Chw Colmschaterstraatweg ong.
Bestemmingsplan - Gemeente Deventer
Vastgesteld op 17-03-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Chw Colmschaterstraatweg ong. met identificatienummer NL.IMRO.0150.Chw006-VG01 van de gemeente Deventer.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van, maar een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingspercentage
een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van de nader in de planregels omschreven gronden aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.8 Bed and Breakfast-voorziening
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.9 beroep of bedrijf aan huis
een beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
- a. ten aanzien van een bouwwerk: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarbij het voorgaande niet van toepassing is op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
- b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond(en) en (een) bouwwerk(en) dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, waarbij het voorgaande niet van toepassing is op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.14 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in zowel functioneel als architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.21 dak
iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 geluidbelasting
de geluidbelasting vanwege een weg of een spoorweg.
1.25 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.26 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.27 onbebouwde zijdelingse bouwperceelgrens
zijdelingse grens van een bouwperceel waarin of waarop krachtens dit plan de bouw van een hoofdgebouw niet is toegestaan.
1.28 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.30 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.31 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.32 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.33 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop of sekstheater, een seksautomatenhal, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een parenclub en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.34 Staat van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis
een in de bijlage(n) opgenomen en van de planregels deel uitmakende lijst van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis.
1.35 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw onderscheiden kan worden van, maar een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.36 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.37 weg
weg als bedoeld in artikel 1, eerste artikel onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.38 woning/wooneenheid
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen.
1.39 zorgwoning
een woning voor de huisvesting van bepaalde categorieën van de bevolking, zoals ouderen, jongeren, of mensen met een beperking, waarbij de mate en de vorm van de geboden zorg en ondersteuning aan de bewoners dusdanig is dat niet langer gesproken kan worden van zelfstandige bewoning, maar die gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 dakhelling
de helling van het dakvlak, gemeten ten opzichte van het het horizontale vlak.
2.4 diepte van een aan- of uitbouw
de diepte van een aan- of uitbouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Functieregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Toegelaten functies
- a. het wonen, in niet gestapelde vorm;
- 1. al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 7.2 en kleinschalige kinderopvang conform het gestelde in artikel 7.3;
- b. zorgwoningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 3.3.1;
met dien verstande dat:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangeduid;
met de daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Voorwaardelijke verplichting natuurinclusief gebruik gronden en bouwwerken
Het gebruiken van de gronden en bebouwing ter plaatse van de functie 'Wonen' is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. uiterlijk binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van de gebouwen zijn de maatregelen voor het natuurinclusief bouwen, weergegeven in het goedgekeurde inrichtings/uitvoeringsplan, als bedoeld in artikel 4.2, uitgevoerd;
- b. de onder a bedoelde maatregelen worden duurzaam in stand gehouden.
3.3 Afwijking van de toegelaten functies
Hoofdstuk 3 Bouwregels
Artikel 4 Bouwregel-16
4.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Bouwregel-16' gelden de volgende regels:
4.2 Voorwaardelijke verplichting natuurinclusief bouwen
Het gebruik van gebouwen volgens het bepaalde in artikel 4.1.2 is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. er wordt natuurinclusief gebouwd. Hiervan is sprake als voldoende punten worden behaald door de uitvoering van maatregelen uit Bijlage 1 Natuurinclusief bouwen Colmschaterstraatweg;
- 1. van voldoende punten is sprake als per deelgebied minimaal 15 punten worden behaald;
- b. uit een inrichtings/uitvoeringsplan blijkt welke maatregelen worden gerealiseerd;
- c. uiterlijk binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van de gebouwen, moeten de maatregelen voor het natuurinclusief bouwen uit het inrichtings/uitvoeringsplan zijn gerealiseerd;
- d. het onder b bedoelde inrichtings/uitvoeringsplan wordt aangeleverd bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw van de gebouwen en dient door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;
- e. de onder c bedoelde maatregelen moeten duurzaam in stand worden gehouden.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 4 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bestaande afstanden en maten
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in Hoofdstuk 3 Bouwregels van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstof;
- c. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
7.2 Beroep of bedrijf aan huis
Gebruik van ruimten binnen een woning (i.c. hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen) ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. het gebruik dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- b. alleen beroepen of bedrijven zijn toegestaan die in de van deze planregels deel uitmakende Bijlage2 Staat van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis zijn aangeduid als milieucategorie 1, of beroepen en bedrijven die gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs met deze bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
- c. het gebruik mag geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte hebben;
- d. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning (met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen), tot ten hoogste (en in totaal) 50 m2 mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- e. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden;
- f. er mag geen horeca plaatsvinden, waarbij in afwijking hiervan een Bed and Breakfast-voorziening mag worden gerealiseerd mits:
- 1. de toeristisch recreatieve overnachtingsmogelijkheid niet als zelfstandige wooneenheid functioneert (de realisatie van een aparte kookgelegenheid is niet toegestaan);
- 2. het authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning wordt gehandhaafd;
- 3. het maximaal aantal bedden ten dienste van de Bed and Breakfast-voorziening niet meer dan 4 bedraagt.
- g. er mag geen seksinrichting worden opgericht;
- h. het beroep of bedrijf dient door een bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
7.3 Kleinschalige kinderopvang
7.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van
- a. de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Wijziging bestemmings- en bouwvlakken
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de aangegeven bestemmingsvlak en bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:
- a. de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. er dient te zijn voldaan aan alle geldende milieukwaliteitseisen;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeersituatie;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 6. de sociale veiligheid.
Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.2 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Chw Colmschaterstraatweg ong.'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Colmschaterstraatweg te Colmschate, naast Colmschaterstraatweg 84, liggen onbebouwde gronden. Het voornemen bestaat om hier twee vrijstaande woningen te realiseren. Deze ontwikkeling is niet mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan 'Chw Deventer, stad en dorpen'. Om de woningen alsnog mogelijk te maken moet er een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een planologisch kader voor de beschreven ontwikkeling van de twee vrijstaande woningen.
1.2 Bestemmingsplan 'Chw Colmschaterstraatweg Ong.', Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte
De gemeente Deventer doet vooruitlopend op de komst van de wet mee met een landelijk experiment onder de Crisis- en herstelwet om vast te oefenen met dit instrument omgevingsplan (zie Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen). Daarom stellen we nu een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op voor deze locatie, zodat de gemeente verder ervaring opdoet voor het later vormgeven van een 'echt' Omgevingsplan. De Crisis- en herstelwet kan nog niet de mogelijkheden bieden die de Omgevingswet straks voor het Omgevingsplan open stelt. Het bestemmingsplan 'Chw Colmschaterstraatweg ong.' blijft een bestemmingsplan onder de huidige regelgeving. Later maakt de gemeente samen met het bestaande bestemmingsplan voor het hele grondgebied één Omgevingsplan.
