Buitengebied Noordwest
Bestemmingsplan - Gemeente Enschede
Vastgesteld op 09-11-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.3 achtererfgebied
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.4 agrarisch loonbedrijf
Een binnen de agrarische sector werkzaam bedrijf dat beschikt over gespecialiseerde machines en vakmensen die tegen betaling ter beschikking worden gesteld.
1.5 as van de weg
Voor wegen die bestaan uit twee rijstroken: het midden van de weg. Voor wegen die bestaan uit drie of meer rijstroken, de lijn die in dit plan als as van de weg in het wegprofiel is opgenomen.
1.6 basisassortiment
Zaden, bloembollen, snijbloemen, éénjarige planten, vaste planten, kamerplanten, bomen en heesters, coniferen, kerstbomen, gewasbescherming, grondproducten, meststoffen, potterie, plantenbakken, tuingereedschap (niet-motorisch), motorisch (tuin)gereedschap, vijvermaterialen, barbecue-artikelen, tuinmeubelen, kussens en parasols, beelden en ornamenten, artikelen t.b.v. kerst en "oud- en nieuw" (versiering en vuurwerk), pasen, halloween en pinksteren, buiten- / tuinverlichting en elektra, tuinhout, blokhutten / kasjes / serres, bestrating, droog- / zijdenbloemen.
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bed and breakfast
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op een (zakelijk) toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning of een daarbij behorend gebouw en wordt gerund door de bewoners van de betreffende woning.
1.9 bedrijfswoning
Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een (bedrijven-)terrein bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.10 beheergebouw
een gebouw ten behoeve van opslag van materieel en materiaal, met ondermeer een werkplaats, voor het onderhoud van een landgoed, alsmede kantoor- en archiefruimte ten behoeve van landgoedbeheer.
1.11 beperkt kwetsbaar object
De objecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub a van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- c. hotels en restaurants, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- d. winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
- f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
- i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.12 beroep of bedrijf aan huis
Een beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate (minimaal 50%) de woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is.
1.13 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.16 co-vergistingsinstallatie
een co-vergistingsinstallatie die valt onder SBI-code (2008) 35, B1: co-vergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie.
1.17 bomenteeltbedrijf
Een grondgebonden agrarisch bedrijf dat specifiek is gericht op het telen van houtige gewassen en planten voor tuinen en groenvoorzieningen en / of een grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van steenfruit (zoals kers, pruim, perzik) en grootfruit (zoals appel, peer, pruim, kers, hazelaar, walnoot).
1.18 bouwen
Plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
Het doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd.
1.21 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 buitenzijde gevel van een gebouw of bijbehorend bouwwerk
Het gedeelte van een gebouw of bijbehorend bouwwerk dat, voorzover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenzijde van de gevel aangemerkt.
1.26 caravan
Aanhangwagen van een auto ingericht om tijdelijk in te verblijven en te overnachten.
1.27 dagrecreatie
Vrijetijdsbesteding buitenshuis zonder overnachting.
1.28 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van afhaalzaken.
1.29 dienstverlening
Diensten verricht door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kapsalons, pedicures, schoonheidsinstituten, reis- en uitzendbureau's, belwinkels en internetcafe's, met uitzonderingen van seksinrichtingen.
1.30 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.31 evenement
Georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week, die niet rechtstreeks terug te voeren is op de aan de grond toegekende bestemming.
1.32 extensieve recreatie
Ondergeschikt medegebruik van grond, gericht op ontspanning, waarvoor weinig voorzieningen nodig zijn en waaraan weinig mensen tegelijkertijd en op dezelfde plek deelnemen, zoals fietsen en wandelen.
1.33 functieaanduiding
Een specifieke functie die is aangegeven met een aanduidingsvlak op de verbeelding.
1.34 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 gebruiksgerichte paardenhouderij
Bedrijf met een niet-publieksgericht karakter, dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.36 gebruiksvloeroppervlakte
De totale vloeroppervlakte van die delen van een gebouw met eenzelfde gebruiksbestemming.
1.37 geluidgevoelige objecten
Woningen, onderwijsgebouwen, met uitzondering van gymnastieklokalen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven, en geluidsgevoelige terreinen.
1.38 geluidsgevoelige terreinen
Terreinen, die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, of woonwagenstandplaatsen.
1.39 geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting waarvoor, op grond van de Wet geluidhinder, bij de vaststelling van een bestemmingsplan of herziening daarvan, een zone moet worden vastgesteld waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.40 grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, waaronder het telen van kleinfruit (zoals aardbei, bosbes, rode bes, witte bes, zwarte bes, kruisbes, braam, framboos), een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven.
1.41 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.42 horecabedrijf
Een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, discotheek, feestzaal en partyboerderij; met een horecabedrijf wordt een afhaalzaak gelijkgesteld.
1.43 hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.44 hotel
Een service verlenend etablissement met een commercieel oogmerk waar iemand tegen betaling kan overnachten.
1.45 intensieve kwekerij
Een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een paddenstoelenkwekerij, een wormen en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht.
1.46 intensieve veehouderij
Een agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee (1), schapen, paarden, of dieren 'biologisch' (2) worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
N.B. (1) Melk rundvee: melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn drooggezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee onder de 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren.
N.B. (2) Het betreft dieren die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden.
1.47 kampeermiddel
Tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.48 kampeerterrein
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.49 kantoor
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden, die verband houden met het doen functioneren van (semi-) overheidsinstellingen, het bank- en verzekeringswezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen overige zakelijke dienstverlening.
1.50 kelder
Een kelder is het onder het maaiveld gelegen gedeelte van een gebouw.
1.51 kwetsbare objecten
De objecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub m van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:
- a. woningen, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen, of
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de dagopvang van minderjarigen.
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object, of
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt, en
- 3. winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.52 landbouwdieren
Dieren die bedrijfsmatig gehouden worden, zijnde varkens, pluimvee, rundvee, schapen en geiten.
1.53 landgoed
Een onroerende zaak als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Natuurschoonwet 1928 jo artikel 2 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928.
1.54 manege
Bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen).
1.55 mantelzorg
Vorm van inwoning die gecombineerd wordt met met het bieden van zorg aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.56 mini-camping
Een kleinschalige camping bij of in de nabijheid van een (voormalig) agrarisch bedrijf, met een capaciteit van maximaal 25 toeristische standplaatsen.
1.57 multifunctionele accommodatie
een gebouwde voorziening voor het (sport)verenigingsleven en sociaal-culturele en maatschappelijke voorzieningen (zoals fysiotherapie en buitenschoolse kinderopvang) met ondersteunende horeca.
1.58 omgevingsvergunning
Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidde ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
1.59 ondersteunende horeca
Horeca welke een functionele relatie en een ondersteunende functie heeft met de in de bestemmingsomschrijving genoemde hoofdfunctie, inclusief toiletten, keukengedeelte en eventuele speelruimte.
1.60 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.61 (openbare) nutsvoorziening
Gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening of het (tele)communicatie-verkeer.
1.62 permanente bewoning
Bewoning door een persoon of groepen van personen van een ruimte/gebouw als hoofdverblijf, c.q. vaste woon- of verblijfplaats.
1.63 plan
Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest van de gemeente Enschede.
1.64 productiegerichte paardenhouderij
Tot de productiegerichte paardenhouderij worden gerekend:
- 1. fokbedrijven (bedrijf met als doel het fokken en afzetten van veulens),
- 2. opfokbedrijven (bedrijf dat gespecialiseerd is in de opfok van jonge paarden),
- 3. merrie- en hengstenhouderijen (bedrijf dat zich richt op de inzet van meerdere merries voor de fokkerij, respectievelijk de inzet van een of meerdere hengsten voor de fokkerij middels natuurlijke dekking of kunstmatige inseminatie) en
- 4. paardenmelkerijen (bedrijf dat zich richt op het afzetten van melk en/of melkproducten van merries aanwezig op het bedrijf).
1.65 randassortiment
Producten en artikelen die niet behoren tot het basisassortiment, zoals cadeau en sfeer / interieurdecoratie, dierbenodigdheden, tuinkleding en accessoires, zwembaden, tuinspeelgoed, barbecues, buitenkeukens en verlichting.
1.66 recreatiewoning
Een gebouw dat periodiek dient voor recreatieve bewoning door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.67 risicovolle inrichting
Een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.68 ruimtelijke kwaliteit
Het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
1.69 schuilstal
Een tijdelijk onderdak voor dieren met een open karakter (maximaal drie wanden) tegen weersinvloeden.
1.70 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.71 slopen
Geheel of gedeeltelijk afbreken.
1.72 stacaravan
Een kampeermiddel met de verschijningsvorm van een caravan die, mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen –ook over grotere afstanden– als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.73 stadslandbouwbedrijf
een gemengd agrarisch bedrijf gericht op het bieden van activiteiten op het gebied van educatie, zorg en onderzoek met het doel de stadsbewoners te betrekken bij het boerenwerk en hen bewust te maken van een duurzame en ecologische verantwoorde voedselvoorziening.
1.74 stadsrand
Een gebied, direct rondom de stedelijke bebouwing welke op de verbeelding is aangegeven als Overig-Stadsrandzone, ook wel genoemd Groene zoom.
1.75 trekkershut
Een gelegenheid van beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief verblijf voor passanten.
1.76 tuinbouwbedrijf
Bedrijf dat is gericht op het telen van tuinbouwgewassen.
1.77 tuincentrum
Een al dan niet overdekte verkoopruimte waar artikelen ter verkoop aan de consument worden uitgestald, waarbij het basisassortiment bestaat uit artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals tuinplanten, zaai- en pootgoed, tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, tuinhout, tegels, sierstenen, tuinhuisjes, tuinkleding en accessoires, materialen voor de aanleg van vijvers- en fonteinen, kamerplanten, snijbloemen en potterie, en het randassortiment bestaat uit cadeau- en sfeerartikelen, interieurdecoratie, dierbenodigdheden, levende have, zwembaden, tuinspeelgoed, barbecues, buitenkeukens en verlichting.
1.78 veilinghuis
Plaats waar goederen, met uitzondering van auto's, via loven en bieden van eigenaar verwisselen.
1.79 verblijfsrecreatie
Een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar tenminste een nacht in het recreatiegebied of de toeristische plaats verblijft. Het gebied is daartoe ingericht met faciliteiten, zoals bed and breakfast-gelegenheden en kampeerterreinen.
1.80 volkstuinencomplex
Terrein bestaande uit afzonderlijke volkstuinen voor particuliere sier- en groenteteelt die niet bij de eigen woning liggen.
1.81 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.82 waardevolle schuur
Een gebouw, dat aantoonbaar tenminste 5 jaar voor bedrijfsdoeleinden in gebruik is geweest, en tenminste voldoet aan de volgende criteria:
- a. de schuur is gebouwd vóór 1945;
- b. de schuur is in Twentsche stijl gebouwd of heeft een belangrijke cultuurhistorische betekenis.
Als monument aangewezen voormalige bedrijfsgebouwen worden in ieder geval als waardevol aangemerkt.
1.83 warmte-koude-opslag
Het opslaan van warmte en/of koude in de bodem waarbij gebruik wordt gemaakt van de temperatuur van het grondwater om gebouwen te verwarmen in de winter en/of af te koelen in de zomer.
1.84 wellness
Vorm van gezondheidstoerisme waarbij plaatsen of gebieden worden bezocht buiten het eigen woongebied ter bevordering van de mentale of fysieke gezondheid, zoals complexen met sauna's, zwembaden en beautysalons.
1.85 winkel
Een gebouw of een gedeelte daarvan dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is als ruimte voor detailhandel, eventueel met bijbehorende kantoorruimte, en/of ambacht en/of magazijn.
1.86 winkelverkoopvloeroppervlakte
De in een winkel voorkomende, voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen bedoelde, oppervlakte (zowel binnen als buiten); dit is de voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte.
1.87 woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.88 wooneenheid
Een gebouw, dat één of meer woningen bevat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.89 woonwagen
Voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
1.90 zelfstandig kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, en de werkzaamheden niet ten dienste staan van en verbonden zijn aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormen.
1.91 zend- en ontvangstinstallatie
een antenne-installatie, bestaande uit een mast met toebehoren, ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met de daarbij behorende technische ruimten (gebouwen). Hieronder wordt niet begrepen een installatie ten behoeve van zendamateurs.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 het meten van een bouwvlak
vanaf het hart van de grens van het bouwvlak tot aan het hart van de grens van het bouwvlak.
2.2 minimaal/maximaal bebouwingspercentage
Het aangegeven bebouwingspercentage moet worden berekend over het gehele bouwperceel, met inbegrip van de buiten de bouwgrens gelegen gronden.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de bouwhoogte van een stacaravan
Vanaf de onderkant van de vloer tot aan het hoogste punt van een stacaravan, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de dichtstbijzijnde naar de weg gekeerde gevel op minder dan 15 meter van de weg is gelegen: de hoogte van die weg ter plaatse van het gebouw;
- b. voor een gebouw, waarvan de dichtstbijzijnde naar de weg gekeerde gevel op meer dan 15 meter van de weg is gelegen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing met betrekking tot:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
- b. De in dit lid genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld indien dit voortvloeit uit bijlage 3.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen, voor zover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 3.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 300 m²;
- b. het gebruik van gebouwen, voorzover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 3.1 voor de uitoefening van een bed and breakfast mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- c. c.1. het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning of 'verblijfsrecreatie'.
c.2. In afwijking van het bepaalde in c.1 is permanente bewoning toegestaan in de opstallen met de functieaanduiding 'recreatiewoning' gelegen aan de Nieuwe Beekweg met de nummers 132, 140, 161 en 167. Indien de permanente bewoning wordt onderbroken gedurende een jaar dan wel wordt beëindigd, is permanente bewoning niet langer toegestaan en is het bepaalde onder c.1 weer van toepassing.
- d. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie;
- e. het opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen buiten het bouwvlak gedurende langer dan zes maanden per jaar;
- f. het gebruik van grond als volkstuin;het winnen van zand;het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een bouwvlak en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- b. Voor gronden die zijn gelegen op een afstand van minder dan 50 meter vanaf gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarden, Bos, of Natuur geldt dat het verboden is om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 2. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 3. het leggen van drainagebuizen.
- c. De onder a en b van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
- e. De omgevingsvergunning als bedoeld onder b van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke waarden van de in de bestemmingsomschrijvingen van de onder b genoemde bestemmingen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Ecologische Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing met betrekking tot:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
- b. De in dit lid genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld indien dit voortvloeit uit bijlage 3.
- c.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning' of 'verblijfsrecreatie';
- b. het gebruik van gebouwen, voorzover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 4.1 voor de uitoefening van een bed and breakfast mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- c. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
- d. het buiten het bouwvlak opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen gedurende een aaneengesloten periode van meer dan dan zes maanden per jaar;
- e. het gebruik van grond als volkstuin;
- f. het winnen van zand.
- g. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een bouwvlak en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 5. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 6. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 7. het leggen van drainagebuizen.
- b. De onder a genoemde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschappelijke, geomorfologische, natuurlijke en cultuurhistorische waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing met betrekking tot:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
- b. De in dit lid genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld indien dit voortvloeit uit bijlage 3.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning', 'specifieke vorm van agrarisch - bijzonder gebouw' of 'verblijfsrecreatie';
- b. het gebruik van gebouwen, voorzover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 5.1 voor de uitoefening van een bed and breakfast mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- c. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
- d. het buiten het bouwvlak opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen langer dan zes maanden per jaar;
- e. het gebruik van grond als volkstuin;
- f. het winnen van zand.
- g. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een bouwvlak en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- b. Voor gronden die zijn gelegen op een afstand van minder dan 50 meter vanaf gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarden, Bos, of Natuur geldt dat het verboden is om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 2. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 3. het leggen van drainagebuizen.
- c. De onder a en b van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarde in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
- e. De omgevingsvergunning als bedoeld onder b van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke waarden van de in de bestemmingsomschrijvingen van de onder b genoemde bestemmingen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Agrarisch - Stadslandbouw
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing met betrekking tot:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
- b. De in lid a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld indien dit voortvloeit uit het in bijlage 3 van deze planregels opgenomen kader.
6.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, onder b, voor het vergroten van een bedrijfswoning tot ten hoogste de inhoud van het oorspronkelijk hoofdgebouw, waarvan de woning een onderdeel vormt, met dien verstande dat de bestaande karakteristiek van het hoofdgebouw, bepaald door de bouw- en goothoogte en dakvorm, hierbij moet worden gehandhaafd.
- b. De onder a bedoelde afwijking kan alleen worden toegepast indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. inpassing in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden;
- 2. bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht richtinggevend. De landschapstypenkaart en bijbehorende koesteransichten maken als bijlage 3 onderdeel uit van deze regels.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het permanent bewonen van bedrijfsgebouwen.
- b. het houden van meer dan 40 zeugen met bijbehorende biggen/vleesvarkens (maximaal 280).
- c. het houden van meer dan 200 vleesvarkens indien er geen zeugen worden gehouden.
- d. het houden van meer dan 50 stuks rundvee.
- e. het houden van meer dan 200 kippen met bijbehorende kuikens (tot 12 weken).
- f. het houden van meer dan 50 geiten.
- g. het houden van meer dan 50 schapen.
- h. het houden van meer dan 50 konijnen.
- i. het houden van meer dan 5 pensionpaarden.
- j. het bedrijfsmatig houden van landbouwdieren en of het opslaan van mest op een geringere afstand dan 50 meter van de bestemming "Wonen".
- k. het exploiteren van een terras met een oppervlakte groter dan 150 m2.
- l. het wijzigen van de bedrijfsvoering zodanig dat er geen sprake meer is van een stadslandbouwbedrijf.
- m. het opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen buiten het bouwvlak gedurende langer dan zes maanden per jaar.
- n. het winnen van zand.
- o. detailhandel anders dan bedoeld in lid 6.1 onder c, d, e en f.
- p. de exploitatie van een hotel, café/bar, c.q. de exploitatie van een partycentrum.
- q. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een bouwvlak en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- b. De onder a van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Bedrijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, horeca, zelfstandige kantoren en een seksinrichting.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Bedrijf - Afsluiterlocatie
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch Loonbedrijf
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven;
- b. de stoffen en producten van het agrarisch loonbedrijf mogen niet worden opgeslagen buiten de bebouwingsgrenzen. De maximum opslaghoogte bedraagt 5 meter en de totale opslagcapaciteit van alle stoffen en producten mag maximale 1000 m3 bedragen,
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, zelfstandige kantoren en een seksinrichting.
- d. het gebruik van gebouwen, voorzover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 9.1 voor de uitoefening van een bed and breakfast mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- e. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Bedrijf - Garage
10.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor “Bedrijf- Garage” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. garagebedrijven, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1 ),
- 2. niet-zelfstandige kantoorfunctie als integraal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten tot een bruto-vloeroppervlak per bedrijf van maximaal 30 % van het bruto-vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel;
- 3. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
- 4. het wonen in een bedrijfswoning, tenzij op de verbeelding is aangegeven dat een bedrijfswoning niet is toegestaan;
- 5. de uitoefening van beroep of bedrijf aan huis, indien en voorzover op grond van lid 10.2.3 van de planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
- 6. mantelzorg, indien en voorzover op grond van lid 10.2.3 van deze planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 10.2.1, onder a, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een garagebedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand garagebedrijf in een garagebedrijf dat niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van bijlage 1 van deze regels dan wel is genoemd in één categorie hoger van die hoofdgroep, mits dat garagebedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 10.1, onder a, op die locatie toegestane garagebedrijven;
- b. lid 10.2.3, onder a, voor een gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak tot maximaal 75 m², mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%;
- c. lid 10.2.6, voor het vervangen en/of uitbreiden van bestaande gebouwen die zijn gesitueerd buiten het bouwvlak met een vergroting die niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlakte van die gebouwen onder de voorwaarden dat:
- 1. de uitbreiding van het gebouw uitsluitend op de begane grond wordt gerealiseerd;
- 2. de goot- en bouwhoogte niet toenemen.
De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Opslag op onbebouwde gronden ten dienste van garagebedrijven is toegestaan, mits deze niet plaats vindt vóór een naar de openbare weg of het openbaar groen gekeerde gevel.
- b. Geen opslag van goederen mag plaatsvinden binnen een afstand van minder dan 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van minder dan 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens, tenzij de opslag van goederen uit het oogpunt van rampenbestrijding geen gevaar oplevert.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1, onder a, ten behoeve van de vestiging van een garagebedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand garagebedrijf in een garagebedrijf dat niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van bijlage 1 van deze regels dan wel is genoemd in één categorie hoger van die hoofdgroep, mits dat garagebedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 10.1, onder a, op die locatie toegestane garagebedrijven.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:;
- a. het toevoegen van de aanduiding “kantoor” ten behoeve van de vestiging van een zelfstandig kantoor;
- b. het toevoegen van de aanduiding “dienstverlening” ten behoeve van de vestiging van een dienstverlenend bedrijf;
- c. het wijzigen van de bestemming “Bedrijf-Garage” in de bestemming “Bedrijf” ten behoeve van de vestiging van een bedrijf, dat is genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met dien verstande dat het bepaalde in artikel 7 ten aanzien van de bestemming “Bedrijf” van overeenkomstige toepassing is.
Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend toepassing geven aan de in dit lid genoemde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Bedrijf - Hovenier
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van andere bedrijven;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, horeca, zelfstandige kantoren en een seksinrichting.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Bedrijf - Kwekerij
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. voor zover het gebouwen, of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 12.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mogen worden gebruikt, voorzover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- b. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, horeca, zelfstandige kantoren en een seksinrichting.
Artikel 13 Bos
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. a.1. het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning', 'specifieke vorm van recreatie – schuilhut' of 'verblijfsrecreatie', 'specifieke vorm van recreatie – stacaravan', 'specifieke vorm van agrarisch- schuur' , 'specifieke vorm van recreatie – schuilgelegenheid', 'verenigingsleven', specifieke vorm van cultuur en ontspanning – bijzonder gebouw'.
a.2. In afwijking van het bepaalde in a.1 is permanente bewoning toegestaan in de opstallen met de functieaanduiding 'recreatiewoning' gelegen aan de Nieuwe Beekweg met de nummers 145, 147, 149, 155, 157, 159 en 236. Indien de permanente bewoning wordt onderbroken gedurende een jaar dan wel wordt beëindigd, is permanente bewoning niet langer toegestaan en is het bepaalde onder a.1 weer van toepassing.
- b. de opslag van mest, hooibalen, zand, stenen of andere goederen op onbebouwde gronden.
- c. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van bosbodem en houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 5. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 6. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 7. het leggen van drainagebuizen.
- b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 14 Cultuur En Ontspanning - Bezoekers- En Beheercentrum
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Cultuur en ontspanning - Bezoekers- en beheercentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor opvang van en activiteiten met personenen met een handicap, het geven van voorlichting aan bezoekers over natuur en landschap en ondersteunende horeca en voor de opslag van materialen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bijbehorenden gronden.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, met uitzondering van ondersteunende horeca.
- b. elke vorm van bewoning van de binnen deze bestemming aanwezige gebouwen en bouwwerken.
Artikel 15 Cultuur En Ontspanning - Molen
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, waarbij niet wordt bedoeld ondersteunende horeca.
- b. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
- c. belastende evenementen, te onderscheiden in de categorieën A, B en C, met een maximum van 7 evenementen per jaar, verdeeld over het hele buitengebied van Enschede, mits de daarvoor benodigde evenementenvergunning is verleend. Voor een evenement categorie A geldt een toelaatbaar gemiddeld geluidsniveau van maximaal 90 dB(A), gemeten op 20 meter van de geluidsbron, en mag maximaal duren tot 01.00 uur. Voor een evenement categorie B geldt een toelaatbaar gemiddeld geluidsniveau van maximaal 90 dB(A), gemeten op 20 meter van de geluidsbron, en mag maximaal duren tot 24.00 uur. Voor een evenement categorie C geldt een toelaatbaar gemiddeld geluidsniveau van maximaal 90 dB(A), gemeten op 20 meter van de geluidsbron, en mag maximaal duren tot 23.00 uur.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Detailhandel - Tuincentrum
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het op meer dan 20 % van de winkelverkoopvloeroppervlakte uitstallen van het randassortiment;
- b. het voor meer dan 3 % gebruiken van de winkelverkoopvloeroppervlakte voor horecadoeleinden;
- c. het voor meer dan 2 % van de winkelverkoopvloeroppervlakte gebruiken voor levende have;
- d. voor zover het gebouwen, of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 16.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mogen worden gebruikt, voorzover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- e. het gebruiken van gebouwen, behalve de bedrijfswoning(en), voor woondoeleinden;
- f. de exploitatie van een seksinrichting.
Artikel 17 Groen
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. opslag op onbebouwde gronden;
- b. een gebruik als parkeerterrein.
Artikel 18 Groen - Landgoedontvangstcentrum
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik, wordt in ieder geval verstaan:
- a. de exploitatie van een seksinrichting.
- b. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven.
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van het ontvangstcentrum.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden".
- a. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
- 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 3. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 4. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 5. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 6. het leggen van drainagebuizen.
- b. De onder a van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen en/of de aanwezige archeologische, c.q. cultuurhistorische waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 19 Groen - Landgoedpark
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
- b. de exploitatie van een winkel, horecabedrijf, of seksinrichting.
- c. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven.
- d. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van bosbodem en houtwallen, c.q. het rooien van singels
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2, het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 5. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 6. het leggen van drainagebuizen.
- b. De onder a van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen en/of de aanwezige archeologische, c.q. cultuurhistorische waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 20 Horeca
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een winkel of een seksinrichting.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 21 Maatschappelijk - Militair Terrein
21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen
De voor "Maatschappelijk – Militair terrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Militaire doeleinden, met alle daarbij behorende voorzieningen, waaronder kantoorfuncties, dag- en nachtverblijf, kantines, instructieruimten, opslag en verzorgende voorzieningen;
- b. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en andere voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van:
- a. bewoning;
- b. horeca, voor zover niet ondergeschikt en ondersteunend aan de militaire doeleinden;
- c. detailhandel, voor zover niet ondergeschikt en ondersteunend aan de militaire doeleinden.
Artikel 22 Maatschappelijk - Religie
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1ten behoeve van de vestiging van een maatschappelijke voorziening die is genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1) dan wel wijziging of aanpassing van een bestaande maatschappelijke voorziening in een maatschappelijke voorziening, die niet is genoemd in de hoofdgroep Maatschappelijk van bijlage 1 van deze regels, mits die maatschappelijke voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 22.1 op die locatie toegestane maatschappelijke voorziening.
Artikel 23 Maatschappelijk - Zorgboerderij
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
23.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen.
- b. De in lid 23.3 onder a, genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam (agrarisch) grondgebruik;
- 4. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
- 5. ten behoeve van de sociale veiligheid;
- 6. in verband met de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
- 7. ten behoeve van de milieusituatie;
- 8. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. lid 23.2.1 onder b, en toestaan dat de afstand tussen de afzonderlijke hoofdgebouwen minder dan 5 meter mag bedragen;
- 2. lid 23.2.2 onder d, en toestaan dat de afstand tussen hoofdgebouwen en de perceelsgrenzen minder dan 3 meter mag bedragen;
- 3. lid 23.2.4 onder c, voor een bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 meter.
- b. De in lid 23.4 onder a genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de woonsituatie;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de brandveiligheid, de externe veiligheid, en de rampenbestrijding;
- 6. de milieusituatie;
- 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Opslag op onbebouwde gronden is niet toegestaan.
- b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, dit behoudens detailhandel, zoals genoemd in lid 23.1.1 onder a, sub 2;
- 2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
- 3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 24 Natuur
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning' of 'specifieke vorm van recreatie-stacaravan';
- b. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten;
- c. het opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van bosbodem en houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 5. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 6. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 7. het leggen van drainagebuizen.
- b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
- d. Aan de omgevingsvergunning kan de voorwaarde worden verbonden, dat er wordt herplant.
Artikel 25 Recreatie - Dagrecreatie
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie - Dagrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatief verblijf tussen zonsopgang en zonsondergang met de daarbij behorende voorzieningen zoals speeltoestellen, waterpartijen, expositieruimten, restauratieve voorzieningen en voor de aanleg van voetpaden.
Ter plaatse van de functieaanduiding "horeca" is alleen een restaurant toegestaan. De beperkte toegankelijkheid tussen zonsopgang en zonsondergang is niet van toepassing op de functieaanduiding horeca en de bijbehorende toegangswegen.
25.2 Bouwregels
Op de voor "Recreatie - Dagrecreatie" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder artikel 25.1 genoemde doeleinden worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
- a. Het bebouwingspercentage is maximaal 5%.
- b. Toegestaan is de bouw van een entreepartij, een theehuis, expositieruimten, educatieve ruimten en bergings- en sanitaire voorzieningen.
- c. De hoogte van de gebouwen mag maximaal 12 meter bedragen en ter plaatse van de functieaanduiding "horeca" mag de bouwhoogte van het restaurant maximaal 6 meter bedragen.
- d. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
- 6 meter voor palen en masten;
- 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
- 2,5 meer voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
- e. De op de plankaart aangegeven bebouwingsgrens mag niet worden overschreden uitgezonderd voor de bouw van een entreepartij.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 26 Recreatie - Kampeerterrein
26.1 Bestemmingsomschrijving
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het permanent bewonen van stacaravans, trekkershutten en overige niet voor bewoning bedoelde gebouwen;
- b. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven;
- c. de exploitatie van een seksinrichting.
Artikel 27 Recreatie - Volkstuin
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. een volkstuinencomplex met de daarbij behorende
- a. bouwwerken,
- b. volkstuintjes
- c. terreinen en
- d. voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.
- 2. de verkoop van op het volkstuinencomplex geteelde producten, met dien verstande dat verkoop van deze producten is toegestaan bij de centrale voorziening.
27.2 Bouwregels
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie of bewoning.
Artikel 28 Sport
28.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor een veldsportcomplex met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, zoals een kantine, verlichting, kleed- en materiaalruimten, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, houtwallen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
- b. Ter plaatse van de functieaanduiding "maatschappelijk" is een multifunctionele accommodatie toegestaan.
28.2 Bouwregels
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 28.2.2, onder a, voor het realiseren van gebouwen buiten het bouwvlak, met een maximale bouwhoogte van 8 meter en met dien verstande dat niet meer dan 5% van het bestemmingsvlak bebouwd mag zijn.
- b. lid 28.2.3, onder a, voor een bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter;
- c. lid 28.2.5, voor het uitbreiden van bestaande gebouwen die zijn gesitueerd buiten het bouwvlak met een vergroting die niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlakte van die gebouwen onder de voorwaarden dat:
- 1. de uitbreiding van het gebouw uitsluitend op de begane grond wordt gerealiseerd;
- 2. de goot- en bouwhoogte niet toenemen.
De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefklimaat;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 29 Sport - Golfbaan
29.1 Bestemmingsomschrijving
29.2 Bouwregels
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming 'Sport - Golfbaan' is in ieder geval begrepen:
- a. Het gebruiken van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen en (kunst)mest;
- b. Het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
- c. De exploitatie van een seksinrichting.
