Bestemmingsplan recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen
Bestemmingsplan - Dalfsen
Vastgesteld op 01-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen van de gemeente Dalfsen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0148.RterwngDlfs-vs02 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanhuisverbonden beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Voorbeelden zijn: arts, tandarts, fysiotherapeut, advocaat, architect, notaris, accountant, makelaar, verzekeringsagent of geestelijk verzorger;
1.6 aanpijling
een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.8 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.9 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de recreatiebungalows recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.13 bestaand
Met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden via een omgevingsvergunning.
Met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan via een omgevingsvergunning.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.16 bijbehorend bouwwerk
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 centrale voorzieningen
samengebrachte faciliteiten behorend bij en gericht op het ondersteunen en versterken van de hoofdfunctie;
1.25 dak
iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 duurzame recreatiewoning
een recreatiewoning uitgevoerd met een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) volgens NEN 7120 van ten hoogste 0,2;
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.30 horeca(bedrijf)
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
- a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
- b. het verstrekken van nachtverblijf;
- c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.
Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;
1.31 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.32 maaiveld
de gemiddelde hoogte van het terrein grenzende aan de gevels;
1.33 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.34 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.35 onderkomens
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.36 peil
- 1. de kruin van de dichtstbij gelegen weg, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 10 m of minder van die weg;
- 2. de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende maaiveld, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen op een afstand van meer dan 10 m van de dichtstbij gelegen weg;
- 3. indien het bepaalde onder 1 of 2 niet voldoende concreet is te bepalen, het door of namens burgemeester en wethouders aan te geven peil;
1.37 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.38 plankaart
- a. de analoge verbeelding van het Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen, bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.0148.RterwngDlfs-vs02;
- b. de digitale verbeelding van het Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen;
1.39 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.40 recreatiewoning
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.41 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42 stacaravan
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.43 trekkershut
een gebouw van eenvoudige constructie, niet voorzien van sanitair, dat bestemd is voor kortdurend recreatief woonverblijf van passanten;
1.44 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.45 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.46 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.47 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- c. de waterhuishouding;
- d. de extensieve recreatie (voet-, fiets- en/of ruiterpaden en parkeergelegenheid);
- e. het behoud, de bescherming en/of herstel van de landschappelijke waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen (houtwallen, -singels en bosjes);
- f. nutsvoorzieningen;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, parkeer-, groen-, en overige voorzieningen - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en agrarische cultuurgronden.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Horeca
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie 1 tot en met 2 van de Horecalijst die als Bijlage 2 bij deze regels is gevoegd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3', mede een horecabedrijf in categorie 1 tot en met 3 van de Horecalijst die als Bijlage 2 bij deze regels is gevoegd;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor parkeren;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, terrassen, parkeer-, waterhuishoudkundige-, sport-, spel- en groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Recreatie - Recreatiebedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiebedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een recreatiebedrijf, waarbij door middel van bedrijfsmatige exploitatie verblijfsrecreatie plaatsvindt in recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten, caravans en andere mobiele kampeermiddelen, zoals tenten, campers en vouwwagens en waarbij geldt dat per bestemmingsvlak niet meer dan één recreatiebedrijf is toegestaan;
- b. het als centrale voorziening uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie en ondergeschikte en daarbijbehorende:
- 1. detailhandel;
- 2. dienstverlening;
- 3. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie 1 tot en met 2 van de Horecalijst die als Bijlage 2 bij deze regels is gevoegd;
- c. landschappelijke inpassing;
- d. nutsvoorzieningen;
met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daaronder begrepen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, wegen, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen, sport- en spelvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Recreatie - Recreatiebedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning, met dien verstande dat permanente bewoning op grond van een objectgebonden gedoogbeschikking zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Lijst van permanente bewoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - permanente bewoning';
- b. het gebruik van de gronden voor daar voorkomende bestemming(en) zonder de aanleg en instandhouding van bomen en andere beplantingen, zoals aangegeven in Bijlage 1Beeldkwaliteitsplan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Recreatie - Recreatiewoningenterrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoningenterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in recreatiewoningen;
- b. bos;
- c. bestaand infrastructurele voorzieningen;
- d. landschappelijke inpassing;
- e. nutsvoorzieningen;
waarbij geldt dat buiten de bouwvlakken de functie bos van primaire betekenis is;
met daarbijbehorende:
gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen -, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, wegen, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Recreatie - Recreatiewoningenterrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen
6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van
- a. het bepaalde in 6.2.1 onder a en toestaan dat (een deel van) het hoofdgebouw buiten het bouwvlak gerealiseerd mag worden, met dien verstande dat:
- 1. de afstand tot het bouwvlak niet meer dan 20 meter mag bedragen;
- 2. de afstand tot de afschermende beplanting minimaal 2 meter bedraagt;
- 3. het bepaalde in 6.2.1en6.2.2 onverkort van toepassing blijft;
- 4. door middel van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inpassingsplan wordt aangetoond dat de landschappelijke en natuurlijke waarden worden versterkt conform Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan;
- b. het bepaalde in6.2.1 ten behoeve van een duurzame recreatiewoning met een inhoud van 330 m3.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning, met dien verstande dat:
- 1. permanente bewoning op grond van een objectgebonden gedoogbeschikking zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Lijst van permanente bewoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - permanente bewoning';
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' het bepaalde in 19.5 van toepassing is;
- b. het gebruik van de gronden voor daar voorkomende bestemming(en) zonder de aanleg en instandhouding van bomen en andere beplantingen, zoals aangegeven in Bijlage 1Beeldkwaliteitsplan
Artikel 7 Sport
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
- b. ondergeschikte en daarbijbehorende horeca en sauna;
met daarbijbehorende gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen -, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, paden, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.3 Nadere eisen
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer,
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en groenvoorzieningen
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep;
- b. de waterhuishouding;
- c. cultuurhistorische waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' een kleinschalig kampeerterrein is toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' een hoveniersbedrijf is toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' voor het behoud van het monument;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
9.3 Nadere eisen
9.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de instandhouding van de (primaire) waterkering.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2 en worden toegestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten bouwwerken worden gebouwd, mits het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens op een verzoek om afwijking te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de dijkbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de hoogwaterscherming;
- b. de waterhuishouding;
- c. het bergen en afvoeren van overtollig water ten behoeve van verruiming van de bergings- en afvoercapaciteit van één of meer watersystemen;
- d. de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
- e. uiterwaarden;
- f. verkeer te water;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan;
11.4 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Afwijkende maatvoering
In afwijking van de in de regels vermelde:
- a. maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering bestaand aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd;
- b. minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering bestaand aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd.
13.2 Parkeren
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat per gebouw moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Strijdig gebruik
14.2 Strafbepaling
Overtreding van het verbod gesteld in 14.1.1 wordt hierbij aangemerkt als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
15.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 16 Algemene Procedureregels
16.1 Nadere eis
Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 17 Overige Regels
17.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht Bouwwerken
18.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
18.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
18.3 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 19 Overgangsrecht Gebruik
19.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
19.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
19.3 Verbod
Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
19.4 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
19.5 Persoonsgebonden overgangsrecht
- a. In aanvulling op het bepaalde in artikel 6.5, onder a en artikel 19 is permanente bewoning van de recreatiewoning Rosengaardeweg 47 door de heer J.H. Scholten en/of mevrouw J. Scholten-Orellanes toegestaan.
- b. Het persoonsgebonden overgangsrecht kan niet worden overgedragen aan of overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon.
- c. Het persoonsgebonden overgangsrecht is uitsluitend van toepassing op de huidige locatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht'.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het 'Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen'.
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. 1 september 2014.
Voorzitter,
Griffier,
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Horecalijst
CATEGORIE 1:
zijn vormen van horeca:
- 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede alcoholvrije dranken wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie of een crêperie;
- 2. die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een maatschappelijke/sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals kerkelijke centra.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, afval op straat.
CATEGORIE 2:
zijn vormen van horeca:
- 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) van de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak;
- 2. waarin hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Voorbeelden zijn een café, bar, eetcafé, pub of een café-restaurant;
- 3. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension;
- 4. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders, zoals pizzeria's of (afhaal)restaurants.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat, afvalopslag.
CATEGORIE 3:
zijn vormen van horeca:
waar zaalaccommodatie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van het organiseren van bijeenkomsten, partijen en muziekavonden, en waar als nevenactiviteit wordt voorzien in het verstrekken van etenswaren en al dan niet alcoholhoudende dranken.
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers.
CATEGORIE 4
zijn vormen van horeca;
zoals een discotheek en een dancing met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m².
Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrichting, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers, openbare orde problemen.
Bijlage 3 Lijst Van Permanente Bewoning
Hoofdstuk 1 Een Nieuw Bestemmingsplan Voor De Campings En Huisjesterreinen In Dalfsen
1.1 Bestemmingsplannen Zijn Verouderd En Toe Aan Actualisatie
De bestemmingsplannen voor de verblijfsrecreatieve terreinen in de gemeente Dalfsen zijn momenteel geregeld in een groot aantal bestemmingsplannen per terrein of cluster van terreinen. Deze bestemmingsplannen zijn verouderd. De regelingen sluiten niet meer aan bij de wensen voor flexibiliteit van de ondernemers en gemeente. Voor deze plannen geldt een wettelijke actualiseringsplicht.
De gemeenteraad heeft besloten deze herziening in twee delen uit te voeren. Voor het terrein met recreatiewoningen aan de Rosengaardeweg is vooruitlopend op de andere terreinen een eigen bestemmingsplan gemaakt vanwege de specifieke problematiek met permanente bewoning.
In dit bestemmingsplan worden alle recreatiewoningen opgenomen die meer geconcentreerd in het buitengebied liggen, dus ook de recreatiewoningen aan de Rosengaardeweg. Een enkele verspreid liggende recreatiewoning en kleine camping in het buitengebied wordt in het Bestemmingsplan Buitengebied meegenomen. Ook wordt een aantal recreatieterreinen en horecabedrijven meegenomen.