1.3 Ligging Plangebied
Het plangebied wordt begrensd door de onbebouwde gronden ten noorden, de Colmschaterstraatweg ten oosten, de woning aan de Colmschaterstraatweg 84 ten zuiden en de Vlinderparkweg ten westen. Het plangebied omvat de kadastrale percelen L 4521, 4682 en 4683. Onderstaande afbeeldingen tonen de globale ligging van het plangebied op een kadastrale kaart en een luchtfoto.
Globale ligging plangebied op kadastrale kaart en luchtfoto (bronnen: Pdok-viewer & Google maps)
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen;
- bestemmingsplan 'Chw Deventer, stad en dorpen deel D' dat op 4 september 2020 inwerking is getreden;
- bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeereisen' dat op 8 juni 2018 onherroepelijk is geworden;
- bestemmingsplan 'Parapluherziening kleinschalige kinderopvang' dat op 1 september 2016 onherroepelijk is geworden;
- bestemmingsplan 'Parapluherziening standplaatsen en warenmarkten' dat op 30 mei 2013 onherroepelijk is geworden.
'Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel D'
Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Chw Deventer, stad en dorpen deel D'
Het plangebied valt in dit bestemmingsplan binnen de functies 'Dienstverlening -begane grond', 'Maatschappelijk', 'Bedrijf - categorie 2 begane grond', 'Horeca - 3', 'Sport', 'Kantoor - begane grond'. Voorgaande betekent dat er een menging van functies is toegestaan. Het wonen is niet een toegestane functie. Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4', op grond waarvan enkele regels zijn gesteld in verband met het uitvoeren van werken en werkzaamheden en de belangenafweging daarbij is in verband met mogelijke archeologische resten in de ondergrond.
Het plangebied maakte onderdeel uit van een bouwvlak, dat ook deels buiten de plangrenzen is gelegen. Er is sprake van een zelfstandig bouwvlak, met een oppervlakte van 1.967 m2. Binnen dit bouwvlak geldt een bouwhoogte van 17 meter en een bebouwingspercentage van maximaal 25%.
Op grond van het geldende bestemmingsplan is het niet mogelijk om de twee vrijstaande woningen te realiseren. Om de woningen alsnog mogelijk te maken dienen de gronden te worden her bestemd naar de functie 'Wonen'. Voorliggend plan voorziet hierin.
In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het aspect archeologie en daarmee de belangen die zijn beoogd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'.
Parapluherzieningen
Voor de gronden in het plangebied geldt een drietal parapluherzieningen. De parapluherziening in verband met standplaatsen is niet relevant voor dit bestemmingsplan, omdat niet wordt voorzien in een bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' waar dergelijke standplaatsen onder voorwaarden kunnen worden toegestaan. De andere twee parapluherzieningen bevatten wel relevante regels voor dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de bepalingen van deze parapluherzieningen (zie paragraaf 3.4.5 (kleinschalige kinderopvang) en paragraaf 4.5 (parkeren).
1.5 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de randvoorwaarden zoals milieuaspecten en waterhuishouding en sociale veiligheid. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.1.1 Omgeving
Het plangebied bevindt zich in Colmschate, dorp en stadsdeel van Deventer. Oorspronkelijk waren er plannen om het gebied tussen de Holterweg en de Leonard Springerlaan te ontwikkelen tot een multifunctioneel centrumgebied. Sindsdien zijn de plannen echter gewijzigd en typeert vooral woningbouw de directe omgeving van het plangebied. Op de gronden ten noorden van de spoorlijn Deventer-Almelo hebben sinds 2000 diverse (woningbouw)ontwikkelingen plaatsgevonden. Zo is ten zuidoosten, tussen de stationsweg en de Achterhoeksweg, een woonwijk gerealiseerd met vrijstaande woningen. Ten westen van het plangebied, tussen de Oostriklaan en de Vlinderparkweg, zijn drie appartementencomplexen gerealiseerd. Oorspronkelijk was het plan om het plangebied eveneens te betrekken bij voornoemde ontwikkeling en ook hier een appartementencomplex te realiseren. Sindsdien zijn de gronden onbebouwd gebleven. De onbebouwde gronden behorend tot het plangebied liggen in het verlengde van de woonpercelen aan de Colmschaterstraatweg.
2.1.2 Plangebied
Het plangebied omvat onbebouwde gronden. Het grootste deel van de gronden wordt getypeerd door lage wildbegroeiing, aan de randen staan houtopstanden. De westelijke perceelsgrenzen vormen één rechte lijn. De oostelijke perceelsgrens buigt af naar het westen waar de Colmschaterstraatweg afbuigt in dezelfde richting. Hierdoor zijn de noordelijke percelen, L 4683 en 4682, smaller dan het zuidelijke perceel L 4521.
De navolgende foto's geven een indruk van de bestaande situatie het plangebied.
Foto's van de bestaande situatie het plangebied (SAB, december 2018).
2.2 Toekomstige Situatie
Voorliggend plan maakt de realisatie van 2 vrijstaande woningen mogelijk. Bij vaststelling van het geldende bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor gemengde functies waarbij de aanduiding is opgenomen op de plankaart dat wonen is uitgesloten. De locatie leent zich echter voor woningbouw. Woningbouw op het plangebied maakt het lint van vrijstaande woningen aan de Colmschaterstraatweg en de Stationsweg af.
De woningen richten zich op de Colmschaterstraatweg. De maximum goothoogte bedraagt 5 meter en de maximum nokhoogte 7 meter. Een platdak dat is niet toegestaan.
Op de navolgende afbeelding wordt de situering van de woningen weergegeven ten opzichte van de omgeving. Parkeren wordt op eigen terrein gerealiseerd.
Situering woningen
Door SAB is een stedenbouwkundig schetsontwerp gemaakt. Hierin wordt vermeld dat qua uitstraling, de woningen en de bijgebouwen passend bij de omgeving moeten zijn.
De gevels moeten in rood-bruine baksteen of wit gekeimd worden uitgevoerd. De daken moeten worden voorzien van dakpannen (antraciet of rood) of riet. Tevens worden met voorliggend plan maatregelen getroffen om natuurinclusief te bouwen.
Hierna volgen enkele referentiebeelden.
Natuurinclusief bouwen
Voor de realisatie van woningen moet worden voldaan aan het 'Puntensysteem Natuur Inclusief Bouwen', zoals opgenomen als bijlage bij de regels. Deze regeling is verankerd in de regels. Bij de realisatie van een woning moeten ten minste 15 punten worden gescoord. Hoe natuurinclusiever een ontwerp is, des te meer punten een woning scoort. In het kader van een natuurinclusief ontwerp kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een groen (garage)dak of de realisatie van nestplaatsen voor beschermde diersoorten.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een weergave van het relevante beleid op rijks-, provinciaal -, regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. Aangegeven wordt hoe het plan zich verhoudt tot de diverse beleidskaders.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.