29.5 Afwijken van de gebruiksregels
29.6 Wijzigingsbevoegdheid
29.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de voor 'Sport - Golfbaan' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door Burgemeester en Wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. Werken en werkzaamheden die een verlaging van het waterpeil tot gevolg hebben, zoals het aanbrengen en het wijzigen van drainage, het (ver)graven van wateren, het leggen van duikers en het bemalen van gronden;
- 2. Het ophogen, verlagen en egaliseren van gronden;
- 3. Het diepploegen van gronden;
- 4. Het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet zijn bebost;
- 5. Het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- a. Het dempen of (ver)graven van wateren;
- b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het betreffende werk of de betreffende werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect, te verwachten gevolgen, de onder 29.1.1 onder a bedoelde waarden in vergelijking met de onder 29.1.1 onder b, c en d genoemde doeleinden onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden onevenredig worden of kunnen worden verkleind en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 30 Sport - Hondensport
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport - Hondensport aangewezen gronden zijn bestemd voor de hondensport, het geven van gedragstherapie voor honden en eigenaren, het geven van hondentrainingen en voor het behoud, herstel en verbetering van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, met daaraan ondergeschikt:
- a. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd);
- b. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen, alsmede andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden en bergen van water,
met de daarbij behorende
- c. bouwwerken,
- d. erven,
- e. terreinen en
- f. voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.
30.2 Bouwregels
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
- 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 3. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 4. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 5. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 6. het leggen van drainagebuizen.
- b. De onder a van dit lid genoemde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen en/of natuurlijke -, geomorfologische - en cultuurhistorische waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 31 Sport - Manege
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport - Manege aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het bedrijfsmatig exploiteren van een manege, alsmede het behoud van landschapselementen,
met daaraan ondergeschikt,
- b. het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension,
- c. een kantine,
- d. het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden,
- e. het wonen, indien en voorzover op grond van lid 31.2.2 van deze planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan,
- f. mantelzorg, indien en voorzover op grond van lid 31.2.2 van deze planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan,
met de bijbehorende:
- 1. bouwwerken en gebouwen,
- 2. wegen en paden;
- 3. erven en terreinen en
- 4. voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.
- g. de uitoefening van een beroep of de exploitatie van een bedrijf aan huis voorkomend in de categorieën 1 of 2 van de hoofdgroep Bedrijven van de lijst van bedrijfstypen (bijlage 1), waarbij de activiteiten plaats moeten vinden binnen een bestaand (eventueel daarvoor geschikt te maken) bedrijfsgebouw. Ten behoeve van deze nevenactiviteit mag maximaal 300 m² bedrijfsvloeroppervlakte in gebruik zijn. Ten behoeve van bed and breakfast mag maximaal 150 m2 in gebruik zijn. Deze oppervlakte telt mee in de totale oppervlakte die voor nevenactiviteiten in gebruik mag zijn.
31.2 Bouwregels
31.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
- b. De in dit lid genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld indien dit voortvloeit uit bijlage 3.
31.4 Afwijken van de bouwregels
31.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. de exploitatie van een winkel, horecabedrijf.
- b. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven.
- c. het gebruik van gebouwen, voorzover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 30.1 voor de uitoefening van een bed and breakfast mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- d. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
31.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een bouwvlak en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- b. Voor gronden die zijn gelegen op een afstand van minder dan 50 meter vanaf gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarden, Bos, of Natuur geldt dat het verboden is om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 2. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 3. het leggen van drainagebuizen.
- c. De onder a en b van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
- e. De omgevingsvergunning als bedoeld onder b van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke waarden van de in de bestemmingsomschrijvingen van de onder b genoemde bestemmingen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
31.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 32 Verkeer
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen, met daaraan ondergeschikt,
- a. waterlopen en waterpartijen;
- b. busbanen en bussluizen;
- c. faunapassages;
met de daarbij behorende:
- 1. bouwwerken, als straatmeubilair, bruggen en viaducten,
- 2. terreinen en
- 3. voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, (openbare) nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.
De voor Verkeer bestemde wegen bestaan uit 2 rijstroken, tenzij door middel van een dwarsprofiel anders in het plan is aangegeven.
32.2 Bouwregels
32.3 Specifieke gebruiksregels
Voorzover voor binnen het plan opgenomen wegen een dwarsprofiel is opgenomen, dient deze bij de inrichting van het verkeersgebied in acht te worden genomen.
Artikel 33 Verkeer - Railverkeer
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer-Railverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en vervoersdoeleinden per rail;
- b. (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van weg- en waterverkeer;
- c. overige verkeersvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen, waterlopen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.
33.2 Bouwregels
Artikel 34 Verkeer - Zandweg
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Zandweg aangewezen gronden zijn bestemd voor onverharde wegen en paden, met daarbij behorende andere-bouwwerken en voorzieningen als groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor (openbare) nutsvoorzieningen.
34.2 Bouwregels
34.3 Specifieke gebruiksregels
De voor Verkeer - Zandweg aangewezen gronden mogen niet worden verhard, met dien verstande dat zij halfverhard mogen zijn, indien zij reeds halfverhard waren op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
Artikel 35 Water
35.1 Bestemmingsomschrijving
35.2 Bouwregels
35.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: het afgemeerd houden van vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 36 Water - Waterloop
36.1 Bestemmingsomschrijving
36.2 Bouwregels
36.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het afgemeerd houden van vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 37 Water - Waterwingebied
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water - Waterwingebied bestemde gronden zijn bestemd voor de bescherming en winning van grondwater ten behoeve van de (openbare) drinkwatervoorziening en gebouwen ten behoeve van de drinkwatervoorziening met daarbij ondergeschikt:
het wonen, indien en voor zover op grond van artikel 37.2 de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan met de daarbij behorende:
- a. bouwwerken;
- b. erven;
- c. terreinen en
- d. voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorziening.
37.2 Bouwregels
Artikel 38 Wonen
38.1 Bestemmingsomschrijving
38.2 Bouwregels
38.3 Afwijken van de bouwregels
38.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. voor zover het gebouwen, of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 38.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mogen worden gebruikt, een medegebruik voorzover dit betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- b. de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in categorie 2 of hoger van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).
- c. voorzover de gronden in dit plan zijn voorzien van de functie-aanduiding 'atelier' , geldt, in afwijking van het bepaalde onder b van dit lid, dat geen activiteiten zijn toegestaan als bedoeld in categorie 3 of hoger van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).
- d. het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning' of 'verblijfsrecreatie'.
- e. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
- f. de exploitatie van een winkel, horecabedrijf, of seksinrichting.
38.5 Afwijken van de gebruiksregels
38.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 39 Leiding - Gas
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding -Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, instandhouding en bescherming van in totaal vier hogedruk gastransportleidingen, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij ter plaatse van de figuur "hartlijn leiding - gas" de volgende leidingen zijn toegestaan:
- 1. een gastransportleiding met een maximale diameter van 6 inch;
- 2. een gastransportleiding met een maximale diameter van 8 inch;
- 3. een gastransportleiding met een maximale diameter van 12 inch;
- 4. een gastransportleiding met een maximale diameter van 24 inch;
- 5. een gastransportleiding met een maximale diameter van 36 inch.
- b. het doen gebruiken van de onder a. genoemde hogedruk gastransportleidingen voor het transporteren van (aard)gas onder:
- 1. 40 bar voor de leidingen van 6, 8 en 12 inch;
- 2. 80 bar voor de leidingen van 24 en 36 inch.
- c. de exacte ligging van de gastransportleidingen is weergegeven op de bijlage 4 behorende bij deze regels.
39.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming,
- b. ten behoeve van onderhoud of vervanging is toegestaan de buisleidingen te vervangen in dezelfde diameter en dezelfde gasdruk. Tevens zijn toegestaan een kleinere diameter en lagere gasdruk. Het groepsrisico dient gelijk te zijn of minder te worden.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
- d. Voor het bouwen van nutsvoorzieningen geldt per bouwwerk een goothoogte van maximaal 3 meter, een bouwhoogte van maximaal 5 meter en een oppervlakte van maximaal 25 m².
39.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.2, onder a en toestaan dat ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) wordt gebouwd, mits de functionaliteit van de leiding niet nadelig wordt beïnvloedt en de realisatie van het bouwwerk vanuit een oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is.
De beheerder van de aardgasleiding wordt in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over het voornemen een afwijking toe te staan.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning op een strook grond met een breedte van 5 meter, ter weerszijden van de in het plan aangegeven lijn 'leiding - gas', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
- 1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 4. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 5. het aanleggen en verharden van wegen en paden, het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 6. het indrijven van voorwerpen in de grond;
- 7. diepploegen;
- 8. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 9. het aanleggen van waterlopen of het verruimen, vergraven of dempen van bestaande waterlopen;
- 10. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. Het in onder a bedoelde verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de gasleiding betreffen, of die reeds is uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de gasleiding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a, wordt het advies ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder(s).
39.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de betreffende leidingbeheerder(s).
39.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 38.5 ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats, voor zover dit niet tot gevolg heeft dat de leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de betreffende leidingbeheerder(s).
Artikel 40 Leiding - Hoogspanningsverbinding
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
40.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op gronden met deze dubbelbestemming geen woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen worden gebouwd.
- b. Daar waar het bestemmingsvlak "Leiding - Hoogspanningsverbinding" in het plan een breedte heeft van 290 meter, geldt - in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen - voor een strook grond met een breedte van 30 meter ter weerszijden van de in het plan opgenomen aanduiding 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', een verbod voor het oprichten van bouwwerken.
- c. Daar waar het bestemmingsvlak "Leiding - Hoogspanningsverbinding" in het plan een breedte heeft van 100 meter, geldt - in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen - voor een strook grond met een breedte van 15 meter ter weerszijden van de in het plan opgenomen bestemming 'Leiding - hoogspanningsverbinding', een verbod voor het oprichten van bouwwerken.
- d. Van de onder b en c van dit lid beschreven verboden is uitgezonderd:
- 1. de oprichting van bouwwerken ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening, waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 50 meter;
- 2. het bouwen van nutsvoorzieningen, waarvoor een maximale goothoogte van 3 meter, een maximale bouwhoogte van 5 meter en een oppervlakte (per bouwwerk) van maximaal 25 m² geldt.
40.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.2, zodat kan worden gebouwd ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), mits dit vanuit een oogpunt van de volksgezondheid, c.q. het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoogspanningsverbinding geen bezwaren ontmoet en er vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Daar waar het bestemmingsvlak "Leiding - Hoogspanningsverbinding" in het plan een breedte heeft van 290 meter, is het binnen een strook van 30 meter ter weerszijden van de in het plan opgenomen figuur "hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding" niet toegestaan om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of bomen;
- 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
- 3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
- 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- en weghoogte.
- b. Daar waar het bestemmingsvlak "Leiding - Hoogspanningsverbinding" in het plan een breedte heeft van 100 meter, is het binnen een strook van 15 meter ter weerszijden van de in het plan opgenomen figuur "hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding" niet toegestaan om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of bomen;
- 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
- 3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
- 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- en weghoogte.
- c. De onder a en b bedoelde verboden gelden niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de grond betreffen, of die reeds is uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.
- d. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspanningsverbinding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
- e. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a, wordt het advies ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 41 Waarde - Archeologie
41.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
- b. Voorzover het bepaalde onder a van dit lid strijdig is met -de realisatie van- andere in dit plan aan die gronden toegekende bestemmingen, prevaleert het bepaalde onder a van dit lid.
41.2 Bouwregels
- a. Op de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 41.1 .
- b. Voor een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het bouwen of vergroten van bouwwerken op de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden, dient door de aanvrager een archeologisch rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
- 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en
- 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel
- 3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
- c. Indien uit het onder b. van dit lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- d. Het bepaalde onder b van dit lid is niet van toepassing op het vergroten en/of veranderen van bestaande gebouwen, c.q. andere bouwwerken op de bestaande fundering.
41.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- 3. wanneer de hieronder genoemde werken of werkzaamheden dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld:
- het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
- het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verhand houdende constructies;
- het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
- het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het aanleggen van bouwland of het scheuren van grasland;
- het aanleggen van bos of boomgaard;
- het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
- 4. alle overige werken of werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten.
- b. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. van dit lid wordt verleend, dient door de aanvrager een archeologisch rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
- 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en
- 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel
- 3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
- c. Indien uit het onder b. van dit lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- d. Het in a van dit lid genoemde verbod geldt niet:
- 1. voor werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de gronden betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
- 2. voor werken of werkzaamheden waarbij de bodem op een diepte van minder dan 40 centimeter onder het maaiveld wordt geroerd.
41.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 42 Waarde - Cultuurhistorisch
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorisch aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke openheid, de bodemgesteldheid, archeologische waarden en het reliëf van essen.
42.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde elders in deze planregels mag op gronden met de dubbelbestemming Waarde -Cultuurhistorisch niet worden gebouwd.
42.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 42.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden en aan de karakteristiek van de es (openheid) geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorisch om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
- 3. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
- 4. het verlagen van het waterpeil;
- 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verhand houdende constructies;
- 7. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
- 8. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 9. alle overige werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden in het terrein kunnen aantasten;
- 10. het planten van bomen of struiken.
- b. Het onder a bedoelde verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de gronden betreffen, of die reeds is uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.
- c. De vergunning mag slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en de karakteristieken van de es (openheid).
Artikel 43 Waterstaat - Intrekgebied
43.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Waterstaat - Intrekgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming van het grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening.
- b. De elders in dit plan aan deze gronden toegekende bestemmingen blijven echter onverminderd van kracht.
43.2 Specifieke gebruiksbepaling
Binnen de voor Waterstaat - Intrekgebied aangewezen gronden is het niet toegestaan -door middel van in dit plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen- wijzigingen aan te brengen in het toegestane gebruik van gronden, voorzover het vormen van gebruik betreft die niet harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
43.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn -bij de toepassing van flexibiliteitsbepalingen elders in dit plan, waarmee het toegestane gebruik van gronden als bedoeld in lid 43.1, onder b, van deze planregels, wordt verruimd ten behoeve van nieuwe grotere of grootschalige risicovolle functies- bevoegd af te wijken van het verbod als bedoeld in lid 43.2, indien:
- a. er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waarvoor redelijke alternatieven ontbreken;
- b. de risico's op verontreiniging van het grondwater worden verminderd en de grondwaterkwaliteit verbeterd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 44 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 45 Algemene Bouwregels
45.1 Kelders
- a. Voorzover het bepaalde in de artikelen Waarde - Cultuurhistorisch en Algemene aanduidingsregels zich daartegen niet verzet, is, daar waar ingevolge het bepaalde van dit plan het bouwen of verbouwen van een wooneenheid is toegelaten, het toegestaan deze wooneenheid te onderkelderen, met dien verstande dat:
- 1. de bovenkant van de vloer van de kelder maximaal 3 meter onder het peil mag zijn gelegen;
- 2. onderkelderen slechts is toegestaan tussen de boven het maaiveld gelegen buitenwerkse gevelvlakken van het gebouw.
- b. Voor sta-caravans en gebouwen met de functie-aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch, schuur' en 'verblijfsrecreatie' geldt, in afwijking van het bepaalde onder a van dit lid, dat onderkelderen niet is toegestaan.
- c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde onder b van dit artikel, ten behoeve van de bouw van een mestkelder onder een schuur, indien dit met het oog op de agrarische functie van dit gebouw noodzakelijk is en voor zover het bepaalde in artikel Waarde - Cultuurhistorisch en Algemene aanduidingsregels zich daartegen niet verzet.
Artikel 46 Algemene Aanduidingsregels
46.1 Archeologische verwachtingszones
46.2 Veiligheidszones
46.3 Geluidzones
46.4 Molenbiotoop
46.5 overig - bodemdalingsgebied
Binnen de op de verbeelding door middel van de gebiedsaanduiding "overig - bodemdalingsgebied" aangegeven gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bevoegd gezag advies heeft ingewonnen bij het Staatstoezicht op de Mijnen over de te verwachten veiligheidsrisico's als gevolg van bodeminstabiliteit in relatie tot de perceelslocatie en verwachte levensduur van het gebouw.
46.6 overig - stadsrandzone
46.7 overig - ecoduct
46.8 overig - luchthaven Twente
- a. In afwijking van het bepaalde elders in dit plan zijn ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overig - luchthaven Twente' geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan.
- b. In afwijking van lid a is nieuwbouw van geluidgevoelige objecten toegestaan indien:
- 1. het een bedrijfswoning betreft die uit het oogpunt van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- 2. het een woning en/of andere geluidsgevoelige objecten betreft, mits is voldaan aan één van de volgende criteria:
- met de bouw wordt een open plek tussen bestaande bebouwing opgevuld;
- de bouw dient ter vervanging van bebouwing die al op die locatie aanwezig is;
- de bouw dient ter vervanging van bestaande bebouwing elders binnen de gebiedsaanduiding 'overig - luchthaven Twente' die op dit moment een hogere geluidbelasting als gevolg van het luchthavenluchtverkeer ondervindt dan op de nieuwe locatie het geval zal zijn.
Artikel 47 Algemene Afwijkingsregels
47.1 Omschrijving bevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan:
- a. voor het bouwen van een beheersgebouw op een landgoed van tenminste 10 ha met een oppervlakte van maximaal 100 m² en een maximale bouwhoogte van 8 meter, indien daarvoor een duidelijke noodzaak aanwezig is en geen van de op het landgoed aanwezige schuren hiervoor geschikt (te maken) is en beschikbaar is;
- b. voor het bouwen van een beheersgebouw op een landgoed van tenminste 20 ha met een oppervlakte van maximaal 250 m² en een maximale bouwhoogte van 8 meter, indien daarvoor een duidelijke noodzaak aanwezig is en geen van de op het landgoed aanwezige schuren hiervoor geschikt (te maken) is en beschikbaar is;
- c. voor het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10%, met dien verstande dat geen afwijkingen zijn toegestaan ten aanzien van in het plan opgenomen:
- 1. maximum inhoudsmaten van bedrijfswoningen, wooneenheden en recreatiewoningen;
- 2. maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij wooneenheden en bedrijfswoningen.
- d. voor de bouw van gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het wegverkeer, zoals wachthuisjes, alsmede telefooncellen en toiletgebouwtjes met dien verstande dat de inhoud per bouwwerk maximaal 50 m³ bedraagt en de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
- e. voor wat betreft geringe afwijkingen ten opzichte van bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat in verband met ingekomen bouwplannen het wenselijk of noodzakelijk is de bouwgrenzen te overschrijden, mits die afwijking niet meer bedraagt dan 3 meter;
- f. voor het bouwen van overige antennes, zend- en sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter.
47.2 Nadere voorwaarden
Bij de beoordeling van een verzoek om bij een omgevingsvergunning een afwijking als bedoeld in lid 47.1 toe te staan wordt verwezen naar bijlage 3.
Artikel 48 Algemene Wijzigingsregels
48.1 Omschrijving bevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen:
- a. voor het aanpassen van de lijst van bedrijfstypen (bijlage 1) van deze regels ten behoeve van het verschuiven van soorten bedrijven en/of voorzieningen naar een lagere of hogere categorie, indien dit uit een oogpunt van milieuhygiëne dan wel als gevolg van technische ontwikkelingen wenselijk of noodzakelijk is;
- b. voor het wijzigen van de lijst van bedrijfstypen (bijlage 1) van deze regels door het aanvullen met nieuwe bedrijven of voorzieningen en/of het verwijderen van bestaande bedrijven of voorzieningen. Indien bedrijven of voorzieningen in de lijst worden opgenomen, worden zij gerangschikt onder die categorie, waarmee zij, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving het meest vergelijkbaar zijn;
- c. voor een wijziging in de situering van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwplannen wenselijk of noodzakelijk zijn, mits de bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen niet meer dan 5 meter worden verschoven;
- d. voor het wijzigen van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 20%;
- e. voor het binnen een bestemmingsvlak verplaatsen van objecten met de functie-aanduiding 'specifieke vorm van [..] - schuur', 'specifieke vorm van [..] - sta-caravan', 'recreatiewoning', 'verblijfsrecreatie' en 'bijzonder gebouw' over een afstand van maximaal 200 meter met dien verstande dat de bebouwingsregels van genoemde bouwwerken, zoals die ingevolge deze planregels gelden, onverminderd van toepassing blijven;
- f. voor het bouwen van vrijstaande antenne-installaties met een maximale bouwhoogte van 50 meter;
- g. voor het bouwen van zend- en sirenemasten met een maximale bouwhoogte van 50 meter.
48.2 Nadere voorwaarden
Bij de beoordeling van een verzoek om bij een omgevingsvergunning een afwijking als bedoeld in lid 48.1 toe te staan wordt verwezen naar bijlage 3.
Artikel 49 Algemene Procedureregels
49.1 Procedureregels wijziging
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals bedoeld in deze regels, gelden de procedureregels zoals voorgeschreven in artikel 3.9a, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat:
- a. indien het een besluit op aanvraag betreft, burgemeester en wethouders de aanvrager zo nodig in de gelegenheid stellen te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen;
- b. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, het besluit tot het al dan niet vaststellen van de wijziging met redenen wordt omkleed;
- c. burgemeester en wethouders het besluit tot het al dan niet vaststellen van de wijziging bekend maken aan de aanvrager en eventuele indieners van zienswijzen.
Artikel 50 Wettelijke Regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke dienen deze regelingen te worden gelezen zoals ze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 51 Overgangsrecht
51.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
51.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van lid 51.1, eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het in dat lid bedoelde bouwwerk met maximaal 10%.
51.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 51.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
51.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
51.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 51.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
51.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 51.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
51.7 Hardheidsclausule
Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
51.8 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 51.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 52 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
Het buitengebied van Enschede kenmerkt zich door een afwisselend landschap met grote landschappelijke, historische en ecologische waarden. Het is een typisch Twents verwevingslandschap: een mix van landbouw, bosbouw en natuur op een stuwwal bepaalt het aanzien. De aanwezigheid van de vele landgoederen en hun hoge esthetische kwaliteiten voegen daar een extra Enschedese dimensie aan toe.
Afbeelding 1.1: Beeld van het plangebied
Nieuwe (economische) ontwikkelingen in het buitengebied worden gezien als mogelijkheden, die moeten leiden tot economische draagkracht, maar ook tot een grotere publieke rijkdom in de vorm van natuurschoon, cultuurhistorie, rust, duisternis, biodiversiteit en toegankelijkheid. De gemeente Enschede heeft daarom de ambitie om de economische draagkracht van het buitengebied te versterken en hiermee de huidige waarden en identiteiten van het buitengebied te bewaren en te versterken.
Afbeelding 1.2: Woonboerderij in het buitengebied
De genoemde gemeentelijke ambities vormen het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en zijn hierin doorvertaald. Wanneer (economische) ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden in dit bestemmingsplan, wordt een tegenprestatie gevraagd in de vorm van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De wijze waarop de gemeentelijke ambities zijn doorvertaald in dit bestemmingsplan, is meer in detail beschreven in hoofdstuk 3.
1.2 Vervanging Oud Bestemmingsplan
Welke activiteiten en functies zijn toegestaan in het buitengebied van de gemeente Enschede is tot nu toe vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied 1996. Dit bestemmingsplan is op 8 september 1997 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld en op 7 april 1998 goedgekeurd. Dit besluit van Gedeputeerde Staten is vervolgens op 19 maart 1999 in werking getreden, en -na een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 oktober 2001- onherroepelijk geworden.
Actualisatie van het bestemmingsplan 1996 is noodzakelijk in verband met de totstandkoming van nieuwe regelgeving en de verwezenlijking van nieuw beleid van gemeente, Rijk en provincie. Vanuit praktische overwegingen is de actualisatie opgeknipt in twee delen: een bestemmingsplan voor het Zuidoostelijke deel van het buitengebied en een bestemmingsplan voor het Noordwestelijke deel van het buitengebied.
Het voorliggende bestemmingsplan geeft betrekking op het Noordwestelijk deel van het buitengebied.
1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
De gemeente Enschede is ingedeeld in stadsdelen. Het gebied waarop het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest betrekking heeft, is gelegen in de stadsdelen West en Noord. Globaal gezien wordt het plangebied aan de zuidzijde begensd door de Haaksbergerstraat, de Lossersestraat en de bebouwde kom van Enschde en aan de noord- oost-, en westzijde door de gemeentegrens met Losser, Oldenzaal, Hengelo en Haaksbergen. Het plangebied is aangegeven op afbeelding 1.3.
Afbeelding 1.3: Begrenzing van het plangebied
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), regels en deze toelichting:
- In de toelichting worden de overwegingen gegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond;
- In de regels wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane functies van de gronden en de zich daarop bevindende gebouwen en bouwwerken;
- Op de verbeelding worden de verschillende bestemmingen van de gronden aangegeven. De verbeelding is in overeenstemming met de verplichte landelijke standaarden voor digitaal uitwisselbare en vergelijkbare bestemmingsplannen (IMRO2008, SVBP2008 en STRI2008).
De verbeelding en de regels vormen gezamenlijk het juridische deel van het bestemmingsplan. In samenhang met elkaar gelezen, wordt duidelijk voor welke doeleinden gronden mogen worden gebruikt en of, en zo ja, onder welke voorwaarden mag worden gebouwd. Wat er in de regels en op de verbeelding staat, is voor iedereen (burgers, bedrijven, instellingen en overheden) juridisch bindend.
1.5 Leeswijzer
De bestemmingsplantoelichting is als volgt opgebouwd:
- In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande kenmerken van het plangebied.
- Hoofdstuk 3 gaat in op visie van de gemeente Enschede op het buitengebied en de beleidskeuzes die zijn gemaakt.
- Het beleid voor buitengebied is beschreven in hoofdstuk 4. Het gaat daarbij om beleid van zowel het Rijk, de provincie, het waterschap als de gemeente zelf.
- Hoofdstuk 5 geeft aan op welke wijze met de diverse omgevingsaspecten (milieu, ecologie, water) rekening is gehouden.
- Hoofdstuk 6 bevat een verantwoording van de juridische opzet. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan de planmethodiek en worden de in het plan voorkomende bestemmingen kort beschreven.
- Hoofdstuk 7 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Om de leesbaarheid en toegankelijkheid van de bestemmingsplantoelichting te vergroten, is de meer gedetailleerde informatie opgenomen in de bijlagen van deze toelichting.
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van het plangebied gegeven. Daarbij wordt enerzijds ingegaan op de ontstaanswijze van de verschillende landschapstypen en anderzijds een beschrijving gegeven van de huidige structuur en karakteristieken van de in het plangebied aanwezige landschappen.
2.2 Geschiedenis Van Het Gebied
Ontstaanswijze
Voor het ontstaan van het Twentse landschap zijn de twee laatste ijstijden van belang geweest. Tijdens de voorlaatste ijstijd werd Twente onder ijs bedekt. Grote massa's landijs kwamen vanuit Scandinavië naar het zuiden. IJstongen stuwden onder andere het door rivieren afgezette materiaal op. Hierdoor ontstonden de stuwwallen, waarvan een reeks in Twente ligt.
Tijdens de daarop volgende ijstijd werd ons land niet door het ijs bereikt. De beddingen van de rivieren lagen droog, de zeespiegel daalde en begroeiing was nauwelijks mogelijk. Grote delen van het land (zo ook Twente) werden bedekt met een laag dekzand van wisselende dikte.
De stuwwallen zijn voor een groot deel bepalend geweest voor de hydrologische gesteldheid van Twente. Door de stuwwallen is een afwateringssysteem ontstaan dat in drie beeksystemen is te verdelen. Voor het gebied rondom Enschede is een tweetal daarvan van belang, de Regge en de Dinkel. De gemeente Enschede ligt op de meest oostelijk gelegen stuwwal van Twente.
Afbeelding 2.1: Landschapstypen, water en bebouwing in Enschede
De oostzijde van de bebouwde kom ligt op de stuwwal (zie afbeelding 2.1). De rug van de stuwwal vormt de waterscheiding van de beeksystemen. Vanaf dit hoogste punt lopen beekdalen in een vrij dicht patroon naar lagere gebieden, aan de oostzijde richting Dinkel, aan de westzijde in de richting van de Regge. Aan de oostzijde zijn de beekdalen kort en recht. Ze lopen van west naar oost.
De beekdalen aan de westzijde zijn zeer langgerekt en hebben een meer meanderend patroon, met een zuidoost-noordwestelijke richting. Grondmorene welvingen, hoge grondmorene ruggen en een aantal dekzandruggen komen verspreid door het gehele gebied voor. Deze zijn voor de ontginningsgeschiedenis van belang gebleken. In het zuidoostelijk deel liggen veenrestruggen (Aamsveen), onderdeel van een groter gebied aan Duitse zijde.
Ontwikkeling grondgebruik
De historie van het grondgebruik en daarmee de verschijningsvorm van het landschap hangt sterk samen met de ondergrond. Van oudsher is het gebied rondom Enschede in gebruik als agrarisch gebied. De vestigingen met bijbehorende oude ontginningen dateren uit de Middeleeuwen. Men vestigde zich alleen daar, waar het mogelijk was bouwlanden en weidegrond op korte afstand van elkaar te hebben liggen. In de omgeving van Enschede was de grondwaterstand vrij hoog.
De relatief drogere terreinen, de dekzandruggen en - koppen of de gunstige plekken op de stuwwalhelling werden als bouwland gekozen. De bouwlanden waren van oorsprong arme zandgronden en dus onvruchtbaar. Door middel van bemesting verbeterde men de grond. Mest werd verkregen door vermenging van stalmest en heideplaggen. De plaggen werden gestoken op de zogenaamde woeste gronden. De bouwlanden kregen door dit mengsel een humushoudende bovenlaag. Door de eeuwenlange bemesting zijn de bouwlanden opgehoogd tot het huidige niveau van de essen. De vestigingen breidden zich rondom de bouwlanden uit.
Daar waar slechts kleine kopjes en ruggen voorkwamen vestigde zich slechts één boer. Hier ontstonden de zogenaamde kampen of eenmansesjes. Waar grote aaneengesloten hoge gronden voorkwamen ontstonden grote essen (Usseler es, Twekkeler es). De essen waren open. Rondom lag een dichte rand van bebouwing en beplanting. De erven van de boerderijen werden beplant met geriefhoutbosjes. De bouwlanden werden omzoomd door houtwallen.
Voor weidegronden gebruikte men de lage vochtige terreinen langs de beken. De kavelgrenzen van de weilanden werden met houtwallen en -singels beplant. Ook graasde het vee in nabijgelegen bossen. De boerderijen werden met elkaar verbonden door kronkelig verlopende wegen. De woeste gronden lagen tussen de vestigingen en in cultuur gebrachte gronden. Rondom Enschede bestonden de woeste gronden voornamelijk uit velden en venen.
Afbeelding 2.2: Kaart van Enschede en omgeving (1850)
Op de kaart van 1850 (zie afbeelding 2.2) is te zien hoe deze grondgebruiksvormen waren verdeeld. De bouwlanden en heidevelden vormden relatief open gebieden. De dorpen en verspreide hoeven met om de weilanden houtwallen waren daarentegen besloten gebieden.
Vanaf 1829 werden de marke-gronden verkocht respectievelijk verdeeld. Na de uitvinding van kunstmest was het steken van plaggen voor bemesting niet meer nodig. De woeste gronden werden ontgonnen tot bouw- en grasland. Er werden lange rechte wegen aangelegd, die de nieuw ontgonnen gronden ontsloten. Langs deze wegen kwamen nieuwe agrarische bedrijven. Dit was eveneens de tijd dat rijke koop- en handelslieden, hoofdzakelijk textielfabrikanten, buitenplaatsen lieten aanleggen. Grote delen van de woeste gronden werden gebruikt voor de aanleg van deze buitenplaatsen en landgoederen.
