Actualisering overige bestemmingsplannen
Bestemmingsplan - gemeente Deventer
Vastgesteld op 10-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze planregels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Actualisering overige bestemmingsplannen, van de gemeente Deventer;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0150.D137-0001 met bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van, maar een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarisch bedrijf
een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en boomkwekerij;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
- c. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, , in potten of in containers, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage:
een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van de nader in de planregels omschreven gronden aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.9 Bed and Breakfast-voorziening:
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.11 beroep of bedrijf aan huis:
een beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bevi:
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Tevens worden hiermee gasontvangststations voor aardgas bedoeld;
1.16 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.17 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in zowel functioneel als architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 dak:
iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren, en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.27 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 geluidzone industrie
de met de dubbelbestemming 'Zone geluid industrieterrein' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.31 onbebouwde zijdelingse bouwperceelgrens:
zijdelingse grens van een bouwperceel waarin of waarop krachtens dit plan de bouw van een hoofdgebouw niet is toegestaan;
1.32 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.33 paardenhouderij
een gebruiksgericht bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
1.34 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.35 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
1.36 risicobron:
een opslaglocatie of insluitsysteem met gevaarlijke stoffen met een significant risico voor de omgeving.
1.37 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop of sekstheater, een seksautomatenhal, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een parenclub en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.38 Staat van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis
een in de bijlage(n) opgenomen en van de planregels deel uitmakende lijst van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
1.39 Staat van horeca-activiteiten
een in de bijlage(n) opgenomen en van de planregels deel uitmakende lijst van horecabedrijven;
1.40 standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, zoals omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening;
1.41 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw onderscheiden kan worden van, maar een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.42 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.43 weg:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste artikel onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.44 Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.45 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.46 woning/wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;
1.47 Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.48 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.49 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.50 woonwagenstandplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.51 zorgwoning:
een woning voor de huisvesting van bepaalde categorieën van de bevolking, zoals ouderen, jongeren, of mensen met een beperking, waarbij de mate en de vorm van de geboden zorg en ondersteuning aan de bewoners dusdanig is dat niet langer gesproken kan worden van zelfstandige bewoning, maar die gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de diepte van een aan- of uitbouw:
de diepte van een aan- of uitbouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten.
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.6 onder a, b, e, f en g;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.6 onder c;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- d. bed & breakfast;
- e. evenementen;
- f. extensieve dagrecreatie;
- g. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- h. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
zorgboerderij (exclusief overnachten) | gehele bedrijf | 200 |
- = niet van toepassing.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, veekeringen en tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
- d. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 2 ha en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- e. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. opper- vlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling (min./ max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55°** |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 12°/55°** |
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen | - | 500 m² | - | - | 6 m | - |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouwvlak* | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
sleufsilo's voedersilo's mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
erf- of terreinaf- scheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte ondergeschikte bouwdelen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht, kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
- i. uitbreiding van het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt, is niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.6 onder a, b, e, f en g;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.6 onder c;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.33;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': een paardenbak;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf': tevens een agrarisch hulpbedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': tevens een zorgboerderij inclusief nachtverblijf;
- g. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilvoerplaat': kuilvoerplaten;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag': mestopslag;
- j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- k. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': gedurende de periode oktober tot april tevens een onoverdekte natuurijsbaan;
- l. bed & breakfast;
- m. evenementen;
- n. extensieve dagrecreatie;
- o. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- p. de in tabel 4.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- q. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
Tabel 4.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
zorgboerderij (exclusief overnachten) | gehele bedrijf | 200 |
- = niet van toepassing.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, veekeringen en paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
- d. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. opper- vlak | max. in- houd | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling (min./ max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55°** |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m2 | - | 3 m | 6 m | 12°/55°** |
hoge permanente teeltondersteunende kassen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' | - | 1500 m² | - | - | 6 m | - |
overige hoge permanente teeltondersteunende kassen | 500 m2 | - | - | 6 m | - | |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' | - | bestaand* | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding (specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf) | - | bestaand + 25% | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bebouwin ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | bestaand* | - | bestaand* | bestaand* | - |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouw- vlak | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
sleufsilo's voedersilo's mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | - | - | - | 8 m | - |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht, kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
- i. uitbreiding van het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt is niet toegestaan.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.8 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.6 onder a, b en g;
- b. water en waterberging;
alsmede voor:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.6 onder d;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.6 onder c;
- e. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- g. bed & breakfast;
- h. evenementen;
- i. extensieve dagrecreatie;
- j. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- k. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in bijlage 5;
- l. de in tabel 5.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- m. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
Tabel 5.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
zorgboerderij (exclusief overnachten) | gehele bedrijf | 200 |
- = niet van toepassing.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen en veekeringen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. opper- vlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling (min./ max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een maatvoering- aanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55°** |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m2 | - | 3 m | - | 12°/55°** |
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen | - | 500 m² | - | - | 6 m | - |
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' | - | 800 m² | - | 4,5 m | 6 m | - |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouw- vlak | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
sleufsilo's voedersilo's mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
erf- of terreinaf- scheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m²aan bebouwing wordt opgericht, kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
- b. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- c. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- d. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- e. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- f. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- g. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- h. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- i. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
- j. uitbreiding van het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt is niet toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.8 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat vanBedrijfsactiviteitenzijn aangeduid als:
- 1. milieu-categorie 1 of 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- b. een verkooppunt motorbrandstoffen met LPG met daaraan ondergeschikt een autowasserij, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG';
- c. een risicobron van een Bevi, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - risicobron';
- d. uitsluitend een voorziening voor gemeentelijke diensten, ter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf';
met de daarbij behorende
- e. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken en speelvoorzieningen, e.d.;
- f. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' zijn burgemeester en wethouders bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van uitbreiding van het bouwvlak om daarmee uitbreiding van het bedrijf in de op de verbeelding aangegeven categorie mogelijk te maken. Met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 5,5m bedraagt.
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende
- b. terreinen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. evenementen- en ontmoetingsterrein, educatie, openluchttheater, kinderboerderij, openbare speelterreinen/speelplaatsen, (volks)tuinen, boomgaard;
en de daarbij behorende
- b. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, e.d.;
- c. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.;
- d. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning - Speeltuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende
- b. groenvoorzieningen in de vorm van erven, plantsoenen, groenstroken, e.d.;
- c. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Detailhandel
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. ten hoogste één bedrijfswoning per bouwvlak, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 32.2;
en de daarbij behorende
- c. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, e.d.;
- d. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen e.d.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 11 Gemengd
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'wonen' (w):
- het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 32.2;
- zorgwoningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 11.4.1;
- 2. 'detailhandel' (dh): detailhandel , met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
- 3. 'dienstverlening' (dv): dienstverlening, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
- 4. 'horeca tot en met categorie 2a': horecabedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als 'horeca tot en met categorie 2a', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
- 5. 'horeca tot en met categorie 2b': horecabedrijven die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van horeca-activiteiten zijn aangeduid als 'horeca tot en met categorie 2b' , met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
- 6. 'kantoor' (k): kantoren, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
- 7. 'maatschappelijk' (m): sociaal-culturele doeleinden en openbare dienstverleningwaaronder begrepen kinderopvang, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
- 8. 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieu-categorie 1 of 2 met uitzondering van auto-/motorrijwielbedrijven en stallingen, met dien verstande dat bedrijven uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond;
- 9. 'opslag' (op): een opslagloods ten behoeve van de opslag van goederen, met dien verstande uitsluitend dat deze functie is toegestaan binnen het bouwvlak;
- 10. 'sport' (s): sportvoorzieningen al dan niet in combinatie met:
- kinderopvang, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 11.4;
- medische en/of therapeutische praktijken, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 11.4;
- een horecabedrijf dat in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat vanhoreca-activiteiten is aangeduid als categorie 3b;
- 1. 'wonen' (w):
en de daarbij behorende
- b. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, speelvoorzieningen, e.d.;
- c. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Groen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. voet- en rijwielpaden, verhardingen;
- c. parkeervoorzieningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 12.4.1;
- d. speelvoorzieningen, waaronder begrepen (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen;
- e. waterlopen en waterpartijen, met de daarbij behorende bruggen, dammen, duikers, kades, taluds, wadi's, beschoeiingen e.d.;
- f. nutsvoorzieningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 12.3.1.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Landhuis
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding van landgoederen met landhuizen;
- b. water en waterberging;
alsmede voor:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - internaat': een internaat;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': een maatschappelijke functie;
- f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van landschapselementen, buitenplaatsen en parkinrichting, vijver en waterpartijen en het lanenstelsel;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- h. de in tabel 13.1 vermelde toegestane nevenfuncties.
Tabel 13.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
evenementen | gehele grondgebied | - |
bed&breakfast | - | - |
natuur- en milieueducatie, rondleidingen | - | 100 |
tentoonstellingsruimte, museum | - | 500 |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
- = niet van toepassing.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. % bebouwing | min. inhoud | max. goothoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./ max. | |
woningen (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | bestaand* | - | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* |
bijgebouwen en overkappingen | - | bestaand* | - | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* |
overige bebouwing | - | bestaand* | - | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* |
woningen incl. aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende maten' | 1 | - | 30 | 2.000 m3 | 6 | 12 | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | - | 3 m | - |
- niet van toepassing.
* Zoals legaal aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
met dien verstande dat:
- c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende maten' geldt dat de bebouwing geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden en/of bij nieuwbouw, zoveel mogelijk ruimtelijk wordt ingepast in de omgeving;
- d. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende maten' geldt dat uitsluitend gebouwd mag worden voor zover de bouw niet gepaard gaat met het kappen van landschappelijke waardevolle bomen.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is niet toegestaan;
- b. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
- f. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van welzijn, gezondheidszorg, religie, openbare diensten, onderwijs, jeugd-/kinderopvang, openbare speelterreinen/speelplaatsen en verenigingsleven;
- b. standplaatsen en warenmarkten;
en de daarbij behorende
- c. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken;
- d. speelvoorzieningen
- e. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 15 Maatschappelijk - Asielzoekerscentrum
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Asielzoekerscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een centrum voor de opvang en tijdelijke huisvesting van asielzoekers;
en de daarbij behorende
- b. onderwijsvoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken;
- d. speelvoorzieningen;
- e. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 16 Maatschappelijk - Ziekenhuis
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Ziekenhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een ziekenhuis met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van zorg, verpleging, onderwijs, onderzoek, gemeenschappelijke ruimten en kantoren;
- b. kinderopvang, mits omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 16.4;
en de daarbij behorende
- c. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, geluidwerende voorzieningen, sloten en bermen en speelvoorzieningen;
- d. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, fiets- en voetpaden, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige situatie en/of het behoud van karakteristieke waarden kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van gebouwen;
- b. de bouw- en goothoogte van gebouwen;
- c. de nokrichting en de dakhelling van kappen van gebouwen;
- d. de inhoudsmaat van gebouwen.
16.4 Afwijken van bouwregels
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen om daarmee af te wijken van het bepaalde in 16.2.1 ten behoeve van het oprichten van gebouwen ten behoeve van personeelshuisvesting, zoals dienstwoningen, met dien verstande dat de gebouwen moeten voldoen aan de gestelde regels in artikel 16.2.2 en nadere eisen gesteld kunnen worden volgens het bepaalde in artikel 16.3.
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. kinderopvang, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 17.3;
- c. medische en/of therapeutische praktijken, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 17.3;
- d. een horecabedrijf dat in de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat vanhoreca-activiteiten is aangeduid als categorie 3b.
met de daarbij behorende
- e. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken;
- f. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen ;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. kunstwerken;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen, waaronder begrepen (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 18.3.1;
- h. watergangen en andere waterpartijen;
- i. bruggen, duikers en faunapassages;
- j. standplaatsen en warenmarkten.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Verkeer - Parkeerterrein
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeerterrein;
- b. verblijfsvoorzieningen;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. kunstwerken;
- e. kunstobjecten;
- f. groenvoorzieningen;
en de daarbij behorende:
- g. in- en uitritten;
- h. ontsluitingswegen.
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen.
Artikel 20 Verkeer - Railverkeer
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het railverkeer;
alsmede voor
- b. wegen, voet- en rijwielpaden;
met de daarbijbehorende
- c. kunstwerken;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 20.3;
- g. watergangen en andere waterpartijen;
- h. bruggen, duikers en faunapassages.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten;
- b. verblijfsvoorzieningen, waaronder pleinen;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. kunstwerken
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen, waaronder begrepen (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 21.3.1;
- i. watergangen en andere waterpartijen;
- j. bruggen, duikers en faunapassages;
- k. standplaatsen en warenmarkten.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 22 Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
- b. oeverstroken;
- c. nutsvoorzieningen, zoals rioolgemalen;
met de daarbij behorende
- d. bruggen;
- e. dammen;
- f. duikers;
- g. kades;
- h. taluds;
- i. beschoeiingen e.d.
22.2 Bouwregels
Artikel 23 Wonen
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, in niet gestapelde vorm, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijfconform het gestelde in artikel 32.2;
- b. zorgwoningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 23.4.1;
met de daarbij behorende
- c. tuinen en erven;
- d. paden;
- e. groenvoorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 24 Wonen - Garageboxen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. garageboxen ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen;
en de daarbij behorende
- b. groenvoorzieningen in de vorm van erven, plantsoenen, groenstroken;
- c. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 25 Wonen - Gestapeld
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woongebouwen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gesteld in artikel 32.2;
- b. zorgwoningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 25.4.1;
met de daarbij behorende
- c. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken en speelvoorzieningen;
- d. verkeersvoorzieningen in de vorm van voet- en of rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 26 Wonen - Woonwagenstandplaats
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagenstandplaatsen;
en de daarbij behorende
- b. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken;
- c. verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.
26.2 Bouwregels
26.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 27 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
27.2 Bouwregels
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 28 Waarde - Groeiplaats Boom
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Groeiplaats boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de bescherming en het behoud van bomen (of locaties waar deze wenselijk zijn) die beeld- en sfeerbepalend zijn.
28.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waterstaat - Waterkering
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. hoofdwaterkering;
met de daarbij behorende
- b. voorzieningen.
29.2 Bouwregels
29.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 31 Algemene Bouwregels
31.1 Bestaande afstanden en maten
In die gevallen dat de bestaandegoothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
31.2 Regels bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van omgevingsvergunning van de stedenbouwkundige
regels; - b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
32.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- c. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
32.2 Beroep of bedrijf aan huis
Gebruik van ruimten binnen een woning (i.c. hoofdgebouw , aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen) ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. het gebruik dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- b. alleen beroepen of bedrijven zijn toegestaan die in de van deze planregels deel uitmakende bijlage 2 Staat van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis zijn aangeduid als milieu-categorie 1, of beroepen en bedrijven die gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs met deze bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
- c. het gebruik mag geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte hebben;
- d. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning (met in begrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen ), tot ten hoogste (en in totaal) 50 m2 mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- e. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden;
- f. er mag geen horeca plaatsvinden, met dien verstande dat in afwijking hiervan een Bed andmag worden gerealiseerd mits:
- 1. de toeristisch recreatieve overnachtingsmogelijkheid niet als zelfstandige wooneenheid functioneert (de realisatie van een aparte kookgelegenheid is niet toegestaan);
- 2. het authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning wordt gehandhaafd;
- 3. het maximaal aantal bedden ten dienste van de Bed and Breakfast-voorziening niet meer dan 4 bedraagt.
