uit van deze toelichting alsook van de regels. Het vervangt voor het plangebied de gebiedsgerichte criteria uit de welstandsnota. Voor zover het beeldkwaliteitsplan hierin niet voorziet, gelden de criteria uit de welstandsnota.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

5.1.1 Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

5.1.2 Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in onder andere:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
  • Nadere eisen: nadere eisen die burgemeester en wethouders kunnen stellen;
  • Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn;
  • Afwijken van de bouw- en gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouw- en gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: voor welke werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk: voor het slopen van een bouwwerk is een omgevingsvergunning nodig.

In paragraaf 5.2 wordt de bestemming nader toegelicht.

5.1.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 staan de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Anti-dubbeltelregel (Artikel 7)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Algemene bouwregels (Artikel 8)
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Deze regels gaan in op de isolatie van gebouwen en het bouwen met een lagere EPC-norm. In het kader van isolatiemaatregelen van gebouwen en het bouwen met een lagere EPC-norm kan in ondergeschikte mate afgeweken worden van de geldende bouwregels.

Algemene gebruiksregels (Artikel 9)
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming helder en duidelijk moet zijn.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 10)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 11)
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om onder voorwaarden het bestemmingsplan te wijzigen.

Algemene procedureregels (Artikel 12)
In dit artikel worden procedureregels voor het stellen van een nadere eis beschreven.

Overige regels (Artikel 13)
In dit artikel wordt aangegeven dat de wettelijke bepalingen waar in de regels naar verwezen wordt van toepassing zijn op het moment van vaststelling van dit plan. In dit artikel zijn onder meer regels omtrent de parkeer, laad- en losruimte opgenomen.

5.1.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.2 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk gemaakt worden en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

Groen (Artikel 3)

De openbare ruimte die in principe niet worden ingericht voor verkeersvoorzieningen zijn bestemd als 'Groen'. Deze bestemming is bedoeld voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ook zijn nutsvoorzieningen, evenementen, een ontsluiting voor het autoverkeer ter plaatse van de aanduiding ´ontsluiting´ toegestaan. Eén en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.

Tuin (Artikel 4)

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de voortuinen behorende bij de in het plangebied voorkomende woningen. Deze bestemming is bedoeld voor tuin en hoort bij de gebouwen die op de aangrenzende gronden liggen, met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven en parkeervoorzieningen.

Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen deze bestemming worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 1 meter.


Verkeer (Artikel 5)

De wegen binnen het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer' . Binnen deze bestemming zijn wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, evenement, standplaats en nutsvoorzieningen toegestaan.

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Wonen (Artikel 6)

De woonpercelen zijn, met uitzondering van de voortuinen, bestemd tot 'Wonen'. Deze bestemming is bedoeld voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep, de waterhuishouding, cultuurhistorische waarden, daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

Qua bouwregels is binnen de bestemming onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Uit woningmarkt onderzoek blijkt dat er voldoende vraag is naar het bouwprogramma. De bouwopgave voorziet in een lokale behoefte. Met dit bouwprogramma is de doorstroming op de lokale woningmarkt gediend. De verwachting is dat mensen bestaande koopwoningen en huurwoningen in de kern Oudleusen verkopen dan wel verlaten en verhuizen naar woningen in dit plangebied.

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek moet worden uitgevoerd naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Alle voor de ontwikkelingen benodigde gronden zijn in eigendom van de gemeente. Bij de realisatie van dit bestemmingsplan wordt het kostenverhaal en het stellen van locatie-eisen geregeld door middel van eigen regie door de gemeente. De realisatie van dit plan wordt gedekt vanuit de gemeentelijke grondexploitatie en is sluitend. Daarom hoeft het kostenverhaal niet via derden geregeld te worden. De economische uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen

7.1 Vooroverleg

Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. In deze fase heeft het Overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van rijk en provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsgevonden.

Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan schaadt geen nationale belangen. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

De provincie

In het kader van wettelijk vooroverleg is het (voor)ontwerpbestemmingsplan naar de provincie Overijssel toegezonden. De provincie heeft aangegeven dat dit bestemmingsplan past in ons provinciale ruimtelijk beleid. Het ambtelijk vooroverleg met de provincie (uit het Bro) is hiermee afgerond.

Het waterschap

In het kader van de normale procedure is het (voor)ontwerpbestemmingsplan naar het waterschap Drents Overijsselse Delta toegezonden. Het waterschap heeft hiertoe een uitgangspuntennotitie opgesteld. Deze notitie is verwerkt in het plan.

7.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Oorspronkelijk was het de bedoeling om het plangebied van de 1e en 2e fase van de woningbouwontwikkeling Muldersweg in één bestemmingsplan op te nemen. In samenspraak met inwoners en vertegenwoordigers van stichtingen en verenigingen uit Oudleusen is destijds een stedenbouwkundige opzet ontwikkeld. In de plaatselijke dag- en weekbladen en via de website van de gemeente is dit destijds bekend gemaakt dat de mogelijkheid wordt geboden om mee te denken over de stedenbouwkundige invulling. De resultaten van de informatieavond van 9 oktober 2014 en de stemronde van 4 december 2014 hebben ook in de plaatselijke dag- en weekbladen en op de website van de gemeente gestaan. Burgers en maatschappelijke organisaties zijn op deze wijze verschillende keren geïnformeerd over c.q. betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan.

De omwonenden, het bestuur van Plaatselijk Belang Oudleusen en andere belanghebbenden zijn geïnformeerd over het feit dat de gemeente bezig gaat met het opstellen van het bestemmingsplan Muldersweg II en een bijbehorend stedenbouwkundig plan en dat de gemeente niet opnieuw een participatietraject gaat volgen, omdat dat in 2014 al uitgebreid is gebeurd. Het stedenbouwkundig plan is ook ter informatie toegezonden aan deze stakeholders.

Omdat de verschillende partijen via participatie actief zijn betrokken bij de planvorming is afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 17 augustus 2022 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Bestemmingsplan Muldersweg

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan bestemmingsplan Muldersweg

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2 Stikstofonderzoek

Bijlage 2 Stikstofonderzoek

Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 3 Quickscan flora en fauna

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Evenemententerrein

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek evenemententerrein

Bijlage 6 Geuronderzoek

Bijlage 6 Geuronderzoek

Bijlage 7 Watertoetsresultaat

Bijlage 7 Watertoetsresultaat

Bijlage 8 Uitgangspuntennotitie Waterschap

Bijlage 8 Uitgangspuntennotitie Waterschap

Bijlage 9 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 9 Beeldkwaliteitsplan