Ecologische ontwikkeling
In de loop van 150 jaar is veel in de opbouw van het landschap veranderd en daarmee ook in de soort en kwaliteit van de biotopen. Op historische kaarten is te zien dat met uitzondering van de gronden rondom de boerderijen er weinig opgaande beplanting voorkwam. Het overgrote deel van het gebied bestond uit heide, een pioniervegetatie die door de gebruiksvorm in stand werd gehouden.
Op de natte delen kwam hier en daar broekbos voor. De bouwlanden waren open. Rondom de essen en op de perceelsgrenzen van de weilanden kwamen bosjes en houtwallen voor. Grote boscomplexen werden pas aangeplant na de ontginning van de heide. De heide-restanten die na de ontginning overbleven, zijn door het ontbreken van beheer grotendeels dichtgegroeid. In het cultuurlandschap zijn onder invloed van achterblijvend beheer, schaalvergroting, produktieverhoging en veranderd grondgebruik de landschapselementen in aantal en kwaliteit drastisch afgenomen. De dichte houtwallenstructuur, die van groot belang is voor kleine zoogdieren en veel vogels, is niet meer aanwezig.
Een belangrijke achteruitgang van de ecologische kwaliteit is veroorzaakt door vervuiling van het milieu, verlaging van de grondwaterstand, verbreking van verbindingen en versnippering van biotopen door de aanleg van wegen en andere infrastructurele werken, kanaliseren van beken en andere beekverbeteringsmaatregelen, aanleg van recreatieterreinen, verstoring door recreatie etc.
Er is in de laatste jaren een aantal maatregelen getroffen ter verbetering van ecologische kwaliteiten. Met name het poelenproject heeft goede resultaten geboekt. Belangrijke natuurterreinen zijn in eigendom gekomen bij overheden of stichtingen (onder andere Stichting Overijssels Landschap), die zorgdragen voor de instandhouding en verbetering van de kwaliteit van dergelijke terreinen. Ook zijn op diverse plaatsen nieuwe terreinen natuurlijk ingericht. In het kader van de “Landinrichting Zuid” zijn enkele beken in het plangebied voorzien van oeverbeplanting en hebben ze een meer natuurlijke loop gekregen.
Door de aanwezigheid van enkele wegen (A35 en de Hengelosestraat), het Twenthekanaal en de spoorlijn Enschede-Hengelo is het voor de meeste niet vliegende diersoorten nagenoeg onmogelijk het gebied van noord naar zuid te doorkruizen. Om deze knelpunten op te lossen zijn voor deze vier parallel aan elkaar gelegen infrastructurele werken ecologische passages voorzien. Over de rijksweg A 35, welke voor veel diersoorten een absolute barrière is, wordt bijvoorbeeld een ecoduct aangelegd terwijl onder het spoor enkele duikers voor zoogdieren en amfibieën worden aangelegd. Door de aanleg van het Kristalbad is daarnaast een smalle corridor tussen de steden Hengelo en Enschede gewaarborgd. In de toekomst zou het mogelijk moeten zijn voor diersoorten het gebied van noord naar zuid relatief eenvoudig te doorkruizen.
In het plangebied is een grote diversiteit aan biotopen als poelen, beken en bossen aanwezig. Onderzoek in het plangebied heeft dan ook aangetoond dat een groot aantal, in sommige gevallen zeldzame soorten aanwezig zijn of kunnen worden verwacht. In de bossen in het noordelijk deel van het plangebied komt de das en boommarter voor. Hier broeden 5 soorten spechten waaronder de zeldzame middelste bonte specht, de kortsnavelboomkruiper en in sommige jaren de kruisbek. In de poelen rondom en op het vliegveld en in Twekkelo zijn poelkikkers en kamsalamanders aangetroffen. De zeer zeldzame en strikt beschermde waterspitsmuis komt ook in het noordelijk deel van het plangebied voor.
Op de Lonnekerberg en rondom het Lonnkermeer komen nog de grote weerschijnvlinder en de kleine ijsvogelvlinder voor. Soorten die in de rest van deze regio en Nederland zeer zeldzaam zijn geworden.
Functionele ontwikkeling
Zoals uit de beschrijving van de ontwikkeling van het grondgebruik is gebleken was voor 1850 landbouw de enige aanwezige functie in het overgrote deel van Nederland. Met de opkomst van de industrie, mobiliteit en mede door de landbouwcrisis aan het eind van de 19e eeuw kwam er een grote trek van het platteland naar de stad op gang. De stad breidde zich hierdoor uit, waardoor het areaal landbouwgrond sterk werd teruggedrongen. Om diverse redenen werden op de ontgonnen heidegronden bossen aangelegd: houtproduktie, werkverschaffing, welstand van grootgrondbezitters.
De naoorlogse verstedelijking heeft de gebruiksfunctie en -vormen van het landschap in belangrijke mate beïnvloed. Naast de agrariër en landgoedeigenaar ging ook de stedeling het buitengebied bevolken. Door verdergaande verstedelijking, woningnood en suburbanisatie nam de trek naar buiten sterker toe. Was het niet mogelijk buiten de stad te wonen, dan zocht menigeen toch een tijdelijk verblijf in de vorm van zomerhuisjes, welke zowel in de vorm van complexen als losstaande huisjes in het buitengebied terecht kwamen. Naast zomerhuisjescomplexen zijn er andere grootschalige recreatieve voorzieningen in het buitengebied gekomen, waardoor de agrarische functie is teruggedrongen. Veel bezochte plekken zijn het Rutbeek als watersport- en recreatiegebied, de volkstuincomplexen en de toegankelijke landgoederen.
Andere nieuwe elementen die aan het landschap zijn toegevoegd betreffen infrastructurele werken, zoals snelwegen, spoorlijnen en hoogspanningslijnen.
Een groot deel van de spoorlijnen is buiten gebruik of opgeheven. Overblijfselen daarvan zijn nog zichtbaar. Grote gebieden zijn uit cultuur genomen vanwege stedelijke uitbreidingen, de situering van respectievelijk het vliegveld met bijbehorende functies, de Boeldershoek, recreatiegebied Rutbeek en de Universiteit Twente.
2.3 Huidig Grondgebruik
Het buitengebied van Enschede is nog steeds voornamelijk als agrarisch gebied in gebruik. Dit gebruik is de laatste decennia wel sterk veranderd. Door het landbouwbeleid van de Europese Unie werden veel boeren genoodzaakt tot schaalvergroting. De productie moest worden verhoogd om het inkomen op peil te houden. Met name op de bedrijven waar weinig mogelijkheden voor uitbreiding aanwezig waren, ging men tot intensivering over. Rondom Enschede heeft deze ontwikkeling slechts op zeer bescheiden wijze plaatsgevonden.
De laatste jaren neemt het aantal bedrijven dat werkzaam is in de agrarische sector gestaag af. Verwacht wordt dat het aantal agrarische bedrijven in Enschede de komende jaren verder zal afnemen, maar dat dit er niet toe zal leiden dat er veel landbouwgrond op de markt zal worden gebracht. Er is namelijk nog veel grond nodig voor extensivering van de overblijvende bedrijven.
Een gevolg van de afname van het aantal agrarische bedrijven is dat er meer agrarische bedrijfsgebouwen vrijkomen. Dat kan van grote invloed zijn op de kwaliteit van het buitengebied. De circa 400 boerenerven dragen in belangrijke mate bij aan het beeld van het buitengebied. Overal in het buitengebied worden die boererven ervaren. Verloedering of onoordeelkundig omgaan met de boerenerven zal de identiteit en daarmee de aantrekkelijkheid van het buitengebied aantasten. En het wordt daarmee ook een probleem van de stad. Het maakt Enschede minder aantrekkelijk als woon- en recreatiegemeente.
Ook de hoeveelheid cultuurgrond binnen de gemeente is volgens het CBS in de periode 1993-2005 verminderd, van 5.645 ha tot 4.323 ha. Een afname van 1.322 ha (de totale oppervlakte van het buitengebied bedraagt 10.000 ha). In werkelijkheid zal de afname waarschijnlijk minder groot zijn, aangezien landbouwgronden die in gebruik blijven bij hobbyboeren, landbouwgronden die onder de Natuurschoonwet worden gebracht en landbouwgronden, die aan andere bedrijven in gebruik worden gegegeven - zonder ze te verkopen of te verpachten - door het CBS niet als landbouwgrond worden aangemerkt, terwijl ze feitelijk daarvoor wel worden gebruikt.
2.4 Karakteristieken En Structuur
Bodem
De bodemvorming is mede beïnvloed door de ontginningswijze en de bewerking van de grond. Daarnaast zijn uiteraard de biotische en abiotische factoren van invloed geweest. De bodem rondom Enschede bestaat voor het overgrote deel uit zand. Het zand, afgezet op de keileem van de stuwwal, is zeer wisselend van dikte. De keileem komt op een aantal plaatsen op zeer geringe diepte voor (binnen 40 cm). De beekdalen bestaan uit vochtige zandgronden. De diverse bodemtypen zijn beschreven aan de hand van de Bodemkaart van Nederland 1:50.000 (Stiboka, Wageningen). Per type zijn kort de belangrijkste kenmerken vermeld.
Keileem
De 'zeer ondiepe keileem' komt voor ten oosten van Enschede; zowel in de dalen, als op flanken en de hoogste delen. De gronden worden gekenmerkt door een hoge grondwaterstand. De fluctuatie van het grondwater is groter dan in zandgronden met een dergelijke hoge grondwaterstand. Het keileem heeft een gering waterbergend vermogen.
Zandgronden
De zandgronden zijn onderverdeeld in eerdgronden en podzolgronden:
- Van de eerdgronden komen in Enschede enkeerd-, beekeerd- en gooreerdgronden voor. De enkeerdgronden hebben hun classificatie voornamelijk aan het agrarisch gebruik te danken. Het zijn zandgronden met een dikke cultuurlaag, akkers die eeuwenlang opgehoogd zijn met een mengsel van heideplaggen en mest. Ze liggen in het algemeen op dekzandruggen en dekzandkoppen en zijn vaak scherp begrensd (essen).
Beekeerdgronden zijn overwegend doorlopende laagten tussen hoger gelegen podzol- en enkeerdgronden. De beekeerdgronden zijn te beschrijven als (lemig) fijnzand. Ze hebben een humushoudende bovenlaag van 15 tot 25 cm.
De gooreerdgronden komen verspreid voor, voornamelijk in erosiedalen in de stuwwal. Deze gronden zijn vaak zeer heterogeen van samenstelling, doordat in de uitgeschuurde dalen opnieuw materiaal is afgezet. De bodem bestaat uit zandgronden met een zwarte minerale eerdlaag. De ondergrond bestaat soms uit grof zand, soms uit zeer oude klei.
- In de podzolgronden zijn veldpodzolgronden en laarpodzolgronden te onderscheiden. De veldpodzolgronden komen verspreid over het gehele gebied voor en nemen een groot oppervlak in beslag. Ze worden voornamelijk aangetroffen in de jonge ontginningen, de bossen en heidevelden. Soms komt keileem ondiep voor en vormt de oude klei een stagnerende laag, waardoor het grondwaterpeil hoog is.
Met name langs de oude bouwlanden komen laarpodzolgronden voor. Het zijn oude ontginningen die op kleine dekzandruggen (eenmans esjes) liggen. De humushoudende bovenlaag (30-50 cm) is grotendeels ontstaan door ophoging met plaggenmest.
Overige gronden
Ten zuiden van Enschede, aan de oostzijde van het Rutbeek, is een groot gebied met een laag huisvuil opgehoogd. Deze laag is meestal 20-40 cm dik. Daarna is het huisvuil bedekt met een laagje grond van ongeveer 20 cm.
Landschap
De vorm van het landschap weerspiegelt haar ontstaansgeschiedenis. In het plangebied komen de volgende landschapstypen voor (zie afbeelding 2.3):
- a. Oude hoevenlandschap met daarin de essen en oude erven.
- b. Landgoederen, te onderscheiden in buitenplaatsen, boerenlandgoed en boslandschap.
- c. Veldontginningen.
- d. Beken en matenlandschap.
- e. Hoogveenlandschap.
Afbeelding 2.3: Kaart landschapstypen rond Enschede
Oude hoevenlandschap
Het oude hoevenlandschap, ook wel kampen- of essenlanschap genoemd, is het oudste landschapstype. De dragers zijn essen, kampen, oude erven (al dan niet geclusterd) en weidegronden langs beken. De oude erven zijn zeer bepalende onderdelen in deze landschapstypen. Een es is een hoog gelegen akker, te vinden op de zandgronden van Noord-, Oost-, Midden- en Zuid-Nederland.
Naast de grotere dekzandruggen (met essen) waren er ook vele kleinere verhogingen (dekzandkoppen) in het landschap die in cultuur gebracht werden: de kampen. Dit zijn kleine akkers met daar omheen graslanden voor het vee. Er ontstonden kleinschalige 'eilanden' in de woeste gronden. Voorbeelden van kampen zijn Broekheurner Heege, De Zweede (Boekelo) en Penninkskotten (Haagse Bos). Om de landbouwgewassen te beschermen tegen vee en wind werden rondom essen en kampen veekeringen aangelegd in de vorm van houtwallen of singels.
Landgoederen
Een landgoed is een groot stuk grond op het platteland, deels gebruikt voor (productie) bos of agrarisch gebruik, deels voor buitenverblijf. Een buitenplaats kan deel uitmaken van een landgoed. Een landgoed is in eerste instantie een economische eenheid, ruimtelijk gezien divers zowel binnen een landgoed als tussen de verschillende landgoederen. Typerende onderdelen zijn soms samen terug te vinden. Landgoederen zijn als nieuwe identiteit op onontgonnen gebied gelegd of hebben zich bij hun ontstaan al gevoegd naar het agrarische cultuurlandschap.
In de 17e en 18e eeuw lieten veel rijke burgers een buitenplaats of spieker op het platteland bouwen, meestal voor hun recreatie. Het kwam vaak voor dat zo'n buitenverblijf zich deels had ontwikkeld uit een aan een boerderij vastgebouwde heren- of jachtkamer. Rond het huis werd vaak een park aangelegd. Het park en het huis vormden zowel visueel als functioneel een eenheid, die een speciale plek in het landschap innam.
Veldontginning
Veldontginningen komen in twee verschillende types voor:
- a. Natte veldontginning.
- b. Veldontginning op stuwwal.
Beken- en matenlanden
Het beken- en matenland neemt de gedaante aan van passerend landschapstype:
- a. Zwaar beplant in oude hoevenlandschap.
- b. Open of begeleid door productiebos in heideveenontginningen.
- c. Beplante rand van es.
- d. Recht kanaaltje door boslandschap en in veldontginning.
Verkeer
In het plangebied ligt een uitgebreid netwerk van wegen. Voor wat betreft de functie van die wegen kan er onderscheid worden gemaakt in: het landelijk hoofdwegennet (stroomweg), de radiale hoofdwegen (gebiedsontsluitingsweg), de overige hoofdwegen (gebiedsontsluitingsweg) en de overige wegen (erftoegangswegen).
Het landelijk hoofdwegennet
Enschede heeft in de huidige situatie aansluiting op een tweetal wegen van het landelijk hoofdwegennet: het betreft hier de A1 (via de Oldenzaalsestraat) en RW35 (via de Westerval, Zuiderval en Oostweg). Ongeveer parallel aan de Haaksbergerstraat is een wegverbinding gepland tussen de stedelijke knooppunten Enschede-Hengelo en Arnhem-Nijmegen, de A18. Voor de A18 heeft inmiddels een Ontwerp Tracébesluit ter inzage gelegen. Omdat het tracébesluit nog niet genomen is, is het defintieve tracé voor de A18 nog niet opgenomen in de bestemmingsplannen voor het buitengebied.
De radiale hoofdwegen
Tot de categorie radiale hoofdwegen worden die wegen gerekend, die in de structuur van de stad Enschede als radialen zijn te omschrijven. De radialen, die de verbinding vormen tussen de dorpen/steden rondom Enschede en de binnenstad van Enschede, liggen deels in het buitengebied en deels in de bebouwde kom. De intensiteit op deze wegen is in het algemeen hoog: intensiteiten van hoger dan 10.000 mvt/etmaal vormen geen uitzondering.
Hieronder worden deze radialen genoemd, die deels in het plangebied zijn gelegen en deels daarbuiten. Bij de bebouwde komgrens treedt vaak een naamsverandering op. Radialen zijn de Lossersestraat, Haaksbergerstraat en de Knalhutteweg (binnen de bebouwde kom overgaand in Kuipersdijk).
De overige hoofdwegen
Onder de overige hoofdwegen worden hier de wegen bedoeld die in (of in de nabijheid van) het plangebied liggen en niet tot de radialen behoren. Deze wegen zijn de Noord Esmarkerrondweg, Auke Vleerstraat en de Usselerrondweg. In onderstaande figuur zijn de hoofdwegen weergegeven.
De overige wegen
Naast de hiervoor genoemde wegen zijn in het buitengebied een groot aantal wegen welke voornamelijk een beperkt ontsluitende functie vervullen. Deze wegen vallen allen binnen de eerder aangegeven verblijfsgebieden.
Water- en spoorwegen
Het Twentekanaal is één van de hoofdvaarwegen van Nederland. Het verbindt de IJssel (met een verbinding met de Rijn en het IJsselmeer) met het oosten van het land. Een klein deel van het Twentekanaal is gesitueerd binnen de grenzen van het plangebied. Hetzelfde geldt voor de railverbindingen van Enschede naar Hengelo.
Langzaamverkeer
Binnen de grenzen van het plangebied komen een tweetal lange afstandswandelroutes voor. Het gaat daarbij om het zogenaamde Trekvogelpad en het Noaberpad. Landelijke fietsroutes komen ook binnen het plangebied voor. Het gaat daarbij om de Saksenroute (LF 14) en de boerenlandroute (LF 15).
Cultuurhistorie
Monumenten
In het plangebied hebben verschillende bijzonder markante gebouwen en terreinen een monumentale status verkregen. In Bijlage 1 worden de in het plangebied voorkomende rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten beschreven.
Archeologie
In paragraaf 4.4 van deze bestemmingsplantoelichting wordt nader ingegaan op het archeologiebeleid van de gemeente Enschede.
Hoofdstuk 3 Visie Op Het Buitengebied
3.1 Inleiding
Het Enschedese buitengebied is de laatste jaren in toenemende mate onder de aandacht gekomen. Landbouwbedrijven verdwijnen, bebouwing komt vrij en er wordt gezocht naar economische vernieuwing. De gemeente krijgt veel aanvragen voor de realisering van nieuwe initiatieven. Tevens heerst er bezorgdheid om de mogelijke teloorgang van de waarden van het buitengebied.
Door de toenemende dynamiek kan niet meer worden volstaan met het terughoudende beleid zoals dat in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is neergelegd. Door de provincie en het rijk zijn de deuren naar meer mogelijkheden voor het platteland opengezet. Ook de gemeente Enschede ziet het bieden van nieuwe mogelijkheden als een impuls voor het buitengebied, waarbij tegelijkertijd gewaakt moet worden over de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden.
In 2005 is naar aanleiding van geschetste ontwikkelingen in het buitengebied de nota Verkenning Toekomst Buitengebied opgesteld. De nota Buitenkans, gids voor het buitengebied is de vervolgstap daarop. De nota Buitenkans is enkel malen geactualiseerd en op 18 oktober 2010 vastgesteld door de gemeenteraad.
Afbeelding 3.1: Nota Buitenkans, Gids voor het buitengebied
Deze nota is opgesteld om sturing en uitvoering te geven aan de ambities van de gemeente Enschede en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De gids is tot stand gekomen in samenwerking met diverse organisaties, initiatiefnemers en groeperingen en geeft sturing aan de nieuwe ontwikkelingen in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied. Ruimtelijke kwaliteit is daarbij leidend.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de gemeentelijke ambitie voor het buitengebied die ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan.
3.2 Ambities Voor Het Buitengebied
Inleiding
Het buitengebied van Enschede kenmerkt zich door een afwisselend landschap met grote landschappelijke, historische en ecologische waarden. De gemeente Enschede wil de huidige waarden en identiteiten van het buitengebied bewaren en deze richtinggevend laten zijn bij ontwikkelingen en initiatieven. Of anders gezegd: het Enschedese buitengebied moet:
- Kwalitatief hoogwaardig zijn in de zin van landschappelijke identiteit en diversiteit, beleefbaar cultureel erfgoed en grote ecologische waarden.
- Vitaal en leefbaar zijn met voldoende perspectieven voor de landbouw en andere economische activiteiten.
- Beleefbaar en toegankelijk zijn voor de Enschedese stedeling en andere bezoekers.
- Een gebied zijn waar men rust, ruimte, stilte en duisternis kan ervaren.
Het begrip ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit heeft te maken met de landschappelijke verschijningsvorm, ecologie, rust en beleving. Het buitengebied van Enschede kenmerkt zich door afwisseling van kleinschalige agrarische gebieden met essen, grootschalige agrarische veldontginningen, bossen, beken en buiten plaatsen. Het huidige landschap is ontstaan in een lange periode van agrarische ontwikkeling en ontginning en daarnaast door landgoedontwikkeling door voornamelijk textielfabrikanten.
In het buitengebied waren de ontwikkelingen minder dynamisch en intens dan in het stedelijk deel van Enschede. Mede daardoor zijn de verschillende landschappelijke identiteiten nog te herkennen, die samenhangen met de verschillende wijzen van ontginning en gebruik van gebieden. Maar zoals overal in Nederland, is het onderscheid tussen de verschillende land schapstypen wel kleiner geworden en daarmee het landschap uniformer.
Deze uniformering van het landschap wil de gemeente Enschede keren, door juist de verschillende identiteiten te verhelderen en daarmee de verschillen in het landschap te benadrukken. Dat staat aan de basis van de gemeentelijke visie op het landschap en daarmee aan de visie op ruimtelijke kwaliteit. Het landschap zoals de gemeente Enschede dat voor ogen heeft, is herkenbaar en tegelijkertijd afwisselend, herbergt veel ecologische waarden en weerspiegelt zijn geschiedenis.
Landschapstypen
In het buitengebied komen verschillende gebieden met vergelijkbare landschappen voor. Dit zijn gebieden met dezelfde kenmerken en een duidelijke eigen identiteit. Dit worden landschapstypen genoemd. De onderscheiden landschapstypen in Enschede zijn:
- Oude hoevenlandschap met daarin de essen en oude erven;
- Landgoederen, te onderscheiden in buitenplaatsen, boerenlandgoed en boslandschap;
- Veldontginningen;
- Beken en matenlandschap;
- Hoogveenlandschap.
De verschillende landschapstypen zijn opgenomen op de landschapstypenkaart (zie afbeelding 3.2). Per landschap zijn de landschappelijke kenmerken in kaart gebracht en is aangegeven welke ontwikkelingen wel en welke niet bijdragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. In paragraaf 3.3 wordt hier nader op ingegaan.
Afbeelding 3.2: Landschapstypenkaart
3.3 Vertaling Ambities In Bestemmingsplan
Inleiding
Bij het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied van Enschede wordt onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingen op microschaal (erf en directe omgeving) en ontwikkelingen op macro schaal (nieuwe landgoederen rood voor groen e.d.).
Microschaal - Koesteransichten
Voor ontwikkelingen op microschaal zijn per landschaptype zogenaamde "koesteransichten" opgesteld. De koesteransichten geven in woord en beeld de karakteristieken van de verschillende landschapstypen weer. Daarmee definiëren ze zo goed mogelijk de landschappelijke identiteit. Het worden koesteransichten genoemd, omdat ze ingaan op de te koesteren aspecten van het huidig landschap. Op de koesteransichten is te zien wat de specifieke kenmerken van het landschapstype zijn (zie afbeelding 3.3). Naast koesteransichten per landschapstype is er voor burgerwoningen een aparte ansicht opgenomen, omdat burgerwoningen niet gebonden aan een landschapstype.
Afbeelding 3.3: Voorbeeld Koersansicht - Oude Hoevenlandschap
Bij raadpleging van de koesteransichten moet in ogenschouw genomen worden dat de werkelijkheid meestal complexer is. Een indeling doet de werkelijkheid soms tekort. De Koesteransichten vormen dan ook geen dictaat, maar zijn richtingaanwijzers voor ruimtelijke kwaliteit. Ze bieden ruimtelijke ingrediënten voor maatwerk. De ansichten zijn bedoeld als bron van inspiratie en als toetsingsinstrument bij de beoordeling van effecten op de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied. In dit bestemmingsplan worden ontwikkelingen op microschaal planologisch mogelijk gemaakt zowel "bij recht" als via flexibiliteitesbepalingen (afwijkings- en wijzigingsbevoegheden).
Macroschaal - Ontwikkelansichten
Bij het aanleggen van nieuwe landgoederen en bij rood voor groen in de stadsrand verandert er veel meer in het landschap dan bij de plannen die het erf en directe omgeving betreffen. Voor deze plannen is daarom een landschappelijk perspectief ontwikkeld, dat verder gaat dan het behoud van de bestaande identiteiten. Dit landschappelijk perspectief is tot stand gekomen door op een hoger schaalniveau de identiteit van het landschap vast te stellen. Deze staan aangegeven op de kaart landschappelijke identiteiten (zie afbeelding 3.4).
Afbeelding 3.4: Kaart landschappelijke identiteiten
Inspiratiebron voor deze identiteiten is het Enschedese culturele erfgoed. De nieuwe identiteiten borduren voort op de bestaande landgoederen en buitenplaatsen, op de kenmerken van het oude kleinschalige kampen- en essenlandschap en grijpt deels terug op het woeste land van voor de grote veldontginningen. Ook beken en het huidige boerenland zijn inspiratiebron voor een nieuwe identiteit. Het nieuwe landschappelijke patroon is minder fijnmazig en de verschillende identiteiten zijn sterk en herkenbaar. Op basis van de kaart landschappelijke identiteiten is een landschapsvisie gemaakt en zijn (per identiteit) zogenaamde "ontwikkelansichten" opgesteld (zie afbeelding 3.5).
De ontwikkelansichten geven de transformatie van het landschap door middel van landschapsbouw weer en bevatten de voornaamste uitgangspunten voor de bebouwing en de methode landschapsbouw. Ook voor de ontwikkelansichten geldt net als bij de koesteransichten dat abstractie soms de werkelijkheid tekort doet. Daar waar bijvoorbeeld kleinere plekken binnen een identiteit een bijzondere historische of archeologische waarde hebben, dient deze gerespecteerd te worden en geïntegreerd te worden in het nieuwe ontwerp. Samenvattend kan gesteld worden dat de ontwikkelansichten zijn richtinggevend voor landschappelijke ontwikkelingen op macroschaal.
Afbeelding 3.5: Voorbeeld Ontwikkelansicht - De Beken - Beekgoed
Ruimtelijke ontwikkelingen op macroschaal zoals bijvoorbeeld nieuwe landgoederen en rood voor groen in de stadsranden, worden niet mogelijk gemaakt via dit bestemmingsplan. Hiervoor is een aparte bestemmingsplanherziening nodig. De reden hiervoor is dat het aanleggen van bijvoorbeeld nieuwe landgoederen veel meer impact heeft op het landschap dan plannen die uitsluitend het erf en directe omgeving betreffen. Via een aparte planherziening kan meer maatwerk geleverd worden en kunnen extra randvoorwaarden gesteld worden om de gewenste verbetering van de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen.
Borging ruimtelijke kwaliteitsambities
Met de vaststelling van de Buitenkans, Gids voor het buitengebied heeft de gemeenteraad beoogd meer mogelijk te maken in het buitengebied en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Direct door het toekennen van bestemmingen en het sturen op de bouwmogelijkheden. Maar ook door middel van de in dit plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen. Voor de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden via een afwijkings- of wijzigingbevoegdheid, zijn de koesteransichten als afwegingskader in de regels opgenomen. Hierdoor is het aspect ruimtelijke kwaliteit richtinggevend voor de vraag of meegewerkt kan worden aan een initiatief. De koesteransichten voor de verschillende landschapstypen maken als bijlage 3 onderdeel uit van de regels.
3.4 Concrete Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest is een actualisatieplan. En dat betekent dat dit voornamelijk de bestaande activiteiten en functies vastlegt. Toch ontkom je er niet aan om concrete ontwikkelingen mee te nemen mits deze passen in het beleid zoals verwoord in de Gids Buitenkans en mits er voldoende onderzoeken zijn verricht waaruit blijkt dat deze ontwikkelingen mogelijk zijn. De volgende ontwikkelingen zijn in dit bestemmingsplan meegenomen.
Dit zijn:
- MFA (multi-functionele-accommodatie)
- Ecoduct Boekelerhoek
- uitbreiding golfterrein Spielehof
- Boosterpompstation aan de Beldershoekweg
Naar aanleiding van de zienswijzen zijn er diverse aanpassingen en kleine ontwikkelingen meegenomen in het bestemmingsplan, zoals de omzetting van een agrarische bouwblok aan de Beldershoekweg 250 naar een theeschenkerij en het toestaan van een woonfunctie in een karakteristieke schuur. Voor meer informatie verwijzen wij naar de nota Samenvatting en beantwoording van de zienswijzen, die is opgenomen als bijlage bij deze toelichting.
Tevens is In dit bestemmingsplan opgenomen de uitbreiding van het golfterrein Spielehof. Door toepassing van de rood voor rood regeling is het mogelijk om een tweede (bedrijfs-)woning te realiseren. Dit kan echter alleen indien er is voldaan aan de voorwaardelijke kwalitatieve verplichting zoals die is opgenomen in een inrichtingsplan.
Voor meer informatie over de MFA, het golfterrein Spielehof, het ecoduct Boekelerhoek en het boosterpompstation verwijzen wij naar de bijlagen bij deze toelichting.
Voor de kleine ontwikkelingen is ook een bijlage opgenomen in deze toelichting.
Hoofdstuk 4 Beleidsuitgangspunten
4.1 Inleiding
Het beleid voor het buitengebied is verwoord in een groot aantal beleidsdocumenten. Het gaat daarbij niet alleen om gemeentelijke documenten, maar ook om beleid van rijk, provincie en waterschap. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en, waar nodig, doorvertaald naar de verbeelding en regels.
4.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken:
- 1. Een excellent ruimtelijk- economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
- 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
- 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's, inclusief de achterlandverbindingen;
- 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
- 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
- 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Barro geeft juridische kaders voor borging van het ruimtelijke rijksbeleid, het Bro is het juridisch kader voor de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij verschillende overheden. In 2012 wordt de ladder van duurzame verstedelijking (SER-ladder) opgenomen in het Bro.
Het Barro is in werking getreden op 30 december 2011. In het Barro wordt een aantal onderwerpen die van rijksbelang zijn concreet benoemd. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het Barro bevat eveneens de verplichting dat binnen drie jaar het onderwerp opgenomen moet zijn in een bestemmingsplan. De volgende zes onderwerpen zijn opgenomen in het Barro:
- Mainport ontwikkeling Rotterdam;
- Kustfundament;
- Grote rivieren;
- Waddenzee en Waddengebied;
- Defensie;
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Kaderrichtlijn Water (KRW)
Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van het standstill-principe: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt".