- g. er mag geen seksinrichting worden opgericht;
- h. het beroep of bedrijf dient door een bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
33.1 Geluidzone - industrie
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
34.1 Bevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
35.1 Wijziging omvang en ligging van bestemmingen en aanduidingen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de aangegeven bestemmingsvlak en bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakkenworden aangegeven, mits:
- a. de geluidsbelasting vanwege het weg- en railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 5. de sociale veiligheid.
35.2 Wijziging toevoeging, uitbreiding en verplaatsing bevi
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien de behoefte blijkt te bestaan aan de vestiging, uitbreiding, aanpassing of verplaatsing van een bevi, het plan te wijzigen zodanig dat:
- a. binnen de bestemming 'Bedrijf' één of meer aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - risicobron' worden toegevoegd, uitgebreid, van vorm veranderd of verplaatst met dien verstande dat er bij de risicobron een bijbehorende 10-6 PR contour ontstaat, dan wel wordt uitgebreid, van vorm veranderd of verplaatst;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
- 1. binnen de bij de op de verbeelding aangegeven risicobron behorende 10-6 PR contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn;
- 2. indien ter plaatse van 10-6 PR contour nog geen kwetsbare objecten aanwezig zijn, maar deze krachtens het plan wel zijn toegestaan, mag het wijzigen slechts geschieden, indien de rechthebbenden en gebruikers van die gronden hebben ingestemd met de beperkingen van hun rechten en gebruiksmogelijkheden die voortvloeien uit het feit dat ze binnen de veiligheidszone komen te liggen.
35.3 Wijziging verkleining en verwijdering bevi
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat:
- a. de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - risicobron' wordt verkleind of als zodanig uit het plan wordt verwijderd;
met inachtneming van de volgende bepaling:
- 1. het wijzigen mag uitsluitend geschieden, indien, met instemming van de exploitant van het betreffende bedrijf, het bedrijf in mindere mate of in het geheel niet meer kan worden aangemerkt als een inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Overgangsrecht bouwwerken
36.2 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik
Artikel 37 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplanActualisering overige bestemmingsplannen'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
De gemeente Deventer is bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. In het convenant “De Ruimte op Orde” dat op 4 april 2002 is ondertekend, hebben de provincie Overijssel en de gemeente afgesproken dat alle bestemmingsplan in 2012 actueel en digitaal uitwisselbaar zijn. Hiertoe is door de gemeente een plan van aanpak opgesteld. Alle bestemmingsplannen worden geactualiseerd en gedigitaliseerd door middel van een "wijkgewijze-aanpak".
Met het bestemmingsplan ''Actualisering overige bestemmingsplannen'' worden de laatste bestemmingsplannen van de gemeente geactualiseerd. Het plangebied van het bestemmingsplan is een verzameling van gebieden die op dit moment nog niet actueel is, verspreid over de hele gemeente. Deze gebieden zijn eerder buiten andere actualiseringplannen gehouden omdat er op korte termijn ontwikkelingen waren voorzien. Deze ontwikkelingen zijn tot op heden niet uitgevoerd om diverse redenen. Ook bevat het plan een aantal reparaties van plannen waar goedkeuring aan is onthouden, of die vernietigd zijn na uitspraak van de Raad van State.
De gebieden die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen zijn:
- Rivierenwijk
- Park Zandweerd
- Brinkgreven
- Driebergenbuurt en Rode Dorp
- Dortherbeek
- Gebied ten zuiden van de Sportvelden Diepenveen
- Texaco N348
- Westenberg
- T&D
Met dit nieuwe bestemmingsplan zorgt de gemeente ervoor dat de hele gemeente op 1 januari 2013 voor haar hele grondgebied actuele bestemmingsplannen heeft die digitaal raadpleegbaar zijn via www.ruimtelijkeplannen.nl.
Het bestemmingsplan is grotendeels beheersgericht. Dat wil zeggen dat de aanwezige functies en aanwezige bebouwing worden bestemd zoals deze nu zijn. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de aankomende tien jaren wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet voorkomen worden. Kleinschalige ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie en bebouwing zijn in meerdere of mindere mate mogelijk.
In het gebied spelen diverse ontwikkelingen. Omdat deze ontwikkelingen nog niet concreet genoeg zijn is er voor gekozen deze niet in dit bestemmingsplan op te nemen. Op het moment dat er concrete plannen zijn dan zullen deze, indien ze in strijd zijn met dit bestemmingsplan, een eigen planologische procedure moeten doorlopen.
Als blijkt dat de ontwikkelingen het onderhavige bestemmingsplan 'inhalen', dan kan er voor gekozen worden om deze deelgebieden te verwijderen uit dit bestemmingsplan.
1.2 Ligging Plangebied
1.2.1 Ligging
Beschrijving ligging
Zoals in § 1.1 al is opgemerkt, bestaat het plangebied uit diverse gebieden.
In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven.
Globale ligging plangebied "Actualisering overige bestemmingsplannen"
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied zoals hierboven beschreven gelden 11 bestemmingsplannen, welke bijna allemaal ouder zijn dan 10 jaar. Het nieuwe bestemmingsplan 'Actualisering overige bestemmingsplannen' vervangt en/of repareert (al dan niet deels) de volgende bestemmingsplannen:
- Rivierenwijk 1985 (vastgesteld 24-11-1986, goedgekeurd 14-7-1987)
- Zwolsewijk Noord 1975 (vastgesteld 27-5-1974, goedgekeurd 12-12-1978)
- Zwolsewijk Noord 1975 herziening sportvelden (vastgesteld 25-8-1980, goedgekeurd 8-4-1981)
- Rioolwaterzuiveringsinrichting (vastgesteld 16-9-2002, goedgekeurd 29-11-2002)
- Rielerenk (vastgesteld 28-4-1996, goedgekeurd 25-9-1996)
- Boxbergerweg Noord 2001 (vastgesteld 16-9-2002, goedgekeurd 1-4-2003)
- Buitengebied Deventer 2000 (vastgesteld 27-1-2003, goedgekeurd 2-9-2003)
- Sportcomplex Boxbergerweg/Schuurmansweg (vastgesteld 22-05-1986, goedgekeurd 9-12-1986, uitspraak ABRS/ Kroonbesluit 17-10-1988)
- Colmschate-Zuid (vastgesteld 27-8-2008, goedgekeurd 7-4-2009)
- Westenberg-Buiten (vastgesteld 22-11-2004, goedgekeurd 13-6-2005, uitspraak ABRS/ Kroonbesluit 14-6-2006)
- Voorstad-Oost II (vastgesteld 29-3-1983, goedgekeurd 3-7-1984)
1.4 Aanleiding Voor Actualisatie En Digitalisatie
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro; in werking getreden op 1 juli 2008) geldt de verplichting een bestemmingsplan eens in de 10 jaar te actualiseren. Bovendien geldt de wettelijke verplichting om plannen digitaal beschikbaar te maken. Er geldt een overgangstermijn van 5 jaar waarbinnen gemeenten hun bestemmingsplanbestand actueel en digitaal dienen te krijgen (t.w. 1 juli 2013).
Daarnaast heeft de provincie Overijssel het actualiseren van bestemmingsplannen en het handhaven van bestemmingsplannen benoemd als speerpunt binnen haar beleid in 2002. In het convenant 'De Ruimte op Orde', dat op 4 april 2002 tevens is ondertekend door de gemeente Deventer is afgesproken dat alle bestemmingsplannen in 2012 actueel zijn en digitaal kunnen worden uitgewisseld.
Om er voor te zorgen dat aan de wettelijke verplichting en het convenant kan worden voldaan heeft de gemeente Deventer een plan van aanpak opgesteld om te zorgen voor een actueel en digitaal bestemmingsplanbestand in 2012/2013.
Daarbij ziet de gemeente de actualisatie van de bestemmingsplannen ook als een geschikte gelegenheid om een grotere mate van uniformiteit tussen de bestemmingsplannen onderling aan te brengen. Dit betreft zowel uniformiteit in de systematiek als in de planregels. Bovendien wordt gestreefd naar een vermindering van het aantal bestemmingsplannen (dat digitaal wordt ontsloten), waardoor een veelheid aan plannen en planvormen wordt voorkomen. De beperking van het aantal plangebieden vindt onder andere plaats door bundeling van ruimtelijk-functioneel gelijke gebieden.
1.5 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de beheer- en ontwikkelingsvisie die voor dit bestemmingsplan is ontwikkeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de zogenaamde randvoorwaarden zoals milieu-aspecten en waterhuishouding, sociale voorzieningen en sociale veiligheid. In hoofdstuk 6 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
Aan de hand van een beschrijving van de ruimtelijke en functionele structuur, wordt in dit hoofdstuk de huidige situatie in het plangebied beschreven.
2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
2.2.1 Rivierenwijk
2.2.2 Park Zandweerd
2.2.3 Brinkgreven
2.2.4 Driebergenbuurt en Rode Dorp
2.2.5 Dortherbeek
2.2.6 Gebied ten zuiden van de Sportvelden Diepenveen
2.2.7 Texaco
2.2.8 Westenberg
2.2.9 T&D
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
3.2 Europees- En Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld op 13 maart 2012. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Het kabinet beschrijft in de Structuurvisie onder andere in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.
De SVIR vervangt verschillende nota’s, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
In de SVIR geeft het kabinet aan hoe het de bereikbaarheid in Nederland de komende jaren wil verbeteren. Uiterlijk in 2020 moeten op de drukste trajecten 6 intercity's en 6 sprinters per uur rijden. Reizigers kunnen zo de trein nemen zonder hun reis vooraf te plannen. Dit heet spoorboekloos reizen. Verder wordt veel geld uitgetrokken voor het verbeteren van het wegenonderhoud. Verder worden bestaande wegen beter benut. Bijvoorbeeld door spitsstroken ruimer open te stellen en reizen buiten de spits te stimuleren.
Conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de huidige situatie min of meer vastgelegd. In het bestemmingsplan spelen geen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op een later moment zullen de onderwerpen Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking opgenomen worden in het Barro.
Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
Conclusie
Een deel van het plandeelgebied ligt in de Ecologische hoofdstructuur. Aangezien het gaat om een conserverend plan en er geen ontwikkelingen plaats vinden, hoeft niet verder getoetst te worden aan de regels van het Barro. Voor het overige spelen in het voorliggende bestemmingsplan geen nationale belangen.
3.2.3 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst vinden we belangrijk in Europa. De nieuwe Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is op 22 december 2000 in werking getreden en vraagt aan alle lidstaten om resultaten te boeken met het schoonhouden en schoonmaken van het water in stad en land (chemisch kwaliteitsdoel) en het beschermen en ontwikkelen van natuur (ecologisch kwaliteitsdoel). De afspraken moeten er voor zorgen dat iedere lidstaat ervoor zorgt dat de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater in 2015 op orde is. Uitgangspunt is een indeling in stroomgebieden. De gemeente Deventer valt onder het deelstroomgebied Rijn-Oost. In 2009 is het stroomgebiedbeheerplan vastgesteld, waarin de doelen, maatregelen en kosten zijn beschreven om aan het gewenste kwaliteitsniveau voor water te voldoen.
Conclusie
De kaderrichtlijn doet geen specifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor onderhavig bestemmingsplan. Wel heeft het beleid uit de Kaderrichtlijn doorgewerkt in het gemeentelijk beleid, waarin het beleid nader is geconcretiseerd.
3.2.4 Het Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de Rijksnota voor het nationale waterbeleid en wordt op basis van de Waterwet eens per 6 jaar opgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Eén van de oorzaken van wateroverlast is de wijze waarop plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden et cetera. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene-) ruimtelijke plannen en besluiten.
Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend op 2 juli 2003. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden.
Conclusie
Het Waterplan doet geen specifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor onderhavig bestemmingsplan. Wel heeft het beleid uit het Waterplan doorgewerkt in het gemeentelijke beleid, waarin het beleid nader is geconcretiseerd.
3.3 Provinciaal En (Boven)regionaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)
In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het vizier is hierbij gericht op het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en van provinciaal waterhuishoudingsplan onder de Wet op de Waterhuishouding dan wel van regionaal waterplan onder de toekomstige Waterwet.
Ruimtelijke ordening
Wonen
Een van de doelen uit de omgevingsvisie is het realiseren of behouden van aantrekkelijke, gevarieerde en voldoende woonmilieus voor iedereen die in Overijssel wil wonen. Hierbij gaat het om een voldoende en flexibel aanbod van woonmilieus, die voorzien in de vraag. De visie zet in op differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Dit stelt een duidelijke opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering. Hiervoor is een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming onmisbaar.
Bij het realiseren van de woningbouwopgave moet de ruimte zuinig en zorgvuldig benut worden. Hiervoor wordt de zogeheten SER-ladder gehanteerd. Deze houdt in dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden. Daarbij geldt dat de bovenlokale vraag naar woningen en voorzieningen (winkels, cultuur, sport) geconcentreerd dient te worden in stedelijke netwerken.
Met gemeenten worden prestatieafspraken gemaakt en in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 wordt van gemeenten gevraagd om hun bestemmingsplannen te baseren op een woonvisie of structuurvisie waarin staat hoe zij het woningbouwprogramma invullen.
Bedrijven
Wat betreft de economie en het vestigingsklimaat voor bedrijven laten de scenario's voor economische ontwikkeling een afname zien van de werkgelegenheid in de landbouw en nijverheid, terwijl de dienstverlening groeit. Desondanks blijven de (kennisintensieve) maakindustrie, transport- en logistiekbedrijven, landbouw en het midden- en kleinbedrijf in het algemeen belangrijke dragers van de welvaart.
Belangrijke uitgangspunten van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De duurzaamheid van bedrijventerreinen kan verbeterd worden door de daar beschikbare ruimte zuinig te gebruiken door middel van herstructurering.
Ruimtelijke kwaliteit houdt in dit verband in dat eerst bestaande ruimte op bedrijventerreinen efficiënter benut wordt voordat nieuwe bedrijvenlocaties worden gerealiseerd in het groene buitengebied. Voor bestaande locaties aan de randen van bedrijventerreinen geldt dat deze beter met de omliggende (groene) omgeving verbonden kunnen worden. Bedrijventerreinen in het algemeen zijn de afgelopen jaren meer en meer op elkaar gaan lijken, zodat het wenselijk is hierin te differentiëren. Ook hierin kan voorzien worden door bedrijventerreinen te herstructureren en bestaande ruimte beter te benutten voordat overgegaan wordt tot uitbreiding.
Buitengebied
Het gebied rond Deventer is bijzonder. De Provincie Overijssel heeft zich tot doel gesteld dit bijzondere gebied met haar vloeiende overgang van IJssel, landgoederen, zandweteringen en het 'wilde hart' te versterken.
