Combiplan Buitengebied Deventer 4
Bestemmingsplan - gemeente Deventer
Vastgesteld op 28-10-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Combiplan Buitengebied Deventer 4 met identificatienummer NL.IMRO.0150.P401-VG01 van de gemeente Deventer.
1.2 bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening'
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0150.D125a-VG02 met de bijbehorende regels.
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0150.P401-VG01.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwd
twee of meer aan elkaar gebouwde woningen of bestaande woningen die door middel van splitsing als twee afzonderlijke wooneenheden aangemerkt zijn.
1.7 aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.8 afhankelijke woonruimte
een voor de huisvesting van een (zelfstandig) huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is en/of een geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
1.9 agrarisch bedrijf
een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en boomkwekerij;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
- c. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, , in potten of in containers, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.10 ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten
het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio.
1.11 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.12 archeologische verwachtingswaarde
de kans op het aantreffen van archeologische resten in een bepaald gebied.
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit het verleden.
1.14 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.16 bedrijf
een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.17 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 Boerderijkamer
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf in kamers, al dan niet in combinatie met een dagverblijf. De oppervlakte van een zelfstandige boerderijkamer mag niet meer bedragen dan 50 m² en van de boerderijkamers in totaal niet meer dan 200 m².
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwvlak
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.
1.28 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 deeltijd agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van 10 tot 40 Nge.
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.32 erfdelersinitiatief
het gedeelde gebruik van een erf en (een deel van) de daarop aanwezige bebouwing voor bewoning, eventueel in combinatie met andere functies, op basis van een gemeenschappelijke visie en waarbij deelname is vastgelegd in, en afhankelijk is van, schriftelijke afspraken met de andere deelnemers en/of lidmaatschap van een coöperatie of soortgelijke rechtsvorm.
1.33 evenementen
gebeurtenissen die ten hoogste 5 dagen duren, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.34 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.35 gastouderopvang
kinderopvang waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan een voorziening voor gastouderopvang is gevestigd, bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, en verder zoals bepaald in de Wet Kinderopvang;
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 hobbykas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.38 hobbymatige activiteiten
het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf kunnen worden aangemerkt .
1.39 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.40 huishouden
een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften;
1.41 inrichtingsplan
een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven.
1.42 karakteristiek
panden die op basis van de volgende criteria gewaardeerd zijn als karakteristiek:
- relatie met het landschap;
- erfstructuur en erfinrichting;
- streekeigen verschijningsvorm;
- herkenbaarheid en mate van gaafheid;
- architectuur en cultuurhistorische waarde;
de waardering van de karakteristieke eigenschappen hebben betrekking op hoofdgebouwen tenzij anders in bijlage 9 van deze regels is aangegeven.
1.43 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.44 kelder
een ruimte gesitueerd onder een gebouw die geen ruimtelijke uitstraling heeft en/of niet van buitenaf toegankelijk is.
1.45 kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingsplicht op grond van het Activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m² en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.46 kleinschalige kinderopvang
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint, bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen gastouderopvang en kleinschalig peuterspeelzaalwerk;
1.47 kleinschalig peuterspeelzaalwerk
de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen;
1.48 landschappelijke inpassing
de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting.
1.49 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.50 langdurig
ten minste 14 tot 18 uur per dag gedurende minimaal 1 jaar.
1.51 logeerkamer
een kamer in of aan een huis waar gasten kunnen slapen.
1.52 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.53 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.54 Nge (Nederlandse grootte-eenheden)
een economische maatstaf voor het bepalen van de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven.
1.55 nevenfunctie
een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende (agrarische) bedrijf of wonen.
1.56 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.57 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.58 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.59 paardenbak
een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining.
1.60 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.61 plattelandskamer
een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebouw of een pand, welke is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers en waar keuken en/of sanitair in een gemeenschappelijke ruimte is ondergebracht. Voor zover sprake is van 1 plattelandskamer dient gebruik te worden gemaakt van keuken en/of sanitair in het hoofdgebouw.
1.62 recreatiewoning/chalet
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw inclusief kelder, dat niet op wielen verplaatsbaar is en dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft.
1.63 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van 40 tot 70 Nge.
1.64 ruimtelijke kwaliteit
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
1.65 seksinrichting
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.66 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.67 teeltondersteunende voorzieningen
- a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
- 1. teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden, waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 0,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen;
- b. permanente teeltondersteunende voorzieningen:
- 1. laag: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt, zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken;
- 2. hoog: teeltondersteunende kassen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt.
1.68 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van meer dan 70 Nge.
1.69 voorgevel
de naar de openbare zijde gekeerde gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.70 voormalig bedrijfsbebouwing
bebouwing dat niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.
1.71 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.72 wonen
het gehuisvest zijn in een woning.
1.73 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.74 wooneenheid
een woning.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de tiphoogte van de windturbine.
2.6 inhoud van een bouwwerk, niet zijnde een recreatiewoning
Tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidingsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 inhoud van een recreatiewoning en een voormalige recreatiewoning
tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidingsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat wanneer sprake is van een kleder gemeten dient te worden tussen de bovenkant van de vloer van de kelder, de binnenzijde van de buitenmuren (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de binnenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9 onder a, b, e, f en g;
alsmede voor:
- b. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
- d. de uitvoering en instandhouding van de maatregelen, conform de inrichtingsplannen en maatregelen in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, zoals opgenomen in de Ruimtelijke Kwaliteitsplannen in bijlagen 3, 5, 6 en 7.
met daaraan ondergeschikt:
- e. evenementen;
- f. extensieve dagrecreatie.
met dien verstande dat:
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, veekeringen en paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
- d. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. opper- vlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling (min./ max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55°** |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 12°/55°** |
hoge permanente teeltondersteunende kassen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' | - | 1.500 m² | - | 6m | ||
lage permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'lage teeltondersteunende voorzieningen' [sba -ltv] | 1,5 m | |||||
overige hoge permanente teeltondersteunende kassen | - | 500 m² | - | - | 6 m | - |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' | - | be- staand* | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding (specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf) | - | bestaand + 25% | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | bestaand* | - | bestaand* | bestaand* | - |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouw- vlak | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
sleufsilo's voedersilo' mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | - | - | - | 8 m | - |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht, kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
- i. uitbreiding van het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt is niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- b. extensieve dagrecreatie;
- c. houtoogst;
- d. water;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, bruggen, paden, recreatieve voorzieningen en trafohuisjes;
- f. de uitvoering en instandhouding van de maatregelen, conform de inrichtingsplannen en maatregelen in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, zoals opgenomen in de Ruimtelijke Kwaliteitsplannen in bijlagen 3 en 4.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt ten hoogste 8 m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het beheer en het onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening van de terreinen, met inachtneming van het volgende:
- a. het gebouw dient noodzakelijk te zijn voor het beheer en onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening;
- b. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
- c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bestaande natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfdelers' het wonen slechts is toegestaan in het kader van een erfdelersinitiatief;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' voormalige bedrijfsbebouwing;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van wonen - boerderijkamers' twee boerderijkamers;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gezamenlijke voorzieningen' maximaal twee logeerkamers en een gedeelde woonkeuken;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, paardenbakken, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- f. de uitvoering en instandhouding van de maatregelen, conform de inrichtingsplannen en maatregelen in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, zoals opgenomen in de Ruimtelijke Kwaliteitsplannen in bijlagen 3, 4, 5, 6 en 7.
met daaraan ondergeschikt:
- g. de in tabel 5.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
- h. bed & breakfast;
- i. evenementen;
Tabel 5.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 m² |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
- = Niet van toepassing.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstand dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen gebouwd mogen worden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud | max. oppervlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling | |
woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één, tenzij middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven | 750 m³, tenzij middels de aanduiding 'maximum volume (m³)' anders is aangegeven* | - | 4,5 m | 10 m | 20°/55°, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' tevens een dakhelling van 0° is toegestaan |
overige bijgebouwen overkappingen per woning | - | - | 100 m², tenzij middels de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' anders is aangegeven | 3 m | 6 m | 20°/55° |
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' m.u.v. de woning | - | bestaand** | bestaand** | bestaand** | bestaand** | bestaand** |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = De inhoud van woningen inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag 1.100 m³ bedragen mits de woning wordt gebouwd, of in geval van een bestaande woning, wordt uitgebreid als onderdeel van een erftransformatie (bijvoorbeeld Rood voor Rood). Bij een woning die met toepassing van het voorgaande groter dan 750 m³ wordt, zijn geen (niet-aangebouwde) bijgebouwen toegestaan. Hierbij geldt dat de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, bouwkundig als één volume te zien moet zijn.
** = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, maar met uitzondering van de in Bijlage 2 opgenomen te slopen bebouwing.
- d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt voor de reeds bestaande bijgebouwen en overkappingen boven de 100 m² het volgende:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
- 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan;
- 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing boven de 100 m², niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m².
- e. in afwijking van het bepaalde onder a, b en c geldt voor bestemmingsvlakken met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfdelers' de volgende bouwregels:
- 1. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het aantal dat is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- 2. indien in een bouwvlak meer dan één woning wordt gebouwd, dienen deze woningen per bouwvlak aaneengebouwd te worden gebouwd;
- 3. de gezamenlijke inhoud van de woonbebouwing (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) bedraagt per bouwvlak ten hoogste:
- de bestaande inhoud,
- indien de aanduiding 'maximum volume (m³)' aanwezig is de aangegeven inhoud, met dien verstande dat de inhoud van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gezamenlijke voorzieningen' niet wordt meegerekend bij de gezamenlijke inhoud van de woonbebouwing (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) maar ter plaatse de bestaande inhoud geldt.
- 4. bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
- 5. het gezamenlijke oppervlak aan bijgebouwen bedraagt binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfdelers' niet meer dan 346 m²;
- 6. verder geldt het volgende:
max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling | |||
woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | 4,5 m | 10 m | 20°/55° | ||
overige bijgebouwen overkappingen per woning | 3 m * | 6 m * | 20°/55° | ||
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | 6 m | - | ||
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | 1 m 2 m | - | ||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 3 m | - |
* ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag de maximale goot -en bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte.
- f. voor woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – voormalige recreatiewoning’ (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) geldt het volgende:
- 1. er is maximaal 1 woning per bouwvlak toegestaan;
- 2. de inhoud bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m³)' aangegeven inhoud,
- 3. de maximale goothoogte van de woning is 3,5 m;
- 4. de maximale bouwhoogte van de woning is 6 m.
- g. voor bergingen en overkappingen bij woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – voormalige recreatiewoning’ (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) geldt het volgende:
- 1. er is maximaal 1 berging of overkapping per woning toegestaan;
- 2. de maximale oppervlakte van de berging of overkapping is 8 m2;
- 3. de maximale bouwhoogte van de berging of overkapping is 3,5 m.
- h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – voormalige recreatiewoning’ het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van de bestaande bebouwing, niet zijnde de (voormalige recreatie)woning, is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw van gebouwen, niet zijnde de (voormalige recreatie)woning, is in geen geval toegestaan;
- 3. nieuwbouw van de (voormalige recreatie)woning is uitsluitend toegestaan mits de nieuwbouw plaatsvindt op of binnen de bestaande funderingen.
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de (voormalige bedrijfs)woning is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw van gebouwen, uitgezonderd (de voormalige bedrijfs)woning, is in geen geval toegestaan;
- 3. nieuwbouw van de (voormalige bedrijfs)woning is uitsluitend toegestaan mits de nieuwbouw plaatsvindt op of binnen de bestaande funderingen;
- 4. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
- 5. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien alle bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m².
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregel
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 110 kV.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 50 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
7.2 Bouwregels
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
9.2 Bouwregels
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waterstaat - Intrekgebied
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Intrekgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m;
- 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
10.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 teneinde in intrekgebieden ook nieuwe niet-risicovolle en grote risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still-principe.
- b. in afwijking van het bepaalde onder a kunnen nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap vooruit-principe.
- c. in afwijking van het bepaald in lid 10.1 en onverlet het bepaalde onder a en b kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
- d. Het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing indien gebruikgemaakt wordt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:
- 1. Artikel 5, lid 5.2 sub d4.
12.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
12.3 Herbouw (bedrijfs)woningen
- a. In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat algehele herbouw van (bedrijfs)woningen uitsluitend mag plaatsvinden op of binnen de bestaande funderingen.
- b. In afwijking van bovenstaande lid, is bouwen met een geringe afwijking van de bestaande fundering ten behoeve van aan- en uitbouwen toegestaan, mits de afstand tot de weg niet minder dan 15 meter bedraagt
12.4 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar binnen bouwvlakken;
- b. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van een gebouw waaronder het wordt gerealiseerd, toegankelijk zijn;
- c. ondergrondse bouwwerken met een ruimtelijke uitstraling zijn uitsluitend toegestaan onder woningen;
- d. indien er sprake is van een ruimtelijke uitstraling van het ondergrondse bouwwerk dan bedraagt de inhoud van het ondergrondse bouwwerk en de inhoud van de woning gezamenlijk ten hoogste 750 m³, met dien verstande dat de inhoud van het ondergrondse bouwwerk en de inhoud van de woning gezamenlijk ten hoogste 1.100 m³ mag bedragen in die gevallen dat de maximale inhoud van de woning ten hoogste 1.100 m³ mag bedragen;
- e. indien er geen sprake is van een ruimtelijke uitstraling van het ondergrondse bouwwerk, geldt geen maximale inhoudsmaat voor het ondergrondse bouwwerk.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Algemeen
- a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- b. Het gebruik van plattelandskamers en boerderijkamers voor permanente bewoning is niet toegestaan.
- c. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning is niet toegestaan.
- d. Prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
13.2 Kleinschalige kinderopvang
13.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' de volgende regels:
- a. de gronden zijn bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening en de bescherming van de bodem- en de (grond)waterkwaliteit ten behoeve van drinkwatervoorziening;
- b. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m;
- 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij;
- c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b teneinde in grondwaterbeschermingsgebieden ook nieuwe niet-risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still-principe;
- d. in afwijking van het bepaalde onder c kunnen nieuwe grote of grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap-vooruit-principe;
- e. in afwijking van het bepaalde a onverlet het bepaalde onder c en d kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe;
- f. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij, zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1 onder a, op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan.
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
15.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 onder a ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw/bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
- a. een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- c. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen het bouwvlak en voldoet aan de regels inzake bijgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer dan 75 m² bedraagt;
- d. een afhankelijke woonruimte heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
- e. de bevoegdheid tot afwijken wordt voorgelegd aan een deskundige met de vraag of aan het bepaalde onder a wordt voldaan.
15.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
- c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
- g. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
15.3 Kleinschalige windturbines
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten einde de realisatie van windturbines mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:
- a. windturbines zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 windturbine toegestaan;
- c. de tiphoogte van een windturbine bedraagt ten hoogste 25 m;
- d. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing.
15.4 Kleinschalige particuliere zonnepanelen
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
16.1 Waarde - Archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 2, Waarde - Archeologie - 3 of Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
16.2 Herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen mogelijk te maken met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
- c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 25 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening'';
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
- g. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
Artikel 17 Overige Regels
17.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
17.2 Toegelaten gebruik in afwijking van de bestemming
De in hoofdstuk 2 opgenomen afwijkingen voor nevenfuncties worden geacht te zijn verleend voor zover het activiteiten betreft die voldoen aan de regels voor nevenfuncties en voor zover de activiteiten legaal aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan dan wel kunnen worden ontplooit middels een verleende omgevingsvergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsregels
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Combiplan Buitengebied Deventer 4'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in het buitengebied van de gemeente Deventer. Dit bestemmingsplan betreft een zogenaamd combiplan. In het combiplan worden diverse initiatieven in één bestemmingsplan gevat en planologisch geregeld. Hierna wordt kort op de betreffende ontwikkelingen per locatie ingegaan. In de planbeschrijving in hoofdstuk 2 wordt een uitgebreide beschrijving van de ontwikkelingen gegeven.
1.1.1 Ontwikkeling 1: Arkelsteijnweg 5, Bathmen, Koerkampsweg 3, Lettele, Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen bevindt zich een woonperceel. Op het woonperceel zijn diverse boerderijkamers en een schuur met caravanstalling aanwezig. Aan de voorzijde van de schuur met caravanstalling is een aanbouw gerealiseerd die vergund is als garage, maar die in gebruik is als boerderijkamer. Initiatiefnemers willen de niet vergunde boerderijkamer omvormen tot een reguliere woning.
Om de functiewijziging te verantwoorden, wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit (KGO). De ruimtelijke investeringen zien toe op het landschappelijk inpassen van het woonperceel en de sloop van circa 500 m² aan landschapsontsierende bebouwing op de locatie aan de Koerkampsweg 3 in Lettele.
Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Aan de Biesterveldsweg 7 te Schalkhaar bevindt zich een recreatiewoning. In het kader van de KGO-regeling is initiatiefnemer voornemens de recreatiebestemming om te zetten naar een woonbestemming en daarbij de woning te vergroten. De KGO-investering wordt verantwoord uit de sloop van bebouwing aan de Koerkampsweg 3 in Lettele. Daarnaast wordt op de locatie zelf de landschappelijke kwaliteit versterkt.
Koerkampsweg 3, Lettele
Aan de Koerkampsweg 3 in Lettele, bevindt zich een woonperceel waar circa 1.000 m² aan landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsbebouwing staat. Initiatiefnemer is voornemens deze bebouwing te slopen. De sloopmeters worden ingezet ten behoeve van de ontwikkelingen aan de Arkelsteijnweg 5 en de Biesterveldsweg 7.
Daarnaast wordt ter plaatse van dit woonperceel één karakteristieke schuur gerenoveerd en behouden als zijnde een bijgebouw bij de bestaande woning.
1.1.2 Ontwikkeling 2: Borgelinksweg 1, Lettele
Aan de Borgelinksweg 1 in Lettele, bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijfsperceel. De Coörporatie BuitenDelen (CBD) heeft dit agrarisch bedrijfsperceel inclusief circa 4 hectare grond gekocht. De CBD is voornemens ter plaatse huisvesting te bieden die aansluit bij de woonbehoefte van verschillende doelgroepen en huishoudens van verschillende samenstellingen, zoals senioren die lang zelfstandig willen blijven wonen en voor starters die graag willen wonen in het buitengebied. Kortom, het voornemen is om het agrarisch bedrijfsperceel te transformeren tot een woonerf met meerdere woningen.
Ten behoeve van de transformatie wordt de bestaande karakteristieke boerderij en bijbehorende stal behouden en getransformeerd naar twee wooneenheden (dit is in overeenstemming met de splitsingsregeling zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan). De genoemde stal zal dienstdoen als gemeenschappelijke ruimte. Hierin worden maximaal twee logeerkamers en een gezamenlijke woonkeuken voorzien.
Daarnaast wordt ter plaatse een oppervlak van 1.542 m² aan voormalige agrarische bebouwing en een oppervlak van 1.642 m² aan asbestdaken gesloopt en gesaneerd. Ook alle ondienstige erfverharding en een paardenbak wordt verwijderd.
Met toepassing van de regeling Kansen uit Buiten kan de sloop gecompenseerd worden met twee bouwkavels voor het realiseren van woningen met een inhoud van maximaal 750 m³ per woning en maximaal 100 m² aan bijgebouwen per woning. Door per compensatiewoning en bij de hiervoor te splitsen bestaande boerderij een kleiner oppervlak aan bijgebouwen te bouwen, is doormiddel van een maatwerkoplossing verantwoord dat ter plaatse compensatiewoningen met een grotere inhoud mogen worden gebouwd. De ruimere compensatiewoningen worden daarnaast opgesplitst in meerdere (kleinere) wooneenheden. Hierdoor ontstaan er al met al zes wooneenheden in twee te realiseren woongebouwen.
Samenvattend ziet het voornemen toe op het volgende:
- 1. De sloop en sanering van 1.542 m² aan bebouwing en 1.642 m² aan asbestdaken, alsmede ondienstige erfverharnding;
- 2. Het behoud van de bestaande boerderij met aangebouwde stal en de splitsing hiervan in twee wooneenheden;
- 3. De bouw van één woongebouw met vier wooneenheden;
- 4. De bouw van één woongebouw met twee wooneenheden;
- 5. De bouw van twee gezamenlijke bijgebouwen met een totaal oppervlak van 210 m².
Daarnaast wordt het nieuwe gezamenlijke woonerf op passende wijze landschappelijk ingepast en worden er voorzieningen getroffen ten behoeve van natuurinclusief bouwen.
1.1.3 Ontwikkeling 3: Oerdijk ong., Lettele
Aan de Oerdijk nabij nummer 184 in Lettele, bevinden zich twee weilanden. De betreffende weilanden staan kadastraal bekend als de percelen in sectie E met nummers 3286 en 3368. De betreffende percelen zijn op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening', grotendeels voorzien van de bestemming 'Natuur'. Deze bestemming is abusievelijk ter plaatse opgenomen. De gronden zijn sinds jaar en dag in gebruik als agrarische cultuurgrond. Initiatiefnemers zijn daarom voornemens de planologische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Dit houdt in dat de genoemde percelen een agrarische bestemming dienen te krijgen.
1.1.4 Ontwikkeling 4: Schapenzandweg 13, Diepenveen
Ter plaatse van de Schapenzandweg 13 in Diepenveen bevindt zich een woonperceel met een karakteristieke boerderij. Initiatiefnemers zijn voornemens de karakteristieke boerderij te splitsen in twee wooneenheden. Het plan is in lijn met een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Schapenzandweg 13”.
Bij de woning die ontstaat door de woningsplitsing, is initiatiefnemer voornemens een bijgebouw van 100 m² te realiseren. Daarnaast wordt het gehele woonperceel met de twee woningen landschappelijk ingepast in de omgeving.
1.1.5 Resumé
De hiervoor genoemde voorgenomen ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. In paragraaf 1.4 wordt hier nader op ingegaan. Gelet op het vorenstaande is een bestemmingsplanherziening vereist
Om voornoemde ontwikkeling planologisch mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan "Combiplan Buitengebied Deventer 4" voorziet hierin. In deze toelichting wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkelingen in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied omvat vier ontwikkelingen waarbij zes locaties zijn betrokken, namelijk:
- 1. Arkelsteijnweg 5, Bathmen (ontwikkeling 1);
- 2. Biesterveldsweg 7, Schalkhaar (ontwikkeling 1);
- 3. Koerkampsweg 3, Lettele (ontwikkeling 1);
- 4. Borgelinksweg 1, Lettele (ontwikkeling 2);
- 5. Oerdijk ong., Lettele (ontwikkeling 3);
- 6. Schapenzandweg 13, Diepenveen (ontwikkeling 4).
Alle locatie liggen in het buitengebied van de gemeente Deventer. Voor de exacte begrenzing van de betreffende deelgebieden, wordt verwezen naar de verbeeldingen behorende bij dit bestemmingsplan.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.3.1 Algemeen
De diverse locaties binnen het plangebied liggen, op de locatie aan de Schapenzandweg 13 te Diepenveen na, allemaal binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 1 maart 2017.
De locatie aan de Schapenzandweg 13 ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Schapenzandweg 13' (vastgesteld op 22 april 2015).
Daarnaast liggen alle locaties binnen het bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeereisen' dat is vastgesteld op 11 april 2018. Dit bestemmingsplan ziet uitsluitend toe op de planologische verankering van parkeernormen waaraan (nieuwe) ontwikkelingen aan moeten voldoen.
Tot slot gelden de bestemmingsplannen 'Paraplu herziening standplaatsen en warenmarkten' (vastgesteld op 30 januari 2013), 'Parapluherziening Kleinschalige Kinderopvang' (vastgesteld op 22 juni 2016) en 'Parapluherziening particuliere zonnepanelen Buitengebied' (vastgesteld op 7 juli 2021, nog niet onherroepelijk). Betreffende plannen zijn niet direct relevant gelet op de beoogde ontwikkelingen en worden daarom niet uitgebreid beschouwd. Wel zijn eventuele regelingen die van toepassing zijn op de betreffende locaties doorvertaald in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
In de volgende paragraaf wordt per locatie nader ingegaan op het planologisch regime.
1.3.2 Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen voorzien van de bestemming 'Wonen' met bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing'.
Daarnaast zijn de gronden deels voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Ook zijn de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' van toepassing.
In afbeelding 1.1 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.
Afbeelding 1.1 Uitsnede geldende bestemmingsplan Arkelsteijnweg 5, Bathmen (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Doordat binnen de woonbestemming slechts één woning is toegestaan, is de ter plaatse voorgenomen toevoeging van één woning binnen de bestaande bebouwing niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.
1.3.3 Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar voorzien van de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Natuur'. Binnen de recreatiebestemming is een bouwvlak en de functieaanduiding 'recreatiewoning' opgenomen.
De locatie is daarnaast voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waterstaat - Intrekgebied'. Tevens zijn de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' opgenomen.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.
Afbeelding 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Biesterveldsweg 7, Schalkhaar (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Het voornemen ter plaatse ziet toe op de functiewijziging van de recreatiewoning naar een reguliere woning. Het bewonen van de recreatiewoningen als reguliere woning is in strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast wordt de woning uitgebreid op gronden met de bestemming 'Natuur'. De voorgenomen ontwikkeling is daarom niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.
1.3.4 Koerkampsweg 3, Lettele
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Koerkampsweg 3 in Lettele voorzien van de bestemming 'Wonen'. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn een bouwvlak en de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing', 'aaneengebouwd', 'karakteristiek' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden (2)' opgenomen.
Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.
In afbeelding 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.
Afbeelding 1.3 Uitsnede geldende bestemmingsplan Koerkampsweg 3, Lettele (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Ter plaatse van deze locatie dient de bestemming niet te worden gewijzigd. Ter plaatse wordt uitsluitend bebouwing gesloopt en wordt één schuur hersteld tot een bijgebouw bij de bestaande woningen. Binnen voorliggend bestemmingsplan dient voor deze locatie uitsluitend te worden gewaarborgd dat de te slopen bebouwing in oppervlak niet terug gebouwd kan worden.
1.3.5 Borgelinksweg 1, Lettele
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Borgelinksweg 1 in Lettele, voorzien van de bestemming 'Agrarische met waarden - Landschapswaarden'. Binnen deze bestemming is grotendeels een bouwvlak met de aanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'karakteristiek' opgenomen.
Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.
In afbeelding 1.4 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.
Afbeelding 1.4 Uitsnede geldende bestemmingsplan Borgelinksweg 1, Lettele (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Het voornemen ziet toe op de transformatie van deze locatie tot een woongebied met in totaal acht wooneenheden. Zowel de gebruiks- als bouwmogelijkheden ter plaatse zijn niet toereikend om het voornemen mogelijk te maken. De voorgenomen ontwikkeling is daarom niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.
1.3.6 Oerdijk ong., Lettele
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Oerdijk in Lettele voorzien van de bestemming 'Natuur'.
Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.
In afbeelding 1.5 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.
Afbeelding 1.5 Uitsnede geldende bestemmingsplan Oerdijk, Lettele (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Het voorgenomen gebruik van de gronden met de bestemming 'Natuur' ten behoeve van agrarische doeleinden, is niet toegestaan. Het voorgenomen (en feitelijke) gebruik is daarmee niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.
1.3.7 Schapenzandweg 13, Diepenveen
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Schapenzandweg 13' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Schapenzandweg 13 in Diepenveen voorzien van de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak opgenomen. Tevens zijn de aanduidingen 'karakteristiek', 'bijgebouwen' en 'maximum bebouwd oppervlak (250 m²)' opgenomen.
In afbeelding 1.6 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.
Afbeelding 1.6 Uitsnede geldende bestemmingsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Doordat binnen de woonbestemming (en bouwvlak) uitsluitend één woning is toegestaan, is de voorgenomen woningsplitsing niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Daarnaast wordt met de voorgenomen bouw van een extra bijgebouw van 100 m², het ter plaatse toegestane maximum oppervlak van 250 m² aan bijgebouwen eveneens overschreden.
1.3.8 Resumé
De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke ontwikkelingen passen om diverse redenen niet binnen de bestaande planologische kaders.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in het gewenste juridisch-planologisch kader op basis waarvan de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt.
1.4 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden, zoals milieuaspecten en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 worden de planopzet en juridische aspecten nader toegelicht. In dat hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en worden deze uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Huidige En Toekomstige Situatie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt per ontwikkeling en de daarbij betrokken locatie(s), ingegaan op de huidige en gewenste situatie. Alle ontwikkelingen worden separaat behandeld.
2.2 Beschrijving Huidige En Gewenste Situatie Per Deelgebied
2.2.1 Ontwikkeling 1: Arkelsteijnweg 5, Bathmen, Biesterveldsweg 7, Schalkhaar, Koerkampsweg 3, Lettele,
2.2.2 Ontwikkeling 2: Borgelinksweg 1, Lettele
Ter plaatse van de Borgelinksweg 1 in Lettele is initiatiefnemer voornemens het voormalige agrarische bedrijfsperceel te transformeren naar een woonlocatie voor senioren en jongeren die graag in het buitengebied willen wonen. Dit geschiedt conform het zogenaamde erfdelen concept.
Het concept 'erfdelen' ziet toe op het kunnen bieden van huisvesting in het buitengebied, dat aansluit op de woonbehoefte van verschillende doelgroepen en huishoudens van verschillende samenstelling, zoals senioren die lang zelfstandig willen blijven wonen en voor starters die graag willen wonen in het buitengebied.
De erfdelers willen in goed 'noaberschap' actief wonen op een erf en woonfuncties met elkaar delen. Ook regelen de erfdelers het beheer en onderhoud van een gezamenlijk erf, cultuurgrond en organiseren de erfdelers samen zaken als vervoer en energievoorziening.
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit grofweg twee onderdelen. Enerzijds wordt de ter plaatse aanwezige bestaande karakteristieke bedrijfswoning gesplitst in twee wooneenheden, anderzijds wordt de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en worden ter compensatie hiervan woningen gebouwd.
Splitsing karakteristieke woning
De bestaande karakteristieke woning wordt behouden en gesplitst in twee wooneenheden. De splitsing geschied conform de in het geldende bestemmingsplan opgenomen splitsingsregeling (artikel 49.1 van het geldende bestemmingsplan).
Aan de noordzijde, aan de woning, bevindt zich een karakteristieke stal met een oppervlak van 106 m². Deze wordt behouden en verbouwd ten behoeve van een gemeenschappelijk bijgebouw. In afbeelding 2.11 zijn de gevelaanzichten van de gewenste situatie ter plaatse van de bestaande woning opgenomen.
Afbeelding 2.11 Gevelaanzichten te verbouwen/splitsen woning (Bron: Marten)
Sloop bebouwing en bouw compensatiewoningen
In het kader van het voornemen wordt de overige ter plaatse aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Al met al wordt circa 1.542 m² aan asbesthoudende bebouwing gesloopt. Het oppervlak aan te saneren asbestdaken bedraagt circa 1.642 m². Naast de vorenstaande sloop wordt tevens ondienstige erfverharding en een paardenbak gesaneerd. In afbeelding 2.12 is de sloop- en saneringsopgave weergegeven.
Afbeelding 2.12 Te slopen bebouwing Borgelinksweg 1, Lettele (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)
Met toepassing van de regeling 'Kansen uit Buiten' kan de sloop gecompenseerd worden met twee bouwkavels voor het realiseren van woningen met een inhoud van maximaal 750 m³ per woning en een oppervlak van 100 m² aan bijgebouwen per woning. Door de splitsing van de boerderij in twee wooneenheden en twee toegevoegde rood voor rood woningen mag er 400 m² (4x100 m²) bijgebouwen worden gebouwd. In voorliggend geval wordt er echter voor gekozen om een kleiner oppervlak aan bijgebouwen ter plaatse te realiseren. Het voornemen ziet namelijk toe op de bouw van twee bijgebouwen (voor gezamenlijk gebruik) met een totaal oppervlak van 216 m². Door minder oppervlak aan bijgebouwen te realiseren, wordt een groter bouwvolume voor de compensatiewoningen gerealiseerd.
De te realiseren woningen krijgen hiermee een inhoudsmaat van 778 m³ en 1.534 m³. In de woningen worden meerdere wooneenheden gerealiseerd, om zodoende betaalbare woningen passend bij de doelgroep (jongeren en senioren) te kunnen realiseren. Binnen de hiervoor genoemde bouwvolumes van de woningen, worden twee wooneenheden in het bouwvolume van 778 m³ gerealiseerd. In het bouwvolume van 1.534 m³ worden vier wooneenheden voorzien.
Samenvattend wordt:
- 1.542 m² aan bebouwing gesloopt;
- 216 m² aan bijgebouwen gerealiseerd (in de vorm van een steltenberg en een kapschuur);
- een woongebouw met een inhoudsmaat van 778 m³ met twee wooneenheden gerealiseerd;
- een woongebouw met een inhoudsmaat van 1.534 m³ met vier wooneenheden gerealiseerd.
Erfinrichtingsplan
Naast de sloop van de hiervoor genomen landschapsontsierende bebouwing, wordt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse tevens versterkt door te investeren in landschapsmaatregelen die ervoor zorgen dat het nieuwe (gedeelde) woonerf wordt ingepast in het landschap. Hiertoe is door GroenAdviesbureau H.A. ten Have een erfinrichtingsplan opgesteld. De toelichting op het erfinrichtingsplan, alsmede het erfinrichtingsplan zelf, zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 6 en 7 bij deze toelichting. In de toelichting op het erfinrichtingsplan wordt eveneens ingegaan op de maatregelen die worden getroffen ten aanzien van natuurinclusief bouwen.
In afbeelding 2.13 is een uitsnede van het erfinrichtingsplan opgenomen.
Afbeelding 2.13 Erfinrichtingsplan Borgelinksweg 1, Lettele (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)
Een opvallend onderdeel van de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit, is dat ter plaatse (naast de basisinspanningen op en om het erf) tevens wordt aangesloten op het projectplan van het waterschap WDODelta. Het waterschap is ten zuiden van dit deelgebied voornemens een slenk aan te leggen. In overleg met het waterschap is het plan opgevat om in de nabijheid van deze slenk een plas-draszone aan te leggen. In deze plas-draszone wordt tevens een kikkerpoel aangelegd. Het één en ander draagt bij aan de biodiversiteit ter plaatse.
Daarnaast liep door dit deelgebied oorspronkelijk een landweggetje. Aan de noordzijde van het erf is deze structuur nog herkenbaar. In de huidige situatie is deze zandweg doodlopend en niet toegankelijk voor wandelaars. Onderdeel van het voornemen wordt de route op gepaste afstand aan de westzijde van de woningen hersteld. Zodoende wordt een bijdrage geleverd aan het regionale wandelnetwerk. In bijlage 7 is de wandelroute tevens zichtbaar opgenomen.
Beeldkwaliteit
Om ter plaatse van het nieuwe gedeelde woonerf een bepaalde beeldkwaliteit mogelijk te maken, is door Marten Ontwerp een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het volledige beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 8 bij deze toelichting. Hierna wordt in het kort ingegaan op het beeldkwaliteitsplan.
In het kort worden in het beeldkwaliteitsplan maatregelen genoemd om de uitstraling van de bestaande boerderij volledig te kunnen handhaven. Aan de gevels worden ondergeschikte aanpassingen gedaan, die ervoor zorgen dat de bebouwing ook ten behoeve van twee woningen kan worden gebruikt.
De nieuwe bebouwing op het erf moeten daarnaast het karakter van de boerderij versterken. Dit impliceert dat deze ingetogen en rustig vormgegeven en gematerialiseerd moeten worden.
De twee te realiseren woongebouwen dienen qua vormgeving en materialisering ondergeschikt te zijn aan de bestaande boerderij. De typologie welke daar het best bij past is die van een schuurwoning. In afbeelding 2.14 zijn impressies van de te realiseren woongebouwen opgenomen. De nieuwe woningen zullen naar de erfzijde zo veel mogelijk gesloten moeten aanvoelen. Naar de buitenzijde van het erf kan de woning zich meer openen. Ondanks dat de woonbeleving aan buitenzijde van het erf zit is het waardevol de woning vanaf grote afstand te laten voelen als een schuur. Dit kan onder andere door het toepassen van lamellen/schuifpanelen en dergelijke.
Afbeelding 2.14 Impressies te realiseren woongebouwen (Bron: Marten)
Eén van de voorgenomen te bouwen bijgebouwen, wordt in de vorm van een steltenberg gebouwd. Een steltenberg is een gebouw wat kenmerkend is voor een boerenerf. Qua materiaalgebruik moet de steltenberg verwijzen naar een originele steltenberg zoals deze “vroeger” gebouwd werden. Een steltenberg bestaat uit een vier roedige hooiberg voorzien van een rieten kap. Aan drie zijden om de hooiberg heen worden uitbouwen geplaatst. Deze uitbouwen hebben een relatief vlak pannendak en zijn gemaakt van met hout beklede gevels. In afbeelding 2.15 zijn referentiebeelden van een steltenberg opgenomen.
Afbeelding 2.15 Referentiebeelden steltenberg (Bron: Marten)
Voor het stallen van fietsen en dergelijke komt er een gezamenlijk schuurtje. In deze schuur worden mogelijke ook de gezamenlijke energievoorzieningen ondergebracht. Dit gebouw moet letterlijk als een schuurtje voelen.
2.2.3 Ontwikkeling 3: Oerdijk ong., Lettele
2.2.4 Ontwikkeling 4: Schapenzandweg 13, Diepenveen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante Europese-, rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden, aangevuld met diverse wijzigingen, waaronder de wijziging van 18 mei 2016 voor de Grote Rivieren. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Voor Deventer kan het om de volgende belangen gaan:
- a. Rijksvaarwegen;
- b. Grote rivieren,
- c. Defensie,
- d. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
- e. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen,
- f. Natuurnetwerk Nederland;
- g. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
Toetsing van het voornemen
In het plangebied zijn geen onderwerpen uit het Barro van toepassing waar rekening mee moet worden gehouden in onderhavig bestemmingsplan. De voorgenomen ontwikkelingen zijn in overeenstemming met de regels binnen het Barro en het plangebied is niet gelegen in een beperkingsgebied.
3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking
In de SVIR (voorganger NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling de komende jaren verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook wanneer het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
Toetsing van het voornemen
Bij de “Ladder voor duurzame verstedelijking” is een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang. Hierin is uitgesproken dat met de realisatie van 11 woningen niet voorzien wordt in een woningbouwlocatie of andere stedelijk ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (ABRS 16 september 2015, 201501297/1/R4).
Binnen voorliggend voornemen wordt per saldo voorzien in de toevoeging van in totaal 10 wooneenheden. Tevens gaat het om meerdere kleinschalige ontwikkelingen. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling is in voorliggend geval dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Geconcludeerd wordt dat geen verdere toetsing plaats hoeft te vinden aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking”.
3.2.4 Conclusie Rijksbeleid
Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen voldoet aan de regels en voorwaarden die gesteld worden op Rijksniveau.
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel, welke is verankerd in de Omgevingsverordening.
3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
- Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
- Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
- Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.
3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
3.3.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- 1. Of - generieke beleidskeuzes;
- 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven;
- 3. Hoe - gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
3.3.4 Toetsing
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
3.3.5 Regionaal woonbeleid
De gemeente in de regio 'West-Overijssel' stemmen nieuwbouwplannen met elkaar af. Deze regio bestaat uit elf gemeenten, namelijk: Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle. Deze gemeenten en de provincie Overijssel hebben in 2014 de Regionale Woonvisie West-Overijssel vastgesteld. Hierin staan de gezamenlijke ambities en een visie op het gebied van wonen voor de regio.
De regionale afstemming bestaat onder meer uit het verdelen van de door de provincie toegestane woningaantallen, waarbij op basis van de woningbehoefte-raming plannen verdeeld worden over de West-Overijsselse gemeenten, en de onderliggende kernen. De kwalitatieve vertaalslag naar onder meer type woningen, prijsklassen en doelgroepen wordt vervolgens op lokaal niveau gemaakt en ook de realisatie is een gemeentelijke activiteit.
In 2015 hebben de gemeenten en provincie gezamenlijk een traject doorlopen waarin de gezamenlijke ambities en visie hebben geleid tot woonafspraken op 5 thema's, namelijk: (A) doelgroepen, (B) wonen en zorg, (C) stedelijke vernieuwing, (D) bestaande voorraad en (E) programmeren en zuinig ruimtegebruik.
Binnen de kaders van bestaand beleid en besluiten staan betrokken partijen voor een goede ruimtelijke ordening en gaan partijen samen op zoek naar innovatieve oplossingen en mogelijkheden om ook in de toekomst aan de huisvestingsopgave te kunnen voldoen. Begin 2017 zijn de kwantitatieve afspraken geactualiseerd. Dit heeft geresulteerd in de RWP (Regionale Woonprogrammering) West-Overijssel (2017).
Voor Deventer geldt dat het aantal inwoners en huishoudens de afgelopen jaren sterk groeit. Met directe bouwtitels en capaciteit in uitwerkingsplannen voorziet Deventer in circa 75% van de woningvraag de komende tien jaar. Hiermee is in Deventer sprake van onderprogrammering in harde plancapaciteit. Er is dan ook ruimte voor nieuwe initiatieven. Deventer blijft de vraag nauwlettend monitoren, onder andere door middel van een woningmarktanalyse in 2017 en zet in op het matchen van vraag en aanbod. Kwalitatief programmeren is het uitgangspunt voor nieuwe plannen, waarbij het voorzien in een vraag en het leveren van meerwaarde voor de Deventer samenleving centraal staan.
De gemeenten stemmen over het algemeen woningbouwplannen vanaf 25 woningen af met de andere (planrelevante) gemeenten. Opgemerkt wordt dat voor woningbouwplannen binnen de gemeenten Deventer en Zwolle geldt dat woningbouwplannen vanaf 50 woningen moeten worden afgestemd.
Toetsing
De voorgenomen ontwikkelingen voorzien in de toevoeging van in totaal 10 woningen op verschillende locaties in het buitengebied van Deventer. Hiermee wordt een beperkte bijdrage geleverd aan de aantoonbare woningbouwbehoefte binnen de gemeente. Er is sprake van kwalitatief programmeren, aangezien wordt voorzien in een vraag en een meerwaarde geleverd voor de samenleving (zie ook paragraaf 3.4.3 van deze toelichting).
Voorliggend voornemen betreft een kleinschalige ontwikkeling: het aantal gewenste woningen blijft ruimschoots onder het aantal woningen waarbij met de andere gemeenten afstemming moet worden gezocht. Daarnaast wordt, gezien de bestaande onderprogrammering in de gemeente, geconcludeerd dat het in dit plan besloten woningaantal past binnen de regionale woningbouwprogrammering.
Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het regionale woonbeleid.
3.3.6 Conclusie provinciaal en Regionaal beleid
Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen in overeenstemming is met het provinciale en (boven)regionale beleid.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Deventer
In het Structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Het Structuurplan Deventer 2025 is echter door allerlei ontwikkelingen binnen en buiten Deventer inmiddels deels verouderd. Daarom is in samenspraak met een groot aantal betrokkenen een Omgevingsvisie gemaakt. In de Omgevingsvisie legt de gemeente Deventer haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast. Dit is de eerste stap in het proces richting de invoering van de Omgevingswet.
In de Omgevingsvisie is aangegeven dat de klimaatverandering zorgt voor meer extremen in neerslag, hitte, droogte en water door de grote rivieren, waaronder de IJssel. Daarnaast speelt de eindigheid van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen. Dat vraagt om maatregelen. Zoals grote inzet op energiebesparing, het klimaatbestendig maken van de leefomgeving, het overschakelen van fossiele op duurzame energiebronnen en het zuiniger en duurzamer omgaan met energie, water, grondstoffen en voedsel. De gemeente zoekt duurzame, klimaatbestendige en circulaire oplossingen op alle plekken die zich daarvoor lenen: in woningen, bedrijven, in de stad en op het platteland.
Belangrijke uitdagingen zijn:
- Instellen op de consequenties van klimaatverandering;
- Planmatig werken aan de klimaatadaptatie en energietransitie;
- Bij het toewijzen van functies rekening houden met de druk op ruimte;
- Meedoen met de ontwikkeling van nieuwe werkwijzen in energieopwekking;
- Waarborgen en vergroten van de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische kwaliteit.
Om in te kunnen spelen op de dynamiek van de economie en de (internationale) markt moet er ruimte voor ondernemerschap zijn. Ruimte om waardevast te investeren, te groeien en samen te werken. De opgave is de veerkracht en inventiviteit van de ondernemers optimaal te blijven faciliteren en in te spelen op ontwikkelingen in de markt. Minder regels mogen overigens niet leiden tot onduidelijkheid voor alle betrokken partijen, willekeur of een onzeker vestigingsklimaat.
Voor het Buitengebied wordt specifiek het volgende vermeld:
De gemeente Deventer wil het buitengebied leefbaar en toekomstbestendig houden. Daarom wordt ruimte geboden voor verandering, mits dat gebeurt met respect voor de bestaande kwaliteiten van het rivierenlandschap, het oude cultuurlandschap, het jonge ontginningslandschap en de stadsrandzone.
Het leggen of verstevigen van schakels in verbindende netwerken tussen stad, dorpen en buitengebied, zoals groen- en waterstructuren, droge en natte ecologische verbindingszones, wandelroutes en recreatieve en utilitaire fietsroutes is van belang. Dit kan voor uiteenlopende aspecten van meerwaarde zijn, zoals het vergroten van de biodiversiteit in het stedelijk gebied (bijenlinten e.d.), het beleefbaar maken van historische en/of landschappelijke lijnen en het stimuleren van inwoners tot meer bewegen.
Er wordt gestreefd naar een robuuste hoofdstructuur voor natuur, recreatie en waterberging. Bestaande kwaliteiten worden beschermd en kansen voor het optimaliseren ervan worden benut. Er is bijvoorbeeld ruimte om vrijkomende landbouwgronden niet alleen te gebruiken voor agrarische productievergroting en functieverbreding, maar ook voor het bereiken van doelen op het gebied van natuur- en ecologie (o.a. versterken Natuurnetwerk Nederland) en water (waterretentie, kwaliteit). Grondeigenaren zijn hiervoor in eerste instantie aan zet, de gemeente faciliteert en probeert initiatieven te verbinden.
Om leegstand en/of verloedering van het landschap tegen te gaan, kan agrarische bedrijfsbebouwing een nieuwe functie krijgen bijvoorbeeld door andere bedrijvigheid. Gebouwen die het landschap ontsieren kunnen worden vervangen door een of meer woningen.
Toetsing
Met voorgenomen ontwikkelingen worden al met al 10 woningen verspreid in het buitengebied van de gemeente Deventer mogelijk gemaakt. Alle wooneenheden worden verantwoord vanuit een kwalitatieve investering in de ruimtelijke kwaliteit, door enerzijds landschapsmaatregelen te treffen en anderzijds door bebouwing te slopen. Daarnaast wordt tevens geïnvesteerd in karakteristieke waarde (verbeteren karakteristieke boerderijen) en sociale/maatschappelijke waarde (erfdelen). Al met al resulteert het voornemen in een aanzienlijke kwalitatieve impuls voor diverse locaties in het buitengebied van Deventer.
Het voornemen past binnen de gemeentelijke Omgevingsvisie.
3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan (LOP)
Door de gemeenten Deventer, Raalte en Olst-Wijhe is een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) ontwikkeld, het Landschapsontwikkelingsplan Salland: 'Een plus voor het landschap van Salland'. Dit beleidsplan geeft de visie op de gewenste landschappelijke ontwikkeling voor het buitengebied van Deventer, Olst-Wijhe en Raalte weer. De visie (de Landschapsontwikkelingsvisie) geeft aan op welke wijze de ontwikkelingen passen in het landschap en hoe het karakter van het landschap daarbij versterkt kan worden. Zo kunnen nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Salland.
In het LOP vallen alle deelgebieden binnen het plangebied in het landschapstype ‘Dekzandruggen’.
Dekzandruggen
De visueel-ruimtelijke kwaliteiten van de hogere gronden zijn voor een belangrijk deel gelegen in de sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met reliëfverschillen (essen) en open ruimtes ontstaat hierdoor een gevarieerd landschapsbeeld van besloten tot half open landschap, ook wel kampen- of hoevenlandschap genoemd.
De historische ensembles die in het gebied voorkomen zijn van grote waarde. Monumentale bomen en oude gebouwen hebben een grote museale kwaliteit. Op een aantal plaatsen is de link tussen de hogere ruggen en de lagere delen heel karakteristiek: bij de grotere essen bij Bathmen, Averlo en het landgoederenlandschap bij Diepenveen en Heino.
Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de karakteristiek door de hoger gelegen ruggen ruimtelijk te verdichten. Nieuwe rode functies in het buitengebied (passend binnen bestaand beleid) zijn landschappelijk gezien het meest wenselijk op de ruggen onder de voorwaarde dat landschapselementen worden aangelegd.
Voor het dekzandruggen-landschap gelden de volgende landschappelijke karakteristieken:
- Rug verdicht met landschapselementen als bosjes, landgoederen, houtwallen, hagen, singels en solitaire bomen (soorten van de hogere gronden zoals eik, beuk);
- Afwisseling van verdichte en open ruimtes; verrassende doorkijkjes;
- Essen onbeplant, omzoomd met houtwallen;
- Perceelsscheidingen worden minimaal en terughoudend toegepast, aansluitend aan open karakter;
- Wegen veelal kronkelend, zich voegend naar de erven, soms over erf;
- Wegen beplant, essen zoveel mogelijk onbeplant, tenzij er sprake is van doorgaande historische structuren;
- Doorgaande structuren (weg/kanaal) passen zich aan omgeving aan.
- Erven langs rand van de es, grote dakvlakken tegen groene achtergrond;
- Knooperven;
- Erven gaan vloeiend over in landschap (geen strakke erfgrenzen);
- Zandwegen;
- Kleinschalige grillige blokverkaveling deels omzoomd met houtwallen;
- Reliëf door essen en kampen, soms in de vorm van een steilrand.
Toetsing
Ter plaatse van de deelgebieden waarbij sprake is van ruimtelijke ingrepen, worden de deelgebieden landschappelijk ingepast conform de aanwezige gebiedskenmerken, waaronder de ligging in dekzandruggen-landschap. Hier wordt ook nadrukkelijk op ingegaan in de opgestelde erfinrichtingsplannen:
- Arkelsteijnweg 5, Bathmen: bijlagen 1 en 2;
- Biesterveldsweg 7, Schalkhaar: bijlagen 3 en 4;
- Borgelinksweg 1, Lettele: bijlagen 6 en 7;
- Schapenzandweg 13, Diepenveen: bijlagen 10 en 11.
Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling past binnen de van toepassing zijnde gebiedskenmerken conform het Landschapsontwikkelingsplan (LOP).
3.4.3 Woonvisie Deventer (2018)
In de Woonvisie Deventer 2018 'Meer dan geWOON' heeft de gemeente Deventer de drie volgende centrale ambities vastgelegd:
- 1. Vitale stad aan de IJssel: werken aan een vitale gemeente met stedelijke voorzieningen, waar mensen goed kunnen wonen, leven en beleven en met voldoende draagkracht voor de sociaal-maatschappelijke opgaven en voorzieningen. Inzetten op economische ontwikkelingsduurzaamheid en versterking van de arbeidsmarkt en het vestigingsklimaat.
- 2. Ongedeeld en inclusief: de wens om een samenleving te zijn waarin iedereen meetelt en mensen omzien naar elkaar, een samenleving waarin generaties met elkaar verbonden zijn. Uitgangspunt is een gemengde bevolkingssamenstelling op wijk- en dorpsniveau met bijpassend gevarieerd woningaanbod. De beschikbaarheid en spreiding van voldoende betaalbare woningen is daarin een belangrijke opgave. Elke woningbouwontwikkeling draagt bij aan de ongedeelde en inclusieve samenleving.
- 3. Duurzaam en toekomstbestendig: voorzien in de behoeften van de huidige samenleving zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties in gevaar te brengen. Dit betekent een woningvoorraad die past bij de huidige woonwensen, die voor meerdere generaties geschikt is en die voldoende flexibel is om in te spelen op veranderende woonwensen in de toekomst. Daarbij zijn een duurzame energievoorziening, verduurzaming van woningen en een klimaatbestendige inrichting van de woonomgeving belangrijke opgaven.
De drie centrale ambities zijn uitgewerkt in de vier hoofdopgaven die voor de gehele gemeente gelden:
- 1. 'betaalbaar, compleet en divers';
- 2. 'goed wonen in wijken en dorpen';
- 3. 'duurzaam wonen';
- 4. 'vitaliteit en vernieuwing'.
Het aantal woningverkopen en de prijzen van woningen zijn de afgelopen periode sterk gestegen. Prognoses laten zien dat Deventer nog zeker twintig jaar groeit. Dat betekent dat er woningen aan de bestaande voorraad toegevoegd moeten worden om te voorzien in voldoende woonruimte. Daarnaast neemt de druk op de woningmarkt toe doordat meer mensen zich van buiten in Deventer vestigen. Deze vraag, met veelal midden en hogere inkomens, wenst de gemeente te faciliteren.
Afgesproken met de provincie is dat de komende tien jaar 3.000 woningen worden toegevoegd. Gezien de druk op de woningmarkt en om op korte termijn te voorzien in de behoefte, gaat de gemeente voor de eerste periode van vijf jaar uit van een taakstellend nieuwbouwprogramma van tenminste 350 woningen per jaar. Uitgangspunt is dat de nieuwbouw aansluit bij de vraag. Elke ontwikkeling moet maatwerk zijn en een bijdrage leveren aan de specifieke opgaven op wijk of dorpsniveau.
Het plangebied ligt in het buitengebied. De gemeente Deventer accepteert dat in dorpen niet alle woonvormen en voorzieningen zoals in de stad beschikbaar zijn. Wel is het zaak met de ontwikkelruimte die er is, goed aan te sluiten bij de kwalitatieve woonvraag van met name jongeren en ouderen vanuit de kern. De gemeente wil ruimte bieden om in te spelen op deze kwalitatieve woonvraag door het benutten van inbreidingslocaties en hergebruik van bestaande panden in de kernen en transformatie van karakteristieke, leegstaande of leegkomende panden en erven in het buitengebied. De gemeente staat open voor kleinschalige burgerinitiatieven en innovatieve ideeën die met name gericht zijn op betaalbaar wonen voor starters, het langer zelfstandig blijven wonen en de leefbaarheid in de kernen en op het platteland.
Toetsing
Door middel van de voorgenomen ontwikkelingen, worden in het buitengebied van de gemeente Deventer in totaal 10 woningen toegevoegd aan het buitengebied van de gemeente Deventer. Hiermee wordt een beperkte bijdrage geleverd aan de grote woningbouwopgave waarmee de gemeente Deventer te maken heeft.
Het gaat om het toevoegen van diverse woningen die geschikt zijn voor verscheidende doelgroepen. Ter plaatse van de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen wordt een woning gerealiseerd binnen de bestaande schuur. Deze woning is met name geschikt voor doorstromers op de woningmarkt.
Ter plaatse van de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar wordt een recreatiewoning omgebouwd tot een reguliere woning. Voor deze woning is de huidige bewoner tevens de toekomstige bewoner.
Ter plaatse van de Schapenzandweg 13 in Diepenveen wordt een bestaande omvangrijke woning gesplitst in twee wooneenheden. Hierdoor ontstaat er twee betaalbaardere woningen, voor onder andere doorstromers.
Ter plaatse van de locatie aan de Borgelinksweg 1 in Lettele worden er kleinere woningen (in woongebouwen) gerealiseerd. Met deze woningen worden de doelgroepen starters en senioren in het bijzonder bediend. Daarnaast wordt ter plaatse een bestaande omvangrijke woning gesplitst in twee wooneenheden. Hierdoor ontstaat er twee betaalbaardere woningen.
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen wordt eveneens de leefbaarheid en vitaliteit in het buitengebied versterkt. Ook wordt aandacht besteed aan duurzaamheid en toekomstbestendigheid, bijvoorbeeld door, zoals reeds vermeld, aan te sluiten op de huidige en te verwachten woonbehoefte en door duurzame woningen te realiseren.
Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen in overeenstemming is met de gemeentelijke woonvisie.
3.4.4 Rood-voor-Rood regeling 'Kansen uit buiten'
3.4.5 Bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening"
3.4.6 Welstandsnota gemeente Deventer (2014) / Beeldkwaliteitsparagraaf
Bij het beoordelen van bouwplannen wordt aan de Welstandsnota getoetst. De 'Welstandsnota gemeente Deventer, welstands- en reclamebeleid' dateert van 1 oktober 2014. Met deze nota wordt het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Deventer beoogd. In de nota heeft de gemeente het kader voor de welstandstoetsing vastgesteld, door middel van criteria waar nieuwe bouwplannen op grond van het aspect 'welstand' (het uiterlijk van het gebouw) aan moeten voldoen.
Toetsing
Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Ter plaatse van dit deelgebied wordt een bestaande schuur deels verbouwd ten behoeve van de realisatie van één woning. De ingrepen aan de bebouwing zijn beperkt van aard en respecteren de uitstraling van de bestaande bebouwing. Op voorhand wordt daarom gesteld dat het voornemen in overeenstemming is met het welstandsbeleid. In de vergunningsfase wordt het concrete bouwplan getoetst.
Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Ter plaatse van dit deelgebied wordt een bestaande recreatiewoning verbouwd tot een reguliere woning. Op basis van de welstandskaart ligt deze locatie in het gebied 'Het oude hoevenlandshap'. Bij de verbouwplannen is rekening gehouden met de welstandscriteria die gelden in dit gebied.
Koerkampsweg 3, Lettele
Ter plaatse van deze locatie wordt geen bebouwing toegevoegd, en is slechts sprake van de sloop van bebouwing. De welstandsnota is in dit geval niet relevant.
Borgelinksweg 1, Lettele
In voorliggend geval heeft Marten ontwerp mede op grond van de welstandsnota een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld ten behoeve van de gewenste woningbouwontwikkeling. Het beeldkwaliteitsplan is in bijlage 8 van deze toelichting opgenomen.
Het beeldkwaliteitsplan schetst de voorwaarden waaraan moet worden voldaan ten aanzien van onder andere de vorm, detaillering, materiaalgebruik en algehele architectuur- en bouwrichtlijnen voor de nieuwe en te verbouwen bebouwing.
Geconcludeerd wordt dat het beeldkwaliteitsplan in voldoende mate aansluit bij de welstandnota en dat behoudt en versterking van de ruimtelijke kwaliteit hiermee gewaarborgd is.
Oerdijk ong., Lettele
Ter plaatse van deze locatie wordt geen bebouwing toegevoegd, en is slechts sprake van een functiewijziging van gronden. De welstandsnota is in dit geval niet relevant.
Schapenzandweg 13, Diepenveen
Ter plaatse van deze locatie wordt een bestaande karakteristieke boerderij gesplitst in twee wooneenheden en wordt een bijgebouw gebouwd. Ten aanzien van het splitsen van de karakteristieke boerderij wordt opgemerkt dat als gevolg van de splitsing de ingrepen aan de gevels zeer beperkt zijn. De ingrepen die worden gedaan zijn zodanig afgewogen, dat deze de karakteristieke eigenschappen van de boerderij niet aantasten.
Het te realiseren bijgebouw wordt gebouw in stijl met de bestaande bebouwing. B
In voorliggend geval heeft Marten ontwerp mede op grond van de welstandsnota een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld ten behoeve van de gewenste ontwikkeling. Het beeldkwaliteitsplan is in bijlage 9 van deze toelichting opgenomen.
Het beeldkwaliteitsplan schetst de voorwaarden waaraan moet worden voldaan ten aanzien van onder andere de vorm, detaillering, materiaalgebruik en algehele architectuur- en bouwrichtlijnen.
Geconcludeerd wordt dat het beeldkwaliteitsplan in voldoende mate aansluit bij de welstandnota en dat behoudt en versterking van de ruimtelijke kwaliteit hiermee gewaarborgd is.
3.4.7 Gemeentelijk waterbeleid en regionale samenwerking
Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2020) en de regionale samenwerking op het gebied van water in de wateragenda. De wateragenda is een samenwerkingsstructuur waarbij een aantal thema's centraal staan. Deze thema's zijn uitgewerkt in aandachtspunten. Op deze punten gaan de waterpartners de komende jaren lokaal samenwerken. De thema's zijn:
- Veilig en klimaatbestendig
- Milieu en gezondheid
- Beleving, bewustwording en participatie
Doordat de wateragenda duidelijke thema's bevat, kunnen de waterpartners efficiënt en effectief samenwerken aan de watertaken.
De gemeente is verantwoordelijk voor een goed stedelijk watersysteem. Volgens de wet begint de zorgplicht bij de perceeleigenaar. De perceeleigenaar moet het hemel- en grondwater op het eigen perceel verwerken. De gemeente komt in beeld als dit niet kan.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan is beschreven hoe de gemeente haar watertaken invult en uitvoert. De gemeentelijke watertaken komen voort uit 3 zorgplichten:
- Inzameling en transport van stedelijk afvalwater (Wet Milieubeheer)
- Verwerking van afvloeiend hemelwater (nieuwe Waterwet)
- De aanpak en het voorkomen van grondwaterproblemen in bebouwd gebied coördineren (nieuwe Waterwet)
Zorgplicht stedelijk afvalwater: Onder de straat liggen door de hele gemeente honderden kilometers leidingen. Hiervoor zijn putten, straatkolken en honderden pompjes aangelegd. Het hele systeem zorgt er voor dat afvalwater bij de rioolwaterzuivering aan de Roland Holstlaan komt. Hier zorgt het waterschap voor de zuivering. Het gezuiverde water komt daarna in de IJssel. De gemeente is verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van de riolering.
Zorgplicht hemelwater: De Waterwet gaat ervan uit dat hemelwater schoon genoeg is om zonder zuiverende voorziening te lozen. De zorgplicht hemelwater legt de verantwoordelijkheid bij de perceelseigenaar om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. De gemeentelijke zorgplicht begint als de perceelseigenaar niet zelf het hemelwater kan infiltreren of bergen.
Zorgplicht grondwater: Volgens de wetgeving moet de gemeente voor nieuwe situaties structurele grondwaterproblemen voorkomen of beperken, voor zover dit niet onder de verantwoordelijkheid van waterschap of provincie valt. De zorgplicht grondwater benadrukt de verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar om maatregelen te nemen die grondwaterproblemen voorkomen. De gemeentelijke zorgplicht begint als de perceelseigenaar niet kan zorgen voor voldoende ontwatering en overtollig grondwater moet afvoeren. De gemeente heeft de leiding als meerdere partijen betrokken zijn bij (dreiging van) een probleem.
Afweging waterbelang bij ruimtelijke ontwikkelingen: Naast de gemeentelijke zorgplichten heeft de gemeente nog een verantwoordelijkheid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is zij verantwoordelijk voor een goede afweging en implementatie van het waterbelang bij nieuwe ruimtelijke plannen. Hiervoor is het instrument van de watertoets ontwikkeld.
Toetsing
In de watertoets wordt onder andere ingegaan op de aspecten hemelwater en afvalwater. In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de watertoetsen en overige wateraspecten per deelgebied. Op deze plaats wordt geconcludeerd dat het voornemen past binnen het gemeentelijke waterbeleid.
3.4.8 Omgevingsvisie externe veiligheid (2015)
Een belangrijk deel van het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid is ontleend aan de in de wet verankerde afwegingsruimte die de gemeente heeft op het gebied van het groepsrisico. Bij besluitvorming over een risicobron of in de omgeving van een risicobron heeft het bevoegd gezag de plicht om over de verandering van het groepsrisico ten gevolge van het besluit een verantwoording af te leggen. Om deze verantwoording consistent te laten verlopen, wordt in de omgevingsvisie externe veiligheid richting gegeven aan die verantwoording. De hoofddoelen van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid zijn:
- het voorkomen van onacceptabele risicosituaties ten gevolge van gevaarlijke stoffen;
- het voorkomen van nieuwe risicobronnen met invloedsgebieden in woongebieden;
- het bieden van een beleidskader voor de verantwoordingsplicht van groepsrisico's waarbij onderscheid is gemaakt tussen woongebieden, bedrijventerreinen en transportassen;
- het borgen van het risicobeleid ten behoeve van ruimtelijke besluiten.
Risicobronnen binnen de gemeente Deventer zijn:
- vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor;
- distributie van aardgas door hogedrukaardgasbuisleidingen van de Nederlandse Gasunie (druk hoger dan 16 bar);
- opslag van gevaarlijke stoffen bij een aantal bedrijven en installaties die risico's buiten de terreingrenzen veroorzaken.
Toetsing
In paragraaf 4.2.6 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid in het kader van voorliggend plan. Op deze plaats wordt geconcludeerd dat het voornemen past binnen de reeds vermelde gemeentelijke omgevingsvisie externe veiligheid (2015).
3.4.9 Milieu- en duurzaamheidsbeleid Deventer
Duurzaamheid
In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaat-en energieneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid "Op weg naar een duurzaam evenwicht" vastgesteld. Deze periode is verlengd tot 2018. In april 2016 heeft de raad de doelstelling energieneutraal 2030 herbevestigd en besloten dat tot 2018 de uitvoeringsagenda duurzame energie het kader is. De beleidsprioriteit duurzame mobiliteit is aan 8 beleidsprioriteiten toegevoegd. De focus ligt naast duurzame mobiliteit ook op verduurzaming bestaande woningbouw en verduurzaming bedrijven en kantoren. Daarnaast zijn er beleidsprioriteiten over energieneutrale nieuwbouw en gebiedsontwikkeling, partnerschappen, duurzame energiebronnen (zon, wind en biomassa) en de eigen bedrijfsvoering.
De uitvoeringagenda is de leidraad om in samenspraak met externe partners de doelstelling te realiseren. De sleutel zit in samenwerken, partnerschappen en verbinding leggen met economie, innovatie, arbeidsmarkt, wonen en cultuur. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren, de ruimte geven, daarvoor lobbyen en marketing stimuleren.
De lijst "Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau" uit de VNG - publicatie "Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw" is voor duurzaamheid een bruikbare "Checklist" met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden. In het kader van duurzaam bouwen verdient een aantal aspecten bij de ontwikkeling van het woongebied bijzondere aandacht.
Bouwrijp maken
Bij het bouw- en woonrijp maken wordt zo veel mogelijk met een gesloten grondbalans gewerkt. Uitgangspunt is zo weinig mogelijk grond en zand aan te voeren. Dit ter beperking van de milieubelasting, die met het transport van grond samenhangt.
Flexibiliteit en levensloop bestendig bouwen
Door toepassing van een woningbouwsystematiek geënt op flexibel en duurzaam bouwen in combinatie met een consumentgericht ontwikkel- en bouwproces, zullen de te realiseren woningen flexibel zijn ten aanzien van mogelijke woonprogramma's. Door de blijvende flexibiliteit wordt de levensloopbestendigheid van de woningen geoptimaliseerd met een duidelijke toekomstwaarde. Eén van de woningen wordt geheel levensloopbestendig uitgevoerd.
Energie
Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Om energieneutraliteit te bewerkstelligen kunnen onder andere de volgende maatregelen overwogen worden:
- zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie);
- overweeg het gebruik van actieve zonne-energie;
- overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering;
- compacte (woning-)ontwerpen;
- materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen).
Na ontwikkeling kan met dit systeem de nieuwbouw ook gecertificeerd worden met een Europese erkenning. De gemeente wil de ontwikkelende partij graag helpen meedenken in dit proces.
In het bestuursakkoord van het college 2018-2022 wordt stevig ingezet op duurzaamheid. Zaken als energietransitie, circulaire economie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en milieu hebben een nadrukkelijke plek gekregen. De sleutel om de ambities te verwezenlijken zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen, faciliteert de gemeente die graag. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden.
Toetsing
Voor de locaties aan de Koerkampsweg 3 en de Oerdijk in Lettele wordt op voorhand gesteld dat, gelet op de (planologisch) beperkte wijzigingen ter plaatse, het onderdeel duurzaamheid geen uitgebreide aandacht behoeft.
Voor een toelichting voor de overige locaties, wordt verwezen naar paragraaf 4.2.8. Daar wordt nader ingegaan op het aspect duurzaamheid.
Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het milieu- en duurzaamheidsbeleid Deventer.
3.4.10 Werkwijze ecologie (2013)
In december 2013 heeft de gemeenteraad de "Werkwijze voor beleid en uitvoering van de ecologie in Deventer" vastgesteld. Hierin is beschreven dat Deventer rijk is aan soorten, vanwege de landschappelijke overgang van natte uiterwaarden bij de IJssel naar de droge dekzandruggen in het oosten. Deze soortenrijkdom bevindt zich zowel in het buitengebied als in het stedelijk gebied. Daarbij zijn enkele gebieden aangemerkt als Natura2000-gebied of Natuurnetwerk Nederland (voormalige EHS), maar ook daarbuiten bevinden zich lanen, oud bos, weteringen, oude rivierarmen, etc. Het beleid is erop gericht om de bestaande waarden te beschermen en zo mogelijk te verbeteren. Geconstateerd is dat de trends van co-creatie en schaalverkleining aanknopingspunten bevatten om het beleid ten uitvoering te brengen.
De gemeente neemt al initiatief of verleent medewerking aan verbetering door herinrichting of beheer, ontplooit soortgerichte activiteiten, faciliteert vrijwilligers van groene organisaties, heeft een Adviesraad Natuur en Milieu ingesteld, hanteert criteria voor de natuurtoets, houdt inzicht in de aangetroffen soorten door het bijhouden van een eigen databank en verzorgt educatie.
Ecologische inbreng bij ontwikkelingen is vooraf verplicht in de vorm van een dialoog, waarbij nadrukkelijk gebruik wordt gemaakt van de kennis die aanwezig is bij diverse groeperingen en binnen de gemeente (natuurambassadeurs). Bovendien wordt jaarlijks een schouw gemaakt om de stand van de ecologische waarden te monitoren. De strategie gaat uit van het stellen van prioriteiten voor enkele soorten als "ambassadeur". Zo zijn de Das, de Gierzwaluw, Huismus en Muurplant als soortenambassadeur benoemd, net als de Gevlekte Rietorchis. Tot slot is er een lijst opgenomen van 20 tinten groen, waarin de ontplooiingskansen staan benoemd bij de ontwikkeling en het beheer in de gemeente.
Toetsing
In paragraaf 4.2.7 wordt nader ingegaan op het aspect ecologie in het kader van voorliggend voornemen. Op deze plaats wordt vermeld dat het voornemen past binnen de gemeentelijke werkwijze.
3.4.11 Beleidsnota Beroep en bedrijf aan huis (2007)
De beleidsnota 'Beroep en Bedrijf' aan huis biedt duidelijkheid over wanneer het wel en wanneer het niet mogelijk is een bedrijf of beroep aan huis te hebben. Het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten thuis kan een positieve uitstraling hebben op de woonomgeving; het kan de wijk of buurt verlevendigen. In sommige gevallen kan het echter ook ongewenste situaties met zich meebrengen. Zo kan een bepaalde activiteit bijvoorbeeld een ongewenste verkeersaantrekkende werking hebben of voor anderen overlast met zich mee brengen. Onderstaande criteria zijn ter voorkoming van deze ongewenste situaties.
Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien:
- het ondergeschikt is aan de woonfunctie: max. 35 % van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt tot een maximum van 100 m²;
- er mag geen onevenredige hinder en overlast worden veroorzaakt;
- de persoon die de activiteit uitoefent moet tevens bewoner van het huis zijn;
- er mag geen horeca, detailhandel of groothandel plaatsvinden;
- uitsluitend categorie 1 bedrijven (volgens VNG-brochure "bedrijf en milieuzonering") zijn toegestaan;
- er mag geen duidelijk waarneembare nadelige invloed zijn op de verkeerssituatie.
In afwijking van het verbod op horeca mag binnen de woonbestemming onder bepaalde voorwaarden wel een Bed & Breakfast voorziening worden gerealiseerd. Naast bovenstaande criteria geldt dat er sprake moet zijn van een toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid, waarbij het zelfstandig functioneren als wooneenheid dient te worden uitgesloten, het authentieke uiterlijke of de verschijningsvorm van de woningen dient te worden gehandhaafd en het maximaal aantal bedden ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid is 4.
Toetsing
Binnen voorliggend bestemmingsplan is sprake van een aantal woonbestemmingen waarbinnen de mogelijkheid wordt geboden om een beroep of bedrijf aan huis te hebben. Onderhavig bestemmingsplan sluit hiermee aan op het beleid uit bovengenoemde nota.
3.4.12 Conclusie gemeentelijk beleid
Geconcludeerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Archeologie / Cultuurhistorie En Monumenten
4.1.1 Archeologie
4.1.2 Cultuurhistorie
4.1.3 Rijks- en Gemeentelijke monumenten
Plangebied
Er bevinden zich in het plangebied zelf geen rijks- en gemeentelijke monumenten.
Omgeving: Rijksmonumenten
Er bevinden zich in de directe omgeving van het plangebied geen rijksmonumenten.
Omgeving: Gemeentelijke monumenten
Er bevinden zich in de directe omgeving van het plangebied geen gemeentelijke monumenten.
Conclusie
Gesteld wordt dat het aspect rijks- en gemeentelijke monumenten geen belemmering vormt voor dit plan.
4.2 Milieu-aspecten
Het onderhavige bestemmingsplan is getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:
- bedrijven en milieuzonering;
- geur;
- geluid;
- bodemkwaliteit;
- luchtkwaliteit;
- risico/veiligheid;
- ecologie;
- duurzaamheid.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering
4.2.2 Geur
4.2.3 Geluid
4.2.4 Bodem
4.2.5 Luchtkwaliteit
4.2.6 Externe veiligheid
4.2.7 Ecologie
4.2.8 Duurzaamheid en natuurinclusief bouwen
4.2.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
4.3 Leidingen En Kabels
Uitsluitend ter plaatse van het deelgebied aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen bevindt zich in de nabijheid van het deelgebied een relevante hoogspanningslijn.
Ten noorden van dit deelgebied loopt een 110 kV hoogspanningslijn. Op 3 oktober 2005 heeft toenmalig Minister van VROM de gemeenten geadviseerd over het te voeren beleid met betrekking tot gezondheidsrisico's afkomstig van hoogspanningslijnen. Aanleiding voor het advies was wetenschappelijk onderzoek waaruit een zwakke, maar statistisch significante associatie werd aangetoond tussen het optreden van leukemie bij kinderen met leeftijden tot 15 jaar en de magnetische velden van bovengrondse hoogspanningslijnen. Het advies luidt om bij de vaststelling van bestemmingsplannen, dan wel bij wijzigingen in bestaande plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (0 tot 15 jaar) langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbij het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (µT). In het advies wordt door VROM met nieuwe situatie, i.r.t. verblijftijd en mate van blootstelling, bedoeld o.a. het oprichten van woningen, scholen en kinderdagverblijven. Langdurig is gedurende minimaal 1 jaar met een verblijftijd van minimaal 14-18 uur per dag. Er wordt bij gemeentelijke planvorming rekening gehouden met dit VROM-advies.
De gemeente Deventer heeft de ligging van de magneetvelden in beeld laten brengen, volgens RIVM rekenprotocollen (Petersburg Consultants rapport GE140700-R01 MP versie 1.2, d.d. 27 maart 2015). Hieruit blijkt dat de nieuwe woning niet is gelegen binnen een magneetveld met een jaargemiddelde hoger dan 0,4 microtesla (µT). Gezondheidsrisico's vanwege de hoogspanningslijnen hoeven daarom niet verder onderzocht te worden.
Opgemerkt wordt dat voor de overige deelgebieden zich in en nabij van de deelgebieden geen relevante ondergrondse en bovengrondse leidingen aanwezig zijn waar bij het opstellen van dit bestemmingsplan rekening mee hoeft te worden gehouden.
4.4 Waterhuishouding
4.4.1 Vigerend beleid
4.4.2 Waterparagraaf
4.4.3 Overstromingsrisicoparagraaf
Het bestemmingsplangebied ligt buiten het invloedsgebied van dijktrajecten. Dit is een wettelijk vastgelegde gebieden, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen.
Door klimaatveranderingen moet meer rekening worden gehouden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). Omdat het plangebied is gelegen buiten de dijktrajecten is een overstromingsrisicoparagraaf niet noodzakelijk.
4.4.4 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend voornemen.
4.5 Verkeer En Parkeren
4.5.1 Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de effecten op de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Voor het berekenen van de parkeerbehoefte wordt aangesloten bij de uitgangspunten uit de 'Nota 'Parkeernormen Deventer 2013 Auto en fiets'.
Deze parkeernormen zijn geënt op landelijke parkeerkencijfers op basis van de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)' van het CROW. Voor de verkeersgeneratie wordt aangesloten bij de meest recente CROW-publicatie, genaamd 'Toekomstbestendig parkeren, 381 (december 2018). De kencijfers van het CROW zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.
Bij het gebruik van kencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. Ook de stedelijkheidsgraad is van invloed op het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en dus op de hoogte van het parkeerkencijfer. Onder stedelijkheidsgraad wordt verstaan het aantal adressen per vierkante kilometer. In de vermelde publicaties van het CROW worden de kencijfers weergegeven onderverdeeld naar functies, de stedelijke zone en de stedelijkheidsgraad.
4.5.2 Uitgangspunten
Op basis van voorliggend plan in relatie tot het gemeentelijke parkeerbeleid wordt voor de berekening van zowel de parkeerbehoefte als van de verkeersgeneratie uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
- Stedelijkheidsgraad: 'sterk stedelijk' (CBS Statline);
- Gebiedsindeling: 'buitengebied'.
Hierna wordt per deelgebied ingegaan op het onderdeel verkeer en parkeren. Ter plaatse van de deelgebieden aan de Koerkampsweg 3 en de Oerdijk in Lettele worden geen (nieuwe) functies mogelijk gemaakt, waardoor er sprake is van een toename van de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie. Deze locaties worden daarom verder achterwege gelaten.
4.5.3 Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Ter plaatse wordt één vrijstaande woning toegevoegd.
Parkeren
Voor een vrijstaande koopwoning geldt een parkeernorm van 2,4 (afgerond 3) parkeerplaatsen per woning. Ter plaatse is ruim voldoende ruimte om ten minste drie auto's op eigen terrein te kunnen parkeren.
Verkeer
Voor een vrijstaande woning geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie kan eenvoudig worden afgewikkeld via de omliggende infrastructuur.
Het woonperceel wordt ontsloten via de bestaande in- en uitrit dat aansluit op de Arkelsteijnweg.
4.5.4 Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Ter plaatse is in de gewenste situatie sprake van één vrijstaande woning.
Parkeren
Voor een vrijstaande koopwoning geldt een parkeernorm van 2,4 (afgerond 3) parkeerplaatsen per woning. Ter plaatse van de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar is ruim voldoende ruimte om ten minste drie auto's op eigen terrein te kunnen parkeren.
Verkeer
Voor een vrijstaande woning geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie kan eenvoudig worden afgewikkeld via de omliggende infrastructuur. Hierbij wordt opgemerkt dat ter plaatse reeds een recreatiewoning aanwezig is. Op basis van een persoonsgebonden gedoogbeschikking mag hier reeds worden gewoond. In dat kader is van een feitelijke toename van de verkeersgeneratie geen sprake.
Het perceel is en blijft ontsloten op de Biesterveldsweg.
4.5.5 Borgelinksweg 1, Lettele
Ter plaatse is in de gewenste situatie sprake van vier twee-onder-een-kap woningen en vier tussen-/hoek woningen. Worst-case wordt in dit geval uitgegaan van uitsluitend koopwoningen.
Parkeren
Voor twee-onder-een-kap woningen geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Met vier twee-onder-een-kap woningen is sprake van een parkeerbehoefte van 8,8 parkeerplaatsen.
Voor een tussen-/hoekwoning geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning. Met vier tussen-/hoekwoningen is sprake van een parkeerbehoefte van 8 parkeerplaatsen.
In de gewenste situatie is sprake van een parkeerbehoefte van 16,8 (afgerond 17) parkeerplaatsen. Ter plaatse van deze locatie wordt in beginsel voorzien in 12 parkeerplaatsen op een centrale parkeervoorziening (zie Bijlage 7). Hiermee is sprake van een tekort van 5 parkeerplaatsen. Echter in het kader van de deelerfgedachte, is aannemelijk dat ter plaatse ook sprake zal zijn van deelauto's. Daarnaast wordt benadrukt dat het erf van voldoende omvang is, om de overige 5 parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren.
Verkeer
Voor een twee-onder-een-kap woningen en tussen-/hoekwoningen geldt een verkeersgeneratie van respectievelijk 7,8 en 7,4 verkeersbewegingen per woning per weekdagetmaal.
In geval van de Borgelinksweg 1 is daarmee sprake van een verkeersgeneratie van ((7,8 * 4) + (7,4 * 4)) 60,8 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie kan eenvoudig worden afgewikkeld via de omliggende infrastructuur.
Doordat ter plaatse een agrarisch bedrijf wordt gesaneerd en er reeds één bestaande woning aanwezig is, is de toename van de verkeersgeneratie geringer.
De locatie wordt in de gewenste situatie ontsloten via één gezamenlijke in- en uitrit op de Borgelinksweg.
4.5.6 Schapenzandweg 13, Diepenveen
Ter plaatse is in de gewenste situatie sprake van twee twee-onder-een-kap woningen.
Parkeren
Voor twee-onder-een-kap woningen geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Met twee twee-onder-een-kap woningen is sprake van een parkeerbehoefte van 4,4 parkeerplaatsen. Ter plaatse van de Schapenzandweg 13 in Diepenveen is voldoende ruimte aanwezig om ten minste vijf auto's op eigen terrein te kunnen parkeren.
Verkeer
Voor een twee-onder-een-kap woningen geldt een verkeersgeneratie van 7,8 verkeersbewegingen per woning per weekdagetmaal.
In geval van de Schapenzandweg 13 is daarmee sprake van een verkeersgeneratie van 15,6 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Doordat ter plaatse in de bestaande situatie reeds een woning aanwezig is, bedraagt de toename van de verkeersgeneratie 7,8 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie kan eenvoudig worden afgewikkeld via de omliggende infrastructuur.
4.5.7 Conclusie
Gelet op het vorenstaande, vormen de aspecten 'parkeren en verkeer' geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.6 Sociale Veiligheid
4.6.1 Algemeen
Naast een aantrekkelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. Het gaat er om dat mensen zich veilig voelen en dat zoveel mogelijk daadwerkelijk zijn. Factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ('eigen') omgeving en het imago van het (totale) gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarbij de sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt, is:
- stedenbouwkundige inrichting: daarbij gaat het onder meer om de relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen, parkeervoorzieningen en openbare verlichting;
- vrijliggende groenvoorzieningen: vooral de waarborging van overzichtelijkheid;
- langzaam-verkeerroutes: primaire routes moeten bij voorkeur 'begeleid' worden door woonbebouwing;
- buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen;
- jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken.
4.6.2 Situatie plangebied
Met de ontwikkelingen worden nieuw woonerven gecreëerd in het buitengebied van Deventer. Hierdoor zullen meer mensen verblijven in het buitengebied van Deventer, met meer sociale controle tot gevolg. Een en ander draagt bij aan de sociale veiligheid binnen het gebied. Daarnaast is bij de stedenbouwkundige inrichting van het plangebied eveneens rekening gehouden met het aspect sociale veiligheid.
4.6.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat in voldoende mate rekening is gehouden met het aspect sociale veiligheid.
Hoofdstuk 5 Planopzet En Juridische Aspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de overgang van het analoge, 'papieren' bestemmingsplan naar een digitaal bestemmingsplan behandeld. Vervolgens wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 5.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.
5.2 Ro Standaarden 2012
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.
De standaarden voor vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP2012) bevatten normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.
De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal opgesteld, zodat het voorbereid is om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.
5.3 Planopzet
5.3.1 Algemeen
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 4. Inleidende regels;
- 5. Bestemmingsregels;
- 6. Algemene regels;
- 7. Overgangs- en slotregels.
5.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. Hierin zijn twee artikelen opgenomen: Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van Meten. Deze regels dienen ter verduidelijking van de in de andere regels opgenomen begrippen en op welke manier gemeten dient te worden.
De meeste gebruikte begrippen en wijzen van meten behoeven geen toelichting. Eén begrip wordt hier nader toegelicht, namelijk ‘erfdelersinitiatief’ (artikel 1.32).
Erfdelersinitiatieven zijn er in verschillende soorten en maten. In de kern gaat er om dat een erf gedeeld wordt door verschillende partijen. Dit zijn meestal huishoudens, maar ook kan er sprake zijn van een combinatie met andere functies zoals instellingen. De huishoudens kunnen een doorsnede van de samenleving zijn, maar ook alleen afkomstig zijn uit een bepaalde groep, zoals senioren.
Het delen van het erf bestaat enerzijds uit het delen van de onbebouwde ruimte. Het gaat dan om de oprit, het eigenlijke erf met onder andere parkeerplaatsen, en groene ruimte. Beperkte privé buitenruimte (terras of tuin) is daarbij niet uitgesloten, maar de nadruk ligt op het gemeenschappelijke karakter.
Anderzijds gaat het ook om het delen van bebouwing. Er kan sprake zijn van individuele (privé) wooneenheden, gecombineerd met bijvoorbeeld een gezamenlijke berging en gezamenlijke voorzieningen zoals een wasserette, hobbyruimte, gastenverblijf of ruimte voor bijeenkomsten.
Bij erfdelen is er tussen de deelnemers sprake van een onderlinge sociale relatie die verder gaat dan de relatie tussen buren. Deelname aan het initiatief is niet alleen kiezen voor de locatie, maar ook voor de andere deelnemers. Wat deze sociale relatie precies inhoudt, wordt beschreven in een visie die de grondslag vormt van het erfdelersinitiatief. Onderlinge afspraken over het erfdelen tussen de deelnemers zijn schriftelijk vastgelegd. Deze schriftelijke afspraken kunnen ook inhouden dat de erfdelers lid zijn van een coöperatie of andere rechtsvorm.
Met de in artikel 1.32 opgenomen definitie is beoogd een samenvatting van het bovenstaande te geven.
5.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. De onderstaande bestemmingen maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Enkelbestemmingen
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Ter plaatse van de deelgebieden aan de Arkelsteijnweg 5, Borgelinksweg 1, Schapenzandweg 13 en de Oerdijk, is onder andere de bestemming 'Agrarisch met waarden -Landschapswaarden' opgemomen. Voor het deelgebied aan de Oerdijk is deze bestemming opgenomen om zodoende het gewenste agrarisch gebruik voort te kunnen zetten. Ter plaatse van de overige deelgebieden is deze bestemming opgenomen om agrarische bouwvlakken weg te bestemmen.
Deze gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf alsmede voor het behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden. Dit komt mede tot uitdrukking in de maatregelen, conform het inrichtingsplan en maatregelen in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving die in het kader van voorliggend plan worden genomen. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn geen bouwvlakken opgemomen. Ter plaatse bestaan slechts nog beperkte bouwmogelijkheden.
Artikel 4 Natuur
Ter plaatse van de deelgebieden aan de Arkelsteijnweg 5 en de Biesterveldweg 7 is de bestemming 'Natuur' opgenomen. Deze bestemming is opgenomen om de voorgenomen natuurontwikkeling op deze locaties mogelijk te maken.
Gronden voorzien van deze bestemming zijn onder andere bedoeld voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Tevens is extensieve dagrecreatie toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn de bouwmogelijkheden beperkt tot het mogen bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
Artikel 5 Wonen
Op het deelgebied aan de Oerdijk na, is elk overig deelgebied voorzien van de bestemming 'Wonen'. Gronden voorzien van de bestemming 'Wonen' zijn bedoeld voorhet wonen (daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis.
Ter plaatse van de Koerkampsweg 3 is daarnaast door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' bepaald dat voormalige bedrijfsbebouwing is toegestaan.
Ter plaatse van de Arkelsteijnweg 5 is door middel van de aanduiding 'specifiek vorm van wonen - boerderijkamers' bepaald dat de ter plaatse aanwezige twee boerderijkamers zijn toegestaan.
Voor de Borgelinksweg 1 is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gezamenlijke voorzieningen' opgenomen. Deze aanduiding maakt het mogelijk om ter plaatse van de aanduiding de gewenste twee logeerkamers en gezamenlijke woonkeuken in één van de bijgebouwen te realiseren.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn daarnaast erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, paardenbakken, water en voorzienngen ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan. Tevens zijn de uitvoering en instandhouding van de maatregelen conform de diverse inrichtingsplannen specifiek toegestaan.
Binnen de bouwregels behorende bij de bestemming 'Wonen' is bepaald dat per bouwvlak één woning is toegestaan. Voor diverse deelgebieden is daarnaast door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bepaald dat er meer dan één woning per aangewezen bouwvlak is toegestaan. Qua bouwregels is daarnaast zoveel mogelijk aangesloten op de 'standaard' bouwregels voor woningen in het buitengebied. Daar waar maatwerk is toegepast, is dit door middel van aanduidingen gedaan.
Specifiek voor het deelgebied aan de Borgelinksweg 1 zijn maatwerkregels opgesteld. De woonbestemming ter plaatse van deze locatie is volledig voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfdelers'. In afwijking van alle bouwregels, is ter plaatse van deze woonbestemming door middel van bouwvlakken en aanduidingen specifiek vastgelegd wat waar mag worden gebouwd.
In de specifieke bouwregels zijn daarnaast meerdere voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Zo zijn er sloopverplichtingen voor de Arkelstijnweg 5, de Biesterveldsweg 7 en de Borgelinksweg 1 opgenomen.
Voor de locaties Arkelsteijnweg 5, Biesterveldsweg 7, Borgelinksweg 1 en de Schapenzandweg 13 zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor de aanleg en instandhouding van de voor deze locaties opgestelde ruimtelijke kwaliteitsplannen.
Dubbelbestemmingen
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Conform het geldend planologisch regime, is ter plaatse van het deelgebied aan de Arkelsteijnweg 5 de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen.
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 110 kV.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 2, Artikel 8 Waarde - Archeologie - 3 en Artikel 9Waarde - Archeologie - 4
Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
Artikel 10 Waterstaat - Intrekgebied
Conform het geldend planologisch regime, is ter plaatse van het deelgebied aan de Biesterveldweg 7 de dubbelbestemming 'Waterstaat - Intrekgebied' opgenomen.
De voor 'Waterstaat - Intrekgebied' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
5.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels
De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.
Artikel 11 Antidubbeltelregel
Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.
Artikel 12 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn algemene bouwregels opgenomen ten aanzien van afwijkende maatvoeringen, overschrijding van bouwgrenzen, herbouw van woningen en ondergronds bouwen.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
In deze bepaling wordt eveneens vermeld welk gebruik ter plaatse in ieder geval strijdig is. Tevens worden de vereisten aangegeven voor een beroep of bedrijf aan huis en een kleinschalige kinderopvang. Daarnaast wordt aangegeven welke parkeerregels ter plaatse van toepassing zijn.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel wordt duidelijk gemaakt wat de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' inhoudt.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van het plan ten aanzien van en/of ten behoeve van mantelzorg, herbouw van woningen, kleinschalige windturbines en zonnepanelen.
Ten aanzien van de afwijking ten behoeve van zonnepanelen wordt nog het volgende opgemerkt.
De gemeente Deventer hecht grote waarde aan de aspecten 'duurzaamheid' en 'natuurinclusief bouwen', zoals eerder al bleek in paragraaf 4.2.8. In dit kader werkt de gemeente momenteel aan een paraplubestemmingsplan om alle bestemmingsplannen in het buitengebied te voorzien van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid om zonnepanelen bij woningen toe te staan. Vooruitlopend hierop is deze afwijkingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingplan.
Met deze afwijkingsbevoegdheid kan van alle regels worden afgeweken die aan zonnepanelen in de weg staan mits aan de bijbehorende voorwaarden wordt voldaan. Hieronder zijn de bijbehorende voorwaarden weergegeven met per voorwaarde een korte toelichting.
1. De zonnepanelen zijn gesitueerd bij een woning of (agrarische) bedrijfswoning, met uitzondering van recreatiewoningen.
Toelichting:
Uitgangspunt is dat het gaat om particuliere zonnepanelen bij een reguliere woning. Bij een (agrarische) bedrijfswoning is ook mogelijk, maar het aantal zonnepanelen moet dan afgestemd zijn op de woning en niet op het bijbehorende bedrijf (zie ook voorwaarde 3). Of er sprake is van “bij een woning” moet per geval beoordeeld worden. Dit hangt af van de feitelijke omstandigheden. Hier kunnen aspecten als de omvang van de woning en de inrichting van de ruimte rondom de woning een rol spelen. In ieder geval is niet uitgesloten dat zonnepanelen op enige afstand van de woning gesitueerd worden, mits er een ruimtelijke samenhang bestaat tussen de woning en de locatie van de zonnepanelen.
2. Aangetoond moet worden dat het aanbrengen van zonnepanelen op het dak en binnen het bouwvlak uit financieel, bouwkundig, landschappelijk of stedenbouwkundig oogpunt redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort.
Toelichting:
Deze voorwaarde speelt met name bij zonnepanelen bij woningen in het buitengebied. De provincie Overijssel hanteert een zonneladder om te voorkomen dat onnodig grond in de groene omgeving wordt aangewend voor het plaatsen van zonnepanelen. In eerste instantie moeten zonnepanelen op het dak worden aangebracht. De hier gestelde voorwaarde vraagt de initiatiefnemer aan te tonen dat het aanbrengen van zonnepanelen op het dak niet mogelijk is. Het kan zijn dat het dakvlak te klein is, of niet geschikt is, voor het plaatsen van voldoende zonnepanelen om in de eigen energiebehoefte te voorzien. Deze voorwaarde kan wel met zich meebrengen dat van initiatiefnemer gevraagd wordt om (ook) een deel van het dak voor zonnepanelen aan te wenden.
3. De aard en de schaal van de zonnepanelen staan in relatie tot de energiebehoefte van de woning waarbij zij horen.
Toelichting:
Deze voorwaarde borgt dat de zonnepanelen zijn afgestemd op de energiebehoefte van de woning. Dit betekent dat op voorhand niet meer zonnepanelen worden toegestaan dan nodig is om de woning van energie te voorzien. De initiatiefnemer zal dit met een energieberekening moeten onderbouwen.
De voorwaarde sluit overigens niet uit dat in 'goede jaren', waarin meer energie wordt geproduceerd dan nodig is om aan de energiebehoefte van de woning te voldoen, het overschot terug wordt geleverd aan het net. Het is ook toegestaan om rekening te houden met een voorzienbare toename in de energiebehoefte van de woning. Het is echter niet de bedoeling om op voorhand van zo veel zonnepanelen uit te gaan, dat er structureel meer energie wordt opgeleverd dan nodig is.
4. De aard en de schaal van de zonnepanelen staan in relatie tot de omgeving.
Toelichting:
De gemeenteraad heeft in het kader van grote, bedrijfsmatige zonne-initiatieven besloten dat het primaat om dergelijke initiatieven toe te staan, bij de raad ligt. De gedachte daarbij is dat over projecten met zo'n grote landschappelijke impact door het democratisch gelegitimeerde bestuursorgaan moet worden besloten. Over kleinere initiatieven kan evenwel door het college besloten worden.
Het is echter moeilijk om in zijn algemeenheid te zeggen bij welke hoeveelheid of oppervlakte aan zonnepanelen de landschappelijke impact te groot wordt. De mate van impact hangt af van de omgeving.
5. De zonnepanelen worden landschappelijk ingepast. De landschappelijke inpassing is vastgelegd in een inrichtingsplan.
Toelichting:
Een basisvereiste voor nagenoeg elke ontwikkeling is dat nieuwe bouwwerken goed landschappelijk worden ingepast, waarbij kansen voor biodiversiteit en/of klimaatadaptatie waar mogelijk worden benut. Deze eis wordt daarom ook aan particuliere zonnepanelen op de grond gesteld. De landschappelijke inpassing moet worden vastgelegd in een inrichtingsplan, dat als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden.
6. De bestaande natuurwaarden, cultuurhistorische waarde en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Toelichting:
Uit de ingediende documenten bij de vergunningsaanvraag moet blijken dat aanwezige natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
7. Het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig wordt aangetast;
De zonnepanelen mogen niet leiden tot onevenredige hinder voor omwonenden of voor omliggende bedrijven. Een voorbeeld is onevenredige hinder vanwege reflectie van zonlicht.
8. De initiatiefnemer heeft voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning aangetoond dat procesparticipatie van de omgeving heeft plaatsgevonden.
Toelichting;
Een vereiste uit de Uitgangspunten zonnepanelen is participatie. Dit vereiste geldt ook voor de kleine, particuliere zonne-initiatieven. Aangezien het hier gaat om particuliere zonnepanelen uitsluitend ten dienste van de woning, is projectparticipatie per definitie uitgesloten. Alleen procesparticipatie is vereist. Het gaat hier om een inspanningsverplichting en nadrukkelijk geen resultaatsverplichting. Het is niet nodig dat de omgeving het met het initiatief eens is; het is wel nodig dat de omgeving daarover is geraadpleegd en in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen te uiten. De initiatiefnemer moet motiveren waarom hij wensen uit de omgeving wel of niet meeneemt in zijn initiatief.
9. Afwijking van regels die een specifiek belang beogen te beschermen
Toelichting:
Met de afwijkingsbevoegdheid kan ook afgeweken worden van bijv. regels ter bescherming van archeologische waarden, gasleidingen e.d. De gestelde voorwaarden beogen dat die belangen een plaats krijgen in de afweging omtrent het verlenen van de vergunning. Het criterium 'niet onevenredig schaden' kan bijvoorbeeld worden ingevuld met de specifieke criteria die de betreffende regels stellen.
Conclusie
Hoewel geen objectief maximum wordt gesteld aan het aantal of de oppervlakte van de zonnepanelen in een particulier initiatief, wordt toch met bovenstaande voorwaarden in samenhang geborgd dat hiermee alleen particuliere zonne-initiatieven worden toegestaan die niet een zodanige ruimtelijke impact hebben, dat besluitvorming aan de gemeenteraad zou moeten worden voorbehouden. Daarbij worden de principes uit de 'Uitgangspunten zonnepanelen' als leidraad genomen bij kleine particuliere zonne-initiatieven.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van en/of ten behoeve van de archeologische dubbelbestemmingen en de herbouw van woningen.
Artikel 17 Overige regels
In dit artikel komt de werking van in de planregels genoemde wettelijke regelingen en het in strijd met de bestemming toegelaten gebruik aan de orde.
5.3.5 Hoofdstuk 7: Overgangs- en slotregels
Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.
Artikel 18 Overgangsregels
Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.
Artikel 19 Slotregel
Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.
5.4 Handhaving
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
- 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan
De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
- 3. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.
- 4. Actief handhavingsbeleid
Er moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.
Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 en 6.4 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriële regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een overeenkomst gesloten tussen de verschillende initiatiefnemers en de gemeente Deventer. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
6.3 Resultaten Inspraak
Omwille van een vlotte bestemmingsplanprocedure is gekozen om de voorontwerpfase over te slaan. De mogelijkheid tot het indienen van inspraak wordt hiermee achterwege gelaten. Op grond van artikel 2.1 van de Inspraakverordening kan elk bestuursorgaan zelf beslissen of zij een inspraakronde noodzakelijk vindt of niet. In het onderhavige bestemmingsplan gaat het om een kleinschalige ontwikkeling. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.
De initiatiefnemers voor de in voorliggend bestemmingsplan individuele ontwikkelingen, hebben de voorgenomen plannen besproken met de directe omwonenden. Uit deze vorm van participatie zijn geen belemmeringen en bezwaren kenbaar gemaakt.
6.4 Resultaten Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
De volgende instanties zijn in het kader van het vooroverleg benaderd om een reactie te geven op (delen van) het ontwerp bestemmingsplan.
- Waterschap Drents Overijsselse Delta en Rijn & IJssel;
Beide waterschappen hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben en zijn dan ook akkoord met de inhoud van voorliggend bestemmingsplan.
- Provincie Overijssel
De provincie heeft in een reactie aangegeven dat de ontwikkeling aan de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar tevens getoetst moet worden aan artikel 2.8 (bos buiten NNN) en artikel 2.12.9 (solitaire recreatiewoningen) van de Omgevingsverordening. Naar aanleiding van deze reactie is voorliggend bestemmingsplan hierop aangevuld.
6.5 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 25 augustus 2021 tot en met 6 oktober 2021 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Sloopverplichting Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 1 Sloopverplichting Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 2 Sloopverplichting Koerkampsweg 3, Lettele
Bijlage 2 Sloopverplichting Koerkampsweg 3, Lettele
Bijlage 3 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 3 Ruimtelijk kwaliteitsplan Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 4 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 4 Ruimtelijk kwaliteitsplan Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 5 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 5 Ruimtelijk kwaliteitsplan Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 6 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Koerkampsweg 3, Lettele
Bijlage 6 Ruimtelijk kwaliteitsplan Koerkampsweg 3, Lettele
Bijlage 7 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 7 Ruimtelijk kwaliteitsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 8 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 8 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 9 Karakteristieke Panden
Bijlage 9 Karakteristieke panden
Bijlage 1 Toelichting Erfinrichtingsplan Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 1 Toelichting erfinrichtingsplan Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 3 Toelichting Erfinrichtingsplan Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 3 Toelichting erfinrichtingsplan Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 4 Erfinrichtingsplan Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 4 Erfinrichtingsplan Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 5 Erfinrichtingsplan Koerkampsweg 3, Lettele
Bijlage 5 Erfinrichtingsplan Koerkampsweg 3, Lettele
Bijlage 6 Toelichting Erfinrichtingsplan Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 6 Toelichting erfinrichtingsplan Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 7 Erfinrichtingsplan Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 7 Erfinrichtingsplan Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 9 Beeldkwaliteitsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 9 Beeldkwaliteitsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 10 Toelichting Erfinrichtingsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 10 Toelichting erfinrichtingsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 11 Erfinrichtingsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 11 Erfinrichtingsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 12 Akoestisch onderzoek industrielawaai Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 13 Geuronderzoek Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 13 Geuronderzoek Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 14 Akoestisch Onderzoek Railverkeerslawaai Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 14 Akoestisch onderzoek railverkeerslawaai Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 15 Bodemonderzoek Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 15 Bodemonderzoek Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 16 Bodemadvies Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 16 Bodemadvies Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 17 Bodemonderzoek Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 17 Bodemonderzoek Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 18 Stikstofonderzoek Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 18 Stikstofonderzoek Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 19 Ecologisch Onderzoek Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 19 Ecologisch onderzoek Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 20 Watertoetstabel Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 20 Watertoetstabel Arkelsteijnweg 5, Bathmen
Bijlage 21 Watertoetsresultaat Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 21 Watertoetsresultaat Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
Bijlage 22 Watertoetsresultaat Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 22 Watertoetsresultaat Borgelinksweg 1, Lettele
Bijlage 23 Watertoetsresultaat Schapenzandweg 13, Diepenveen
Bijlage 23 Watertoetsresultaat Schapenzandweg 13, Diepenveen