In de periode tot 2009 zijn de ecologische doelen voor waterlichamen opgesteld en vastgesteld. De doelen moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Doelen mogen onder bepaalde voorwaarden ook later gehaald worden of worden verlaagd. Voor beschermde gebieden (onder andere zwemwateren, vogel- en habitatrichtlijngebieden) kan echter niet van de deadline van 2015 afgeweken worden. Hoewel de uiteindelijke chemische normen en ecologische doelstellingen nu nog niet bekend zijn, is de verwachting dat aanscherping van huidige maatregelen genomen door gemeente en andere partijen nodig zal zijn ("tandje erbij").
De Staatssecretaris heeft bewust gekozen voor een regionale uitwerking van de KRW in zeven deelstroomgebieden (zie afbeelding 4.1). De gemeente Enschede valt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. Het stroomgebiedbeheersplan Rijn-Oost is sinds 22 december 2009 van kracht en bepaalt de KRW-maatregelen die in de eerste beheersfase tot 2015 getroffen moeten worden.
Afbeelding 4.1: Deelstroomgebieden zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water.
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
Het in 2003 ondertekende Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is in 2008 geactualiseerd. De actualisatie is een aanscherping van een aantal begrippen. Het NBW is gericht op de waterproblematiek die klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking met zich meebrengt. Het Rijk, de provincies, de waterschappen en de gemeentes moeten hun watersystemen op orde brengen, zodat wateroverlast wordt voorkomen.
Nationaal Waterplan (2009)
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan bevat een langetermijnvisie voor 2040 en een uitvoeringsprogramma voor de periode 2009-2015 en richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.
4.3 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Overijssel
Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel is opgenomen in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De hoofdambitie van de visie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.
Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden. In afbeelding 4.2 is de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.
Afbeelding 4.2: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig of mogelijk is. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend. Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Ontwikkelingsperspectieven
Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.
Afbeelding 4.3: Fragment van de beleidspectievenkaart Omgevingsvisie van Provincie Overijssel
Gebiedskenmerken
Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Conclusie
Gelet op het in hoofdzaak conserverende karakter van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest heeft de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied. Het is dan ook niet nodig om meer in detail in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die van toepassing zijn op het plangebied.
Omgevingsverordening Overijssel
De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.
In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.
Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende in hoofdzaak conserverende bestemmingsplan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid. Verwacht wordt dat de provincie Overijssel na de zomer van 2013 een nieuwe omgevingsverordening gaat vaststellen.
Natuurbeheersplan Overijssel
Gedeputeerde Staten van Overijssel (GS) hebben op 13 maart 2012 het Natuurbeheerplan Overijssel 2012 vastgesteld. Het natuurbeheerplan Overijssel maakt subsidies voor natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer in de provincie Overijssel mogelijk. In dit natuurbeheerplan is alle bestaande en nieuwe natuur begrensd en aangeduid welke natuur in aanmerking komt voor subsidie. Voor de nieuwe natuur worden mogelijkheden geboden voor functieverandering van agrarisch gebruik naar (particuliere) natuur en voor inrichting van natuur. Het natuurbeheerplan heeft geen consequenties voor bestemmingsplannen en de hieruit voortvloeiende bestaande gebruiksmogelijkheden.
Waterbeheerplannen 2010-2015
De Waterwet (2009) verplicht de waterschappen om waterbeheerplannen op te stellen met een looptijd van zes jaar. In de gemeente Enschede is het waterschap Regge en Dinkel verantwoordelijk voor het oppervlaktewater en het zuiveren van afvalwater. Regge en Dinkel maakt deel uit van het KRW stroomgebied Rijn-Oost. Het verder ontwikkelen van de veiligheid in het watersysteem is een belangrijke opgave voor het waterschap. Zij houdt daarbij rekening met het veranderende klimaat.
Zowel in stedelijk als in landelijk gebied wordt meer ruimte gegeven aan water. Dat kan door de instrumenten van de ruimtelijke ordening op een juiste manier toe te passen. De kansen worden benut om de wateropgaven te combineren met plannen en initiatieven voor landbouw, natuur en recreatie. Samen met onder andere Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers zoekt het waterschap Regge en Dinkel naar de beste oplossingen.
4.4 Gemeentelijk Beleid En Uitgangspunten
4.4.1 Beleidskader
Structuurvisie Enschede
Op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad voor het grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling en de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf, waarin aangegeven is hoe de gemeente de ambities uit de structuurvisie wil realiseren.
De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie Enschede vastgesteld. Hierin is het belangrijkste ruimtelijke beleid uit diverse beleidsnota's opgenomen en op elkaar afgestemd. Het gaat om de ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. De structuurvisie is dus geen op zichzelf staand document, maar bevat het beleid voor gebieden en verwijzingen naar beleidsstukken waarmee de bredere context van het ruimtelijke beleid duidelijk wordt.
De structuurvisie Enschede is een dynamisch document en continue in ontwikkeling. De stad ontwikkelt zich en het ruimtelijk beleid groeit hierin mee. Het is de ambitie om in de toekomst meer ruimtelijk beleid en stedelijke (gebieds)ontwikkelingen op te nemen in de structuurvisie. Om hier op in te kunnen spelen is gekozen voor een volledig digitale structuurvisie, waarin nieuw beleid en (gebieds)ontwikkelingen snel geïntegreerd kunnen worden.
Beleid Duurzaamheid
De gemeente Enschede zet in op een duurzame ontwikkeling van de stad. Onder een duurzame ontwikkeling wordt in dit verband een ontwikkeling verstaan, waarbij in de behoeften van de huidige generatie wordt voorzien, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Deze ambities zijn vastgelegd in het beleidsdocument Nieuwe Energie voor Enschede. De komende tijd worden de doelstellingen nader uitgewerkt, waarna ze als uitwerking in de structuurvisie worden opgenomen. Bij een duurzame ruimtelijke ontwikkeling onderscheiden we de volgende volgende facetten van duurzaamheid:
- Energie- en klimaatbeleid;
- Behoud van bioversiteit;
- Kwaliteit van bodem, water en lucht;
- Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen, energie, land en water.
Uitgangspunt is dat dit bestemmingsplan een bijdrage levert aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Enschede. Omdat dit bestemmingsplan primair gericht is op het beheer bestaat het leveren van die bijdrage in dit geval uit het rekening houden met die duurzaamheidsdoelstellingen en het scheppen van zo goed mogelijke voorwaarden voor 'duurzame ruimtelijke ontwikkelingen'.
Energie- en klimaatbeleid
Uitgangspunt bij de opstelling van het plan is geweest dat het voorliggende plan in principe geen belemmering mag vormen voor het opwekking van hernieuwbare energie door particulieren en bedrijven. Concreet brengt dit met zich dat:
- de toepassing van warmte/koude-opslag, met uitzondering van de gronden die zijn gelegen binnen de boringsvrije zone Kotkamp Schreurserve, in het bestemmingsplan wordt toegestaan;
- de plaatsing van pv-cellen of waterboilers op daken van gebouwen in het bestemmingsplan wordt toegestaan.
Opgemerkt wordt dat het verbod om binnen de boringsvrije zone toepassing te geven aan warmte/koude-opslag rechtstreeks voortvloeit uit artikel 3.2.2.5 van de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel.
Omdat de plaatsing van collectoren voor warmte- of electriciteitsopwekking op een dak van een bijbehorend bouwwerk of hoofdgebouw vergunningvrij is, als voldaan wordt aan de in artikel 2, onder 6, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde voorwaarden, is afgezien om hierover bepalingen op te nemen in de bestemmingsomschrijving binnen de verschillende bestemmingen.
Voor agrarische bedrijven geldt bovendien:
- dat co-vergisting van mest onder voorwaarden is toegestaan (voor nadere info, zie paragraaf 4.4.2);
- de plaatsing van een windturbine met een tiphoogte van maximaal 20 meter tot de mogelijkheden behoort, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- in de doeleindenbeschrijving is niet tot uitdrukking gebracht dat de grond ecologische of landschappelijke waarden heeft;
- plaatsing moet plaatsvinden binnen het bouwperceel.
Biodiversiteit
Via dit bestemmingsplan wordt bescherming geboden aan wilde soorten dieren en planten, door binnen verschillende bestemmingen beperkingen te verbinden aan het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van grond.
Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen, energie, land en water
Via het voorliggende plan wordt een zorgvuldig gebruik van land bevorderd. Het plan geeft een invulling aan het al langer bestaande beleid dat er op gericht is een verdere verstening van het buitengebied tegen te gaan. In bepaalde gevallen leidt toepassing van de bouwregels er zelfs toe dat er reductie van het bebouwd oppervlak plaatsvindt.
Ook is de wijzigingsbevoegdheid voor de opname van nieuwe agrarische bouwpercelen in het plan komen te vervallen.
Watervisie Enschede - de blauwe aders terug in de stad
De “Watervisie Enschede- de blauwe aders terug in de stad” is door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld in oktober 2002. Deze visie vormt de basis voor de aanpak en benadering van de waterhuishouding van Enschede. De missie van de watervisie is het aanpakken van problemen en het grijpen van de kansen in het waterbeheer. Ter ondersteuning van de missie zijn in de watervisie drie doelstellingen opgenomen:
- Water moet een leidende rol vervullen bij de ruimtelijke inrichting,
- Samenwerking tussen de verschillende 'waterpartners' (bijvoorbeeld het waterschap), de gemeentelijke organisatie en samenwerking tussen de gemeente en de bewoners moet bevorderd worden;
- Water moet weer in de belevingswereld van de bewoners komen.
Om de watervisie in 2030 werkelijkheid te laten zijn, moet de visie een samenhangend geheel vormen en moeten betrokken partijen intensief met elkaar samenwerken. Het raamwerk van de visie bestaat uit een viertal leidende principes, die zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland:
- Vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren: regenwater dient zo min mogelijk uit het stedelijk gebied afgevoerd te worden. De achtergrond van dit principe is dat door versnelde afvoer van hemelwater stroomafwaarts problemen in de waterhuishouding ontstaan.
- Herstellen van de nierwerking: het zoveel mogelijk scheiden van schone en vuile waterstromen, waarbij het schone water mogelijkheden biedt tot (her)gebruik en het vuile water afgevoerd moet worden naar de zuivering.
- Een doelmatige waterketen: minimaliseren van de kosten van de keten, het minimaliseren van de negatieve effecten op het milieu en het vergroten van de dienstverlening naar de gebruiker van de waterketen.
- Beleving van water: door water een expliciete rol te geven in de leefomgeving van mensen, kan de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting worden vergroot.
De principes zijn vertaald naar een beeld voor het waterbeheer in 2030. De zogenaamde 'blauwe aders' (waterlopen) vormen de hoofdstructuur van het beeld. De rode lijn in afbeelding 4.4 stelt de waterscheiding voor. De ader ten oosten van de waterscheiding (pijl 1), zorgt voor afvoer van hemelwater in het Dinkelsysteem. De aders ten westen zorgen voor afvoer van hemelwater in het Reggesysteem en het Twentekanaal.
Omdat het waterbergend vermogen van het stedelijk gebied onvoldoende is, moet het buitengebied van Enschede extra bergingsruimte leveren in zogenaamde retentiegebieden aan de rand van de stad,. Dit kan bijvoorbeeld op het terrein van de Universiteit Twente en het middengebied tussen Hengelo en Enschede.
Afbeelding 4.4: Zoekgebieden afvoer hemelwater
Gemeentelijk archeologiebeleid
In 1992 hebben de Ministers van de Europese Gemeenschap op Malta het Verdrag van Valletta ondertekend. De Nederlandse regering heeft sinds 1 september 2007 het Verdrag van Valletta juridisch verankerd in de Wamz, de Wet op de archeologische monumentenzorg. Archeologie is sindsdien een onderdeel van het besluitvormingsproces in de Ruimtelijke Ordening. Hiervoor zijn ook de Woningwet, de Ontgrondingenwet en de Wet op de bodemkwaliteit aangepast.
De verankering van het Verdrag van Valletta in de wet betekent dat potentiële verstoorders van de bodem verantwoordelijk zijn voor het veilig stellen van eventuele archeologische resten. De Wamz verplicht gemeenten om in haar bestemmingsplannen op te nemen hoe er bij bodemverstoring met de resten van het verleden in de bodem moet worden omgegaan. De wet kent de volgende uitgangspunten:
- De inbedding van de archeologie in ruimtelijke plannen;
- Het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem;
- Verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring;
- De bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.
De uitgangspunten van de Wamz heeft de gemeente Enschede vertaald in gemeente acheologiebeleid. Dit beleid is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 januari 2008. In het beleid is aangegeven op welke wijze de gemeente Enschede invulling geeft aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid wordt archeologie in Enschede in een vroeg stadium betrokken bij planontwikkelingen, zodat de risico's van bodemverstoringen voor de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van gebieden is een archeologische verwachtingskaart voor het grondgebied van de gemeente Enschede opgesteld. Deze kaart geeft een overzicht van de aanwezige archeologie in Enschede.
Voor de verwachtingenkaart is uitvoerig bronnenonderzoek uitgevoerd. Op basis van een studie naar de relatie tussen archeologie, landschap en bodem, wordt in deze kaart een gemeentelijke verwachting gegeven. De archeologische verwachtingswaarde van de gronden is uitgedrukt in laag, middelhoog en hoog. Op de verwachtingenkaart zijn naast de verwachtingswaarde ook de archeologische monumenten en de door ingrepen verstoorde gebieden opgenomen.
Het gemeentelijk archeologiebeleid is als volgt doorvertaald in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest:
- De archeologische monumenten en gebieden of terreinen met een hoge archeologische waarde hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" gekregen. Via een vergunningenstelsel in de dubbelbestemming is gewaarborgd dat de archeologische waarden in het plangebied in voldoende mate worden beschermd.
- De archeologische onderzoeksgebieden of archeologisch waardevolle gebieden worden beschermd via aanduidingen op de plankaart/verbeelding.
- Voor de delen van het plangebied die geen archeologische bestemming kennen, gelden in het bestemmingsplan geen archeologische beperkingen.
Recreatie - Enschede als belevenis
Enschede bouwt aan zes zogenaamde Vrijetijdsclusters. Het zijn duidelijk aan te wijzen plekken op de kaart van de stad waar de Vrijetijdssector is geconcentreerd. Ieder van deze zes ‘clusters’ krijgt een helder profiel mee met een ontwikkelingsrichting. In de nota 'Enschede als belevenis' is één en ander als volgt uitgewerkt:
Voor het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest is de tekst onder het kopje 'Groene stadsrand en de parken' van belang.
De opgave voor de komende jaren bestaat uit de realisatie van verbindende en aantrekkelijke (wandel-)routes, de realisatie van een park met recreatiebungalows, het voorzien in toeristische arrangementen, kleinschalige evenementen en een nieuw aanbod van buitensporten.
Beleidsregels Rood voor rood
De gemeente Enschede heeft de provinciale regeling uitgewerkt in de nota "Buitenkans, gids voor het buitengebied". De provincie heeft verklaard dat alle bestemmingsplannen die voldoen aan de nota niet voor vooroverleg hoeven worden toegezonden. Rood voor Rood is gebaseerd op het volgende principe. Als in het buitengebied landschapsontsierende bedrijfsgebouwen worden afgebroken, kan de eigenaar het recht op een bouwkavel krijgen. Uit de waarde van de bouwkavel worden de sloopkosten, kosten van verwijdering van asbest en bepaalde advies-, onderzoeks- en plankosten betaald. 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de gesloopte gebouwen mag de eigenaar behouden. Het restant van de opbrengst van de bouwkavel moet worden besteed aan maatregelen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
De Rood voor Roodregeling is niet bij recht en ook niet via een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor toepassing van Rood voor Rood is maatwerk vereist, waardoor de gemeente Enschede hieraan uitsluitend meewerkt via een herziening van het bestemmingsplan.
Beleidsregels Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB)
Als gevolg van de steeds verder voortschrijdende schaalvergroting en bedrijfsbeëindiging in de landbouw komen steeds meer agrarische bedrijfsgebouwen vrij. Gelet op de kleinschaligheid van het landschap en de ontwikkelingen in de landbouw, is de verwachting dat dit veranderingsproces de komende jaren nog zal aanhouden. Ook het ontbreken van een bedrijfsopvolger is vaak aanleiding om de bedrijfsactiviteiten te staken. Een dergelijke ontwikkeling kan leiden tot verschraling van het platteland, wanneer beleidsmatig niet adequaat wordt gereageerd.
Tegenover het steeds vaker vrijkomen van agrarische bedrijven, staat tegelijkertijd een groeiende belangstelling om het buitengebied voor verschillende andere functies te gebruiken. Het buitengebied vormt voor veel mensen bijvoorbeeld een aantrekkelijke woonomgeving. Er is sprake van rust en ruimte in een landschappelijk fraaie omgeving. Ook voor (startende) niet-agrarische bedrijfjes is het buitengebied een aantrekkelijke vestigingslocatie. De vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen fungeren als bedrijfspand en op die manier kunnen bedrijfjes zich op een relatief goedkope manier vestigen en ontwikkelen in het buitengebied. De gemeente heeft in de nota "Buitenkans, gids voor het buitengebied" beleid geformuleerd voor de toepassing van vrijkomende agrarische bebouwing.
Het VAB-beleid heeft een sociaal-economisch hoofddoel; het beleid moet bijdragen aan het realiseren van nieuwe economische dragers voor het landelijk gebied ofwel het benutten van de resterende economische waarde van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen voor andere functies. Het buitengebied moet een streekgebonden werkgebied vormen in plaats van woongebied voor niet streekgebonden forensen.
In de nota "Buitenkans, gids voor het buitengebied" worden onder beleid de 'harde' voorwaarden geformuleerd voor medewerking aan een VAB-verzoek. Wordt niet aan één of meerdere van deze voorwaarden voldaan, dan wordt het verzoek afgewezen. Wordt wel aan de voorwaarden voldaan, dan volgt uiteraard nog de toetsing aan de kwalitatieve criteria. In dit bestemmingsplan Buitengebied Noordwest maar ook het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost zijn VAB-verzoeken deels verwerkt in de planregels, zodat geen herziening van het bestemmingsplan moet worden gemaakt.
Beleidsregels Wonen - inhoud woningen
Het uitgangspunt van geen verdere 'verstening' van het buitengebied, zoals dat de afgelopen decennia is gehanteerd, blijft ook voor de toekomst het uitgangspunt. In Buitenkans, Gids voor ruimtelijke kwaliteit worden op dit uitgangspunt drie belangrijke uitzonderingen geformuleerd:
- 1. Bestaande rechten, zoals de vergroting van een bestaande woning (tot het toegestane maximum).
- 2. De vestiging van een nieuw landgoed (in de stadsrand of daarbuiten) met daarbij de bouw van één of meerdere gebouwen.
- 3. Nieuwe bebouwing op buitenplaatsen.
In dit verband wordt opgemerkt dat de stichting van nieuwe landgoederen met de daarbij behorende bebouwing over het algemeen een dermate grote impact op het landschap hebben, dat hiervoor geen regeling in het bestemmingsplan is opgenomen. In voorkomende gevallen zal het bestemmingsplan hiervoor worden herzien. In Buitenkans, Gids voor ruimtelijke kwaliteit wordt ook de mogelijkheid geboden om op zeven, in deze nota bij naam genoemde landgoederen, nieuwe bebouwing te realiseren ten behoeve van wonen, werken, recreatie en toerisme. Wat kan worden toegestaan, kan van geval tot geval verschillen; daarom is hiervoor in het dit bestemmingsplan geen generieke bebouwingsregeling opgenomen.
In 2006 is met herziening 38 van het bestemmingsplan Buitengebied de maximum inhoud van dienstwoningen bij agrarische bedrijven verhoogd van 600 m³ naar 750 m³. De maximum inhoud van dienstwoningen bij andere bedrijven is 600 m³ gebleven. De maximum inhoud van de overige woningen in het buitengebied is verhoogd van 450 m³ naar 600 m³.
In Buitenkans, Gids voor ruimtelijke kwaliteit is vastgelegd dat de maximum inhoud van agrarische dienstwoningen 750 m³ blijft. Als het bestaande hoofdgebouw waarin de agrarische dienstwoning zich bevindt een grotere inhoud heeft, mag het gehele hoofdgebouw als dienstwoning worden gebruikt tot een maximum van 900 m3 (bijvoorbeeld met kantoor). De maximum inhoud van de overige woningen en dienstwoningen in het buitengebied wordt ook verhoogd naar 750 m³. De volgende overwegingen hebben hierbij een rol gespeeld:
- het komt tegemoet aan de wens en behoefte van vele bewoners;
- het sluit meer aan bij omliggende gemeenten;
- vanuit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit kan een wat grotere volume in het buitengebied de voorkeur verdienen;
- vanuit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit verdienen schuine daken in het buitengebied over het algemeen de voorkeur; en dat veroorzaakt vaak nogal wat loze ruimten;
- het kan de behoefte aan allerlei ontsierende (vaak vergunningvrije) uitbouwen intomen;
- door een grotere inhoud toe te staan kan worden tegemoet gekomen aan de behoefte aan ruimte voor mantelzorg.
Uitzondering geldt voor woningen die worden gebouwd op zogenaamde buitenplaatsen. Het gedeelte van de woning onder het maaiveld telt niet mee bij de berekening van de inhoud. Ophoging van het maaiveld is daarbij niet toegestaan.
Beleidsregels Werken
Het buitengebied van Enschede levert ook werkgelegenheid op buiten de agrarische sector om. Functies die in het buitengebied -op beperkte schaal- voorkomen betreffen onder meer dienstverlenende en productiebedrijven, detailhandel en horeca. Voor bedrijvigheid die -niet in strijd met het geldende bestemmingsplan- reeds in het plangebied voorkomt geldt in zijn algemeenheid dat deze onder de noemer van het nieuwe bestemmingsplan moet kunnen worden gecontinueerd. De mogelijkheden van nieuwvestiging in het buitengebied worden primair bepaald door het in hoofdstuk 4 aangehaalde beleidskaders.
Op grond van het gemeentelijk detailhandelsbeleid, is uitbreiding van detailhandel in het buitengebied niet toegestaan. In de nota Buitenkans, gids voor het buitengebied wordt een uitzondering gemaakt voor winkels bij boerderijen waar uitsluitend “eigen” zelf geproduceerde producten worden aangeboden. Boerderijwinkels mogen maximaal 100 m2 bruto vloeroppervlak groot zijn.
Voor de overige functies is de toelaatbaarheid van nieuwe vestigingen afhankelijk van het VAB-beleid, zoals dat in de nota Buitenkans, gids voor het buitengebied is neergelegd. Daarbij zijn de kwalificering van het gebouw (waardevol of niet waardevol) en de situering van het gebouw (wel of niet op erf gelegen) van belang
Schema uitgangspuntenVAB-beleid
Of in een concreet geval uiteindelijk medewerking wordt verleend door de gemeente Enschede, is van meer factoren afhankelijk. Mede bepalend zijn:
- De effecten die het initiatief heeft op cultuurhistorie, natuur, stedelijk gebruik (b.v. de recreatieve gebruiksmogelijkheden), landschap, economie en landbouw en de maatregelen die de initiatiefnemer treft ten behoeve van genoemde aspecten.
- Het nut van een initiatief en de doelgroep. Wie heeft belang bij een initiatief? Wie heeft er baat bij? Gaat het alleen om een individueel belang? Of heeft een groter gebied of een grotere groep er belang bij. Of wellicht de gehele gemeente? Wordt bijvoorbeeld door het initiatief gemeentelijk beleid uitgevoerd?
Beleidsnota Permanente bewoning van zomerwoningen
De minister van VROM heeft gemeenten verzocht aan te geven op welke manier zij denken om te gaan met gevallen van onrechtmatige bewoning van zomerwoningen. Dit is voor de gemeente Enschede aanleiding geweest de nota Permanente bewoning van zomerwoningen vast te stellen. Deze nota geldt alleen voor vrijstaande zomerwoningen en niet voor zomerwoningen en/of stacaravans die zijn gelegen op campingbedrijven.
De gemeente Enschede kent 107 vrijstaande zomerwoningen. Op basis van inschrijvingen in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) is het de verwachting dat een deel hiervan, in strijd met het (nog) geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996, permanent bewoond wordt. Op een deel van de zomerwoningen rust een objectgebonden overgangsrecht waarbij de eigenaren het recht hebben opgebouwd de zomerwoning permanent te bewonen. Bewoners die zich drie maanden voor de datum van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan in de GBA hebben ingeschreven op het adres van de zomerwoning, kunnen daar permanent blijven wonen. Deze peildatum is 24 juli 2001.
Wat betreft de zomerwoningen kan het totaal ingedeeld worden in drie categoriën:
- Categorie A:
43 waarop een objectgebonden overgangsrecht rust; permanente bewoning toegestaan;
- Categorie B:
21 met inschrijving in GBA ná 24 juli 2001; handhaafbaar optreden is mogelijk;
- Categorie C:
43 woningen waarop geen inschrijving bekend is en de mate en aard van bewoning evenmin. Situatie dient in kaart gebracht te worden.
De gemeente wil in haar uiteindelijke handelswijze aan drie belangen tegemoet komen:
- in stand houden van de kwaliteit van het buitengebied;
- respecteren van opgebouwde rechten;
- creëren van een realistische handhavingslast.
Een belangrijk deel van de zomerwoningen in Enschede liggen in de provinciaal ecologische hoofdstructuur: 63 van de 107. De gemeente van mening dat de omvang/inhoud van grotere invloed op de kwaliteit van het buitengebied, dan het feit dat deze zomerwoningen permanent bewoond worden. De gemeente kan daarom permanente bewoning van zomerwoningen toestaan, mits de inhoud van de woningen beperkt wordt tot de huidige 200 m3 die bij een zomerwoning hoort.
In (ambtelijk) overleg met de Provincie Overijssel en de VROM-inspectie directie Oost is de volgende beleidslijn overeengekomen en opgenomen in de nota Permanente bewoning van zomerwoningen:
- Zomerwoningen in categorie A houden in het nieuwe bestemmingsplan hun recreatieve bestemming en zullen onder de werking van het overgangsrecht blijven vallen;
- Bewoners die permanent wonen in zomerwoningen in de categorieën B en C krijgen de mogelijkheid een persoonsgebonden vrijstelling aan te vragen, mits zij voldoen aan de eisen die daarvoor gelden;
- Tegen permanente bewoning van de resterende woningen wordt handhavend opgetreden.
Inhoudsmaat zomerwoningen
Volgens het (nog) geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 mag de gezamenlijke inhoud van de zomerwoning en de al dan niet aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 200 m3 bedragen of zoveel meer als de inhoud bedroeg ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied 1996.
Met enige regelmaat wordt de gemeente geconfronteerd met de vraag of de inhoudsmaat van recreatiewoningen niet kan worden verruimd. Veelal wordt die vraag gesteld door gebruikers die de recreatiewoning in strijd met de bestemming permanent bewonen. Aanvragen van deze strekking zijn tot op heden door de gemeente afgewezen. De reden dat gemeente Enschede vasthoudt aan een inhoud van maximaal 200 m3 is onder anderen dat 60% van de zomerwoningen binnen de provinciale ecologische hoofdstructuur liggen. Een toename van verstening in zo'n kwetsbaar ecologisch en landschappelijk waardevol gebied is vanuit dit oogpunt ongewenst. Daarbij zal iedere uitbreiding van de inhoud het permanente wonen aantrekkelijker maken, waardoor het beleidsdoel (beëindiging permanente bewoning) wordt bemoeilijkt. En wanneer toch gekozen wordt om de inhoud van zomerwoningen op te waarderen zal dit de discussie met zomerhuisbezitters niet beëindigen. Iedere grens is arbitrair en zal opnieuw ter discussie worden gesteld.
Daarnaast zorgt permanente bewoning van zomerhuisjes voor minder aanbod aan echte recreatieve woningen. Dat roept een nieuwe vraag naar recreatieve woningen in het leven die een extra verstening van het buitengebied kunnen betekenen. In verband met het voorgaande heeft de gemeente Enschede er voor gekozen om in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost uit te gaan van een maximale inhoudsmaat voor recreatiewoningen van 250 m³ , inclusief bijgebouw en/of kelder. In het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest wordt ook deze inhoudsmaat gehanteerd.
Beleid voor evenementenvergunningen
Evenementen zijn belangrijk voor de stad. Ze trekken toeristen en bezoekers aan, versterken het imago van de stad, geven impulsen aan de economie en versterken de saamhorigheid in buurten en wijken. Bovendien geven zij een positieve uitstraling en aantrekkingskracht aan een stad. Enschede hecht daar veel waarde aan. Tevens kunnen evenementen een brug slaan tussen diverse culturen. Juist de combinatie van verschillende evenementen, naar soort en schaalgrootte, zorgt voor een grote aantrekkingskracht.
Evenementen hebben echter ook een keerzijde. Voor bewoners en ondernemers kunnen evenementen juist overlast veroorzaken. Overlast die betrekking kan hebben op geluidhinder, de bereikbaarheid van de woning of het bedrijf, het tijdelijk verdwijnen van parkeerplaatsen, wegafzettingen, verkeersopstoppingen of vervuiling van de openbare ruimte.
Voor alle partijen is het daarom belangrijk dat er eenduidig beleid wordt gehanteerd en er heldere regels worden gesteld. Iedere organisator van een evenement dient dan ook een evenementenvergunning aan te vragen. Aan deze vergunning worden voorwaarden verbonden om overlast zoveel mogelijk te beperken. Voorbeelden van deze voorwaarden zijn, het toegestane geluidsniveau tijdens het evenement, de begin- en eindtijden, het vrijhouden van een doorgang voor nood- en hulpdiensten en het schoonmaken van het terrein waarop het evenement heeft plaatsgevonden.
Evenementenlocaties
Er is in Enschede gekozen voor een beperkt aantal evenementenlocaties. Per locatie is een maximum aantal evenementen vastgelegd, waarbij bovendien een koppeling is gelegd met de evenementencategorie.
In het buitengebied is het Militaryterrein Boekelo aangewezen als locatie. Voor dit terrein geldt dat de Military zelf 4 dagen duurt en daarnaast zijn 5 dagen beschikbaar voor aansluitende evenementen op de Military. In totaal zijn er 9 dagen beschikbaar voor dit evenement. Aangezien bekend is dat de Military haar evenemententerrein en parcour wil aanpassen is in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest geen aanduiding hiervoor opgenomen. Dit betekent dat tezijner er een aparte bestemmingsplanprocedure gevolgd gaat worden.
Buiten de Military mogen er in het buitengebied in totaal maximaal 7 grotere evenementen plaatsvinden. Het gaat daarbij om bestaande jaarlijks wederkerende evenementen. Voor sommige van deze evenementen is het aantal dagen op een maximum vastgesteld:
a. Volksfeest Penninkskotten max. 3 dagen;
b. Popfeesten Usselo max. 3 dagen;
c. Concours hippique (Twentse Ros) max. 4 dagen;
d. Vloddercross max. 1 dag;
e. Oktoberfeesten ('t Sybrook) max. 2 dagen.
Het Rutbeekterrein bevindt zich weliswaar in het buitengebied Zuidoost maar wordt niet gerekend tot een evenementenlocatie in de zin van het evenementenvergunningenbeleid, maar als een inrichting volgens de Wet milieubeheer. Voor deze locatie wordt voor een vergunning verleend op grond van de Wet milieubeheer en niet op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Aanvragen vergunning
Voor de voorwaarden aan het melden of aanvragen van een evenement en de regeling omtrent toezicht en handhaving wordt verwezen naar de beleidsnota “Beleid voor evenementenvergunningen”, die op 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.