Om dit doel te bereiken zijn ontwikkelingsperspectieven opgesteld waarbij als algemeen uitgangspunt is gesteld dat het landschap behouden en versterkt moet worden en het realiseren van de zogenaamde groen-blauwe hoofdstructuur samen gaat met de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.
Conform de sturingsfilosofie van de Provincie Overijssel is ontwikkeling van de Groene omgeving niet langer gebonden aan strikte voorschriften van welke functie op welke plek moet plaatsvinden. De Provincie biedt ruimte aan economische dynamiek en de bevordert de ruimtelijke kwaliteit. Meervoudig ruimtegebruik wordt dan ook gestimuleerd met creatieve 'en-en'-oplossingen. Naast de bescherming van kwaliteiten staat de provincie voor het benutten van ontwikkeling en dynamiek voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat voor elke ontwikkeling (dus boerenbedrijf, recreatieonderneming, knooperf, etc.) de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven, zoals hierboven geschetst en de speciaal opgestelde Catalogus Gebiedskenmerken bepalend zijn. Gemeente Deventer krijgt handelingsvrijheid als deze benadering wordt doorvertaald naar de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen.
Waterhuishouding
Het waterbeleid is in de Omgevingsvisie beschreven vanuit diverse waterthema's. Deze worden hierna per thema besproken.
Veiligheid
Bij veiligheid worden onderscheiden: bescherming tegen overstroming en tegen wateroverlast.
Bij de bescherming tegen overstroming gaat het om het geven van ruimte aan het hoofdafvoersysteem, om het in stand houden van veilige waterkeringen en om inrichtingsmaatregelen in laaggelegen gebieden. Concreet is dit naar gebieden uitgewerkt:
- Periodiek toetsen of de waterkeringen voldoen aan de gestelde normen en zonodig verbeteringsmaatregelen laten nemen. De veiligheid tegen overstroming is voor de primaire en regionale keringen normstellend bij ruimtelijke ontwikkeling.
- Ruimte gegeven aan de grote rivieren IJssel, Vecht en Zwarte Water. De afvoerfunctie van het winterbed van de rivieren is normstellend voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Wateroverlast
Voor wat betreft bescherming tegen wateroverlast geldt voor de regionale watersystemen concreet op gebiedsniveau:
- de primaire watergebieden, die bij stedelijke gebieden zijn aangewezen als ruimte voor natuurlijke waterberging in extreme situaties worden vrijgehouden van ontwikkelingen, die de wateropvangfunctie belemmeren. Het belang van het water is normstellend.
- bij ruimtelijke ontwikkeling langs ''essentiële waterlopen'' wordt rekening gehouden met behoud van de afvoerfunctie en mogelijkheden voor vergroten van de afvoercapaciteit. Alle ontwikkelingen dienen beoordeeld te worden in het licht van het water.
Watercondities voor mens, landbouw, natuur en landschap
In de hieronder aangegeven gebieden wordt het waterbeheer afgestemd op het grondgebruik. Meer specifiek geldt voor watercondities het volgende:
- Groen-blauwe hoofdstructuur (EHS en ecologische verbindingszones)
In grote delen van de EHS spelen goede watercondities een belangrijke rol. In samenhang met de realisatie van de EHS worden hiervoor ook de nodige maatregelen genomen binnen de grenzen van de EHS.
- Oppervlaktewaterlichamen KRW
De ecologische doelen die gesteld zijn voor de oppervlaktewaterlichamen ( KRW) mogen door ruimtelijke ontwikkelingen of nieuwe functies niet onmogelijk worden gemaakt en de aanwezige situatie mag niet zodanig verslechteren dat het betreffende water in een lagere beoordelingklasse terecht komt (stand still vereiste).
Betrouwbare en continue drinkwatervoorziening en bescherming industriële winningen
- Grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden
Op 26 locaties in Overijssel wordt grondwater voor drinkwatervoorziening aan de bodem onttrokken. Deze moeten afdoende worden beschermd. Er worden beperkingen gesteld aan activiteiten en ruimtelijke functies in het zgn. grondwaterbeschermingsgebied en in mindere mate in het zgn. intrekgebied. Activiteiten en functies die de kwaliteit van het grondwater negatief beïnvloeden worden geweerd of er moeten voorzieningen worden getroffen. Het belang van het water is hier normstellend.
- Het diepe watervoerende pakket in Salland
Het diepe waterhoudende pakket in Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er geen sprake zijn van Koude-Warmte-Opslag (KWO) in dit diepe pakket.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend. Met genoemd beleid moet met name bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.
3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2009)
In de Omgevingsvisie heeft de provincie haar beleid met betrekking tot de fysieke leefomgeving omschreven. De Omgevingsverordening dient slechts als waarborg voor een deel van dat beleid. Andere onderdelen kunnen beter gewaarborgd worden door middel van bijvoorbeeld subsidies of samenwerkingsverbanden. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening.
Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden.
De gemeenteraad van Deventer wordt in de verordening gevraagd om in elke bestemmingsplan te onderbouwen dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is.
Ruimtelijke ordening
Wonen
In het kader van sturen op ruimtelijke kwaliteit geldt het principe van concentratie van stedelijke bebouwing. Dit houdt in dat stedelijke opgaven zoveel mogelijk geconcentreerd moeten worden in stedelijke netwerken, voor Deventer is dit de Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de bovenregionale behoefte.
Daarnaast wordt sterk gestuurd op het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de SER-ladder wordt de verplichting opgelegd om eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben.
De provincie zet in op differentiatie in woonmilieus om nu en in de toekomst voldoende ruimte te kunnen bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. De provincie voorziet een afname van groei van de bevolking en wijzigingen in de samenstelling van de bevolking (vergrijzing, huishoudensverdunning). Gemeenten zullen in gemeentelijke woonvisies moeten aangeven hoe zij in een teruglopende woningbouwmarkt de regie voeren om de woningvoorraad ook in de toekomst te laten aansluiten op de behoeften van hun inwoners.
Een essentieel element in de verordening is dat de gemeenten verplicht zijn om hun woningbouwplannen af te stemmen met de buurgemeenten. Basis voor deze afstemming zijn de gemeentelijke woonvisies.
Bedrijven
Uitgangspunt is dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in bedrijventerreinen om te voldoen aan de lokale behoefte en aan de behoefte van bijzondere doelgroepen. Voor stedelijke netwerken zoals de Stedendriehoek geldt dat bestemmingsplannen ook mogen voorzien in bedrijventerreinen voor bovenregionale behoefte.
Daarnaast is het toepassen van de SER-ladder in de verordening dwingend voorgeschreven. Bestaande ruimte dient eerst beter benut te worden voordat uitbreiding in de groene buitenruimte kan plaatsvinden. Tenslotte is het bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit een belangrijk uitgangspunt van de verordening.
Buitengebied
Uitgangspunt is dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is en dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.
Bestemmingsplannen voor de groene omgeving kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
De verordening staat vestiging van nieuwe agrarische bouwpercelen en het oprichten van nieuwe recreatiewoningen toe onder stringente voorwaarden.
Bestemmingsplannen voor gebieden die als landbouwontwikkelingsgebied zijn opgenomen in het Reconstructieplan gaan vergezeld van een toelichting dan wel onderbouwing, waaruit blijkt op basis van welke gegevens, waarderingen en afwegingen tot vaststelling is besloten, een en ander in overeenstemming met de vereisten van het Reconstructieplan Salland-Twente.
Waterhuishouding
De omgevingsverordening geeft regels voor het omgaan met water. Het gaat om regels en bepalingen voor zowel kwantitatief als kwalitatief omgaan met water.
In IPO-verband zijn afspraken gemaakt over inhoudelijke afstemming van waterverordeningen van provincies die te maken hebben met provinciegrensoverschrijdende waterschappen. Afgesproken is dat provincies waarin het kleinste deel van het grondgebied van het waterschap valt, de verordening overneemt van de provincie waarin het grootste deel van het grondgebied van het waterschap valt. Voor Deventer betekent dit dat in het gebied van waterschap Veluwe (de Hoven e.o.) en waterschap Rijn& IJssel (Bathmen e.o en het gebied ten zuiden van de Schipbeek) de Waterverordening van de provincie Gelderland geldt.
Drinkwaterbescherming
Voor het ruimtelijk ordeningsbeleid is het uitgangspunt dat het risico op vervuiling van het grondwater binnen grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden wordt tegengegaan. Er zijn daartoe bepalingen opgenomen die risicovolle activiteiten weren en ruimte bieden voor ontwikkelingen die bijdragen aan kwalitatief goed grondwater.
Watergebiedsreservering
Door klimaatverandering neemt de kans op overstroming en wateroverlast toe. Daarom zijn primaire watergebieden aangewezen, die water in extreme situaties kunnen bergen om overlast in andere gebieden te voorkomen. In deze gebieden mag worden gebouwd mits het waterbergend vermogen niet wordt aangetast.
Gebieden met risico op overstroming zijn gebieden die omgeven zijn door primaire waterkeringen en waar bij een doorbraak het risico bestaat dat het gebied onder water loopt.
De verordening schrijft voor dat voor alle gebieden met risico op overstroming een overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen (zie paragraaf 3.4.6 Overstromingsrisico) .
Voor essentiële waterlopen geldt dat er aan weerszijden een strook van 100 m wordt aangewezen die er voor moet zorgen dat dit gebied gevrijwaard wordt van ontwikkelingen die nu en in de toekomst belemmerend kunnen werken voor het waterafvoerend en waterbergend vermogen van deze waterlopen.
Milieubeschermingsgebieden met de functie waterwinning
Het is verboden om in de beschermingsgebieden van (openbare) drinkwaterwinningen schadelijke stoffen te gebruiken en/of handelingen te verrichten, die de grondwaterkwaliteit kunnen aantasten, zonder beschermende maatregelen of voorzieningen te treffen. Het betreft hier waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones.
Normering
In de Omgevingsverordening 2009 worden normen vastgelegd voor regionale waterkeringen en voor wateroverlast. Regels zijn opgesteld voor het beheer van het watersysteem en voor beheer en instandhouding van vaarwegen. De Provincie heeft een register opgesteld voor registratie van grondwateronttrekking en infiltratie.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend. Met voorgaand beleid moet met name bij nieuwe ontwikkelingen rekening te worden gehouden. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.
3.3.3 Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Groot Salland
Het waterbeheer 2010-2015 van waterschap Groot Salland geeft aan hoe het waterschap werkt aan voldoende en schoon water en aan veilig wonen en werken tegen aanvaardbare kosten, nu en in de toekomst. De hoofdthema's van het Waterbeheerplan 2010-2015 zijn: het waarborgen van de veiligheid, het beheer van het watersysteem (samenhang tussen grondwater en oppervlaktewater in relatie tot hoogteligging, bodemstructuur en grondgebruik) en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Uitvoering van het thema Ruimte voor Water en het voldoen aan de KRWdoelen staan de komende jaren centraal, dit vraagt na het beschikbaar komen van ruimte voor de inrichting van het nieuwe watersysteem om een aangepast beheer en onderhoud. In de afvalwaterketen is er een functionele samenhang tussen rioleringsstelsel en rioolwaterzuiveringsinstallatie. Gemeente en waterschap werken samen aan optimalisering en kostenbesparing.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend. Met voorgaand beleid moet met name bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.
De watertoets is in het bestemmingsplan verwerkt in de waterparagraaf, zie paragraaf 5.4Waterhuishouding. Deze watertoets wordt uitgevoerd in overleg met het waterschap en is daarmee in overeenstemming met het beleid van het waterschap.
3.3.4 Beleid Waterschap Rijn en IJssel
Het waterbeheerplan 2010-2015 van waterschap Rijn & IJssel beschrijft het beleid voor alle taakgebieden. Het plan geeft aan welke doelen het waterschap nastreeft en met welke aanpak ze deze willen bereiken. Het gaat hierbij om onder andere het werken aan veilige dijken, een toekomstgericht watersysteem en samenwerking in de waterketen. Het waterschap Rijn & IJssel zet in haar aanpak in op ecologische kwaliteit en respecteert aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Waar mogelijk worden dijken en onderhoudspaden opengesteld voor recreatief gebruik. De maatregelen die in de planperiode uitgevoerd gaan worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend. Met voorgaand beleid moet met name bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.
De watertoets is in het bestemmingsplan verwerkt in de waterparagraaf, zie paragraaf 5.4Waterhuishouding. Deze watertoets wordt uitgevoerd in overleg met het waterschap en is daarmee in overeenstemming met het beleid van het waterschap.
3.3.5 Nota Rioleringsbeleid 2007
In de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007 van het waterschap Groot Salland wordt de visie met betrekking tot de bestaande en nieuwe gemeentelijke rioolstelsels weergegeven. Daarbij wordt rekening gehouden met allerlei rijksontwikkelingen en -inzichten.
De nota is strategisch en beleidsmatig van karakter en beperkt zich tot de hoofdlijnen van het rioleringsbeleid. Er wordt met name aangegeven hoe om te gaan met het afstromende regenwater.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend. Met voorgaand beleid moet met name bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.
3.3.6 Regionale Structuurvisie 'De Voorlanden van de Stedendriehoek 2030' (2009)
De colleges van de gemeenten van de Stedendriehoek (Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst, Zutphen) hebben gezamenlijk de Regionale Structuurvisie 'De Voorlanden van de Stedendriehoek' opgesteld. In december 2009 is de visie definitief vastgesteld.
De visie maakt samen met de al eerder vastgestelde Regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) het ruimtelijk beleid voor de regio 'compleet'. Beide documenten vormen samen het kader voor beleid en uitvoering op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling in de zeven gemeenten.
De uitgangspunten van de structuurvisie zijn het versterken en uitbouwen van de kwaliteiten van natuur en landschap, een gevarieerde en hoogwaardige woon- en werkomgeving, een sterke landbouw en het toeristische profiel. De visie biedt een regionaal kader, waarbij de programma's en projecten waar mogelijk lokaal worden gerealiseerd.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend. Met voorgaand beleid moet met name bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurplan Deventer 2025 (2004)
In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Deventer wil ruimte bieden aan voldoende en kwalitatief goede woningen in de nieuwbouw en het bevorderen van de aantrekkelijkheid en gevarieerdheid van de bestaande wijken.
In Deventer Stad is stedelijke herstructurering, zowel voor wonen als werken (kantoren en overige bedrijvigheid), één van de belangrijkste opgaven, samen met de ontwikkeling van de verschillende inbreidingslocaties. Inbreiding en stedelijke herstructurering worden zoveel mogelijk gekoppeld aan het versterken van de stedelijke groen- en waterstructuur en het verbeteren van de openbare ruimte. De totale woningbouwcapaciteit op inbreidingslocaties is geschat op circa 100-150 woningen per jaar. Veel inbreidingslocaties zijn particuliere locaties waardoor gemeentelijke sturing beperkt is. Toch kan de gemeente belangrijke stedenbouwkundige randvoorwaarden stellen indien er sprake is van een bestemmingsplanherziening.
Daarnaast is het streven de stedelijke groenstructuur te versterken en te laten aansluiten op de structuur van het landelijk gebied. Om aansluiting te vinden en te houden met het omringende landschap wordt ingezet op het realiseren en versterken van zogenaamde 'groene vingers'. Als tegenhangers van de 'rode vingers', reiken de groene vingers vanuit het omringende landschap tot diep in de stad. Op deze wijze wordt het landschap als het ware de stad ingetrokken.