In de SVIR is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
- a. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur van Nederland;
- b. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- c. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Toetsing
Onderhavig plan raakt gezien de aard en omvang geen van de nationale belangen en is daarom niet in strijd met de SVIR en het Barro.
3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 oktober 2012 is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, waarbij de Ladder voor duurzame verstedelijking is aangepast. De Ladder is in artikel 3.1.6. Bro vastgelegd en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Dit lid heeft betrekking op de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.
Toetsing
Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Uit jurisprudentie1 blijkt dat een plan dat voorziet in de realisatie van twee woningen niet hoeft te worden aangemerkt als woningbouwlocatie of een andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Daarmee hoeft er voor dit plan geen toets aan de Ladder worden doorlopen. Bij de toetsing aan het woonbeleid (paragraaf 3.4.2) is echter wel onderbouwd dat met het beoogde programma op deze locatie in een behoefte wordt voorzien.
- 1. Zie hiervoor o.a. de nadien bevestigde uitspraak van de ABRvS d.d. 16 september 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2921).
3.2.3 Het Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de rijksnota voor het nationale waterbeleid en wordt op basis van de Waterwet eens per 6 jaar opgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Eén van de oorzaken van wateroverlast is de wijze waarop plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden et cetera. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene-) ruimtelijke plannen en besluiten.
Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend op 2 juli 2003. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden.
Toetsing
Het Waterplan doet geen specifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor onderhavig bestemmingsplan. Wel werkt beleid uit het Waterplan door in het beleid van het waterschap en de gemeente. In dit bestemmingsplan is een waterparagraaf (paragraaf 4.3) opgenomen, waarin de watertoets is verwerkt.
3.3 Provinciaal En (Boven)regionaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel (laatste actualisatie op 13 november 2019 vastgesteld) is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
- een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
- beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur door multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel- boven als ondergronds), hergebruik en herbestemming en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten;
- ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
Toetsing
Het beleid uit de Omgevingsvisie Overijssel is in de Omgevingsverordening Overijssel juridisch vertaald waar sprake is van een provinciaal belang. De planontwikkeling is in de volgende paragraaf nader getoetst aan de provinciale regels voor ontwikkeling in het plangebied.
3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over diverse instrumenten waarmee zij haar ambities voor de fysieke leefomgeving realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie Overijssel. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie Overijssel te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening Overijssel is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie Overijssel juridisch geborgd is.
Toetsing
In de Omgevingsverordening is vastgelegd dat ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het Uitvoeringsmodel dat in de Omgevingsvisie is opgenomen. De planontwikkeling is in de navolgende paragraaf getoetst aan het Uitvoeringsmodel.
3.3.3 Uitvoeringsmodel
In de Omgevingsvisie Overijssel is een Uitvoeringsmodel ontwikkeld voor het sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit waarbij drie stappen worden onderscheiden. Allereerst moeten ontwikkelingen getoetst worden aan generieke beleidskeuzes. Deze stap stelt de vraag aan de orde OF er wel een opgave is. De generieke beleidskeuzes zijn benoemd in hoofdstuk 7 van de Omgevingsvisie. De tweede stap is de toets van ontwikkelingen aan de ontwikkelingsperspectieven. Deze stap stelt de vraag aan de orde WAAR deze opgave een plek zou kunnen krijgen. In hoofdstuk 8 van de Omgevingsvisie Overijssel is de (richtinggevende) betekenis van de aanduidingen op de kaart Ontwikkelingsperspectieven benoemd. De derde stap is de toets van ontwikkelingen aan de gebiedskenmerken en stelt de vraag aan de orde HOE de opgave op een goede wijze kan worden ingepast. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe ruimtelijke opgaven worden verbonden met bestaande gebiedskenmerken. In hoofdstuk 9 van de Omgevingsvisie en de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken is benoemd welke gebiedskenmerken van provinciaal belang zijn en waarom. De navolgende afbeelding toont een schematische weergave van de lagen uit het uitvoeringsmodel. In de bijlagen zijn de lagen nader toegelicht.
Uitvoeringsmodel met lagen uit de Omgevingsvisie (bron: www.overijssel.nl)
Toetsing
Of - Generieke beleidskeuzes
Het provinciale Uitvoeringsmodel begint met de vraag of er wel een maatschappelijke opgave is op de gekozen locatie. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen generieke beleidskeuzes die voor heel Overijssel gelden (de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking) en gebiedsspecifieke beleidskeuzes die op voorhand bepaalde ontwikkelingen uitsluiten in een bepaald gebied.
De generieke beleidskeuzes zijn:
- a. integraliteit;
- b. toekomstbestendigheid;
- c. concentratiebeleid;
- d. (boven)regionale afstemming;
- e. zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Ad a. Integraliteit
Het Besluit ruimtelijke ordening eist een integrale afweging van alle betrokken belangen bij de vaststelling van ruimtelijke plannen. Deze afweging moet inzichtelijk gemaakt worden in de toelichting op bestemmingsplannen. In deze afweging zullen ook de aspecten die samen de duurzaamheid van een ontwikkeling bepalen aan de orde moeten komen. In de omgevingsverordening is de eis van integraliteit (een transparante en evenwichtige afweging tussen ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities) daarom niet meer als zodanig opgenomen, omdat dit een dubbeling met wettelijke eisen zou opleveren.
Uit de afwegingen in dit bestemmingsplan volgt overigens dat sprake is van een gewogen ontwikkeling: er is sprake van een inbreiding in stedelijk gebied, zonder dat hiervoor structureel en openbaar groen verloren gaat en waarbij wordt voldaan aan de wettelijke eisen en normen op het gebied van water, ecologie en milieu.
Ad b. Toekomstbestendigheid
Volgens de Omgevingsvisie Overijssel (paragraaf 7.1.2) moeten oplossingen die gekozen worden voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig zijn. Dit betekent dat initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het gaat dan om een evenwichtige benadering van het welzijn van mensen, economische welvaart en het beheer van natuurlijke voorraden. De nieuwe ontwikkelingen moeten ook op lange termijn toegevoegde waarde hebben. In de Omgevingsverordening (artikel 2.1.4) komt de eis van toekomstbestendigheid terug als een motiveringseis. Deze motiveringseis houdt in dat bij bestemmingsplannen waarin provinciale belangen in het geding zijn, aannemelijk gemaakt moet worden dat wordt voldaan aan de eis van toekomstbestendigheid.