In haar Nota Kampeerbeleid 2011 verwoordt de gemeente haar nieuwe beleid voor de kampeerterreinen. Een belangrijk onderdeel van dit nieuwe beleid is de flexibilisering. Bestemmingsplannen bieden de ondernemer meer ruimte om naar eigen inzicht het terrein in te richten. Zo wordt bijvoorbeeld het maximum aantal en type standplaatsen vrijgelaten. Het doel van deze regeling is een kwaliteitsverbetering van het aanbod dat beter aansluit bij de markt tot stand te brengen. Daarom heeft de gemeente ook een beeldkwaliteitsplan bij dit bestemmingsplan opgesteld en worden eisen gesteld aan de bebouwing op de terreinen en de randbeplanting om de terreinen heen. Zo kan ook de ruimtelijke kwaliteit van de terreinen verbeterd worden. Aantrekkelijke campings trekken meer gasten en zijn daarmee goed voor de lokale economie en werkgelegenheid.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied bestaat uit tien verblijfsrecreatieve terreinen. Het gaat om de volgende terreinen:
- Buitenplaats Gerner
- Camping Starnbosch
- Recreatiewoningenterrein Bosrandweg
- Camping de Stuw
- Vechtdalcamping het Tolhuis
- de Wildbaan
- de Stokte
- Recreatiewoningen Hessum/Bosweg (camping Madrid)
- Recreatiewoningenterrein Vlierhoek (Hammerweg)
- Nierveer
- Immenhorst en Moezenbeltweg
- Mooirivier
- Rozengaarderweg
- Camping Heidepark
- Camping de Rietkraag
Op deze manier beschikken alle campings in de gemeente Dalfsen gelijktijdig over meer flexibele regels voor de inrichting van het terrein.
1.3 Opbouw Van Het Bestemmingsplan
Het "Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding ID plannr. NL.IMRO.0148.RterwngDlfs-vs02;
- planregels.
Op de verbeelding is de bestemming van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan veilig te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin het aan het plan ten grondslag liggende onderzoek en een planbeschrijving zijn opgenomen.
Hoofdstuk 2 van deze toelichting gaat in op de huidige en gewenste situatie voor de recreatieterreinen.
Hoofdstuk 3 beschrijft het relevante ruimtelijk beleid en hoofdstuk 4 gaat in op de onderzoeksresultaten (de natuur- en milieutoets). In hoofdstuk 5 wordt aangegeven hoe gemeente probeert de ruimtelijke kwaliteit op deze terreinen te vergroten.
In hoofdstuk 6 vindt u de planologische afweging, hoofdstuk 7 gaat in op de planopzet en de uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 8 wordt verslag gedaan van de inspraak- en overlegprocedure.
Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Beeld Van De Sector Nu
De terreinen die in dit bestemmingsplan bestaan voor een belangrijk deel uit gemengde terreinen: kamperen, vaste standplaatsen en recreatiewoningen op één terrein. Deze terreinen worden bedrijfsmatig geëxploiteerd (centrale verhuurorganisatie). Een ander deel van de terreinen bestaat uit enkel recreatiewoningen. Deze zijn vaak in particulier bezit. Hier vindt geen of nauwelijks verhuur plaats. Een deel van de recreatiewoningen wordt permanent bewoond.
Een aantal recreatieterreinen is verouderd. Hier kan een forse kwaliteitswinst worden geboekt. Op een deel van de terreinen heeft een (gedeeltelijke) modernisering plaatsgevonden. Een groot deel van de recreatiewoningen en vaste standplaatsen met stacaravans is in bezit bij of verhuurd aan individuele eigenaren of huurders van een seizoensplaats. De eigenaren van de terreinen hebben daarom beperkt invloed op de kwaliteit en uitstraling van het terrein en de standplaatsen.
Een deel van de terreinen beschikt over basisvoorzieningen zoals een receptie, een speelveld en sanitaire voorzieningen. Andere terreinen beschikken over meer voorzieningen, zoals een zwembad, horeca of wellnessfaciliteiten. Dit zijn de grotere, gemengde terreinen.
Een aantal terreinen met recreatiewoningen bestaat uit in het bos verscholen recreatiewoningen. Deze recreatiewoningen zijn in eigendom bij particuliere eigenaren. Hier vindt geen bedrijfsmatige exploitatie plaats. Een deel van deze recreatiewoningen is permanent bewoond.
De hierna volgende foto's geven een beeld van de huidige situatie op de terreinen.
Afbeelding 1: Stacaravans op het Tolhuis
Afbeelding 2: Overdekt zwembad op het Starnbosch
Afbeelding 3: Natuurlijke inrichting en streekeigen beplanting op het Starnbosch
Afbeelding 4: Speelvoorzieningen op het Tolhuis
Afbeelding 5: Luchtfoto Buitenplaats Gerner
Afbeelding 6: Luchtfoto recreatiewoningenterrein Vlierhoek aan de Hammerweg, huisjes verscholen in het bos.
Afbeelding 7: stacaravanveld op camping Madrid.
2.2 Wensen Van De Ondernemers
De wensen van de ondernemers met een bedrijfsmatig geëxploiteerd recreatieterrein zijn geïnventariseerd aan de hand van een veldbezoek en een persoonlijk gesprek met de eigenaar. In november en december 2011 zijn de terreinen bezocht en heeft een gesprek met de ondernemers plaatsgevonden over de specifieke wensen voor hun terrein. Hieruit kwam met name de wens voor een flexibelere regeling naar voren. Uit deze gesprekken kwamen de volgende breed gedragenopmerkingen en meer specifieke wensen naar voren:
- Eén bouwvlak voor de centrale voorzieningen ipv meerdere vlakken.
- Trend en wens bij gasten: ruimere standplaatsen en grotere (sta)caravans en chalets.
- Modernisering van en luxere/grotere recreatiewoningen.
- Mogelijkheid voor blokhutten/trekkershutten
- Mogelijkheid om hogere speeltoestellen te plaatsen (bv tot 15 meter) of een zwembad aan te leggen.
- Ruimte nodig voor ruimer, winterhard en moderner sanitair. Ook plaats van het sanitair op het terrein vrijlaten.
- Terreineigenaren zijn soms afhankelijk van de medewerking van de huurders of eigenaars van de individuele huisjes of stacaravans om de kwaliteit en uitstraling van het terrein te verbeteren.
- Horeca is soms alleen in gebruik voor eigen gasten, soms ook voor gasten van buiten.
2.3 Wensen Van De Gemeente
Een belangrijke wens van de gemeente is een kwaliteitsverbetering van de verblijfsrecreatieve terreinen. De gemeente Dalfsen kan door de aantrekkelijke omgeving en de ligging aan de Vecht meer gasten aantrekken dan nu het geval is.
Kwaliteitsverbetering van het product is daarom van belang. Denk daarbij aan luxere kampeer- en verblijfsvoorzieningen, luxer en ruimer sanitair en goede aanvullende (slechtweer)voorzieningen. De gemeente maakt daarom met dit bestemmingsplan meer ruimte en vrijheid binnen de terreinen mogelijk. Binnen een stevig en streekeigen groen casco krijgt de ondernemer vrijheid om het terrein naar eigen inzicht in te richten. Op de terreinen is ook ruimte voor zogenaamde 'experimenteerruimte' voor nieuwe vormen van verblijfsrecreatieve accommodaties.
Een ander punt waarop kwaliteitsverbetering gehaald kan worden is de uitstraling en inpassing van het bedrijf. Maar ook moderne en goed vormgegeven bebouwing en een groen casco met streekeigen beplanting dragen ook bij aan de verhoging van de kwaliteit van het terrein. Daarom stelt de gemeente ook een beeldkwaliteitsplan op bij dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in de Tweede Kamer behandelt. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen.
Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts dertien nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Eén van de nationale belangen is het bieden van ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en Faunasoorten.
Eén van de andere 13 belangen is de zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. De gemeente Dalfsen heeft met de eigenaren van de bedrijfsmatig geexploiteerde terreinen voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan overlegd over de wensen voor het nieuwe beleid en de wensen voor hun eigen recreatieterrein. Het bestemmingsplan volgt verder de in de gemeente Dalfsen gebruikelijke en wettelijk verplichte procedure. Het bestemmingsplan sluit inhoudelijk aan op eerder genomen besluiten en vastgesteld beleid van de gemeente.
Conclusie: dit bestemmingsplan voldoet aan nationaal belang nummer 13. Voor het overige is hier sprake van een conserverend bestemmingsplan. Nationale belangen zijn hier niet in het geding.
3.1.2 Besluit algemene regels ter bescherming van nationale ruimtelijke belangen
In het besluit zijn de regels gesteld om de nationale ruimtelijke belangen veilig te stellen. Er zijn regels in opgenomen voor de Ecologische Hoofdstructuur. In het Barro is bepaald dat de provincies de begrenzing en de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS vaststellen. In bestemmingsplannen mogen geen bestemmingen worden opgenomen die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden in die gebieden.
3.1.3 Bewoning recreatiewoningen
Regels voor omzetten recreatiebestemming naar woonbestemming
Op grond van de brief van Minister Dekker van VROM van 11 november 2003 hebben gemeenten de mogelijkheid het permanent bewonen van een recreatiewoning positief te bestemmen. Hierbij moet aan een viertal voorwaarden worden voldaan:
- 1. De woning moet op 31 oktober 2003 onrechtmatig worden bewoond, voor complexen geldt dat deze in overwegende mate onrechtmatig moeten worden bewoond.
- 2. De woning moet zijn gelegen buiten waardevolle en/of kwetsbare gebieden die als zodanig door Rijk, de provincie of de gemeente zijn aangewezen.