De kern van het Structuurplan 2025 wordt gevormd door de ontwikkelingsmodellen voor zowel de korte termijn, de middellange als de lange termijn en het integraal ontwikkelingsperspectief voor Deventer Stad.
Conclusie
Door het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, heeft dit plan geen invloed op de toekomstvisie van Deventer en ontwikkelingen op het schaalniveau van de Stedendriehoek.
3.4.2 Gemeentelijk waterbeleid (2007)
Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Waterplan Deventer (2007-2010) en Gemeentelijk Rioleringsplan (2010-2015).
Het Waterplan is een gezamenlijk plan van de waterschappen Groot Salland, Rijn en IJssel en Veluwe, waterbedrijf Vitens en de gemeente Deventer. Er staat in welke knelpunten deze organisaties zien in de waterhuishouding en hoe ze die denken op te lossen. In het Waterplan staan de belangrijkste maatregelen die de waterorganisaties de komende jaren samen willen treffen. Ieder jaar wordt een uitvoeringsprogramma vastgesteld.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan Deventer (GRP) 2010-2015 wordt het gemeentelijk beleid voor de inzameling en het transport van het huishoudelijke en bedrijfsmatige afvalwater en het overtollige hemelwater en grondwater, de uit te voeren programma's in de planperiode en de investeringen beschreven. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu. Vanaf 2008 heeft de gemeente er zorgplichten bijgekregen voor hemelwater en grondwater. Dit is een uitbreiding van de oude zorgplicht voor het stedelijk afvalwater, Naast deze verbrede zorgplicht vraagt ook de klimaatverandering aandacht.
Conclusie
Onderhavig plan in consoliderend van aard. Met voorgaand beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plandeelgebied rekening te worden gehouden.
3.4.3 Fietsbeleidsplan 2010-2015 (2010)
Het college van burgemeester en wethouders heeft op dinsdag 29 september 'Deventer Fietst!', het Fietsbeleidsplan 2009-2015, vastgesteld. De gemeente Deventer wil het fietsen in de gemeente aantrekkelijker maken, zodat men voor verplaatsingen in de stad eerder de fiets dan de auto of bus pakt. Dat geldt voor woon-werk verkeer, voor zakelijk verkeer, om naar school te gaan, om te winkelen en om te recreëren en zowel voor inwoners als bezoekers.
De gemeente Deventer vindt het bevorderen van het fietsgebruik van groot belang. Zowel het aandeel fietsen in het totale verkeer als het aantal fietsers en fietskilometers moet de komende jaren blijven groeien. Om dit te bereiken is verdere verbetering van het fietsnetwerk nodig. Er moet een netwerk van comfortabele doorgaande routes komen, waarover snel en veilig de bestemming wordt bereikt. Bij voorzieningen moet iedereen zijn of haar fiets vlot, betrouwbaar en gratis kunnen stallen. Naast deze fysieke verbeteringen dient het fietsen met andere activiteiten te worden gestimuleerd om groei te realiseren.
Het algemene doel om het fietsgebruik in Deventer te bevorderen, is uitgewerkt in een zevental doelstellingen:
- fietsveiligheid
- fietsgebruik
- fietsparkeerbeleid
- comfort en doorstroming
- ruimtelijke ordening en verkeer
- fietsdiefstal
- sociale veiligheid
Daarnaast heeft Deventer een hoofdfietsroutenetwerk samengesteld van de belangrijkste fietsverbindingen in het stedelijk gebied en tussen de kernen in het buitengebied. De hoofdfietsverbindingen worden daarbij onderscheiden in sterroutes en dwarsverbindingen.
De sterrouters vormen de verbindingen vanuit de woonwijken naar belangrijke voorzieningen, zoals de binnenstad en de grote scholengemeenschappen. Voor deze sterrouters streeft de gemeente naar zogenaamde 'non-stop verbindingen'. Dit zijn verbindingen waar fietsers op zo weinig mogelijk punten moeten stoppen. Tussen de stralen van het sternetwerk bevinden zich dwarsverbindingen. Deze vormen drie ringen rond de binnenstad, aangevuld met verschillende verbindingen die om specifieke redenen van belang zijn, bijvoorbeeld voor het verbinden van woon- met werk- en schoollocaties. Voor dwarsverbindingen streeft de gemeente naar een hoge kwaliteit. Het fietsverkeer op deze verbindingen moet vlot, comfortabel en veilig doorstromen.
In het plandeelgebied komen met name hoofdfietsverbindingen of fietsroutes met een mengfunctie voor. De Diepenveenseweg (plandeelgebied Driebergenbuurt en Rode Dorp) is onderdeel van sterroute 2. Deze route loopt via de Diepenveenseweg en de Laan van Borgele en eindigt in Diepenveen.
In het plandeelgebied worden vooralsnog geen concrete maatregelen genoemd om de kwaliteit van de fietsverbinding te verbeteren. Navolgende afbeelding geeft hoofdfietsroutenetwerk van Deventer weer.
Overzichtskaart hoofdfietsroutenetwerk Deventer (Gemeente Deventer 2010)
Conclusie
De sterroute 2 die in het fietsbeleidsplan wordt genoemd, is deels gelegen binnen onderhavig bestemmingsplan. Binnen onderhavig bestemmingsplan is het tracé van de fietsverbinding, binnen de verkeersbestemming waarin deze is gelegen, niet specifiek aangeduid.
3.4.4 Openbaar Vervoervisie Deventer (2008)
De gemeente Deventer wil graag het openbaar vervoer in de stad versterken. In de Openbaar Vervoervisie wordt daarom een integraal maatregelenpakket beschreven waarmee de rol van het openbaar vervoer wordt versterkt. Concreet spitst deze visie zich toe op een aantal speerpunten, waarvoor een bestuurlijk besluit nodig is. Enkele algemene speerpunten zijn:
- De gemeente streeft naar scheiding in het lijnennet tussen snelle, verbindende lijnen vanuit de buitenwijken/kernen naar de binnenstad en doorkoppeling van lijnen op het NS-station.
- Verhoging van de frequentie op de stadslijnen naar 4x per uur per richting (is per 6 januari 2008 ingevoerd);
- Als onderdeel van het regiorail plus project en in samenwerking met andere partners een haalbaarheidsstudie starten naar de realisatie van extra treinstations Deventer-zuid, Deventer- noord en Bathmen;
- Streven naar versnelling van de treinen tussen Deventer en Amersfoort en verhoging van de frequentie. In samenwerking met ProRail werkt de gemeente aan uitbreiding van het station met een derde perron;
- Binnen de hiervoor geldende wetgeving maakt de gemeente een groot aantal bushaltes beter toegankelijk, reserveert hiervoor de benodigde middelen en koppelt deze aan subsidie;
- De gemeente stelt een plan van aanpak op voor de introductie van gratis openbaar vervoer voor ouderen;
- De gemeente stelt samen met Provincie en ProRail een ruimtelijke verkenning stationsomgeving op, waarin een oplossing wordt gezocht voor uitbreiding van het busstation, de fietsenstalling en de realisering van het 3e stationsperron;
- De gemeente onderzoekt in overleg met de provincie en Connexxion de verbetering van de doorstroming van de bussen;
- De gemeente zal in het belang van schoner materieel samen met de provincie een businesscase schoon openbaar vervoer voor Salland uitvoeren.
Conclusie
De openbaar vervoervisie heeft geen directe impact of gevolgen voor onderhavig bestemmingsplan. Gesteld kan worden dat de regeling in onderhavig bestemmingsplan de realisatie van de doelstellingen uit de openbaar-vervoersvisie niet in de weg staat.
3.4.5 Omgevingsvisie externe veiligheid (2007)
3.4.6 Overstromingsrisico
Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). Waterveiligheid heeft een plaats in de watertoets.
De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015) De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.
3.4.7 Milieu- en duurzaamheidsbeleid Deventer
Duurzaamheid
In het Milieubeleidsplan 2003-2008 staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Het plan is daarom gebaseerd op de drie pijlers van het gemeentelijke beleid, zoals vastgelegd in de Stadsvisie. Vanuit milieuperspectief zijn per pijler de volgende milieu-uitgangspunten opgesteld:
- ruimtelijke ontwikkeling en milieu: behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
- economische ontwikkeling en milieu: een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal;
- maatschappelijke ontwikkeling en milieu: de betrokkenheid van de burger.
Ter voorbereiding op het nieuwe milieubeleid voor de periode 2010-2015 is de Visie Duurzaam Deventer in juni 2009 bestuurlijk vastgesteld. Deze visie bevat de kaders en beleidsrichtingen op hoofdlijnen voor het nieuwe milieuprogramma dat naar verwachting binnenkort wordt vastgesteld. De maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een nieuwe aanpak van ons milieubeleid. En om daadwerkelijk bij te dragen aan de kwaliteit en toekomstbestendigheid van ons leefmilieu, zal Deventer zich ontwikkelen tot een vitale,duurzame en innovatieve gemeente.
Het milieubeleid raakt de woon- en leefkwaliteit van inwoners en de economische basis van het bedrijfsleven. De gemeente heeft daarom drie speerpunten benoemd waarvoor extra inzet nodig is:
- klimaat
- ecologie
- afval
Het vraagstuk rond de klimaatverandering en de eindigheid van de fossiele energievoorraad raakt ons allemaal. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. De belangrijkste consequenties voor de komende jaren zijn als volgt:
- Nieuwe woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen worden vrijwel CO2 neutraal gebouwd
- Bestaande woningen zijn in 2018 50% energiezuiniger
- Gemeentelijke gebouwen zijn in 2015 50% energiezuiniger
- Openbare verlichting en openbaar vervoer wordt CO2 neutraal
- Fietsverkeer wordt gefaciliteerd
- Bedrijven streven naar een 4% hogere energie-efficiëntie per jaar.
Vanuit ecologisch perspectief profiteert de mens van de natuurlijk omgeving met al zijn variaties. Het behouden en verbeteren van deze omgeving is een ambitie van de gemeente, waarvoor verschillende ecologieprojecten zijn ontwikkeld voor de komende jaren. Zo worden ecologische waarden in nieuwe en gewijzigde bestemmingsplannen gerespecteerd en eventueel gecompenseerd.
Veel afval dat vrijkomt is eigenlijk geen afval, maar grondstof voor nieuwe producten. In het nieuwe milieubeleid worden voorstellen gedaan om de hoeveelheid restafval terug te brengen en hergebruik van afvalstromen te bevorderen. Van bedrijven en organisaties wordt verwacht dat zij de wijze van produceren, hun producten en diensten meer en meer baseren op het cradle-to-cradle principe. Voor zover van toepassing zullen ook gebiedsontwikkelingen volgens dit principe plaatsvinden.
Conclusie
Dit bestemmingsplan in consoliderend van aard. Met voorgaand beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden.
3.4.8 Sociale Structuurvisie (2004) en Sociaal Programma (2005)
De ambitie van de gemeente is om binnen het sociale domein met bewoners en instellingen te bouwen aan wijken en dorpen waar het prettig leven is.
In 2004 en 2005 zijn respectievelijk de Sociale Structuurvisie en het Sociaal Programma vastgesteld. Een van de uitwerkingspunten van het sociaal programma is het ontwikkelen van beleid voor voorzieningen en accommodaties is Deventer. Centraal daarin staat de vraag welke voorzieningen we voor onze burgers nodig hebben in de toekomst. Dan gaat het bijvoorbeeld om voorzieningen voor de jeugd, brede scholen, voorzieningen voor wonen, zorg en welzijn en ruimten voor burgerinitiatief. Dit beleid is beschreven in de 'Uitvoeringsschetsen voorzieningen en accommodaties in Deventer' vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2007.
Er zijn wel uitgangspunten bekend die meegenomen moeten worden in bestemmingsplannen.
Het gaat om de volgende zaken:
- meer ruimte voor jongeren (Te gek een eigen plek; zie paragraaf hieronder);
- de kracht van de stad centraal: het bestaande accommodatie-aanbod is sterk versnipperd; er is veel maar er wordt niet optimaal gebruik van gemaakt. Bij het vormgeven van haar regierol op accommodaties wil de gemeente nadrukkelijk alle bestaande accommodaties betrekken (denk aan verzorgingshuizen, sportkantines, speeltuingebouwen, zalen van kerken, scouting e.d.);
- multifunctionaliteit: het bundelen van functies op het terrein van wonen, zorg en welzijn, en functies ten behoeven van spitsuurgezinnen (school, kinderopvang, winkels, bibliotheek e.d.). In accommodatietermen wordt bijvoorbeeld gedacht in de volgende concepten: brede scholen, scholen, jongerenruimtes, een gezondheidscentrum, een zorgknooppunt, een wijkvoorzieningencentrum, een Kulturhus.
Daarnaast is het gewenst dat gebouwen in buurten en wijken 'levensloopbestendig' zijn. Dit betekent dat gebouwen mee kunnen groeien met de bevolkingsontwikkeling in een wijk. In nieuwbouwwijken is eerst vaak veel behoefte aan bijvoorbeeld onderwijs, kinderopvang e.d. Later moeten die functies omgevormd kunnen worden in bijvoorbeeld zorg en dienstverlening. Dit betekent dat een brede maatschappelijke bestemming gewenst is om slagvaardig en snel in te kunnen spelen op de behoefte van een buurt of wijk.
Conclusie
In dit bestemmingsplan is met voornoemde uitgangspunten rekening gehouden. Er is sprake van een brede maatschappelijke bestemming met ruime uitwisselingsmogelijkheden.
3.4.9 Speelbeleidsplan 'Samen spelen kun je overal'
Spelen, bewegen en verblijven in de buitenruimte is voor de gemeente Deventer erg belangrijk. De openbare ruimte biedt mensen deze mogelijkheid ongeacht leeftijd, geloof of afkomst. Om zowel de kwaliteit als de kwantiteit van speelmogelijkheden te garanderen levert de gemeente maatwerk. Naast keurig ingerichte speelgelegenheden is speelaanleiding ook steeds meer in opkomst en worden de komende tien jaar drie grote natuurspeelplekken gerealiseerd. De visie van de gemeente is verwoord in de in oktober 2010 vastgestelde visie 'samen spelen kun je overal'.
Om in de komende jaren (2010-2019) verantwoorde keuzes te kunnen maken biedt het visie op spelen een handleiding voor het ontwerpen, realiseren en beheren van speelgelegenheden. Hierdoor ontstaat op termijn eenheid in kwaliteit en een diversiteit aan speelgelegenheden.
Gemeente Deventer streeft de volgende visie na op spelen op openbare speelgelegenheden: Integraal spelen waarbij iedere leeftijdscategorie de mogelijkheid wordt geboden actief en participerend gebruik te maken van de openbare ruimte, met een inrichting afgestemd op de behoefte van de gebruikers, aansluitend bij de maatschappelijke en sociale ontwikkelingen in Deventer.