In het bestemmingsplan is ervoor gekozen om bij de bestemming "Cultuur en ontspanning - Molen" evenementen toe te staan die gerelateerd aan de molen. Gekozen is om hier de aanduiding "Evenemententerrein" op de verbeelding op te nemen.
Aangezien het niet bekend is waar de organisatie van de Military haar Strodorp wil vestigen is er geen evenemententerrein aangegeven. Verwacht wordt dat nadien een bestemmingsplanherziening in procedure wordt gebracht.
4.4.2 Uitgangspunten landbouw
Agrarische bouwvlakken
In het (nog) geldend bestemmingsplan Buitengebied 1996, is gewerkt met een systeem van verbale bouwblokken voor agrarische bedrijven. Kort gezegd betekent dit dat bij een volwaardig agrarisch bedrijf 10.000 m2 aan gebouwen aanwezig mag zijn, binnen een vierkant met een afmeting van 150 bij 150 meter. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. De hierin voorgeschreven standaarden (SVBP2008) verzetten zich tegen het gebruik van verbale bouwblokken. Met het oog daarop is besloten in het plan te gaan werken met de aanduiding van bouwvlakken. De overstap betekent dat het plan minder flexibel wordt; daar staat een toename van de rechtszekerheid tegenover. Dit biedt meer duidelijkheid voor zowel omwonenden als agrarische ondernemer.
Nieuwvestiging / verplaatsing bouwvlak
Aangezien een deel van de huidige agrarische bouwvlakken vrijkomen voor verkoop, is het niet wenselijk om nieuwe agrarische bouwvlakken toe te kennen. Is er sprake van verplaatsing in het kader van de landinrichting dan wordt er bij wijze van uitzondering een nieuw bouwvlak toegekend. Hiervoor is geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid in de planregels opgenomen. Mocht de gemeente medewerking verlenen aan een verplaatsing dan zal een herziening van het bestemmingsplan moeten worden gemaakt.
Relatie omvang bedrijf - grootte bouwvlak
De Nederlandse grootte-eenheid (nge) is een maatstaf warmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven. Algemeen gehanteerde begrenzingen bij het gebruik van deze maatstaf zijn:
- tot 10 nge: geen sprake van reële agrarische bedrijvigheid, maar van hobby;
- 10 – 40 nge: agrarische nevenactiviteit;
- 40 -70 nge: bedrijf met redelijke mogelijkheden om door te groeien tot een volwaardig bedrijf;
- 70 of meer nge: 'volwaardige' agrarische bedrijven.
De hiervoor genoemde maatstaf voor agrarische activiteiten is in dit plan als volgt doorvertaald in de regels en op de verbeelding:
- Tot 10 nge:
Geen agrarisch bouwvlak. Woning met daarbij behorende opstallen krijgen een woonbestemming.
- 10-40 nge:
Geen agrarisch bouwvlak. Woning met daarbij behorende opstallen krijgen een woonbestemming, met de functie-aanduiding: agrarische woning. Bestaande agrarische bedrijfsopstallen mogen worden gehandhaafd en vernieuwd. Per bouwvlak kan eenmalig een uitbreiding van een agrarische bedrijfsopstal worden toegestaan met maximaal 100 m².
- 40-70 nge:
Bouwblok op maat: minimaal 0,5 hectare en in beginsel niet groter dan 1 hectare.
- 70 > nge:
Bouwblok op maat: minimaal 1 hectare en in beginsel niet groter dan 2,25 hectare.
Soorten bouwvlakken
Binnen de in het plan opgenomen agrarische bestemmingen komen de volgende soorten agrarische bouwvlakken voor:
- grondgebonden agrarisch bedrijven (zoals melkrundveebedrijf, akkerbouwbedrijf, productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven);
- intensieve veehouderijen (met in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering);
- bomenteeltbedrijven;
- kwekerijen;
Bij de toekenning van agrarische bouwvlakken is rekening gehouden met milieuhygiënische en landschappelijke aspecten. Ondernemers hebben bovendien gelegenheid gehad om te reageren op de situering van het voor hun bedrijf opgenomen bouwvlak.
Intensieve veehouderij
In het plangebied komt een aantal intensieve veehouderijen voor. In het voorliggende plan is de exploitatie van een intensieve veehouderijbedrijf binnen een bouwvlak alleen toegestaan, indien deze voorzien is van de functie-aanduiding 'intensieve veehouderij'.
Paardenhouderijen
De betekenis van de paardensector als nieuwe economische drager voor het platteland neemt toe, ook binnen onze gemeente. Agrariërs schakelen hun bedrijf (deels) om naar een paardenhouderij, maar ook de particuliere paardenhouderij komt steeds meer op. Paardenhouderij levert een positieve bijdrage aan de leefbaarheid van het platteland en kan worden gezien gezien als een positieve impuls. Paardenhouderij kan ruimtelijk gezien veel invloed hebben op het landschap en de omgeving. De kunst is dan ook om de paardenhouderij te faciliteren, terwijl tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd. Er zijn verschillende vormen van paardenhouderij. Er wordt een onderscheid gemaakt in bedrijfsmatige en hobbymatige paardenhouderij. De bedrijfmatige paardenhouderij worden verder opgesplitst in de productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij.
Productiegerichte paardenhouderij
Een productiegerichte paardenhouderij is een paardenhouderij gericht op het produceren van paarden of paardenproducten (dus gericht op dierlijke productie). Een productiegerichte paardenhouderij betreft een agrarische activiteit. Een productiegerichte paardenhouderij is dit bestemmingsplan daarom aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf.
Gebruiksgerichte paardenhouderij
Bij gebruiksgerichte paardenhouderij staat het gebruik van de paarden door de amazone/ruiter voor recreatie of sport voorop. Onder deze vorm van paardenhouderij vallen de maneges en verenigingsaccommodaties voor rijverenigingen, pensionstalling, africhtingsstallen, trainings- en sportstallen, de handelsstallen, freelance-instructiebedrijven en stalhouderijen. Voor de ruimtelijke ordening is een aantal aspecten van gebruiksgerichte paardenhouderijen van belang. Dit zijn bedrijfsbebouwing, landschap, verkeersaantrekkende werking en volwaardigheid. Omdat gebruiksgerichte paardenhouderijen niet overal wenselijk zijn, worden dergelijke paardenhouderijen niet bij recht toegestaan in dit bestemmingsplan. Wel is de mogelijkheid opgenomen om gebruiksgerichte paardenhouderijen via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken binnen bestaande agrarische bouwvlakken.
Tweede agrarische bedrijfswoning
Uitgangspunt in dit bestemmingsplan is dat er per agrarisch bedrijf maximaal 1 bedrijfswoning aanwezig mag zijn. Op deze regel zijn twee uitzonderingen geformuleerd. In de planregels is een afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor:
- a. de bouw van een tweede bedrijfswoning, indien de aard van de bedrijfsvoering (bedrijven gericht op houden van vee), de arbeidsbehoefte (minimaal 2 volwaardige arbeidskrachten) en de bedrijfsvoering de bouw van een tweede bedrijfswoning noodzakelijk maken en kan worden aangetoond dat het bedrijf (in deze opzet) toekomstperspectief heeft;
- b. de splitsing van een bestaande bedrijfswoning in twee bedrijfswoningen, indien dit hoofdgebouw een inhoudsmaat heeft van meer dan 1000 m³.
Mestvergisting
Co-vergisting van mest wordt gezien als één van de meest kansrijke opties om enerzijds duurzame energie uit biomassa te produceren en anderzijds mest te verwerken tot een stabieler eindproduct. Vergisten heeft tot doel organische stof met behulp van micro-organismen om te zetten in biogas. In het algemeen zijn alle soorten mest en organische reststoffen geschikt voor vergisting. Voor vergistingsprocessen wordt echter meestal dunne mest afkomstig van varkens of runderen gebruikt. In het geval van co-vergisting worden daar organische stoffen aan toegevoegd die het rendement van het vergistingsproces sterk doen toenemen Het proces vindt plaats in afwezigheid van zuurstof.
Vergunningplicht
Een mestverwerkingsinstallatie is een vergunningplichtig bouwwerk ingevolge de Woningwet (Ww). Deze vergunning maakt deel uit van de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt in zijn geheel geweigerd wanneer de installatie niet past in het bestemmingsplan.
De specifieke aanwijzing van co-vergisting tot de mer-beoordeling is per 1 april 2011 vervallen. Vanaf deze datum geldt uitsluitend nog een mer-beoordelingsplicht voor handelingen gericht op verwijdering van afvalstoffen, niet voor nuttige toepassing van afvalstoffen. Stel dat een initiatiefnemer vergunning aanvraagt voor een vergistingsinstallatie waarvan het digestaat niet nuttig toegepast kan worden (het digestaat wordt bijvoorbeeld gestort) dan is de mer-beoordeling wel van toepassing.
Ruimtelijke inpasbaarheid co-vergisting
Bij het opstellen of actualiseren van het bestemmingsplan moet een keuze gemaakt worden waar en op welke schaal meegewerkt wordt aan toestaan van co-vergistingsinstallaties. Hierbij dienen volgens de Handreiking (co-)vergisting van mest van Infomil (2010) twee vragen beantwoord te worden:
Vraag 1. Wordt door de mestverwerking een meststof geproduceerd?
Het digestaat (de co-vergiste mest) dient voor minstens 50% te bestaan uit dierlijke mest. De overige samenstelling mag uitsluitend bestaan uit co-substraten van de positieve lijst co-vergisting. In dat geval is het digestaat een dierlijke meststof volgens de Meststoffenwet. Als door de mestverwerking geen dierlijke meststof wordt geproduceerd is er sprake van een industriële installatie. Als wel een meststof wordt geproduceerd is vraag 2 relevant.
Vraag 2. Is het een bedrijfseigen agrarische activiteit?
Om dit onderscheid te bepalen worden categorieën A, B, C en D onderscheiden:
- A. Het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat (de co-vergiste mest) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
- B. Het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt, of naar derden afgevoerd.
- C. Het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
- D. Het bedrijf verwerkt aangevoerde mest van derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt als meststof afgeleverd aan derden.
Uit het voorgaande volgt dat het bij de categoriën A, B en C in hoofdzaak gaat om een bedrijfseigen agrarische activiteit. Bij categorie D heeft de verwerking van mest een industrieel karakter.
Bij categorie A wordt uitsluitend van derden afkomstige co-substraten toegevoegd. Voor het overige is de mest afkomstig van het eigen bedrijf en wordt het digestaat verwerkt op het eigen bedrijf. De toename van het aantal verkeersbewegingen is daarom bij categorie A relatief beperkt. In de situaties B en C kan sprake zijn van de aanvoer van mest en de afvoer van het digestaat, waardoor veel transportbewegingen kunnen plaatsvinden (dit hangt uiteraard nauw samen met de grootte van de verwerkingsinstallatie).
Co-vergisting in dit bestemmingsplan
Aangezien het bij categorie A in hoofdzaak gaat om een bedrijfseigen agrarische activiteit, wordt de plaatsing van dit type installaties in dit plan bij recht mogelijk gemaakt.
Bij de bepaling van het toestaan van type B- en type C-installaties is het van belang na te gaan of de toename van het aantal transportbewegingen vanuit verkeers- en verkeersveiligheidsaspecten acceptabel is. Aangezien dit op voorhand niet te bepalen is, wordt de plaatsing van dit type installaties in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid.
Type D-installaties bieden de mogelijkheid om één mestverwerkinginstallatie te realiseren waarvan meerdere bedrijven gezamenlijk gebruik maken. Voor deze mestverwerkingsinstallatie is echter een zorgvuldige afweging per aanvraag nodig. Wordt besloten tot het verlenen van medewerking, dan is hiervoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
4.4.3 Aanvulling beleid Buitenkans ,gids voor het buitengebied
Buitenkans, gids voor het buitengebied is op 22 juni 2008 door de gemeenteraad vastgesteld en onder andere gewijzigd op 18 oktober 2010.
De Gids biedt ruimte voor het ontwikkelen van initiatieven in het buitengebied. Uitgangspunt van de Gids is de economische draagkracht van het buitengebied te versterken en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. We zoeken maatwerk oplossingen, binnen een helder gemeentelijk kader. Daarvoor is aandacht voor het proces met initiatiefnemers van cruciaal belang, evenals een goed proces binnen de organisatie. Het loket buitengebied dat met dit doel in het leven is geroepen, vervult hierin een wezenlijke rol. In de afgelopen jaren zijn daar vele initiatieven en ideeën langs gekomen.
Die belangstelling, de daaruit volgende gesprekken en de uitvoering van initiatieven heeft ons ervaring doen opdoen met het werken met de Gids. Van die ervaring kunnen en willen we leren. Een eerste evaluatie heeft in 2010 tot een aantal kleine, vooral technische, aanpassingen van de Gids geleid (de 2e versie van de Gids Buitenkans). In het betreffende raadsvoorstel heeft het College aangegeven over 2 jaar opnieuw te willen evalueren met specifieke aandacht voor de vraag of het beleid uit de gids ook daadwerkelijk resultaat heeft opgeleverd. In 2011 is een ambtelijke voorzet gemaakt voor deze komende evaluatieronde. Daarin staan een twintigtal aandachtspunten .
Naast deze beleidsevaluatie vraagt de actualiteit om actie op een viertal onderwerpen waarover regelmatig discussie ontstaat tussen de gemeente enerzijds en de gebruikers van het buitengebied anderzijds.
1. hoe brengen we de inhoud van recreatiewoningen meer in lijn met dat van de regiogemeenten?
2. hoe gaan we om met Bed & Breakfast en boerenappartementen?
3. welke status verlenen we aan de veldschuren?
4. schuilgelegenheden.
Ad 1. Recreatiewoningen
Feiten:
- een recreatiewoning is een gebouw dat periodiek dient voor recreatieve bewoning door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
- Enschede kent circa 100 recreatiewoningen, waarvan er 62 permanent worden bewoond. Rond de 60 van de 100 zomerwoningen vallen onder het objectgebonden overgangsrecht;
- het grootste deel van de permanent bewoonde recreatiewoningen zal in de toekomst geen toeristische functie (meer) vervullen;
- de maximum inhoud is nu 200m3, inclusief bijgebouwen;
- eigenaren verzoeken om verruiming van de inhoud van deze recreatiewoningen;
- de meeste recreatiewoningen liggen binnen de EHS;
- de toeristische trend is een verschuiving van zomerwoning naar Bed & Breakfast en boerenappartement.
De buren:
Argumenten voor:
- voorspelbaarheid neemt toe, omdat het beleid in lijn is met dat van de buurgemeenten (allemaal 250 m3);
- comfort voor gebruikers neemt toe;
- de uitbreiding is dusdanig klein dat de schade voor het groen gering is.
Argumenten tegen:
- (geringe) toevoeging van rood in waardevolle groene omgeving, vaak in de EHS;
- het (onrechtmatig) permanent bewonen van een recreatiewoning wordt aantrekkelijker wanneer de leeftuimte wordt vergroot.
De onderstaande regeling is in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen en onderzoek naar de regels bij de buurgemeenten is het verstandig om de regelgeving minder stringent te maken. Wij sluiten aan op het model van de gemeente Haaksbergen. Dit betekent dat onderkeldering mogelijk is, mits de totale inhoud inclusief bijgebouwen niet groter wordt dan 250 m3. De inhoud van recreatiewoning wordt dan vergroot naar 250 m3 inclusief bijgebouwen en kelder. Deze inhoudsmaat zal ook worden opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest.
Ad 2. Bed & Breakfast, boerenappartementen en short stay
Feiten:
- Bed & Breakfast is een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;
- een Bed & Breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis;
- een Bed & Breakfast is dusdanig kleinschalig dat de kans op overlast voor de omgeving en de kans op onevenredige toename van parkeerdruk gering is;
- de Bed & Breakfast sector in Nederland is de laatste jaren sterk gegroeid, ook in Enschede. De bezettingsgraad is in 2011 /2012 in Enschede teruggelopen i.v.m. de recessie (vooral afname zakelijk toerisme). Enschede beschikt momenteel over circa 10 Bed & Breakfasts / boerenappartementen in het buitengebied.
Wij hebben het beleid en de planregels van de gemeente Losser, Haaksbergen en Hengelo bekeken.
Losser
De gemeente Losser staat in haar bestemmingsplan Bed & Breakfast toe in het hoofdverblijf en in vrijliggende bestaande bebouwing op het erf. Er wordt geen maximum grootte aan het Bed & Breakfast verbonden, maar de functie moet altijd ondergeschikt zijn aan het wonen. Onder een Bed & Breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur. Een Bed & Breakfast mag een naastgelegen bedrijf niet hinderen in zijn uitbreidingsmogelijkheden. Losser kent naast Bed & Breakfast ook 'boerderijkamers' en 'appartementen' in voormalige boerderijen. In totaal mag er max 6 x 50m2 aan boerderijkamers op een erf worden toegestaan.
Haaksbergen
Haaksbergen maakt in haar ontwerp bestemmingsplan Buitengebied onderscheid tussen Bed & Breakfast, boerderijappartementen en boerderijkamers.
- Een Bed & Breakfast mag maximaal 4 bedden verhuren en wordt gezien als een bedrijf aan huis (maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak tot 50m2). Een Bed & Breakfast zit in de woning of in een aan de woning aangebouwd bijgebouw.
- Een boerderijappartement is zelfstandige eenheid (incl keuken en sanitair) waarvan de oppervlakte maximaal 75m2 mag bedragen en meerder appartement samen maximaal 300m2.
- Een Boerderijkamer is geen zelfstandige eenheid, omdat er sprake is van een gemeenschappelijke ruimte voor keuken en sanitair. Een boerderijkamer mag maximaal 50m2 bedragen en meerder boerderijkamers samen maximaal 300m2.
- Een boerderijappartement of –kamer worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing, tenzij dit niet mogelijk is, in dat geval wordt herbouw overwogen.
Hengelo
Hengelo staat binnen de bestemming 'wonen' B&B toe in het bestaande hoofdgebouw tot maximaal twee kamers. In de bestemming 'agrarisch' zijn een B&B of appartementen toegestaan als nevenactiviteit. De gebruiksoppervlakte mag maximaal 250 m2 bedragen en er mogen maximaal 5 appartementen ontstaan van 50m2 per stuk. Er mag geen beperking ontstaan in de ontwikkelmogelijkheden van aangrenzende bedrijven.
De onderstaande regeling is in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost opgenomen. In het ontwerp-bestemmingsplan hebben we met betrekking tot de regels voor Bed & Breakfast en boerenappartementen (functieaanduiding verblijfsrecreatie) geen zienswijzen ontvangen. Bij de informatiezittingen hebben wij geluiden opgevangen dat de bewoners van het buitengebied blij zijn met de verruiming van de mogelijkheden. In tegenstelling tot de gemeentes Losser en Haaksbergen maken wij geen onderscheid tussen het al dan niet hebben van een keuken of sanitair.
We handhaven de lijn dat er in principe niet nieuw gebouwd mag worden ten behoeve van Bed & Breakfast en boerenappartementen. Mocht een bestaand voormalig bedrijfsgebouw daarvoor niet geschikt zijn, dan kan via een wijzigingsprocedure nieuwbouw worden toegestaan.
In de regels is opgenomen dat bij recht een Bed & Breakfast van maximaal 150 m2 is toegestaan. Dit komt voor bij de meeste bestemmingen waarin het wonen is opgenomen.
De planregels voorzien daarnaast in een wijzigingsbevoegdheid die ervoor zorgt dat de functiewijziging wel met vervangende nieuwbouw gepaard kan gaan, indien het bestaande bedrijfsgebouw om bouwtechnische redenen niet geschikt (te maken) is voor het beoogde doel, onder de voorwaarde dat maximaal 50 procent van het aantal gesloopte vierkante meters kan worden teruggebouwd met een maximum van 150 m²;
voor plannen die voorzien in de realisatie van recreatieverblijven (boerenappartementen) geldt dat er maximaal 3 recreatieverblijven mogen worden gerealiseerd en elk recreatieverblijf een gebruiksvloeroppervlakte heeft van niet meer dan 65 m².
Deze regeling wordt ook opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest.
Short stay
Feiten:
- De markt van short stay die zich richt op expats (werknemers uit het buitenland) is beperkt. De UT overweegt voor deze markt een speciale voorziening te creëren op haar terrein.
- De vraag van andere doelgroepen voor short stay lijkt op het eerste gezicht beperkt. Makelaars ontvangen hiervoor weinig aanvragen. Toch wonen in Enschede regelmatig mensen tijdelijk in een vakantieverblijf in het buitengebied. De contacten zijn vaak via-via gelegd en lopen dus niet via de makelaar.
- Een ruimte die voor langere tijd wordt verhuurd wordt vaak tegen een gereduceerd tarief verhuurd.
- Iedereen die een overnachting aanbiedt wordt door het Wetboek van Strafrecht verplicht een nachtregister bij te houden waarin de naam, de datum van aankomst en het type identiteitsbewijs van de gast worden geregistreerd. Er hoeft voor short stay dus geen aparte administratie te worden bijgehouden.
Onze omliggende gemeenten hebben geen beleid of regelgeving voor short stay geformuleerd. Alle bestemmingsplannen staan alleen kortblijvend toeristisch verblijf toe in de B&B's, boerenappartementen en boerderijkamers, waarbij er altijd sprake moet zijn van een hoofdverblijf elders.
Regeling in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost:
In het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost zijn geen regels opgenomen met betrekking tot short stay. Dit wil niet zeggen dat wij in ons buitengebied geen short stay willen toestaan. Onder short stay zou je kunnen verstaan "het aanbieden van een ruimte voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van maximaal zes maanden".
Short stay is per definitie kortdurend en tijdelijk van aard, bijvoorbeeld maximaal 6 maanden. Immers de toeristische functie moet de boventoon blijven voeren. Deze aanvulling op het toeristisch verblijf is onder andere bedoeld voor mensen die op grote afstand van Enschede wonen en hier tijdelijk werk hebben, voor mensen die vanwege een echtscheiding wachten op een nieuwe woning of voor mensen die hun huidige woning hebben verkocht en wachten op het gereedkomen van hun nieuwe woning.
Gekozen wordt om short stay niet te regelen in de planregels, omdat dit de handhaafbaarheid van de regels direct zal aantasten. Bij de actualisering van de Gids Buitenkans zal het thema short stay vermeld worden.
In het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest hebben we voor hotel Bad Boekelo wel de aanduiding "Specifieke vorm van horeca - Short Stay" opgenomen, omdat het hier gaat om een groter complex dat deel uitmaakt van de horecagelegenheid.
Ad 3. Veldschuren
Feiten:
een Veldschuur is een schuur die niet in een bouwblok valt van een woonbestemming en/of een agrarisch bouwblok;
in het geldende bestemmingsplan Buitengebied staan de meeste veldschuren niet op de bestemmingsplankaart opgenomen. Zij vallen onder het overgangsrecht;
in het overgangsrecht mag maximaal 50% van de schuur worden vervangen. De schuur mag niet in zijn geheel worden vervangen door nieuwbouw. In de praktijk levert dit overgangsrecht regelmatig discussie op tussen gemeente en eigenaren;
de meeste veldschuren hebben hun functie voor het agrarisch bedrijf verloren en worden niet gebruikt. Het deel dat wel gebruikt wordt dient vaak als schuilstal;
de Raad van State stelt verplicht dat alle objecten die een functie vervullen en waarvan de verwachting is dat ze er over 10 jaar nog staan worden opgenomen, wanneer een bestemmingsplan wordt vernieuwd. Dit geldt niet voor de objecten waarvan de eigenaren al zijn aangeschreven of waarvoor het voornemen bestaat ze aan te schrijven (wraking);
in het kader van de nieuwe bestemmingsplannen Buitengebied Zuidoost en Noordwest zijn alle veldschuren geïnventariseerd op functionaliteit (- of ze worden gebruikt -) en staat van onderhoud.
Wij hebben het beleid en de planregels van de gemeente Losser, Haaksbergen en Hengelo bekeken.
Losser
De gemeente Losser heeft een inventarisatie laten maken van haar veldschuren. Het zijn er circa 20 in totaal. Op basis van een waarderingssysteem is bepaald in hoeverre ze karakteristiek zijn. De karakteristieke waarden moeten bij nieuwbouw altijd terugkomen. Alle veldschuren zijn positief bestemd in het nieuwe bestemmingsplan en mogen naar bestaande omvang worden nieuwgebouwd.
Haaksbergen
De gemeente Haaksbergen heeft ook alle bestaande veldschuren (circa 50 stuks) positief bestemd. Alles wat op het moment van de inventarisatie bestond mag naar aard en omvang geheel vernieuwd worden.
Regeling in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest:
Om inzichtelijk te maken wanneer een schuur positief bestemd wordt in het bestemmingsplan is er een bijlage opgenomen in de toelichting. Deze bijlage is een beslisboom veldschuren voor eigenaren en gemeentelijke toetsers. Dit schema geeft inzicht in welke vragen beantwoord moeten worden om tot een juiste beslissing te komen om te bestemmen.In het noordwestelijk deel van het buitengebied gaat het om 125 veldschuren die zijn aangeduid met de functieaanduiding Schuur.
Ad 4. Schuilgelegenheden
Dieren die buiten staan hebben bij felle zon, harde wind en regen beschutting nodig. De bouw van een willekeurig stalletje in het buitengebied stuit echter op allerlei bezwaren. Verrommeling van het landschap moet worden voorkomen worden en het geldende bestemmingsplan staat de bouw van een schuilstal daarom niet toe.
Ontwikkelingen in de landbouw maken dat steeds meer agrarische bedrijven hun bedrijfsvoering beëindigen. Gevolg is dat er steeds meer weilanden leeg staan. Deze weilanden geven ruimte aan de ontwikkeling dieren in een hobbymatige sfeer te houden in het buitengebied. Gekoppeld aan het hobbymatig houden van dieren bestaat ook de wens deze dieren bescherming te bieden tegen regen en kou in de vorm van een schuilstal. Aanvragers wonen niet altijd in de buurt van het weiland zodat er niet aangehaakt kan worden bij bestaande bebouwing en er een wens bestaat voor een solitaire schuilstal.
Ook in de gemeente Enschede zien we her en der bouwwerken in weilanden die qua verschijningsvorm niet altijd even wenselijk zijn. Dan beantwoorden we nog niet eens de vraag of deze bouwwerken er legaal staan.
Het huidige gemeentelijke beleid, neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied, is er op gericht losse bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk te voorkomen. Deze opzet van het huidige ruimtelijke beleid komt voort uit het principe om in het buitengebied niet meer bebouwing toe te staan dan noodzakelijk, bijvoorbeeld ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering of particuliere bewoning. Deze bebouwing is vaak geclusterd rondom een boerderij of huis. Op deze manier wordt het buitengebied zo veel mogelijk beschermd tegen verstening, versnippering en verrommeling en behoudt het buitengebied haar oorspronkelijke karakter.
De hobbydieren worden vaak gehouden op gronden met de bestemming agrarisch gebied, zonder bouwblok. Behalve erfafscheidingen en kleine bouwwerkjes zoals bankjes, palen en masten is het oprichten van gebouwen niet toegestaan op deze gronden. Het oprichten van een schuilstal is daarom bijna altijd in strijd met het bestemmingsplan.
Niet alleen het beleid van de gemeente Enschede is er op gericht bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk tegen te gaan, ook de wetgever tracht hierin te voorzien. Zo is een relatief lichte buitenplanse ontheffingsmogelijkheid ex artikel 3.23 Wro alleen mogelijk wanneer het betreft een bijgebouw bij een woongebouw of een bedrijfsgebouw van lichte constructie ten behoeve van een agrarische bestemming. Vaak kan niet aan deze voorwaarden worden voldaan omdat het solitaire weitjes betreft en het geen bedrijfsgebouw betreft ten behoeve van een agrarische bestemming, immers het hobbymatig houden van dieren is geen bedrijfsactiviteit en evenmin een agrarische activiteit. Dit houdt in dat alleen door middel van het vaststellen van een bestemmingsplan of met een projectbesluit medewerking verleend kan worden aan dergelijke bouwplannen.
In maart 2007 heeft de Nederlandse belangenvereniging van hobby-dierhouders (NBvH) een notitie uit-gebracht onder de naam " Notitie Schuilplaats voor dieren in de wei" waarin zij aandacht vraagt voor de nu voorliggende problematiek.
In deze notitie vraagt de NBvH aandacht voor dieren die vaak het gehele jaar buiten verblijven zoals schapen, paarden, runderen, geiten en ezels. De NBvH geeft aan dat bij goede weersomstandigheden het buiten verblijven geen probleem is. Echter bij slechte weersomstandigheden (regen, kou maar ook hitte) kan het dierenwelzijn in het geding komen. Tegelijk geeft de NBvH aan dat verrommeling van het buitengebied voorkomen dient te worden maar dat in de afweging tot het al dan niet faciliteren van schuilstallen ook het dierenwelzijn moet worden meegenomen.
De buurgemeenten Hengelo, Haaksbergen en Losser hebben al invulling gegeven aan schuilstallenbeleid.
Schuilstallenbeleid in het bestemminsplan Buitengebied Noordwest.
Uitgangspunten bij dit beleid zijn:
- Het moet mogelijk zijn hobbydieren te houden in het buitengebied, enerzijds om de behoefte hiernaar te faciliteren, anderzijds omdat dieren in de wei bijdragen aan het karakter van het buitengebied en op een natuurlijke manier de weilanden onderhouden.
- Het moet mogelijk zijn om in het kader van dierenwelzijn de hobbydieren adequate huisvesting te bieden.
- Om specifieke gebiedskenmerken te beschermen, dient het plaatsen van schuilstallen niet op alle gronden te worden toegestaan. Daarbij dient de bestemming, de ligging en de specifieke waarde van het gebied in overweging te worden genomen.
- Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen dienen er eisen te worden gesteld aan omvang, materialen en uiterlijke verschijningsvorm van de schuilstal.
Bestemming agrarisch gebied
Uitgangspunt van het beleid is het zoveel mogelijk faciliteren van de vraag naar schuilstallen met name vanuit het oogpunt van dierenwelzijn. Echter niet alle gebieden lenen zich voor het houden van hobbydieren en hoeven daarom niet de mogelijkheid te bieden om schuilstallen op te richten. Denk hierbij aan natuur- en bosgebieden. In aanmerking komen daarom alleen de gebieden die in het huidige bestemmingsplan buitengebied de bestemming agrarisch en agrarisch met waarden hebben. Gronden met deze bestemmingen komen slechts dan in aanmerking voor plaatsing van een schuilstal als deze zodanig gesitueerd wordt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van dit gebied. Het is niet wenselijk om schuilstallen te plaatsen op de essen (in het bestemmingsplan aangegeven als waarde "cultuur historie").
Het is mogelijk dat oorspronkelijke percelen kadastraal worden opgesplitst in kleine percelen en zodoende op beperkte oppervlakte relatief veel schuilstalletjes komen. Om dit te voorkomen is het gewenst om de wijziging slechts dan te overwegen indien er sprake is van een minimale perceelsoppervlakte van 1 hectare.
Goede landschappelijke inpassing
Met betrekking tot de positionering dient die plaats die landschappelijk het beste tot zijn recht komt, benut te worden voor de schuilstal. Hierbij dient het in ieder geval te gaan om de randen van het perceel, bij voorkeur in een hoek nabij bestaande houtwallen/singels, waterlopen of erf- afscheidingen.
Maten, afmetingen, vormgeving en materialen
Qua afmetingen is een beperkte oppervlakte van maximaal 15 m2 en een nokhoogte van maximaal 3,5 meter gewenst. Er geldt een maximale goothoogte van 2,5 meter.
Schuilstallen hebben in Enschede maximaal drie wanden. Door dit open karakter voor te schrijven maken we het onaantrekkelijk de schuilstal voor andere doeleinden dan schuilen te gebruiken.
Qua vormgeving dient het te gaan om een gebouwtje dat passend is in het landschap. Voor materialisering geldt daarbij gepotdekselde houten gevelbekleding in een bedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitumen singels, leitjes of donkere dakpannen. Niet toegestaan zijn stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen muren en golfplaten.
Enkel ten behoeve van het bieden van onderdak aan hobbydieren
Een schuilstal mag enkel gebruikt worden voor de huisvesting van hobbydieren. Het opslaan van landbouwgereedschap, (bouw)materiaal, auto's e.d. of gebruik als (huishoudelijke) berging of hobbyruimte is expliciet niet toegestaan. Dit sluit immers niet aan bij het beleidsdoel met betrekking tot het waarborgen van dierenwelzijn en is bovendien strijdig met de onderliggende bestemming agrarisch gebied.
Het hobbymatig houden van paarden
Speciale aandacht bij het schuilstallen beleid dient geschonken te worden aan het hobbymatig houden van paarden. Indien de paarden op soortgelijke wijze grazen in een weiland zoals schapen, geiten e.d. dat doen, hoeft het oprichten van een schuilstal voor paarden geen probleem te zijn. Echter het mag niet zo zijn dat de complete structuur van het perceel verandert en dat er een soort mini-manege ontstaat met een rijbak, stapmolen, stro en hooiopslag, parkeerplaats voor paardentrailer e.d.
De nieuwe Wro
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden, waarbinnen de figuur van vrijstelling ex artikel 19 WRO is komen te vervallen. Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 van deze beleidskaders is momenteel het vergunnen van schuilstallen alleen mogelijk via een nieuw bestemmingsplan of via een partiële herziening van het bestemmingsplan. Deze notitie geldt als input voor het parapluplan dat voor het hele Enschedese buitengebied gaat gelden. In de integrale herziening van het plan buitengebied, kan de gemeenteraad aan het college van b en W de bevoegdheid toekennen met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming met het beleidskader voor schuilstallen deze schuilstallen te vergunnen.
Handhaving
Wanneer niet aan de uitgangspunten van het beleid wordt voldaan, dan kan worden aangeschreven om de schuilgelegenheid in overeenstemming met het beleid te brengen. Soms betekent dit dat de schuilstal moet worden aangepast, in andere gevallen zal het bouwwerk verwijderd of verplaatst moeten worden. Dit geldt zowel voor reeds bestaande schuilstallen als voor schuilstallen die onder het nieuwe beleid worden geplaatst.
Samengevat:
Schuilstallen zijn na gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid toegestaan indien:
Het gaat om huisvesting van hobbydieren van een particulier. Dat wil zeggen het dusdanig houden van dieren dat er geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten, in een niet bedrijfs-matige context.- Er dient sprake te zijn van aantoonbare noodzakelijkheid en doelmatigheid van een schuilstal in het kader van dierenwelzijn.
- Schuilstallen mogen enkel worden opgericht op percelen met de bestemming agrarisch en agrarisch met waarden. Op de essen (waarde "cultuurhistorisch") mogen geen schuilstallen worden opgericht. Er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. Schuilstallen dienen aan de randen van het perceel te worden gepositioneerd of in de hoek van een perceel bij voorkeur aansluitend bij bestaande opstallen.
- Vestiging van schuilstallen op percelen met de agrarische bestemming agrarisch is toegestaan als hierdoor de karakteristieke openheid niet in het geding komt. Denk hierbij aan afstand tot bestaande agrarische bedrijven, landschappelijke inpassing, reeds vergunde schuilstallen in de nabijheid.
- Het dient te gaan om solitair gelegen weilanden met een minimale oppervlakte van 1 hectare. Indien een weiland aansluit op het huis-perceel van de aanvrager, dient de schuilgelegenheid binnen het bouwperceel en binnen de vigerende bebouwingsvoorschriften te worden gerealiseerd.
- Toegestaan is een maximale oppervlakte van 15 m2, een goothoogte van 2,5 meter en een nokhoogte van maximaal 3,5 meter.
- Materiaal eisen: gepotdekselde houten gevelbekleding in een bedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitumen singels, leitjes of donkere dakpannen. Niet toegestaan zijn stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen muren, kunststof of golfplaten.
4.4.4 Cultuurhistorie
Voor het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest en Zuidoost moet de cultuurhistorische waardenkaart nog worden vastgesteld door de Raad.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost op 27 mei 2013 is er een motie unaniem vastgesteld met betrekking tot de cultuurhistorische paragraaf, waarin terecht wordt opgemerkt dat de cultuurhistorische waarden niet worden geborgd in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost.
Het buitengebied kent een groot aantal cultuurhistorisch waardevolle objecten. De oude boerenerven in het Twentse landschap worden in toenemende mate bedreigd door "boerderijensterfte" (Tubantia, 3 mei 2013) als gevolg van bedrijfsbeëindiging door agrariërs.
Bij deze motie is aan het college opgedragen dat ook voor het buitengebied een omvattende cultuurhistorische voor het eind van 2013 wordt vastgesteld door Raad. Ook wordt verzocht een zodanige voorbereidingen te treffen dat na vaststelling van die waardenkaart onverwijld een raadsvoorstel voor de cultuurhistorische paragraaf in het bestemmingsplan kan worden ingediend.
Vooruitlopend op de vaststelling van de cultuurhistorische waardenkaart en de vertaling van deze kaart in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest is er voor gekozen om een voorzet te leveren in de planregels voor de bescherming van de cultuurhistorie.
Bijvoorbeeld in de basisbestemming Agrarisch wordt in de doeleindenomschrijving specifiek vermeld dat de gronden tevens bestemd zijn voor het behoud van landschapselementen. In artikel 3.1.1.b hebben wij opgenomen "het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in de koesteransichten die zijn opgesteld voor verschillende landschapstypen en als bijlage 3 onderdeel van deze planregels". Deze regels zijn in verschillende artikelen opgenomen en beogen een aantasting te voorkomen.
Op basis van het beleid Gids Buitenkans is het mogelijk om een karakteristieke schuur te verbouwen tot woning. Door de aanduiding "Karakteristiek" toe te kennen aan deze panden wordt voorkomen dat deze schuur wordt afgebroken en er een gewone woning terug wordt gebouwd.
In het plangebied komen bijzondere gebouwen voor, zoals theekoepels en een badhuisje op landgoederen. Deze gebouwtjes worden beschouwd als cultuurhistorisch waardevol. Wij hebben binnen dat kader gemeend aan deze gebouwen een specifieke aanduiding te geven om de bijzondere karakter te onderstrepen. Verwacht wordt dat na de vaststelling van de cultuurhistorische waardenkaart nog een aanvullende herziening van het bestemmingsplan wordt gemaakt om bepaalde cultuurhistorische waarden te beschermen.
4.5 Beleid Waterschap
Beleid waterschap Regge en Dinkel
Het waterschap heeft het de kaderrichtlijn en Waterbeheer 21e eeuw doorvertaald voor Twente. Voor de kaderrichtlijn zijn zogenaamde waterlichamen benoemd. Dit zijn wateren die voor 2015 moeten voldoen aan bepaalde eisen. In het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest
Het gaat voor dit bestemmingsplan om de de Hagmolenbeek. Het stroomgebied van deze waterlichamen moet water leveren van een bepaalde kwaliteit en de beken zelf dienen natuurlijk te zijn of natuurlijk te worden ingericht. In dit verband wordt vermeld dat het ambitieniveau van het waterschap met betrekking tot de Glanerbeek en Boekelerbeek (Azelerbeek) hoog is en dat het ambitieniveau van de Hagmolenbeekweg als middelhoog kan worden geschetst (zie afbeelding 4.5).
Afbeelding 4.5: Ambitieniveau waterlichamen Kader Richtlijn Water
Beekdalen en retentie
Voor beekdalen is een beleid ontwikkeld waarbij een bepaalde mate van overstroming acceptabel wordt geacht. De mate waarin dit mag gebeuren is af te leiden uit de zogenaamde normenkaart die de minimale bescherming tegen wateroverlast weergeeft. Volgens de normenkaart worden grondgebruikers dus geacht een bepaalde mate van overlast (water op maaiveld) te accepteren. De inundatie wordt juridisch vastgelegd en eventuele onevenredige schade wordt financieel vergoed. Ontwikkelingen die dit waterbelang frustreren, zoals ophogingen of woningbouw dienen geweerd, dan wel gecompenseerd te worden.
Retentiegebieden
Op verschillende plekken zijn retentiegebieden aangelegd zoals in de stadsrandzone. Deze lokaties dienen naast de huidige bestemming een bestemming waterberging te hebben.
Veiligheid en waterafvoer
Water dat niet langer kan worden vastgehouden of geborgen komt tot afvoer. Afvoer is noodzakelijk om vollopen te volkomen. Om deze afvoer te kunnen waarborgen moeten de hoofdwaterlopen worden bestemd als water.
Keur
Voor alle leggerwaterlopen is de keur van toepassing, langs de waterlopen geld een keurzone van 2 x 5 meter. Voor deze zone gelden beperkingen in het gebruik.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de belangen van natuur en milieu, cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden bij het plan zijn betrokken. Dit hoofdstuk van de toelichting gaat in op de doorwerking van deze aspecten in het bestemmingsplan.
5.2 Milieu
5.2.1 Inleiding
In deze paragraaf worden verschillende milieu-aspecten belicht, die mogelijk van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Aan de orde komen geluid, de bodemkwaliteit, de bodemdaling, explosieven, milieuhinder van bedrijven, luchtkwaliteit, de externe veiligheid, hoogspanningslijnen, de milieuzones rond het vliegveld en de zoutwinning door Akzo Nobel.
5.2.2 Milieu Effect Rapportage
Milieueffectrapportage
Een milieueffectrapportage is een instrument waarmee het milieubelang een volwaardige plaats kan worden gegeven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het begrip milieueffectrap-portage wordt zowel gebruikt voor de procedure (in deze betekenis afgekort tot m.e.r.), waarbij inzichtelijk wordt gemaakt wat de gevolgen zijn voor het milieu van bepaalde activiteiten voordat ze worden ondernomen, als voor het resultaat van de m.e.r., het rapport (kortweg MER genoemd).
Verplichting tot opstellen MER
Het opstellen van een MER is onder meer noodzakelijk bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, dat voorziet in activiteiten die een negatief effect kunnen hebben op zogenaamde Natura 2000 gebieden. Dit zijn natuurgebieden waarin vanuit Europees perspectief bezien, belangrijke flora en fauna voorkomen. De noodzaak of wenselijkheid van een m.e.r. kan ook blijken, na toetsing van de activiteiten (waarin het bestemmingsplan voorziet) aan de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Tenslotte kunnen provinciale staten in een milieuverordening activiteiten aanwijzen, die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht.
Bij de voorbereiding van het bestemmings-plan Buitengebied Noord-West is beoordeeld of het maken van een MER noodzakelijk is. Daarbij zijn de volgende conclusies getrokken:
- Het bestemmingsplan voorziet niet in activiteiten die de kwaliteit van nabij gelegen Natura 2000 gebieden, c.q. het in het plangebied voorkomende Natura 2000-gebied het Lonnekermeer, verslechteren of verstoren.
- Het bestemmingsplan voorziet niet in activiteiten waarvoor, op grond van het Besluit milieueffectrapportage, het maken van een MER verplicht is. Ook vloeit, gelet op de aard en omvang van de in dit plan voorziene activiteiten, uit de toetsing aan dit besluit geen (verplichte) m.e.r.-beoordeling voort.
- Er is wel een vorm-vrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Van nadelige gevolgen voor het milieu is daarbij niet gebleken.
- In de Omgevingsverordening Overijssel 2009 zijn, aanvullend op het Besluit milieueffectrapportage, door Provinciale Staten van Overijssel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht.
Met het oog daarop is afgezien van het opstellen van een MER. In de bijlage van deze toelichting wordt nader verslag gedaan van de vaststelling van de noodzaak, cq wenselijkheid tot het opstellen van een MER in relatie tot de activiteiten waarin dit bestemmingsplan voorziet.
5.2.3 Geluid
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidsgevoelige bestemmingen. De normen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai zijn opgenomen in de Wet geluidhinder. Luchtverkeerslawaai is in de Luchtvaartwet geregeld. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer, het spoortraject Enschede -Hengelo. Daarnaast wordt de geluidsbelasting van het gezoneerde industrieterrein Havengebied - Usselerhalte en de geluidszonering van het vliegveld Twente belicht.
Per brontype is beoordeeld of er belemmeringen zijn ten aanzien van dit plan. Het plangebied is gelegen binnen de zones van diverse wegen, te weten: de Drienerveldweg, de Tiekeweg, de Drienerbrakenweg, de Bosweg, de Broeierdweg, de Zelfertweg, de Elsbeekweg en de Hengelosestraat. Bovendien is het plangebied gelegen binnen de geluidszone van het industrieterrein Havengebied - Usselerhalte, het vliegveld Twente en de spoorlijn Enschede-Hengelo.
Wegverkeerslawaai
In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur. Volgens artikel 76a/77 van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.
Railverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn regels opgenomen voor wat betreft het aspect railverkeerslawaai. Langs een spoorweg bevindt zich een zone waarvan de breedte, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, is aangegeven op een bij ministeriële regeling vastgestelde kaart. De regels hebben betrekking op nieuwe situaties, dus gevallen waarbij nieuwe spoorwegen worden aangelegd of bestaande spoorwegen worden gewijzigd, of gevallen waarbij woningen en overige geluidgevoelige bestemmingen worden gebouwd in de zone langs bestaand spoor.
Industrielawaai
Op grond van de Wet geluidhinder is bij Koninklijk Besluit MBG nr. 22N90008, datum 12 december 1990, rond het industrieterrein Havengebied- Usselerhalte een geluidszone vastgesteld. De gezamenlijke geluidsbelasting, veroorzaakt door alle bedrijven op dit industrieterrein mag op de zonegrens maximaal 50 dB(A) bedragen. Het industrieterrein “Twence” grenst aan het plangebied. Op het industrieterrein mogen zich grote lawaaimakers vestigen. Bij Koninklijk Besluit MBG nr. 26391003 van 23 april 1991 is rond het industrieterrein “Twence” een geluidszone vastgesteld. Een gedeelte van de geluidszone is gelegen binnen het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest”.
In het plangebied zijn binnen de geluidszone van het industrieterrein “Twence” voornamelijk gronden gelegen met de bestemming “Agrarisch met waarden” en “Bos". Binnen de geluidszone zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen gelegen en worden deze ook niet mogelijk gemaakt. In de planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de geluidszone te verplaatsen.
Luchtverkeerslawaai
Bij besluit van 5 juni 1992 (nr. MG92058753) van het Ministerie van Defensie is rond het vliegveld Twente een geluidszone vastgesteld. De geluidszone is gelegen over het plangebied. Binnen de geluidszone kunnen slechts onder stringente voorwaarden nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd worden. De vliegbasis Twente is op 1 januari 2007 gesloten voor het militaire vliegverkeer. Op dit moment wordt onderzocht of het vliegveld een doorstart voor de burgerluchtvaart zal maken. De consequenties hiervan worden middels separate besluitvorming, het Luchthavenbesluit, vastgesteld. Het militaire zonebesluit is echter nog niet ingetrokken. Dit betekent dat die geluidszone nog van kracht is.
Overweging
Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest betreft een conserverend plan. Binnen het plangebied worden geen nieuwe bronnen en nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
5.2.4 Bodemkwaliteit
Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest is in hoofdzaak conserverend van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan meestal is volstaan met het vastleggen van een bestaande situatie. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het vigerende bestemmingsplan. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd is een onderzoek naar de bodemgesteldheid achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden.
Wel wordt een beschrijving gemaakt van de reeds aanwezige verontreinigingen in het gebied:
- Welenmosweg 1, voormalige Zodiac Zoo: Op deze locatie is een stortlaag aanwezig, welke doormiddel van een leeflaag is geïsoleerd. Bij ontwikkelingen binnen dit gebied dient hier rekening mee gehouden te worden.
- Vanekerbeek: Op deze locaties was een verontreiniging met zware metalen aanwezig. Deze verontreiniging is in 2008 gesaneerd.
- Pompstationweg 69: Op deze locaties was een verontreiniging met PAK aanwezig. Deze verontreiniging is in 2009 gesaneerd.
- Weerseloseweg 275: Op deze locaties was een verontreiniging met minerale olie aanwezig. Deze verontreiniging is in 1995 gesaneerd.
Conclusie
De hierboven genoemde locaties waren op basis van hun status voor de beschikking ernst en spoed verontreinigd. Echter zijn de meeste van deze locaties in het verleden gesaneerd of zijn de risico's weggenomen. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest" wordt echter door bovenstaande informatie niet belemmerd.
5.2.5 Bedrijven en milieuzonering
Veel potentiële conflictsituaties waarbij milieuaspecten in het geding zijn, kunnen worden voorkomen door toepassing van zonering. Zonering is in zijn algemeenheid een ruimtelijk middel voor het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak conflicterende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd.
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter vergroting van de leefkwaliteit. Bij integrale milieuzonering wordt bovendien rekening gehouden met cumulatieve effecten. Voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming is de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” (2009) in de praktijk een belangrijk hulpmiddel. Deze publicatie geeft voor vele bedrijfstypen, opslagen en installaties aan welke milieuaspecten een rol kunnen spelen en biedt een handreiking ten aanzien van welke gemiddelde afstanden tot woonbebouwing vanuit een goede ruimtelijke ordening 'passend' zijn. De genoemde richtafstanden zijn slechts indicatief, waardoor maatwerk op lokaal niveau noodzakelijk is.
In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande geprojecteerde inrichtingen (bedrijven en voorzieningen) in en rondom het plangebied, die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat in en rondom het plangebied. Als leidraad voor de inventarisatie heeft het inrichtingenbestand van de afdeling Vergunningen gediend. Verder is rekening gehouden met eerder in dit gebied uitgevoerde milieu-inventarisaties.
Bedrijven en inrichtingen binnen het plangebied
In het plangebied bevinden zich met name woningen en in enkele gevallen een bedrijf aan huis. In het plangebied zijn geen bedrijven met een milieucategorie van 2 of hoger aangetroffen. Gesteld wordt dat in het plangebied geen milieuhinder wordt veroorzaakt op de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen en buiten het plangebied.
Bedrijven en inrichtingen nabij het plangebied
Met behulp van de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009), is van de inrichtingen nabij het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is per inrichting kennisgenomen van de bedrijfsactiviteiten en voor het milieuaspect de indicatieve afstand bekeken. De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Hierbij is het milieuaspect met de grootste hinderafstand maatgevend. Voor dit plan betreft het met name de potentiële contouren voor het milieuaspect geluid die in acht genomen moeten worden tot woningen in een rustige woonwijk of mogelijk andere gevoelige objecten. Hierbij wordt uitgegaan van een toelaatbaar langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 45 dB(A) etmaalwaarde.
De inventarisatie heeft zich gericht op het gezoneerde industrieterrein Twence, Grolsch, Havengebied- Usselerhalte en het Business & Science Park. Vervolgens is beoordeeld of ter plaatse van voornoemde gebieden inrichtingen aanwezig zijn welke invloed hebben op het plangebied. Uit de inventarisatie blijkt dat een aantal van de geïnventariseerde inrichtingen buiten het plangebied wel invloed uitoefenen op het plangebied voor wat betreft het milieuaspect geluid. Dit betreft nu geen ontoelaatbare invloed, gelet op de huidige, vastgelegde situatie. De bedrijven moeten en kunnen nu voldoen aan de huidige wet- en regelgeving.
Overweging
In deze situatie gaat het om een conserverend bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onder deze omstandigheden verplicht de Wet geluidhinder niet tot het instellen van een onderzoek naar de geluidsbelasting.
Conclusie
Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering geen belemmering zijn voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
5.2.6 Luchtkwaliteit
Wettelijk kader
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) en Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet Luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:
- Geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
- Een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
- Een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB's) en Ministeriële Regelingen. Zo zijn inmiddels de volgende besluiten en regelingen in werking getreden:
- Het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
- De Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
- De Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007.
- De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
- Het Besluit gevoelige bestemmingen.
Verder is in de nieuwe wetgeving het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen hierbij zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor PM10 uiterlijk medio 2011 en voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Kenmerk van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 definitief vastgesteld.
Overwegingen
De enige ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt betreffen woningsplitsingen en het realiseren van woningen in (agrarische) bijgebouwen. Van deze mogelijkheden zal binnen de planperiode slechts incidenteel gebruik worden gemaakt. In de Regeling 'niet in betekenende mate' is opgenomen dat het realiseren van 1500 woningen als 'niet in betekenende mate' kan worden beschouwd. Het aantal nieuwe woningen binnen het plangebied zal aanzienlijk kleiner zijn waarbij de nieuwe woningen bovendien ook nog eens verspreid gerealiseerd worden en niet geconcentreerd binnen één project.
Conclusie
De ruimtelijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan hebben ofwel geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit, ofwel vallen binnen het 'niet in betekenende mate' criterium. Bovendien kan worden vermeld dat de achtergrondconcentraties binnen het plangebied zodanig laag zijn dat geen sprake zal zijn van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor de stoffen zoals vermeld in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit ligt er dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
5.2.7 Externe veiligheid
Algemeen
In de huidige maatschappij worden activiteiten ontplooid die risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee brengen. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij productie, opslag, transport (waaronder ook luchthavens) en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van een dergelijke activiteit kan een beperking vormen voor de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Anderzijds is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare objecten (woningen, scholen, e.d.) en beperkt kwetsbare objecten (winkels, horeca, e.d.). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden- en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het groepsrisico kent dan ook geen contour, maar bij het groepsrisico is het bepalend hoeveel mensen zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophouden.
Wettelijk kader
De wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid is vastgelegd in:
- het Besluit en de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI en REVI);
- het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO);
- het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BevB);
- de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRNVGS) (Basisnet en Btev) voor spoor-, vaar- en verkeerswegen;
- de Wet luchtvaart, het Besluit- en de Regeling burgerluchthavens (Bbl en Rbl) en de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML).
Op de Risicokaart (www.risicokaart.nl) worden bedrijven en activiteiten die onder dit wettelijke kader vallen grafisch weergegeven. Iedere bevoegd gezag / vergunninghouder van een activiteit die daaronder valt is verplicht deze gegevens actueel te houden.
Externe Veiligheidsbeleid gemeente Enschede
Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Beleidsvisie Externe Veiligheid (EV-visie), vastgesteld op 18 juni 2007. In de EV-visie wordt onderscheid gemaakt in het naleven van wettelijk vastgelegde grenswaarden (naleven van landelijk beleid en regelgeving) en de vermindering van risico dat verder gaat dan het landelijk beleid (ambitie). Eén van de uitgangspunten van de EV-visie is: 'een benadering op maat gericht op naleving van vigerend landelijk risicobeleid. Daar waar al aan landelijke eisen voldaan wordt, streven naar risicoreductie en actieve verantwoording over het omgaan met restrisico's (preparatie van brandweer, strikte handhaving op veiligheidsaspecten) naar bevolking en betrokken bedrijven'.
Externe veiligheid en het plangebied
Bij het raadplegen van de risicokaarten provincie Overijssel en de risicokaarten van de gemeente Enschede, is gebleken dat in het plangebied hogedruk aardgastransportleidingen zijn gelegen die onder het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen (BevB )' vallen, te weten:
- twee transportroutedelen met een diameter van 6 inch;
- een transportroutedeel met een diameter van 12 inch.
Bovengenoemde leidingen hebben een werkdruk van 40 bar. De 6 inch leiding kent een 10-6 contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. De 12 inch leiding kent geen 10-6 contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Binnen de invloedsgebieden van de leidingen van respectievelijk 95 en 140 meter vinden geen wijzigingen plaats m.b.t. het aantal aanwezigen. Ook het huidige aantal aanwezigen is dermate laag dat deze geen groepsrisico vormt.
De ligging van deze buisleidingen vormt op grond van het BevB vormt geen belemmering voor dit plan. Berekening in Carola voor de hele Gemeente Enschede (rapport Carolaberekeningen Enschede Noord-Oost van februari 2013) bevestigen dit beeld. In dit bestemmingsplan is het het advies van de Brandweer Twente verwerkt.
Conclusie
Wat betreft het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
5.2.8 Hoogspanningslijnen
Inleiding
Voor de electriciteitsvoorziening lopen door Nederland duizenden kilometers hoogspanningslijnen. Onder een deel van die hoogspanningsplijnen wonen mensen. Blootstelling aan elektromagnetische straling rond hoogspanningslijnen kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Uit uitgevoerde onderzoeken blijkt dat kinderen die in de buurt van hoogspanningslijnen wonen een verhoogde kans hebben op het krijgen van leukemie.
Om ervoor te zorgen dat het gezondheidsrisico minimaal wordt zijn door de rijksoverheid richtlijnen ontwikkeld, die door gemeenten kunnen worden toegepast, onder andere bij het opstellen van bestemmingsplannen.
Beleid
De basis voor het rijksbeleid is vastgelegd in de nota Nuchter Omgaan met Risico's (oktober 2004). Voor het stralingsrisico ten gevolge van hoogspanningslijnen is deze nota verder uitgewerkt in een tweetal brieven van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, gericht aan de Nederlandse gemeenten, namelijk. de brief van 2005 en de brief van november 2008.
In het advies van 2005 van de staatsecretaris aan gemeenten wordt aangegeven dat bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen en van tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, zoveel als redelijkerwijs mogelijk te vermijden is dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanninglijnen waarbinnen het jaargemiddeld magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone).
Ter operationalisering van dit advies is door RIVM voor iedere bovengrondse hoogspanningslijn in Nederland de zogenaamde indicatieve zone aangegeven. Als er sprake is van nieuwe streek- of bestemmingsplannen die overlappen met deze indicatieve zone, dan adviseert het Rijk de gemeenten om in overleg met de netbeheerder te onderzoeken wat voor de specifieke hoogspanningslijn de specifieke zone is: die specifieke zone is altijd kleiner dan de indicatieve zone. Als het nieuwe bestemmingsplan overlapt met deze specifieke zone, dan wordt geadviseerd om binnen die zone geen of zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen zoals woningen, crèches en kinderopvangplaatsen te situeren. Voor kleinschalige concentraties van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld apart gelegen bedrijfswoningen of boerderijen) mag hierop een uitzondering worden gemaakt.
In het advies van 2008 wordt het hierboven gegeven advies verduidelijkt ten aanzien van o.a. de definitie van “langdurig verblijf” (= een verblijf van tenminste 14-18 uur per dag gedurende minimaal één jaar), het begrip “gevoelige bestemming” (= woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen: dit is inclusief het “buiten” gedeelte) en het begrip “bestaande situatie” (=dit is de situatie van eind 2005).
De gemeente Enschede hanteert het beleid zoals dat door het Rijk wordt geadviseerd.
Plangebied versus hoogspanninglijnen
Door een deel van het bestemmingsplan buitengebied lopen hoogspanningslijnen. Het betreft een gecombineerde 380/110 kV lijn gelegen langs de A 35. Deze hoogspanningslijn heeft een indicatieve zone van 2x145 meter. Binnen de indicatieve zone van deze hoogspanningslijn bevindt zich een aantal verspreid liggende bestaande boerderijen: er worden binnen de indicatieve zones geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Binnen de indicatieve zone liggen enkele verspreid liggende boerderijen. Op basis van de door het Rijk aangegeven beleidslijn (waarin een uitzondering gemaakt wordt voor kleinschalige concentraties van gevoelige bestemmingen) is het daarom in dit geval niet nodig om de specifieke zone vast te laten stellen.
Conclusie
De binnen het bestemmingsplangebied gelegen bestaande hoogspanningslijnen vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.2.9 Zonering vliegveld
Luchtverkeerslawaai
Bij besluit van 5 juni 1992 (nr. MG92058753) van het Ministerie van Defensie is rond het vliegveld Twente een geluidszone vastgesteld. De geluidszone is gelegen over een gedeelte van het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noordwest'. Binnen de geluidszone kunnen slechts onder voorwaarden nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd worden. De vliegbasis Twente is op 1 januari 2007 gesloten voor het militaire vliegverkeer.
Ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan was de militaire aanwijzing nog steeds van kracht. Derhalve zijn de geluidscontouren uit het geldende bestemmingsplan, die voortkomen uit de militaire aanwijzing, overgenomen. Na afloop van de ontwerptermijn is een nieuwe provinciale omgevingsverordening vastgesteld (inwerkingtreding 1 augustus 2013). In deze verordening is een 'Ruimtelijke reservering Luchthaven Twente' opgenomen. Omdat de gemeente gebonden is aan het overnemen van de regels uit de provinciale verordening en er onduidelijkheid is over de status van de militaire aanwijzing ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan, zal de in het ontwerpplan aanwezige geluidscontour worden vervangen door de 'Ruimtelijke reservering Luchthaven Twente' uit de verordening. De regels en verbeelding worden aangepast, conform de verbeelding en regels van de provinciale verordening (kaartbeeld 'Ruimtelijke reservering Luchthaven Twente' en titel 2.21 uit de regels).
Bij vaststelling van de structuurvisie 'Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.' in 2009 is besloten om een doorstart als burgerluchthaven te maken. De consequenties hiervan worden middels separate besluitvorming, het Luchthavenbesluit, vastgesteld. Dit zal resulteren in onder andere een nieuwe geluidzone. Indien een nieuw luchthavenbesluit wordt genomen zal middels een parapluplan de nieuwe geluidzone worden opgenomen in de betreffende bestemmingsplannen en gelijktijdig de oude contour komen te vervallen.
Beperkingenzones Defensie
Het plangebied van dit bestemmingsplan is in zijn geheel gelegen binnen het bouwbeperkingengebied van het radarstation Twente. In verband hiermee dient rekening te worden gehouden met beperkingen op de bouw van gebouwen en overige bouwwerken. De wettelijke basis hiervoor is gelegen in het Barro (zie paragraaf 4.2). De wet is ook de basis voor de bouwbeperkingen rondom de LV/GL-ontvangers op Complex Twente van Defensie. Op bijlage 6.20 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is het beperkingengebied aangegeven. Met beide beperkingengebieden is rekening gehouden in de planregels en de verbeelding, er zijn geen bouwmogelijkheden die leiden tot mogelijke verstoring. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bij de planvorming opnieuw getoetst te worden aan de Barro/Rarro.
5.2.10 Zoutwinning door Akzo Nobel
Inleiding
Akzo Nobel wint sinds 1933 zout onder delen van het grondgebied van Enschede. Het zout wordt door middel van een waterinjectie opgelost uit zogenaamde zoutcavernes. Deze cavernes zijn holle, met pekel gevulde ruimten, ontstaan wanneer door middel van een waterinjectie zout uit de ondergrond is opgelost.
Na de zoutwinning blijft de caverne als holle ruimte achter. Deze cavernes bevinden zicht op een diepte van 300 tot 450 meter onder maaiveld. Na verloop van tijd kan het gebeuren dat het dak van de caverne instort en dat daardoor aan de oppervlakte uiteindelijk bodemdaling ontstaat. Vanaf 1960 is dit verschillende malen voorgekomen. De bodemdaling ontwikkeld zich in de vorm van tamelijk gelijkmatige schotels, aanvankelijk in snel tempo (decimeters per jaar), gevolgd door vele tientallen jaren van langzaam dempende bodemdaling. Bodemdaling kan een bedreiging vormen voor in het gebied voorkomende gebouwen, hoogspanningslijnen, wegen etc. In 1991 ontwikkelde zich in enkele uren tijd aan de Enschedse Havenweg in Hengelo een instortingskrater (sinkhole) met een doorsnede van 30 meter en een diepte van 4,5 meter.
Wettelijk kader en beleid
Er is geen wet- of regelgeving op het gebied van bodemdaling. Daarom is hiervoor door de gemeente (in samenwerking met gemeente Hengelo en AkzoNobel) beleid ontwikkeld.
Eerst is daarvoor door AkzoNobel om een bodemdalingsmodel ontwikkeld, waarmee met enige zekerheid kan worden bepaald of een instabiel wordende caverne op den duur tot bodemdaling of een sinkhole kan leiden. De prognoses gemaakt met dit model zijn in 2000 gerapporteerd aan de gemeenten Hengelo en Enschede. Naar aanleiding van de verschillende onderzoeken is een bodemdalingskaart opgesteld. Deze kaart wordt regelmatig geactualiseerd op basis van voortschrijdend inzicht en nieuw onderzoek. De cavernes zelf worden regelmatig gecontroleerd en gemonitord. Mogelijke veranderingen van de cavernes zijn daardoor al in een vroeg stadium bekend. Als een caverne instabiel blijkt te zijn, duurt het nog 15 jaren voordat aan het maaiveld bodemdaling van betekenis te verwachten is. Wanneer er dreiging is van bodemdaling, kunnen er maatregelen getroffen worden, zoals het opvullen van de caverne.
Om risico's te beheersen van eventuele ontwikkelingen op locaties waar bodemdaling aan de orde is, hebben de gemeente Enschede en Hengelo het bodemdalingsprotocol vastgesteld, dat wordt vertaald in de planregels. Voor ieder bestemmingsplan dat ontwikkelingen mogelijk maakt op locaties waar sprake is van een bodemdalingsrisico dient het bodemdalingsprotocol doorlopen te worden.
AkzoNobel is inmiddels samen met Twence gestart met een pilot voor het verstevigen/opvullen van zoutcavernes.
Het plangebied
In het plangebied komen cavernes voor die bodemdaling kunnen veroorzaken. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt op locaties waar een bodemdalingsrisico bestaat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Bodemdaling is daarmee geen knelpunt in het kader van dit bestemmingsplan.
5.3 Ecologie
Natuurwetgeving en Ecologie
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Momenteel genieten zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese en nationale regelgeving als uit internationale verdragen en afspraken als het VN-Biodiversiteitsverdrag. In dat verdrag hebben 193 landen, waaronder Nederland, zich verplicht om biologische diversiteit te behouden en een duurzaam gebruik te maken van biodiversiteit. Biodiversiteit is niet alleen belangrijk vanwege de intrinsieke waarde van de natuur maar draagt ook bij aan onze voedselvoorziening, economie en gezondheid. Deze internationale biodiversiteitsdoelstellingen zijn op Europees niveau verankerd in de EU-Vogel- en Habitatrichtlijnen. De Habitatrichtlijn richt zich expliciet op de biologische diversiteit, door middel van het instandhouden en beschermen van nationale habitats (leefgebieden) en in het wild voorkomende flora en fauna. De te beschermen nationale habitats worden 'Natura 2000' gebieden genoemd en vormen gezamenlijk een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn beschermt op soortgelijke wijze broed- en trekvogels en hun specifieke leefgebieden. Deze internationale afspraken en Europese richtlijnen zijn in Nederland doorvertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). Aanvullend aan deze wettelijke bescherming is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte door het kabinet het beleid uitgewerkt voor de bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS). De verschillende beschermingsregimes hebben tot doel de natuurwaarden in de betreffende gebieden veilig te stellen. In sommige situaties dienen ook ruimtelijke ingrepen buiten de begrenzing van deze gebieden te worden getoetst op mogelijke schadelijke uitstralende effecten, dit wordt ook wel “externe werking” genoemd.
Natuurbeschermingswet 1998
In de Natuurbeschermingswet 1998 worden twee typen beschermde gebieden onderscheiden, de speciale beschermingszones of 'Natura 2000' gebieden en de beschermde natuurmonumenten. Onder 'Natura 2000' gebieden worden verstaan de EG-Vogelrichtlijngebieden en, sinds 1 februari 2009, de EG-Habitatrichtlijngebieden. Voor de meeste EG-Habitatrichtlijngebieden geldt overigens dat deze nog wel formeel als zodanig moeten worden aangewezen door de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie, omdat daarvoor nog instandhoudingsdoelstellingen moeten vastgesteld. Zo lang de EG-Habitatrichtlijngebieden nog niet definitief door de minister zijn aangewezen dient nog te worden getoetst aan de communautaire lijst, zijde de lijst van gebieden zoals die indertijd zijn aangemeld bij de Europese Commissie. Onder beschermde natuurmonumenten worden die natuurgebieden verstaan die op grond van de “oude” Natuurbeschermingswet reeds als zodanig waren vastgesteld. Voor zover de beschermde natuurmonumenten overlappen met Natura 2000 gebieden geldt dat de status “beschermd natuurmonument” voor die betreffende gebieden is komen te vervallen, de beschermde waarden voor het betreffende gebied – voor zover die niet ook onder de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000 gebied vallen – blijven echter voor die gebieden onverminderd van kracht. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een vergunning van Gedeputeerde Staten (met uitzondering van die gebieden waar op grond van het Besluit vergunningen Nb-wet'98 de minister van ELI bevoegd gezag is) vereist
Ecologische Hoofdstructuur
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden de nationale belangen van het Rijk op het gebied van onder meer de natuur en het landelijk gebied vastgelegd. De SVIR richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het leven geroepen. De doorwerking van de nationale belangen uit de SVIR wordt geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro wordt geregeld hoe het nationale belang van de EHS door provincies en gemeenten dient te worden doorvertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet en nader uitgewerkt in de AMvB artikel 75.
De Flora- en faunawet hanteert een driedeling in beschermingscategorieën:
- 1. tabel 1 soorten, dit zijn de meest algemeen voorkomende soorten waarvoor bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling geldt. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden gevraagd;
- 2. tabel 3 soorten, dit zijn de strikt beschermde soorten. Het gaat hierbij om de EG-Habitatrichtlijnsoorten en een (nationale) selectie van de zwaardere categorieën van de Rode Lijst. Voor deze soorten dient altijd ontheffing te worden gevraagd;
- 3. tabel 2 soorten, een tussencategorie bestaande uit de resterende beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling wanneer wordt gehandeld volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. In andere gevallen dient voor deze soorten doorgaans ontheffing te worden gevraagd.
Vogels nemen in de Flora- en faunawet een bijzondere positie in. Vogels worden door de wet alleen beschermd tijdens het broedseizoen. Voor een aantal vogelsoorten (met name spechten, uilen en boombewonende roofvogels) zijn de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen jaarrond beschermd.
Natuurwetgeving en het plangebied “Buitengebied Noordwest”
In het kader van het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest” is beoordeeld of de natuurwetgeving en het natuurbeleid al of niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan.
Ecologie en het plangebied “Buitengebied Noordwest”
Het plangebied bestaat uit het noordwestelijk deel van het buitengebied van de gemeente Enschede en wordt begrensd door de bebouwde kom van Enschede, de gemeentegrenzen met Haaksbergen, Hengelo, Dinkelland, Oldenzaal en Losser, de Lossersestraat en de Haaksbergerstraat.
Ecologische Hoofdstructuur:
Een groot deel van het plangebied maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gronden binnen de Ecologische Hoofdstructuur dienen op grond van de provinciale Omgevingsvisie en –verordening van een beschermende bestemming te worden voorzien. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt voor ontwikkelingen in de EHS het 'nee, tenzij' regime. Voor ontwikkelingen die significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de tot de EHS behorende gronden kunnen leiden geldt dat tijdig passende mitigerende of preventieve maatregelen genomen dienen te worden. Er is geen sprake van een wettelijk beschermingsregime voor de EHS en de EHS heeft ook geen externe werking. Het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest” is hoofdzakelijk een conserverend bestemmingsplan, in het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nadelige gevolgen voor de EHS zouden kunnen hebben. Een verdere toetsing aan de EHS kan dan ook achterwege blijven.
Natuurbeschermingswet 1998:
Binnen de grenzen van het plangebied is het Natura 2000 gebied “Lonnekermeer” gelegen. Ten noorden en noordoosten van het plangebied zijn de Natura 2000 gebieden en de gebieden “Dinkelland” en “Landgoederen Oldenzaal” gelegen.
Hieronder volgt een korte beschrijving van de verschillende Natura 2000 gebieden:
Lonnekermeer
Dit Natura 2000 gebied is een relatief jong landgoed met daarin een tweetal gegraven waterplassen. Deze waterplassen zijn oligotrofe tot mesotrofe meertjes die zeldzame pionierbegroeiingen herbergen. Het Natura 2000 gebied bestaat naast het landgoed ook uit het aangrenzende gebied 'De Wildernis'. 'De Wildernis' is een kleinschalig beekdallandschap met vochtige en droge heide, heischrale graslanden, blauwgraslanden en dotterbloemhooiland. Aan de oostzijde van 'De Wildernis' liggen heideveldjes.
Landgoederen Oldenzaal
Dit Natura 2000 gebied ligt aan de voet van de stuwwal van Oldenzaal, tussen Oldenzaal, Losser en De Lutte. Het zuidelijk deel omvat het westelijk deel van het beekdal van de Snoeijinksbeek, gekenmerkt door hoogteverschillen, houtwallen, opgaand geboomte, bossen en vochtige en schrale graslanden en heideterreinen. De bossen bestaan uit eiken-berkenbos, beuken-eikenbos, eiken-haagbeukenbos en elzen-vogelkersbos. Voorts komen doornstruwelen voor en restanten van droge rivierduingraslanden. In het gebied liggen een aantal landgoederen die bestaan uit een afwisseling van naald- en loofbos, houtwallen, weilanden en akkers. Een groot deel van het gebied bestaat uit oud beuken- en eikenbos. In Boerskotten ontspringt de Snoeijinksbeek. In het noordelijk deel ligt een heuvelachtig terrein met een afwisseling van oude loof- en naaldbossen, graslanden (waaronder dotterbloemhooilanden), houtwallen en boerderijen. Aan de voet van de Tankenberg liggen enkele bronnen.
Dinkelland
Dit Natura 2000 gebied bestaat uit het beekdal van de Dinkel met een aantal zijbeken, waaronder het oostelijk deel van het beekdal van de Snoeijinksbeek en een drietal gevarieerde heideterreinen langs de Puntbeek en Rammelbeek, te weten Punthuizen, Stroothuizen en het Beuninger Achterveld. De Dinkel is een kleine laaglandrivier. Bovenstrooms van de aftakking van het Omleidingskanaal heeft de Dinkel een vrij natuurlijke hydrodynamiek. Benedenstrooms van deze aftakking is de hydrodynamiek sterk gereguleerd. Landschappelijk is het een gaaf beekdal, gekenmerkt door hoogteverschillen, houtwallen, bossen en vochtige en schrale graslanden en heideterreinen. De losliggende delen nabij Punthuizen bestaan uit vochtige en droge heide en heischrale graslanden en blauwgraslanden, afgewisseld met bosjes.
De hiervoor genoemde Natura 2000 gebieden zijn allemaal Habitatrichtlijngebieden. In het plangebied of in de nabijheid daarvan zijn geen Vogelrichtlijngebieden gelegen. In het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest” of in de directe omgeving daarvan zijn ook geen beschermde natuurmonumenten gelegen.
Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of er sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswet-vergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel. Het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest” is hoofdzakelijk een conserverend bestemmingsplan, maar het plan bevat wel groeimogelijkheden voor bestaande agrarische bedrijven. De vestiging van nieuwe agrarische bedrijven is in het bestemmingsplan niet toegestaan.
Voorrtoets Natura 2000, PlanMER en passende beoordeling:
In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest” is er een zogenaamde voortoets Natura 2000 uitgevoerd, waarin is onderzocht of het bestemmingsplan aanleiding geeft tot significant negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelstellingen en kwalificerende soorten van de diverse voornoemde Natura 2000 gebieden. De resultaten van de voortoets zijn als bijlage bij deze toelichting opgenomen. Uit de voortoets blijkt dat het op voorhand niet is uit te sluiten dat de op basis van het bestemmingsplan mogelijke uitbreidingen van agrarische bedrijven significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden zullen hebben. Vrijwel alle in of in de nabijheid van het plangebied gelegen Natura 2000 gebieden zijn zeer gevoelig voor vermesting en voor een aantal habitattypen geldt een kwalitatieve verbeteropgave. Ook is in de diverse Natura 2000 gebieden de achtergrondwaarde van de stikstofdepositie voor de beschermde habittypen veel hoger dan de kritische depositiewaarde, waardoor in beginsel iedere iedere toename leidt tot significant negatieve effecten. Op grond van de resultaten van de voortoets is het noodzakelijk gebleken een passende beoordeling en daarmee ook een plan-milieueffectrapportage (planMER) uit te voeren. Voor de resultaten van de planMER wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van deze toelichting. In deze paragraaf wordt volstaan met het vermelden van de belangrijkste conclusie van de planMER. Uit de planMER blijkt namelijk dat met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid kan worden geconcludeerd dat de beperkte ruimtelijke ontwikkelingen die in het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest” mogelijk worden gemaakt geen significant negatieve effecten zullen hebben voor de in het plangebied en in de nabijheid van het plangebied gelegen Natura 2000 gebieden.
Flora- en faunawet:
Het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest” heeft hoofdzakelijk een consoliderend en conserverend karakter. In verband hiermee behoeft er in het kader van dit ruimtelijk plan geen nader onderzoek plaats te vinden. In het bestemmingsplan worden agrarische bedrijven geen noemenswaardige groeimogelijkheden geboden.
Als ontwikkellocatie binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest kan worden beschouwd de uitbreiding van de Golfbaan Spielehof. Deze golfbaan groeit van een minigolf-accommodatie naar een 9 holes golfbaan. Ten behoeve van deze uitbreiding worden aangrenzende percelen grond gebruikt. Deze percelen grond hebben in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 ook al een Sport-bestemming (voetbalvelden). Doordat de sportbeoefening op die percelen is opgehouden, zijn deze gronden vrijgekomen. De eigenaar van de golf-accommodatie heeft van de gelegenheid gebruik kunnen maken om deze vrijgekomen gronden bij het huidige golfterrein te voegen.
Voor een ontwikkellocatie of voor evenementen wordt normaliter kort aangegeven of Flora- en faunawet onderzoek noodzakelijk is, alvorens hiervoor een positieve bestemming kan worden opgenomen. Indien voor één of meerdere locaties of evenementen nog Flora- en fauna onderzoek noodzakelijk is, dient dit onderzoek bij de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn uitgevoerd en moet daaruit met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid kunnen worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid in de weg staat. Indien uit een eventueel uit te voeren Flora- en faunawet onderzoek blijkt dat een ontwikkeling niet mogelijk is zonder het tijdig uitvoeren van mitigerende of preventieve maatregelen, kan het noodzakelijk zijn de tijdige uitvoering van die maatregelen als voorwaardelijke bepaling in de planregels van het bestemmingsplan te borgen.
Met betrekking tot deze ontwikkeling kan als volgt worden geconcludeerd:
Op grond van het voorgaande, met name het feit dat er op de toe te voegen percelen grond al geruime tijd tot voor kort sport werd uitgeoefend en er in de nieuwe situatie sport wordt bedreven die minder geluid voortbrengt, kan voor deze ontwikkeling met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van ecologie, natuurwaarden en flora en fauna geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Evenementen:
In het bestemmingsplan wordt als elk jaar terugkerend evenement de Military gehouden. Deze wordt hoofdzakelijk binnen eenzelfde gebied gehouden. Er zijn signalen afgegeven dat de organisatie mogelijk wil uitwijken naar een ander gebied of dat er wijzigingen komen in het gebruikelijke parcour en de gebruikelijke locatie. Concrete plannen hieromtrent zijn er nog niet. Het is onduidelijk of die plannen binnen de komende 10 jaar worden uitgevoerd.
Om die reden hebben wij de Military en het gebied waar deze plaatsvindt niet als evenement opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest.
Van dit evenement zijn in ieder geval geen onderzoeksgegevens bekend die erop duiden dat het evenement schade toebrengt aan ecologie, natuurwaarden, flora en fauna. Uit de jaarlijkse praktijk kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van ecologie, natuurwaarden en flora en fauna geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
5.4 Waterparagraaf
Bij ruimtelijke ordening is water een belangrijk thema. Teveel of te weinig water kan tot grote maatschappelijke gevolgen leiden. Natuur en landbouw zijn afhankelijk van voldoende water van een goede kwaliteit. De landbouw heeft water nodig voor de gewasgroei, maar teveel water belemmert de productie. Water is voor natuurgebieden de ondergrondse "motor" die bepalend is voor de natuurwaarde.
Watertoets
In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Door water te laten infiltreren in de bodem, en te bergen op daarvoor aangewezen plekken wordt ongecontroleerde overstroming en droogteschade voorkomen.
Het watertoetsproces is wettelijk verankerd met het besluit van 21 april 2008 tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening (Besluit ruimtelijke ordening) Staatsblad 2008, 145. Het besluit verplicht om - ter uitvoering van het Nationaal Bestuursakkoord Water - in de toelichting bij een bestemmingsplan “een beschrijving op te nemen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding”.
Het doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. De meerwaarde van het watertoetsproces is dat het zorgt voor een vroegtijdige systematische aandacht voor wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit (o.a. verzilting) en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren, gemeentelijke en particuliere wateren en grondwater.
Waterbeleid
Waterbeleid wordt op verschillende bestuurlijke niveaus gemaakt. De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit van de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden haalbare doelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in het Nationaal Waterplan en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In de provincie Overijssel is de Omgevingsvisie Overijssel richtinggevend voor waterschap en gemeenten.
Het Waterschap Regge en Dinkel heeft de beleidskaders van rijk en provincie uitgewerkt in het vigerende waterbeheerplan. Diverse aspecten van het waterbeleid zijn verder uitgediept in aparte beleidsnota's. Voor het ruimtelijk relevante aandachtsgebied vasthouden en bergen van water is de “Beleidsnota Retentie” opgesteld.
De uitgangspunten en wensen voor de inrichting en het beheer van beken en overige waterlopen zijn verwoord in de “Stroomgebied Actie Plannen (STAP)”. Daarnaast is de “Keur van het Waterschap Regge en Dinkel” een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn de Watervisie (2002), het Gemeentelijk Rioleringsplan (2009) en het Gemeentelijk Waterplan van belang voor het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen. Alle plannen worden in overleg met het waterschap Regge en Dinkel opgesteld.
In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op het hiervoor genoemde waterbeleid van de verschillende overheden.
Waarborgen waterbelangen
In de voorgaande paragrafen is het doel van de watertoets beschreven en is ingegaan op de verschillende facetten van het waterbeleid. Hieronder is aangegeven hoe in het bestemmingsplan met de waterbelangen rekening is gehouden:
Wateroppervlakken en waterlopen:
Verspreid over het plangebied komen in het plan grotere oppervlaktewateren en beken voor. Grotere waterpartijen bevinden zich onder andere langs de Weerseloseweg (Waterwingebied). Verder zijn er in het plangebied beken, onder andere de Roombeek en de Vanekerbeek. Grote delen van de gronden in het noordelijk en noordoostelijk deel van het plangebied zijn bestemd als waterintrekgebied.
Brongebieden, beekdalen en laagtes:
Binnen het plangebied komen bronnen voor. Een gebied met bronnen is onder andere gelegen ten noorden van de Lossersestraat. De gronden hebben in dit bestemmingsplan een conserverende bestemming gekregen (bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met Landschapswaarde en de bestemming Bos). Voor beekdalen en laagtes geldt dat de bescherming plaatsvindt door middel van een aanlegvergunningenstelsel; voor afgraven of juist ophogen van gronden is een aanlegvergunning vereist.
Betrouwbare drinkwatervoorziening:
Binnen het plangebied komt een grondwaterbeschermingsgebied met bijbehorend intrekgebied voor, die elkaar gedeeltelijk overlappen (zie afbeelding ). Met het oog op de functie van deze gronden is hiervoor een dubbelbestemming "Waterstaat- Intrekgebied" in het plan opgenomen.
kaartje uit de omgevingsverordening van de drinkwaterwinningen
Vasthouden, bergen en afvoeren:
Verschillende bestuurslagen wijzen in hun beleidsstukken op het belang van het vasthouden en bergen van water. In dit plan heeft dit principe op de volgende wijze gestalte gekregen:
- In de bestemmingsomschrijving van verschillende bestemmingen is tot uitdrukking gebracht dat grond mede is bestemd voor sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden en bergen van water.
- Voor het aanbrengen van drainage en het graven en/of dempen van sloten is een aanlegvergunningenstelsel vereist binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functiemet ecologische waardenAgrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden , Bos en Natuur alsmede binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden - Agrarische functie metlandschapswaarden en '' Agrarisch" voorzover de gronden met deze bestemming op een afstand van minder dan 50 meter zijn gelegen van gronden met de eerder genoemde bestemming.
Nieuwe ontwikkelingen
Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest legt voor het overgrote deel de bestaande situatie vast en voorziet niet in (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen. Voor nieuwe ontwikkelingen zullen aparte ruimtelijke procedures gevolgd moeten worden. Om wateroverlast te voorkomen zal bij deze procedures het watertoetsproces doorlopen worden.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om passende bestemmingen toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan. Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Op grond van het bepaalde in artikel 3.1, lid 2 van de Wro dienen bestemmingsplannen eens in de 10 jaren te worden geactualiseerd.
Bestemmingsplannen dienen met toepassing van de wettelijk verplichte SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) te worden gemaakt. Toepassing van de SVBP zorgt er voor dat bestemmingsplannen alle dezelfde structuur en opbouw kennen. Hierdoor ontstaat een uniform geheel, wat de rechtsgelijkheid voor burgers ten goede komt en de toetsing van aanvragen om een bouwvergunning evenals de handhaving van bestemmingsplannen vergemakkelijkt.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de hiervoor genoemde hoofdstukken van de regels. Hierbij wordt meer in detail ingegaan op de in het plan opgenomen bestemmingen.
6.2 Inleidende Regels
Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest. In Artikel 1 'Begrippen' zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 'Wijze van meten' geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
6.3 Bestemmingsregels
6.3.1 Inleiding
Het hoofdstuk 'Bestemmingsregels' van de regels geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de aanwijzing van bestemmingen kan gekozen worden uit de in de SVBP2008 opgenomen basisbestemmingen. Verbijzondering kan in principe plaatsvinden door een bestaande basisbestemming te 'knippen', of door opname van een functie-aanduiding. In deze paragraaf worden de verschillende bestemmingsregels voor het buitenbied beschreven.
6.3.2 Indeling bestemmingsregels
Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de SVBP een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
- bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
- bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
- nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
- afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
- specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
- afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
- omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
- wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).
6.3.3 Bestemmingen
Bestemming Agrarisch
Op gronden met de bestemming 'Agrarisch' is het agrarisch gebruik primair. De in deze gebieden voorkomende waarden leggen weinig beperkingen op aan de landbouw. De gebieden worden gekenmerkt door een relatief grote openheid en grootschaligheid. Het zijn gebieden met geringe cultuurhistorische waarde. De landbouw dient hier zo goed mogelijk te kunnen functioneren.
Binnen in het plan aangewezen bouwvlakken is de exploitatie van een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan. Middels functie-aanduidingen is aangegeven waar de exploitatie van andere vormen van agrarische bedrijvigheid zijn toegestaan.
In agrarisch gebied komen landschapselementen voor. In de doeleindenomschrijving in de planregels zijn gronden met de bestemming agrarisch gebied daarom ook bestemd voor de instandhouding van landschapselementen. Het is denkbaar dat in de agrarische gebieden landschapselementen op een zodanige plaats liggen, dat ze de bedrijfsvoering van de landbouw in de weg staan. Dergelijke elementen kunnen dan wellicht verwijderd worden, mits op een andere plek een nieuw element wordt aangeplant. Uiteraard dient daarbij in het oog te worden gehouden dat elementen met hoge ecologische waarden niet te verplaatsen zijn. Het duurt immers jaren voordat die waarden weer terug komen, als ze al terugkomen. Ook kan het zijn dat wanneer een dergelijk element onderdeel uitmaakt van een ecologische verbindingszone, dat element niet verwijderd kan worden. Overigens is de ecologische waarde van de landschapselementen in de jonge ontginningen veelal gering.
De landschappelijke waarde kan echter groot zijn, met name daar waar door middel van landschapselementen de hoofdstructuur van het landschap te herkennen is. Te denken valt aan beekbegeleidende beplanting, wegbeplanting en kavelrandbeplanting. De lijnen zijn veelal lang en recht en geven de hoofdrichting in het landschap aan, in tegenstelling tot de lijnen in de oude ontginningen.
Nieuw aan te brengen beplanting moet zodanig liggen dat de landbouw daarvan geen hinder ondervindt.
Ook de situering van de gebouwen binnen een bouwperceel kan van invloed zijn op de karakteristiek van het landschap. Burgemeester en wethouders kunnen daarom nadere eisen stellen aan de situering van deze bebouwing, indien een clustering daarvan wenselijk is.
Bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarde
De kleinschalige landschappen met veel ecologisch goed ontwikkelde houtopstanden zijn bestemd voor agrarisch gebied met landschappelijke en ecologische waarden. Deze gebieden blijven een agrarisch grondgebruik houden, zij het in zodanige vorm dat landschap en ecologie in stand blijven c.q. versterkt worden. Ook krijgen alle agrarische gronden gelegen in bosgebieden vanwege hun ecologische en landschappelijke waarden een dergelijke bestemming.
In deze gebieden geldt ten aanzien van het agrarisch gebied een grote hoeveelheid beperkingen. Evenals bij de andere agrarische bestemmingen is het ook hier gewenst bebouwing zoveel mogelijk te clusteren. Burgemeester en Wethouders kunnen daartoe nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing.
Gezien de grote hoeveelheid beperkingen en de wens om het agrarisch grondgebruik te handhaven, lijkt het vooralsnog noodzakelijk door middel van resultaatbeloning in het agrarisch natuurbeheer, oplossingen te zoeken voor de agrarische sector.
De vorm van agrarisch grondgebruik zou eveneens gericht kunnen zijn op natuurontwikkeling (schraal grasland, graanvelden e.d.). In deze gebieden zijn in beginsel alle houtopstanden van belang voor ecologie en landschap.
Bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarde
Daar waar in het gebied belangrijke landschappelijke waarden voorkomen, moet de landbouw rekening houden met deze waarden. Deze gronden zijn daarom niet alleen bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, maar ook voor het behoud en het herstel van de aanwezige landschappelijke waarden.
De landschappelijke waarden worden voornamelijk bepaald door cultuurhistorische waarde, door de samenhang van het ontginningspatroon met het abiotisch patroon en door de kleinschaligheid, die is ontstaan als gevolg van de vele landschapselementen, hoogteverschillen, beken en de grillige kavel- en wegenpatronen.
De bebouwing in deze oude ontginningen is volgens een cultuurhistorisch patroon geplaatst, bijvoorbeeld rondom essen of in esdorpen. Landbouw is een essentieel onderdeel van deze landschappen en moet als functie aanwezig blijven en moet zich zo mogelijk kunnen ontwikkelen, zij het dat de bestaande waarden minimaal gehandhaafd moeten blijven. Dit betekent dat aan de agrarische sector beperkingen worden opgelegd.
De voorkomende landschapselementen bepalen mede de kleinschaligheid, de grilligheid van het landschap en de samenhang met het abiotisch patroon. Bij verdwijnen van elementen om welke reden dan ook is het van groot belang, dat deze opnieuw worden aangeplant. Bovendien is het wenselijk in het kader van de landinrichting het aantal landschapselementen in de vorm van weg- en beekbegeleidende beplanting uit te breiden.
Vanwege handhaving van het bestaande cultuurhistorische bebouwingspatroon en de karakteristiek van het landschap is het wenselijk, dat bij uitbreiding de hoeveelheid benodigde bebouwing zo geconcentreerd mogelijk wordt geplaatst. Dat wil zeggen dat erop moet worden toegezien, dat nieuwe bebouwing zoveel mogelijk direct aansluitend aan de bestaande bebouwing wordt gelocaliseerd, zogenaamde clustering. Burgemeester en Wethouders kunnen daartoe nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen binnen een bouwperceel.
Bestemming Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor bestaande bedrijven in het plangebied. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst (Lijst van Bedrijfstypen) die als bijlage bij de planregels is opgenomen. Deze bedrijvenlijst is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2007). Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die is gebaseerd op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het buitengebied is geen groot industrieterrein; er wordt ook gewoond en gerecreëerd. Daarom is in het plan bepaald dat op de in het plan voor 'Bedrijf' aangewezen gronden uitsluitend bedrijven mogen worden gevestigd, die in de hiervoor genoemde bedrijvenlijst worden genoemd in de categorieën 1 en 2. Middels een bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijkingen toe te staan dat bedrijven, die niet in de lijst worden genoemd, maar wel vergelijkbaar zijn met de wel genoemde bedrijfstypen, niettemin kunnen worden toegestaan. Het plan bevat ook een bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning ten behoeve van bedrijven die volgens de meergenoemde bedrijvenlijst zijn ingedeeld in een hogere categorie, maar die wat hinder betreft vergelijkbaar zijn met de bedrijven die bij recht zijn toegestaan, een afwijking van het bestemmingsplan toe te staan.
Voor bestaande bedrijven, die volgens de bij de planregels behorende bijlage, zijn ingedeeld in de categorie 3 of hoger, geldt dat ze middels een functie-aanduiding specifiek zijn bestemd. Consequentie van deze bestemmingsmethodiek is dat de bedrijfsvoering van de bedrijven in kwestie kan worden voortgezet; wordt de bedrijfsvoering beëindigd dan kan op die betreffende locatie een zelfde bedrijf zich opnieuw vestigen.
Voor andere bedrijven geldt dat ze moeten worden genoemd in de categorieën 1 of 2 van de bedrijvenlijst, of dat ze hiermee vergelijkbaar moeten zijn.
In het plangebied komen de volgende bedrijven voor:
- Antiekhuis De Koperen Bol, meubelwerkplaats en veilinghuis, Weerseloseweg 355 en 355A,
- Timmer- en Klussenbedrijf Bouwma, Vergertweg 185A,
- Langenhof, Meijerinksweg 30,
- Harmsen Kabel Import, Strootsweg 340,
- Aannemer Stokkers BV, Kwinkelerweg 223 en 225,
- Aannemersbedrijf Mulder, Strootbeekweg 250,
- Taxibedrijf Markink, Beckumerstraat 443 en 445,
- Houthandel Scharenborg, Ganzebosweg 335,
- Ottink Schilderwerken VOF, Ganzebosweg 325
Bestemming 'Bedrijf - Afsluitlocatie'
Op Blad 4 van de verbeelding bevindt zich nabij de Hofdijk en het Twence terrein een afsluitlocatie ten behoeve van de gasleidingmaatschappijen.
Bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf'
Een agrarisch loonbedrijf is een binnen de agrarische sector werkzaam bedrijf dat beschikt over gespecialiseerde machines en vakmensen die tegen betaling ter beschikking worden gesteld. In het plangebied komen dergelijke bedrijven voor, namelijk op de volgende adressen:
- de Hofmeijerweg 117,
- de Wilgenkampweg 53 en 55,
- de Haaksbergerstraat 1148 en 1150,
- de Badweg 65,
- de Meestersweg 20,
- de Veldbeekweg 101A.
Op het adres Weerseloseweg 400 is tevens de specifieke aanduiding toegekend "Specifieke vorm van bedrijf - bosbouwbedrijf".
Bestemming 'Bedrijf - Garage'
Binnen het plangebied komen de volgende garagebedrijven voor:
- De garagebedrijven die binnen het plangebied voorkomen, zijn:
- Bareld van der Wijk Autoschadeherstel, Vliegveldweg 221,
- Auto Service Lonneker, Oldenzaalsestraat 1038,
- Autohandel Bernard Nijboer, Zoglandweg 55 en 57,
- Garage De Marke, Boekelosestraat 257,
- Gebroeders Knoef, Overbeekweg 50.
Bestemming 'Bedrijf - Hovenier'
De volgende bedrijven worden aangemerkt als hoveniersbedrijf.
- Hoveniersbedrijf Vije, Vergertweg 257 (Vergertweg 255 is momenteel verhuurd aan een fotobedrijf),
- Auke Vleerstraat 180,
- Vloeiweideweg 25 en 29,
- Teesinklandenweg 9.
Bestemming 'Bos'
Verspreid over het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" zijn gronden bestemd voor 'Bos'. De voor Bos aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de houtproductie en voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.
Het thans nog geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 kent twee Bos-bestemmingen, namelijk 'Bos' en 'Bos met ecologische waarden'. In juridisch opzicht is er tussen de beide bestemmingen hoegenaamd geen verschil. Dit is de reden dat in het voorliggende bestemmingsplan dit onderscheid is komen te vervallen.
Bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum'
Aan de Hofmeijerweg 300 bevinden zich gronden die behoren bij het tuincentrum van Harry Menkehorst kwekerijen BV, Nieuwe Grensweg 157 in Hengelo (ov). Deze gronden hebben in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' gekregen.
Bestemming 'Cultuur en ontspanning - Bezoekers- en beheercentrum'
In het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest zijn in 2002 op Hof Espelo aan de Weerseloseweg 259 op verzoek van de Stichting Het Overijssels Landschap gebouwen gerealiseerd t.b.v. opvang van en activiteiten met verstandelijk gehandicapten, het geven van voorlichting over natuur en landschap en voor de opslag van materialen voor het beheer en onderhoud van het landgoed Espelo. Deze gebouwen hebben in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 de bestemming 'Bezoekers- en beheercentrum (artikel 35-A) gekregen. Deze bestemming is in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest vertaald in de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Bezoekers- en beheercentrum'.
Bestemming 'Cultuur en ontspanning - Molen'
Deze bestemming is toegekend aan de Lonnekermolen. Bij deze bestemming hoort een molenbiotoop en een vrijwaringszone. De vrijwaringszone is op grond van onderzoek zo gekozen dat de overige functies en bestemmingen in de omgeving van de molen niet onnodig worden beperkt. De vrijwaringszone voor de molenbiotoop is in de verbeelding opgenomen.
Bestemming 'Groen'
In Enschede is er voor gekozen om de bestemming Groen in beginsel alleen in te zetten voor het bestemmen van stedelijk groen. Uitzonderingen op deze hoofdregel gelden voor:
- landgoedparken (zie hierna);
- in het buitengebied in te passen bedrijven.
In het voorliggende bestemmingsplan is de bestemming Groen gebruikt bij de vestigingslocatie van een loonbedrijf aan de Lonnekerveldweg 7 / Vergertweg 255, de waterberging aan de Voortsweg, een bedrijf aan de Ganzebosweg en een autobedrijf aan De Plooy.
Bestemming 'Groen - Landgoedpark'
Landgoederen zijn in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1996 niet als zodanig bestemd. Alleen de parkachtige landgoederen hebben daarin de bestemming ‘landgoedpark’.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt die lijn doorgezet. Bepalend voor de in dit plan aan de grond toegekende bestemming is het feitelijke en toekomstige gebruik van grond en niet zozeer de eigendomsverhouding of de rangschikking onder de Natuurschoonwet.
In het plangebied liggen 2 landgoederen, in de nota Buitenkans buitenplaatsen genoemd, waarvan het parkachtige gedeelte met landhuis is voorzien van de bestemming 'Groen - Landgoedpark'. Het gaat daarbij om de landgoederen 't Stroot en De Keizer.
Gronden, op de kaart aangewezen voor 'Groen - Landgoedpark' zijn bestemd voor de instandhouding van een landgoedpark met het zich daarop bevindende landhuis, alsmede voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke- en cultuurhistorische- en natuurlijke waarden.
Binnen het parkachtige gedeelte van het landgoed aanwezige andere woningen of schuren zijn in dit plan voorzien van de functie-aanduiding 'wonen' , 'specifieke vorm van groen – schuur' en of 'specifieke vorm van groen - beheergebouw'.
Bestemming 'Horeca'
Ook de bestemming 'Horeca' is opgenomen voor vijftal locaties in het plangebied. Deze bestemming geldt voor de volgende adressen:
- Cafe Bommel aan de Weerseloseweg 370,
- Restaurant en speelgelegenheid Kleinsman aan de Weerseloseweg 356,
- Eetcafé en ijssalon Halfweg, Oldenzaalsestraat 1045,
- Steakhaus Lutscher Alm, Lossersestraat 189(A),
- Bad Boekelo, Oude Deldenerweg 220.
Bestemming 'Maatschappelijk - Militair terrein'
De gronden ten zuiden van het vliegveld hadden in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 een militaire bestemming. Zoals niemand is ontgaan is men volop bezig met het ontwikkelen van de luchthaven Twente.
Aangezien er op de betreffende gronden activiteiten zijn die nog gerelateerd zijn aan de defensie, en deze sector tegenwoordig wordt geschaard onder de noemer "maatschappelijk", krijgen deze gronden de bestemming 'Maatschappelijk - Militair terrein'.
Bestemming 'Maatschappelijk - Religie'
In het plangebied is deze bestemming toegekend aan de Johanneskerk aan de Twekkelerweg 110 in Twekkelo.
Bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij'
Binnen het plangebied wordt op een aantal boerenerven de agrarische activiteit gecombineerd met (dag-)opvang van kinderen en / of volwassenen, al dan niet op therapeutische basis. Dit zijn de zogenoemde zorgboerderijen. Deze zorgboerderijen voorzien in het geven van een aangename dagbesteding aan speciale doelgroepen en / of het geven van maatschappelijk-sociale begeleiding.
Tot de zorgboerderijen binnen het plangebied worden gerekend Landgoed Algoed (met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - creativiteitscentrum' aan de Burgemeester Stroinkstraat 411 en de Lutje Esweg 10 en In 't Zadel aan de Goorseveldweg 180. In 't Zadel heeft tevens de functieaanduiding "Kampeerterrein" gekregen. Daarnaast zijn er nog twee andere, te weten Zorgboerdeij Ensink en de Rökker.
Bestemming 'Natuur'
De gebieden die uitsluitend een natuurfunctie hebben, zijn bestemd als natuurgebied. Dat betekent, dat zij zijn bestemd voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Kleinschalige vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, zijn toegestaan, voorzover de genoemde waarden hierdoor niet worden geschaad.
De natuurgebieden vallen veelal onder beheer van de Stichting Overijssels Landschap of Natuurmonumenten. Het betreft in veel gevallen heidevelden of restanten van heidevelden. Bebossing dient in deze heidegebieden zoveel mogelijk te worden tegengehouden of teruggedrongen.
Bestemming 'Sport - Golfsport'
Binnen het plangebied bevinden zich twee gebieden waar de golfsport wordt uitgeoefend. Het gaat hier om de terreinen 't Sybrook aan de Oldenzaalsestraat en het terrein aan de Spieleweg 24.
Bestemming 'Sport - Hondensport'
Verspreid over het plangebied komen drie hondensportterreinen voor. Het gaat daarbij om de locaties aan de Smeenkweg, de Weerseloseweg en de Veldbeekweg 155.
Omdat de hierboven genoemde locaties vrijwel zonder uitzondering zijn gelegen binnen kwetsbare gebieden in het buitengebied, en voor de beoefening van de hondensport relatief weinig voorzieningen nodig zijn, is er voor gekozen deze bestaande terreinen weliswaar een verbijzonderde sportbestemming toe te kennen, maar wel een bestemming die rekening houdt met de landschappelijke waarde van het landschap. De voor Sport -Hondensport aangewezen gronden zijn bestemd voor de hondensport en voor het behoud, herstel en verbetering van de aanwezige landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarde.
Bestemming 'Sport - Manege'
Binnen de paardenhouderij wordt wel onderscheid gemaakt tussen de gebruiksgerichte en de productiegerichte paardenhouderij. Onder de productiegerichte paardenhouderij vallen:
- a. fokbedrijven; bedrijf met als doel het fokken en afzetten van veulens;
- b. opfokbedrijven; bedrijf dat gespecialiseerd is in de opfok van jonge paarden;
- c. merrie- en hengstenhouderijen: bedrijf dat zich richt op de inzet van meerdere merries voor de fokkerij, respectievelijk de inzet van een of meerdere hengsten voor de fokkerij middels natuurlijke dekking of kunstmatige inseminatie;
- d. paardenmelkerijen; bedrijf dat zich richt op het afzetten van melk en/of melkproducten van merries aanwezig op het bedrijf .
Productiegerichte paardenhouderijen voldoen aan de begripsomschrijving van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Dergelijke bedrijven hebben in het plan een agrarische bestemming gekregen en bij voldoende omvang een bouwvlak.
Onder gebruiksgerichte paardenhouderij wordt in dit plan een bedrijf met een niet-publieksgericht karakter, dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar.
Een manege is in dit plan omschreven als een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het bereiden van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen.
Binnen het plangebied zijn 3 maneges gevestigd. Het gaat daarbij om de manege Het Twentsche Veld aan de Vliegveldweg 225, De Twentse Marke aan de Roolvinkweg 26 en De Horstlinde aan de Pompstationweg 83.
De voor Sport - Manege aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatig exploiteren van een manege, met daaraan ondergeschikt, het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension en een kantine.
Bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein'
Binnen het plangebied zijn één camping en twee zogenaamde mini-campings gelegen. Onder een mini-camping wordt in dit plan een kleinschalige camping bij of in de nabijheid van een agrarisch bedrijf of woning verstaan, met een capaciteit van maximaal 25 toeristische standplaatsen.
De hiervoor bedoelde campings hebben in het plan de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' of de functieaanduiding 'Kampeerterrein' gekregen. Het gaat daarbij om:
- Camping Onder de Sterren aan de Wycherinkshoekweg 33; dit is een kleinschalig kampeerterrein.
- Camping In 't Zadel aan de Goorseveldweg 180.
- Camping Buytenplaets aan de Oude Deldenerweg 125.
De voor Recreatie - Kampeerterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van recreatief verblijf in kampeermiddelen en instandhouding van stacaravans, met de daarbij behorende voorzieningen.
Bestemming 'Recreatie Volkstuin'
Binnen het plangebied bvinden zich volkstuincomplexen. Het gaat daarbij onder andere om terreinen aan de Vergertveldweg, de Vegerweg en de Twekkelerweg.
De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor hobbytuinbouw.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning een centrale voorziening toestaan ten behoeve van het volkstuinencomplex. De bedoeling is dat dit centrale gebouw de verrommeling zal indammen. Ook kunnen nieuwe functies, zoals verkoop van eigen producten, worden toegestaan.
Bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Zandweg'
Binnen het plangebied zijn twee typen verkeersbestemming opgenomen, namelijk 'Verkeer' en 'Verkeer - Zandweg'. Het belangrijkste verschil tussen beide bestemmingen komt in de naam ervan tot uitdrukking: de bestemming 'Verkeer - Zandweg' is opgenomen voor (overwegend) onverharde wegen en de bestemming 'Verkeer' voor de overige wegen. Bruggen, dammen of duikers, sloten, bermen en beplanting, parkeervoorzieningen, verkooppunten van motorbrandstof (specifiek aangeduid op de plankaart) en parkeerterreinen vallen overigens ook onder deze bestemming.
Van de wegen met meer dan één rijstrook is in het plan een dwarsprofiel opgenomen. Dit profiel legt de bestaande inrichting van de weg vast, zodat er niet zonder bestemmingswijzigingen een verandering in het profiel kan worden aangebracht. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat door een verandering aan de weg de geluidbelasting op gevels van geluidgevoelige functies kan veranderen. Bij wijziging zal daarom eerst geluidsonderzoek moeten worden gedaan om aan te tonen dat de geluidsituatie niet verslechterd.
Bestemming 'Water', 'Water - Waterwingebied' en 'Water - waterloop'
Verspreid over het plangebied komen in het plan enkele plassen en beken voor. De grotere waterpartijen hebben in het voorliggende plan de bestemming Water gekregen. De in het plan voorkomende beken zijn voorzien van de bestemming 'Water - waterloop'. Bovendien kent het plangebied ook grote waterpartijen ten behoeve van de waterwinning. Deze waterpartijen bevinden zich langs de Weerseloseweg bij de nummers 175, 177, 181-A. Zij zijn dan ook bestemd als 'Water - Waterwingebied'.
Bestemming 'Wonen'
Bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan Buitengebied 1996 was de functie van een gebouw niet altijd evident: in het indertijd van kracht zijnde bestemmingsplan voor het buitengebied waren solitair gelegen woningen namelijk niet positief bestemd. Voor het aanbrengen van een onderscheid tussen (permanent bewoonde) zomerhuisjes en woningen zijn indertijd criteria opgesteld, aan de hand waarvan uiteindelijk besloten is objecten de gastbestemming 'Woning' of 'Zomerwoning' toe te kennen.
Bij de ontwikkeling van het voorliggende bestemmingsplan 'Buitengebied Noordwest' speelde dit probleem niet. De toen als zomerhuisje geïdentifceerde objecten hebben de functie-aanduiding 'recreatiewoning' gekregen en de in dit plan als woning aangewezen objecten de bestemming 'Wonen' (zie ook paragraaf 4.4.1).
De in dit plan opgenomen bestemmingsregeling voor woningen verschilt op een aantal onderdelen van de gastbestemming 'woning' uit het bestemmingsplan Buitengebied 1996. De belangrijkste verschillen betreffen:
- In het bestemmingsplan 'Buitengebied 1996' hebben de woningen een gastbestemming gekregen; de basisbestemming is veelal agrarisch. De aanduiding van die gastbestemming vond plaats door het object op de topografische ondergrond aan te peilen. Deze werkwijze is onder de SVBP 2008, de van Rijkswege opgelegde standaard voor het maken van bestemmingsplannen, niet meer toegestaan. Bestemmingen en functie-aanduidingen moeten altijd aan een gebied worden gerelateerd. In het voorliggende plan hebben de voor het wonen in gebruik zijnde grond, de erven, de bestemming 'Wonen' gekregen. Voor het bepalen van de omvang van het erf is gekeken naar eigendomsgrenzen en het feitelijk gebruik van de grond, blijkend uit aangebrachte verharding, de tuin, zwembad, en bijgebouwen. Waren de bijgebouwen op relatief grote afstand van de woning gelegen, dan zijn ze voorzien van de functie-aanduiding 'specifieke vorm van [....] - schuur'.
- In het bestemmingsplan 'Buitengebied 1996 is voor woningen een maximum inhoudsmaat van 750 m³ opgenomen. In het voorliggende plan is die inhoudsmaat 750 m³ gebleven. De nota Buitenkans (zie paragraaf 4.4.1) biedt hiervoor de basis.
- In het bestemmingsplan 'Buitengebied 1996' is voor bijgebouwen een maximum oppervlakte gehanteerd van 75 m². In het voorliggende plan wordt niet meer gewerkt met het begrip bijgebouw, maar met het meer omvattende begrip 'Bijbehorend bouwwerk'. Daaronder wordt in dit plan verstaan de functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag, bij een omvang van het bestemmingsvlak tot 250 m², maximaal 75 m² en bij een bestemmingsvlak met een omvang vanaf 250 m², niet meer dan 30 % van de omvang van het bestemmingsvlak, met een maximum van 100 m² bedragen per wooneenheid. Gevolg van deze verandering is dat ook de bouw van carports aan deze bebouwingsregeling kan worden getoetst.
- In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is vastgelegd dat de afstand van een bijgebouw tot een woning ten hoogste 15 meter mag bedragen. In het voorliggende plan is bepaald dat woningen en bijbehorende bouwwerken binnen het -in het plan aangeduide- bouwvlak moeten worden gebouwd. De bouwvlakken zijn steeds zodanig binnen het bestemmingsvlak gesitueerd dat nieuwe bebouwing geclusterd tot stand moet komen.
- In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 worden de begrippen woning en gedeelde woning gebruikt. In het ontwerpplan Buitengebied Noordwest worden de begrippen woning en wooneenheid gebruikt, waarbij het begrip woning is gebruikt om een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden aan te duiden en wooneenheid is gehanteerd in de betekenis van gebouw, dat één of meer woningen bevat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. De achtergrond van deze wijziging is dat er vanuit de plansystematiek de wens aanwezig is om binnen bestemmingsvlakken het aantal aanwezige woningen aan te duiden, maar de SVBP2008 het slechts mogelijk maakt om het aantal wooneenheden in het plan aan te duiden.
- De gastbestemming 'Landhuis' keert in het nieuwe bestemmingsplan niet in een nieuwe verschijningsvorm terug en dat geldt ook voor de regeling voor karakteristieke bouwwerken. De gedachte hierachter is dat voor de bescherming van waardevolle gebouwen en andere bouwwerken een beter instrument beschikbaar is, namelijk de monumentenwetgeving.
- Onder het nieuwe plan zijn de mogelijkheden om tot splitsing van een wooneenheid over te gaan vergroot: als de bestaande wooneenheid een inhoud heeft van meer dan 1000 m3 , dan kan deze met een bevoegdheid tot afwijking worden gesplitst in 2 woningen. De voorwaarde dat het moet gaan om een voormalige agrarische bedrijfstwoning is komen te vervallen. In dit verband is het van belang om op te merken dat door splitsing het toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet wordt verdubbeld; de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is immers gekoppeld aan het begrip wooneenheid. Splitsing mag niet leiden tot vergroting van de wooneenheid; splitsing mag ook niet leiden tot de aantasting van de bestaande karakteristiek van de wooneenheid.
- In het voorliggende plan is opnieuw een regeling opgenomen voor kleine agrarische bedrijven met een bedrijfsomvang tussen de 10 en 40 nge (zie ook paragraaf 4.4.2). Voor de bedrijven in kwestie is in dit plan de functie-aanduiding 'agrarische woning' binnen de bestemming 'Wonen' opgenomen; in het vigerende bestemmingsplan werd hiervoor binnen een agrarische bestemming de gastbestemming 'Agrarische woning' gebruikt. De strekking van de regeling is dat de bedrijfsgebouwen die reeds voor het agrarisch bedrijf in gebruik waren, ook onder het nieuwe plan hiervoor in gebruik mogen zijn.
6.3.4 Dubbelbestemmingen
Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. In de bij de dubbelbestemming behorende planregels wordt de verhouding tussen de doeleinden (functies) van de bestemmingen aangegeven. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Dubbelbestemmingen in de vorm van een lijn of een punt komen niet voor.
In dit plan komen de dubbelbestemmingen voor ter bescherming van hoge druk aardgastransportleidingen, hoogspanningsverbindingen, archeologische waarde, cultuurhistorische waarden en waterintrekgebieden.
Dubbelbestemming 'Leiding - Gas'
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Binnen het bestemmingsvlak gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen en andere werkzaamheden.
Dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Binnen het bestemmingsvlak gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen en andere werkzaamheden.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'
Op de plankaart zijn enkele gebieden aangewezen als archeologisch onderzoeksgebied of als archeologisch waardevol gebied. Voor de delen van het plangebied die geen archeologische bestemming kennen op de plankaart gelden geen archeologische beperkingen.
De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie betreffen de archeologisch beschermde monumenten en archeologisch waardevolle gebieden (gebieden of terreinen van hoge archeologische waarde). Dat betekent dat hier een waarderend archeologisch onderzoek is uitgevoerd en op basis van de resultaten van dit onderzoek door de bevoegde overheid de archeologische vindplaats is geselecteerd als behoudenswaardig.
De dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” kan middels een wijzigingsbevoegdheid van de plankaart worden verwijderd nadat de behoudenswaardige archeologie is opgegraven, aangezien het dan niet meer noodzakelijk is dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van de archeologische waarden. Ook kan via een wijzigingsbevoegdheid aan gronden alsnog de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” worden toegekend, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch'
De voor Waarde - Cultuurhistorisch aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke openheid, de bodemgesteldheid en archeologische waarden en het reliëf van essen.
Binnen het bestemmingsvlak gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen en andere werkzaamheden.
Gebiedsaanduiding 'Overig - Stadsrandzone'
De stadsrandzone is in dit bestemmingsplan niet opgenomen als dubbelbestemming maar als gebiedsaanduiding.
De stadsrandzone vloeit voort uit de beleidsnota Buitenkans, gids voor het buitengebied. De ambitie van deze zone is ondermeer de aanleg van een recreatieve route rond de stad en het versterken van de belevingswaarden en landschappelijke waarden. De stadsrandzone kan worden beschouwd als een "groene zoom" van het buitengebied. Door het invoeren van deze gebiedsaanduiding wordt voorkomen dat voor kleine initiatieven een zware en dure procedure doorlopen moet worden. Deze zone komt tot stand op basis van vrijwilligheid. Het toevoegen van functies en nieuwbouw is alleen mogelijk indien dit passend is op grond van de bestemming die er ook op ligt (bijvoorbeeld geen pannenkoekenhuis in de bestemming "Natuur").
Gebiedsaanduiding 'Overig - Bodemdalingsgebied'
Een andere belangrijke gebiedsaanduiding is 'Overig - bodemdalingsgebied'. Als gevolg van de zoutwinning in de gebieden van Enschede en Hengelo zijn er locaties ontstaan waar de grond instabiel kan zijn vanwege de holtes diep in de grond, cavernes genoemd. Deze cavernes zijn ontstaan vanwege de zoutwinning. In het geval van ontwikkelingen binnen deze gebieden (zones) is vooraf schriftelijk advies vereist van het Staatstoezicht op de Mijnen. Dit orgaan adviseert over de te verwachten veiligheidsrisico's als gevolg van bodeminstabiliteit in relatie tot de perceelslocatie en de verwachte levensduur van bijvoorbeeld gebouwen. Tevens wordt gekeken of er geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden optreedt.
Gebiedsaanduiding 'Overig - Ecoduct'
Rijkswaterstaat gaat ten behoeve van een goede ecologische verbinding tussen de verschillende delen van het buitengebied een ecoduct aanleggen over de Rijksweg 35 (A35). Ten behoeve van deze ecoduct is het noodzakelijk om aan weerszijden van de A35 de gronden te bewerken en op te hogen. De gronden die hiermee gemoeid zijn hebben de bestemmingen Verkeer, Agrarisch, Bos en mogelijk de bestemming Natuur.
Elk van deze bestemmingen kent zijn planregels over gebruik en bebouwing.
Om deze ecoduct juridisch in te kunnen passen zal hier een passende regeling in het bestemmingsplan voor gekozen moeten worden. De regels van de bestemmingen die hier genoemd zijn zodanig aanpassen zodat realisering van de ecoduct juridisch mogelijk wordt is één van de mogelijkheden. Deze methode is minder omslachtig en ook meer in algemene zin beter toepasbaar. Binnen deze gebiedsaanduiding worden de voorwaarden gegeven waarbinnen de ecoduct gerealiseerd kan worden.
6.3.5 Ruimtelijke kwaliteit
Met de vaststelling van de Buitenkans, Gids voor het buitengebied (zie hoofdstuk 3) heeft de gemeenteraad beoogd meer mogelijk te maken in het buitengebied en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Dit bestemmingsplan levert hieraan een bijdrage. Direct door het toekennen van bestemmingen en het sturen op de bouwmogelijkheden. Maar ook door middel van de in dit plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen. Voor de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden via een afwijkings- of wijzigingbevoegdheid, zijn de koesteransichten als afwegingskader in de regels opgenomen. Hierdoor is het aspect ruimtelijke kwaliteit richtinggevend voor de vraag of meegewerkt kan worden aan een initiatief. De koesteransichten voor de verschillende landschapstypen maken als bijlage 3 onderdeel uit van de regels.
6.4 Algemene Regels
Het hoofdstuk 'Algemene regels bevat de algemene regels, bestaande uit algemene afwijkingsregels, wijzigingsregels, procedureregels, bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, overige regels en de anti-dubbeltelregel.
Artikel 42 Antidubbeltelregel bevat de Antidubbeltelregel. In dit algemene artikel wordt geregeld dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Artikel 44 Algemene aanduidingsregels bevat de Algemene aanduidingsregels. In de Algemene aanduidingsregels zijn beperkende regels met betrekking tot het gebruik of het bouwen opgenomen voor de verwezenlijking van de bestemmingen, die zijn gekoppeld aan zones die aan ruimtelijk relevante, sectorale regelgeving zijn ontleend zoals de Wet geluidhinder en het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het betreft regels die zijn gekoppeld aan gebiedsaanduidingen, zoals geluidszones, veiligheidszones, vrijwaringszones en milieuzones. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.
Artikel 45 Algemene afwijkingsregels geeft de Algemene afwijkingsregels. Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijkingen ten opzichte van het bestemmingsplan toe te staan, kunnen Burgemeester en Wethouders afwijkingen toestaan van de bestemmingsplanbepalingen voor geringe afwijkingen van het plan.
Artikel 46 Algemene wijzigingsregels geeft de Algemene wijzigingsregels. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan op een aantal onderdelen onder bepaalde randvoorwaarden te wijzigen.
In artikel 47 Algemene procedureregels zijn procedureregels opgenomen voor de wijzigingsbevoegdheid.
6.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 4 'Overgangs- en slotregels', geeft een regeling voor het overgangsrecht en geeft de zogenoemde slotregel.
Op grond van artikel 49 Overgangsrecht worden bouwactiviteiten aan bestaande, met het plan strijdige, bouwwerken, alsmede bestaand, van het plan afwijkend, gebruik onder voorwaarden toegestaan.
Het laatste artikel, artikel 50 Slotregel, bepaalt op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
6.6 Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving.
Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen. Daarom is het belangrijk om al in een vroeg stadium aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de regels in het bestemmingsplan, bijvoorbeeld door een realistische, inzichtelijke maar ook begrijpelijke en leesbare regeling. Daarnaast moet de inhoud van het bestemmingsplan voldoende kenbaar zijn en is er draagvlak voor het plan nodig. Tot slot is het belangrijk om de rechtszekerheid te waarborgen door als gemeente een actief handhavingsbeleid te voeren.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6, lid 1, onder f van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de financiële uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij dat laatste aspect gaat het er om of er voldoende maatschappelijk draagvlak is voor de uitvoering van het plan.
In deze plantoelichting wordt op verschillende plekken ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Zo wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op omgevingsaspecten die aan de uitvoering van het plan in de weg zouden kunnen staan. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
7.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Zoals in de toelichting is aangegeven, is het hoofddoel van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Dit bestemmingsplan is, hoofdzakelijk op het beheer - en niet op herontwikkeling- van het plangebied gericht.
Dat neemt niet weg dat in het voorliggende plan ook een aantal concrete projecten mogelijk worden gemaakt. Het betreft hier overwegend particuliere ontwikkelingen, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten en eventuele fysieke ingrepen in dit gebied is zonodig een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten.
In verband met het vorenstaande kan gesteld worden dat het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest financieel uitvoerbaar is.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Advisering en vooroverleg
Op grond van de Notitie Wijkorganen en Adviesafspraken is het ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied Noordwest ter advisering en bespreking voorgelegd aan de Dorpsraad Boekelo en de Dorpsraad Lonneker.
Vanwege het feit dat het ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied Noordwest vóór 1 juli 2013 als ontwerp ter visie moet worden gelegd, is er voor gekozen om de Dorpsraden op een afwijkende doch efficiënte wijze uit te nodigen voor bespreking van dit plan.
Tevens is het ontwerp-bestemmingsplan aangeboden aan het Groen Beraad. Het Groen Beraad is een samenwerkingsverband van die natuur-, milieu- en andere organisaties die het behoud van het landschap in en om Enschede als één van hun belangrijkste doeleinden zien.
Tenslotte is het ontwerp-bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voor advies toegezonden aan diverse overlegpartners.
De resultaten van de advisering en het overleg over het ontwerp-bestemmingsplan, alsmede de zienswijzen en de beantwoording daarvan zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan als bijlage van deze toelichting opgenomen.
Ter visie als ontwerp en zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan buitengebied Noordwest heeft vanaf 20 juni 2013gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn kon een ieder schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen naar voren brengen.
Tijdens de termijn van ter visie legging zijn tevens informatiebijeenkomsten georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten was er gelegenheid om vragen te stellen en meningen of zienswijzen te geven.
Binnen de termijn zijn 93 reacties (zienswijzen en opmerkingen) kenbaar gemaakt.
De zienswijzen zijn opgenomen in de Nota samenvatting en beantwoording zienswijzen. Een geanonimiseerde versie daarvan is als bijlage XX in deze toelichting opgenomen.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 1 Lijst van bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Toegestane Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst van toegestane bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Kaart Landschapstypen En Koesteransichten
Bijlage 3 Kaart landschapstypen en koesteransichten
Bijlage 4 Risicoleidingen Gas
Bijlage 5 Inrichtings- En Beeldkwaliteitsplan Boekelerhofweg 50
Bijlage 5 Inrichtings- en Beeldkwaliteitsplan Boekelerhofweg 50
Bijlage 6 Inrichtingsplan Spielehof
Bijlage 6 Inrichtingsplan Spielehof
Bijlage 7 Inrichtingsplan Stokkers
Bijlage 7 Inrichtingsplan Stokkers
Bijlage 1 Monumenten
Bijlage 2 Resultaten Voortoets
Bijlage 2 Resultaten voortoets
Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie
Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie
Bijlage 4 Beoordeling Mer Bestemmingsplan Buitengebied Noordwest
Bijlage 4 Beoordeling mer bestemmingsplan Buitengebied Noordwest
Bijlage 5 Planmer
Bijlage 6 Beslisboom Veldschuren
Bijlage 6 Beslisboom veldschuren
Bijlage 7 Samenvatting En Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 7 Samenvatting en beantwoording zienswijzen
Bijlage 8 Inpasbaarheid Mfa
Bijlage 9 Inpasbaarheid Ecoduct Boekelerhoek
Bijlage 9 Inpasbaarheid ecoduct Boekelerhoek
Bijlage 10 Inpasbaarheid Boosterpompstation
Bijlage 10 Inpasbaarheid boosterpompstation
Bijlage 11 Inpasbaarheid Golfterrein Spielehof
Bijlage 11 Inpasbaarheid golfterrein Spielehof
Bijlage 12 Overzicht Kleine Ontwikkelingen
Bijlage 12 Overzicht kleine ontwikkelingen
Bijlage 13 Aanvulling Samenvatting En Beantwoording Zienswijze
Bijlage 13 Aanvulling samenvatting en beantwoording zienswijze