- 3. De woning moet voldoen aan het bouwbesluit voor reguliere woningen.
- 4. De bestemmingswijziging mag niet in strijd zijn met milieuwetgeving.
In dit verband is artikel 2.12.4 van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van belang: "Bestemmingsplannen voorzien niet in een wijziging van geldende bestemmingsplannen waarbij aan een recreatiewoning die op enig moment als zodanig is gebouwd, een woonbestemming wordt toegekend".
Een uitzondering kan worden gemaakt voor recreatiewoningen die op of vóór 31 oktober 2003 werden bewoond en sedertdien onafgebroken zijn bewoond, die voldoen aan het Bouwbesluit en relevante milieuwetgeving en die zijn gelegen in een stads- of dorpsrandgebied, voor zover niet gelegen in een gebied dat is aangewezen als EHS en Nationaal Landschap.
Intrekking wetsvoorstel Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen
Bij brief van 27 januari 2012 geeft de Minister aan dat ze het wetsvoorstel intrekt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft de gemeentes aangeschreven met het verzoek om beleidsregels vast te stellen en daarin aan te geven onder welke voorwaarden een omgevingsvergunning kan worden afgegeven. Bij dat verzoek wordt een voorbeeld voor die op te stellen beleidsregels meegestuurd. De VNG wil zich daarbij ook inzetten voor een goed ruimtelijk beheer en ruimtelijke kwaliteit.
Conclusie: de gemeente Dalfsen blijft haar eigen beleid (zie ook 3.3.4 Beleid t.a.v. permanentbewonen recreatiewoningen) volgen ten aanzien van handhaving van permanente bewoning. Dit beleid sluit aan bij eerder vastgesteld nationaal beleid. Voor de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen zal de gemeente op advies van de VNG afzonderlijke beleidsregels vaststellen.
3.1.4 Bestemmingsplan is m.e.r.-beoordelingsplichtig
Vanwege de omvang en het plangebied, de (gedeeltelijke) ligging in en nabij gevoelige gebieden en het feit dat het door te vertalen nieuwe kampeerbeleid kan leiden tot een gewijzigde inrichting van de kampeerterreinen en seizoensverlenging (grotere recreatiedruk op natuurgebieden) is het bestemmingsplan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Deze activiteiten en gevallen worden genoemd in onderdeel D 10 van het Besluit Milieueffectrapportage.
Conclusie: Het bestemmingsplan is m.e.r.-beoordelingsplichtig. In 4.2 M.e.r.-beoordeling is nader ingegaan op de m.e.r.-beoordeling.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Overijssel
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Landelijk Gebied
De gemeente Dalfsen heeft een ontwerp-structuurvisie voor het landelijk gebied van haar gemeente vastgesteld.
3.3.2 Beleidsplan Recreatie en toerisme 2011-2020
Het beleidsplan geeft de gemeentelijke visie en voorstellen voor het uitbouwen van de toeristisch-recreatieve sector weer.
Het beleidsplan gaat in op de volgende aspecten:
- Brengt potenties en ontwikkelingen in beeld.
- Schenkt aandacht aan gemeentelijke toeristische recreatieve thema’s die uitgewerkt dienen te worden.
- Geeft de mogelijkheden aan op toeristisch recreatief gebied om de relatie tussen de kernen en het omliggende landelijke gebied beleidsmatig te versterken.
- Het versterken van de toeristisch recreatieve identiteit van de gemeente en doen van voorstellen die het imago van de gemeente doen aansluiten bij deze nieuwe versterkte identiteit (geherformuleerde imagoschets; bewust genieten, ruimte voor ondernemen, doen (actief recreëren, dichtbij).
- Voorwaardenscheppend beleid voor het faciliteren van toeristische en recreatieve initiatieven.
Uitgangspunt is dat de verblijfsrecreatieve sector wordt gefaciliteerd met maatwerk. Deze insteek sluit aan bij het bestaand beleid zoals verwoord in de plattelandsvisie, de Nota Kampeerbeleid, het bestemmingsplan buitengebied Dalfsen en het bestemmingsplan buitengebied Nieuwleusen. Verblijfsrecreatie is een kwaliteit van de plattelandsgemeente Dalfsen.
Vanwege de huidige marktsituatie in de verblijfsrecreatie (dalend aantal overnachtingen) zal maatwerk geboden zijn met betrekking tot de mogelijkheden tot het uitbreiden van bestaand aanbod en mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuw aanbod. Uitbreidingen en kwaliteitsverbetering van bestaand aanbod gaan voor nieuw. Zowel bij bestaand als nieuw aanbod wil de gemeente inspelen op mogelijkheden voor diversiteit. Maximering van de totale overnachtingscapaciteit is niet aan de orde.
De gemeente wil ruimtelijke kwaliteit en duurzaam toerisme stimuleren en ruimte/ondersteuning bieden voor onderscheidende en luxe vormen van verblijfsrecreatie of vestiging in karakteristieke panden. De gemeente stelt zich ook op pro-actief op tegenover agrotoerisme.
3.3.3 Nota Kampeerbeleid 2011 (versie augustus 2011)
In 2008 heeft de gemeenteraad haar beleid voor kamperen vastgelegd in de Nota Kampeerbeleid. In 2011 is dit beleid geëvalueerd. Deze evaluatie heeft geresulteerd in de Nota Kampeerbeleid 2011.
De nota maakt onderscheid in verschillende typen kampeerterreinen: kampeerterreinen, kleinschalig kamperen, kamperen op verenigingskampeerterreinen, natuurkampeerterreinen, kamperen buiten kampeerterreinen en kamperen voor eigen gebruik.
Deze uitgevoerde evaluatie en actualisatie van de Nota Kampeerbeleid uit 2008 is mede getoetst aan de bij de doelstelling (betere) kansen vanuit het beleidsplan recreatie en toerisme 2011 - 2020. Met als resultaten:
- 1. Meer gasten.
- 2. Meerdaagse beleving (seizoensverbreding van dag- en verblijfsrecreatie).
- 3. Meer directe omzet binnen de recreatie of toeristisch-recreatieve gerelateerde sectoren (en voor horeca en middenstand).
- 4. Meer lokale werkgelegenheid binnen de recreatief toeristische sector en gerelateerde sectoren.
- 5. Actief inspelen op kansen die de toeristische markt biedt of beter kan benutten.
De Nota Kampeerbeleid 2011 zal na vaststelling door de raad worden uitgewerkt in het bestemmingsplan en in bijstelling van de APV.
De belangrijkste beleidslijn voor de kampeerterreinen is het loslaten van de maximale aantallen kampeer- of slaapplaatsen. Het is aan de ondernemer om te bepalen hoeveel kampeer- of slaapplaatsen op het eigen terrein inpasbaar zijn. Parkeren moet in voldoende mate op het eigen terrein plaatsvinden. Bergingen bij stacaravans of recreatiewoningen moeten in verband met de ruimtelijke kwaliteit (minder 'rommelig') inpandig zijn. Trekkershutten, stacaravans, tenthuisjes en experimenteerruimte (voor nieuwe kampeervormen) mogen maximaal 70 m2 groot zijn. De maximale hoogte bedraagt 5 meter. Afschermende beplanting met inheemse soorten om het terrein heen is verplicht. De maximale hoogte bedraagt 5 meter.
3.3.4 Beleid t.a.v. permanent bewonen recreatiewoningen
In 1994 is beleid inzake permanente bewoning van recreatiewoningen vastgesteld. Dit beleid houdt in het kort in dat permanente bewoning verboden is, behalve in die situaties waarin men op 1 juli 1994 al in het GBA op het adres van de recreatiewoning stond ingeschreven, of op een andere manier kon aantonen dat de woning op die datum permanent werd bewoond. In deze situatie kreeg de recreatiewoning de status "permanente bewoning toegestaan". De gedoogsituatie is objectgebonden, wat betekent dat ook rechtsopvolgers deze recreatiewoning permanent mogen bewonen.
Dit beleid is destijds gepubliceerd en aan alle eigenaren/gebruikers van recreatiewoningen in de gemeente Dalfsen toegezonden. Ook in de media is hier met verschillende artikelen aandacht aan besteed. Latere kopers van recreatiewoningen konden hierdoor precies weten of een recreatiewoning permanent mocht worden bewoond. Tot op heden is op dit beleid nog nooit een uitzondering gemaakt en is dit beleid door alle rechterlijke instanties erkend en in stand gehouden.
In dit bestemmingsplan wordt een gebruiksregeling opgenomen voor deze gedoogsituaties, zowel in de regels als in een bijlage.
3.3.5 Kadernota Integrale Veiligheid 2011-2014
De gemeente Dalfsen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeenteraad van Dalfsen in december 2006 de eerste beleidsvisie Externe veiligheid vastgesteld. Op 26 maart 2012 heeft de gemeenteraad van Dalfsen het vernieuwde (geactualiseerde) externe veiligheidsbeleid vastgesteld.
Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s voor de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich voor rondom zowel risicovolle inrichtingen, transportassen als buisleidingen waarover / waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota’s. Invulling geven aan wettelijke verplichtingen en beleid vormen een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid. De laatste jaren is er op het gebied van wet- en regelgeving het nodige veranderd en werd een aanpassing en actualisatie van het beleid noodzakelijk.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Dalfsen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen.
De gemeente Dalfsen streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico's en de behoefte aan de activiteiten die de risico's veroorzaken. Daartoe conformeert de gemeente Dalfsen zich aan haar wettelijke verplichtingen. Daar waar de gemeente als bevoegd gezag een beoordelingsvrijheid heeft maakt zij in dit beleidsdocument keuzes op het gebied van externe veiligheid. Die keuzes hebben de vorm van algemene uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities.