De visie op spelen is geschreven vanuit de wens om spelen breder te trekken dan alleen voor kinderen waarbij participatie een zeer belangrijke rol speelt. Hierbij maakt Deventer gebruik van de kracht van de samenleving. Niet altijd wordt een intensief participatietraject op touw gezet. Bij het vervangen van een enkel toestel zal de participatie minimaal zijn.
Als onderdeel van het integraal spelen streeft de gemeente naar natuurlijke speelgelegenheden. Spelen en bewegen in de natuur is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van mensen. De visie op spelen gaat uit van een vernieuwde denkrichting waarbij eerder opgestelde ambities waar mogelijk zijn meegenomen.
Conclusie
De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingsregeling voor de openbare ruimte, vervat in de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', biedt voldoende ruimte om de uitvoering van de plannen uit de bovengenoemde adviesnota mogelijk te maken.
3.4.10 Adviesnota Te gek een eigen plek - Informele ontmoetingsplekken voor jongeren
In oktober 2005 heeft de stedelijke themagroep Jongeren de adviesnota 'Te gek een eigen plek' aangeboden aan het college van Burgemeester en Wethouders. De nota geeft een advies over een evenwichtig over de stad verspreid aanbod van informele ontmoetingsplekken voor jongeren.
De nota geeft een indeling in verschillende categorieën van plekken waar jongeren elkaar informeel ontmoeten. De categorieën zijn:
- What's Up (Kleine plekken voor 5 tot 10 jongeren die bij elkaar komen en bijpraten. Slechts enkele voorzieningen als bankjes e.d.);
- Stay Around (Iets grotere plekken voor 10 tot 40 jongeren waar jongeren afspreken en activiteiten kunnen ontplooien. Voorbeelden: trapveldje, basketbalveldje);
- No Problem (Grotere plekken op afstand van de bebouwing om overlast voor omwonenden te beperken. Vaak grotere voorzieningen aanwezig. Voorbeelden: overkapping, skatebaan, verharding).
De adviesnota is gekoppeld aan de uitvoering van het speelbeleidsplan. Per wijk wordt bij de realisatie van het speelbeleidsplan gestreefd naar de realisatie van minimaal één 'No problem' plek en wordt bij de inrichting van overige speelplekken gestreefd deze te laten voldoen aan een 'What's up' of 'Stay Around' voorziening.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen zal worden gestreefd naar zo veel mogelijk flexibiliteit om bij een verzoek van de jongeren over te kunnen gaan tot realisatie van een informele ontmoetingsplek.
Bij de adviesnota is een kaart gevoegd met een advies over locaties voor informele ontmoetingsplekken. Bij verzoeken vanuit de jongeren dient deze kaart als uitgangspunt voor het zoeken naar een geschikte locatie.
Conclusie
Algemeen gesproken levert het bestemmingsplan 'Actualisering overige bestemmingsplannen', afhankelijk van de omvang van de locatie en de voorzieningen, geen problemen op voor het realiseren van kleinere ontmoetingsplekken en speelvoorzieningen, ook voor jongeren (What's Up of Stay Around). Om tot een goede locatie te komen voor een 'No Problem' plek, waarbij ook op zorgvuldige wijze met de belangen van omwonenden, de jongeren zelf en andere belanghebbenden rekening kan worden gehouden, zijn mogelijkheden opgenomen binnen de planregels ' 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' van het bestemmingsplan.
3.4.11 Woonvisie 2008+
Op 25 maart 2009 is de Woonvisie 2008+ vastgesteld door de gemeenteraad. De visie op wonen bestaat uit vier uitgangspunten:
- 1. Voldoende woningen, van goede kwaliteit
- 2. Een ongedeelde samenleving, op wijkniveau
- 3. Keuzevrijheid voor alle inwoners
- 4. Aanjagen van de doorstroming, beperken van de scheefheid
Deze vier uitgangspunten vormen de basis voor verdere uitwerking van het woonbeleid.
3.4.12 Structuurvisie Detailhandel
In februari 2010 is de structuurvisie Detailhandel vastgesteld. Met deze visie zet Deventer in op het kwalitatief verbeteren van bestaande winkelgebieden. Deventer zal de komende jaren geen nieuwe gebieden aanwijzen voor de ontwikkeling van detailhandel. De toekomst wordt gezocht in het kwalitatief verbeteren van de bestaande gebieden. Belangrijkste uitgangspunt is dat de grote winkelgebieden (Binnenstad en Runshopping Centre De Snippeling) en de wijkwinkelcentra Keizerslanden en Colmschate de eerder toegezegde uitbreidingsmogelijkheid behouden. Daarop kunnen de kleinere buurtwinkelcentra zich kwalitatief ontwikkelen.
In het plangebied zijn geen winkelcentra gevestigd. Wel zijn in sommige deelgebieden solitaire detailhandelsvestigingen aanwezig.
Conclusie
Dit bestemmingsplan geeft aan de bestaande detailhandel een passende bestemming. Hiermee biedt het bestemmingsplan ruimte aan de doelstellingen uit de structuurvisie detailhandel.
3.4.13 Horecabeleid 'Ruimte voor kwaliteit' (2009)
Het Horecabeleid is op 1 juli 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Deventer.
Er wordt daarbij gestreefd naar de bestaande structuur van horecavoorzieningen te bestendigen en geen verdere uitbreiding toe te staan. De bestaande horecafuncties kunnen behouden blijven of vervangen worden door andere bij de woonomgeving passende horecafuncties (op de begane grond). Net als iedere andere functie in deze gebieden worden eventuele uitbreidingsvragen van de bestaande vestigingen beoordeeld op hun aanvaardbaarheid. Hierbij is een stedenbouwkundige afweging en toets aan milieuwetgeving in belangrijke mate richtinggevend.
De direct voor- en naoorlogse wijken in Deventer kenmerken zich door de aanwezigheid van (geplande) niet woonfuncties in de woonwijken. In de woonwijken/buurten bevinden zich (vaak op de hoekpanden) cafetaria's, kantoortjes en andere functies. Deze menging heeft een belangrijke invloed op de identiteit van deze wijken/buurten, zoals het Rode Dorp en is dan ook behoudenswaardig.
Conclusie
In dit bestemmingsplan zijn de (planologisch) bestaande horecafuncties als zodanig vastgelegd. Er wordt in het bestemmingsplan geen ruimte geboden voor nieuwvestiging. Hiermee kan onderhavig bestemmingsplan bijdragen aan de doelstellingen uit het horecabeleidsplan.
3.4.14 Nota Prostitutiebeleid (2000)
Het integrale prostitutiebeleid, dat in verband met de opheffing van het bordeelverbod op 1 oktober 2000, is ontwikkeld, is verwoord in de Nota Prostitutiebeleid (juli 2000). De nota bevat een omschrijving van de doelstellingen van het beleid en er wordt ingegaan op een aantal aspecten zoals: bestrijding van de criminaliteit, het vestigingsbeleid met betrekking tot seksinrichtingen en gezondheidszorg.
Ten aanzien van het vestigingsbeleid behoren onder andere de volgende punten tot het ruimtelijk kader:
- de bestaande seksinrichtingen kunnen in principe gehandhaafd blijven voor zover zij op een geschikte locatie zijn gesitueerd en voor de omgeving geen onevenredige overlast tot gevolg hebben;
- nieuwvestiging van prostitutiebedrijven in woonwijken is uitgesloten;
- nieuwvestiging van prostitutiebedrijven in het buitengebied (met uitzondering van stadsrandzones) is uitgesloten;
- sekswinkels met uitsluitend een detailhandelsfunctie kunnen worden toegelaten op percelen met een winkelbestemming;
- de nieuwvestiging van prostitutiebedrijven zal uitsluitend gerealiseerd kunnen worden via een ruimtelijke ordeningsprocedure.
Het prostitutiebeleid is er op gericht dat seksinrichtingen in overwegende mate in het centrum zijn gesitueerd. In het plangebied zijn, zover bekend, geen bestaande seksinrichtingen of prostitutiebedrijven aanwezig. Gezien het voornamelijke woonkarakter van de verschillende deelgebieden is nieuwvestiging niet mogelijk.
Conclusie
Dit bestemmingsplan sluit de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied specifiek uit. Hiermee wordt met onderhavig bestemmingsplan uitvoering gegeven aan het prostitutiebeleid.
3.4.15 Groenbeleidsplan (2007)
Het groenbeleidsplan (april 2007) geeft richtlijnen voor de inrichting en het beheer van openbaar groen, inclusief bomen en waterpartijen. De gemeente Deventer ligt op de grens van het rivierenlandschap van de IJssel en het Sallandse dekzandlandschap. Deze ligging zorgt voor een enorme biodiversiteit. Allerlei dieren en (zeldzame) planten vinden hun weg in en om de stad. Het Groenbeleidsplan zorgt ervoor dat deze kenmerken en haar biodiversiteit behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.
Om in de komende jaren verantwoorde keuzes te kunnen maken is in het groenbeleidsplan een visie op het groen (wat willen we bereiken) verwoord en zijn concrete ambities gedefinieerd.
De groenvisie is: "De gemeente Deventer streeft naar een gevarieerd aanbod van betekenisvol en aantrekkelijk groen. Ze doet dit door in te spelen op de verschillen in ligging, omvang, functie, historische betekenis en gebruikswensen. Dit leidt tot omgevingsbewust ontwerpen en vervolgens tot ontwerpbewust beheren".
De ambities uit het Groenbeleidsplan zijn:
- ruimte voor groen in en om de stad;
- aandacht voor de toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
- duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
- inspringen op nieuwe stedelijke ontwikkelingen;
- een handleiding bieden voor de praktische invoering van de groenvisie in de praktijk.
In het voorliggende overwegend beheersgerichte bestemmingsplan wordt de huidige situatie min of meer vastgelegd. De groenstructuur zal door vaststelling van dit bestemmingsplan niet ingrijpend wijzigen. Door de kleinere openbare groengebieden op te nemen in de verkeersbestemming kan beter ingespeeld worden op de beheersbaarheid, de beleving en het gebruiksgemak van het groen. Bestaande (grotere) groengebieden worden op een dusdanige wijze bestemd dat ze worden beschermd tegen ongewenste ontwikkelingen. De bomen in het plangebied worden beschermd via de kapvergunning op basis van APV.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan voldoende ruimte biedt aan te realisatie van de doelstellingen in het Groenbeleidsplan.
3.4.16 Bomenbeleidsplan 2007 – 2017
Het speerpunt van het bomenbeleid is het inzetten op een duurzame bomenstructuur. Dit door het uitvoeren van kwaliteitsbeheer van de bestaande bomenstructuur en het inrichten van optimale groeiplaatsen voor nieuwe bomenstructuren. De juiste boom op de juiste plaats is hierbij van groot belang. Voor het in stand houden van de karakteristieke lanen wordt laanboomverjonging toegepast.
De ruimtelijke kwaliteiten van de bomenstructuur zijn in het groenbeleidsplan op hoofdlijnen aangegeven. In het bomenbeleidsplan is deze ruimtelijke ambitie concreet uitgewerkt en toegespitst op bomen in de hoofdstructuur, woon- en werkgebieden, op bijzondere plaatsen in de stad en in het buitengebied.
Het tweede belangrijke speerpunt van het bomenbeleid is het behouden, beschermen en zorgvuldig beheren van Monumentale bomen. Deze bomen zijn geïnventariseerd zowel gemeentelijke als particuliere bomen. De bomen zijn vastgelegd op de lijst Bijzonder Beschermwaardige Bomen. Bomen die op deze lijst staan zijn getoetst op leeftijd, verschijningsvorm, cultuurhistorie, natuur en ecologie, zeldzaamheid en dendrologische waarde en beplantingsvorm.
De nieuwe bomenverordening is opgenomen in de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV). Deze APV is december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.
Bestemmingsplannen bieden - als ruimtelijk ordeningsinstrument - de mogelijkheid om de groeiplaats van bomen voor een langere termijn te beschermen. Voor bomen in het centrum, structuurbomen in de hoofdbomenstructuur, beschermwaardige bomen en accentbomen is het gewenst om opgenomen en vastgelegd te worden in het bestemmingsplan. De bomen krijgen in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats boom'.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn diverse beschermenswaardige bomen (zie 2.2Ruimtelijke en functionele structuur). Een aantal van deze bomen hebben de potentie om nog vele jaren als beeldbepalend te functioneren en hebben daarom de dubbelbestemming 'Waarde- Groeiplaats boom' gekregen. In paragraaf 4.1.7 Groenstructuur, water en recreatie wordt hier nader op ingegaan.
Conclusie
De bescherming van de bomen verloopt via een separaat spoor. In onderhavig bestemmingsplan is het bestaande groen opgenomen in een passende bestemming, die de bestaande groenstructuren beschermt.
3.4.17 Beleidsnota Beroep en bedrijf aan huis (2007)
De beleidsnota 'Beroep en Bedrijf' aan huis biedt duidelijkheid over wanneer het wel en wanneer het niet mogelijk is een bedrijf of beroep aan huis te hebben. Het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten thuis kan een positieve uitstraling hebben op de woonomgeving; het kan de wijk of buurt verlevendigen. In sommige gevallen kan het echter ook ongewenste situaties met zich meebrengen. Zo kan een bepaalde activiteit bijvoorbeeld een ongewenste verkeersaantrekkende werking hebben of voor anderen overlast met zich mee brengen. Onderstaande criteria zijn ter voorkoming van deze ongewenste situaties.
Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien:
- het ondergeschikt is aan de woonfunctie: max. 35 % van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m2;
- er mag geen onevenredige hinder en overlast worden veroorzaakt;
- de persoon die de activiteit uitoefent moet tevens bewoner van het huis zijn;
- er mag geen horeca, detailhandel of groothandel plaatsvinden;
- uitsluitend categorie 1 bedrijven (volgens VNG-brochure "bedrijf en milieuzonering") zijn toegestaan;
- er mag geen duidelijk waarneembare nadelige invloed zijn op de verkeerssituatie.
In afwijking van het verbod op horeca mag binnen de woonbestemming onder bepaalde voorwaarden wel een Bed & Breakfast voorziening worden gerealiseerd. Naast bovenstaande criteria geldt dat er sprake moet zijn van een toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid, waarbij het zelfstandig functioneren als wooneenheid dient te worden uitgesloten, het authentieke uiterlijke of de verschijningsvorm van de woningen dient te worden gehandhaafd en het maximaal aantal bedden ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid is 4.
Conclusie
In een aantal deelgebieden in het plangebied is sprake van woonbestemmingen die gebruik maken van de mogelijkheid om een beroep of bedrijf aan huis te hebben. Onderhavig bestemmingsplan sluit hiermee aan op het beleid uit bovengenoemde nota.
3.4.18 Welstandsnota gemeente Deventer (2012)
De herziening van de Woningwet, die op 1 januari 2003 in werking is getreden, heeft onder meer als doel het inzichtelijk maken van de beoordeling van de aanvragen voor bouwplannen door de welstandscommissie. Sinds 1 juli 2004 is het niet meer mogelijk, zonder vooraf bekend gemaakte criteria, welstandseisen aan bouwplannen te stellen. De gemeente Deventer heeft deze criteria vastgelegd in de Welstandsnota gemeente Deventer.