In dit bestemmingsplan zijn geen specifieke provinciale belangen aan de orde, met uitzondering van de boringsvrije zone Salland Diep als onderdeel van de provinciale bescherming van de drinkwatervoorziening en grondwaterbescherming. Dit belang wordt verderop in deze paragraaf getoetst.
Ad c. Concentratiebeleid
In het kader van het sturen op ruimtelijke kwaliteit wordt in artikel 2.1.2 in de omgevingsverordening het principe van concentratie van stedelijke bebouwing vastgelegd. Dit houdt in dat stedelijke opgaven zoveel mogelijk geconcentreerd moeten worden in stedelijke netwerken. Daar mag gebouwd worden voor de bovenregionale behoefte. Voor de stedelijke netwerken en de streekcentra wordt de eis van lokaal geworteld zijn dan ook niet gesteld.
Het plangebied ligt binnen een gebied dat op kaart 8 van de Omgevingsvisie Overijssel is aangeduid als 'bestaande woonmilieus binnen de stedelijke netwerken'. Er wordt gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied.
Ad d. (Boven)regionale afstemming
In de Omgevingsvisie is duidelijk gemaakt waarom (boven)regionale afstemming nodig is als het gaat om de programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. In de regio is voor de gemeente Deventer de afspraak gemaakt dat woningbouwplannen vanaf 50 woningen binnen bestaand stedelijk gebied afgestemd worden met de gemeenten in de subregio. Er is sprake van een regionaal afgestemd plan zodra melding is gemaakt en mogelijkheid is geboden mee te denken over het woonplan.
Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied, waarbij sprake is van een inbreidingslocatie en een functiewijziging (Gemengde functies excl. wonen naar Wonen). Gezien het aantal van twee woningen, is regionale afstemming niet nodig.
Ad e. Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik:
Om met name het onderscheid tussen de bebouwde stads- en dorpsomgeving en de onbebouwde Groene Omgeving scherp te houden, wordt sterker gestuurd op het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3) wordt de verplichting opgelegd om voor stedelijke functies eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. Voor de Groene Omgeving geldt een variant op de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik die erop gericht is om eerst zoveel mogelijk bestaande erven en bebouwing te gebruiken voordat meegewerkt mag worden aan nieuw ruimtebeslag op de Groene Omgeving.
In dit bestemmingsplan is sprake van de ontwikkeling van twee woningen binnen bestaand gebied op deze locatie waar de geldende bestemming ook reeds in stedelijke bouw- en gebruiksmogelijkheden voorziet. Er is geen sprake van onnodig nieuw ruimtebeslag.
Naast de hiervoor behandelde generieke beleidskeuzes komen bij de OF-vraag ook gebiedsspecifieke beleidskeuzes aan de orde. Gebiedsspecifieke beleidskeuzes borgen zwaarwegende publieke belangen. Daarbij kan gedacht worden aan:
- de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast
- het veilig stellen van drinkwater
- het behoud van plant- en diersoorten (biodiversiteit)
- de bescherming van zeldzame of unieke landschapskwaliteiten
- het beperken van de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Voor een deel gaat het om zwaarwegende publieke belangen die door nationale en Europese regels worden geborgd. Er zijn ook gebiedsspecifieke beleidskeuzes die door de provincie zijn gemaakt en die zo zwaarwegend worden geacht dat bij de beantwoording van de OF-vraag geconcludeerd moet worden dat bepaalde initiatieven in bepaalde gebieden niet kunnen worden toegelaten. Deze provinciale gebiedsspecifieke beleidskeuzes worden in de Omgevingsverordening met specifieke artikelen geborgd. Het gaat om reserveringen voor waterveiligheid en beperking wateroverlast (titel 2.14 watergebiedsreserveringen), drinkwater-/grondwaterbeschermingsgebieden (titel 2.13), Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) (titel 2.7), Nationale Landschappen (titel 2.6) en het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen (titel 2.18 externe veiligheid).
Voor dit bestemmingsplan zijn uitsluitend beperking wateroverlast (titel 2.14 watergebiedsreserveringen) en drinkwater-/grondwaterbeschermingsgebieden (titel 2.13).
Watergebiedsreserveringen
Het plangebied is aangewezen als Overstroombaar gebied (artikel 2.14.4). Bestemmingsplannen die betrekking hebben op het overstroombaar gebied als zodanig op de kaart Watergebiedsreserveringen zijn aangegeven, voorzien alleen in nieuwe stedelijke functies binnen deze gebieden als in het desbetreffende bestemmingsplan zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd.
De toelichting op bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden als bedoeld in lid 1, is voorzien van een overstromingsrisico paragraaf die inzicht biedt in:
- a. de risico's bij overstroming;
- b. de maatregelen en de voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen dan wel te beperken.
Voor de toetsing is de risicokaart geraadpleegd (www.risicokaart.nl)
Het plangebied ligt wat betreft de maximale waterdiepte (0,2-0,5 m) in overstroombaar beschermd gebied (kleine kans). De maximale stroomsnelheid is laag (categorie 'minder relevant'). Het risico bij overstromingen is laag en de gevolgen beperken zich gezien de maximale waterdiepte tot de eerste bouwlaag. De primaire waterkering bij Deventer (dijktraject 53-1 zoals aangewezen in de Waterwet) is berekend op een overstromingskans van 1:3.000 per jaar. Inmiddels zijn langs de IJssel en ook bij Deventer in het kader van het programma Ruimte voor de Rivier maatregelen getroffen om de waterstand bij maatgevend hoogwater te verlagen. De hoeveelheid water die nodig is om het gebied waarbinnen het plangebied ligt te laten overstromen, hetzij door overstroming van de IJssel, hetzij door regenval, kan men in het algemeen goed zien aankomen. Er zal dus voldoende tijd zijn om maatregelen te treffen (hetzij door voorraden in te slaan, hetzij door het plangebied te evacueren). Het is daarom niet nodig om op voorhand maatregelen te treffen. Ook het stellen van voorwaarden ter waarborging van de veiligheid op de lange termijn is niet nodig.
Er bestaat op grond hiervan geen aanleiding om in het kader van dit bestemmingsplan specifiek maatregelen te treffen.
Drinkwater-/grondwaterbeschermingsgebieden
Het plangebied ligt binnen de Boringsvrije zone Salland Diep. Onder Salland ligt een zoetwatervoorraad die goed is beschermd door een aaneengesloten dikke kleilaag. Voor dit watervoerende (diepe) pakket onder Salland geldt dat onttrekkingen van water alleen toegestaan zijn voor de openbare drinkwatervoorziening en voor hoogwaardig industrieel gebruik waarop de Warenwet van toepassing is. Doel van de boringsvrije zone is om naast de beleidsmatige bescherming ook de fysieke bescherming in de vorm van de aaneengesloten dichte kleilagen in de ondergrond in stand te houden. Dit betekent dat mechanische bodemingrepen die de beschermende functie teniet kunnen doen, niet zijn toegestaan. Ook geldt hier een absoluut verbod om bodemenergiesystemen te installeren die de ondoordringbare kleilaag doorboren en een verbod om koelwater, afvalwater en overige (verontreinigde) vloeistoffen te lozen. De omgevingsverordening stelt regels voor ontwikkelingen binnen de boringsvrije zone. De artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (hoofdstuk 3) en de vergunningplicht reservering diepe pakket van Salland Diep (artikel 4.6.4) zijn van toepassing.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk te maken die tot diep in de bodem reiken en een potentiële bedreiging kunnen vormen voor het water of de kleilaag.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met het vanuit de generieke beleidskeuzes gevraagde onderbouwing.
Waar - Ontwikkelingsperspectieven
Voor het plangebied is het volgende ontwikkelingsperspectief van belang:
- 'Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijven met een (boven)regionaal profiel'.
Deventer maakt onderdeel uit van het stedelijk netwerk Stedendriehoek-Deventer. Stedelijke netwerken vormen de motoren van de regionale economie. Door diensten, voorzieningen, bedrijven en kennisinstellingen die een functie vervullen voor de regio zoveel mogelijk bij elkaar te plaatsen, profiteren deze (boven)regionale functies van de dynamiek die daardoor ontstaat. Dit is niet alleen goed voor de werkgelegenheid, maar ook voor de arbeidsproductiviteit en rentabiliteit van bedrijvigheid. Door stedelijke functies bij elkaar te plaatsen, kan effectiever gebruik worden gemaakt van energievoorzieningen. Door ervoor te zorgen dat de steden in stedelijke netwerken elkaar aanvullen door een goede profilering, wordt de kracht van deze netwerken versterkt. Daarvoor is een optimale bereikbaarheid binnen en tussen stedelijke netwerken van groot belang. Herstructurering en transformatie kunnen hierbij tevens bijdragen aan de energietransitie. Verder onderscheidt de provincie de hotspots Twente (Hengelo, Almelo), Zwolle-Kampen (met goede overslagpunten in Meppel en Hasselt) en Deventer. Nieuwvestiging van logistieke bedrijven met (boven)regionale behoefte vestigen zich binnen deze hotspots bij voorkeur op multimodaal ontsloten bedrijventerreinenlocaties in Hengelo, Almelo, Zwolle, Kampen of Deventer. Daarnaast is Hardenberg een voorkeurslocatie voor vestiging, dit als onderdeel van de Euroterminal Emmen-Coevorden-Hardenberg.
Voorliggend initiatief betreft de realisatie van een tweetal woningen ten behoeve van de lokale behoefte. Binnen 10 jaar wenst de gemeente Deventer 3.000 woningen toe te voegen (zie paragraaf 3.4.2). Tevens worden met het initiatief de vitaliteit en de aantrekkelijkheid van de wijk versterkt. Een voor gemengde doeleinden bestemd terrein wordt getransformeerd naar twee ruime woonkavels die aansluiten bij de bebouwingstructuur in de directe omgeving.
Verder voorziet dit bestemmingsplan niet in de ontwikkeling van een bedrijventerrein, noch is sprake van het wijzigen van een geldende bestemming bedrijventerrein. Tevens leent de onderhavige locatie zich vanwege de ligging in een woongebied niet voor de toekomstige ontwikkeling van een bedrijventerrein en vormen de nieuwe gevoelige functies geen belemmering voor de ontwikkeling van een bestaand bedrijventerrein. Het plan vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het perspectief.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met het ontwikkelingsperspectief.
Hoe - Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Hieronder wordt ingegaan op de stedelijke laag. De natuurlijke laag (Beekdalen en natte laagtes) is niet meer waarneembaar vanwege het feit dat het gebied gecultiveerd is. De oorspronkelijke kenmerken zijn ook redelijkerwijs niet meer te herstellen. Daarnaast zijn de laag van het agrarisch cultuurlandschap en de laag van beleving niet van toepassing op het plangebied.
Stedelijke laag:
Het plangebied is aangemerkt als 'Woonwijken 1955 - nu'. In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Efficiëntie en nabijheid zijn belangrijke vestigingsoverwegingen, maar daarbij wordt kwaliteit eigenheid en onderscheidend vermogen (mede gevormd door de historie) van de regio steeds belangrijker. Steden zijn de economische motors van Overijssel. Ook hier is sprake van een rijk palet: dorpen met centrumfuncties, landstadjes, steden en stedelijke netwerken. Elk met een eigen karakteristieke ruimtelijke, sociale en functionele opbouw en kwaliteiten. Steden ontwikkelden vaak een eigen kleur en profiel; deels door gebiedskenmerken, deels door bepaalde accenten in de ontwikkeling van hun economie, maatschappij en/of voorzieningenpakket.
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling vindt plaats in een strook langs de Colmschaterstraatweg die als het ware verscholen ligt achter de hoge bebouwing langs de Oostriklaan. Binnen deze strook is sprake van ruim opgezette kavels op de overgang naar het buitengebied (stadsrand). De ontwikkeling van twee vrijstaande woningen op ruime kavels past binnen deze stedelijke laag.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de stedelijke laag.
Ruimtelijke kwaliteit
Artikel 2.1.5 bevat enkele algemene regels in verband met de ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De voor deze planontwikkeling relevante artikelleden luiden als volgt:
1. | In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. |
2. | In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd. |
3. | In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd. |
5. | In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. |
De toetsing aan voornoemde regels in verband met ruimtelijke kwaliteit heeft gezien de inhoud van de regels plaatsgevonden bij andere toetsonderdelen (Waar-vraag en Hoe-vraag) in deze pararaaf.
3.3.4 Waterbeheerplan 2016-2021, waterschap Drents Overijsselse Delta
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Drents Overijsselse Delta (voorheen Reest en Wieden & Groot Salland), Vechtstromen en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost.
Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het waterbeheerplan 2016-2021 opgesteld. Hierin aangegeven hoe uitvoering wordt gegeven de wettelijke waterschaptaken als zorgen:
- een goede bescherming tegen hoog water;
- een goed functionerend regionaal watersysteem;
- het zuiveren van afvalwater.
Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Toetsing
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld, waarin mede is getoetst aan het waterbeheerplan en de regels van de keur. Voor een nadere toetsing wordt dan ook verwezen naar paragraaf 4.3.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Deventer
Op 18 december 2019 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Deventer vastgesteld. De Omgevingsvisie is een richtinggevend koersdocument binnen de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingsvisie geldt voor het hele grondgebied van de gemeente. In de afgelopen jaren is er veel veranderd binnen het fysiek ruimtelijke domein, denk aan demografische ontwikkelingen, klimaat en energietransitie en een toenemende en veranderende mobiliteit. Het werken met oude statische structuurplannen wordt verruild door een dynamische Omgevingsvisie.
De Omgevingsvisie van Deventer is in samenwerking met verschillende stakeholders tot stand gekomen en biedt een handelingsperspectief voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Daarnaast toont de Omgevingsvisie de ambities en ontwikkelrichtingen op maatschappelijke thema's voor de verschillende deelgebieden binnen de stad, het buitengebied en alle dorpen.
De belangrijkste en urgentste opgaven zijn:
- Het 'noaberschap' de inclusiviteit meegeven die de gemeente beoogd; iedereen telt mee, iedereen doet mee;
- Innovatiever zijn dan ooit tevoren; een slimme, schone economie in leren en werken;
- Verduurzaming op met name de thema's energie en klimaat.
Toetsing
Het woningbouwprogramma bestaat uit maximaal twee vrijstaande woningen. Deze woningen worden naast energieneutraal ook natuurinclusief gebouwd. Door de ontwikkeling wordt aangesloten bij de omliggende woningbouw en wordt er een kwaliteitsslag gemaakt. De ontwikkeling zorgt voor afronding van de bebouwing langs de Colmschaterstraatweg. De beoogde functie is gebiedseigen en past daarmee beter in de omgeving dan de functies onder het geldende bestemmingsplan.
3.4.2 Woonvisie Deventer 2018
Op 7 februari 2018 is de Woonvisie Deventer 2018 vastgesteld. In de woonvisie wordt beschreven waar het woonbeleid zich de komende jaren op richt. Het geeft de ambities en de belangrijkste opgaven weer.
Woningen dienen aan te sluiten bij de wens van bewoners en wijken, dorpen en duurzame woningen dienen in de toekomst te voorzien in de behoefte. Met (nieuwe) bijzondere woonmilieus en aantrekkelijke, duurzame en levensloopbestendige woningen, voor de verschillende inkomens binnen de gemeente, wordt Deventer als woongemeente versterkt. Binnen 10 jaar dienen daarom 3.000 woningen te worden toegevoegd.
Tevens is de leefbaarheid in woonbuurten een belangrijke opgave de komende jaren. De gemeente wenst dat alle inwoners prettig in hun wijk of dorp kunnen wonen. Hierbij wordt gestreefd naar een gemengde bevolkingssamenstelling en een gevarieerd woningaanbod. Tevens dienen herkenbaarheid en identiteit van de buurt vergroot te worden, om de sociale binding te versterken. Er wordt verwacht dat inwoners zoveel mogelijk zelfredzaam zijn en naar vermogen meedoen in de samenleving, aangezien dat is wat zij zelf willen. Zorg en begeleiding worden naar de bewoner toe gebracht, zodat deze zo lang mogelijk zelfstandig thuis kan wonen, en er wordt voor meerdere levensfasen gebouwd. Dit kan met de juiste woning en in de juiste woonomgeving, met een schone, opgeruimde, veilige en toegankelijke inrichting van woonbuurten en de openbare ruimte. Ontwikkelingen dienen daarom bij te dragen aan de leefbaarheid in de samenleving. De gemeente nodigt dan ook uit tot bewonersinitiatieven, gericht op het versterken van de sociale cohesie, langer zelfstandig wonen en leefbaarheid.
Toetsing
Het plangebied heeft een bijzondere ligging, min of meer 'verscholen' achter de hoge bebouwing langs de Oostriklaan en aan de grens van de groene vinger. Langs dit deel van de Colmschaterstraatweg zijn enkel vrijstaande woningen gerealiseerd. Om stedenbouwkundige redenen wordt in het plangebied aangesloten bij dit woningtype. Hierbij zal sprake zijn van dure koopwoningen, volgens het begrip zoals gehanteerd in de woonvisie op een aantrekkelijke locatie. Er wordt met deze ontwikkeling aangesloten op de ambitie om aantrekkelijke, duurzame woonmilieus toe te voegen aan de woningvoorraad. Daarnaast sluit het initiatief aan bij het doel van de gemeente Deventer, namelijk de toevoeging van 3.000 woningen.
3.4.3 Duurzaamheidsbeleid
In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 energieneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid "Op weg naar een duurzaam evenwicht" vastgesteld. Deze agenda is in april 2016 door de raad geactualiseerd, waarbij aan de 8 geformuleerde ambities een 9e ambitie met betrekking tot mobiliteit is toegevoegd. De energietransitiekoers krijgt steeds meer vorm in publiek-private samenwerkingsvormen tussen burgers, bedrijfsleven, (kennis)instellingen maatschappelijke organisaties en (mede)overheden. Het in 2015 gestarte proces rondom de Strategische Raadsagenda Duurzaamheid sluit hierop aan. In juli 2017 heeft de raad twee moties aangenomen:
- Deventer aardgasvrije gemeente ('Kom van dat gas af'): Vooruitlopend op de afschaffing van de aansluitingsverplichting per 2018, in kaart te brengen welke locaties (zowel woon- als werklocaties) met nieuwbouw in ontwikkeling komen. Daarbij aan te geven of het inbreidings- of uitbreidingslocaties betreft. Per locatie aan te geven welke warmtevoorziening wordt beoogd. Indien gas; aan te geven of en welk alternatief mogelijk is;
- Stimuleren duurzame nieuwbouw: Verduurzaming particuliere woningbouw is een speerpunt binnen de duurzaamheidsagenda. Bij alle woningbouwlocaties actief in te zetten op de bouw van duurzame woningen.
In 2018 moet de uitvoeringsagenda duurzame energie en de inzet op energietransitie worden geactualiseerd, waarbij o.a. de moties leidend zullen zijn. Ook in de nieuwe Woonvisie en lopende beleidstrajecten als de Omgevingsvisie heeft duurzaamheid een prominente rol.
De sleutel om de ambities te verwezenlijken zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden. Zo hebben we een 'Visie op de Ondergrond' ontwikkeld waarmee de potentie voor o.a. koude-/ warmte opslag in beeld is gebracht. Deze informatie kan ontwikkelende partijen helpen bij een onderzoek naar de mogelijkheden voor warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening. Ook kan er bij de uitwerking aandacht geschonken worden aan klimaatadaptatie, het voorkomen van hittestress en bevorderen van een prettige en gezonde leefomgevingskwaliteit door bijvoorbeeld toepassing van groenelementen.
Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling betreft de nieuwbouw van twee vrijstaande woningen. Bij de bouwaanvraag moet worden voldaan aan de op dat moment geldende eisen uit het Bouwbesluit, waaronder het bouwen zonder aansluiting op het gasnet. Tevens gelden andere bouweisen met betrekking tot energiezuinigheid. Er wordt daarmee bijgedragen aan de ambitie van de gemeente. Uitwerking vindt plaats bij de aanvraag om omgevingsvergunning.
3.4.4 Beleidsnota Beroep en bedrijf aan huis
In de beleidsnota 'Beroep en Bedrijf' (2007) aan huis wordt duidelijkheid geboden over de mogelijkheid om een bedrijf of beroep aan huis te hebben. Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis kunnen een positieve uitstraling hebben op de levendigheid van de woonomgeving. Echter, leidt dit in enkele gevallen tot ongewenste situaties, bijvoorbeeld tot een ongewenste verkeersaantrekkende werking of overlast. Deze beleidsnota dient ter voorkoming van zulk soort situaties.
Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien:
- het ondergeschikt is aan de woonfunctie: maximaal 35 % van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m2;
- er mag geen onevenredige hinder en overlast worden veroorzaakt;
- de persoon die de activiteit uitoefent moet tevens bewoner van het huis zijn;
- er mag geen horeca, detailhandel of groothandel plaatsvinden;
- uitsluitend categorie 1 bedrijven (volgens VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering, 2009") zijn toegestaan;
- er mag geen duidelijk waarneembare nadelige invloed zijn op de verkeerssituatie.
In afwijking van het verbod op horeca mag binnen de woonbestemming onder bepaalde voorwaarden wel een bed & breakfast voorziening worden gerealiseerd. Naast bovenstaande criteria geldt dat er sprake moet zijn van een toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid, waarbij het zelfstandig functioneren als wooneenheid dient te worden uitgesloten, het authentieke uiterlijke of de verschijningsvorm van de woningen dient te worden gehandhaafd en het maximaal aantal bedden ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid is 4.
Toetsing
In de regels van de bestemming 'Wonen' zijn de beleidsregels uit de Beleidsnota Beroep en bedrijf aan huis vertaald. Het bestemmingsplan is hiermee in overeenstemming met het beleid.
3.4.5 Beleid kleinschalige kinderopvang
De gemeenteraad heeft op 22 juni 2016 het bestemmingsplan 'Parapluherziening kleinschalige kinderopvang' vastgesteld. In dit plan wordt de mogelijkheid geboden om een kinderopvang aan huis tot een maximum van 6 kinderen toe te kunnen staan, mits dit past in de omgeving qua milieusituatie, aard en uitstraling, geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft en de parkeerbehoefte en mits dit niet ligt binnen een invloedsgebied externe veiligheid.
Toetsing
In dit bestemmingsplan zijn de relevante regels uit het bestemmingsplan 'Parapluherziening kleinschalige kinderopvang' overgenomen. Hiermee wordt voldaan aan het beleid.
3.4.6 Gemeentelijk waterbeleid
Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Waterplan Deventer (2007-2010) en Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2021).
Het Waterplan is een gezamenlijk plan van de waterschappen Groot Salland, Rijn en IJssel en Veluwe, waterbedrijf Vitens en de gemeente Deventer. Er staat in welke knelpunten deze organisaties zien in de waterhuishouding en hoe ze die denken op te lossen. In het Waterplan staan de belangrijkste maatregelen die de waterorganisaties de komende jaren samen willen treffen. Ieder jaar wordt een uitvoeringsprogramma vastgesteld.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan Deventer (GRP) 2015-2021 wordt het gemeentelijk beleid voor de inzameling en het transport van het huishoudelijke en bedrijfsmatige afvalwater en het overtollige hemelwater en grondwater, de uit te voeren programma's in de planperiode en de investeringen beschreven. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu.
Toetsing
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld, waarin mede is getoetst aan het waterbeheerplan end e regels van de keur. Voor een nadere toetsing wordt dan ook verwezen naar paragraaf 4.3.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Archeologie / Cultuurhistorie En Monumenten
4.1.1 Archeologie
4.1.2 Cultuurhistorie en monumenten
4.2 Milieuaspecten
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering
4.2.2 Geur
4.2.3 Geluid
4.2.4 Trillingen
4.2.5 Bodemkwaliteit
4.2.6 Luchtkwaliteit
4.2.7 Externe veiligheid
4.2.8 Ecologie
4.2.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
4.3 Waterhuishouding
4.3.1 Algemeen
In artikel 3.1.6 (Bro) is aangegeven dat in de toelichting van een bestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Het doel van deze watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
4.3.2 Toetsing
In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding besproken. Daartoe is de digitale watertoets9 doorlopen. Het resultaat hiervan is als bijlage toegevoegd aan deze toelichting.
De belangrijkste uitgangspunten voor invulling van de digitale watertoets zijn:
- realisatie van maximaal 2 vrijstaande woningen
- omvang van het plangebied circa 2.000 m2, waarbij de verharding (bebouwing en gesloten bestrating) gezien deze omvang in totaal (dus in het gehele plangebied) niet meer zal toenemen dan 1.500 m2;
- infiltratie van hemelwater, aansluiting vuil water op het riool;
- er is in de huidige situatie geen sprake van (grond)wateroverlast en er wordt geen grondwater onttrokken.
Uit de digitale watertoets blijkt dat het project onder de korte procedure valt. De standaard waterparagraaf die volgt na invulling van de digitale watertoets is hieronder opgenomen en waar nodig bewerkt.
Relevant beleid
Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!'. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseert het waterschap om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2020 sluit aan bij het hiervoor beschreven beleid van het waterschap. Volgens het Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2020 moet nieuwbouw voldoen aan het Bouwbesluit. Hemelwater en afvalwater worden derhalve op de erfgrens gescheiden aangeleverd. Bovendien moet hemelwater maximaal worden geïnfiltreerd op het eigen terrein. Daarom hanteert de gemeente als uitgangspunt dat de eigenaar bij nieuwbouw zorgt voor een infiltratievoorziening (bijvoorbeeld kratten of een laagte in de tuin) met een inhoud van minimaal 10 mm over het verhard oppervlak op eigen terrein. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt de aansluiting op de riolering nader uitgewerkt op basis van de bovenstaande principes. De bouwkavels zijn van voldoende omvang om infiltratie op eigen terrein te realiseren.