Algemene uitgangspunten
- 1. Voor de toepassing van dit externe veiligheidsbeleid onderscheidt de gemeente Dalfsen vijf gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerrein, recreatiegebieden, overige gebieden en transportzones.
- 2. Een balans dient gevonden te worden tussen enerzijds wonen en werken en anderzijds veiligheid en risico, waarbij de nadruk ligt op veiligheid.
- 3. In woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen toegelaten.
- 4. De gemeente heeft weinig ruimte voor de vestiging van zware industrie en bedrijven met een groot externe veiligheidsrisico.
- 5. Op het bedrijventerrein en in het landelijke gebied accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting op de omgeving onder voorwaarden mogelijk.
- 6. Waar zich ev-knelpunten voor (kunnen) doen, besteedt de gemeente vooral aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
- 7. Bij het beoordelen van risicosituaties worden aanvullend op de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ook de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken. Hierbij wordt zorgvuldig rekening gehouden met het advies van de Veiligheidsregio in het kader van de verantwoordingplicht groepsrisico.
Gebiedsgerichte ambities
Vanuit de typeringen van de verschillende gebiedstypen streeft de gemeente naar operationalisatie van verschillende ambitieniveaus op het gebied van externe veiligheid.
Gebiedseigen kwaliteiten | Voornaamste bestemming recreatieve doeleinden. Meest voorkomende activiteiten: recreëren, werken (hoofdzakelijk agrarisch bedrijvigheid) en wonen. Vestiging van nieuwe risicobronnen is onder voorwaarden op bescheiden schaal mogelijk. Voor bestaande risicovolle activiteiten geldt dat bij verkleining van de risicovolle activiteit de vergunde (omgevingsvergunning) risicoruimte wordt aangepast aan de nieuwe situatie, bij beëindiging van de risicovolle activiteit wordt de vergunde risicoruimte ingetrokken. Geschikt voor (beperkt) kwetsbare objecten. |
Ambities plaatsgebonden risico | Geen kwetsbare objecten binnen 10-6 van een risicobron (wet). Beperkt kwetsbare objecten binnen 10-6 contour van een risicobron zijn ongewenst, tenzij er zwaarwegende redenen aanwezig zijn en indien noodzakelijke veiligheidsverhogende maatregelen worden toegepast (zie paragraaf 4.4). Geen inrichtingsgrens overschrijdende 10-6 contour van een risicobron. De 10-6 contour van een risicobron moet binnen de inrichtingsgrens moet blijven. Uitzondering op deze regel betreft situaties waarin de PR 10-6 contour: door het stimuleren van bronmaatregelen gereduceerd is, en daarna uitsluitend een gebied inneemt buiten de inrichtingsgrens waarbinnen nu en in de toekomst binnen de contour geen (beperkt) kwetsbare objecten gevestigd zijn of zullen worden. Ook wanneer deze contour binnen de inrichtingsgrens valt, besteedt de gemeente veel aandacht aan het treffen van bronmaatregelen. |
Ambities groepsrisico | De omgang met de toelaatbaarheid van de hoogte van het groepsrisico wordt bepaald na het doorlopen van de wettelijke verantwoordingsprocedure en het bestuurlijk oordeel als uitkomst van een integrale belangenafweging. Daarbij zullen de gebiedseigen kwaliteiten sterk worden meegewogen. Bij het onderzoek naar optimalisatie van externe veiligheid maakt de gemeente gebruik van de veiligheidsoptimalisatieprocedure, waarin een mechanisme is opgenomen dat volgordelijk aandacht besteed aan bronmaatregelen, omgevingsmaatregelen en maatregelen in termen van beheersbaarheid. |
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
In een bestemmingsplan moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan milieutechnisch mogelijk is. In de volgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan.
4.2 M.e.r.-beoordeling
In de Wet milieubeheer is aangeven dat voor bepaalde ontwikkelingen een milieueffectrapportage moet worden gemaakt. In de wet is de procedure beschreven. Maar ook waar een milieueffectrapport inhoudelijk aan moet voldoen. In het Besluit milieueffectrapportage is vermeld voor welke ontwikkelingen een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Er worden twee soorten ontwikkelingen onderscheiden:
- ontwikkelingen waarvoor een milieueffectrapport verplicht is
- ontwikkelingen waarvoor beoordeeld moet worden of een milieueffectrapport nodig is.
Bij deze ontwikkelingen is een minimale grootte of omvang aangegeven (de "drempelwaarde") waarvoor de onderzoeksplicht geldt.
Ontwikkelingen waarvoor de noodzaak van een milieueffectrapport moet worden beoordeeld zijn:
- "de aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen buiten de stedelijke zones" of
- "de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen" .
Deze beoordelingsplicht geldt als het gaat om een gebied groter dan 25 hectare of voor jachthavens met meer dan 100 ligplaatsen. Omdat het bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied met een verblijfsrecreatieve bestemming dat groter is dan 25 hectare is de beoordelingsplicht van toepassing. Daarnaast is er sprake van 'wijziging' van deze terreinen, omdat het bestemmingsplan meer flexibiliteit biedt dan de vorige plannen. De terreinen kunnen daarom anders ingedeeld worden. Dit valt onder de definitie van 'wijziging' volgens het Besluit milieueffectrapportage.
Voor dit bestemmingsplan is daarom een m.e.r.-beoordeling gedaan. De volledige rapportage (aanmeldingsnotitie) is opgenomen in Bijlage 1 M.e.r.-beoordeling recreatiewoningen en-terreinen.
De belangrijkste conclusies volgen hierna:
Kenmerken van de activiteit
De Nota Kampeerbeleid 2011 van de gemeente Dalfsen beschrijft de huidige situatie aan campings in de gemeente. Het gaat om een aanbod van alle huidige campings, minicampings en voorzieningen voor kamperen bij de boer. De recreatieterreinen worden in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Deze aanmeldingsnotitie beschrijft of er door die recreatieterreinen negatieve effecten op verschillende milieuthema's kunnen worden verwacht.
Belangrijke uitgangspunten voor dit bestemmingsplan zijn:
- Een flexibele inrichting van de terreinen wordt mogelijk. Kampeerplaatsen, seizoensplaatsen, vaste standplaatsen en recreatiewoningen worden uitwisselbaar gemaakt. Zo kan een verblijfsrecreatieterrein anders ingedeeld worden. Het aantal recreatiewoningen is wel vastgelegd.
- Recreatiewoningen mogen (inclusief kelder en bijgebouw) maximaal 300 m3 groot zijn.
Plaats waar de activiteit wordt verricht
Het gaat om 14 planonderdelen voor verblijfsrecreatie in het buitengebied van de gemeente Dalfsen. Deze liggen verspreid in het buitengebied, maar wel vooral in het oostelijke uiterwaardengebieden en in de bossen- en landgoederenzone ten zuiden en oosten van de kern Dalfsen.
De kenmerken van de gevolgen van de activiteit
In deze aanmeldingsnotitie zijn de effecten van de actualisatie van het bestemmingsplan op de verschillende milieuaspecten beschreven en beoordeeld. De tabel toont de effectbeoordeling van deze m.e.r.-beoordeling.
Aspect | Beoordelingscriterium | Effectbeoordeling |
Archeologie | geen belangrijke nadelige gevolgen | |
Verkeer | geen belangrijke nadelige gevolgen | |
Hinder: licht en geluid | geen belangrijke nadelige gevolgen | |
Natuur | Natura2000 | geen belangrijke nadelige gevolgen |
EHS | geen belangrijke nadelige gevolgen | |
Beschermde soorten | geen belangrijke nadelige gevolgen | |
Bodem | geen belangrijke nadelige gevolgen | |
Landbouw | geen belangrijke nadelige gevolgen | |
Landschap | geen belangrijke nadelige gevolgen |
4.3 Water
4.3.1 Watertoets
Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water, de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. Het watersysteem wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden dus (in samenhang) in beschouwing genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van het watersysteem betekent ook dat het watersysteem wordt benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om deze integrale benadering vorm te geven en om het watersysteem gezamenlijk op orde te krijgen. De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn het Nationaal Waterplan, Anders omgaan met water: Waterbeleid in de 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Nota Ruimte.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003) wordt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen van het watersysteem benadrukt. De drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren wordt hierin onderschreven. De verantwoordelijkheid voor het treffen van de waterhuishoudkundige maatregelen ligt bij het waterschap. De verantwoordelijkheid voor de integrale afweging ligt bij de provincie en de gemeente. Zij leggen deze vast in provinciale plannen en streekplannen en in gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen.
Eén van de belangrijke speerpunten in het NBW is het opstellen van een (gemeentelijk) Waterplan. In een waterplan wordt een kader geschapen voor het maken van beleidsmatige en procesmatige afspraken over de wijze waarop ruimtelijke ordening en water op elkaar afgestemd moeten worden. In het waterplan wordt gesteld dat de ontwatering van het particulier terrein niet de verantwoordelijkheid van de gemeente is, maar de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het terrein. De overheid is er wel verantwoordelijk voor dat de burger de eigen verantwoordelijkheid ook waar kan maken. Dit houdt in dat de gemeente de "zorgplicht" heeft voor inzameling en afvoer van overtollig grondwater. Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) geeft een verdere invulling aan de zorgplicht, die de gemeente door de Wet milieubeheer (Wm) wordt toebedeeld.
Het beleid van waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Stedelijk Water in Stedelijke Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite www.wgs.nl. Omdat het planvoornemen de mogelijkheid biedt om bestaande verblijfsrecreatieterreinen te herontwikkelen is, is het gemeentelijk beleid doorslaggevend. Het waterschapsbeleid is wel leidend op gebied van waterbeheer en waterveiligheid.
4.3.2 Beleid
De gemeente Dalfsen heeft in haar Waterplan de volgende visie opgenomen ter attentie van het waterbeleid in de gemeente: Het streven is om een veilig, veerkrachtig, flexibel, ecologisch gezond watersysteem te hebben, dat minimaal voldoet aan de randvoorwaarden gesteld in het Europees, nationaal en regionaal waterbeleid. In het gemeentelijk rioleringsplan is opgenomen dat bij (kleinschalige) locaties binnen de bestaande bebouwing (waar bijvoorbeeld vervangende nieuwbouw plaats gaat vinden) de riolering wordt aangepast. Hemelwater afkomstig van nieuwbouw wordt zo mogelijk niet op de vuilwaterriolering aangesloten. Dit streven krijgt een wettelijke basis in de bouwverordening in overeenstemming met de landelijke richtlijnen. Het hemelwater wordt waar mogelijk - na buffering - geïnfiltreerd in de bodem en/of worden afgevoerd naar oppervlaktewater (volgens de bekende trits vasthouden - bergen - afvoeren).
Binnen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is regelgeving opgenomen ter bescherming van waterlichamen door middel van het stellen van chemische en ecologische doelstellingen die in 2015 gehaald moeten worden. De uitvoering van de KRW vraagt een inspanning van vele partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau.
Het Waterschap Groot Salland hanteert de drietrapsstrategieën vasthouden-bergen-afvoeren (kwantiteit) en schoonhouden-scheiden-zuiveren (kwaliteit). Een afname van de aanwezige ruimte voor waterberging ten gevolge van de uitvoering van ruimtelijke maatregelen moet worden gecompenseerd. In eerste instantie moet deze compensatie binnen het plangebied worden gerealiseerd. Ook moet binnen nieuwe stedelijke gebieden worden voldaan aan de stedelijke wateropgave. Hierom moet binnen (nieuw) stedelijk gebied voldoende oppervlaktewater worden gecreëerd en de afvoer van overtollig hemelwater worden begrensd op de landbouwkundige afvoer. Bij het vasthouden van het hemelwater hanteert het Waterschap Groot Salland infiltreren in de bodem als uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en oppervlakkige infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is kan water (in eerste instantie via een bodempassage) worden geloosd op oppervlaktewater.
Bij het infiltreren van hemelwater is speciale aandacht vereist voor de kwaliteit van het afstromende hemelwater. Duurzaam bouwen en het voorkomen van verontreinigende activiteiten zijn daarbij belangrijk. Als de kwaliteit van het afstromende hemelwater infiltreren niet toestaat, moet het aangesloten worden op het vuilwaterstelsel.
4.3.3 Watersysteem en waterkeringen
Voor watergangen in en direct grenzend aan het plangebied geldt in zijn algemeenheid de functie van deze watergang te allen tijde moet worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de kern- en beschermingszone van deze watergang zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland is beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Werkzaamheden binnen de kern- en beschermingszone zijn ontheffingsplichtig. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang een obstakelvrije zone van 5 meter.
4.3.4 Rioleringssysteem en waterketen
Binnen het plangebied is geen rioleringssysteem aanwezig. Regenwater infiltreert en/of wordt afgevoerd door de bodem of naar de omliggende watergangen. Bedrijfsafvalwater (vergelijbaar met huishoudelijk afvalwater) wordt opgevangen via een IBA-systeem. Huishoudelijk afvalwater wordt opgevangen via septic tanks en het IBA-systeem en volgens wettelijke voorschriften geloosd in de bodem of op het oppervlaktewater.
4.3.5 Waterhuishouding
Het plangebied is niet gesitueerd binnen een waterwingebied. Er is geen toename van verhard oppervlak ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Hierdoor is het niet noodzakelijk om binnen het bestemmingsplan extra waterberging te creëren.
Nierveer, de Stokte, Tolhuis, de Stuw en een deel van het plangebied Hessum-Bosweg liggen in het buitendijkse gebied van de Vecht. Voor deze gebieden gelden eisen ten aanzien van de doorstroombaarheid bij hoog water. Nieuwe bebouwing en bepaalde bodemingrepen zijn hier niet toegestaan. Ingrepen in de bodem in en bij de dijken zijn vergunningplichtig. De stabiliteit van de dijk moet namelijk ten allen tijde gegarandeerd blijven.
Nierveer, het Tolhuis, Starnbosch, Vlierhoek, Hessum/Bosweg, Moezenbeltweg en Immenhorst liggen in de boringsvrije zone. De boringsvrije zone is de zone waarbinnen (diepliggende) beschermende kleilagen niet zonder meer doorboord mogen worden. Hiermee wordt het diepe grondwater beschermd en kan deze voorraad gereserveerd worden voor de openbare drinkwatervoorziening. Het diepe pakket van Salland is het gebied waarin alle inrichtingen ten behoeve van het onttrekken van grondwater, op een diepte van 50 meter beneden maaiveld, registratie- en vergunningplichtig zijn. Met dit bestemmingsplan worden geen waterwinningen of andere diepe bodemingrepen mogelijk gemaakt.
4.3.6 Overstromingsrisicoparagraaf
Het huidige waterveiligheidsbeleid is primair gericht op het voorkomen van overstromingen. De provincie Overijssel zorgt daarom voor een voldoende niveau van bescherming. Absolute veiligheid bestaat echter niet. De kans dat een waterkering faalt, blijft altijd bestaan. Daarom is er ook aandacht nodig voor het beperken van de gevolgen van een overstroming. Klimaatverandering (zeespiegelstijging en toenemende rivierafvoeren) vergroot deze noodzaak.
Voor gebieden in de provincie Overijssel met een risico op overstroming is via de Omgevingsverordening 2009 verplicht gesteld dat bij ruimtelijke ontwikkelingen een overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. De overstromingsrisicoparagraaf dient inzicht te geven in de risico's bij overstroming en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen dan wel te beperken. De volgende regels zijn hiervoor opgenomen in de Omgevingsverordening (artikel 2.14.3):
- 1. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden die gelegen zijn binnen de dijkringen 9: Vollenhove, 52: Oost-Veluwe en 53: Salland (wettelijk vastgelegde dijkringgebieden) en als zodanig op de kaart Waterveiligheid nr. 09295054 zijn aangegeven, voorzien alleen in nieuwe grootschalige ontwikkelingen binnen deze gebieden als in het desbetreffende bestemmingsplan zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd.
- 2. De toelichting bij bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden als bedoeld in lid 1, is voorzien van een overstromingsrisicoparagraaf die inzicht biedt in"
- de risico's bij overstroming
- de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de risico's te voorkomen dan wel te beperken.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen dijkring 9: Vollenhove, een gebied dat op grond van de Omgevingsverordening 2009 gekarakteriseerd staat als een gebied dat bij overstroming "langzaam en ondiep onderloopt". Voor het gebied binnen dijkring 9 wordt het overstromingsrisico gevormd door hoge waterstanden in het buitendijkse Zwarte Water en in de Vecht. Hoogwater wordt hier in het Zwarte Water en de benedenloop van de Vecht bepaald door twee factoren: hoge rivierafvoeren en hoge waterstanden in het IJsselmeer. Het Zwarte Water staat namelijk via het Zwarte Meer en het Ketelmeer in verbinding met het IJsselmeer. Verder zorgt de balgstuw bij Ramspol bij een noordwestenstorm voor bescherming tegen hoogwater vanaf het IJsselmeer.
Het Interprovinciaal Overleg heeft een digitale risicokaart uitgewerkt, waarop de gebieden aangegeven worden die bij een overstroming onder water kunnen lopen. De risicokaart geeft hierbij ook een indicatie van de overstromingsdiepten. Op basis van de risicokaart blijkt dat bij het falen van dijkring 9 het gebied vanuit het Zwarte Water en de benedenloop van de Vecht richting het oosten overstroomt, tot aan de Ankummerdijk.
Omdat het grootste deel van het plangebied in het oostelijke deel van de gemeente ligt zal bij een dijkdoorbraak dit deel van het plangebied niet bereikt worden. Uit de risicokaart blijkt dat de overstromingsdiepte in het overgrote deel van plangebied 0 meter is, of in het uiterste westen beperkt blijft tot maximaal 0,2 of 0,5 meter. De terreinen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen liggen niet in deze gebieden.
Voor de terreinen die in de uiterwaarden van de Vecht liggen gelden natuurlijk andere overstromingsrisico's. Dit zijn buitendijkse gebieden waar jaarlijks een overstroming plaats kan vinden. Een aantal terreinen ligt in deze buitendijkse gebieden. Hoog water in de Vecht is te voorspellen. Mensen en terreinen kunnen tijdig geëvacueerd worden.
Een dijkdoorbraak kan veel plotselinger plaatsvinden of kan juist gecontroleerd plaatsvinden. De overstromingsdiepte bij een dijkdoorbraak bereikt alleen in het uiterste westelijk deel van de gemeente een niveau van enkele decimeters, dat (ernstige) hinder, maar geen groot gevaar oplevert. Kelders en begane grond van gebouwen zullen onder kunnen lopen. Verkeer kan ook hinder ondervinden. Er is echter voldoende tijd om mensen te waarschuwen via het luchtalarmsysteem en de regionale media (de rampenzender).
Dit bestemmingsplan regelt overigens geen nieuwe of grootschalige ontwikkelingen. Alleen bestaande recreatieterreinen en recreatiewoningenterreinen zijn bestemd. Ook is het bestaande aantal recreatiewoningen vastgelegd. Op een aantal plaatsen kunnen wel extra stacaravans geplaatst worden. Deze zijn verplaatsbaar en kunnen in uiterwaardengebieden in de wintermaanden verwijderd worden. Voor de Vecht is te voorspellen wanneer er hoog water aan komt. De recreatieterreinen liggen op de hogere delen van de uiterwaarden. Een beperkte uitbreiding van de centrale voorzieningen (maximaal 15% van de bestaande oppervlakte) is ook mogelijk gemaakt. Deze uitbreidingsmogelijkheden vallen ook niet onder de noemer "grootschalige nieuwe ontwikkelingen", maar maken enkel een beperkte uitbreiding van de bestaande functies mogelijk.
4.3.7 Watertoetsproces
De gemeente Dalfsen zal het Waterschap Groot Salland te zijner tijd inlichten over het bestemmingsplan. Er wordt rekening gehouden met de bestaande regel- en wetgeving op het gebied van het watersysteem en het gemeentelijk Waterplan.
4.4 Geur
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij en het Besluit landbouw en milieubeheer moeten tussen agrarische bedrijven en geurgevoelige objecten bepaalde minimale afstanden aan gehouden worden.
De wettelijke definitie van een geurgevoelig object is: "gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor een permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt."
Volgens de definities uit de Wet geurhinder en veehouderij is een kampeerterrein geen geurgevoelig object (want geen gebouw). Een al dan niet (legaal) permanent bewoonde recreatiewoning is wel geurgevoelig object.
Omdat dit bestemmingsplan uitgaat van een conserverende regeling is er sprake van een bestaande situatie tussen de agrarische bedrijven en verblijfsrecreatieterreinen. De meeste recreatiewoningen zijn met een bouwvlak vastgelegd op hun bestaande locatie.
In de omgeving van Gerner liggen een aantal agrarische bedrijven met melkvee. Het gaat om twee bedrijven die meldingsplichtig zijn (minder dan 200 melkkoeien). Gerner is volgens het Besluit landbouw milieubeheer een 'object categorie 1' (terreinen voor verblijfsrecreatie vallen hier onder). Hier geldt een minimale afstand van 100 meter tussen het agrarisch bedrijf en het verblijfsrecreatieve object. De beide agrarische bedrijven (Koekoeksteeg 2/4 en Wagteveldweg 4) liggen op circa 280 en 306 meter afstand van Gerner. Aan de afstandsnormen wordt ruim voldaan. Op de percelen Oosterdalfsersteeg 3 en Wagteveldweg 6 worden dieren gehouden, maar hier zijn geen meldingen voor gedaan. De dieren worden hobbymatig gehouden. Deze percelen liggen overigens ook op minimaal 120 meter afstand van Gerner.
4.5 Geluid
In het kader van het Provinciaal Inpassingsplan voor de N340 is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Voor de resultaten van dit onderzoek zie paragraaf 4.8.
4.6 Externe Veiligheid
Het overheidsbeleid ten aanzien van externe veiligheid moet erop gericht zijn om de omgeving (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) zoveel mogelijk te beschermen tegen de gevaren die het gebruik, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen met zich meebrengt.
Daarom is de rol van de ruimtelijke ordening belangrijk. Door het maken van ruimtelijke plannen kan al in een vroeg stadium rekening gehouden worden met deze eventuele gevaren. Hierdoor kan worden voorkomen dat ten gevolge van ontwikkelingen van risicovolle activiteiten (vervoer gevaarlijke stoffen) er teveel mensen aanwezig zijn binnen de door middel van risicoanalyse bepaalde contouren.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de N340/N48 Zwolle-Ommen
De N340/N48 is een route waarover gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden. De Provincie Overijssel heeft ontwerp-Inpassingsplan gemaakt voor de opwaardering van de N340/N48. Het ontwerp voor de N 340/N48 is getoetst aan het bestaande beleid en geldende wet- en regelgeving. Voor het aspect externe veiligheid is vooral de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen belangrijk.
In de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen zijn de criteria met betrekking tot externe veiligheid opgenomen. Externe veiligheid betreft het risico dat mensen lopen als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op een transportas of bij een bedrijf. Dit wordt uitgedrukt in een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. Indien sprake is van een toename van het groepsrisico, dient de provincie Overijssel over deze toename verantwoording af te leggen.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd zou verblijven in de directe omgeving van een inrichting of transportroute, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in die inrichting of op die route. Hiervoor geldt een grenswaarde (1 * 10-6). De omvang van het PR is dus geheel afhankelijk van de hoeveelheid stoffen die vervoerd worden over de transportroute.
Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ramp met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers in de omgeving van de transportroute. Hiervoor geldt een oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde voor het GR is per km route of tracé bepaald op 10-4 per jaar (1 op 10.000 per jaar) voor 10 slachtoffers; 10-6 per jaar (1 op 1.000.000 per jaar) voor 100 slachtoffers.
Onderzoek
Om de omvang van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico te kunnen bepalen heeft de provincie Overijssel risicoberekeningen uitgevoerd. Hierbij zijn de omvang van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in beeld gebracht.
Omdat een aantal van de terreinen aan of nabij de N340/N48 ligt zijn hier de resultaten van het recente onderzoek van de provincie Overijssel gebruikt.
Plaatsgebonden risico
Uit de risicoberekeningen komt naar voren dat er over het gehele traject geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR, 1*10-6). De geplande ontwikkelingen hebben geen invloed op het plaatsgebonden risico.
Groepsrisico
Uit risicoberekeningen komt naar voren dat alleen tussen de aansluiting met de A28 en de kruising met de Ankummerdijk (het nieuwe tracé) sprake is van een lichte stijging van het groepsrisico. Deze stijging doet zich voor ter hoogte van het bedrijventerrein Hessenpoort, de Anningahof en landgoed Dijkzicht. Deze gebieden liggen niet in het plangebied. Daarom hoeft hier verder geen aandacht aan besteedt te worden.
Het groepsrisico bevindt zich verder overal ruim onder de oriëntatiewaarde.
Verantwoordingsplicht
In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Met het opstellen van een verantwoording kan het beslissingsbevoegde gezag een afweging maken over de aanvaardbaarheid van de risico's.
Het groepsrisico is en blijft onder de oriëntatiewaarde. Er is gekeken of maatregelen mogelijk zijn bij de opwaardering van de N340/N48 die de toename van het groepsrisico beperkt houden. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande aantallen en plaatsen van de recreatiewoningen en een aantal burgerwoningen langs de N340/N48 zijn vastgelegd in dit bestemmingsplan. Uit het provinciale veiligheidsonderzoek naar de N340/N48 blijkt dat de geplande ontwikkelingen geen invloed hebben op het plaatsgebonden risico en dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.
Risicolocaties
Uit het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen blijkt dat er zich alleen nabij De Wildbaan een risicovolle bedrijf cq. locatie bevindt. Bij de nabijgelegen camping Calluna wordt namelijk chloorbleekloog en zwavelzuur opgeslagen.
De PR 10-6 contour ligt op 20 meter rond de opslag en ligt geheel op het terrein van de camping zelf. Afstand is ruim voldoende tot de Wildbaan.
Op camping Madrid staat een horecagelegenheid die zelf is aangewezen als een beperkt kwetsbaar object. Omdat hier de bestaande situatie wordt vastgelegd wordt geen uitbreiding van het al bestaande risico mogelijk gemaakt. Het bedrijf wordt regelmatig gecontroleerd door gemeente op naleving brandveiligheid.
De terreinen Nierveer, de Stokte, de Stuw liggen in buitendijks gebied en overstromingsrisicogebied. Voor deze terreinen geldt dat de bestaande situatie wordt vastgelegd. Uitbreidingen van de terreinen zelf of het aantal recreatiewoningen is niet mogelijk. De bestaande overstromingsrisico's blijven intact. Omdat hoog water te voorzien is, is tijdige evacuatie goed mogelijk.
4.7 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het criterium 'niet in betekenende mate' kan pas worden toegepast als het NSL en de (nieuwe) regionale programma's zijn vastgesteld en dat is nog niet het geval. Daarom kan nog niet van de 3%-regeling gebruik gemaakt worden (het percentage van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 of NO2, waarmee de luchtkwaliteit verslechtert als gevolg van het project), maar geldt de 1%-grens. Daarbij moeten de voorgenoemde aantallen door 3 worden gedeeld. Voor woningbouw betekent dat bijvoorbeeld dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate" verslechtert zolang het aantal woningen niet boven de 500 uitkomt.
De voorgestane ontwikkelingen, het opnieuw toekennen van recreatiebestemmingen, zonder terreinuitbreidingen omvatten een dergelijke ontwikkeling niet en daarom kan geconcludeerd worden dat als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling, de luchtkwaliteit niet in betekenende mate zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
4.8 Verkeer
De Provincie Overijssel heeft de N340 als 'stroomweg' aangewezen. Hieronder wordt verstaan dat dit wegtype verplaatsingen over langere afstand mogelijk maakt op een zo snel mogelijke manier. Dit betekent dat de weg zal worden opgewaardeerd naar een 100 km/u weg, met mogelijk inhaalstroken en bij voorkeur een beperkt aantal veilig vormgegeven aansluitingen. Deze opwaardering komt de bereikbaarheid en verkeersveiligheid ten goede.
GS heeft voor het Combinatiealternatief als tracé voor de N 340/N48 Zwolle - Ommen - Arriërveld gekozen. Bij het Combinatiealternatief gaat het om een autoweg met vier (2x2) en deels met twee (2x1) rijstroken, die vanaf Zwolle tot Ankum een nieuw noordelijk tracé volgt met 2x2 rijstroken. Daar sluit de weg weer aan op het huidige tracé van de N 340 tot aan Varsen (2x1 of 2x2 tot Koesteeg en verder 2x1 tot Varsen) en gaat dan (2x2) via de N48 naar de aansluiting op de omleiding Ommen (N36).
Het Ontwerp Provinciaal Inpassingsplan (PIP) dat deze opwaardering regelt heeft in het najaar van 2011 ter visie gelegen. Het PIP gaat uit van de voorkeursvariant (het Combinatiealternatief). Bij deze voorkeursvariant is een akoestisch onderzoek naar de gevolgen voor het wegverkeerslawaai uitgevoerd. De (recreatie)woningen op het complex de Wildbaan zijn in dit akoestisch onderzoek weggenomen.
Op 't Holt 2 (woonbestemming) is in het onderzoek beschouwd als een recreatiewoning die een geluidgevoelige bestemming is.
Op 't Holt 4, 6, 8 en 10, de Hekmansweg 4,8 en 18 en de Hessenweg 119, 121, 123, 127, 129, 131, 133, 135, 137, 139, 141, 149, 151, 155, 159 en 163 (recreatiewoning met aanduiding permanente bewoning) zijn ook beschouwd als geluidsgevoelige bestemming.
Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt overigens dat voor al deze (recreatie)woningen geldt dat ook in de toekomst wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting neemt toe, maar dit wordt gecompenseerd door het toepassen van ZOAB. Er hoeven geen woningen gesaneerd te worden.
Voor de woningen aan de Hessenweg 2 en 4 geldt dat ze in het onderzoek zijn aangemerkt als 'niet-afgehandelde saneringswoningen'. Dit houdt in dat ze in 1986 al een hogere geluidsbelasting dan 60 dB(A) hadden. Voor deze woningen is nog geen hogere grenswaarde vastgesteld.
Het akoestisch onderzoek van de provincie is als Bijlage 2 Akoestisch onderzoek N340 opgenomen.
Hoofdstuk 5 Verhogen Van De Ruimtelijke Kwaliteit Met Een Beeldkwaliteitsplan
De gemeente Dalfsen wil de ruimtelijke kwaliteit van en op de recreatieterreinen vergroten om de terreinen en daarmee de gemeente aantrekkelijker te maken voor de recreanten. De gemeente wil graag meer gasten in de gemeente ontvangen.
Daarom is in aanvulling op dit bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In het beeldkwaliteitsplan is een aantal algemene ontwerpprincipes gegeven. Per terrein zijn ook specifieke voorstellen voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit gedaan.
Het beeldkwaliteitsplan wordt als onderdeel van de welstandsnota vastgesteld. Op deze manier kunnen aanvragen voor nieuwe bouwplannen worden getoetst aan het welstandsbeleid.
Door middel van een zogenaamde 'voorwaardelijke verplichting' in de planregels is bepaald dat bij bouwplannen moet worden voldaan aan de eisen voor de landschappelijke inpassing. In de gebruiksregels is opgenomen dat het gebruik van de gronden voor daar voorkomende bestemming(en) zonder de aanleg en instandhouding van bomen en andere beplantingen, zoals aangegeven in het beeldkwaliteitsplan in strijd is met het bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen op de terreinen moeten daarom onderbouwd worden met een inpassingsplan dat aantoont dat de ruimtelijke kwaliteit verbeterd.
Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage bij de planregels.
Hoofdstuk 6 Afweging
Het bestemmingsplan voldoet aan het ruimtelijk relevante beleid voor recreatie(woningen)terreinen. Met dit bestemmingsplan zijn geen nationale belangen in het geding. Het provinciale beleid gaat uit van een kwaliteitsverbetering in de sector. Nieuwe concepten, een gedifferentieerder aanbod en een hogere kwaliteit van de voorzieningen zijn gewenst. Voorwaarde is dat zuinig wordt omgegaan met de ruimte en dat de ruimtelijke kwaliteit omhoog gaat. Permanent bewoonde recreatiewoningen mogen niet worden omgezet naar een woonbestemming.
In 2009 is het bestemmingsplan voor het recreatieterrein Rosengaardeweg in procedure gebracht. Een collegevoorstel dat rekening hield met de wensen van de raad is op 18 oktober 2010 in de raad behandeld. In dit bestemmingplan kregen alle recreatiewoningen aan de Rosengaardeweg de aanduiding "permanente bewoning toegestaan". Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben een reactieve aanwijzing gegeven, die er toe leidde dat de aanduiding "permanente bewoning toegestaan" werd doorgehaald, omdat dit in strijd is met de Omgevingsverordening Overijssel.
In dit bestemmingsplan is door de Raad en eigenaren beroep aangetekend tegen de reactieve aanwijzing van de provincie Overijssel. In de beroepszaak bij de Raad van State (uitspraak 201100701/1/R2, d.d.18 juli 2012) is bepaald dat de eisen uit de Omgevingsverordening Overijssel over recreatief gebruik van recreatiewoningen (beschikbaar blijven voor de markt, eventuele omzetting naar woonbestemming mag alleen in dorpsrandgebied) het provinciaal ruimtelijk belang dienen. Het niet toekennen van een woonbestemming is daarnaast niet in strijd met artikel 1 van het EVRM omdat de eigenaren van meet af aan op de hoogte waren van de recreatieve bestemming. De volledige uitspraak is opgenomen in Bijlage 3 Uitspraak Raadvan State provinciaal belang.
De Raad van State merkte in zijn uitspraak wel op, dat zowel de provincie als gemeente niet voorbij kunnen gaan aan de rechten van de eigenaren/bewoners van recreatiewoningen die beschikken over een zogenaamde objectgebonden beschikking. Voor hen moet in het bestemmingsplan een passende regeling voor het gebruik van de recreatiewoning worden opgenomen.
Bovendien wordt in het nieuwe bestemmingsplan een voorstel gedaan voor de inhoud van een recreatiewoning. De norm van 300 m3 inclusief kelders, aan- en bijgebouwen geldt als uitgangspunt. Uit de MER-beoordeling blijkt dat deze norm geen effecten heeft op de omgeving. De Raad van State oordeelde in zijn uitspraak van 18 juli 2012/nr. 201100700/1/R2, dat de gemeenteraad van Dalfsen in redelijkheid tot de vaststelling van deze inhoudsmaat heeft kunnen komen, te meer omdat het deel van de bestaande recreatiewoning dat groter is dan 300 m3 in het bestemmingsplan een positieve bestemming krijgt (zie Bijlage 4 Uitspraak Raadvan State inhoudsmaat recreatiewoning.
Met dit bestemmingsplan beschikt de gemeente Dalfsen weer over een actueel, aan de wettelijke eisen voldoend bestemmingsplan voor verblijfsrecreatie. Het bestemmingsplan maakt ook de eerder in de Nota Kampeerbeleid geformuleerde beleidsdoelen mogelijk. De inrichting van de terreinen wordt vrijgelaten, ondernemers hebben zo de ruimte om hun terrein (zonder aanpassing van het bestemmingsplan) anders in te richten. Het bestemmingsplan biedt ook de mogelijkheid om te experimenteren met nieuwe kampeer- en verblijfsrecreatievormen. Met het beeldkwaliteitsplan, dat onderdeel uit gaat maken van de welstandsnota, kunnen bij bouwplannen ook eisen worden gesteld aan de landschappelijke inpassing of de positionering en vormgeving van nieuwe of te verbouwen gebouwen.
De uitgangspunten voor dit bestemmingsplan zijn besproken met de eigenaren van de bedrijfsmatig geëxploiteerde recreatieterreinen. Hun wensen voor een flexibele regeling hebben een plek gekregen in dit bestemmingsplan. Zo zijn er bijvoorbeeld geen bouwvlakken voor centrale voorzieningen meer opgenomen en zijn de locaties van de recreatiewoningen op de bedrijfsmatig geëxploiteerde terreinen in beginsel vrij, alleen het aantal recreatiewoningen is vastgelegd.
Uit de milieutoetsen blijkt dat er geen milieutechnische belemmeringen bestaan voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Dit geldt voor zaken als geluid, geur, externe veiligheid en dergelijke omdat dit een conserverend bestemmingsplan. Dit neemt niet weg dat bij een individuele vergunningaanvraag mogelijk wel een nadere onderbouwing nodig is. Bijvoorbeeld een akoestisch onderzoek of een natuurtoets voor de herbouw van een (recreatie) woning. Omdat op dit moment niet duidelijk is of en waar dit gebeurt is hier geen nader onderzoek naar gedaan.
In dit bestemmingsplan liggen een aantal deelplangebieden in de EHS. Het gaat dan om een aantal terreinen met recreatiewoningen die in particulier eigendom zijn. Voor deze gebieden geldt dat in de Omgevingsverordening Overijssel is bepaald dat bestemmingsplannen geen significant negatieve effecten mogen hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur. Dit geldt niet voor bestaande rechten (op basis van een bestemmingsplan dat al gold voordat de Omgevingsverordening van kracht werd) voor gewijzigde regels ten aanzien van bebouwingen en verhardingen. Deze bestaande rechten blijven gelden. In de geldende bestemmingsplannen was weliswaar een kleinere oppervlakte of inhoud per recreatiewoning toegestaan dan in dit bestemmingsplan, maar daarbij was de regeling voor kelders en bijgebouwen weer ruimer dan de nieuwe regeling. Per saldo zijn de bouwmogelijkheden gebleven, daarnaast worden de recreatiewoningen op de bestaande locatie vastgelegd met een bouwvlak. Dit bestemmingsplan maakt daarom geen significant negatieve effecten voor de EHS mogelijk.
Ook blijkt uit de m.e.r.-beoordeling dat de natuurwaarden in en in de omgeving van de verblijfsrecreatieterreinen niet worden aangetast met dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Planopzet En Uitvoerbaarheid
7.1 Planopzet
7.1.1 Algemeen
In dit bestemmingsplan is gekozen voor verschillende (eigen) bestemmingen voor de verschillende typen terreinen.
Dit leidt tot de volgende bestemmingen:
- Terreinen met meerdere typen verblijfsaccommodaties (kamperen, vaste standplaatsen voor stacaravans en recreatiewoningen) en een bedrijfsmatige exploitatie krijgen de bestemming "Recreatie - Recreatiebedrijf".
- Terreinen waar alleen recreatiewoningen voorkomen krijgen de bestemming "Recreatie - Recreatiewoningenterrein".