De Welstandsnota is eind 2011 door de gemeenteraad vastgesteld en op 1 januari 2012 in werking getreden.
Het plangebied is, vanwege de diverse deelgebieden, aangeduid met verschillende gebiedsaanduidingen.
In de Welstandsnota worden de kenmerken van de gebieden beschreven. Verder gelden binnen deze gebieden criteria voor het oprichten van nieuwe woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen, kozijn- of gevelwijzigingen, dakkapellen en dakopbouwen.
Conclusie
Bij het beoordelen van bouwplannen binnen het plangebied zal aan bovengenoemd beleid worden getoetst.
Hoofdstuk 4 Beheer- En Ontwikkelingsvisie
4.1 Beheervisie
Het bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de bestaande situatie wordt vastgelegd in het bestemmingsplan, ook wel het conserveren genoemd.
Daarnaast spelen binnen dit plangebied diverse ontwikkelingen.
Op deze ontwikkelingen wordt ingegaan in paragraaf 4.2. In deze paragraaf wordt tevens aangegeven welke ontwikkelingen wel en welke ontwikkelingen niet zijn meegenomen in dit bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende functies die in dit bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt en de keuzes die ten aanzien hiervan zijn gemaakt.
4.1.1 Wonen
Een aantal deelgebieden binnen het plangebied "Actualisering overige bestemmingsplannen" is in gebruik als woongebied. Om de gerealiseerde stedenbouwkundige kwaliteit te behouden is in dit bestemmingsplan gekozen voor een beheersgerichte bestemmingsplanregeling voor woningen. Hiertoe zijn de regels ten aanzien van de hoofdmassa in het bestemmingsplan per woning vastgelegd. Daarbij is gekozen voor het bieden van ruime mogelijkheden voor de uitbreiding van bestaande woningen door de bouw van bijgebouwen, aan- en uitbouwen. Deze regeling is van toepassing op het gehele plangebied en betekent veelal een verruiming ten opzichte van de huidige bouwmogelijkheden.
Garageboxen zijn, conform de standaardsystematiek van de gemeente, opgenomen in een specifieke bestemming.
Woonwagens ten slotte zijn alleen mogelijk op de bestaande woonwagenstandplaatsen aan de Sportveldenlaan en de Oude Bathmenseweg. Het aantal woonwagens is hierbij per locatie gemaximaliseerd op 4.
4.1.2 Bedrijven
In het plangebied zijn diverse bedrijven gevestigd. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn ook bedrijven die niet langer gevestigd zijn op de locatie, wel als zodanig bestemd. Dit geldt bijvoorbeeld op het T&D terrein. Hier is wel gekeken naar een passende bestemming in verband met de woonomgeving. De solitaire bedrijven (niet zijnde een beroep of bedrijf aan huis) hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen, al dan niet met een specifieke aanduiding (gemeentewerf).
In de Structuurvisie Detailhandel wordt de wens uitgesproken om ruimhartig om te gaan met beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Kleinschalige bedrijvigheid kan een buurt levendig maken en economisch en sociaal versterken. Vanzelfsprekend dient het dan te gaan om bedrijvigheden die niet hinderlijk of schadelijk zijn voor hun omgeving. Ook mogen zij geen onevenredige druk op de parkeerbehoefte leggen.
Binnen dit bestemmingsplan is aan dit beleid uitvoering gegeven door het opnemen van de mogelijkheid om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Hiertoe zijn binnen de woonbestemmingen voorwaarden opgenomen.
4.1.3 Detailhandel
Uitgangspunt is dat bestaande detailhandelsvestigingen, solitair of opgenomen in het winkelcentrum ongemoeid worden gelaten. Om het functioneren van de hiërarchische detailhandelsstructuur te waarborgen is concentratie van de detailhandelsfuncties noodzakelijk. Door deze concentratie kan het bestaande verzorgingsniveau worden behouden en waar mogelijk worden versterkt. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met ruime gebruiksmogelijkheden.
Nieuwe winkelvestigingen dienen, voor zover daartoe mogelijkheden zijn, zoveel mogelijk worden gevestigd in bestaande of nieuw te realiseren winkelpanden. Dit betekent dat verspreide bewinkeling, zoals solitaire supermarkten en perifere detailhandelsvestigingen in de rest van het plangebied wordt tegengegaan.
In het plangebied bevindt zich verspreid een aantal (planologisch) bestaande detailhandelslocaties, vaak gekoppeld met de woonfunctie. Deze locaties hebben de bestemming 'Gemengd' gekregen. Deze ruime bestemming maakt het mogelijk dat als de winkels vertrekken, de percelen c.q. gebouwen ook in gebruik kunnen worden genomen als woning, praktijkruimte of soms ook als dienstverlener of kantoorruimte.
4.1.4 Horeca
In het plangebeid zijn enkele solitaire horeca gelegenheden, zoals snackbars, veelal gecombineerd met de functie wonen. Het gemeentelijke horecabeleid maakt onderscheid in verschillende categorieën van horeca. In het plangebied is de horecafunctie opgenomen binnen de bestemming 'Gemengd'. Horeca in deze bestemming is toegestaan in de categorie 2a en 2b. De bestaande horecafuncties in het plangebied kunnen behouden blijven of vervangen worden door gelijkwaardige of bij de woonomgeving passende horecafuncties.
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is ondersteunende horeca zoals een kantine toegestaan, dit valt onder overige voorzieningen.
4.1.5 Maatschappelijke en sociale voorzieningen
De ambitie is om binnen het sociale domein met bewoners en instellingen te bouwen aan wijken en dorpen waar het prettig leven is. Bij (nieuw)bouwplannen wordt aandacht besteed aan welke ruimte bestemd is voor ontmoeting, sport- en speelvoorzieningen, sociale voorzieningen (onderwijs, zorg, welzijn, kunst en cultuur) en accommodaties. Woningbouw en voorzieningen worden in een vroegtijdig stadium op elkaar afgestemd. Bij actualiseringsplannen is sprake van een bestaande situatie waarbij binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur moet worden gezocht naar mogelijkheden om aan deze ambitie tegemoet te komen.
Zoals in § 2.2 is aangegeven bevinden zich in het plangebied diverse sociaal-maatschappelijke functies. Gesteld kan worden dat op dit moment de vraag naar dergelijke voorzieningen aansluit bij de behoefte.
In navolging van de wensen uit het Sociaal Programma is in dit bestemmingsplan een brede maatschappelijke bestemming opgenomen om slagvaardig en snel in te kunnen spelen op de behoefte van een buurt of wijk. Dit betekent dat binnen de bestemming Maatschappelijk een aantal maatschappelijke functies is opgenomen, die inwisselbaar zijn toegestaan. Het gaat om educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang.
De speeltuin van speeltuinvereniging De Ark heeft gezien de bijzondere functie, een aparte bestemming Cultuur en Ontspanning - Speeltuin gekregen'.
Ook de voormalige IJsbaanlocatie heeft de bestemming Cultuur en Ontspanning. De functies die binnen deze bestemming zijn toegestaan spitsen zich toe op het tijdelijk gebruik van het terrein, het zogenaamde 'Pauzelandschap'.
4.1.6 Overige functies en voorzieningen
Nutsvoorzieningen
De in het plangebied aanwezige nutsvoorzieningen zijn als zodanig bestemd (Bedrijf-Nutsvoorziening). Binnen deze bestemming is op de locatie van de brandweerkazerne een antennemast mogelijk gemaakt. Deze is met een aanduiding aangegeven op de verbeelding. Om voor de toekomst flexibel te kunnen inspelen op de vraag naar en behoefte aan verschillende nutsvoorzieningen is binnen de bestemmingen, Verkeer, Verkeer -Verblijfsgebied en Groen een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen kleinschalige gebouwen te realiseren ten behoeve van nutsvoorzieningen.
Speelvoorzieningen
Binnen de bestemmingen Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied en Groen is de mogelijkheid opgenomen om speelvoorzieningen te realiseren, waaronder jeugd- en jongerenontmoetingsplaatsen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens om flexibel in te kunnen spelen op de wens om speelvoorzieningen en informele ontmoetingsplaatsen voor jongeren in de wijken mogelijk te maken.
4.1.7 Groenstructuur, water en recreatie
In het bestemmingsplan worden de belangrijke en kenmerkende water- en groenstructuren vastgelegd in een passende bestemming. De groene ruimte is bestemd als Groen, het water als Water.
Groeiplaats bomen
Het het plangebied zijn meerdere bomen die dusdanige potentie hebben om op die bepaalde plek nog vele jaren beeldbepalend te zijn, dat deze opgenomen worden in een dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats boom'. Het gaat om de volgende bomen(rijen):
- 1. Paardenkastanjerij (Aesculus hippocastanum) aan de Middelweg. Deze rij met 21 oude monumentale Paardenkastanjes vormen een 'groene muur' tussen de spoorzone en de Driebergenbuurt. De beeldbepalende bomen zijn ruim 80 jaar oud en hebben een hoge waarde voor het stadsschoon. De bomen hebben de potentie om op die plek nog vele tientallen jaren beeldbepalend te zijn.
- 2. De 3 lindebomen (Linde Tilia europaea) en 1 Paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) op het Schoolplein aan de Enkdwarsstraat 2. Op het schoolplein komen deze bomen goed tot hun recht en dragen bij aan een prettige leefomgeving en een groen karakter van het schoolplein. De bomen hebben de potentie om op die plek nog vele tientallen jaren beeldbepalend en van toegevoegde waarde te zijn.
- 3. Aan Holterkolk / Deltalaan staat een eikenrij bestaande uit zomereiken (Quercus robur) en wintereiken (Quercus petraea). Deze rij oude monumentale eiken zijn een restant van het oorspronkelijk landschap en hebben een hoge cultuurhistorische waarde.
- 4. De groep eiken aan de rand van de oude ijsbaan/rubensstraat (3 moseiken (Quercus cerris) en 3 zomereiken (Quercus robur)) vormen een prettige groene scheiding tussen het oude ijsbaan terrein en de woningen aan de Rubensstraat. De beeldbepalende bomen zijn bijna 60 jaar oud en hebben een hoge waarde voor het stadsschoon. De bomen hebben de potentie om op die plek nog vele tientallen jaren beeldbepalend te zijn.
- 5. De vijf iepen (Ulmus x hollandica 'Vegeta) aan de Rubensstraat zijn beeldbepalende bomen, geplant in 1960. De bomen hebben de potentie om op die plek nog vele tientallen jaren beeldbepalend te zijn.
- 6. 47 bomen op het terrein van Brinkgreven. De bomen komen in aanmerking voor bestemming groeiplaats omdat het oude beeldbepalende monumentale bomen zijn. Sommige staan solitair, anderen zijn onderdeel van een laan of een relict van het oorspronkelijke landschap. Allen zijn van grote waarde voor de beleving van de locatie en dragen door hun monumentale uitstraling bij aan het karakter van de omgeving. De bomen verdienen een extra bescherming via de groeiplaats aanwijzing waardoor zij hun monumentale karakter en uitstraling naar de omgeving weer voor tientallen jaren kunnen voortzetten.
4.1.8 Infrastructuur
In het plangebied komen diverse soorten wegen voor. De hoofdontsluitingswegen hebben de bestemming Verkeer gekregen. De wijk- en buurtontsluitingswegen hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied, hierbij gaat het veelal om wegen met een 30 km/uur regime. Parkeerterreinen in het gebied vallen ook binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied, het parkeerterrein in het park Zandweerd is specifiek bestemd als Verkeer - Parkeerterrein.
De spoorlijnen die in het plangebied voorkomen zijn specifiek bestemd als Verkeer - Railverkeer.
4.1.9 In ontwikkeling
Op diverse locaties in het plangebied zijn plannen in voorbereiding. Deze ontwikkelingen zijn echter nog niet zo ver gevorderd dat deze in dit bestemmingsplan 'Actualisering overige bestemmingsplannen' opgenomen kunnen worden. De locaties hebben echter in de voorgaande bestemmingsplannen een dusdanige bestemming die in deze tijd niet meer uitvoerbaar kan zijn. Voor elk van de locaties is daarom een keuze gemaakt voor een passende bestemming. Hieronder worden die keuzes nader toegelicht.
IJsbaanlocatie
Op het ijsbaanterrein is de bestemming 'kunstijsbaan' van kracht. Aangezien met behoorlijke zekerheid gesteld kan worden dat deze bestemming niet meer uitgevoerd zal worden, is het opnemen van deze bestemming niet meer aan de orde.
De keuze is gemaakt om het terrein te bestemmen conform de feitelijke situatie. Voor de periode tot 2014 is het gebied aangewezen als experimenteerterrein met groen karakter. Het terrein is op dit moment in gebruik als ontmoetingsplek voor diverse doelgroepen uit de buurt. Zo worden er buurtfeestjes georganiseerd, is een deel in gebruik als buurtmoestuin en er kan gespeeld worden. Een passende bestemming waar het huidig gebruik binnen past is een bestemming in de richting van cultuur en ontspanning. De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden kunnen worden gebruikt voor kleinschalige evenementen, kinderboerderij, openluchttheater, speeltuin, moestuin, boomgaard, ontmoetingsplek, educatie en de daarbij behorende groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, e.d., verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d..
Het gebruik van het terrein is tijdelijk toegestaan, voor een periode van 4 jaar. Hiervan is al 1 jaar verstreken. De buurt is er van op de hoogte dat het hier gaat om een tijdelijk gebruik. Hoe lang dit gebruik kan voortduren, is niet duidelijk. Het is niet bekend wanneer de bouwplannen voor het terrein ontwikkeld gaan worden.
Het opnemen van een tijdelijke bestemming in een bestemmingsplan is wettelijk gezien mogelijk. Hier kan een termijn van maximaal 5 jaar aan verbonden worden. In hetzelfde bestemmingsplan dient ook de definitieve bestemming opgenomen te worden. Op het moment dat de termijn afloopt, treedt automatisch de definitieve bestemming in werking. Het probleem is dat nu niet bekend is wat de definitieve bestemming van het terrein wordt. Ook zullen er voor de definitieve bestemming de benodigde onderzoeken uitgevoerd moeten worden. Als de bestemming nog niet bekend is, is het uitvoeren van onderzoeken ook niet mogelijk. Het opnemen van een definitieve bestemming is dan ook niet mogelijk, waardoor de systematiek van een tijdelijke bestemming niet toegepast kan worden.
er is gekozen om het tijdelijke gebruik als definitieve bestemming in het bestemmingsplan op te nemen. Het gaat hierbij om een tijdelijk gebruik voor een termijn van 10 jaar (planperiode). Op het moment dat er eerder dan het einde van de planperiode een concrete ontwikkeling plaats vindt, dan zal hier een aparte planologische procedure voor worden doorlopen.
De bouwmogelijkheden binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' zijn in dit bestemmingsplan beperkt opgenomen. Ten behoeve van de bestemming zullen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden toegestaan. De maximale oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde zal beperkt worden door een bebouwingspercentage van 5%. Gebouwen zijn niet toegestaan.