Overstroombaar gebied
Het plan ligt in een overstroombaar gebied. Onder overstroombaar gebied wordt verstaan: gebieden die normaal niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan). Het gaat zowel om uiterwaarden die frequent onder water staan (buitendijks) als om
beschermde gebieden achter de dijk (binnendijks). Beide vallen onder het toepassingsbereik van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR). De provincie Overijssel verplicht initiatiefnemers een overstromingsrisicoparagraaf op te stellen ten behoeve van het ruimtelijke plan (zie hiervoor paragraaf 3.3.3 van deze toelichting).
Verslag overleg met relevante waterbeheerders
Het resultaat van de digitale watertoets was dat de korte procedure gevolgd kan worden, hetgeen heeft geresulteerd in deze waterparagraaf.
- 9. Watertoets, 20 december 2018.
4.3.3 Conclusie
Dit aspect vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan en geeft geen nadere kaders voor de inhoud van dit plan.
4.4 Leidingen En Kabels
4.4.1 Algemeen
Bij vaststelling van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bescherming van ruimtelijk relevante kabels en leidingen.
4.4.2 Toetsing
In en om het plangebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels en leidingen aanwezig.
4.4.3 Conclusie
Dit aspect vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan en geeft geen nadere kaders voor de inhoud van het plan.
4.5 Verkeer En Parkeren
4.5.1 Verkeer
4.5.2 Parkeren
4.6 Sociale Veiligheid
4.6.1 Algemeen
Naast een aantrekkelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. Het gaat er om dat mensen zich veilig voelen en dat zoveel mogelijk daadwerkelijk zijn. Factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ('eigen') omgeving en het imago van het (totale) gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarbij de sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt, is:
- stedenbouwkundige inrichting: daarbij gaat het onder meer om de relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen, parkeervoorzieningen en openbare verlichting;
- vrij liggende groenvoorzieningen: vooral de waarborging van overzichtelijkheid;
- langzaam-verkeerroutes: primaire routes moeten bij voorkeur 'begeleid' worden door woonbebouwing;
- buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen;
- jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken.
Bij raadsbesluit d.d. 1 juli 2000 is besloten dat bij de uitvoering van bouwplannen de normeringen genoemd in het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen als basis worden gehanteerd. Deze normeringen houden in dat naast extra eisen op woningniveau bovenop de eisen in het Bouwbesluit, eisen worden gesteld aan een woongebouw/wooncomplex en aan de openbare ruimte. De mogelijkheden van het kunnen uitoefenen van sociale controle spelen hierbij een cruciale rol.
Eén van de redenen die aanleiding zijn voor de ontwikkeling van deze locatie is het feit dat hierdoor het toezicht en de sociale controlemogelijkheden verbeteren.
4.6.2 Toetsing
Tussen het plangebied en de Leonard Springerlaan is langs de Colmschaterstraatweg geen bebouwing aanwezig. Dit onbebouwde deel draagt niet bij aan de sociale veiligheid en sociale controle. Bovendien grenst het plangebied in het noorden aan een in het bestemmingsplan 'Onderdoorgang spoor Oostriklaan' beoogde en als zodanig bestemde verkeersverbinding tussen de Colmschaterstraatweg en de Vlinderparkweg, waar in de huidige situatie ook geen sprake is van bebouwing.
Door toevoeging van de woonbebouwing in het plangebied wordt een situatie gecreëerd waardoor de sociale controle en sociale veiligheid toeneemt langs dit deel van de Colmschaterstraatweg en de beoogde verkeersverbinding tussen deze weg en de Vlinderparkweg. Het voorliggende bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de sociale veiligheid in de omgeving.
4.6.3 Conclusie
Dit aspect vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan en geeft geen nadere kaders voor de inhoud van dit plan.
Hoofdstuk 5 Planopzet En Juridische Aspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In paragraaf 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in paragraaf 5.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.
5.2 Ro Standaarden 2012
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van onder andere bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.
De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.
5.3 Planopzet
5.3.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels voor het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt toch een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De indeling van het plan is als volgt:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. Hierin zijn twee artikelen opgenomen: Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten. Deze regels dienen ter verduidelijking van de in de andere regels opgenomen begrippen en op welke manier gemeten dient te worden.
Hoofdstuk 2 Functieregels:
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot de toegelaten functies, oftewel, waar mag je de locatie voor gebruiken. Per op de verbeelding aangegeven functie bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die functie gelden. In dit hoofdstuk is Artikel 3 opgenomen.
Hoofdstuk 3 Bouwregels:
Hoofdstuk 3 bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot het bouwen. De bouwregels geven een antwoord op de vraag wat op de locatie gebouwd mag worden met bijbehorende maatvoering. Het betreft Artikel 4, genummerd als Bouwregel-16.
Hoofdstuk 4 Algemene regels:
Hoofdstuk 4 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg het hele plangebied betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels. Het gaat om de algemene bouwregels, gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels en de anti-dubbeltelregel.
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels:
Tenslotte bevat Hoofdstuk 5 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.
5.4 Handhaving
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
- 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan
De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
- 3. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.
- 4. Actief handhavingsbeleid
Er moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid. Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in paragraaf 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in paragraaf 6.3 en paragraaf 6.4 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan.
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De gemeente en de initiatiefnemers hebben een anterieure overeenkomst gesloten waarin de rechten en plichten van zowel de ontwikkelaar als de gemeente zijn aangegeven, alsmede de definitieve regeling van kostenverhaal. Met deze overeenkomst is het plan verzekerd van kostendekking, het opstellen van een exploitatieplan is daarom overeenkomstig artikel 6.12, lid 2 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening niet nodig. Gesteld kan worden dat er geen verplichting is om tegelijkertijd met de ruimtelijke procedure een exploitatieplan op te stellen.
De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is hiermee aangetoond.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De initiatiefnemer heeft omwonenden in december 2019 per brief geïnformeerd inzake de plannen en de bestemmingsplanprocedure.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Iedereen heeft tijdens deze periode de mogelijkheid om een zienswijze op het plan kenbaar te maken.
6.4 Vooroverleg
Vooroverleg met de provincie Overijssel is niet noodzakelijk voor onderhavig project. Projecten of plannen waar minder dan 7 woningen worden gerealiseerd worden door de provincie niet gezien als provinciaal belang. Het vooroverleg met het waterschap heeft plaatsgevonden door middel van het doorlopen van de digitale watertoets. Voor het overige zijn er geen overheidsinstanties waarmee gezien de ontwikkeling overleg noodzakelijk is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening.
Bijlage 1 Natuurinclusief Bouwen Colmschaterstraatweg
Bijlage 1 Natuurinclusief bouwen Colmschaterstraatweg
Bijlage 2 Staat Van Beroeps- Of Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 2 Staat van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis
Bijlage 1 Notitie Archeologie
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Quick Scan Natuur
Bijlage 5 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 5 Onderzoek stikstofdepositie