7.1.2 Landschappelijke inpassing
Voor alle terreinen geldt dat een goede landschappelijke inpassing in de vorm van afschermende en streekeigen beplanting rondom het terrein vereist is. Door middel van een zogenaamde 'voorwaardelijke verplichting' in de planregels is bepaald dat bij bouwplannen moet worden voldaan aan de eisen voor de landschappelijke inpassing. In de gebruiksregels is opgenomen dat het gebruik van de gronden voor daar voorkomende bestemming(en) zonder de aanleg en instandhouding van bomen en andere beplantingen, zoals aangegeven in het beeldkwaliteitsplan in strijd is met het bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen op de terreinen moeten daarom onderbouwd worden met een inpassingsplan dat aantoont dat de ruimtelijke kwaliteit verbeterd.
Een deel van de gebieden met de bestemming "Recreatie - Recreatiewoningenterrein" heeft in de geldende bestemmingsplannen een bestemming "Bos". Deze bosgebieden zijn meer meebestemd in de nieuwe bestemming "Recreatie - recreatiewoningenterrein". Buiten de bouwvlakken voor de recreatiewoningen is in deze bestemmingen alleen bos toegestaan.
7.1.3 Bedrijfsmatige exploitatie
De terreinen moeten bedrijfsmatig geëxploiteerd worden om permanente bewoning te voorkomen of te beperken. De bedrijfsmatige exploitatie geldt niet voor de terreinen met de bestemming " Recreatie - Recreatiewoningenterrein". Hier is geen sprake van een bedrijfsmatige exploitatie vanwege het versnipperde eigendom.
7.1.4 Terreinen met de bestemming "Recreatie - Recreatiewoningenterrein"
Voor alle recreatiewoningen is een bouwvlak opgenomen. De recreatiewoning moet in dit bouwvlak staan. Binnen dit bouwvlak is één recreatiewoning toegestaan. Een recreatiewoning mag, inclusief kelder en inpandige berging, maximaal 300 m3 groot zijn.
De Vereniging de Rosengaarderweg heeft een beroep ingesteld op het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan "Rosengaardeweg". Het beroep had betrekking op de inhoudsmaat voor recreatiewoningen. Deze was vastgesteld op 300 m3, terwijl in het geldende bestemmingsplan een ruimere maat (450 m3) was opgenomen. De vereniging stelde dat de maat van 300 m3 niet paste bij de toegestane permanente bewoning. De Raad van State heeft geoordeeld dat de gemeenteraad zich redelijkerwijs heeft aangesloten bij de in de provincie Overijssel gebruikelijke inhoudsmaat van 300 m3 voor recreatiewoningen heeft aangesloten. Aan geldende bestemmingsplannen kunnen geen blijvende rechten worden ontleend. Daarnaast maakt de toegestane mogelijkheid voor permanente bewoning door de reactieve aanwijzing van de provincie Overijssel geen deel meer uit van het bestemmingsplan. De volledige uitspraak is opgenomen in Bijlage 4 Uitspraak Raad van State inhoudsmaat recreatiewoning.
7.1.5 Terreinen met de bestemming "Recreatie - Recreatiebedrijf"
Voor stacaravans en mobiele kampeermiddelen zijn geen bouwvlakken opgenomen. Deze mogen in principe op het hele terrein met de bestemming "Recreatie - Recreatiebedrijf" staan. De dichtheid is vrijgelaten om zo de ondernemer meer vrijheid te geven. Voor stacaravans, trekkershutten, tenthuisjes en experimenteerruimte geldt als voorwaarde dat ze maximaal 70 m2 groot mogen zijn, inclusief bijbehorende bouwwerken. Een aangebouwde luifel en/of veranda tot maximaal 5 m2 is toegestaan.
Op de terreinen met de bestemming "Recreatie - Recreatieterrein" zijn de bestaande recreatiewoningen toegestaan. Het maximaal toegestane aantal recreatiewoningen is aangeduid op de verbeelding. Met uitzondering van de recreatiewoningen op het terrein 'Gerner' is een bouwvlak voor de recreatiewoningen opgenomen. De recreatiewoningen mogen maximaal 300 m3 (inclusief kelder en inpandige berging) groot zijn.
7.1.6 Ruimte om te experimenteren met andere verblijfsvormen
In het bestemmingsplan is voor de terreinen met de bestemming "Recreatie - Recreatiebedrijf" de mogelijkheid opgenomen om andere typen verblijfsrecreatie als experiment uit te proberen. Per accommodatie mag maximaal 70 m2 gebouwd worden.
7.1.7 Stimuleren van duurzaam bouwen bij recreatiewoningen
In de planregels is in de bestemmingen "Recreatie - Recreatiebedrijf" en "Recreatie-Recreatiewoningenterrein" een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt een recreatiewoning te vergroten. De recreatiewoning mag vergroot worden naar maximaal 330 m3 (inclusief eventuele kelder of inpandig bijgebouw). Voorwaarde hiervoor is dat de recreatiewoning duurzaam wordt gebouwd: dat houdt in dat de recreatiewoning moet voldoen aan de energieprestatiecoëfficient (EPC) van 0,2 (volgens NEN 7120).
7.1.8 Centrale voorzieningen op terreinen voor recreatiebedrijven
Op de bedrijfsmatig geëxploiteerde terreinen zijn centrale voorzieningen toegestaan. In de planregels is bepaald dat de oppervlakte voor deze voorzieningen de bestaande oppervlakte + 15% mag zijn. De centrale voorzieningen bestaan uit gebouwen als een receptie, kantine, horecavoorzieningen slechtweervoorzieningen, een zwembad en gebouwen voor sanitaire voorzieningen of het onderhoud van het terrein. De voorzieningen moeten ten dienste staan van de verblijfsrecreatieve functie. Er is geen bouwvlak opgenomen.
Een deel van de centrale voorzieningen is in het verleden zelfstandig geworden. Deze voorzieningen hebben de bestemming "Sport"(fitnesscentrum bij Gerner) of "Horeca" (de horecavoorzieningen bij Gerner en Madrid). Ook het hotel/congrescentrum Mooirivier) heeft de bestemming "Horeca" gekregen. Binnen de bestemming "Horeca" zijn horecabedrijven tot en met categorie 3 toegestaan. De planregels voor deze bestemmingen zijn afgestemd op de regels uit het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Dalfsen.
7.1.9 Permanente bewoning in een aantal gevallen gedoogd
In een deel van de recreatiewoningen wordt momenteel permanent gewoond. Voor permanente woonsituaties in recreatiewoningen waarvoor in het verleden een objectgebonden gedoogbeschikking is afgegeven wordt in dit bestemmingsplan een specifieke gebruiksregeling in de regels en op de verbeelding opgenomen. Namelijk door middel van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - permanente bewoning" opgenomen. Hiermee is bepaald dat permanente bewoning van die recreatiewoningen is toegestaan.
Voor de recreatiewoningen die vóór 1 november 2003 onafgebroken zijn bewoond kan de bewoner een persoonsgebonden omgevingsvergunning aanvragen bij de gemeente.
7.1.10 Waterstaatkundige dubbelfunctie voor terreinen in de uiterwaarden
Met de dubbelbestemmingen "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" wordt voor de recreatieterreinen in de uiterwaarden geregeld dat bebouwing en bodemingrepen aan bepaalde eisen moeten voldoen. Deze eisen zijn gesteld met het doel om in de uiterwaarden de ruimte voor de afvoer van water te behouden. Hiermee wordt voorkomen dat er te veel bebouwing in de uiterwaarden komt of dat bepaalde werkzaamheden de afvoercapaciteit van de Vecht beperken. Een deel van de Vechtdijk ligt ook in het plangebied. Deze is bestemd met de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering"
7.1.11 Geen uitbreidingen van terreinen in dit bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan is het uitbreiden van de terreinen niet meegenomen. Dit soort grote ontwikkelingen vragen om een eigen afweging in een herziening en moeten worden getoetst aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.
7.1.12 Woningen
In het plangebied komen ook een aantal woningen voor. Deze zijn overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen. Voor het hoofdgebouw (de woning) is een bouwvlak opgenomen. In de bouwregels zijn regels voor de bouw- en goothoogte en voor de bijgebouwen opgenomen.
7.2 Uitvoerbaarheid
Het betreft hier een bestemmingsplan dat in hoofdlijnen conserverend is. De bestaande omvang van de recreatieterreinen is vastgelegd. Binnen deze terreinen is ruimte om het terrein, binnen een aantal randvoorwaarden, naar eigen inzicht in te vullen. Of dit gebeurt, hangt af van het initiatief van de eigenaar van het terrein. Eventuele kosten voor het herinrichten van een recreatieterrein zijn voor rekening van de eigenaar. De gemeente werkt mee aan de flexibilisering van het beleid door dit bestemmingsplan vast te stellen.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Bestemmingsplan Wordt Aan De Bevolking Voorgelegd
Het voorontwerpbestemmingsplan is op de in gemeente Dalfsen gebruikelijke wijze ter inzage gelegd. In de periode van terinzagelegging is een aantal inspraakreacties ingediend. Deze inspraakreacties zijn samengevat en voorzien van een reactie van de gemeente. De reacties zijn opgenomen in de Nota van Inspraak en Overleg. De Nota van Inspraak en Overleg is opgenomen in Bijlage 5 Nota van Inspraak en Overleg.
8.2 Bestemmingsplan Wordt Voorgelegd Aan De Andere Overheden
Het voorontwerpbestemmingsplan is op de in gemeente Dalfsen gebruikelijke wijze voorgelegd aan de andere overheden in het kader van het wettelijk vooroverleg. In het kader van het vooroverleg heeft de gemeente een aantal reacties ontvangen. Deze zijn samengevat en voorzien van een reactie van de gemeente. De reacties zijn opgenomen in de Nota van Inspraak en Overleg. De Nota van Inspraak en Overleg is opgenomen in Bijlage 5 Nota van Inspraak enOverleg.