Locatie Vitringastraat (plandeelgebied Driebergenbuurt en Rode Dorp)
In het bestemmingsplan Boxbergerweg e.o. is een gebied opgenomen waarop een uit te werken woonbestemming ligt. Van deze uitwerkingsplicht is geen gebruik gemaakt. Het is niet meer aannemelijk dat het gebied nog bebouwd zal worden. Er is veel weerstand in de buurt en het gebied is verwijderd van de lijst van inbreidingslocaties van de woningstichting Rentree. Dit is ook bevestigd door Rentree. Het terrein is in eigendom van de gemeente. In het gebied zijn een aantal woningen opgenomen die eerder gesloopt zouden worden, dit plan gaat niet meer door, de woningen zijn zelfs recent opgeknapt. Verder is een groot deel van het gebied ingericht als speeltuin/groenvoorziening. Ten slotte is er een postduivenhoudersvereniging gevestigd. Het ligt dan ook voor de hand om het gebied te bestemmen conform de feitelijke situatie en de uitwerkingsmogelijkheid te verwijderen.
Brinkgreventerrein
In het huidige bestemmingsplan Rielerenk 1995 geldt dat de gronden van het Brinkgreventerrein zijn bestemd voor 'Ziekenhuizen', met een bebouwingspercentage van 15%. Een deel van deze bestemming ligt op de Rielerenk. In het Masterplan Rielerenk – Douwelerkolk (2010) is het realiseren van het gezondheidspark in het gebied Brinkgreven-Deventer Ziekenhuis opgenomen. In het Masterplan ook wordt aangegeven dat door het open houden van het gebied tussen Mensinksdijkje en de boszoom Brinkgreven, de landschappelijke waarde op de Rielerenk zichtbaar en herkenbaar blijft. Dit betreft een door de gemeenteraad vastgesteld nieuw beleid. Ook in het Masterplan Brinkgreven, door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2012, wordt aangegeven dat een deel van de Rielerenk onbebouwd dient te blijven. Nieuw vastgesteld beleid dient namelijk zo veel mogelijk te worden overgenomen. Op de Rielerenk zal dan ook een andere bestemming opgenomen worden.
Er is voor gekozen om het deel van de Rielerenk te bestemmen als 'Groen'. Het Brinkgreventerrein is bestemd als 'Maatschappelijk'. Het bebouwingspercentage binnen het terrein dat bestemd blijft als 'Maatschappelijk' is vergroot. De oppervlakte aan bebouwing waar Dimence vanuit het voorgaande bestemmingsplan recht op heeft, blijft dan zo goed als gelijk. Het gaat om het verhogen van het bebouwingspercentage met 2% (van 15% naar 17%).
T&D
Ter plaatse van het T&D terrein geldt de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' met de aanduiding 'zone bedrijfsdoeleinden B: blikemballagebedrijf'. Dit betekent dat een bedrijf is toegestaan met een milieucategorie 5. Dit is de zwaarste milieucategorie, die specifiek opgenomen is als afwijking van de standaard bestemming die bedrijven t/m categorie 2 toestaat. Op dit moment is het gebruik van het T&D terrein niet meer in overeenstemming met de genoemde bestemming. De bedrijfsbebouwing is gesloopt, het terrein ligt braak. Rentree is de eigenaar van het terrein en wil op de locatie een woonwijk realiseren. Het is derhalve niet meer aannemelijk dat er op deze plek zich nog een blikemballagebedrijf zal vestigen. Deze bestemming is dan ook niet meer uitvoerbaar. Er is voor gekozen om het terrein wel te bestemmen voor bedrijven tot en met categorie 2. Deze bestemming is passend in de woonomgeving.
4.2 Nieuwe Ontwikkelingen
In dit bestemmingsplan zijn in principe geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, het betreft een conserverend bestemmingsplan. Het Ijsbaanterrein is hier een uitzondering op, zie paragraaf 4.1.9 In ontwikkeling.
Op een aantal locaties in het plangebied zijn wel nieuwe ontwikkelingen in voorbereiding, deze worden hieronder beschreven:
1. T&D terrein: Op het T&D terrein wordt door Rentree een plan voorbereid voor het oprichten van circa 160 woningen (grondgebonden en gestapeld).
2. Brinkgreven: Het terrein van het psychiatrische ziekenhuis Brinkgreven zal de komende periode herontwikkeld worden. Dimence wil hun zorgactiviteiten in de regio zoveel mogelijk op het terrein te concentreren. Dimence wil medio 2013 onder andere starten met de bouw van hun hoofdkantoor op het terrein.
3. Rivierenwijk: In november 2011 is het Stedenbouwkundig Raamwerk Rivierenwijk vastgesteld. In dit raamwerk zijn alle plannen voor de herstructurering van de Rivierenwijk opgenomen. De komende jaren zullen deze plannen worden uitgewerkt.
4. Park Zandweerd: Op de oude ijsbaan (inclusief parkeerterrein en sporthal) zou het Park Zandweerd ontwikkeld moeten worden, als een nieuwe entree van de stad, met een mix aan nieuwe woningen, waaronder een appartementencomplex. Het bestaande sportpark zou moeten worden geherstructureerd door onder andere het oprichten van een multifunctionele accommodatie.
5. Gebied ten zuiden van de Sportvelden Diepenveen: Het terrein zou op termijn nog ontwikkeld kunnen worden tot sportdoeleinden. Hiervoor zijn nog geen concrete plannen in voorbereiding.
Voor al deze ontwikkelingen geldt dat er voor 1 juli 2013 waarschijnlijk geen nieuw bestemmingsplan voor handen is. Omdat deze ontwikkelingen op dit moment ook nog niet concreet genoeg zijn, is er voor gekozen deze niet in dit bestemmingsplan op te nemen. Op het moment dat er concrete plannen zijn dan zullen deze, indien ze in strijd zijn met dit bestemmingsplan, een eigen planologische procedure moeten doorlopen.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Archeologie / Cultuurhistorie En Monumenten
5.1.1 Archeologie
In onderstaande paragraaf wordt ingegaan op de archeologische verwachtingswaarden in de verschillende deelgebieden. Voor de uitgebreide adviezen, waaronder beschrijving van de geomorfologie, de vindplaatsen uit de verschillende perioden met de bijbehorende kaartbeelden, wordt verwezen naar de bijlage bij de toelichting 'Bijlage 2 Archeologie'.
Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer een middelhoge en hoge verwachting hebben, dienen in het bestemmingsplan opgenomen te worden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied. Voor de voorwaarden die hier van toepassing zijn, wordt verwezen naar de planregels.
5.1.2 Cultuurhistorie en monumenten
Sinds 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd waarbij bij de voorbereiding van een bestemmingsplan het verplicht is aan te geven op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Het is daarbij de bedoeling dat de cultuurhistorische waarden in het plangebied in kaart worden gebracht, gewaardeerd en eventueel vertaald in planregels.
Besloten is op dit moment voor alle in dit bestemmingsplan opgenomen gebieden de cultuurhistorische waarden te beschrijven en te waarderen, maar niet door te vertalen naar planregels. Bij toekomstige ontwikkelingen binnen deze gebieden zal de afweging van de cultuurhistorische waarden onderdeel uitmaken van de integrale afweging in het kader van het nog op te stellen ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan.
5.1.3 Nieuwe ontwikkelingen
Wanneer in een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, moet worden onderzocht of deze ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden ter plaatste.
5.2 Milieu-aspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:
- bedrijven en milieuzonering;
- geluid;
- bodemkwaliteit;
- luchtkwaliteit;
- risico/veiligheid;
- ecologie;
- duurzaamheid.
5.2.1 Bedrijven en milieuzonering
5.2.2 Geluid
5.2.3 Bodem
5.2.4 Luchtkwaliteit
5.2.5 Externe veiligheid
5.2.6 Ecologie
5.2.7 Duurzaamheid
Duurzaamheidthema's zoals energie- en waterbesparing, aandacht voor langzaam verkeer en groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen.
Ontwikkeling van duurzaamheid past in de ontwikkeling die het 'duurzaamheids' denken nu ook landelijk doormaakt en waarbij ook steeds meer het eisen als negatieve prikkel omgezet wordt in een positieve benadering in de vorm van wijzen op de kwaliteit van het gebouw, op (woon-)comfort, het binnenmilieu in het algemeen, op gezond wonen en leven. In het Milieubeleidsplan 2003-2008 presenteert de gemeente Deventer haar ambitie op het gebied van duurzaam bouwen en energiebeleid.
Het thema duurzaamheid heeft met name betrekking op nieuwe ontwikkelingen. Aangezien in het plangebied 'Actualisering overige bestemmingsplannen' geen ontwikkelingen plaatsvinden, hoeft er in het bestemmingsplan geen extra aandacht aan duurzaamheid te worden besteed.
5.3 Leidingen En Kabels
Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker transport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving is het van belang minimale (bouw)afstanden in acht te nemen. Om deze afstanden veilig te stellen is het mogelijk om dubbelbestemmingen voor de betreffende leidingen op te nemen.
Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen. Het is dan ook niet noodzakelijk om een dubbelbestemming op te nemen.
Reguliere kabels en leidingen, zoals telecomkabel en riolering, liggen over het algemeen onder openbaar toegankelijke bestemmingen. Deze kabels en leidingen brengen geen gevaar voor personen en goederen met zich mee en worden daarom niet specifiek bestemd of aangeduid.
5.4 Waterhuishouding
Zoals in § 3.2.4 is aangegeven is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen gevolgen hebben op de waterhuishouding. Voorbeelden hiervan zijn een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.
Invloed op de waterhuishouding
Het bestemmingsplan betreft een grotendeels conserverend plan, nieuwe ontwikkelingen worden in principe niet mogelijk gemaakt. Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe wooneenheden gerealiseerd en er zal geen toename van het verharde oppervlak plaatsvinden. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Primaire waterkering
In het deelgebied Park Zandweerd ligt een beschermingszone van een waterkering die op de Legger van het Waterschap Groot Salland is opgenomen. De functie / stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van het Waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een Watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. De beschermingszone van de waterkering is op de plankaart opgenomen als dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied zijn een aantal watergangen gelegen die in eigendom zijn bij het Waterschap Groot Salland. Het waterschap acht het van belang dat de functie van deze watergangen te allen tijde wordt gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.
Het oppervlaktewater is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Water'.
Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Deze bepalingen zijn met name van toepassing op het moment dat er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Dat is in dit bestemmingsplan in principe niet aan de orde.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het bestemmingsplan via het vooroverleg. De opmerkingen van het Waterschap Groot Salland zijn verwerkt in voorgaande waterparagraaf.
5.5 Verkeer En Parkeren
In het algemeen kan gesteld worden dat bij de nieuwbouw van bouwwerken de parkeernormen uit de gemeentelijke Bouwverordening van toepassing zijn.
Bij nieuwe ontwikkelingen met een grote verkeersaantrekkende werking moet worden gemotiveerd of de verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd (mobiliteitstoets). Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan aspecten als verkeersveiligheid, openbaar vervoer, langzaam verkeer en parkeren. In het voorliggende bestemmingsplan worden dergelijke ontwikkelingen niet mogelijk gemaakt.
5.6 Sociale Veiligheid
Naast een aantrekkelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. Het gaat er om dat mensen zich veilig voelen en dat zoveel mogelijk daadwerkelijk zijn. Factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ('eigen') omgeving en het imago van het (totale) gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarbij de sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt, is:
- stedenbouwkundige inrichting: daarbij gaat het onder meer om de relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen, parkeervoorzieningen en openbare verlichting;
- vrijliggende groenvoorzieningen: vooral de waarborging van overzichtelijkheid;
- langzaam-verkeerroutes: primaire routes moeten bij voorkeur 'begeleid' worden door woonbebouwing;
- buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen;
- jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken.
Bij raadsbesluit d.d. 1 juli 2000 is besloten dat bij de uitvoering van bouwplannen de normeringen genoemd in het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen als basis worden gehanteerd. Deze normeringen houden in dat naast extra eisen op woningniveau bovenop de eisen in het bouwbesluit, eisen worden gesteld aan een woongebouw/wooncomplex en aan de openbare ruimte. De mogelijkheden van het kunnen uitoefenen van sociale controle spelen hierbij een cruciale rol.
Hoofdstuk 6 Planopzet En Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is grotendeels beheersgericht. Dat wil zeggen dat de aanwezige functies en aanwezige bebouwing worden bestemd zoals deze nu zijn. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de aankomende tien jaren wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet voorkomen worden. Kleinschalige ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meerdere of mindere mate wel mogelijk.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de overgang van het analoge, 'papieren' bestemmingsplan naar een digitaal bestemmingsplan behandeld. Vervolgens wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 6.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 6.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.
6.2 Ro Standaarden 2008
Overgang van analoog naar digitaal
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening deels inwerking getreden (Wro). In het oorspronkelijke wetsvoorstel is namelijk ook de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Het deel dat betrekking heeft op het digitaal opstellen en waarmerken van bestemmingsplannen is niet direct in werking getreden. Deze digitaliseringsverplichting geldt per 1 januari 2010. Dit betekent dat bestemmingsplannen (mits ze als ontwerp-bestemmingsplan ter inzage zijn gelegd) alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.
Standaardisering
Tevens is op 1 januari 2010 de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) in werking treden. Deze standaardiseringregels hebben nadrukkelijk geen betrekking op de inhoud van de bestemmingsplannen, maar op de uiterlijke verschijningsvorm in zowel digitale als analoge vorm. Hierbij kan gedacht worden aan standaardregels voor benamingen, kleuren en verschijningsvorm van bestemmingen of aanduidingen, de opbouw van de planregels en legenda, regels m.b.t. de digitale en analoge verbeelding, etc. In dit bestemmingsplan zijn deze nieuwe regels doorgevoerd.
6.3 Planopzet
6.3.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.
Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.
6.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels
De artikelen 1 en 2 bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het betreft hier met name de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel. Tevens wordt ingegaan op de definitie van woning.
Bestemmingsvlak
Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.
Bouwvlak
In een aantal bestemmingsvlakken is op de analoge en digitale verbeelding een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een op de analoge en digitale verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwperceel
Het bouwperceel is niet op de analoge en digitale verbeelding aangegeven. In artikel 1 van de planregels wordt bouwperceel omschreven als een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. In feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde bouwwerk. De visuele uitstraling van dat ene bouwperceel en het als één eenheid functioneren van dat bouwperceel is dan van belang. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen een of meer bestemmingsvlakken, maar de begrenzing van een bouwperceel hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Bouwvlakken geven aan waar binnen een bouwperceel gebouwen mogen worden gebouwd. Op het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mogen echter ook worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergunningvrije bouwwerken.
Hiervoor is aangegeven dat de begrenzing van een bouwperceel niet hoeft samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Met name in de woonbestemmingen komen meerdere bouwpercelen binnen één of meer bestemmingsvlakken voor. De grenzen van de bouwpercelen worden in de regel gevormd door de begrenzing van het erf. Waar die begrenzing tevens de eigendomsgrens is - en dit is vrijwel altijd het geval - vallen de grenzen van het bouwperceel samen met die van het kadastrale perceel. De loop van kadastrale grenzen kan veranderen door, bijvoorbeeld, aan- of verkoop van grond. Dan verandert ook de grens van het bouwperceel. Een stuk grond kan nu nog niet bij een bouwperceel horen en over een tijdje wel. Via de anti-dubbeltelbepaling in dit bestemmingsplan wordt voorkomen dat één stuk grond tweemaal meegeteld wordt bij de behandeling van aanvragen van omgevingsvergunningen.
Woning
Een woning is gedefinieerd als 'een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen'. Deze definitie wordt gehanteerd omdat steeds meer verschillende vormen van samenleven in een woning plaatsvinden die niet behoren tot het traditionele (al dan niet één persoons-) huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan woongroepen, begeleid zelfstandig wonen, kamerbewoning e.d.
6.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Algemeen
De planregels komen, voor een groot deel van het plangebied, overeen met het huidig gebruik van de grond en van de bebouwing. Ook sluiten de bouwregels grotendeels aan bij de bestaande bebouwing. Dit impliceert dat er voor een groot deel van het plangebied het behoud van de huidige situatie als uitgangspunt geldt.
De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:
- Bestemmingsomschrijving;
- Bouwregels;
- Nadere eisen;
- Afwijken van de bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
- Wijzigingsbevoegdheid.
Enkelbestemmingen
Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.
Artikel 3 Agrarisch
Het terrein ten zuiden van de sportvelden van de Sportclub Diepenveen is bestemd als Agrarisch. Het gebied is feitelijk ook in gebruik voor het hobbymatig houden van dieren. Deze mogelijkheid is in de bestemming opgenomen. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde is mogelijk, tot een bouwhoogte van 1,20 meter. Er mogen geen gebouwen worden opgericht, uitsluitend kan met een binnenplanse afwijking een gebouw van 25 m2 opgericht worden, bijvoorbeeld voor een kleine (schuil)stal.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Artikel 5 Agrarisch met waarden -Natuur en Landschapswaarden
Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. In de huidige situatie komt het echter voor dat bedrijven een andere agrarische functie uitoefenen dan datgene wat in de betreffende zone is toegestaan. Deze bedrijven worden voorzien van een specifieke functieaanduiding.
Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, de bijgebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen), te worden gesitueerd. Dit betekent dat ook mestopslag, paardenbakken, sleufsilo's, kuilplaten en teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak worden gesitueerd. Gezien de beperkte natuur- en landschapswaarden zijn alleen in de zone Agrarisch kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken, lage permanente en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak (mits aansluitend aan het bouwvlak) rechtstreeks toegestaan.
In verband met de aanleg van waterberging rond de Dortherbeek is het in de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden ook toegestaan permanente waterberging te realiseren.
Artikel 6 Bedrijf
Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Het betreft met name solitaire bedrijven, niet gelegen op een bedrijventerrein. Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf' is een gemeentewerf toegestaan.
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
In het plangebied komen een aantal nutsvoorzieningen voor. Deze zijn bestemd als Bedrijf -Nutsvoorziening.
Artikel 8 Cultuur en ontspanning
Deze bestemming is van kracht op het oude ijsbaanterrein. Het terrein is op dit moment in gebruik als ontmoetingsplek. De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden kunnen worden gebruikt voor kleinschalige evenementen, kinderboerderij, openluchttheater, speeltuin, moestuin, boomgaard, ontmoetingsplek, educatie en de daarbij behorende groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken, e.d., verkeersvoorzieningen in de vorm van inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d..
Artikel 9 Cultuur en ontspanning - Speeltuin
De speeltuin die in het plangebied ligt (Oude Bathmenseweg) heeft een specifieke bestemming gekregen. De speeltuin is onderdeel van wijkgebouw 'De Ark'.
Artikel 11 Gemengd
Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn veel van de verschillende niet-woonfuncties gelegd binnen het plangebied. Het betreft dan zowel de bestaande detailhandel als bijvoorbeeld horecagelegenheden in het plangebied. Op de plankaart is op elke bestemming aangegeven welke functies toegestaan zijn. Als een functie vermeld is op de plankaart, dan is deze toegestaan. De woonfunctie is in het plandeelgebied Driebergenbuurt en Rode Dorp overal toegestaan. Dit is niet het geval in het plandeelgebied van Westenberg Buiten.
Artikel 12 Groen
Het in het plangebied voorkomende (openbaar) groen dat behoort tot de groenhoofdstructuur is als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn speelvoorzieningen toegestaan, waaronder (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen zijn begrepen. Om snel in te kunnen spelen op de behoefte om dergelijke voorzieningen te realiseren zijn ze bij recht binnen deze bestemming toegestaan. Hierbij geldt een maximale hoogte van 4 m en maximale oppervlakte per bouwwerk van 15 m2. Tevens is via een afwijking de mogelijkheid opgenomen dat ondergeschikte gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals trafohuisje, abri's, telefooncellen, kabelkasten en gemaalgebouwtjes. Tenslotte mogen parkeerplaatsen worden gerealiseerd, mits via een omgevingsvergunning is afgeweken van de gebruiksregels.
Artikel 13 Landhuis
Historische landgoederen zijn apart bestemd met de bestemming Landhuis. Hier speelt enerzijds de bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden. Deze waarden worden beschermd door de bestaande bebouwing en functies vast te leggen en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden te eisen voor het onbebouwde gebied.
Tegelijkertijd worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden in de vorm van nevenfuncties die rechtstreeks of via een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan (mits de kwaliteiten van het landhuis niet worden geschaad) en zijn functies via een wijzigingsbevoegdheid uitwisselbaar gemaakt.
Door deze regeling is een optimale balans gevonden tussen behoud en ontwikkeling.
In verband met de aanleg van waterberging rond de Dortherbeek is het in deze bestemming ook toegestaan permanente waterberging te realiseren.
Artikel 14 Maatschappelijk
In het plangebied komt een aantal maatschappelijke functies voor, zoals basisscholen, sociaal-culturele, medische en religieuze voorzieningen. Deze voorzieningen hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. De verschillende functies zijn inwisselbaar toegestaan.
Artikel 15 Maatschappelijk - Asielzoekerscentrum
In het plangebied komt één asielzoekerscentrum voor. Deze functie heeft de specifieke bestemming 'Maatschappelijk - Asielzoekerscentrum' gekregen. Hier is dus alleen een asielzoekerscentrum toegestaan. De overige regels komen qua opzet overeen met die van 'Maatschappelijk'.
Artikel 16 Maatschappelijk - Ziekenhuis
In het plangebied komt één psychiatrisch ziekenhuis voor. Deze functie heeft de specifieke bestemming 'Maatschappelijk - Ziekenhuis' gekregen. Hier is dus alleen een ziekenhuis toegestaan. De overige regels komen qua opzet overeen met die van 'Maatschappelijk'.
Artikel 17 Sport
Deze bestemming is van toepassing op de bestaande sportvelden in het gebied. Gebouw mag alleen worden binnen het bouwvlak. Naast sportvoorzieningen zijn horeca-activiteiten toegestaan bij deze functie. Kinderopvang en medische en/of therapeutische praktijken zijn alleen toegestaan bij afwijking.
Artikel 18 Verkeer, Artikel 19 Verkeer - Parkeerterrein, Artikel 20 Verkeer - Railverkeer en Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied
De in het plangebied voorkomende wegen, straten en paden zijn als zodanig bestemd. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen doorgaande c.q. ontsluitende wegen en woonstraten. De eerste categorie kent de bestemming Verkeer en de tweede categorie de bestemming Verkeer - Verkeer en verblijfsgebied. Binnen de bestemming Verkeer vallen naast de hoofdwegen ook groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, kunstwerken en water. Binnen de bestemming Verkeer - Verkeer en verblijfsgebied vallen naast de woonstraten ook groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen (waaronder pleinen), kunstwerken en water. Net als in de bestemming Groen zijn speelvoorzieningen toegestaan, waaronder (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen. Tevens is via een afwijking van de bouwregels de mogelijkheid opgenomen dat ondergeschikte gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals trafohuisje, abri's, telefooncellen, kabelkasten en gemaalgebouwtjes. Voor de bestaande spoorweg en bijbehorende voorzieningen is de bestemming Verkeer - Railverkeer opgenomen.
Artikel 22 Water
De bestemming Water is toegekend aan alle hoofdwatergangen in het plangebied. Andere in het plangebied aanwezige watergangen zijn niet apart bestemd.
Artikel 23 Wonen
De grondgebonden woningen in het plangebied behoren tot de bestemming Wonen.
Voor het gehele plangebied zijn dezelfde bouwregels opgenomen.
De planregels bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
Tevens is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken ten behoeve van het vestigen van een zorgwoning. Deze mogelijkheid is opgenomen om woonvormen mogelijk te maken die door de mate van zorg en ondersteuning die wordt geboden aan de bewoners niet meer kunnen worden geschaad onder zelfstandige bewoning, maar gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving. Te denken valt aan gezinsvervangende tehuizen, vormen van begeleid wonen e.d. Van belang is dat de bestemming in hoofdzaak is en blijft gericht op het wonen, waarbij de bewoners ondersteuning en begeleiding krijgen, omdat ze gezien hun beperking en/of jonge leeftijd niet geheel zelfstandig kunnen wonen.
Artikel 24 Wonen - Garageboxen
De in het plangebied voorkomende garageboxen zijn als zodanig specifiek bestemd. De bouwhoogte van een garagebox mag maximaal 3 m bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
Artikel 25 Wonen - Gestapeld
De in het plangebied voorkomende woningen die in meerdere lagen zijn gebouwd, zijn bestemd als Wonen - Gestapeld.
De maatvoering van een hoofdgebouw dient te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de betreffende planregels.
Ook binnen deze bestemming is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan en is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken ten behoeve van het vestigen van een zorgwoning (zie de bestemming Wonen).
Artikel 26 Wonen - Woonwagenstandplaats
Deze bestemming is toegekend aan twee woonwagenstandplaatslocaties. Dit is de locatie aan de Sportveldenlaan (Park Zandweerd) en aan de Oude Bathmenseweg (Rivierenwijk). Op de verbeelding is aangegeven hoeveel standplaatsen maximaal per bouwvlak zijn toegestaan.
Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.
Artikel 27 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied
Zoals reeds in paragraaf 5.1.1 Archeologie van deze toelichting is opgemerkt, hebben enkele delen van het plangebied een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Ter bescherming van deze archeologische waarden is de dubbelbestemming Waarde -Archeologisch verwachtingsgebied opgenomen.
In deze bestemming worden regels gesteld, gericht op het beschermen van de in de bodem aanwezige archeologische waarden. Indien een aanvraag om omgevingsvergunning ziet op een bouwproject met een omvang van 100 m² en ten behoeve van het bouwproject graafwerkzaamheden, dieper dan 0,5 m onder maaiveld, moeten worden verricht, dan kunnen burgemeester en wethouders voordat zij een omgevingsvergunning verlenen, de aanvrager bij zijn aanvraag om omgevingsvergunning verplichten om een rapport te overleggen. In de rapportage moeten de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, zijn vastgelegd. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden.
Het archeologie beleid van de gemeente Deventer is er op gebaseerd dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor locaties met een dubbelbestemming archeologie door de gemeente Deventer kosteloos een archeologisch advies wordt opgesteld. Dit advies dient als rapport.
Het advies wordt opgesteld als een bureaustudie. In deze bureaustudie wordt de archeologische verwachting van de locatie in detail bekeken. Op basis van historische bronnen en eerder archeologisch onderzoek wordt beschreven welke resten op de locatie worden verwacht, dit is de gespecificeerde verwachting van de locatie. Daarna wordt gekeken of op de locatie in het verleden al diep gebouwd of gegraven is, waardoor het archeologisch bodemarchief verstoord is. In de bureaustudie wordt verder uitgewerkt in hoeverre de nieuwe plannen het bodemarchief zullen verstoren. Op basis van deze gegevens wordt geadviseerd of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. In de bureaustudie wordt uitgewerkt welke voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning.
Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. Daarnaast kan de verplichting om archeologisch onderzoek te laten uitvoeren door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden.
Ter voorkoming van de aantasting van waardevolle informatie in de bodem, is een verplichting opgenomen om een omgevingsvergunning aan te vragen voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden die een verstorend effect op de archeologische waarden kunnen hebben. Aan deze omgevingsvergunning kunnen dezelfde verplichtingen worden verbonden als de verplichtingen die aan een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk kunnen worden verbonden en hiervoor beschreven zijn.
Voordat ten behoeve van de onderliggende bestemming kan worden gebouwd of gebruikt, zal moeten worden getoetst aan de op de gronden gelegen dubbelbestemming. Hieruit kan volgen dat een archeologische rapportage of omgevingsvergunning noodzakelijk is.
Artikel 28 Waarde - Groeiplaats boom
In het plangebied groeien diverse beschermenswaardige bomen. Een aantal van deze locaties zijn beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats boom'. Binnen deze dubbelbestemming geldt dat voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. Op deze wijze kunnen binnen de groeiplaats van de boom geen ingrepen plaatsvinden, die de boom mogelijk schaden.
6.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels
De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.
Artikel 31 Algemene bouwregels
Het is wenselijk om de aanvullende werking van de gemeentelijke Bouwverordening te beperken tot een aantal specifieke onderwerpen.
Artikel 32 Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. Deze bepaling is rechtstreeks overgenomen uit artikel 7.10 Wro. In de specifieke bestemmingen zijn als aanvulling hierop in bepaalde gevallen specifieke gebruiksregels opgenomen.
Tevens is in dit artikel de algemene bepaling opgenomen voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
Artikel 34 Algemene afwijkingsregels
Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% en om het profiel van wegen in geringe mate aan te passen.
Artikel 35 Algemene wijzigingsregels
Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid om overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlakken en bouwvlakken te wijzingen dan wel nieuwe bouwvlakken aan te geven.
6.3.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.
Artikel 36 Overgangsrecht
Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.
Artikel 37 Slotregel
Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.
6.4 Handhaving
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
- 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan
De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
- 3. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.
- 4. Actief handhavingsbeleid
Er moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.
Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 7.2ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 7.3. ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in uit te voeren werken en werkzaamheden. Het plan is niet exploitatieplanplichtig. Kosten die met dit bestemmingsplan zijn gemoeid, zijn enkel de plankosten. De herziening is hiermee economisch uitvoerbaar.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriele regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een in hoofdzaak conserverend plan waarbinnen het merendeel van de bebouwing reeds aanwezig is. Middels dit bestemmingsplan zal slechts een beperkte nieuwe ontwikkelingsruimte ontstaan voor de reeds aanwezige functies. Hetgeen aan uitbreiding nog mogelijk is, is onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan en blijft binnen het gestelde in 6.2.1 Bro.
Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.
Voor de gemeente Deventer zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is daarmee aangetoond.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak
Voor dit bestemmingsplan is geen inspraak gehouden. Het plan is conform het vastgestelde ruimtelijk beleid en betreft een bestendiging van de bestaande praktijk. Het kan daarom als onomstreden worden beschouwd. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.
Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Dit plan bevat geen uitvoeringsaspecten en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met dit bestemmingsplan zijn geen nationale, provinciale, dan wel waterschapsbelangen in het geding. Daarom heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk, de Provincie en het Waterschap.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Beroeps- Of Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 2 Staat van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten