Stadsveld - Pathmos 2019
Bestemmingsplan - Gemeente Enschede
Vastgesteld op 01-02-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Stadsveld - Pathmos 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0153.BP00199- van de gemeente Enschede.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van het plan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 afhaalpunt:
een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop.
1.6 afhaalzaak:
een bedrijf waar in hoofdzaak al dan niet ter plaatse bereide kant en klare maaltijden, kleine etenswaren, dranken en/of consumptie-ijs, worden verkocht, voor consumptie anders dan ter plaatse.
1.7 ambachtelijke bedrijvigheid:
Kleinschalige consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd.
Het leveren van goederen is toegestaan, mits:
- a. dit naar aard en omvang een ondergeschikte activiteit is, en;
- b. de goederen verband houden met de betreffende bedrijfsactiviteit.
Tot 'ambachtelijke bedrijvigheid' kunnen in ieder geval de volgende bedrijfsactiviteiten worden gerekend: fietsenmaker, schoen- en/of kledingreparatie, modeontwerp, kledingmakerij, woningstoffeerderij, lijstenmakerij, naai-atelier, wasserette, sleutelmakerij, klompenmakerij, uurwerkreparatie, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, computerservice, digitale en informatietechnische bedrijvigheid, grafische vormgeving, decorbouw, goud- en/of zilversmederij, beoefening van scheppende en beeldende kunst en opslag van goederen voor particulieren.
1.8 ander geluidsgevoelig gebouw:
een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw, niet zijnde een woning, dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft:
- a. een onderwijsgebouw;
- b. een ziekenhuis;
- c. een verpleeghuis;
- d. een verzorgingstehuis;
- e. een psychiatrische inrichting;
- f. een kinderdagverblijf,
met uitzondering van de delen van het gebouw die een andere gebruiksfunctie en/of bestemming hebben dan verblijfsruimten.
1.9 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 appartement:
een woning / zelfstandige wooneenheid in een woongebouw of in een ander gebouw boven een winkel of andere commerciële ruimte, dan wel in een ander gebouw boven een culturele, maatschappelijke of recreatieve voorziening.
1.12 autoherstelbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bedoeld voor het onderhoud en/of de reparatie van motorvoertuigen en waar geen verkoop van motorvoertuigen plaatsvindt.
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding van het plan of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten minste moet of ten hoogste mag worden bebouwd.
1.15 bed and breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch of anderszins kortdurend verblijf, met de mogelijkheid tot het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning of een daarbij behorend gebouw en wordt geëxploiteerd door de bewoners van de betreffende woning.
1.16 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.17 bedrijfsonderdeel met veiligheidszone Bevi:
een (deel van een) risicovolle inrichting met bedrijfsactiviteiten, waaraan op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een aan te houden veiligheidszone is verbonden, waarbinnen geen beperkt en/of kwetsbare objecten aanwezig mogen zijn.
1.18 bedrijfswoning:
een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een (bedrijven)terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein waar de woning onderdeel van is, noodzakelijk is.
1.19 beperkt kwetsbare objecten:
de objecten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- c. hotels en restaurants, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- d. winkels , voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
- i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.20 beroep of bedrijf aan huis:
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, digitaal of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten of een ambachtelijk bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:
- a. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en;
- b. degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is.
1.21 bestaand kamerverhuurpand:
een kamerverhuurpand dat voor 24 december 2016 (het tijdstip van inwerkingtreding van het Voorbereidingsbesluit "Onzelfstandige Bewoning 2017") aantoonbaar legaal onzelfstandig wordt bewoond en waarbij dit gebruik niet voor een periode langer dan een jaar is/wordt onderbroken.
1.22 bestaande bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en niet zijnde een tijdelijk toegestaan bouwwerk, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan volgens het geldende recht aanwezig of in uitvoering zijn dan wel opgericht mogen worden krachtens een omgevingsvergunning.
1.23 bestaande woning als bedoeld in het verbod tot bouwkundig splitsen van woningen:
een woning, zelfstandige wooneenheid of appartement die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan feitelijk aanwezig is dan wel na dat tijdstip is of kan worden gerealiseerd overeenkomstig een omgevingsvergunning.
1.24 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 bijgebouw
Een bij een hoofdgebouw behorend gebouw dat:
- op maaiveldniveau staat;
- vrijstaand is of een uitbreiding van het hoofdgebouw is;
- in functioneel en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.27 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.28 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.29 bouwlaag:
het doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw of kelder en zolder.
1.30 bouwmarkt:
een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf van minimaal 1.000 m² verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten aan zowel vakman als particulier wordt aangeboden op basis van zelfbediening.
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.32 bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.34 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.35 brandstofafgiftepunt voor bedrijven:
een verkooppunt van motorbrandstoffen, niet zijnde lpg, voor alleen zakelijke klanten van op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven.
1.36 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
1.37 cultuurhistorische structuur:
een gebied dat wordt gekenmerkt door een cultuurhistorisch waardevolle structuur, een waardevolle stedenbouwkundige en/of landschappelijke opzet en/of een gebied met een waardevolle kenmerkende ruimtelijke samenhang.
1.38 cultuurhistorisch deskundige:
door burgemeester en wethouders benoemde persoon of groep van personen die expert is op het gebied van monumentenzorg en cultuurhistorie.
1.39 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
1.40 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van afhaalzaken en verkoop als bedoeld in lid 1.7.
Van (reguliere) detailhandel is geen sprake als verkoop uitsluitend via internet plaatsvindt en daarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is ter plaatse geen showroom/uitstalling van de te verkopen goederen;
- er is ter plaatse geen sprake van afhalen en/of betalen van goederen door klanten;
- de verkoopfunctie is ondergeschikt aan de woonfunctie op het bouwperceel indien de gronden (mede) bestemd zijn voor wonen;
- er is geen negatieve ruimtelijke uitstraling op de (woon)omgeving.
1.42 detailhandel volumineus:
detailhandel in volumineuze goederen die wegens aard en omvang en de specifieke vestigingseisen, met name op het gebied van bereikbaarheid en parkeren, niet thuishoort in het kernwinkelgebied of bestaande winkelcentra, zoals detailhandel in motorvoertuigen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuincentra, bouwmarkten, woninginrichting en meubelen.
1.43 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, wasserette, schoonheidsinstituut, pedicure, belwinkel en internetcafé, met uitzondering van seksinrichtingen.
1.44 eigen terrein als bedoeld in de regelingen voor parkeren en bergen van hemelwater:
het terrein en/of bouwwerk dat de aanvrager in eigendom of in gebruik heeft en waarover hij kan beschikken en die bij het te realiseren (bouw)plan en/of het bouwwerk horen.
1.45 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het plan die inrichting niet verbiedt.
1.46 essentiële onderdelen van de waterhuishouding:
gronden, werken en/of bouwwerken waarvan de waterhuishoudkundige functie in stand moet blijven om potentieel ernstige nadelige gevolgen voor de waterhuishouding te voorkomen.
1.47 evenement:
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening en zoals nader uitgewerkt in de beleidsregel 'Toetsingskader evenementenvergunningen', waaronder mede wordt verstaan:
- a. een herdenkingsplechtigheid;
- b. een braderie;
- c. een themamarkt;
- d. een beurs;
- e. een grootschalig verkoopevenement in een evenementenhal;
- f. een optocht op de weg niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.3 APV;
- g. een besloten bijeenkomst voor zover die plaatsvindt op een doorgaans voor het publiek toegankelijke plaats, of waarvoor publiekelijk kaarten worden verkocht en/of publiekelijk reclame wordt gemaakt;
- h. tentfeesten;
- i. vechtsportgala's waarbij activiteiten in het kader van vecht- of verdedigingssporten worden georganiseerd;
- j. het afsteken van vuurwerk door professionele vuurwerkbedrijven;
- k. een feest met een besloten karakter met meer dan 50 personen, waarbij in de directe omgeving van het feest een grootschalig evenement plaatsvindt.
1.48 extensieve recreatie:
Ondergeschikt medegebruik van grond, gericht op ontspanning, waarvoor weinig voorzieningen nodig zijn en waaraan weinig mensen tegelijkertijd en op dezelfde plek deelnemen, zoals fietsen en wandelen.
1.49 garageboxen:
zelfstandige, van bijgebouwen te onderscheiden, gebouwen, kennelijk bestemd voor de stalling van (motor)voertuigen.
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 geluidgevoelig terrein:
een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats in het water voor een woonschip.
1.52 geluidluwe gevel
een gevel waarvan de geluidsbelasting ten gevolge van elk van de afzonderlijk te onderscheiden bronnen op grond van de Wet geluidhinder niet hoger is dan de voorkeurgrenswaarde die voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen geldt.
1.53 geluidzone - industrie:
een geluidszone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.54 geluidzoneringsplichtige inrichting:
inrichting zoals bedoeld in artikel 2.1, 3e lid van het Besluit omgevingsrecht, met bedrijfsactiviteiten welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.55 gezondheidscentrum:
gebouw en/of ruimte waarbinnen diverse praktijken voor de gezondheidszorg zijn gevestigd, zoals een artsenpraktijk, fysiotherapeut, apotheek enz.
1.56 gezoneerd industrieterrein:
een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder waarop bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, zijn toegelaten, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. Binnen de grenzen van dit bestemmingsplan is een deel van een gezoneerd industrieterrein aanwezig. Dit is weergegeven in bijlage 2.
1.57 grenswaarde:
grenswaarde, als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 van de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico (PR).
1.58 groepsrisico:
cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.
1.59 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.60 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.61 hoofdgebouw:
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.62 horecabedrijf:
een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies (zoals een hotel), met uitzondering van bed and breakfast, en/of het exploiteren van zaal-, congres- en vergaderaccommodatie; met een horecabedrijf wordt een afhaalzaak gelijkgesteld.
1.63 hotel:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.64 huishouden:
een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandige huishouding voeren die zich kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.
1.65 huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie tenminste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van die woning.
1.66 hulpdienst:
diensten ten behoeve van de veiligheid en openbare orde van de maatschappij, waaronder in ieder geval het volgende wordt verstaan:
- a. brandweerkazerne;
- b. politiekantoor;
- c. ambulancepost.
1.67 infrastructureel kunstwerk:
een bouwwerk ten behoeve van verkeersdoeleinden en/of de waterhuishouding, zoals een viaduct, een brug, een dam, een duiker, een sluis, beschoeiingen en remmingswerken, met uitzondering van (aanleg)steigers.
1.68 invloedsgebied:
gebied waarin, volgens bij ministeriële regeling gestelde regels, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.
1.69 kamerverhuurpand:
een (te realiseren) woning / wooneenheid, die wordt gebruikt door 3 of meer personen die niet als één huishouden kunnen worden aangemerkt. Een kamerverhuurpand kenmerkt zich door het gezamenlijk gebruik van kook- en wasgelegenheid en / of toilet en in de meeste gevallen met een gezamenlijk gebruikte toegang.
1.70 kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor zakelijke dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.71 kantooreenheid:
een zelfstandige ruimte voor kantoren, inclusief eigen toegang (eventueel in een gezamenlijke hal), eigen sanitaire voorzieningen, meters voor gas, elektra en water.
1.72 kelder:
het beneden peil gelegen gedeelte van een gebouw.
1.73 kinderopvang:
dagopvang van kinderen zoals een kinderdagverblijf, voorschoolse opvang en buitenschoolse opvang.
1.74 kwetsbare objecten:
de objecten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen, of
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de dagopvang van minderjarigen.
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak (b.v.o.) van meer dan 1500 m² per object, of
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.75 luifel:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt, waarbij de ene horizontale zijde bevestigd is aan de buitenzijde van een gebouw en de daar tegenoverliggende zijde vrij dragend is.
1.76 maatschappelijke basisfuncties
buurt- of wijkgerichte functies met geen of zeer beperkte invloed op het woon- en leefklimaat in de omgeving. Deze functies zijn hoofdzakelijk alleen op weekdagen en tijdens kantooruren en/of gedurende een deel van de avond in gebruik/toegankelijk (geen overnachting).
Hieronder vallen in dit bestemmingsplan uitsluitend:
- apotheek;
- bibliotheek;
- praktijkruimte, zoals artsenpraktijk en fysiotherapeut;
- gebruik door/voor activiteiten van een buurtvereniging/wijkraad, culturele vereniging, sportvereniging, toneelclub en daarmee vergelijkbare organisaties (telkens voor zover verenigbaar met de woonomgeving).
1.77 manege:
bedrijf, in hoofdzaak gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur van paardenstallen en het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen).
1.78 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.79 medische dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten op het gebied van (para)medische zorg zoals medische praktijk- en onderzoeksruimten, laboratoria, E-health, dagbehandeling (geen 24-uurs zorg), EHBO, poliklinische zorg en welzijnszorg en daarmee vergelijkbare diensten.
1.80 motorvoertuig:
alle motorrijtuigen als bedoeld in de Wegenverkeerswet met uitzondering van bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen. Onder motorvoertuigen worden boten, caravans en aanhangwagens mede begrepen.
1.81 niet zelfstandige horeca:
horeca die een functionele relatie heeft met de in de bestemmingsomschrijving genoemde hoofdfunctie en uitsluitend ondergeschikt en ondersteunend is aan die hoofdfunctie.
1.82 nutsvoorzieningen:
gebouwde dan wel ongebouwde en/of ondergrondse infrastructurele voorzieningen, met uitzondering van hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen, ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening, warmte-koude opslag of het (tele)communicatie-verkeer.
1.83 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.84 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen.
1.85 onderdoorgang:
verblijfsgebied dat aan weerszijden en aan de bovenzijde geheel of gedeeltelijk wordt omsloten door een gebouw.
1.86 ondergeschikt bouwdeel:
bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken.
1.87 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel die rechtstreeks voortvloeit uit de activiteiten van het bedrijf waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
- a. de detailhandelsfunctie betreft maximaal 10% van het totale bruto vloeroppervlak (b.v.o.) van de gebouwen van het bedrijf, met een maximum van 100 m2 winkelvloeroppervlak (w.v.o.);
- b. voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen geldt het percentage van 10% als genoemd onder a niet, maar geldt wel de maximum oppervlakte van 100 m2 w.v.o;
- c. het betreft de verkoop van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces.
1.88 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen die uitsluitend zijn bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.89 openbare dienstverlening
het door of namens overheidsinstellingen zorgdragen voor voorzieningen en uitvoeren van taken ten behoeve van het algemeen belang.
1.90 overig bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.91 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand, niet zijnde een luifel.
1.92 paardrijbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.93 perceelsgrens:
de grens van een (bouw)perceel.
1.94 plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.
1.95 plaatsgebonden risicocontour PR 10-5:
de risicocontour zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op honderdduizend is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers.
1.96 plaatsgebonden risicocontour PR 10-6:
de risicocontour zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers; deze contour geldt voor kwetsbare objecten als grenswaarde en voor beperkt als richtwaarde.
1.97 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, educatief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard te vergelijken gebied.
1.98 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.99 publieksgerichte dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het pubooliek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, wasserette, schoonheidsinstituut, pedicure, makelaar, bankfiliaal, kopieerwinkel, postkantoor en afhaalpunten (van goederen voor particulieren), met uitzondering van seksinrichtingen.
1.100 richtwaarde:
richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 van de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico (PR).
1.101 risicovolle inrichting:
- 1. een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, waarbij op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
- 2. een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, waarop het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) van toepassing is.
1.102 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.103 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken.
1.104 sportvoorzieningen:
gebouwde en/of ongebouwde voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie.
1.105 supermarkt:
een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar hoofdzakelijk levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versproducten zoals groente, brood, zuivel en vleeswaren - en huishoudelijke artikelen worden verkocht.
1.106 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, constructies en objecten voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en andere, met de hiervoor genoemde gelijk te stellen bouwwerken, constructies en objecten.
1.107 terras:
een buiten het gebouw liggend deel van een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.108 themamarkt:
een themamarkt als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening is geen reguliere warenmarkt, maar is vooral gericht op vermaak en verkoop met een specifiek thema en valt daardoor onder het begrip 'evenement'. Een themamarkt wordt gehouden in de open lucht en bestaat voor minimaal 67% uit kramen in een bepaald thema en voor maximaal 33% uit kramen met overig, ondergeschikt, aanbod. Voorbeelden hiervan zijn een CD-markt, een tweedehands boekenmarkt, een kunstmarkt.
1.109 tijdelijk toegestaan bouwwerk:
een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning waarbij is bepaald dat het bouwwerk uitsluitend aanwezig mag zijn gedurende de in de omgevingsvergunning genoemde periode.
1.110 tuincentrum:
een al dan niet overdekte verkoopruimte waar artikelen bedrijfsmatig te koop worden aangeboden, waarbij het hoofdassortiment bestaat uit artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals tuinplanten, zaai- en pootgoed, tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, tuinhout, tegels, sierstenen, tuinhuisjes, materialen voor de aanleg van vijvers- en fonteinen, alsmede kamerplanten, snijbloemen en potterie en het nevenassortiment uit dierbenodigdheden en -voeders, huis- en hobbydieren, sfeerartikelen, tuinmeubelen, tuinkleding en - schoeisel, modische, sport- of vrijetijdskleding. Artikelen ten behoeve van seizoensgebonden festiviteiten, zoals Pasen en Kerstmis, kunnen onderdeel zijn van zowel het hoofd- als nevenassortiment, afhankelijk van de aard van de artikelen.
1.111 verblijfsgebied:
openbaar toegankelijk gebied dat is bestemd voor (de aanleg en instandhouding van) erfontsluitingswegen, pleinen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, (openbare) nutsvoorzieningen, waterlopen en -partijen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, overig straatmeubilair en geluidwerende voorzieningen.
1.112 verdieping:
iedere voor mensen toegankelijke ruimte in een gebouw die is gesitueerd boven de benedenverdieping of begane grond.
1.113 verenigingsleven:
activiteiten in verenigingsverband, hoofdzakelijk buurt- of wijkgericht, zoals een buurtvereniging, culturele vereniging, wijkraad, scouting en verenigingen voor toneel, dans, muziek, sport- en/of spel.
1.114 vervangende nieuwbouw:
een nieuw te bouwen woongebouw of ander gebouw met appartementen welke dient ter vervanging van de op die locatie voorheen aanwezige en ten behoeve van deze nieuwbouw gesloopte woonbebouwing en een met die voorheen aanwezige bebouwing vergelijkbare bouwmassa heeft.
1.115 voorgevelrooilijn:
- a. in een omgeving met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van voorgevels van bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van - een deel van de - voorgevels van de bestaande bebouwing.
- b. in een omgeving zonder voorgevels als bedoeld onder a: de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak en de denkbeeldige lijn die in het verlengde ligt van deze grens.
1.116 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.117 vuurwerk:
vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit
1.118 vuurwerkbedrijf:
inrichting of bedrijf voor de vervaardiging, verwerking en/of opslag van vuurwerk en/of groothandel in vuurwerk.
1.119 vuurwerkbesluit:
besluit houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk;
1.120 warmte-koude opslag:
energievoorziening in de vorm van het opslaan van warmte en/of koude in de bodem waarbij gebruik wordt gemaakt van de temperatuur van het grondwater om gebouwen te verwarmen in de winter en/of af te koelen in de zomer.
1.121 winkel:
een gebouw of een gedeelte daarvan dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is als ruimte voor detailhandel, eventueel met bijbehorende kantoorruimte, en/of ambacht en/of magazijn.
1.122 woning / wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw met woonfunctie / een complex van ruimten, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.123 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen appartementen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.124 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van administratieve, creatieve, intellectuele, digitale dan wel informatietechnische diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advocaten-, advies-, accountants- en ingenieursbureaus met een beperkt publieksgerichte functie.
1.125 zendmast:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.126 zorginstelling
een instelling waar 24-uurs zorg wordt verleend, waarbij een cliënt er alleen kan wonen als deze een 24-uurs behoefte aan zorg heeft en deze zorg ter plekke ontvangt. Binnen de instelling kan ook zorg worden verleend aan cliënten die geen 24-uurs zorg nodig hebben.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de bouwdiepte van een bouwwerk:
de afstand tussen de voorgevel en de achtergevel, gemeten op het peil.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 buitenwerks gevelvlak van een bouwwerk:
Het gedeelte van het bouwwerk dat, voorzover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.
2.8 de plafondhoogte van de benedenverdieping van een gebouw:
de kleinste afstand tussen de begane grondvloer en de bovenliggende bouwkundige constructie van de betreffende ruimte(n).
2.9 de afstand tot de perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de perceelscheiding van het bouwperceel.
2.10 de afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.11 gebruiksoppervlak van een woning / wooneenheid of appartement:
de gemeten vloeroppervlakte tussen de dragende muren van de ruimte of groep van ruimtes in een woning, wooneenheid of appartement.
2.12 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
2.13 minimum/maximum bebouwingspercentage:
het aangegeven bebouwingspercentage moet worden berekend over het gehele bouwperceel, met inbegrip van de buiten de bouwgrens gelegen gronden.
Voor de berekening blijven kelders buiten beschouwing.
2.14 bruto vloeroppervlak van een gebouw (b.v.o.):
de totale en buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van de ruimten van een gebouw met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige ruimten.
2.15 verkoopvloeroppervlak van een gebouw (v.v.o.):
de totale overdekte vloeroppervlakte die voor het publiek geheel of grotendeels toegankelijk is, bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop en uitstalling van goederen.
2.16 inhoud minimum bergingsopgave hemelwater
het grondoppervlak van de te realiseren bebouwing vermenigvuldigd met het aantal millimeters bergingsopgave, uitgedrukt in kubieke meters ( .. m2 x 0,02 m of 0,04 m = .. m3), waarbij als volgt wordt gerekend:
- hoofdregel: grondoppervlak te realiseren bebouwing x 0,02 = m3 bergingsopgave
- bij vervangende nieuwbouw met een groter grondoppervlak dan de oorspronkelijke bebouwing: grondoppervlak oorspronkelijke bebouwing x 0,02 + grondoppervlak uitbreiding x 0,04 = m3 bergingsopgave.
2.17 ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- danwel aanduidingsgrenzen en van maximale bouwhoogtes niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Stadsrandzone
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Stadsrandzone aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het weiden van vee, inclusief het weiden en berijden van paarden, en het uitvoeren van grondgebonden agrarische activiteiten, zowel bedrijfsmatig als hobbymatig;
- b. het behoud, herstel en verbetering van landschappelijke, geomorfologische, cultuurhistorische en natuurwaarden;
- c. extensieve recreatie;
- d. een agrarische schuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur';
- e. groenvoorzieningen;
- f. uit- en inritten, toegangswegen, wandel- en fietspaden;
- g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals sloten, beken, vijvers, poelen, wadi's en andere voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water.
- h. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen, voorzieningen en activiteiten, zoals nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 30.1, tevens gerekend:
- a. het opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen langer dan zes maanden per jaar;
- b. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten gedurende zes maanden per jaar en met uitzondering van gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur'.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 3. het aanleggen of verharden van wegen, paden, of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 4. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 5. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 6. het leggen van drainagebuizen;
- 7. het vellen, rooien, of verwijderen van houtwallen, boomsingels en houtopstanden.
- b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunningen, zoals genoemd onder a, worden geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen en/of de natuurlijke waarden en/of de aanwezige archeologische, c.q. cultuurhistorische waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen, geluidzoneringsplichtige inrichtingen buiten een gezoneerd en vuurwerkbedrijven;
- 2. niet-zelfstandige kantoorfunctie als integraal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten;
- 3. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen, voorzieningen en activiteiten, zoals parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
- b. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" is detailhandel toegestaan, met dien verstande dat het verkoop vloeroppervlak uitsluitend is toegestaan op de begane grond en een eventueel aanwezige winkelverdieping in een onderbouw;
- c. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" zijn maatschappelijke basisfuncties toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding "verenigingsleven" is gebruik ten behoeve van verenigingsleven toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding "kantoor" is een zelfstandig kantoor toegestaan;
- f. Ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1", zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijstvan bedrijfstypen (Bijlage 1);
- g. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is één bedrijfswoning toegestaan, niet zijnde een kamerverhuurpand, al dan niet in combinatie met een beroep ofbedrijf aan huis;
- h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 01" is tevens een meubelservice toegestaan waarbij meubels worden bewerkt door middel van zandstralen.
- i. Het bepaalde onder g ten aanzien van kamerverhuurpanden is niet van toepassing op bestaandekamerverhuurpanden.
4.2 Bouwregels
- a. op de voor “Bedrijf” aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 4.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag geen bebouwing worden opgericht binnen een afstand van 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens, tenzij het oprichten van bebouwing uit het oogpunt van rampenbestrijding geen gevaar oplevert.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a, voor het toestaan van het verbouwen van een (bedrijfs)woning of wooneenheid tot kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de criteria uit de beleidsregel "Onzelfstandige bewoning Enschede" dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven is toegestaan, mits deze niet plaats vindt vóór een naar de openbare weg of het openbaar groen gekeerde gevel.
- b. Geen opslag van goederen mag plaatsvinden binnen een afstand van minder dan 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van minder dan 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens, tenzij de opslag van goederen uit het oogpunt van rampenbestrijding geen gevaar oplevert.
- c. Bestaande bedrijfsmatige opslag, die afwijkt van het bepaalde in lid 4.4, onder a en/of b, mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.
- d. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt, in aanvulling op/in afwijking van het bepaalde in lid 30.1, in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
- 2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, met uitzondering van het gebruik als bedoeld in lid 4.1 onder g, ter plaatse van gronden met de aanduiding "bedrijfswoning";
- e. Voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen gelden de algemene gebruiksregels van artikel 30.2.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen met lpg en daaraan ondergeschiktedetailhandel in aanverwante goederen, met dien verstande dat:
- 1. het bestaande lpg-vulpunt niet mag worden verplaatst;
- 2. binnen een afstand van 25 meter tot het gasreservoir geen kwetsbare objecten en/of beperkt aanwezig mogen zijn;
- 3. de doorzet ten hoogste 1000 m³ mag bedragen.
- b. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen, voorzieningen en activiteiten, zoals parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
- a. op de voor “Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg” aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 5.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen;
- 2. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel', is een luifel toegestaan met een maximale bouwhoogte van 6 meter;
- 4. de maximum bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 7 meter.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1, onder a, voor het toestaan van een bedrijfsactiviteit die is genoemd in de categorieën 1 of 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1), mits die bedrijfsactiviteit, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 5.1, onder a, op die locatie toegestane bedrijfsactiviteiten.
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a kan ook worden afgeweken voor het toestaan van een bedrijfsactiviteit die is genoemd in één categorie hoger van de hoofdgroep Bedrijven of een bedrijfsactiviteit die niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven, mits die bedrijfsactiviteit, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 5.1, onder a, op die locatie toegestane bedrijfsactiviteiten.
- c. Het gestelde onder a en b geldt niet voor risicovolle inrichtingen, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven.
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen buiten een gezoneerd industrieterrein, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1”, zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Ljist van bedrijfstypen (bijlage 1) met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen buiten een gezoneerd industrieterrein, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”, zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (bijlage 1) met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen buiten een gezoneerd industrieterrein, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- d. niet-zelfstandige kantoorfunctie als integraal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten;
- e. niet zelfstandige horeca in de vorm van een kantine of bedrijfsrestaurant;
- f. ter plaatse van aanduiding "detailhandel volumineus" is tevens detailhandel in volumineuze goederen toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding "cultuur en ontspanning" is tevens een muziekschool (oefenruimte voor een muziekvereniging) toegestaan.
- h. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" is tevens een bedrijf ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG toegestaan, met daaraan ondergeschikt detailhandel in aanverwante goederen met een maximum winkelvloeroppervlakte van 100 m2;
- i. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 03" is tevens een meubelspuiterij toegestaan;
- j. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen alsmede wegen, straten, voet- en fietspaden, straatmeubilair, water, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laden en lossen en nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
- a. op de voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 6.1 worden gebouwd;
- b. de in dit artikel opgenomen regels voor gebouwen gelden ook voor overkappingen;
- c. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- d. in afwijking van het bepaalde onder c, zijn gebouwen ook toegestaan buiten het bouwvlak achter de voorgevelrooilijn tot een maximale oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel en een maximale bouwhoogte van 5 meter;
- e. er mag geen bebouwing worden opgericht binnen een afstand van 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens, tenzij het oprichten van bebouwing uit het oogpunt van rampenbestrijding geen gevaar oplevert.
- f. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw of een blok van twee of meer aaneengesloten hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 3 meter.
- g. ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” mag de bouwhoogte niet worden overschreden;
- h. ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage" mag het maximum bebouwingspercentage niet worden overschreden;
- i. ter plaatse van de aanduiding “minimum en maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)" mag de bouwhoogte van gebouwen niet lager zijn dan de aangegeven minimum bouwhoogte en niet hoger zijn dan de aangegeven maximum bouwhoogte en mag het maximum bebouwingspercentage niet worden overschreden;
- j. ter plaatse van de aanduiding "minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" mag de bouwhoogte van gebouwen niet lager zijn dan de aangegeven minimum bouwhoogte en niet hoger zijn dan de aangegeven maximum bouwhoogte;
- k. ter plaatse van de aanduiding "minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" mag de goothoogte van gebouwen niet lager zijn dan de aangegeven minimum goothoogte en niet hoger zijn dan de aangegeven maximum goothoogte en mag de bouwhoogte van gebouwen niet lager zijn dan de aangegeven minimum bouwhoogte en niet hoger zijn dan de aangegeven maximum bouwhoogte;
- l. de minimum bouwhoogte en de minimum goothoogte als bedoeld onder i, j, en k gelden niet voor bijgebouwen.
- m. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel volumineus", in het gebied begrensd door de Westerval, het Poolman en de Veilingstraat, gelden aanvullend op het bepaalde onder a t/m l tevens de volgende voorwaarden:
- 1. aan de zijde van de Westerval dient de voorgevel van gebouwen in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
- 2. aan de zijde van de Westerval dient de zijkant van de voorgevel van gebouwen op maximaal 5 meter van de zijdelingse perceelsgrens te staan;
- 3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
- 4. op plaatsen waar geen aanduiding "maximum bebouwingspercentage" is opgenomen geldt een maximum van bebouwingspercentage van 70%.
- n. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
- o. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
- p. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.2 onder c en d, voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:
- 1. de voorgevelrooilijn mag met ten hoogste 3 meter worden overschreden;
- 2. het gebouw dient minimaal 2 meter van het openbaar toegankelijk gebied te worden geplaatst;
- 3. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
- 4. de afwijkingsbevoegdheid mag in combinatie worden toegepast met de afwijkingsbevoegdheid onder b;
- b. lid 6.2 onder d, voor een gezamenlijk oppervlak van gebouwen buiten het bouwvlak tot maximaal 75 m² per bouwperceel, mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50% danwel niet meer dan het bebouwingspercentage dat ter plaatse is aangeduid;
- c. lid 6.2 onder f, voor het bouwen van hoofdgebouwen tot op de zijdelingse perceelsgrenzen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2 onder e.
- d. lid 6.2 onder h, voor het toestaan van een maximum bebouwingspercentage van 50%, onder de specifieke voorwaarde van een door de gemeente Enschede goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
- e. lid 6.2 onder m, sub 3, voor het bouwen van gebouwen tot op de perceelsgrens;
- f. lid 6.2 onder n, voor een bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven is toegestaan, mits deze niet plaatsvindt vóór een naar de openbare weg of het openbaar groen gekeerde gevel en mits de opslag voor het overige in overeenstemming is met het ter plaatse toegestane gebruik.
- b. Geen opslag van goederen mag plaatsvinden binnen een afstand van minder dan 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van minder dan 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens, tenzij de opslag van goederen uit het oogpunt van rampenbestrijding geen gevaar oplevert.
- c. Bestaande bedrijfsmatige opslag, die afwijkt van het bepaalde in lid 6.4, onder a en/of b, mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Centrum
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Centrum” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met dien verstande dat het verkoop vloeroppervlak uitsluitend is toegestaan op de begane grond en een eventueel aanwezige winkelverdieping in een onderbouw;
- b. dienstverlening, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
- c. horeca, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot horecabedrijven die zijn genoemd in categorie 1 uit de hoofdgroep "Horeca" van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1);
- d. maatschappelijke basisfuncties, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond
- e. bedrijven, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep "Bedrijven" van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1);
- f. het wonen in een woning, met uitzondering van kamerverhuurpanden, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat de functie wonen niet is toegestaan op de begane grond en in een eventueel aanwezige kelderverdieping;
- g. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals bergingen, trappenhuizen, ontsluitingswegen, laden en lossen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
- h. Het bepaalde onder f ten aanzien van kamerverhuurpanden is niet van toepassing op bestaandekamerverhuurpanden.
7.2 Bouwregels
- a. op de voor “Centrum" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 7.1 worden gebouwd.
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen, gelden de algemene gebruiksregels van artikel 30.2.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 7.1 onder c, voor het toestaan van een horeca-activiteit die niet is genoemd in de hoofdgroep Horeca van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1), dan wel in die hoofdgroep is genoemd in één categorie hoger, mits die horeca-activiteit gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 7.1 onder c op die locatie toegestane horeca-activiteiten.
- b. lid 7.1 onder d, voor het toestaan van een andere maatschappelijke basisfunctie die niet is genoemd in lid 1.76, mits die maatschappelijke functie, gelet op de milieubelasting en het woon- en leefklimaat, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het bepaalde in lid 1.76.
- c. lid 7.1 onder e, voor het toestaan van een bedrijfsactiviteit die niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1), dan wel in die hoofdgroep is genoemd in één categorie hoger, mits die bedrijfsactiviteit gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 7.1 onder e op die locatie toegestane bedrijfsactiviteiten.
- d. lid 7.1, onder f, voor het toestaan van het gebruik van een woning of wooneenheid als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de criteria uit de beleidsregel "Onzelfstandige bewoning Enschede" dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel. Het bepaalde in dit lid (7.5 onder d) is niet van toepassing op bestaande kamerverhuurpanden.
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning - Speeltuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Cultuur en ontspanning - Speeltuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. speeltuinen en parken,met daaraan ondergeschikt, niet zelfstandige horeca;
- b. ter plaatse van de aanduiding "waterberging" voor een ondergrondse waterberging;
- c. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
- a. op de voor “Cultuur en ontspanning - Speeltuin” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 8.1;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29;
- c. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding "waterberging" een ondergrondse waterberging mag worden gebouwd danwel aangepast.
Artikel 9 Detailhandel
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, waarbij het verkoop vloeroppervlak:
- 1. uitsluitend is toegestaan op de begane grond en een eventueel aanwezige winkelverdieping in een onderbouw;
- 2. maximaal 500 m2 per winkelunit bedraagt;
- b. dienstverlening;
- c. wonen in een woning, niet zijnde een kamerverhuurpand, op de (overige) verdieping(en), al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
- d. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, laden en lossen ,groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
- e. Het bepaalde onder c ten aanzien van kamerverhuurpanden is niet van toepassing op bestaandekamerverhuurpanden.
9.2 Bouwregels
- a. op de voor “Detailhandel” aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 9.1 worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel', is een luifel toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,80 meter;
- c. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
9.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen gelden de algemene gebruiksregels van artikel 30.2;
- b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt, in aanvulling op het bepaalde in lid 30.1, in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel volumineuze goederen;
- 2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een autoherstelbedrijf.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 9.1, onder a sub 2, voor het toestaan van een winkelunit met meer dan 500 m2 verkoop vloeroppervlak.
- b. lid 9.1, onder c, voor het toestaan van het gebruik van een woning of wooneenheid als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de criteria uit de beleidsregel "Onzelfstandige bewoning Enschede" dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel. Het bepaalde in dit lid (9.4, onder b) is niet van toepassing op bestaande kamerverhuurpanden.
Artikel 10 Detailhandel - Tuincentrum
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Detailhandel - Tuincentrum" aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. de uitoefening van een tuincentrum, waarbij geldt:
- 1. de oppervlakte ten behoeve van detailhandel in het nevenassortiment met inbegrip van de gangpaden, exclusief huis- en hobbydieren, mag ten hoogste 20 % van de winkelverkoopvloeroppervlakte bedragen;
- 2. de oppervlakte ten behoeve van detailhandel in huis- en hobbydieren mag, met inbegrip van de gangpaden, ten hoogste 2 % van de winkelverkoopvloeroppervlakte bedragen;
- b. niet zelfstandige horeca met een maximum oppervlakte van 3 % van de winkelverkoopvloeroppervlakte;
- c. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
- a. op de voor "Detailhandel - Tuincentrum" aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 10.1.
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag geen bebouwing worden opgericht binnen een afstand van 3,5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen zijdelingse perceelsgrens en binnen een afstand van 5 meter van een niet langs een openbare weg of openbaar groen gelegen achterste perceelsgrens, tenzij het oprichten van bebouwing uit het oogpunt van rampenbestrijding geen gevaar oplevert;
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt, in aanvulling op het bepaalde in lid 30.1, in ieder geval gerekend:
- a. gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, met uitzondering van detailhandel in tuininrichtingsartikelen;
- b. gronden en opstallen voor een andere tak van handel (inclusief detailhandel), bedrijf of dienstverlening dan is toegestaan volgens het bepaalde in artikel 10.1;
- c. gronden en opstallen voor de uitoefeining van detailhandel in het nevenassortiment voorzover de in artikel 10.1 genoemde maximum percentages worden overschreden;
- d. gronden en opstallen voor de uitoefening van detailhandel in huis- en hobbydieren voorzover het in artikel 10.1 onder a sub 2 genoemde maximum percentage wordt overschreden;
- e. van gronden en opstallen voor de uitoefening van niet zelfstandige horeca, voor zover het in artikel 10.1 onder b genoemde maximum percentage wordt overschreden.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenstroken, plantsoenen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing;
- b. in- en uitritten, wandel- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - openbare dienstverlening' is tevens opslag en stalling ten behoeve van openbare dienstverlening mogelijk, zoals opslag van bouwmaterialen, beplanting, hout en grond en stalling van werktuigen en bouwketen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is parkeren van (motor)voertuigen en fietsen toegestaan;
- g. bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.
11.2 Bouwregels
- a. op de voor “Groen” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 11.1 worden gebouwd;
- b. gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van speelvoorzieningen als bedoeld onder d;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' een fietsenstalling worden gebouwd met een afmeting van maximaal 5 meter breed, 20 meter lang en 3 meter hoog. Deze mag alleen worden gebouwd als ook wordt voldaan aan het bepaalde in lid 11.3.
- d. Voor het bouwen van speelvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
- 1. de maximum bouwhoogte van een bouwwerk bedraagt 4 meter;
- 2. de maximum oppervlakte van een bouwwerk bedraagt 20 m²;
- e. voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is het gebruik als bedoeld in lid 11.1 onder f enkel toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. het terrein is aan alle zijden ingepast met beplanting en aan alle zijden is deze (gedeeltelijk) opgaand;
- b. zowel aan de randen van het terrein als binnen op het terrein zijn meerdere bomen aanwezig;
- c. als gevolg van het bepaalde onder a en b heeft het terrein een groene/natuurlijke uitstraling aan alle zijden van het terrein.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn, bestemd voor:
- a. horecabedrijven, die zijn genoemd in categorie 1 uit de hoofdgroep Horeca van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1), met uitzondering van hotels en/of congrescentra;
- b. wonen in een woning, niet zijnde een kamerverhuurpand, op de (overige) verdieping(en), al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
- c. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
- d. Het bepaalde onder b ten aanzien van kamerverhuurpanden is niet van toepassing op bestaandekamerverhuurpanden.
12.2 Bouwregels
- a. op de voor "Horeca" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 12.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden verder de algemene bouwregels in artikel 29.
12.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 12.1 onder a, ten behoeve van de vestiging van een horecabedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand horecabedrijf in een horecabedrijf, dat niet is genoemd in de hoofdgroep Horeca van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1) dan wel is genoemd in één categorie hoger van die hoofdgroep, mits dat horecabedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 12.1 onder a, op die locatie toegestane horecabedrijven.
- b. lid 12.1, onder b, voor het toestaan van het gebruik van een woning of wooneenheid als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de criteria uit de beleidsregel "Onzelfstandige bewoning Enschede" dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel. Het bepaalde in dit lid (12.3, onder b) is niet van toepassing op bestaande kamerverhuurpanden.
Artikel 13 Kantoor
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
- a. op de voor “Kantoor” aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 13.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke basisfuncties;
- b. ter plaatse van de aanduiding "kantoor" zijn kantoren toegestaan;
- c. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
- a. op de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 14.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
14.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 onder a, voor het toestaan van een andere maatschappelijke basisfunctie die niet is genoemd in lid 1.76, mits die maatschappelijke functie, gelet op de milieubelasting en het woon- en leefklimaat, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het bepaalde in lid 1.76.
Artikel 15 Maatschappelijk - Onderwijs
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk - Onderwijs" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs;
- b. maatschappelijke basisfuncties;
- c. kinderopvang;
- d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - a' is wonen in een woning, niet zijnde een kamerverhuurpand, toegestaan op de bovenste verdieping, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
- e. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, terreinen en voorzieningen zoals fietsenstallingen, gymnastieklokalen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
- f. Het bepaalde onder d ten aanzien van kamerverhuurpanden is niet van toepassing op bestaandekamerverhuurpanden.
15.2 Bouwregels
- a. op de voor "Maatschappelijk - Onderwijs" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 15.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
15.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 15.1 onder b, voor het toestaan van een andere maatschappelijke basisfunctie die niet is genoemd in lid 1.76, mits die maatschappelijke functie, gelet op de milieubelasting en het woon- en leefklimaat, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het bepaalde in lid 1.76.
- b. lid 15.1, onder d, voor het toestaan van het gebruik van een woning of wooneenheid als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de criteria uit de beleidsregel "Onzelfstandige bewoning Enschede" dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel. Het bepaalde in dit lid (15.3, onder b) is niet van toepassing op bestaande kamerverhuurpanden.
15.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Maatschappelijk - Religie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk - Religie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een maatschappelijke voorziening voor het houden van religieuze diensten, uitvaart- en rouwdiensten, het voltrekken van huwelijken en het houden van activiteiten op maatschappelijk, cultureel en sociaal gebied, als onderdeel van de maatschappelijke-religieuze voorziening;
- b. maatschappelijke basisfuncties;
- c. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
- a. op de voor "Maatschappelijk - Religie" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 16.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
16.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 onder b, voor het toestaan van een andere maatschappelijke basisfunctie die niet is genoemd in lid 1.76, mits die maatschappelijke functie, gelet op de milieubelasting en het woon- en leefklimaat, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het bepaalde in lid 1.76.
Artikel 17 Maatschappelijk - Verenigingsleven
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk - Verenigingsleven" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een maatschappelijke voorziening voor het verenigingsleven;
- b. maatschappelijke basisfuncties;
- c. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
- a. op de voor "Maatschappelijk - Verenigingsleven" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 17.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
17.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 onder b, voor het toestaan van een andere maatschappelijke basisfunctie die niet is genoemd in lid 1.76, mits die maatschappelijke functie, gelet op de milieubelasting en het woon- en leefklimaat, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het bepaalde in lid 1.76.
Artikel 18 Maatschappelijk - Zorginstelling
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk - Zorginstelling" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een zorginstelling;
- b. maatschappelijke basisfuncties;
- c. kinderopvang;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - openbare dienstverlening' is tevens toegestaan:
- 1. openbare dienstverlening;
- 2. kantoor ten behoeve van hulpdiensten;
- e. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
- a. op de voor "Maatschappelijk - Zorginstelling" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 18.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
18.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 onder b, voor het toestaan van een andere maatschappelijke basisfunctie die niet is genoemd in lid 1.76, mits die maatschappelijke functie, gelet op de milieubelasting en het woon- en leefklimaat, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het bepaalde in lid 1.76.
Artikel 19 Sport
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Sport van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
- b. een veldsportcomplex met verlichting, voor zover legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- c. een sporthal, voor zover legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- d. niet zelfstandige horeca, met uitzondering van muziekcafé en discotheek;
- e. niet zelfstandige detailhandel die naar aard, omvang en openingstijden ondergeschikt en ondersteunend is aan de hoofdfunctie sport;
- f. maatschappelijke basisfuncties;
- g. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, terreinen en voorzieningen, zoals kantines, kleedruimtes, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
- a. op de voor “Sport” aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 19.1 worden gebouwd;
- b. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de algemene bouwregels in artikel 29.
- c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor een veldsportcomplex als bedoeld in lid 19.1 onder b:
- 1. de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 18 meter;
- 2. de maximum bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 8 meter.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt, in aanvulling op het bepaalde in 30.1 (algemeen gebruiksverbod), in ieder geval gerekend: het gebruik van gebouwen ten behoeve van een muziekcafé en/of discotheek.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 19.1, onder a, voor het toestaan van een sport-activiteit of voorziening die niet is genoemd in de hoofdgroep Sport van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1), dan wel in die hoofdgroep is genoemd in één categorie hoger, mits die sport-activiteit of voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens artikel 19.1, onder a op die locatie toegestane sport-activiteiten en voorzieningen.
- b. lid 19.1 onder f, voor het toestaan van een andere maatschappelijke basisfunctie die niet is genoemd in lid 1.76, mits die maatschappelijke functie, gelet op de milieubelasting en het woon- en leefklimaat, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het bepaalde in lid 1.76.
Artikel 20 Sport - Manege
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Sport - Manege" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het bedrijfsmatig exploiteren van een manege met daaraan ondergeschikt:
- 1. het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension;
- 2. een kantine;
- 3. een bedrijfswoning, niet zijnde een kamerverhuurpand, al dan niet in combinatie met een beroep ofbedrijf aan huis;
- b. het herstel, behoud en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurwetenschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden en landschapselementen;
- c. voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 02' is tevens een fok- en rijpaardenhouderij toegestaan.
- e. bij deze doeleinden behorende bouwwerken (waaronder paardrijbakken), wegen en paden, erven en terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, laden en lossen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
- f. Het bepaalde onder a sub 3 ten aanzien van kamerverhuurpanden is niet van toepassing op bestaandekamerverhuurpanden.
20.2 Bouwregels
- a. op de voor “Sport - Manege” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 20.1;
- b. voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de algemene bouwregels in artikel 29;
- c. aanvullend op het bepaalde onder b geldt dat per bestemmingsvlak de bouw van één kantine is toegestaan, onder de voorwaarde dat de oppervlakte - inclusief bijbehorende voorzieningen, zoals een keuken, vergaderruimte en een theorielokaal - ten hoogste 100 m2 is;
- d. aanvullend op het bepaalde onder b geldt dat per bouwvlak de bouw van één bedrijfswoning is toegestaan met dien verstande dat:
- 1. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 900 m³ mag bedragen, met dien verstande dat de in de bedrijfswoning aanwezige ruimten die ten dienste staan van het bedrijf onverkort meetellen;
- 2. de goothoogte maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen;
- 3. voor bestaande bedrijfswoningen, die onderdeel uitmaken van een (groter) hoofdgebouw, geldt dat zij mogen worden gehandhaafd, vernieuwd en vergroot, met dien verstande dat voor die bedrijfswoningen een afwijkende maximale inhoudsmaat van toepassing is van 750 m³;
- 4. voor bijgebouwen en overkappingen die horen bij de bedrijfswoning geldt dat deze:
- uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gerealiseerd;
- een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² mogen hebben;
- een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5 meter mogen hebben.
- e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
- f. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
- g. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 meter bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 20.2 onder c, voor wat betreft de oppervlakte van een kantine tot een maximum van 200 m2;
- b. lid 20.2 onder e, voor een bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt, in aanvulling op het bepaalde in lid 30.1, in ieder geval gerekend:
- a. het niet onder een dak opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen langer dan zes maanden per jaar;
- b. het niet onder een dak opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak langer dan zes maanden per jaar;
- c. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 20.1 voor het gebruik van opstallen ten behoeve van de stalling van campers en caravans;
- b. lid 20.1 onder a sub 3 voor het toestaan van het gebruik van een (bedrijfs)woning of wooneenheid als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de criteria uit de beleidsregel "Onzelfstandige bewoning Enschede" dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel. Het bepaalde in dit lid (20.5, onder b) is niet van toepassing op bestaande kamerverhuurpanden.
Artikel 21 Verkeer
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. laden en lossen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. straatmeubilair;
- j. bij deze doeleinden behorende bouwwerken en andere werken.
21.2 Bouwregels
Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer - Verblijfsgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. woonerven;
- c. pleinen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. laden en lossen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. speelvoorzieningen;
- j. straatmeubilair;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. bij deze doeleinden behorende bouwwerken en andere werken.
- m. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen", is opslag ten behoeve van de bestemming Wonen toegestaan.
- n. ter plaatse van de aanduiding "brug" zijn loopbruggen toegestaan die gebruikt worden als verbinding tussen gebouwen.
22.2 Bouwregels
Artikel 23 Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishouding;
- b. waterbeheer en waterberging;
- c. bescherming van landschaps- en natuurwaarden;
- d. extensieve recreatie;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen, aanlegsteigers en groenvoorzieningen.
23.2 Bouwregels
- a. Op de voor “Water” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en alleen voor zover in overeenstemming met het bepaalde in lid 23.1;
- b. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.
Artikel 24 Wonen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in een woning, met uitzondering van kamerverhuurpanden, al dan niet in combinatie met een beroep ofbedrijf aan huis;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn bestaande kamerverhuurpanden toegestaan en is ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' een kamerverhuurpand toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' is een bedrijf toegestaan dat is genoemd in categorie 1 en 2 uit de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1) met uitzondering van risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is dienstverlening toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel en tevens dienstverlening toegestaan, met dien verstande dat het verkoop vloeroppervlak uitsluitend is toegestaan op de begane grond en een eventueel aanwezige winkelverdieping in een onderbouw;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' zijn horecabedrijven toegestaan die zijn genoemd in categorie 1 uit de hoofdgroep Horeca uit de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1);
- h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn kantoren toegestaan;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn maatschappelijke basisfuncties toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' is een praktijkruimte toegestaan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' is gebruik ten behoeve van verenigingsleven toegestaan;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn maatschappelijke basisfuncties en dienstverlening toegestaan;
- m. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen en activiteiten, zoals woningen, bergingen, trappenhuizen, in- en uitritten, voetpaden, parkeervoorzieningen, laden en lossen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en voorzieningen in het kader van de waterbeheersing.
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen gelden de algemene gebruiksregels van artikel 30.2.
- b. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt, in aanvulling op het bepaalde in lid 30.1, in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor iedere vorm van bewoning, anders dan als huisvesting in verband met mantelzorg;
- 2. het gebruik van gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige wooneenheid;
- 3. het gebruik van garageboxen voor iedere vorm van bewoning.
24.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 24.1, onder a, voor het toestaan van het gebruik van een woning of wooneenheid als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de criteria uit de beleidsregel "Onzelfstandige bewoning Enschede" dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel. Het bepaalde in dit lid, 24.5 onder a, is niet van toepassing op bestaande kamerverhuurpanden.
- b. lid 24.1, onder c, voor het toestaan van een bedrijfsactiviteit die niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (Bijlage 1) dan wel in die hoofdgroep is genoemd in één categorie hoger, mits die bedrijfsactiviteit, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens artikel 24.1, onder c, op die locatie toegestane bedrijfsactiviteiten.
- c. lid 24.1 onder i, voor het toestaan van een andere maatschappelijke basisfunctie die niet is genoemd in lid 1.76, mits die maatschappelijke functie, gelet op de milieubelasting en het woon- en leefklimaat, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het bepaalde in lid 1.76.
Een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt uitsluitend verleend onder voorwaarde dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 34.2.
24.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming;
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bovengrondse hoogspanningsverbinding geldt een maximum bouwhoogte van 50 meter.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2, onder a en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits:
- a. hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
- b. hierdoor geen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende hoogspanningsverbinding, en;
- c. er vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de betreffende leidingbeheerder(s).
25.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze dubbelbestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van onbebouwde gronden als permanente opslag-, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de betreffende hoogspanningsverbinding niet eenvoudig bereikbaar is voor de leidingbeheerder(s) en/of er aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of bomen;
- 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
- 3. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- en weghoogte.
- b. Het onder a bedoelde verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de hoogspanningsverbinding betreffen, of die reeds is uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspanningsverbinding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, is vooraf positief advies nodig van de betreffende leidingbeheerder.
25.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. het verwijderen van de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding", indien er sprake is van het verwijderen dan wel het permanent buiten gebruik stellen van de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding;
- b. het wijzigen van de situering van de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding", indien er sprake is van het verplaatsen van een bestaande hoogspanningsverbinding.
Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Cultuurhistorie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van cultuurhistorische waarden (inclusief buitenruimte), waarbij de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' voorrang heeft ten opzichte van andere daar voorkomende bestemming(en).
26.2 Bouwregels
- a. Op de als “Waarde - Cultuurhistorie” aangewezen gronden is het niet toegestaan om bij een omgevingsvergunning bouwkundige wijzigingen aan te brengen in de bestaande bebouwing die aanwezig is in of zichtbaar is vanuit het openbaar toegankelijk gebied.
- b. Het verbod onder a geldt niet voor wijzigingen aan bebouwing:
- 1. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
- 2. die ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- 3. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen.
- c. In afwijking van het bepaalde onder a kunnen burgemeester en wethouders toestaan dat bij een omgevingsvergunning overeenkomstig de bouwregels behorende bij de andere daar voorkomende bestemming(en) wijzigingen worden aangebracht in de bestaande bebouwing, mits het uitwendig karakter van het bouwwerk niet wordt veranderd voor wat betreft:
- 1. de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
- 2. de dakvorm;
- 3. de nokrichting;
- 4. de dakhelling;
- 5. de gevelindeling door ramen, deuropeningen, geveldetails en erkers;
- 6. tuinmuren en hekken, voor zover mee-ontworpen met de oorspronkelijke bebouwing.
- d. In aanvulling op het bepaalde onder c kan een omgevingsvergunning als bedoeld onder c tevens verleend worden in de volgende gevallen:
- 1. De kenmerken van het uitwendig karakter als bedoeld onder c zijn niet langer aanwezig of kunnen niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
- 2. De kenmerken van het uitwendig karakter als bedoeld onder c zijn in redelijkheid niet langer te handhaven;
- 3. Het betreft (delen van) bebouwing, die op zichzelf niet bijdragen aan de cultuurhistorische waarde van het gebied dat is aangewezen als "Waarde-Cultuurhistorie", en door wijziging daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de kenmerken van het uitwendig karakter als bedoeld onder c.
- e. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, c en d wordt verleend, vragen burgemeester en wethouders advies aan de cultuurhistorisch deskundige.
26.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.
- b. Het verbod onder a geldt niet voor sloopwerkzaamheden:
- 1. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
- 2. die ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- 3. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
- 4. die niet zichtbaar zijn vanuit het openbaar toegankelijk gebied danwel niet zichtbaar vanuit openbaar toegankelijk gebied zijn te maken door het rooien van beplanting of het weghalen van een erfafscheiding. .
- c. Sloop van bebouwing kan worden toegestaan, indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het uitwendig karakter van het bouwwerk voor wat betreft:
- 1. de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
- 2. de dakvorm;
- 3. de nokrichting;
- 4. de dakhelling;
- 5. de gevelindeling door ramen, deuropeningen, geveldetails en erkers;
- 6. tuinmuren en hekken, voor zover mee-ontworpen met de oorspronkelijke bebouwing.
- d. In aanvulling op het bepaalde onder c kan een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tevens verleend worden in de volgende gevallen:
- 1. De kenmerken van het uitwendig karakter als bedoeld onder c zijn niet langer aanwezig of kunnen niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
- 2. De kenmerken van het uitwendig karakter als bedoeld onder c zijn in redelijkheid niet langer te handhaven;
- 3. het betreft (delen van) bebouwing, die op zichzelf niet bijdragen aan de cultuurhistorische waarde van het gebied dat is aangewezen als "Waarde-Cultuurhistorie", en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de kenmerken van het uitwendig karakter als bedoeld onder c.
- e. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder onder a, c en d wordt verleend, vragen burgemeester en wethouders advies aan de cultuurhistorisch deskundige.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren voor zover de volgende omstandigheden beide van toepassing zijn:
- 1. de werken of werkzaamheden zijn aanwezig in of zijn zichtbaar vanuit het openbaar toegankelijk gebied danwel hebben een invloed die zichtbaar is vanuit het openbaar toegankelijk gebied;
- 2. het betreft typen werken of werkzaamheden die aanwezige cultuurhistorische waarden kunnen aantasten. Daarbij gaat het in ieder geval om:
- het aanleggen, verleggen of verharden van wegen, paden of andere (half)verhardingen;
- het vellen, rooien of verwijderen van bomen, hagen en andere houtopstanden;
- het graven en/of dempen van waterlopen (met uitzondering van greppels).
- b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
- 1. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
- 2. die ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale gebruik, onderhoud en beheer betreffen, zoals vervanging van bestaande verharding en het snoeien van hagen en struiken.
- c. De omgevingsvergunningen, zoals genoemd onder a, worden geweigerd indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de aanwezige cultuurhistorische waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast, tenzij er een noodzaak bestaat vanuit zwaarwegende (andere) maatschappelijke belangen en er in dat geval geen redelijke alternatieven voorhanden zijn.
- d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt in ieder geval verleend in de volgende gevallen:
- 1. de cultuurhistorische waarde van het gebied dat is aangewezen als "Waarde-Cultuurhistorie" is ter plaatse van het werk als bedoeld onder a niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen worden hersteld danwel is in redelijkheid niet langer te handhaven;
- 2. het betreft delen van het gebied dat is aangewezen als "Waarde-Cultuurhistorie", die op zichzelf niet (relevant) bijdragen aan de cultuurhistorische waarde van het gebied dat is aangewezen als "Waarde-Cultuurhistorie";
- 3. de aantasting van de cultuurhistorische waarden, als bedoeld onder c, wordt voldoende weggenomen door werken (zoals herplant van houtopstanden) die de herkenbaarheid en opzet van de oorspronkelijke structuur respecteren.
- e. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, c en d wordt verleend, vragen burgemeester en wethouders advies aan de cultuurhistorisch deskundige.
Artikel 27 Waterstaat - Watersystemen Enschede
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Watersystemen Enschede aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en het beschermen van essentiële van Enschede, waarbij de dubbelbestemming Waterstaat - Watersystemen Enschede voorrang heeft op de andere ter plaatse van deze dubbelbestemming voorkomende bestemming(en).
27.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming "Waterstaat - Watersystemen Enschede" mag enkel worden gebouwd in de volgende gevallen:
- a. bouwen ten behoeve van essentiële onderdelen van de waterhuishouding van Enschede;
- b. vervanging/vernieuwing van bestaande bebouwing, zonder uitbreiding op maaiveld danwel in de bodem;
- c. normaal onderhoud en/of beheer of werken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming(en), onder de voorwaarde dat er geen permanante belemmering ontstaat voor de aanleg, de werking of het onderhoud van essentiële onderdelen van de waterhuishouding van Enschede.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, voor zover deze niet ten dienste staan van essentiële onderdelen van de waterhuishouding van Enschede:
- 1. het graven en/of dempen van watergangen/waterpartijen en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 2. het leggen van drainagebuizen;
- 3. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 5. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
- 6. het vellen, rooien, of verwijderen van houtwallen, boomsingels en houtopstanden.
- b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale gebruik, onderhoud en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunningen, zoals genoemd onder a, worden geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen een permanente belemmering ontstaat voor de aanleg, de werking of het onderhoud van essentiële onderdelen van de waterhuishouding van Enschede.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Bouwregels
29.1 Algemene bouwregels, voor zover in een bestemming van toepassing verklaard
29.2 Algemene bouwregels voor afwijkende bestaande bebouwing
29.3 Algemene bouwregels voor het realiseren van appartementen
29.4 Algemene bouwregels voor het onderkelderen van gebouwen en terreinen
29.5 Algemene bouwregels voor nutsvoorzieningen
Daar waar ingevolge het bepaalde in deze planregels het bouwen van nutsvoorzieningen is toegestaan, gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:
- a. de maximum oppervlakte van een bouwwerk bedraagt 25 m²;
- b. de maximum goothoogte van een bouwwerk bedraagt 3 meter;
- c. de maximum bouwhoogte van een bouwwerk bedraagt 5 meter.
29.6 Algemene bouwregels ter bescherming van bomen
Daar waar ingevolge het bepaalde in deze planregels het bouwen of verbouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan in de directe nabijheid van op grond van de Algemene plaatselijke verordening beschermde bomen, betrekken burgemeester en wethouders bij de besluitvorming omtrent de het verlenen van de omgevingsvergunning de als uitwerking van de algemene plaatselijke verordening vastgestelde nadere regels voor de bescherming van bomen.
29.7 Algemene bouwregels ter bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
30.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving is verleend. Tot een strijdig gebruik met de bestemmingen wordt, tenzij anders bepaald in de betreffende bestemming, in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor iedere vorm van wonen;
- c. indien wonen is toegestaan op basis van de daar geldende bestemming: het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor iedere vorm van bewoning, anders dan huisvesting in verband met mantelzorg;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren.
- g. de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen (buiten een gezoneerd industrieterrein), risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven.
Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
30.2 Beroep of bedrijf aan huis
30.3 Verbod op verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk
- a. Voor zover dit in de regels van de in het plan voorkomende bestemmingen en aanduidingen niet reeds expliciet is genoemd, is het verboden om de in dit plan begrepen gronden en de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor de verkoop, opslag, groothandel, verwerking en/of vervaardiging van vuurwerk.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a is de verkoop met opslag van consumentenvuurwerk wel toegestaan op gronden met de bestemmingen 'Centrum', 'Detailhandel', 'Detailhandel - Tuincentrum' en op gronden met de functieaanduiding 'detailhandel', en 'detailhandel volumineus'.
- c. De verkoop met opslag van consumentenvuurwerk als bedoeld onder b is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. voor de opslag van consumentenvuurwerk geldt een maximum van 10.000 kg;
- 2. er wordt voldaan aan de minimale veiligheidsafstanden tot (geprojecteerde) kwetsbare objecten die genoemd zijn in het Vuurwerkbesluit.
30.4 Geluidzoneringsplichtige inrichtingen
Voor zover dit in de regels van de in het plan voorkomende bestemmingen en aanduidingen niet reeds expliciet is genoemd, is het verboden om de in dit plan begrepen gronden en de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als geluidzoneringsplichtige inrichting, tenzij de gronden zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.
30.5 Verbod op risicovolle inrichtingen
- a. Voor zover dit in de regels van de in het plan voorkomende bestemmingen en aanduidingen niet reeds expliciet is genoemd, is het verboden om de in dit plan begrepen gronden en de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als risicovolle inrichting.
- b. Het onder a genoemde verbod geldt niet voor reeds aanwezige risicovolle inrichtingen waarvoor in dit plan een passende planologische regeling is opgenomen.
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
31.1 Geluidzones
31.2 Veiligheidszones
31.3 Overige zones
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
32.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan:
- a. voor het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10%;
- b. voor het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. voor het in geringe mate afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, percentages, bouw- en bestemmingsgrenzen voor het realiseren van energiebesparende en/of andere voorzieningen in het kader van de klimaatadaptatie;
- d. voor het uitvoeren van een bouwplan, indien op grond van de definitieve uitmeting van het bouwperceel of in verband met de verkaveling of situering blijkt dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van de bouwgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
- e. voor het bouwen van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie en overige antennes, zend- en sirenemasten, met uitzondering van antenne-installatie voor zendamateurs, tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter;
- f. voor het bouwen van een antenne-installatie voor zendamateurs, tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter;
- g. voor het bouwen van een ondergrondse voorziening voor het bergen van hemelwater in openbaar toegankelijk gebied en/of om te kunnen voldoen aan het bepaalde in artikel 35.2;
- h. voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen op aangekocht voormalig openbaar groen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. het aangekochte terrein grenst aan het perceel waarop het hoofdgebouw is gesitueerd en is te beschouwen als 'erf';
- 2. er wordt voldaan aan de bouwregels voor gebouwen van de bestemming die geldt voor het hoofdgebouw.
- i. voor het realiseren van luifels, brandtrappen, balkons, galerijen en andere ondergeschikte bouwdelen aan gebouwen, voor zover deze geheel of gedeeltelijk zijn gelegen boven een bestemming die dit niet toelaat;
- j. voor het realiseren van vlaggenmasten, tot een maximum bouwhoogte van 15 meter;
- k. voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum bouwhoogte van 10 meter, met uitzondering van erf- en perceelsafscheidingen en bouwwerken als bedoeld onder h, i en j.
32.2 Toepassingscriteria
- a. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.1 onder e wordt getoetst aan de volgende criteria:
- 1. De installatie is noodzakelijk voor het kunnen (blijven) garanderen van 100% dekking;
- 2. Medegebruik van bestaande installaties is redelijkerwijs niet mogelijk;
- 3. Plaatsing op woongebouwen is alleen toegestaan indien er redelijkerwijs geen andere geschikte hoge gebouwen beschikbaar zijn;
- 4. Een antennemast met bijbehorende installatie dient op een zorgvuldige wijze landschappelijk en stedenbouwkundig te worden ingepast;
- 5. Er wordt voor het overige voldaan aan de bepalingen in het Antenneconvenant 2010 dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een nieuw convenant, aan het gewijzigde respectievelijk nieuwe convenant.
- b. De onder 32.2 onder a genoemde omgevingsvergunning wordt niet verleend voor plaatsing van een antennemast en/of antenne-installaties op de hierna genoemde locaties:
- 1. Op en/of nabij monumenten, indien daardoor (het zicht op) het monument wordt of kan worden geschaad;
- 2. In of nabij natuurgebieden;
- 3. In landschappelijk waardevolle gebieden en open landschappen;
- 4. In of nabij historische stadsparken;
- 5. Op of nabij begraafplaatsen.
- c. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.1 onder f wordt getoetst aan de beleidsregel 'Beleid Antenne Installaties Zendamateurs' dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel.
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
33.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen:
- a. voor een wijziging in de situering van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwplannen wenselijk of noodzakelijk zijn, mits de bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen niet meer dan 5 meter worden verschoven;
- b. door het wijzigen van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 20%;
- c. door het verwijderen van een in dit plan genoemde functieaanduiding;
- d. voor het bouwen van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie en overige antennes, zend- en sirenemasten, met uitzondering van antenne-installaties voor zendamateurs, met een maximum bouwhoogte van 50 meter;
- e. door aan een gebouw de bouwaanduiding 'karakteristiek' toe te kennen, indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek dan wel een wijziging van het cultuurhistoriebeleid is aangetoond dat het betreffende gebouw cultuurhistorische waarde heeft.
33.2 Toepassingscriteria
- a. Aan de in lid 33.1 onder c genoemde wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders uitsluitend toepassing geven indien aan tenminste één van onderstaande criteria is voldaan:
- 1. de betreffende activiteit ter plaatse is gedurende tenminste een jaar beëindigd en er zijn geen redenen om aan te nemen dat de activiteit zal worden voortgezet;
- 2. met de eigenaar is overeenstemming bereikt over het beëindigen van de betreffende activiteit.
- b. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 33.1 onder d wordt getoetst aan de volgende criteria:
- 1. De installatie is noodzakelijk voor het kunnen (blijven) garanderen van 100% dekking;
- 2. Medegebruik van bestaande installaties is redelijkerwijs niet mogelijk;
- 3. Plaatsing op woongebouwen is alleen toegestaan indien er redelijkerwijs geen andere geschikte hoge gebouwen beschikbaar zijn;
- 4. Een antennemast met bijbehorende installatie dient op een zorgvuldige wijze landschappelijk en stedenbouwkundig te worden ingepast;
- 5. Er wordt voor het overige voldaan aan de bepalingen in het Antenneconvenant 2010 dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een nieuw convenant, aan het gewijzigde respectievelijk nieuwe convenant.
- c. De in lid 33.1 onder d genoemde wijzigingsbevoegdheid wordt niet verleend voor plaatsing van een antennemast en/of antenne-installaties op de hierna genoemde locaties:
- 1. Op en/of nabij monumenten, indien daardoor (het zicht op) het monument wordt of kan worden geschaad;
- 2. In of nabij natuurgebieden;
- 3. In landschappelijk waardevolle gebieden en open landschappen;
- 4. In of nabij historische stadsparken;
- 5. Op of nabij begraafplaatsen.
Artikel 34 Algemene Procedureregels
34.1 Procedureregels wijziging
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals bedoeld in deze regels, gelden de procedureregels zoals voorgeschreven in artikel 3.9a, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat:
- a. indien het een besluit op aanvraag betreft, burgemeester en wethouders de aanvrager zo nodig in de gelegenheid stellen te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen;
- b. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, het besluit tot het al dan niet vaststellen van het wijzigingsplan met redenen wordt omkleed;
- c. burgemeester en wethouders het besluit tot het al dan niet vaststellen van het wijzigingsplan bekend maken aan de aanvrager en eventuele indieners van zienswijzen.
34.2 Afwegingskader voor afwijkingen en wijzigingen
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of een wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in deze regels, geldt als voorwaarde dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
- het woon- en leefklimaat;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
- de milieusituatie;
- de cultuurhistorische waarde;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 35 Overige Regels
35.1 Parkeren
35.2 Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de oppervlakte van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in voorzieningen voor het bergen en/of in de bodem infiltreren van hemelwater afkomstig van bebouwing, bij voorkeur in combinatie met drainage.
- b. De onder a genoemde voorzieningen worden gerealiseerd en in stand gehouden op eigen terrein, in, op, aan of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
- c. de minimum bergingsopgave als bedoeld onder a bedraagt 0,02 m;
- d. in aanvulling op het bepaalde onder c geldt voor vervangende nieuwbouw met een groter grondoppervlak dan de oorspronkelijke bebouwing de volgende bergingsopgave:
- 1. tenminste 0,02 m voor het te bebouwen oppervlak dat gelijk is aan het voorheen bebouwde oppervlak;
- 2. tenminste 0,04 m voor het ten opzichte van het voorheen bebouwde oppervlak aanvullend te bebouwen oppervlak.
- e. de onder a bedoelde berging of infiltratie van hemelwater dient het (teveel aan) water af te wateren op een voorziening voor de ontvangst van hemelwater in het openbaar toegankelijk gebied;
- f. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien berging of infiltratie van hemelwater op eigen terrein redelijkerwijs niet op doelmatige wijze mogelijk is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Overgangsrecht bouwwerken
36.2 Overgangsrecht gebruik
36.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen bij een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht worden afgeweken.
Artikel 37 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019".
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Stadsveld-Pathmos 2009 is circa 10 jaar oud. Het plan is toe aan een actualisatie. Dat heeft vorm gekregen in voorliggend bestemmingsplan "Stadsveld-Pathmos 2019".
Met het nieuwe bestemmingsplan krijgt het plangebied actuele bestemmingsplanregels. Het gaat hoofdzakelijk om het vastleggen van de bestaande (legaal/vigerende) situatie. Daarnaast worden de bestemmingsplanregels en plankaart (verbeelding genoemd) aangepast naar aanleiding van nieuw beleid en nieuwe (voortschrijdende) inzichten van de gemeente en enkele concrete projecten in het gebied. Het gaat onder ander om het verwerken van vergunningen die na 2009 zijn verleend voor nieuwe of aangepaste functies en/of bouwwerken (die nog niet mochten op basis van bestemmingsplan Stadsveld-Pathmos 2009), het beter beschermen van cultuurhistorische bebouwing en structuren, het specifieker bestemmen van maatschappelijke panden en praktische aanpassingen in de regels voor bedrijventerrein Josink Es. Bij de planbeschrijving in hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het gebied waarop het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” betrekking heeft ligt in stadsdeel West. Het plangebied wordt begrensd door de Westerval in het noorden, de Pathmossingel in het oosten, de Haaksbergerstraat in het zuiden en de Usselerrondweg in het westen. Het betreft grofweg de wijken Stadsveld, Pathmos (ten westen van de Pathmossingel), 't Zwering en Bruggert en daarnaast het bedrijventerrein Josink Es en een strook met bedrijven aan de zuidzijde van de Westerval. In onderstaande afbeeldingen is het plangebied weergegeven in haar wijdere omgeving (afbeelding 1.1) en op een luchtfoto (abeelding 1.2).
Afbeelding 1.1: ligging plangebied in omgeving
Afbeelding 1.2: begrenzing plangebied; indicatief rood omkaderd
1.3 Geldende Juridische Regelingen
Afbeelding 1.2 geeft de vigerende bestemmingen in het plangebied weer.
Afbeelding 1.3: Geldende bestemmingen (plangebied indicatief rood omkaderd)
Stadsveld - Pathmos 2009
In het grootste deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2009", dat op 24 september 2012 is vastgesteld. De bestemming 'Wonen' (geel op afbeelding 1.3) overheerst in het plangebied. Verder zijn er onder andere diverse bedrijven gevestigd en als zodanig bestemd (paars) danwel met een functieaanduiding mogelijk gemaakt. Deze zijn met name aanwezig in het noordwesten (bedrijventerrein Josink Es) en het noordoosten (Het Poolman). Daarnaast zijn onder andere centrumfuncties (lichtroze), speeltuinen (felroze) en maatschappelijke functies (bruin) aanwezig. Tussen deze functies wordt de ruimte gevuld met parken en groenvoorzieningen (groen), verkeer- en verblijfsgebied (grijs) en aan de westelijke rand weilandjes met agrarische bestemming (lichtgroen).
Rechtsuitspraak Oogstplein 25-52
In het bestemmingsplan Stadsveld -Pathmos 2009 zijn supermarkten binnen de bestemming en aanduiding 'detailhandel' uitgesloten. De Raad van State heeft het bestemmingsplan voor het perceel Oostplein 25-52 vernietigd en de gemeente opgedragen een juiste regeling te treffen, waarbij de op het Oogstplein gevestigde supermarkt niet meer onder het overgangsrecht valt. De benodigde aanpassing is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan. De supermarkt is positief bestemd door deze niet meer te verbieden binnen de aanduiding (en bestemming) 'detailhandel'.
Akkerstraat e.o.
Op het perceel tussen de Akkerstraat, J.H.W. Robersstraat en Zweringweg heeft een herontwikkeling plaatsgevonden. Voor deze herontwikkeling is een bestemmingsplan opgesteld: "Akkerstraat e.o.". Daarbij heeft het plangebied (zie onderstaand) de bestemmingen 'Gemengd' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Het plangebied is opgenomen in voorliggend plan "Stadsveld - Pathmos 2019". De bestemming 'Gemengd' is echter omgezet in de bestemming 'Centrum', omdat deze in dit geval nagenoeg gelijke mogelijkheden biedt en omdat het functioneel (en ruimtelijk) bij het centrum van Stadsveld hoort, dat in het beleidskader Retail in Enschede is aangeduid als een 'wijkwinkelcentrum'.
Afbeelding 1.4: Bestemmingsplan 'Akkerstraat e.o'
Projectafwijkingsbesluit Achterhofweg 35
Op het perceel Achterhofweg 35 is een manege gevestigd. Ten behoeve van deze manege is binnen de bestemming 'Agrarisch - Stadsrandzone' in afwijking van het bestemmingsplan een vergunning verleend ten behoeve van een paardrijbak en een kavelpad dat de paardrijbak ontsluit. In voorliggend plan zijn bouw- en gebruiksmogelijkheden (berijden etc) voor paardrijbakken opgenomen waardoor de situatie aan de Achterhofweg 35 niet meer strijdig is met het bestemmingsplan.
Paraplubestemmingsplannen
Naast het hiervoor genoemde gelden de volgende 'paraplubestemmingsplannen' voor het hele plangebied. De werking van deze paraplubestemmingsplannen vervalt met de in werking treding van voorliggend bestemmingsplan voor het plangebied.
Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)
Dit plan, vastgesteld op 18 november 2014, sluit vestiging van risicovolle inrichtingen uit. Het plangebied heeft de gebiedsaanduidingen 'overige zone - risicovolle inrichtingen uitgesloten' en 'overige zone - vuurwerk uitgesloten'. In de regels van voorliggend bestemmingsplan zijn deze verboden overgenomen. Voor bedrijventerrein Josink Es geldt de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'. Alleen binnen deze aanduiding zijn (bij recht) nieuwe geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. In voorliggend plan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen uitgesloten tenzij ze liggen op een gezoneerd industrieterrein.
Cultuurhistorie
Dit plan, vastgesteld op 6 februari 2017, heeft als doel een planologisch-juridische regeling te geven voor cultuurhistorisch erfgoed. Binnen het plangebied geldt voor de buurt Pathmos (oostelijk gelegen binnen het plangebied) de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Dat is een vrij zware bescherming. Deze wordt overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan, inclusief bijbehorende regels. De rest van het plangebied valt binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorie'. Verspreid in dat gebied liggen vier panden met een aanduiding 'karakteristiek'. Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan is een grondige cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd. Daaruit blijkt onder andere dat de naoorlogse wijkontwikkeling onvoldoende gewaardeerd is in het bestemmingsplan Cultuurhistorie (objectmatig en in zijn structuur). De inventarisatie heeft geleid tot het opnemen van de aanduiding 'karakteristiek' op veel extra panden en een nieuwe gebiedsaanduiding voor structuren. Daarmee is het onderwerp cultuurhistorie nader uitgewerkt.
Onzelfstandige Bewoning Enschede
Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 13 november 2017, richt zich op de regulering van onzelfstandige bewoning in het stedelijke gebied van gemeente Enschede om concentratie van onzelfstandige bewoning (gebruik van woningen of andere gebouwen als kamerverhuurpand) tegen te gaan. In de regels van voorliggend bestemmingsplan zijn de regels omtrent onzelfstandige bewoning uit dit parapluplan doorvertaald.
Kwalitatief sturen op appartementen
Dit plan heeft als doel om ongewenste ontwikkeling van studio's en appartementen tegen te houden. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod door verlening van een omgevingsvergunning voor nieuwe appartementen en studio's als het plan aan diverse specifieke criteria voldoet. De relevante regels van dit plan zijn doorvertaald in voorliggend bestemmingsplan.
Parkeren Enschede
Dit plan, vastgesteld op 11 maart 2019, zorgt er voor dat de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017' van toepassing is op (bijna) de hele gemeente, waaronder het plangebied. De relevante regels zijn doorvertaald in voorliggend plan.
1.4 Wettelijk Kader
Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.
Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.
Digitalisering
Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).
Kosten
In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).
1.5 Adviezen, Vooroverleg En Procedure
Adviezen
Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” zijn drie erkende wijkorganen actief: Wijkraad Stadsveld, Wijkraad Pathmos en Buurtkring Usselo. In overleg met Buurtkring Usselo is afgesproken dat zij niet actief adviseren over het plan, maar alleen op de hoogte worden gehouden over de voortgang. Met wijkraden Stadsveld en Pathmos is een overleg geweest waarin het plan is toegelicht. Beide wijkraden hebben vervolgens schriftelijk advies uitgebracht. Zij hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plan. Wel hebben zij aandachtspunten aangegeven op onderwerpen die niet in directe zin in het bestemmingsplan geregeld kunnen worden, zoals de precieze inrichting en het gebruik van de fietsstraten in het plangebied.
Vooroverleg
In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten en de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit plan afgezien van het plegen van vooroverleg met deze instanties.
Wel is overleg gevoerd met het waterschap, met name over de bescherming van de Stadsbeek. Deze is al deels aangelegd en vervult een belangrijke waterbergende en -afvoerende functie in en rond het plangebied. Het ontwerpbestemmingsplan wordt verder op de gebruikelijke wijze gedeeld met de provincie. Daarbij wordt aangegeven dat het plan positief bijdraagt aan de doelstelling die is afgesproken met de provincie ten aanzien van het 'afboeken' van hectares bedrijventerrein (Josink Es).
Procedure
Vooraankondiging
Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).
In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: “Stadsveld - Pathmos 2019” in voorbereiding te nemen op 24 april 2019 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.
Terinzagelegging ontwerpplan
In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.
De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is 22 april 2020 gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede, het Gemeenteblad en in de Staatscourant.
Zienswijzen
Tijdens de periode van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan zijn 12 zienswijzen ingediend. Van de ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan is een verslag gemaakt. Dit verslag is bij de besluitvorming over de vaststelling door de gemeenteraad betrokken en is toegezonden aan de indieners van de zienswijzen. De zienswijzen zijn aanleiding geweest tot een aantal aanpassingen in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. In bijlage 4 is de nota van wijzigingen opgenomen.
Rechtsbescherming
Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planologisch Beleidskader
2.1 Ruimtelijk Beleid En Regels Van Het Rijk
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening
De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.
Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.
2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk
Met de ontwikkelingen die in voorliggend plan worden mogelijk gemaakt, worden geen nationale belangen geschaad. Het plan voldoet aan de SVIR en het Barro en Bro.
2.2 Ruimtelijk Beleid En Regels Van De Provincie Overijssel
2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden. Vervolgens wordt de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening ieder jaar geactualiseerd.
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)
In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.
Afbeelding 2.1: Uitvoeringsmodel provincie Overijssel
Generieke beleidskeuzes (of)
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:
- Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
- Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.
Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.
Gebiedskenmerken (hoe)
Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.
In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.
2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel
Generieke beleidskeuzes
Het plan past binnen de generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel zoals gevat onder de 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Het plan betreft een actualisatieplan. Kleine ontwikkelingen die in de loop van de jaren hebben plaatsgevonden of naar aanleiding van veranderde inzichten mogelijk worden gemaakt, zijn niet in strijd met het provinciaal beleid. Als gevolg van (beoogde) sloop en nieuwbouw neemt het aantal woningen in het plangebied naar verwachting af. Ook zijn de regels voor de bouw van appartementen tussentijds aangescherpt door middel van een parapluplan. Deze regels zijn overgenomen in voorliggend plan. Ook is er geen ontwikkeling van nieuwe werklocaties. Wel zijn de regels voor het bestaande werkgebied wat praktischer gemaakt op een aantal punten, waardoor onder andere de uitgifte van langdurig braakliggende kavels mogelijk wordt bespoedigd.
Voor het plangebied gelden geen gebiedsspecifieke beleidskeuzes (zoals Natuurnetwerk Nederland (NNN)).
Ontwikkelingsperspectieven
Voor het plangebied geldt grotendeels het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen stedelijke netwerken'. Binnen dit ontwikkelingsperspectief zorgen herstructurering en transformatie voor het vitaal en aantrekkelijk houden van het gebied, en het vergroten van de diversiteit aan milieus. Bij herstructurering is het anticiperen op klimaatverandering en het reserveren van ruimte voor groen en water van belang, evenals het leveren van een bijdrage aan de energietransitie (treffen duurzaamheidsmaatregelen). Het betreft vooral een conserverend plan. Met voorliggend plan wordt wel waar het kan bijgedragen aan deze doelen. Er is onder andere meer groen daadwerkelijk als groen bestemd en bestaande kwaliteiten (zoals cultuurhistorische waarden) worden beter beschermd.
Voor een smalle strook aan de westzijde van het gebied (stadsrandzone) geldt het ontwikkelperspectief 'wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Dit wijkt af van de rest van het plangebied. Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit staat hier de ambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. Het beleid richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Het gaat in dit geval om een stadsrandzone. De kenmerkende structuren zijn enigszins verdwenen, maar er worden geen grote ontwikkelingen toegestaan die de huidige structuur sterk beïnvloeden. Daarnaast wordt zwaarder ingezet op het beschermen van cultuurhistorische waarden dan in voorgaande bestemmingsplannen.
Daarnaast geldt in de stadsrandzone ook de bijzondere gebiedsconditie 'stads- en dorpsrandgebieden'. Deze vormen de overgang tussen de Stedelijke en de Groene Omgeving. Het vormgeven als entree van zowel de Groene als de Stedelijke Omgeving is een belangrijk kwaliteitsdoel. Met de bestemming 'Agrarisch - stadsrandzone' wordt in bestemmingsplan aangesloten bij deze 'gebiedsconditie'.
Gebiedskenmerken
In het plangebied zijn de volgende gebiedskenmerken aangeduid binnen de diverse lagen:
- 'Natuurlijke laag': 'Dekzandvlakte en ruggen' en 'Beekdalen en natte laagtes'
- 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap': grotendeels niet van toepassing. De westelijke rand, inclusief bedrijventerrein Josink Es, betreft het 'Essenlandschap'.
- 'Stedelijke laag': Josink Es en het Poolman betreffen 'Bedrijventerreinen', 't Zwering en een deel van Pathmos betreffen 'Woonwijken 1955-nu' en Pathmos en het oostelijke deel van Stadsveld betreffen 'Bebouwingsschil 1900-1955'.
- 'Laag van de beleving': 'Stads en dorpsrandgebieden' in alleen de westelijke rand van het plangebied, (alleen de Gronausestraat; grenzend aan noordzijde plangebied) en een 'Wandelroute' door Pathmos aan de oostzijde van het plangebied.
Zoals eerdere aangegeven betreft het een voornamelijk conserverend plan. Het plan heeft geen relevante negatieve invloed op de hiervoor genoemde gebiedskenmerken. De kenmerken van de natuurlijke laag en de laag van het agrarisch cultuurlandschap zijn bovendien weinig meer aanwezig. De cultuurhistorische waarden van het bebouwde gebied worden zoals eerder aangegeven in voorliggend bestemmingsplan beter beschermd dan in het voorgaande bestemmingsplan.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
2.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Relevant Strategisch Beleid
Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijk relevante beleid van de gemeente Enschede. Waar mogelijk wordt het beleid gerelateerd aan voorliggend bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 en 4 komt ook beleid aan de orde.
2.3.1 Stedelijke Koers
Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.
In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.
2.3.2 Richting aan Ruimte
Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.
Afbeelding 2.2: RAR kompas
2.3.3 Structuurvisies
De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.
In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.
Structuurvisie Enschede
De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit diverse gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht. De meeste van deze individuele beleidsnota's zijn nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie. Ook zijn sinds 2011 enkele nieuwe inhoudelijke beleidsnota's en -visies vastgesteld waaraan nieuwe initiatieven worden getoetst. Deze hebben echter niet de status van structuurvisie. Een voorbeeld is de Visie Werklocaties welke is vastgesteld in 2019. Zie verder paragraaf 2.3.4.
In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.
Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.
De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.
Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies
In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld. De voor het plangebied relevante visies zijn hierna genoemd. Voor andere ruimtelijk relevante gemeentelijke beleidsnota's en -visies (zonder status structuurvisie), zie paragraaf 2.3.4.
Woonvisie
Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen. Op 17 juni 2019 is een nieuwe Woonvisie vastgesteld. Dit is echter geen structuurvisie. Zie hierna onder kopje 'overig gemeentelijk beleid'.
Watervisie
Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.
De op te lossen knelpunten zijn:
- Overbelasting van het rioolstelsel.
- Grondwateroverlast.
- Problemen met waterkwaliteit.
De Enschedese waterambities zijn:
- Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
- De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
- Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
- De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
- Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
- De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.
Structuurvisie Cultuurhistorie
Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.
Structuurvisie Externe Veiligheid
Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.
2.3.4 Overig beleid
Zoals aangegeven zijn er naast voorgaande nog diverse andere ruimtelijk relevante gemeentelijke beleidsnota's en -visies geldend of in de maak waaraan nieuwe ruimtelijke initiatieven (zullen) worden getoetst. Dit zijn over het algemeen geen structuurvisies. Deze zullen naar huidig inzicht over enkele jaren samen met de hiervoor genoemde structuurvisies uitmonden in een integrale Omgevingsvisie. Voor zover relevant voor voorliggend bestemmingsplan komen deze aan bod in hoofdstuk 3 of 4.
Het gaat onder andere om de Visie Werklocaties (13 mei 2019 vastgesteld; geen structuurvisie), de Woonvisie (17 juni 2019 vastgesteld; geen structuurvisie), Beleidskader 'Retail in Enschede' (9 december 2019 vastgesteld) en de Energievisie (wel een structuurvisie; nog niet vastgesteld d.d. januari 2020).
2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid
Voorliggend plan betreft een actualisatieplan waarin geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De veranderingen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen komen vooral voort uit vergunde situaties en veranderde wet- en/of regelgeving. Nieuwe (nog niet vergunde) ontwikkelingen zijn veelal dermate klein, dat hiervoor geen specifiek beleid is opgesteld. Op enkele punten is in het plangebied wel een aanpassing gedaan in lijn met (nieuw) gemeentelijk beleid. Waar relevant worden deze stukken benoemd in hoofdstuk 3 of 4 van dit bestemmingsplan. Een voorbeeld is de aanpak van incourante kavels op bedrijventerrein Josink Es, in lijn met de Visie Werklocaties.
Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving En Gewenste Ontwikkeling
In dit hoofdstuk wordt eerst een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal worden ingegaan op de huidige ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied (3.1), de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden en bescherming daarvan (3.2 en 3.3), beschermwaardige bomen (3.4), welstand (3.5) en duurzaamheid (3.6).
Vervolgens worden de relevante aanpassingen in het bestemmingsplan ten opzichte van het nu geldende bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 3.7 worden concrete ontwikkelingen/projecten vermeld en de aanpassingen in het bestemmingsplan die daarvoor zijn gedaan. Vervolgens worden alle overige aanpassingen beschreven (3.8), waaronder praktische aanpassingen (bijv. in bouwregels) en aanpassingen op basis van beleid, verleende vergunningen en de uitgevoerde inventarisatie (veld en bureau).
Zoals aangegeven in paragraaf 1.5 hebben de ingediende zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan geleid tot een aantal aanpassingen in het plan. Ook zijn er ambtshalve enkele wijzigingen aangebracht. De wijzigingen tussen het ontwerpplan en het vastgestelde plan zijn aangegeven in bijlage 4. Deze wijzigingen zijn waar relevant ook doorgevoerd in dit hoofdstuk
3.1 Functioneel-ruimtelijke Structuur
Structuur op hoofdlijnen
Het plangebied ligt in het westen van de stad Enschede, direct ten zuiden van de Westerval. Het plangebied bestaat uit de wijken/buurten Pathmos, Stadsveld, Stevenfenne, Elferink-Heuwkamp en Zwering/Bruggert, het bedrijventerrein Josink Es, bedrijvigheid langs de zuidzijde van de Westerval ('t Poolman) en aan de westzijde een stadsrandzone.
De huidige (stedelijke) inrichting van het plangebied is ontstaan in meerdere fasen, tussen 1910 en heden. Door de schoksgewijze en planmatige uitbreidingen kenmerkt het gebied zich door een grote diversiteit aan bebouwing, ruimtelijke opzet en openbare ruimte. Zie paragraaf 3.2 en bijlage 1 en bijlage 2 voor een uitgebreide beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van het plangebied, de stedenbouwkundige opzet en de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Afbeelding 3.1 geeft de functioneel-ruimtelijke structuur van het plangebied op hoofdlijnen weer.
Afbeelding 3.1: Structuur op hoofdlijnen (plangrens indicatief in rood)
Het grootste deel van het plangebied betreft een woongebied (oranje in bovenstaande afbeelding). De woningtypes variëren van kleine eengezinswoningen, gestapelde appartementen tot vrijstaande villa's. Verspreid over het woongebied zijn er ook diverse speeltuinen, (kleinere) bedrijven, eetgelegenheden en maatschappelijke functies aanwezig.
De wijk heeft een zelfstandig functionerend voorzieningenniveau waarbij het "centrum" is gelegen aan de Wethouder Nijhuisstraat, tussen de Elferinksweg en de Zweringweg.
De noordzijde van het plangebied kenmerkt zich door de bedrijvigheid op de werklocaties Westerval (ook wel 't Poolman) en bedrijventerrein Josink Es. Deze zorgen voor een representatieve entree van Enschede vanaf de westzijde.
De westzijde van het plangebied vormt een overgangsgebied tussen de stad en het buitengebied. Hier staan diverse, met name vrijstaande, woningen verspreid tussen (kleine/hobbymatige) agrarische gronden. Opvallend in dit gebied is de aanwezigheid van een groot tuincentrum en een manege. In deze 'groenzone' ligt ook de Usselerstroom welke sterk gekanaliseerd is en in het zuidwesten het plangebied verlaat.
Verkeer
Het plangebied wordt begrensd door de volgende grotere wegen:
- De Usselerrondweg aan de westzijde van het plangebied. Deze maakt onderdeel uit van een grotere ringstructuur van Enschede.
- De Westerval in het noorden is de rechtstreekse verbinding tussen de autosnelweg A35 en de Pathmossingel. Deze belangrijke verkeersader kent hoogteverschillen en wordt omzoomd door groen en bedrijventerreinen.
- De Pathmossingel aan de oostzijde is een onderdeel van de singelstructuur ('ring') rond het centrum van Enschede.
- De Haaksbergerstraat in het zuiden is een belangrijke stadsentree (radiaal) vanuit het zuidwesten naar de Singel. Vooral in het stedelijke gebied kent de weg karakteristieke lintbebouwing.
De ligging van het plangebied, tussen een aantal hoofdwegen, biedt een basis voor een goede verkeersstructuur. Door 'inprikkers' wordt het gebied ontsloten richting deze hoofdwegen. Het middengebied kent een diffusere verkeersstructuur waardoor doorgaand verkeer ontmoedigd wordt.
Het grootste deel van het plangebied is aangewezen als 30 km/h-gebied. De Haaksbergerstraat, het oostelijk deel van de Westerval en de overige "inprikkers" (Rembrandtlaan, Tweede Emmastraat en het eerste deel van de Elferinksweg) zijn 50 km/h wegen. Het westelijk deel van de Westerval is een 100 km/h weg. De Westerval heeft een breed invloedsgebied van toeleidende wegen en bedrijventerreinen. De schaal van de weg is hier overal voelbaar. Met representatieve bebouwing, groen en hoogteverschillen wordt gewerkt aan een aantrekkelijke hoofdroute. Het invloedsgebied versmalt richting de singel.
Voor het langzame verkeer zijn voor de oost-west verbinding de routes over de Elferinksweg en de Usselerweg/Zweringweg van belang. Als noord-zuid verbindingen zijn de Ferdinand Bolstraat, B.W. ter Kuilestraat en Wethouder Nijhuisstraat belangrijk. Om het fietsverkeer te ondersteunen zijn in het plangebied inmiddels twee 'fietsstraten' gerealiseerd op hiervoor genoemde routes, één oost-west- en één noord-zuid-verbinding. De eerste verbindt de wijken Pathmos en Stadsveld met de binnenstad. Deze route loopt via de Zweringweg, Usselerweg en Emmastraat. Het is een alternatief voor de drukke Haaksbergerstraat. De tweede route loopt via de Ferdinand Bolstraat (dwars door Stadsveld) en verbindt Helmerhoek met de Havens. Het Bonhoeffer college (locatie Bruggertstraat) ligt langs deze route. De inrichting en het gewenste gebruik van de fietsstraten behoeft nog wel aandacht, zo blijkt uit praktijkervaringen in het plangebied. In het bestemmingsplan hebben de fietsstraten de reguliere bestemming 'verkeer - verblijfsgebied'.
Groen en water
Het oostelijk deel van het plangebied kent twee grotere groenelementen: het Acaciaplantsoen en het Aintsworthpark. Het overige groen wordt voornamelijk gevormd door kleine parkjes op kruispunten in de verkaveling en verspreid liggende speeltuinen. Het westelijk plandeel kent wel parken en grotere groenzones waarbij de groenzone langs de Usselerrondweg als overgangsgebied functioneert naar het landelijk gebied. Tussen deze diverse groenelementen, is weinig samenhang. Door intensievere laanbeplanting wordt gewerkt aan een hechtere groenstructuur in de wijk. De bomen begeleiden de grotere wegen.
Het plangebied kent een beperkte hoeveelheid open water. In het westen ligt de Usselerstroom. Deze is bestemd als 'water'. In het Ainsworthpark (in Pathmos) ligt een vijver met een bergende functie. Deze bergende functie is geborgd in het bestemmingsplan met een dubbelbestemming.
In de gemeentelijke watervisie was door het plangebied een "Blauwe ader" voorzien van west naar oost. Dit heeft inmiddels vorm gekregen in het project de 'Stadsbeek'. Deze nieuwe beek loopt van de Usselerstroom vanuit het noordwesten van het plangebied door de wijken heen naar het oosten van het plangebied en verder. Een groot deel is inmiddels gerealiseerd. De Stadsbeek wordt beschermd met een dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan. Zie verder paragraaf 3.7.
3.2 Cultuurhistorie
3.2.1 Ontstaansgeschiedenis
Het plangebied kenmerkte zich voor 1900, voor de sterke groei van de stad, als een enkenlandschap. Het plangebied lag ruim buiten de stad Enschede in een gebied dat deels was ontgonnen en deels bestond uit woeste gronden. Deze woeste gronden waren in die tijd in bezit van de marke Usselo en werden door boeren gebruikt onder andere voor het steken van plaggen als strooisel in de stal waardoor essen ontstonden. Het ontgonnen terrein behoorde bij boerderijen die als een lint ten westen van het ontgonnen terrein lagen in de zuidwestelijke rand van het plangebied (diverse boerderijen krijgen de aanduiding 'karakteristiek'; zie paragraaf 3.2.3). Het hele gebied tot aan de stad Enschede heette destijds 'Usseleresch'. Daarbinnen lagen een aantal kleinere essen: Brugginkesch, Josinkesch en Elferinkesch. De essen vormden een open landschap. Direct daarom heen bevond zich een kleinschaliger landschap met een losse padenstructuur, broekbosjes, beken en losse agrarische bebouwing.
Vanaf 1910 kwam het plangebied tot stedelijke ontwikkeling in meerdere fasen (schoksgewijs en planmatig), van het oosten (Pathmossingel) naar het westen. Hierdoor kenmerkt het gebied zich door een grote diversiteit aan bebouwing en openbare ruimte/structuren.
De stedelijke ontwikkeling van het plangebied laat eerst een vooroorlogse tuindorp-ontwikkeling zien, waarvan het waardevolle Pathmos het vroegste deel vormt (zie verder paragraaf 3.2.3). Tot 1933 strekte de ontwikkeling zich uit van de Pathmossingel tot aan de Dennenweg, welke tot de fusie met gemeente Lonneker in 1933 de gemeentegrens vormde. Daarna volgde tot het begin van de oorlog verdere bebouwing van het gebied westelijk van de Dennenweg.
Na de oorlog werd de ontwikkeling voortgezet door een kenmerkende uitleg in 2 fasen (Stevenfenne in de jaren '50 en Stadsveld in de jaren '60). Daarop volgden de recentere uitbreidingen uit de jaren '80 (Bruggert) en tot slot de ontwikkeling van 't Zwering die startte in de jaren '90. De uitbreidingen zijn veelal herkenbaar door de toen geldende samenhangende ontwerpprincipes voor architectuur, stedenbouw en landschap.
Zie bijlage 1 voor een meer uitgebreide beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van het huidige plangebied.
3.2.2 Monumenten
In onderstaande afbeelding zijn de aanwezige rijks- (letter R) en gemeentelijke monumenten (nummers) in het plangebied weergegeven. Deze zijn ook weergegeven in afbeelding 3.3 met dezelfde nummers. In het overige deel van het plangebied zijn geen monumenten aanwezig.
Afbeelding 3.2: Rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied (plangrens in rood)
Binnen het plangebied is alleen boerderijcomplex "'t Elferink" (Zweringhoekweg 45) aangemerkt als rijksmonument (R in bovenstaande afbeelding).
Daarnaast zijn de volgende gemeentelijke monumenten aanwezig in het plangebied (nummers corresponderen met afbeelding):
- 1. Boekweitstraat 16: openbare lagere school “Het Stevenfenne”
- 2. Haaksbergerstraat 394-408: winkels/woningen
- 3. Pathmosplein 1-12: woningen
- 4. Spinnerstraat 10-12: winkelgalerij/woningen
- 5. Spinnerstraat 27: voormalig badhuis
- 6. Spinnerstraat 29-29a: openbare lagere school “Het Stadsveld”
- 7. Volksparksingel 1: Villa 't Slachthuis (gebruik als kantoor)
- 8. Tweede Emmastraat 60: Christelijk gereformeerde kerk
Aanvullend op bovenstaande is de (voormalige) boerderij Zwerinkhoekweg 15 kandidaat voor gemeentelijk monument. Aangezien de boerderij vooralsnog geen monument is, wordt deze wel aangewezen als 'karakteristiek' (zie paragraaf 3.2.3).
Aan monumenten is in dit bestemmingplan geen juridische betekenis toegekend. De bescherming van deze objecten vindt plaats op grond van de Monumentenwet 1988 en/of de gemeentelijke Monumentenverordening.
3.2.3 Overige cultuurhistorische waarden
Cultuurhistorische waardenkaart en aanscherping op basis van nader onderzoek
Naast de hiervoor genoemde monumenten bevinden zich in het plangebied diverse andere cultuurhistorisch waardevolle objecten/panden en gebieden (structuren/complexen). Hoewel het geen monumenten zijn, kunnen deze toch erg belangrijk zijn als dragers van de cultuurhistorische identiteit van gebieden. Gemeente Enschede beschermt deze waarden via het bestemmingsplan en de welstandsnota (zie paragraaf 3.5).
De basis voor deze bescherming ligt in eerste instantie in de Cultuurhistorische WaardenKaart (CHWK) van de gemeente Enschede. Panden en objecten die op de CHWK staan, zijn van maatschappelijk belang voor de identiteit van Enschede en dus de moeite van het behouden waard. Niet álle panden op de CHWK hebben echter een beschermde status in een bestemmingsplan.
De CHWK is dynamisch, een momentopname van de dan beschikbare kennis. De gebouwen en objecten zijn ten behoeve van de CHWK in eerste instantie op basis van vrij algemene criteria gewaardeerd, maar niet specifiek beoordeeld. Bij de vertaling van de CHWK naar bestemmingsplan 'Cultuurhistorie' (vastgesteld in 2016) is deze beoordeling en vertaling naar gebieds- en bouwaanduidingen eveneens globaal gebeurd.
Bij ieder nieuw bestemmingsplan is het dan ook de intentie om de analyse nogmaals en nauwkeuriger te doen. Er komen met bijna elk groot nieuw bestemmingsplan waarden in beeld die (nog) niet op de CHWK stonden (bij opstelling CHWK was bijv. informatie over na-oorlogse waarden nauwelijks voorhanden) en ook blijkt bij sommige objecten op de CHWK dat deze bij nader inzien niet waardevol genoeg zijn om te beschermen in een bestemmingsplan. De te beschermen waarden (panden/objecten en structuren/complexen) worden vertaald in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is de enige plek waar panden en structuren op een juridisch zekere manier beschermd kunnen worden. De CHWK is inmiddels niet meer up to date ten opzchte van de beschermde waarden in de bestemmingsplannen. De CHWK heeft in die zin vooral nog een informatieve rol.
Ten behoeve van voorliggend plan is een grondige inventarisatie en analyse van de cultuurhistorische waarden in het plangebied uitgevoerd. Om te komen tot een selectie van te beschermen panden en structuren is enerzijds een inventarisatie in opdracht van de gemeente uitgevoerd. Anderzijds is tegelijkertijd een inventarisatie uitgevoerd door een samenwerking van lokale cultuurhistorische verenigingen. De resultaten van deze iventarisaties (lijsten en rapporten) met mogelijk aan te wijzen panden en structuren zijn niet bij het bestemmingsplan gevoegd, omdat deze lijsten en rapporten niet geschreven zijn ten behoeve van de plantoelichting (kan voor verwarring zorgen).
Vervolgens zijn deze inventarisaties naast elkaar gelegd en is een definitieve selectie gemaakt door een cultuurhistorisch deskundige van de gemeente. Deze selectie bestaat enerzijds uit waardevolle structuren/complexen en anderzijds uit objecten/panden die op zichzelf waardevol (beeldbepalend) zijn. Uit de inventarisatie blijkt onder andere dat de naoorlogse wijkontwikkeling tot nog toe onvoldoende gewaardeerd was (zowel objectmatig als in zijn structuur). De inventarisatie heeft geleid tot het opnemen van de aanduiding 'karakteristiek' op veel extra panden en een nieuwe gebiedsaanduiding voor structuren. Daarmee is het onderwerp cultuurhistorie nader uitgewerkt.
In het navolgende worden de waardevolle gebieden en panden/objecten beschreven en wordt aangegeven hoe deze beschermd worden in voorliggend bestemmingsplan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende manieren van bescherming:
- Dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie': een vrij zware bescherming voor waardevolle gebieden zoals deze al was opgenomen in bestemmingsplan 'Cultuurhistorie'. In voorliggend plan zijn de regels bij deze dubbelbestemming uitgebreid met regels voor de (zichtbare) 'buitenruimte'.
- Gebiedsaanduiding 'Cultuurhistorische structuur': een nieuwe gebiedsaanduiding waarmee enerzijds de structuur van de bebouwing wordt beschermd en anderzijds (net als bij dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie') de buitenruimte. Bebouwing mag alleen worden gesloopt als bij nieuwbouw de structuur gerespecteerd wordt. Ook kunnen er panden/objecten binnen de structuur liggen die op zichzelf waardevol (beeldbepalend) zijn. Deze krijgen aanvullend de aanduiding 'karakteristiek'.
- Aanduiding 'karakteristiek': individuele beeldbepalende panden. Deze liggen verspreid in het gebied en kunnen, zoals hiervoor aangegeven, ook voorkomen binnen de gebiedsaanduiding 'Cultuurhistorische structuur'.
Zie paragraaf 5.3 voor een meer uitgebreide beschrijving van de manier waarop deze waarden juridisch beschermd worden.
Naast de in het bestemmingsplan aangewezen/beschermde waarden zijn er uiteraard nog meer waarden aanwezig in het plangebied. Het gaat onder andere om kunstwerken in de openbare ruimte en om fraaie nieuwe gebouwen die (nog) niet beschermd worden als cultuurhistorisch waardevol. Een opvallende combinatie van kunst en nieuwe gebouwen zijn de woningen Elferinksweg 251-267. Hier stonden lage woningen uit de jaren vijtig die waren versierd met mozaïeken van de Hengelose Cobra kunstenaar Theo Wolvecamp. In de nieuwe woningen (uit 2011) is het werk van de kunstenaar zeer duidelijk teruggekeerd in muurtjes aan de voorzijde en de nieuwe woningen volgen de oorspronkelijke, karakteristieke opzet van de bebouwing, maar zijn wel hoger gebouwd.
Dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie':
De buurt Pathmos (met uitzondering van de 'Drentse buurt') is het enige gebied dat in dit bestemmingsplan wordt beschermd met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Deze dubbelbestemming was al opgenomen in bestemmingsplan 'Cultuurhistorie'. Zoals hiervoor aangegeven is deze bestemming nu uitgebreid met regels voor de 'buitenruimte'.
In onderstaande afbeelding zijn alle cultuurhistorisch waardevolle gebieden weergegeven die een 'status' hebben in dit bestemmingsplan. Pathmos ligt in het oosten van het plangebied (geel vlak in afbeelding; WC1). De andere cultuurhistorisch waardevolle gebieden zijn aangeduid als 'cultuurhistorische structuur' in dit bestemmingsplan (paars in afbeelding; zie hierna). Ook de monumenten (blauw; zie paragraaf 3.2.2) en de karakteristieke objecten (rood; zie hierna) in het plangebied zijn weergegeven. In bijlage 2 is een grote versie van deze kaart opgenomen.
Afbeelding 3.3 Cultuurhistorische waarden
De buurt Pathmos is cultuurhistorisch van groot belang. Pathmos hoort tot het DNA van Enschede. Dit is de eerste wijk in Enschede die vanuit een vooraf bepaald stedenbouwkundig plan in een aantal bouwfasen vanaf 1914 groeit naar de 974 woningen in 1922. De wijk is ontworpen volgens de modernste inzichten uit die tijd over een 'tuinstad'. De hier nagestreefde kwaliteit en opgedane ervaringen leggen de basis voor de grootschalige woningbouw in Enschede tot 1940. Zoals aangegeven in paragraaf 3.2.2 heeft een aantal objecten in Pathmos de status van monument (blauw in afbeelding 3.3 en bijlage 2).
De singelstructuur is een belangrijk onderdeel in de ontstaansgeschiedenis van Enschede en is nog steeds een zeer kenmerkend onderdeel van de structuur van de stad. Binnen het plangebied ligt een deel van de singel. Het grootste deel daarvan, de Pathmossingel, ligt binnen de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' (WC1 in afbeelding) en wordt daardoor beschermd, inclusief aanliggende bebouwing, op de manier zoals hiervoor beschreven. In voorliggend plan is een stukje van de Pathmossingel toegevoegd aan het gebied met dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' (WC2 in afbeelding 3.3), voor zover deze aansluit op de waardevolle 'Pathmos-bebouwing' aan de noordoostzijde van de singel welke net buiten het plangebied ligt (Pathmossingel 240-250 en Tweede Emmastraat 43-47). Deze bebouwing is in bestemmingsplan 'Cultuurhistorie' niet opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', maar zou deze bescherming in de toekomst moeten krijgen, omdat het onderdeel uitmaakt van het oorspronkelijke Pathmos.
Voor het kleine overige deel van de singel binnen het plangebied is het profiel van de singel aangewezen als 'cultuurhistorische structuur' (S1 in afbeelding; zie hierna).
Gebiedsaanduiding 'Cultuurhistorische structuur'
Navolgende gebieden hebben de aanduiding 'cultuurhistorische structuur' gekregen (paars in afbeelding 3.3). De nummers corresponderen met afbeelding 3.3 en de kaart in bijlage 2.
S1. Singel
Zoals hiervoor aangegeven is de singelstructuur een belangrijk onderdeel in de ontstaansgeschiedenis van Enschede en is nog steeds een zeer kenmerkend onderdeel van de structuur van de stad. Daarmee wordt niet alleen gedoeld op het wegprofiel met de centrale groenberm, maar ook de herkenbare vooroorlogse bebouwing die op veel plaatsen de wanden vormt van deze structuur.
Het deel van de singel dat binnen het plangebied ligt (de Pathmossingel) heeft zoals aangegeven grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' (WC1 in afbeelding). Voor het kleine overige deel van de singel binnen het plangebied is het profiel van de singel aangewezen als 'cultuurhistorische structuur'. Het betreft de noordoostelijke en zuidoostelijke hoek van het plangebied. Op deze plaatsen is er geen bebouwing binnen het plangebied aanwezig die meegenomen moet worden in de bescherming van structuur. Direct buiten de grenzen is dat mogelijk wel het geval. Bij een nieuwe planologische regeling voor dit aangrenzende gebied zal dit onderzocht moeten worden.
S2. Complex Acaciaplantsoen, speeltuin en omliggende rijwoningen
Gebouwd in 1945 als complex met 302 noodwoningen, een plantsoen en een speelterrein. Architect is Joh. Sluijmer. Sommige huizen hebben in het bovenlicht boven de voordeur nog de oorspronkelijke kruisvormige roedenverdeling.
Stedenbouwkundig hoge waarde als complex rondom een plantsoen met ook een gezicht naar 'buiten' toe, naar de hoofdwegen van de wijk. In hoofdvorm is nog vrij gaaf en herkenbaar als vroeg naoorlogs sociaal woningbouwcomplex. De sterke herhaling, subtiele rooilijnverspringingen, mee-ontworpen schuurtjes en tuinmuren dragen bij aan die samenhang. Passend bij de vroeg naoorlogse periode. Daarbij is een versobering zichtbaar ten opzichte van het vooroorlogse complex van Sluijmer in Stadsveld, dat meer expressiviteit heeft. Kenmerkend zijn ook de voortuinen en het centrale plantsoen evenals de speeltuin die als collectieve voorziening meer verscholen achter een deel van de woningen is gesitueerd.
S3. Ensemble Bruggertstraat/Rembrandtlaan van appartementengebouwen, school en kerk
Dit deel van Stadsveld wordt gemarkeerd door een stedenbouwkundig ensemble van middelhoogbouw en laagbouw, in een ruime, groene setting met waardevolle groenstructuren. De stedenbouwkundige waarde, de ensemblewaarde, de typische naoorlogse opzet en sterke relatie met het groen (licht, lucht en ruimte) maken dit een kenmerkend deel van de wijk. De voorzieningen als onderdeel van dit ensemble versterken de waarde van de structuur. Het meest noordelijke gebouw is een middelbare school, de overige gebouwen zijn appartementencomplexen en een kerk.
De middelhoogbouw markeert de hoofdontsluiting van de wijk (Rembrandtlaan, die overgaat in Weth. Nijhuisstraat en S.L. Louwesstraat) en de dwars daarop gelegen hoofdstructuren (Thomas de Keyserstraat en de al vooroorlogse Bruggertstraat). Deze hoofdstructuren waren de verbinding naar het agrarische landschap
De laagbouw is deels nog wel herkenbaar als onderdeel van de 'stempel', maar de stempel is niet meer zo gaaf en op zichzelf niet extra waardevol. De laagbouw is daarom niet meegenomen in de aanduiding als cultuurhistorische structuur.
De aanwezigheid van bijzondere functies was in dergelijke wijken veelal gekoppeld aan de hoofdstructuur. Dat is in dit geval ook zo. De school, de kerk en de winkelplint met appartementen aan Thomas de Keyserstraat vallen extra op door hun verschijning. De school en de kerk zijn als 'karakteristiek' aangemerkt (zie beschrijvingen van objecten K5 en K24).
De gebouwen aan de oostkant van de Rembrandtlaan zijn uitgevoerd in 'shake-hands' architectuur, de overige in 'het Nieuwe Bouwen'. Deze heeft van oorsprong een sterke verwantschap met de bebouwing aan de Thomas de Keijserstraat (zelfde architect). Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in het geel bakstenen metselwerk onder de vensters. Voor het grootste deel zijn deze bakstenen accenten nu verstopt achter beplating.
De Thomas de Keyserstraat is niet meegenomen in de begrenzing van de cultuurhistorische structuur. Deze bestond eerder uit een groter ensemble van middelhoogbouw, maar deze zijn later vervangen door nieuwbouw. Voor de het merendeel van de overgebleven bebouwing zijn vergevorderde plannen voor sloop-nieuwbouw, met uitzondering van het gebouw met de winkelplint.
S4. Complex 'Zweeringshof'
Dit complex, gelegen tussen Oogstplein, J.H.W. Robersstraat, Sikkelstraat en Zweringweg, bestaat uit 3 volumes die geschakeld worden door transparante trappenhuizen. Zo ontstaat een U-vorm waarbinnen een eenvoudig plantsoen ligt. Stedenbouwkundig markeert het gebouw een plek van voorzieningen binnen de wijk, het tegenover gelegen Oogstplein.
De beeldbepalende, stedenbouwkundige ligging, de ruime opzet met groen plantsoen en de architectonische rijkdom en variatie binnen één complex en detaillering geven het complex een hoge waarde binnen de wijk. Het vormt bovendien een zorgvuldige stedenbouwkundige wand aan het plein waarbij juist het groen een belangrijke overgang vormt naar het van oorsprong stenige plein.
Vanwege de beeldbepalende waarde is het pand ook aangemerkt als 'karakteristiek' (zie beschrijving object K17).
S5. Winkelcentrum (tussen Jan van Goyenstraat, Nicolaas Maesstraat, Weth. Nijhuisstraat en Zweringweg)
Dit winkelcentrum, met twee woonlagen boven een plint met winkels aan drie zijden, is gebouwd in 1956 (architect W. de Bruijn Utrecht). Het is een carrévormig gebouw onder plat dak met centrale binnenplaats met bergingen/garages. Op de hoeken heeft het inspringende gevels. Aan de noordkant twee toegangen naar de binnenplaats.
Het oorspronkelijke metselwerk is aanwezig met gevelpanelen met daarin een raampartij en donkere borstweringen. Boven de winkels een licht uitspringende omlopende rand die de overgang van winkels naar woningen arceert. In de huidige situatie is het metselwerk geschilderd. Daarmee is de verhouding donker-licht in de gevel omgekeerd. Verder is er een brede luifel aangebracht boven de winkels.
Zoals gebruikelijk in een naoorlogse wijk is deze voorziening gepositioneerd aan de hoofdontsluiting van Stadsveld. Rondom het gebouw waren verbrede stoepen en aan de oostzijde een pleinachtige ruimte die gekoppeld was aan de Wethouder Nijhuisstraat. Deze centrale, hiërarchische positie van het winkelcentrum binnen de wijk is gewijzigd doordat er in de directe nabijheid volumineuze gebouwen zijn gezet en doordat de Wethouder Nijhuisstraat hier van belangrijke verkeersader tot parkeerplaats is geworden. Toch blijft het gebouw vooral door zijn vorm herkenbaar als een centraal voorzieningencluster in een wederopbouwwijk en enig in zijn vorm in Enschede.
De stedenbouwkundige waarde met de nog aanwezige verbrede stoep aan 3 zijden, maar ook de unieke vorm en de nog herkenbare architectuur, maken het complex van belang voor leesbaarheid en de opzet van de wijk.
S6. Zweringweg
De Zweringweg vormt en vormde een oude route vanuit het centrum naar het oorspronkelijke open landschap van de enk bij aanleg van de wijk Stadsveld. Langs het winkelcentrum van de wijk. Een belangrijke oost west verbinding haaks op de hoofdontsluiting van de wijk. Het gewicht wat toegekend werd hieraan is hier aangezet met middelhoogbouw die niet parallel staat aan de weg maar die onder een hoek is geplaatst.Voor de grondgebonden woningen aan de overzijde geldt dit ook. Hierdoor zijn overhoeken voor groen ontstaan die zijn aangezet met bomen. De structuur wordt aan de westzijde 'opgevangen' door het complex aan de Ferdinand Bolstraat (S7) die vrij op een ruim groen kavel is gepositioneerd. Waardoor een zelfde overgang naar het landschap wordt gemaakt als bij de woningen aan de Paulus Potterstraat (S10).
S7. Ferdinand Bolstraat 20-82
Dit complex uit 1958 bestaat uit 32 maisonnettes (architectenbureau Joh. Sluijmer; i.o.v. Ons huis). Het zorgvuldige architectonische ontwerp, het levendige gevelbeeld, de landschappelijke inpassing en de stedenbouwkundige ligging aan de toenmalige groene rand van de wijk en aan einde hoofdstructuur bepalen de waarde van het complex. De naoorlogse principes van licht, lucht en ruimte komen goed naar voren in dit complex. Het pand is tevens aangemerkt als 'karakteristiek' (zie beschrijving object K11).
De gebouwen staan in een flauwe bocht van de Ferdinand Bolstraat. Eén staat min of meer parallel aan de weg, de ander staat daar haaks op. Het complex heeft een prominente stedenbouwkundige liggen. Het is ruim ingepast in het stedenbouwkundige plan, op de overgang naar het toen meer agrarische gebied, en aan het einde van de hoofdstructuur Zweringweg. In de oksel van de gebouwen, aan de voorzijde, een zorgvuldig aangelegde groenvoorziening. Ook de achterkant kent een ruime, groene opzet.
S8. Jacob van Ruysdaalstraat 16-86
Deze structuur is onderdeel van de oorspronkelijke wijkopzet van Stadsveld volgens de leidende principes van de wederopbouw. De wijk kende aan de westzijde niet alleen doorgaande routes die de verbinding maakte met het open landschap van de es maar ook is er meerdere malen gekozen voor open parkstroken in de wijk die een directe relatie hadden met het aangrenzende open es-landschap. Deze gebieden werden veelal voorzien van scholen of gebouwen met een buurtfunctie en soms 'aangezet' met middelhoogbouw. Daarvan is ook hier sprake. De 2 flats aan de Jacob van Ruysdaalstraat markeren hier zo'n groene ruimte. De school die oorspronkelijk ook in deze groene parkstrook stond heeft plaatsgemaakt voor rijwoningen aan de Carel Fabritiusstraat waardoor het groen nu minder ver de wijk inloopt.
S9. Ensemble Korenstraat 2-72 en aangrenzende rijwoningen (Warmoesstraat, Remorsstraat, Hennepstraat en Tuinbouwstraat)
In 1953 gebouwd complex van rijwoningen en middelhoogbouw (twee portiekflats). De architect (H. & A.H. Klomp Utrecht; i.o.v. Woningbouwvereniging 'Vooruit') is bekend van diverse complexen in Enschede.
De middelhoogbouw (twee portiekflats) is gesitueerd aan 1 van de hoofdroutes van de wijk, die dwars vanaf de hoofdontsluiting het landschap in loopt. Het vormt een ensemble met de laagbouw die haaks op de middelhoogbouw ligt.
Als onderdeel van de oorspronkelijke wijkopzet van Stadsveld is gekozen voor middelhoogbouw op de "rand" van de wijk, volgens de leidende principes van de wederopbouw. De twee flatgebouwen vormen samen met de achterliggende laagbouwwoningen een samenhangende structuur/stedenbouwkundige stempel.
Op niveau van de wijk is met name de middelhoogbouw belangrijk als overgang naar het landschap (zuidelijk gelegen waarbinnen het complex met 2-laagse beneden-bovenwoningen is gesitueerd; S11). Daarnaast begeleidt de bebouwing een route naar het oude open enklandschap waar later een nieuwe wijk is gebouwd. Deze verbinding is consequent op 5 plekken in de wijk gemaakt en behoort tot de stedenbouwkundige hoofdopzet.
In vormgeving, materialisatie en opzet is het geheel behoorlijk gaaf en één van de weinige gave stempels van Stadsveld, in een traditioneel uiterlijk. De objecten zijn dan ook tevens als 'karakteristiek' aangeduid (zie beschrijving object K15).
S10. Ensemble drie flats Paulus Potterstraat 28-134
Ook in deze structuur is er, als onderdeel van de oorspronkelijke wijkopzet van Stadsveld volgens de leidende principes van de wederopbouw, gekozen voor middelhoogbouw op de “rand” van de wijk. De 3 flatgebouwen vormen samen met de achterliggende laagbouwwoningen een samenhangende structuur of stedenbouwkundige stempel.
Ook hiervoor geldt dat op niveau van de wijk deze middelhoogbouw met name belangrijk is als overgang naar het landschap (zuidelijk gelegen, waarbinnen het complex met 2-laagse beneden-bovenwoningen is gesitueerd S11). Daarnaast begeleidt de bebouwing, net als structuur S9, een route naar het oude open enklandschap waar later nieuwe woningen zijn gebouwd. Zoals hiervoor aangegeven (bij S9) is deze verbinding consequent op 5 plekken in de wijk gemaakt en behoort tot de stedebouwkundige hoofdopzet.
S11. Complex bovenbenedenwoningen inclusief groene omgeving (Paulus Potterstraat, Frans Halsstraat, Adriaen van Ostadestraat, Dr. Van der Zandestraat, SL Louwesstraat, Korenstraat)
Dit is een complex van galerijwoningen (1954; architect W. de Bruijn, Utrecht) van twee lagen met afzonderlijke, mee-ontworpen bergingen, liggen binnen een royaal plantsoen op ruime afstand van de Haaksbergerstraat. De woningen zijn daarvan gescheiden door speelweiden en plantsoen. Stedenbouwkundig vormen ze de begrenzing van de wijk, in een landschappelijke overgang. De S.L. Louwesstraat loopt min of meer dwars door de rijen woningen heen naar de achterliggende wijk. Het open karakter is enigszins gewijzigd door schuttingen en andere bebouwing die in de achtertuintjes is ontstaan en die de ruimtelijke beleving beïnvloeden.
De woningen zijn uitgevoerd in gele baksteen onder zadeldak met rode of gesmoorde pannen en prominente schoorsteen. Aan de straatzijde en aan voetpaden is een galerij met opgangen aan de uiteinden. Het decoratieve, ijzeren hekwerk van de galerij is origineel en draagt bij aan het 'luchtige' karakter van het complex. De keuken is aan de straatzijde, de woonkamer is aan de achterzijde en kijkt uit op tuinen (bij de benedenwoningen) en plantsoenen en speelweiden. Aan de kopse kanten van de rijen woningen bevinden zich op de begane grond in het verlengde of haaks daarop rijtjes bergingen onder zadeldak.
De woningen vormen door de unieke stedenbouwkundige opzet een subtiele, maar dudielijke overgang naar het landschap/begrenzing van de wijk. De opzet met het vele (openbare)groen met diverse doorkijkjes oogt ruim in zijn opzet. Samen met de middelhoogbouw aan de Korenstraat en Paulus Potterstraat, die de wijk begrenzen, ontstaat een ruimtelijke samenhang. Door de open opzet en wisselende rooilijnen overal het groen zichtbaar en aanwezig.
De woningen en mee-ontworpen bijgebouwen zijn ook aangewezen als 'karakteristiek' (zie beschrijving object K18).
Aanduiding 'karakteristiek': waardevolle (solitaire) panden/objecten
De eerdere genoemde monumenten en de bebouwing binnen Pathmos worden respectievelijk beschermd tegen sloop op basis van de monumentenstatus en de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie'.
Op basis van de inventarisatie is gebleken dat aanvullend daarop nog veel beschermwaardige panden verspreid in het gebied liggen. Deze krijgen allen de aanduiding 'karakteristiek'. Een aantal van deze panden ligt binnen de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorische structuur'. Deze zijn dus niet alleen 'structuurbepalend', maar ook 'beeldbepalend' en zijn daarmee strenger beschermd dan panden zónder aanduiding 'karakteristiek' binnen de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorische structuur'.
In afbeelding 3.3 zijn de karakteristieke panden in rood aangegeven. Een grotere kaart is opgenomen in bijlage 2. In het navolgende is aangeven welke objecten de aanduiding 'karakteristiek' hebben gekregen. De nummers corresponderen met de nummers die zijn aangeven op de kaart in bijlage 2.
Bestaande karakteristieke objecten
De objecten die de aanduiding 'karakteristiek' al hadden in bestemmingsplan "Cultuurhistorie" zijn nu weer opgenomen. Dit betreft slechts enkele panden aan de Haaksbergerstraat:
- KB1: Haaksbergerstraat 468, kerk ('Philadelphia'), bouwjaar 1920
- KB2: Haaksbergerstraat 502 en 504, twee-onder-één-kap woningen, bouwjaar 1940
- KB3: Haaksbergerstraat 512, vrijstaande woning, bouwjaar 1929
Eén pand (Tweede Emmastraat 60) was eerder aangewezen als 'karakteristiek', maar is tevens een monument. Daarom is de aanduiding 'karakteristiek' vervallen voor dit pand.
Nieuw aangewezen karakteristieke objecten
K1. Achterhofweg 35
Onderdeel van het boerderijensemble aan de rand van een vroeg ontginningsgebied (krans es).Het betreft een ensemble van boerderij en grote schuur. De huidige gevels van de traditionele boerderij met renaissance elementen (3- beukig hallenhuis) hebben het uiterlijk van een boerderij rond 1920, bedrijfsgedeelte is naar de straat gekeerd. Gezien de positie op het erf en de situatie in 1832 bestaat het vermoeden dat de binnenkant aanmerkelijk ouder is. In 1832 was de erfnaam Egberink No 2. In 1972 is de oostelijk zijgevel uitgebouwd en is het dak daar iets verhoogd. De schuur betreft een grotendeels zwartgeschilderde houten schuur met hoog zadeldak met rode dakpannen en rechte topgevels met overstek. Dergelijke schuren worden steeds zeldzamer binnen de gemeente Enschede.
K2. B.W. ter Kuilestraat 253-271
Rijtje van 5 twee-onder-een-kappers met erker onder schilddak in traditionalistische stijl met kenmerken van Engelse landhuisstijl. De buitenste paren hebben een naar voren komende uitbouw onder een zadeldak. Architect is Wiersma-Hoekstra, bouwjaar 1939. De woningen vertonen overeenkomsten met de woningen aan de B.W. ter Kuilestraat 177-209. Mogelijk zijn ze hierop geïnspireerd. Alle woningen hebben een voortuin en hebben door hun bijzondere verschijning een prominente ligging, versterkt doordat de hoekhuizen als accenten zijn opgezet en door de ligging tegenover een plantsoen.
K3. B.W. Kuilestraat 175, 177-207 en Zweringweg 104-144
Het complex bestaat uit een voormalig verenigingsgebouw en woonhuizen. Het verenigingsgebouw is gebouwd in 1937 voor de Hervormde kerk van buurtschap Usselo. Architect is Van de Lijke & Mink iov dhr. Lasonder. Het traditionalistisch gebouw heeft kenmerken van de Engelse landhuisstijl, met zadeldak, net als de haaks geplaatste zij-ingang.
De woonhuizen (zelfde architect) aan de B.W. ter Kuilestraat bestaan uit twee rijtjes van vier afgewisseld met twee-onder-éénkappers onder schilddak met erker. De huizen hebben laag doorlopende zijdakvlakken en/of zij-uitbouwen op de verdieping vergelijkbaar met de zuidwestelijke entree van het voormalige verenigingsgebouw. De ramen zijn opvallend in de gevel geplaatst, dicht onder de goot. Bij de rijtjes van vier is er een centrale gang naar het achterterrein. Een deel van de woningen aan de B.W. ter Kuilestraat heeft een rond raam boven de deur vergelijkbaar met het ronde raam in de oostgevel van het voormalige verenigingsgebouw.
Voormalig verenigingsgebouw en de woonhuizen vormen een karakteristiek ensemble op een prominente locatie op de kruising van twee hoofdwegen. De stedenbouwkundige waarde is hoog. Weliswaar kent het verenigingsgebouw latere toevoegingen, maar toch is er sprake van een gaaf en herkenbaar ensemble, van hoge architectonische waarde.
K4. B.W. ter Kuilestraat 184
Vermoedelijk vroeg naoorlogs gerealiseerd electriciteitshuisje. Ondanks het relatief simpele metselwerk, met een plint in een donkere steen, valt het gebouw op door het prominente tentdak, met rode pannen, en gootklossen. Dergelijke gebouwtjes weerspiegelen vaak de bouwstijl van de tijd waarin ze ontstonden. Stedenbouwkundig is het markant gelegen op de hoek van 2 kruisende straten (BW ter Kuilestraat en de Zweringweg). Beide straten zijn van oorsprong oude dreven en die kruispunt vormde het middelpunt van de vroeg naoorlogse uitbreiding wat de positie van dit electriciteitshuisje verklaart.
K5. Bruggertstraat 60
Deze school bestaat uit twee geschakelde hoofdvolumes parallel aan de Bruggertstraat. Het ontwerp uit 1962 is van architecten A. Komter en L. van Schelt. In het verbindingsstuk tussen de volumes is de terugliggende hoofdingang geplaatst, met een trap ervoor als accent, gelegen aan een omsloten tuin. Op de westgevel bevindt zich een plastiek, typisch voor de naoorlogse scholenbouw. De zuidgevel heeft een markant uitspringend geveldeel op de eerste verdieping. De gevels, ook van de latere gymzaal, zijn transparante met repeterende invullingen.
De ligging van de school op een ruim en door groen omgeven perceel versterkt de stedenbouwkundige/ landschappelijke waarde.
K6. Bruggertstraat 350
Deze voormalige boerderij is onderdeel van het boerderijensemble aan de rand van een vroeg ontginningsgebied (krans es). Bouwjaar van het huidige gebouw is 1927. het erf stamt uit de 18e eeuw. In 1832 eigenaar Jan Afink. Erfnaam Afink No 1, ook 'De Gijns'. De huidige functie is kantoor.
De voormalige boerderij is gebouwd op de plek van de oude boerderij Het Afink (nr 1). Deze nieuwe boerderij had in het bedrijfsgedeelte een doorrijmogelijkheid doordat in beide zijgevels een toegangsdeur was aangebracht. Het vee dat in een traditionele boerderij aan weerskanten van de deel staat, stond in deze boerderij achterin het bedrijfsgedeelte tegen de achtergevel. Aan de buitenkant tegen de achtergevel bevond zich een overkapte mestopslag die nu is dichtgezet. Aan de voorzijde van het bedrijfsgedeelte was de paardenstal, de wasruimte en de hooiopslag. Het bedrijfsgedeelte heeft een zadeldak.
Het voorhuis heeft een erker met gemetseld balkon en verdieping onder schilddak met drie dakkapellen. Het heeft een boogvormige entree met terugliggende voordeur. Er zijn geen bijzondere bijgebouwen.
K7. Bruggertstraat 443 (voormalige schuur) en 445 (voormalige boerderij)
Dit complex is onderdeel van het boerderijensemble aan de rand van een vroeg ontginningsgebied (krans es). Ensemblewaarde van boerderij en schuur met de omringende bomen.
In 1832 is Abraham Eulderink eigenaar en de erfnaam is Bertelink No 3, ook wel 'De Oabrams'. In 1832 zijn op het perceel twee gebouwen aanwezig met dezelfde ligging en oriëntatie ten opzichte van elkaar als in de huidige situatie. Daarom is de verwachting dat de kern van beide gebouwen uit die tijd of daarvoor stamt. In de voormalige schuur boerderij leken de telmerken daar ook op te wijzen. De uitvoering van de schil van de huidige gebouwen wijst op een bouwjaar van rond 1920. De aanbouw aan de zuidwest kant van de boerderij is van latere datum maar voor 1997.
De voor- en achtergevel van de schuur zijn bij de restauratie afgebroken en met dezelfde stenen weer opgebouwd in dezelfde stijl. Overige bijgebouwen niet bijzonder.
K8. Dennenweg 219
Karakteristiek interbellum pand, onder een verspringend schilddak. Opvallend zijn de ronde vormen in de gevel. De smalle voorgevel heeft een halfronde erker. Het gemetselde balkon is halfrond met gemetselde balusters. Door zijn specifieke en zorgvuldige vormgeving springt dit pand eruit in de straat.
K9. Dr. Lovinkstraat 20-42/21-43, Ploegstraat 2-26/21-35, B.W. ter Kuilestraat 273-321
Klein buurtje met arbeiderswoningen gebouwd in 1938 in opdracht van woningbouwvereniging 'Ons Huis'. Architect is Joh. Sluijmer uit Enschede, hij heeft naast kerken in Nederland veel woningen in Enschede ontworpen.
Het complex heeft principes van een tuindorp. De huizen onder zadeldak zijn gebouwd in rijtjes van 4 (een enkele keer van 3) met voortuin en met in het midden een gang naar het achterterrein. Hier en daar verspringt de voorgevelrooilijn. Hoeken zijn groen.
De entrees hebben veel aandacht gekregen. De voordeuren liggen iets teruggeplaatst twee aan twee onder een gezamenlijke gemetselde toog. In de bouwblokkenvan 4 woningen zijn in het midden gangen naar de achtertuinen opgenomen. Ook hier markeert een toog de gangen. Deze elementen typeren ontwerpen van Sluijmer. De ramen van de verdieping zijn opvallend direct onder de goot aangebracht.
De stedenbouwkundige samenhang en de zorgvuldige architectuur, zichtbaar in ambachtelijk materiaalgebruik en architectonische details, ontworpen door een lokaal bekende architect, geven het complex zijn waarde.
K10. Elferinkshoekweg 50
De boerderij is onderdeel van een ensemble van meerdere boerderijen aan de rand van de Usseleresch (krans es). Door uitbreiding van de stad zijn de boerenerven omsloten door stedelijk gebied. Maar ze zijn door hun erf en bebouwing nog steeds herkenbaar en waardevol. In 1832 staan op dit perceel 2 gebouwen op dezelfde plek en met dezelfde oriëntatie. Vermoedelijk bevat de huidige boerderij nog een oud gebintwerk uit de 19e eeuw. De huidige verschijning is jonger. Het beeld van een traditioneel hallenhuis met neo renaissance versiering in de gevels stamt uit begin 20ste eeuw. Waarschijnlijk betrof het eerst een boerderij met vakwerk en leemwanden die begin 20ste eeuw versteend werd.
De waardering als ouder erf, uit de agrarische periode, met nog een herkenbare boerderij op het erf, is belangrijk voor de waardering. Er zijn geen waardevolle bijgebouwen.
K11. Ferdinand Bolstraat 20-82
Dit complex uit 1958 bestaat uit 32 maisonnettes (architectenbureau Joh. Sluijmer; i.o.v. Ons huis).
Het zorgvuldige architectonische ontwerp, het levendige gevelbeeld, de landschappelijke inpassing en de stedenbouwkundige ligging aan de toenmalige groene rand van de wijk en aan het einde van een hoofdstructuur bepalen de waarde van het complex. De naoorlogse principes van licht, lucht en ruimte komen goed naar voren in dit complex. Vanwege de zorgvuldige inpassing en ligging is het pand inclusief buitenruimte tevens aangemerkt als 'stedenbouwkundige structuur' (zie beschrijving structuur S7).
In het ontwerp wordt de zijde die naar de straatkant is gekeerd 'achtergevel' genoemd. De gebouwen hebben een rechthoekige plattegrond onder licht hellend zadeldak met overstek. Op de kopse kanten een iets lagere uitbouw onder (afwijkend) lessenaarsdak met ruim overstek. Daarin bevindt zich het trappenhuis naar de maisonnettes op de kopse kant op de begane grond en de bovenste maisonnettes. De overige maisonnettes op de begane grond zijn te bereiken via twee trappartijen vanaf maaiveld. Onder de onderste maissonnettes bevinden zich de bergingen.
Alle maisonnettes hebben op de verdieping een geschakeld balkon met stalen balustrade. Deze balkons worden samen met de galerij gedragen door E-vormige stalen constructies. Door het vooruitspringen van de balkons ten opzichte van galerij en de opvallende betonnen staanders die deze 2 verschillende elementen verbinden, ontstaat een expressief gevelbeeld. Naast de voordeuren bevindt zich metselornamentiek doordat een aantal stenen is weggelaten.
K12. Hennepstraat 2-2A, Wicher Nijkampstraat 121-123
Gebouwd in 1952 als winkel-woonhuis met pakhuis voor een levensmiddelenbedrijf. Architect is J.G. Klein Breteler, die meer ontwerpen in Enschede op zijn naam heeft staan, zoals een woonwinkelpand in de binnenstad en een kantoor met bedrijfsruimte op Getfert. De winkel is later een cafetaria geweest en is nu woonhuis.
De architectuur van het pand is traditioneel, zichtbaar in het materiaal, het zadeldak, de overstekken met klossen en elementen als erkers met een 'dakje'. Samen met de sterke omkadering van de gevelelementen onstaan zo herkenbare en opvallende gevels, die de stedenbouwkundige waarde versterken. Wel is de voorgevel van het pand gewijzigd door het toevoegen van dakkapellen en het wijzigen van invullingen van de gevelopeningen. De zijgevel is gewijzigd door een andere raaminvulling. De lagere aanbouw heeft niet meer het karakter van een opslagruimte.
Stedenbouwkundig valt het pand sterk op, door de positie op de hoek, de wijze waarop de verschillende bouwvolumes de hoek vormgeven en de als introductie naar de buurt erachter. Ondanks de wijzigingen is het nog herkenbaar dat het pand een afwijkende functie had.
K13. Jan Vermeerstraat 10
Dit trapezium vormige gebouw uit 1976 is gebouwd voor 24 meergezinshuizen, in 3 lagen. Oorspronkelijk was dit terrein bedoeld voor bijzondere bebouwing, zoals de kerk die van oorsprong naast dit gebouw stond, maar hier bleek uiteindelijk geen behoefte aan te zijn. Vandaar dat op deze locatie in de jaren '70 alsnog woningen werden gebouwd. Het complex koopwoningen is ontworpen door de Hengelose architect H. Groothuis.
Het complex valt door de bijzondere vormgeving op. De entree zit aan de kopgevel, de woningen worden ontsloten via een binnenstraatje over 3 lagen met lichtkoepels. Volgens de bouwaanvraag waren de kozijnen en boeien zwart en balkons wit. Het complex kent 2 voorgevels. De balkons bepalen sterk het gevelbeeld in horizontale belijning. Als verticale tegenhanger lopen de schoorstenen als zware gemetselde schijven door tussen de woningen in het gevelbeeld, afgewisseld met dunnere schijven. De balkons lopen aan de zijkant van het gebouw door in metselwerk met daarin decoratieve halfronde uitsparingen. De woningen op de begane grond hebben een tuin, de bovenste 2 lagen bestaan uit maisonnettes.
De karakteristieke hoofdvorm, waarbij het gebouw smaller wordt in de hoogte, de karakteristieke, zorgvuldige architectuur en de ruime inpassing maken het complex een blikvanger in de straat. De ruime inpassing op het perceel past binnen de vroeg naoorlogse principes van de wijk, waardoor het zich in de wijk voegt.
K14. Josink Hofweg 9
Boerderij 'Het Slat', oorspronkelijk wönner bij boerderij Het Josink. Traditioneel hallenhuis onder laag doorlopend zadeldak met rode pannen. In de gevel Neo renaissance versiering in de vorm van witte aanzet- en sluitstenen. Het bedrijfsgedeelte is naar de openbare weg gekeerd. Deze boerderij is in ieder geval gebouwd na 1832, vermoedelijk rond 1900. Mogelijk is een deel van de boerderij gebouwd met hergebruik van materiaal van een oudere boerderij. De boerderij is het enige restant van een groep boerderijen op deze locatie uit de periode van vroege ontginning ten westen van Enschede.
K15. Ensemble Korenstraat 2-72 en aangrenzende rijwoningen (Warmoesstraat, Remorsstraat, Hennepstraat en Tuinbouwstraat)
In 1953 gebouwd complex van rijwoningen en middelhoogbouw (twee portiekflats). De architect (H. & A.H. Klomp Utrecht; i.o.v. Woningbouwvereniging 'Vooruit') is bekend van diverse complexen in Enschede.
De middelhoogbouw (twee portiekflats) is gesitueerd aan één van de hoofdroutes van de wijk, die dwars vanaf de hoofdontsluiting het landschap in loopt. Van belang is de ensemblewaarde met de haaks op de portiekflats liggende laagbouw. Vanwege het belang van het ensemble als geheel zijn de panden inclusief buitenruimte ook aangewezen als 'stedenbouwkundige structuur' (zie beschrijving structuur S9).
De twee portiekflats hebben drie woonlagen, een licht hellend zadeldak met een ruime overstek en een souterrain met bergingen. Aan de straatkant heeft iedere woning een min of meer half rond balkon met een verzinkte balustrade. De gevelopening ligt daar terug, heeft een gemetselde profielrand en is getoogd. De trappenhuizen hebben een langwerpige aan de boven- en onderzijde getoogde raampartij met oorspronkelijke roedenverdeling. Ook de gevelopening voor de toegangsdeur is getoogd. Beide worden door prominent metselwerk omrand. De gevels aan de kopse kanten hebben grote muurankers en schouders met daaronder een forse gemetselde uitkraging. Aan de achterzijde heeft iedere woning een balkon en de onderste woningen hebben een trap naar de tuin. De traditionele architectuur met metselwerk ornamentiek en trappenhuizen als accenten versterken de stedenbouwkundige waarde van de gebouwen.
De laagbouw bestaat uit 2 typen bebouwing. Van het B type zijn er 69 gebouwd en van het minder diepe maar bredere type C zijn er 22 gerealiseerd. De woningen zijn in de architectuur overwegend gelijk. De meer klassieke opzet uit zich vooral bij de voordeuren, het metselwerk en de details in bijvoorbeeld de raamverdeling en de toepassing van klossen onder de dakgoot. Beide typen kennen een eigen oplossing bij de voordeur waarbij met granieten pilasters de toegang tot de woning is aangezet. De woningen zijn opgetrokken in metselwerk en voorzien van schuine daken met dakpannen. Woningtype C komt met name voor als 2 onder 1 kap woning maar is ook als 3- en 4- onder 1 kap gebouwd. Type B komt met name voor als rijwoning (6 onder 1 kap). Type C kent vaak een sterk terugliggende rooilijn waardoor interessante stedenbouwkundige ruimtes ontstaan rondom kruisingen van wegen.
In vormgeving, materialisatie en opzet is het geheel behoorlijk gaaf, heeft een sterke ensemblewaarde en is het één van de weinige gave stempels van Stadsveld, in een traditioneel uiterlijk.
K16. Meindert Hobbemastraat 37
Gebouwd in 1957 in shake-hands architectuur. Voormalige Titus Brandsmaschool, enig overgebleven van twee identieke gebouwen met bijbehorend groen. De andere school was de Kardinaal de Jongschool. Het gebouw heeft een rechthoekige plattegrond en twee bouwlagen onder een licht hellend zadeldak met pannen en uitstekende gootklossen. De gevel is expressief door uitspringende betonnen omlijstingen van de gevelopeningen. Ornamentiek in het metselwerk door groepen kleine openingen in het metselwerk. Het schoolgebouw was 7-klassig, één klaslokaal diep en met een personeelsruimte en twee trappenhuizen.
Stedenbouwkundig is de school gepositioneerd aan één van de hoofdstructuren (tegenover stond ooit ook middelhoogbouw ter bevestiging van deze hoofdstructuur) die dwars vanaf de hoofdontsluiting naar de groene rand van de wijk liepen.
De school is van belang vanwege de gave shake-hands architectuur, het fraaie ritme van de gevelopeningen en -invullingen en de zorgvuldige detailleringen, zoals in het materiaalgebruik, het metselwerk en de gootklossen.
Ook de stedenbouwkundige positie, volgens de naoorlogse principes, waarbij voorzieningen zoals scholen op belangrijke plekken stonden, de lichttoetreding, de open ruimte rondomen verbondenheid met omringend groen zijn kenmerkend. Als één van de weinig overgebleven schoolgebouwen uit de ontstaanstijd van de wijk heeft het gebouw zeldzaamheidswaarde.
K17. Oogstplein 1-24, J.H.W. Robersstraat 91-113, Sikkelstraat 1-11, Zweringweg 126-130
Gebouwd in 1955 als 'Zweeringshof' (Architect is H. & A.H. Klomp, Enschede). De beeldbepalende, stedenbouwkundige ligging, de ruime opzet met groen plantsoen en de architectonische rijkdom en variatie binnen één complex en detaillering geven het complex een hoge waarde binnen de wijk. Vanwege deze beeldbepalende, stedenbouwkundige ligging is het pand inclusief buitenruimte tevens aangemerkt als 'stedenbouwkundige structuur' (zie beschrijving structuur S4).
Het complex bestaat uit 3 volumes die geschakeld worden door transparante trappenhuizen. Zo ontstaat een U-vorm waarbinnen een eenvoudig plantsoen ligt.
Het hoofdvolume aan het Oogstplein is een rechthoekig gebouw onder plat dak. Het ruime, rank vormgegeven overstek geeft het gebouw een luchtig karakter. Er zijn vier woonlagen boven een plint met bergingen en garages. Het centrale deel is een galerijflat waarvan de witgeschilderde galerijen geplaatst zijn voor het gebouw en die toegankelijk zijn via een brede trap op de begane grond en een centraal trappenhuis. De woningen links en rechts zijn bereikbaar via trappenhuizen die de schakel zijn naar de andere 2 volumes. Deze volumes hebben ook een centrale portiekontsluiting, geaccentueerd door een kleine verhoging in de dakrand. De betonnen panelen van de galerijen en balkons zijn decoratief vormgegeven.
Aan de kant van de Zweringweg hebben de woningen een deels terugliggend balkon. De woningen op de kopse kanten hebben daar een erker, behalve aan de Sikkelstraat waar een trappenhuis is. Aan beide lange kanten hebben de woningen een balkon.
K18. Paulus Potterstraat 1-95, Frans Halsstraat 1-87, Adriaen van Ostadestraat 92-122, Dr. Van der Zandestraat 15-69, 40-54, SL Louwesstraat 161-183, Korenstraat 5-35
Dit complex van galerijwoningen (1954; architect W. de Bruijn, Utrecht) heeft naast een stedenbouwkundige, landschappelijke waarde (zie beschrijving structuur S11) ook architectuurhistorische waarde. Dit laatste vanwege hun zorgvuldige, traditionele vormgeving, herkenbaar aan onder andere zadeldak, pannen, lichte baksteen, schoorstenen en kenmerkende galerij met decoratieve hekwerken. Galerijwoningen zijn vrij zeldzaam in Enschede, tweelaags versterkt dat.
De woningen zijn uitgevoerd in gele baksteen onder zadeldak met rode of gesmoorde pannen en prominente schoorsteen. Aan de straatzijde en aan voetpaden is een galerij met opgangen aan de uiteinden. Het decoratieve, ijzeren hekwerk van de galerij is origineel en draagt bij aan het 'luchtige' karakter van het complex. De keuken is aan de straatzijde, de woonkamer is aan de achterzijde en kijkt uit op tuinen (bij de benedenwoningen) en plantsoenen en speelweiden.
Aan de kopse kanten van de rijen woningen bevinden zich op de begane grond in het verlengde of haaks daarop rijtjes bergingen onder zadeldak.
K20. Poolmansweg 40
De Poolmansweg is een oude weg naar een voormalig boerenerf. De bebouwing bestaat vooral uit traditionele woningen uit de jaren dertig, afgewisseld met meer recente bebouwing en bedrijvigheid en horeca.
Deze voormalige hoofdonderwijzerswoning met verdieping bestaat uit 2 in hoogte verschillende bouwdelen met verschillende kapvormen. De vormgeving is traditionalistisch met metselversiering. Entree ligt in teruggelegen portiek met fraaie voordeur. De ruime voortuin wordt afgesloten door sierhekwerk. Vanwege zorgvuldige vormgeving en afwijkende ligging aan de straat is het een markant object binnen de straat.
De voormalige woning hoorde bij de school aan Veilingstraat 3. Het hekwerk loopt ook voor en tot aan de voormalige school en laat zo de samenhang tussen beide gebouwen zien. Veilingstraat 3 is niet aangewezen als karakteristiek object. Hier is een vergunning verleend voor sloop en nieuwbouw. Een deel van de (forse) nieuwbouw is al gerealiseerd aan het bestaande gebouw vast.
K21. Poolmansweg 136
De Poolmansweg is een oude weg naar een voormalig boerenerf. De bebouwing bestaat vooral uit traditionele woningen uit de jaren dertig, afgewisseld met meer recente bebouwing en bedrijvigheid en horeca.
Dit pand kenmerkt zich doorinterbellum architectuur. De afwisselende lijnstructuur bepaalt het karakter van het pand: dak voor/achterzijde, dak erker, uitkragend metselwerk onder venster verdieping, portiek en bloembak. Architect is H. Klomp uit Zwolle, die meer ontwerpen in Enschede op zijn naam heeft staan. Achter het huis stond een wasserij.
K22. Poolmansweg 182
De Poolmansweg is een oude weg naar een voormalig boerenerf. De bebouwing bestaat vooral uit traditionele woningen uit de jaren dertig, afgewisseld met meer recente bebouwing en bedrijvigheid en horeca.
Dit is een karakteristiek interbellum pand met uitkragend schilddak. Opvallend zijn de ronde vormen. De voorgevel is smal en heeft een erker met afgeronde hoeken. Het gemetseld balkon heeft ook afgeronde hoeken en een stalen omranding. Vanwege deze typische en zorgvuldige vormgeving is het pand een blikvanger in de straat.
K23. Stevenfennestraat 18-56, 15-37, Gerststraat 4-48, 7-67, W. Nijkampstraat 1B-19, 47-53, Boekweitstraat 2-10
Het complex is gebouwd in 1930, ontworpen door architect H. Klomp (i.o.v. Woningbouwvereniging 'Vooruit') Klomp was verantwoordelijk voor diverse sociale woningbouwcomplexen in Enschede.
Het tuinstedelijk ensemble bestaat uit rijtjes arbeiderswoningen. De rijtjes zijn afwisselend in hun kapvorm, rooilijnen en goothoogtes, wat zorgt voor een rijk en levendig beeld. Woningen met een roodgedekte mansardekap met dakkapel parallel aan de weg worden afgewisseld door blokvormige traditionalistische woonhuizen onder roodgedekt schilddak in een rijtje of twee-onder-een-kap. Op de hoeken met een zijstraat bevindt zich een klein schuurtje onder roodgedekt tentdak, de architectuur van het complex volgend.
Bij de entree van de Stefenvennestraat vanaf de Wicher Nijkampstraat bevindt zich een voormalig winkelpand, typisch voor dergelijke complexen.
De blokvormige woonhuizen hebben vensters vrij direct geplaatst onder de goot en daaronder een doorlopende op de kant gezette kopse steenlaag. Alle woningen hebben om de voordeur een gemetselde omlijsting.
Het complex is waardevol vanwege zijn stedenbouwkundige opzet, de ensemblewaarde, de relatieve gaafheid en de afwisseling en levendigheid in het straatbeeld. De architectonische verschijning wordt gekenmerkt door het markeren van de entrees in subtiel metselwerkornamentiek, de eigenwijze plaatsing van de vensters op de verdieping en de kenmerkende roodgedekte daken.
K24. Thomas de Keyserstraat 20
De Apostel Thomaskerk is gebouwd in 1963, naar een ontwerp van architect J.H.C. Spruyt. De zaalkerk met plat dak is gelegen aan een pleinachtige ruimte op de hoek Rembrandtlaan/ Thomas de Keyserstraat. Het object heeft een gevarieerde opzet die bestaat uit verschillende bouwdelen, in vorm en hoogte. Het blokvormige hoge volume heeft een halfronde koorsluiting en in de zuidgevel drie verticale rijen van 4 lage ramen.
Een in hoogte verspringende lage, omlopende aanbouw met plat dak omsluit een patio. Deze lagere aanbouw is aan de voorzijde deels transparant (waaronder pergola) en speelt zo met de overgangen van binnen naar buiten. Hieraan is een voorplein gecreëerd. De hogere rechte half open klokkentoren in witgeschilderd beton en metselwerk is een markante blikvanger in de wijk. De achterzijde grenst aan openbaar groen met grasveld en bomen.
Zoals gebruikelijk in een wederopbouwwijk heeft de kerk een prominente stedenbouwkundige ligging, gelegen op de hoek en aan de hoofdontsluiting. De ruime en groene opzet hoort bij de opzet van de wederopbouwwijk en versterkt de stedenbouwkundige waarde. Van oorsprong kende de wijk meer kerken, waarvan er nu maar 2 resteren. Dit is de enige aan de hoofdontsluiting van de wijk. De kerk heeft daarmee een zeldzaamheidswaarde binnen de naoorlogse, waardevolle en typische kenmerken van de wijk. De kerk is dan ook opgenomen binnen een aanduiding 'cultuurhistorische structuur' (zie beschrijving structuur S3).
K27. Wethouder Nijhuisstraat 1, 3A-C, 13, 13A
Kantoorgebouw met zes dienstwoningen. Gebouwd in 1956 iov de gemeentelijke Reinigingsdienst, ontworpen door architecten H. Mastenbroek en J.H. de Herder, Zwolle.
In architectuur geïnspireerd op de Nieuwe Haagsche School. Kenmerkend zijn de getrapte hoofmassa met platte daken en verspringende gevelpartijen. De gevels kenmerken zich door een spel van horizontale lijnen door raampartijen en verticale lijnen door lisenen in het metselwerk. De raampartijen zijn omlopend en de ingang wordt aangezet door een plat afdak.
De bijbehorende woonhuizen bestaat uit een twee onder één kap woning (dubbele ambtenaarswoning) en een rijtje van vier onder licht hellend zadeldak (dienstwoningen). In deze laatste een doorlopend gevelpaneel/gevelinvuling als markering van de terugliggende entrees en een eigenzinnige gevelindeling. De twee onder één kap woning heeft een sterk horizontale belijning. De woningen zijn uitgevoerd in een opvallend gele baksteen.
Van belang zijn de prominente stedenbouwkundige ligging (bij de woningen aangezet door hun afwijkende/ opvallende baksteen), de ensemblewaarde en de architectonische waarde. Opvallend is de stijl van het kantoor, geinspireerd op Nieuwe Haagsche School en de opvallende gevelindeling en herkenbare wederopbouwarchitectuur van de bijbehorende woningen.
K28. Wethouder Nijhuisstraat 37
Gebouwd in 1909, als een dubbel woonhuis 'bij de koffieboon en mestvaalt te Lonneker', architect Zeggelink. De woning behoort tot de eerste bebouwing van de straat die later Wethouder Nijhuisstraat ging heten. Het andere huis van het dubbel is sterk gewijzigd.
Het betreft de helft van een dubbele afdakswoning onder zadeldak met betonnen golfpannen. De voorgevel heeft een traditionele geprofileerde onderplint met daarboven een eerste steen en een vensteropening met lateien met art-deco versiering. Boven de deur eenzelfde decoratieve latei. De goot heeft geprofileerde gootklossen en de later geplaatste dakkapel heeft op de boei een profilering geïnspireerd op de bestaande lateien.
De gaafheid van het dubbele woonhuis is weliswaar aangetast door het buurpand, maar afdakswoningen worden steeds zeldzamer in Enschede. Dit voorbeeld (enkel woonhuis) is relatief gaaf en kent expressieve (art deco) details. De cultuurhistorsche waarde wordt versterkt doordat het huis hoort bij de oudste bebouwing van de Wethouder Nijhuisstraat.
K29. Wicher Nijkampstraat 48
Vermoedelijk gebouwd rond 1900. De woning met schuur is gebouwd in destijds landelijk agrarisch gebied waarbij het verstedelijkte gebied nog op flinke afstand lag en eindigde bij de Dennenweg. De woning (voormalige landarbeiderswoning/boerderij?) heeft een zadeldak met gesmoorde pannen en dubbele dakkapel, aan de achterzijde loopt het dakvlak lager door. De voorgevel heeft een geprofileerde gemetselde onderplint en getoogde vensteropeningen. De zijgevel heeft grote getoogde gevelopening. Later (1930) is de schuur vervangen door de huidige stenen schuur met houten topgevel. Daarin was toen plaats voor koeien en varkens. De schuur heeft geen aanduiding 'karakteristiek' gekregen in dit bestemmingsplan.
Vooral na de oorlog is deze voormalige agrarische bebouwing omsloten door de zich uitbreidende stad. En hoewel er veranderingen zijn aangebracht aan het pand is het karakter behouden gebleven en is het een herinnering aan het agrarische verleden. Het heeft een herkenbare, traditionele bouw en fraaie detaillering.
De herkenbaarheid als afwijkende en voormalige agrarische bebouwing komt door:
- de positionering van het pand op het (ruime) erf die afwijkt van de latere stedenbouwkundige invulling;
- de vorm van het pand met een kap parallel aan de weg met een zadeldak dat aan de achterzijde laag doorloopt;
- de voorgevel met de vensteropeningen (getoogd met gevulde boogvlakken);
- de geprofileerde aangesmeerde plint onder de ramen.
In de westelijke zijgevel is later weliswaar een nieuwe opening aangebracht, maar deze geeft de indruk van een voormalige niendeuropening. Daardoor doet deze geen afbreuk aan het voormalige agrarische karakter van het pand. De dakkapellen zijn ook van latere datum, maar wat betreft uitvoering en materialisering detoneren zij niet en is er sprake van een passende aanvulling op het bestaande pand. De latere toevoeging van een waterput aan de voorzijde ondersteunt de agrarische uitstraling van het pand.
Al met al is dit pand één van de weinig resterende voorbeelden in Enschede van agrarische bebouwing die is omsloten door een uitbreidende stad en is daarmee cultuurhistorisch van belang. Qua architectuur is het pand vergelijkbaar met de Weleweg 170 dat gemeentelijk monument is.
K30. Wicher Nijkampstraat 95
Gebouwd als gereformeerde kerk en wijkcentrum, ontworpen door architect P.Bügel in 1959.
Naoorlogse wijken kenmerken zich door diverse voorzieningen op buurtniveau, waaronder kerken. Deze kerk heeft een centrale ligging in de buurt, is gelegen tegenover een school en omgeven door een plantsoen.
De zaalkerk heeft een trapeziumvormige plattegrond en aflopend zadeldak met ornament in de top. Symmetrisch tegen de voorgevel is een aanbouw geplaatst met trapeziumvormige plattegrond en aflopend zadeldak, min of meer spiegelbeeldig aan het hoofdvolume. Links een lage aanbouw met plat dak.
De ruime en groene opzet hoort bij de opzet van de wederopbouwwijk en versterkt de stedenbouwkundige waarde. Van oorsprong kende de wijk meer kerken, waarvan er nu maar 2 resteren.
De voor een Wederopbouwwijk kenmerkende oorspronkelijke functie als kerk en wijkgebouw, de bijzonder vorm, de ruimte situering en de stedenbouwkundig prominente ligging maken de kerk beeldbepalend voor de wijk.
K31. Zweringbeekweg 50/50A
Traditioneel hallenhuis onder een zadeldak met rode pannen. De huidige bouwstijl van de boerderij wijst op een bouw aan het begin van de 20e eeuw, maar in het boek 'Boerderijen in Enschede' deel 3 staat vermeld dat de huidige boerderij is gebouwd rond 1857. Dat zou dan zijn in de plaats van de boerderij die hier in ieder geval in 1832 heeft gestaan. Destijds was het bedrijfsgedeelte naar de straatzijde gekeerd, nu is dat omgekeerd. Mogelijk is bij de herbouw gebruik gemaakt van materiaal dat afkomstig is van de oude boerderij.
De waarde van de boerderij wordt niet specifiek bepaald doordat deze rond 1857 gebouwd zou zijn of door mogelijk hergebruik van ouder materiaal. Wel door de huidige verschijning als traditioneel hallenhuis en herkenbaar als een historische boerderij uit de periode van voor de verstedelijking van Stadsveld.
De boerderij is onderdeel van een ensemble van meerdere boerderijen aan de rand van de Usseleresch (een kranses). Door uitbreiding van de stad zijn de boerenerven omsloten door stedelijk gebied. Maar ze zijn door hun erf en bebouwing nog steeds herkenbaar en waardevol. De waardering als ouder erf, uit de agrarische periode, met nog een herkenbare boerderij op het erf, is belangrijk voor de waardering.
K32. Zweringhoekweg 15
Onderdeel van het boerderijensemble aan de rand van een vroeg ontginningsgebied (krans es). Erve het Zweering wordt al genoemd in de 13e eeuw. Het is naamgever van de achterliggende wijk en van diverse straten in de omgeving. Erve Het Zweering bestaat uit een boerderij met endskamer, een bakspieker, een grote zwartgeschilderde houten schuur en een waterput (nu buiten gebruik). Verder is er een kleine houten schuur die buiten de bescherming valt. Het erf heeft een dubbel ijzeren toegangshek dat hangt in twee zuilen van Bentheimer zandsteen.
De kern van de huidige boerderij stamt uit 1728 en in 1747 is de endskamer tegen de voorgevel gebouwd. De bakspieker is gebouwd in 1790 en na verval in 1997 gerestaureerd/opnieuw opgebouwd. Uit vergelijking met de kadastrale kaart 1832 blijkt dat hij ten opzichte van toen is verplaatst. De zwartgeschilderde grote houten schuur is van na 1832. Het ensemble is hoogstwaarschijnlijk monumentwaardig.
K33. Zweringhoekweg 80
Boerderij en schuur zijn onderdeel van het boerderijensemble aan de rand van een vroeg ontginningsgebied (krans es). Op dit erf bevonden zich in 1832 een boerderij en een schuur op dezelfde locatie als de huidige opstellen en met dezelfde oriëntatie ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de weg. Vermoedelijk is de kern van beide gebouwen (deels) ouder dan de huidige bouwstijl, die past bij het begin van de 20e eeuw. Bedrijfsgedeelte is naar de straatzijde gekeerd. In 1832 ging het om een boerderij met endskamer en een kleinere schuur. De erfnaam was destijds Egberink no. 1. Het betreft traditionele boerderijbouw met renaissance elementen. Hallenhuis onder zadeldak met rode pannen. De traditionele bakstenen schuur heeft ook een zadeldak met rode pannen. De hoofdvolumes zijn gaaf en de gevels hebben nog een originele indeling.
3.3 Archeologie
3.3 Archeologie
In het gemeentelijk archeologiebeleid (2008 vastgesteld) is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. In de beleidsnota is een handleiding voor het archeologisch werkproces opgenomen, met daarin te onderscheiden processtappen van inventarisatie, waardering, selectie en specifieke beheersmaatregelen.
Het beleid geeft aan wanneer (o.b.v. de bijbehorende kaart) archeologisch onderzoek nodig is en biedt eveneens de basis voor het opnemen van aanduidingen in nieuwe bestemmingsplannen ter bescherming van archeologische waarden.
Archeologie in het plangebied
In onderstaande afbeelding is een uitsnede opgenomen van de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Het plangebied is grotendeels aangeduid als 'onderzoeksgebied B', voor een kleiner gedeelte als 'onderzoeksgebied A' (rond oude hoeven) of 'Lage verwachting' en voor twee kleine stukjes als een 'verstoord gebied met een middelhoge of hoge verwachting'.
Afbeelding 3.4 Archeologische beleidskaart
Op basis van het beleid geldt voor deze gebiedstypen het volgende:
- 'Onderzoeksgebied A': bij een (potentiële) bodemverstoring van meer dan 250 m2 en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld, moet de aanvraag aan een archeologisch adviseur van de gemeente worden voorgelegd.
- 'Onderzoeksgebied B'. bij een (potentiële) bodemverstoring van meer dan 2.500 m2 en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld, moet de aanvraag aan een archeologisch adviseur van de gemeente worden voorgelegd.
- 'Verstoord gebied met een middelhoge of hoge verwachting': vrijgesteld van archeologisch onderzoek voor 'bouwen' of 'slopen'. Bij een omgevingsvergunning voor aanleg of een bestemmingsplanherziening/-wijziging moet de aanvraag aan een archeologisch adviseur van de gemeente worden voorgelegd bij een (potentiële) bodemverstoring van meer dan 1 ha (10.000 m2) en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld.
- 'Lage verwachting': vrijgesteld van archeologisch onderzoek voor 'bouwen' of 'slopen'. Bij een omgevingsvergunning voor aanleg of een bestemmingsplanherziening/-wijziging moet de aanvraag aan een archeologisch adviseur van de gemeente worden voorgelegd bij een (potentiële) bodemverstoring van meer dan 10 ha (100.000 m2) en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld.
Sinds het vaststellen van het archeologiebeleid zijn enkele archeologische onderzoeken uitgevoerd in het plangebied op locaties waar ruimtelijke ontwikkelingen zijn geweest. Het betreft onder andere onderzoeken ten behoeve van bedrijventerrein Josink Es en een deel te n oosten daarvan, woningbouw aan de noordzijde van Pathmos en woningbouw (appartementen) aan de S.L. Louwesstraat. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn deze onderzoeksgebieden vrijgegeven voor archeologisch onderzoek in de toekomst.
Relatie met en vertaling naar het bestemmingsplan
In het voorliggende bestemmingsplan is geen sprake van een nieuwe (stedelijke) ontwikkeling die het uitvoeren van een archeologisch onderzoek ten behoeve van dit bestemmingsplan of ten behoeve van een (stedelijke) ontwikkeling noodzakelijk maakt.
Wel zijn ten behoeve van de bescherming van (mogelijke) archeologische waarden in het gebied de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen, overeenkomstig met het archeologisch beleid en de daarin opgenomen regels voor uit te voeren onderzoek:
- "archeologisch onderzoeksgebied a"
- "archeologisch onderzoeksgebied b"
De gebieden met een lage verwachtingswaarde en de verstoorde gebieden hebben geen gebiedsaanduiding ten behoeve van archeologie gekregen. De gebieden die zijn vrijgegeven op basis van archeologisch onderzoek hebben eveneens geen aanduiding meer gekregen in het bestemmingsplan.
3.4 Beschermwaardige Bomen
De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op het bij de APV behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven, waarvan voor het vellen in ieder geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de APV is vereist. Het is een interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede. Op het bomenoverzicht zijn niet alle beschermde bomen weergegeven. Ook de gemeentelijke bomen die niet op het bomenoverzicht zijn weergegeven zijn beschermd op grond van de APV.
In het plangebied van het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" zijn diverse beschermwaardige bomen aanwezig. Voorliggend plan maakt geen concrete ontwikkelingen mogelijk waarvan op voorhand duidelijk is dat deze negatieve effecten hebben op deze bomen. Mochten in de toekomst ontwikkelingen plaats gaan vinden in de nabijheid van de beschermenswaardige bomen, dan worden deze bomen via de APV beschermd. Ook is een regel in het bestemmingsplan opgenomen ter bescherming van deze bomen bij bouwwerkzaamheden (artikel 29.6).
3.5 Welstand En Beeldkwaliteit
In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota Enschede voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Deze identiteiten hangen samen met de diverse bestemmingen en functies in het plangebied. Iedere identiteit kent zijn eigen specifieke criteria waaraan eventuele nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen.
Voor het plangebied van het bestemmingsplan gelden veel verschillende welstandsidentiteiten, zoals zichtbaar is onderstaande afbeelding. Het betreft onder andere 'regenboogwijken' (rood), 'stratenrijtjes' (lichtroze), 'stempelwijken' (felroze/lichtpaars), 'erkerwijken' (groen-bruin), 'tuinstedelijke ensembles' (rood-bruin), dorpse linten' (paars), 'vrije landelijke bebouwing' (lichtgroen) en specifieke beeldkwaliteitsplannen (grijs).
Afbeelding 3.5: Uitsnede welstandskaart
De kaart met de geldende welstandsidentiteiten en bijbehorende 'folders' is raadpleegbaar via de website van gemeente Enschede (ten tijde van opstelling van voorliggend plan op deze locatie: https://www.enschede.nl/wonen-bouwen/bouwen/welstandsnota). De begrenzing van de identiteiten is enigszins indicatief en komt niet altijd overeen met bestemmingsgrenzen. De geldende identiteiten geven geen rechten voor het ontwikkelen van functies die niet in de ter plaatse geldende bestemming passen.
Aanvullend op de locatiespecifieke welstandsidentiteiten bevat de Welstandsnota ook een folder over cultuurhistorie. Deze is van toepassing zodra er sprake is van cultureel erfgoed zonder monumentenstatus. Voor monumenten gaan (ver)bouwplannen altijd langs de monumentencommissie.
In het plan zijn op voorhand geen ontwikkelingen voorzien die niet of slechts ten dele passen binnen de geldende welstandsidentiteit(en). Een wijziging van de Welstandsnota is niet nodig.
3.6 Duurzaamheid
Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Voor 2015 werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was toen nog geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.
3.6.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid
In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:
Energie Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie. | Eigen organisatie Zelf het goede voorbeeld geven. |
Biodiversiteit Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving | Groene groei Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water, bodem, grondstoffen en biodiversiteit. |
Circulaire economie Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval. | Klimaatadaptatie Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten. |
Duurzame mobiliteit Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's. | WEconomy Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame doelstellingen. |
Aanpak van het duurzaamheidsbeleid
Binnen de aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.
Duurzame daden
De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.
Duurzame deals
Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.
Duurzaam Doen
Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.
Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.
3.6.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan
In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.
Algemeen
Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.
Het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" draagt hooguit op indirecte wijze bij aan het realiseren van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen.
Energie:
Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor bijvoorbeeld het realiseren van windturbines of zonneparken en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.
Het bestemmingsplan draagt niet relevant bij aan energiebesparing. De bouw- en gebruiksregels van het bestemmingplan staan niet in de weg aan bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen en het realiseren van zonnepanelen op daken.
Klimaatadaptatie:
Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden (bij overstroming), het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.
Het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" draagt hier indirect aan bij. In de planregels zijn waterbergingseisen opgenomen voor (vervangende) nieuwbouw in het gehele plangebied. De Stadsbeek wordt beschermd met een dubbelbestemming. Ook is meer (structuur)groen daadwerkelijk als 'Groen' bestemd. Dit helpt het tegengaan van verstening van de openbare ruimte.
Circulaire economie:
Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en bedrijven voor de verwerking van afval.
Voorliggend bestemmingsplan bevat geen regels die hier een direct verband mee houden.
Biodiversiteit:
Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.
Het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" draagt indirect bij aan de biodiversiteit. Er is namelijk meer (structuur)groen daadwerkelijk als 'Groen' bestemd. Daardoor zijn deze locaties meer beschermd tegen verstening.
Overige actiepunten:
Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet of hooguit indirect van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.
3.7 Projecten En Nieuwe Initiatieven
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan zijn enkele (her)ontwikkelingslocaties gelegen. Deze worden hierna beschreven.
Herontwikkeling drie appartementengebouwen Thomas de Keyserstraat
Woningcorporatie Domijn is voornemens drie appartementengebouwen aan de Thomas de Keyserstraat (110-194) te slopen en deze te vervangen. In de huidige situatie gaat het om drie gebouwen van drie bouwlagen (10 meter hoog) met in totaal 66 appartementen.
In de nieuwe situatie gaat het naar huidig inzicht om circa 45 appartementen, verdeeld over twee appartementengebouwen van drie bouwlagen (blok 1 en 2 in onderstaande afbeelding), en één rij duplexwoningen (blok 3). In onderstaande afbeelding is een impressie van deze beoogde situatie aangegeven. Het is mogelijk dat er uiteindelijk in blok 3 gekozen wordt voor 'gewone' rijwoningen in plaats van duplexwoningen. Voor blok 3 hangt het exacte aantal woningen van deze keuze af. Het totaal aantal woningen van de 3 blokken samen zal afnemen ten opzichte van de huidige situatie.
Afbeelding 3.6: herontwikkeling ter plaatse van Thomas de Keyserstraat 110-194
Om het plan mogelijk te maken is een aanpassing van het bestemmingsplan nodig. Ten behoeve van de twee appartementengebouwen (blok 1 en 2) is een beperkte uitbreiding van het bouwvlak nodig aan de achterzijde. Dit met name vanwege de uitbouw naar achteren aan de uiteindes van de gebouwen. De maximaal toegestane bouwhoogte is verhoogd van 10 naar 11 meter.
Ten behoeve van de rij duplexwoningen wordt het bouwvlak enkele meters verschoven, zodat deze wat verder van de straat kunnen worden gebouwd dan het huidige appartementengebouw. Bovendien kan daardoor de inrichting van de openbare ruimte, met onder andere een groenstrook, in lijn worden gebracht met de (beoogde) aanpassingen van de openbare ruimte in de omgeving.
De aanpassingen maken het mogelijk om modernere, ruimere woningen te realiseren die beter aansluiten bij de vraag dan de huidige woningen. Stedenbouwkundig is de ontwikkeling eveneens een vooruitgang, zowel qua aanblik als locatie van 'blok 3' (de duplexwoningen) ten opzichte van de weg.
Er zijn geen verschillen ten opzichte van de huidige situatie die het uitvoeren van milieuonderzoeken nodig maken. De bestemming is en blijft 'wonen' en de woningen komen niet dichter op de weg te liggen (bouwvlak van 'blok 3' juist verder). Voordat er gesloopt kan worden is er mogelijk wel een flora en fauna-onderzoek nodig. Deze kan uitgevoerd worden in het kader van de sloopmelding, welke in de loop van 2020 wordt verwacht. Er zijn vanuit een goede ruimtelijke ordening verder geen mogelijke belemmeringen voor deze ontwikkeling.
Bouw woningen voormalige muziekschool Adriaen van Ostadestraat/Aert van der Neerstraat
Woningstichting De Woonplaats heeft een braakliggende kavel in bezit op de locatie van de voormalige muziekschool aan de Adriaen van Ostadestraat. Oorspronkelijk was hier een appartementengebouw beoogd (er geldt een maximale bouwhoogte van 13 meter). Hier is echter geen vraag naar. Als gevolg van het parapluplan 'Kwalitatief sturen op appartementen' kunnen er ook niet zomaar appartementen gebouwd worden waar deze nu niet aanwezig zijn. In voorliggend plan zijn deze regels voor appartementen doorvertaald (zie paragraaf 1.3).
De Woonplaats heeft inmiddels een vergunning voor het bouwen van 10 grondgebonden woningen op deze locatie. De werkzaamheden zijn al in uitvoering ten tijde van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
De beoogde ontwikkeling past binnen het bestaande bouwvlak zoals dat was opgenomen in het bestemmingsplan Stadveld-Pathmos 2009 (en ontwerp plan Stadsveld-Pathmos 2019) en kon daarom vergund worden. Omdat de 10 in aanbouw zijnde woningen nu als een 'bestaande situatie' worden gezien, is de planverbeelding in voorliggend plan aangepast aan het vergunde bouwplan. Het bouwvlak (13 m diep) en en de maximale bouwhoogtes (bouwhoogte 10 m; goothoogte 6 m) zijn in lijn gebracht met de bouwmogelijkheden voor andere reguliere grondgebonden (rij)woningen in het bestemmingsplan. Daar passen de vergunde woningen (ruim) binnen.
Alternatieve invulling locatie voormalige school Wethouder Nijhuisstraat 70-70A/Paulus Moreelsestraat 19
Deze school stond geruime tijd leeg en werd tijdelijk verhuurd ('antikraak') voor bewoning aan enkele mensen. De school is inmiddels (in 2020) gesloopt. De gemeente denkt na over een nieuwe bestemming van het perceel. Wonen is een reële optie. Het plan is nu nog niet ver genoeg uitgewerkt om te verwerken in het nieuwe bestemmingsplan. Er is wel een 'wijzigingsbevoegdheid' opgenomen zodat het perceel met een wijzigingsplan omgezet kan worden van onderwijs naar woningen.
Voorafgaand aan de sloop is een vleermuisonderzoek gedaan. Als er woningen gebouwd worden is er waarschijnlijk ook een bodemonderzoek nodig en mogelijk een geluidsonderzoek. Er zijn vanuit een goede ruimtelijke ordening verder geen mogelijke belemmeringen voor deze ontwikkeling.
Stadsbeek
De Stadsbeek is een project dat bijdraagt aan de weerbaarheid tegen (toekomstige) klimaatveranderingen. Er wordt een beek aangelegd die zoveel als mogelijk bovengronds ligt. Daarnaast worden er bergingsplekken voor regenwater en drainageleidingen aangelegd, zodat ook grondwateroverlast wordt aangepakt. De beek loopt door het plangebied (zie onderstaand). Inmiddels is een groot deel al gerealiseerd.
Afbeelding 3.7 Traject Stadsbeek
Omdat de Stadsbeek een erg belangrijk onderdeel is van de waterhuishouding, wordt deze beschermd in het plan. Daarom is een specifieke dubbelbestemming "Waterstaat - Watersystemen Enschede" in dit bestemmingsplan opgenomen, voorzover de exacte ligging van de beek bekend is. Deze bestemming is ook toegekend aan de vijver in het Thomas Ainsworthpark (in Pathmos). Daarnaast zijn de gronden waar de beek bovengronds ligt zoveel mogelijk als 'groen' bestemd. Dit geldt onder andere voor de bestemming van het 'Pinkelplein' (tussen Lindestraat, B.W ter Kuilestraat en Sparstraat), welke is omgezet van bestemming 'maatschappelijk' naar 'groen'.
Aanpassing bouwvlak Achterhofweg 35
Het bouwvlak van deze manege/paardenfokkerij is aangepast ten behoeve van een bouwplan waarvoor in 2019 een positieve gemeentelijke reactie is gegeven op een vooroverleg-aanvraag. Het betreft een uitbreiding met stallen, aan de zuidwestzijde van de rijhal. Om dit mogelijk te maken is de bouwvlakgrens met 7 meter naar het zuidwesten opgeschoven, over de lengte van de bestaande rijhal. Ter 'compensatie' is een stuk bouwvlak aan de voorzijde van het erf met eenzelfde oppervlakte als de toevoeging aan de zuidwestzijde van de rijhal (350m2) verwijderd. Om de uitbreiding te kunnen gebruiken voor het beoogde doel (stal) is de bestemming 'Sport - Manege' uitgebreid tot de nieuwe bouwvlakgrens. Bij de beoordeling van het vooroverleg is geconcludeerd dat met deze uitbreiding ook aan de milieuregelgeving kan worden voldaan.
3.8 Overige Aanpassingen In Het Bestemmingsplan
Zoals aangegeven in paragraaf 1.1 gaat het in voorliggend plan hoofdzakelijk om het vastleggen van de bestaande (legaal/vigerende) situatie. Daarnaast wordt het plan aangepast naar aanleiding van nieuw beleid en nieuwe (voortschrijdende) inzichten van de gemeente en enkele concrete projecten in het gebied.
De projecten zijn in voorgaande paragraaf behandeld. In deze paragraaf wordt ingegaan op overige aanpassingen ten opzichte van bestemmingsplan 'Stadsveld- Pathmos 2009'.
3.8.1 Aanpassingen op basis van voortschrijdend inzicht en actueel beleid
Bouwregels eenvoudiger
In de afgelopen jaren is gebleken dat voor veel kleine bouwplannen waar de gemeente in principe wel aan wil meewerken een vergunning nodig is voor afwijking van het bestemmingsplan. Dit komt onder andere veel voor bij aanbouwen aan woningen (met name aan de achterzijde) en uitbreiding van bedrijfspanden (ookal liggen deze binnen bouwvlak). Een afwijking van een bestemmingsplan kost extra tijd en regelmatig ook extra geld voor zowel aanvrager als gemeente. In voorliggend bestemmingsplan zijn de regels praktischer gemaakt, zodat er minder afwijkingsvergunningen nodig zullen zijn.
Meer groen krijgt daadwerkelijk groenbestemming
In het plangebied is meer 'structuurgroen' (zoals groenstroken langs wegen) daadwerkelijk bestemd als groen. In het geldende plan vallen meer groenstroken nog onder de verkeersbestemming. In het nieuwe plan zijn deze stroken daardoor beter beschermd tegen verstening. Zo kan er bijvoorbeeld niet zomaar een parkeerplaats aangelegd worden in de bestemming 'groen'.
Bedrijventerrein Josink Es
Bij de verkoop van kavels en vergunningverlening op dit bedrijventerrein liepen zowel geïnteresseerden als de gemeente tegen (praktische) problemen aan, met als gevolg langdurig braakliggende kavels en inhoudelijk onnodige procedures. In voorliggend plan is daarom een aantal aanpassingen doorgevoerd in de bestemmingsplanregeling ten opzichte van Stadsveld-Pathmos 2009. Het gaat onder andere om algemene aanpassingen ten behoeve van meer praktische bouwregels (zie hiervoor onder kopje 'Bouwregels eenvoudiger'). Daarnaast betreft het meer specifieke aanpassingen voor dit bedrijventerrein. In onderstaande afbeelding zijn deze aanpassingen aangegeven. Het gaat om:
- Het verplaatsen van enkele rooilijnen dichter naar de weg, zodat daar iets dichter (5 meter) bij de weg gebouwd mag worden. Zo zijn deze 'hoekkavels' beter verkoopbaar en beter te benutten (oranje in afbeelding).
- Onder voorwaarden mag in de zuidwestelijke helft van het bedrijventerrein (donkerpaars in afbeelding) 50% in plaats van 40% van ieder bedrijfsperceel bebouwd worden. Dit kan op basis van een afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan.
- Om voorgaande te compenseren wordt in de zuidelijke helft van het terrein een aantal minder goed verkoopbare stukken bestemd als 'groen' (groen in afbeelding), zodat deze niet meer uitgeefbaar is als bedrijfsgrond en de uitstraling van het bedrijventerrein hier groen blijft.
- Voor een deel van het terrein (rood omkaderd in afbeelding) is de minimale bouwhoogte verlaagd van 10 naar 7 meter. Dit is in lijn met het beeldkwaliteitsplan en maakt het eenvoudiger om bouwplannen op dit deel van het terrein te laten voldoen aan het bestemmingsplan.
Afbeelding 3.8: Aanpassingen in bestemmingsplan op bedrijventerrein Josink Es
De aanpassingen op het bedrijventerrein zijn in lijn met de gemeentelijke Visie Werklocaties. Het draagt onder ander bij aan een afname van het totale areaal aan uitgeefbaar bedrijventerrein, waarover (regionale) afspraken zijn gemaakt met de Provincie. De 'Agenda Radialen' geeft onder andere aan dat er een integrale visie Westerval/Parkweg moet komen. Deze 'entree' van de stad moet aantrekkelijker worden. De aanpassingen in voorliggend plan doen geen afbreuk aan de aantrekkelijkheid van de entree.
Bedrijventerrein Het Poolman (tussen Westerval en Het Poolman)
Hier zijn een aantal onpraktische en onduidelijke regels aangepast. Het gaat onder andere om het duidelijker regelen van de verplichte bouwafstand tot de Westerval. In het zuidoosten van dit gebied (hoek Veilingstraat en Het Poolman) zijn kleinere kavels tot ontwikkeling gekomen. Voor dit deel zijn de regels van een minimum oppervlakte van 2000 m2 per bedrijfskavel, een minimum bouwhoogte van 9 meter en een maximum bebouwingspercentage van 70% vervallen.
Beroep en bedrijf aan huis
In iedere woning mag een beroep of bedrijf aan huis worden uitgeoefend. Dat was ook al zo in het nu geldende bestemmingsplan, maar de regels hiervoor zijn nu eenvoudiger toepasbaar gemaakt, zodat er minder snel een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is. Deze wijziging is in lijn met de Visie Werklocaties waarin deze is aangekondigd.
Detailhandel: supermarkten niet uitgesloten
In het nu geldende plan (Stadsveld - Pathmos 2009) zijn supermarkten alleen in de bestemming 'centrum' toegestaan en aan de Akkerstraat (bestemming 'gemengd'). In het nieuwe plan zijn 'supermarkten' ook toegestaan op de andere locaties waar zelfstandige detailhandel is toegestaan. Dit heeft enerzijds te maken met een rechtszaak over de supermarkt aan het Oogstplein (zie paragraaf 1.3). Anderzijds met het feit dat er in het plangebied (buiten Oogstplein) alleen kleine verspreide panden met de bestemming of aanduiding 'detailhandel' aanwezig waardoor er geen grote nieuwe 'supermarkten' kunnen komen op basis van het bestemmingsplan. In deze kleinere panden kunnen zich bijvoorbeeld wel 'gemaksconcepten' (of winkels voor een nichemarkt vestigen. Dit is in overeenstemming met het beleidskader 'Retail in Enschede'. Er is één pand met een bestemming 'detailhandel' met een iets groter oppervlak (Thomas de Keyserstraat 63). Voor dit pand geldt ook geen verbod op een supermarkt, maar is de oppervlakte per winkelunit bij recht gemaximeerd op 500 m2.
Maatschappelijke panden specifieker bestemmen
Op 9 december 2019 is de beleidsregel 'Ruimtelijk sturen op maatschappelijke functies' vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. In voorliggend plan zijn de maatschappelijke functies in lijn met deze beleidsregel bestemd.
In Enschede zijn veel panden met de bestemming 'maatschappelijk' aanwezig. Dit geldt ook voor het plangebied Stadsveld-Pathmos. De bestemming 'maatschappelijk' kent een veelheid aan gebruiksmogelijkheden. Een pand dat nu in gebruik is als school, kan met het geldende bestemmingsplan zonder nadere afweging of procedure bijvoorbeeld ook gebruikt worden als kerk, moskee, dierenasiel, brandweerpost of zorginstelling voor kwetsbare groepen (zoals drugsverslaafden).
Vooral als een pand leeg staat en/of verkocht wordt biedt dit onzekerheid voor de omgeving over de nieuwe invulling. Door deze panden specifieker te bestemmen (bijv. 'maatschappelijk - onderwijs') kunnen ongewenste functies en daarmee ongewenste effecten voor de omgeving worden voorkomen. Maatschappelijke basisfuncties (zoals een huisarts en een apotheek) worden wel bij iedere maatschappelijke bestemming mogelijk gemaakt.
Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en gebieden
Voor heel Enschede geldt het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie'. Daarmee worden waardevolle gebouwen beschermd, zodat deze niet zomaar (deels) gesloopt kunnen worden. In het plangebied Stadsveld-Pathmos is bijna de hele wijk Pathmos beschermd. Daarbuiten zijn nog enkele panden aangeduid als 'karakteristiek'.
Zoals toegelicht in paragraaf 3.2 wordt bij ieder nieuw bestemmingsplan gekeken of er nog meer panden/objecten zijn die waardevol (karakteristiek) zijn. In het plangebied is een inventarisatie uitgevoerd. Een substantieel aantal extra objecten is als 'karakteristiek' aangeduid waardoor ze niet zomaar gesloopt kunnen worden. Ook zijn er gebieden aangewezen waarvan de structuur van de bebouwing en/of buitenruimte beschermd wordt. Zie verder paragraaf 3.2. Daarnaast zijn de planregels voor karakteristieke objecten ook licht aangepast, mede naar aanleiding van ingediende zienswijzen.
3.8.2 Legalisatie en actualisatie op basis van inventarisatie
Op basis van bureau- en veldonderzoek is de actuele situatie in het plangebied geïnventariseerd. Daarbij is gekeken welke functies er allemaal (legaal) aanwezig zijn en of dat nog klopt met het geldende bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot diverse aanpassingen in het voorliggende bestemmingsplan, waaronder:
- Het legaliseren van het zandstralen van meubels door een meubelmakerij aan de Poolmansweg 166 op aanvraag van de eigenaar. Uit aangeleverd onderzoek is gebleken dat de activiteit passend is op deze locatie. De activiteit mag doorgezet worden en is in voorliggend plan gelegaliseerd met een specifieke bedrijfsaanduiding.
- Op de panden Elferinksweg 9-15 is de aanduiding 'detailhandel' weer opgenomen, nadat deze per abuis was verwijderd in het bestemmingsplan 'Stadsveld-Pathmos 2009'.
- Vlasstraat 43a: in plan 'Stadsveld Pathmos 2009' heeft dit pand (binnen bestemming 'Wonen') de aanduiding 'garagebox' gekregen, terwijl het legaal in gebruik was als leslokaal. Op verzoek van de eigenaar is in 2013 per brief bevestigd dat het gebruik als leslokaal doorgezet mag worden en bij het eerstvolgende bestemmingsplan positief bestemd zal worden. Dit is in voorliggend plan gedaan door het opnemen van de aanduiding 'praktijkruimte'.
- Vlasstraat 43B-C: Hier is een bouwbedrijf gevestigd, terwijl er in het bestemmingsplan een aanduiding voor een specifiek bedrijf met 'houtbewerking' is opgenomen binnen bestemming 'wonen'. De bestemming is aangepast naar 'bedrijf', aangezien dit meer passend is voor het huidige gebruik.
- Op de hoek van de Jan Vermeerstraat en de Wethouder Nijhuisstraat is de aanduiding 'garage' verwijderd, omdat er geen garagebedrijf meer aanwezig is.
- Het verwijderen van de aanduiding 'detailhandel' op de aanwezige panden binnen de percelen Dennenweg 179-181. De panden staan meerdere jaren leeg. Er vindt geen detailhandel meer plaats. Het perceel behoudt wel de woonbestemming.
- Veilingstraat 10: hier is de aanduiding 'onderwijs' verwijderd, omdat deze functie in 2018 is vertrokken. Er is nu alleen nog bedrijvigheid aanwezig.
3.8.3 Aanpassingen op basis van verleende vergunningen en in werking getreden bestemmingsplannen
Sinds het plan Stadsveld-Pathmos 2009 in werking is getreden zijn er diverse vergunningen voor afwijkingen van het bestemmingsplan verleend en zijn (paraplu)bestemmingsplannen in werking getreden. Deze vergunningen en plannen bieden mogelijkheden, plichten en verboden qua gebruiks- en bouwmogelijkheden die afwijken van het plan Stadsveld-Pathmos 2009. Ze zijn onherroepelijk. Ze gelden dus al en er kan geen bezwaar meer tegen worden gemaakt. Voor de overzichtelijkheid zijn de afwijkende gebruiks- en bouwmogelijkheden waar relevant vertaald in voorliggend bestemmingsplan.
Voor de verwerkte paraplu- en bestemmingsplannen, de gerechtelijke uitspraak over het Oogstplein (supermarkt) en het Projectafwijkingsbesluit ter plaatse van Achterhofweg 35 is dit verder toegelicht paragraaf 1.3.
De verwerkte vergunningen voor afwijking van het bestemmingsplan betreffen onder andere:
- Ferdinand Bolstraat 88: deze fysiotherapiepraktijk is naar de voorzijde uitgebreid op basis van een vergunning. Het bestemmingsplan is hier op aangepast.
- Zweringweg 1: hier was een horecazaak gevestigd tot 2018. Deze is verplaatst naar de Kuipersdijk. Aan Zweringweg 1 mag op basis van de verleende vergunning voor de verplaatsing van de horecazaak alleen nog gewoond worden. In voorliggend plan is de aanduiding 'horeca' dan ook verwijderd.
- Het Poolman 1: op basis van een verleende vergunning is hier een tankstation gevestigd. Dit is positief bestemd door een aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG" toe te voegen op deze locatie.
- Het Poolman 35: op basis van een verleende vergunning heeft zich hier een meubelspuiterij gevestigd. Dit is positief bestemd door een specifieke bedrijfsaanduiding aan dit perceel toe te voegen.
- Panden waarvoor op of na 24 december 2016 een vergunning voor kamerverhuur is verleend hebben de aanduiding 'kamerverhuurpand' gekregen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.
4.1 Milieu
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten, bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
4.1.1 Milieueffectrapportage
Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).
In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-(beoordelings)procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd.
Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
- 1. het plan of besluit maakt geen activiteiten mogelijk die in het Besluit m.e.r. zijn genoemd. Er geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
- 2. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
- 3. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of er mogelijk aanzienlijke milieugevolgen optreden. Zo ja, dan is alsnog het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
- 4. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet nagaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Zo ja, dan moet er alsnog een volledige m.e.r.-(beoordelings)procedure worden doorlopen.
Toetsing bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" aan het Besluit m.e.r.
Het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" betreft een actualisatieplan waarbij geen grootschalige ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt, zijn of ontwikkelingen die binnen het vigerende bestemmingsplan ook al mogelijk waren, maar niet zijn uitgevoerd, of kleine ontwikkelingen die zijn doorgevoerd naar aanleiding van veranderde wet- en regelgeving en/of inzicht. Dit zijn geen activiteiten als bedoeld in het Besluit m.e.r. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.
4.1.2 Milieuhinder van bedrijven en voorzieningen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande bedrijfsactiviteiten en voorzieningen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat in en rond het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze bedrijfsactiviteiten en voorzieningen. De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Deze Bedrijveninventarisatie is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.
Bedrijven binnen het plangebied
Uitgangspunt (voor de bestaande situatie) is dat bedrijven en voorzieningen van categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in een woonomgeving.
Binnen het plangebied bevinden zich diverse bedrijven c.q. voorzieningen. De meeste bedrijven worden ingedeeld in categorie 1 of 2. Een aantal bedrijven is aanwezig met een hogere categorie. Deze bedrijven zijn nader beschouwd. Hieruit is naar voren gekomen dat deze bedrijven geen belemmeringen opleveren voor het plangebied, met uitzondering van het bedrijf Boll Meubelservice aan de Poolmansweg 166. Dat bedrijf betreft volgens de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering een categorie 3.2 bedrijf. Echter uit nader aangeleverde gegevens van het bedrijf blijkt dat de feitelijke activiteiten die op het perceel worden uitgevoerd vergelijkbaar zijn met milieucategorie 2. Dit bedrijf krijgt in voorliggend bestemmingsplan een specifieke bestemming waarmee de aanwezigheid van het betreffende bedrijf planologisch juridisch mogelijk is gemaakt.
Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven c.q. voorzieningen binnen het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Stadsveld-Pathmos.
Bedrijvigheid buiten het plangebied
In de omgeving van het plangebied is een groot aantal bedrijven gevestigd. Uit een nadere beschouwing (zie Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie) blijkt echter dat deze bedrijven geen knelpunten opleveren voor het plangebied Stadsveld-Pathmos.
Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven en voorzieningen in de omgeving van het plangebied vooralsnog geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Stadsveld-Pathmos.
Conclusie milieuhinder bedrijven en voorzieningen
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.1.3 Bodemkwaliteit
Bodemkwaliteit algemeen
Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.
Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019"
Het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. De ontwikkelingen die met voorliggend plan worden mogelijk gemaakt of de wijzigingen die worden doorgevoerd, zijn dermate kleinschalig dat een bodemonderzoek voor deze ontwikkelingen niet hoeft te worden uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplanprocedure.
Conclusie bodemkwaliteit
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.1.4 Wet geluidhinder
In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen en/of de transformatie van bestaande panden naar wonen of een andere geluidgevoelige functie mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het ook noodzakelijk zijn dat akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd in situaties dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is.
Wegverkeerslawaai
In het plangebied liggen diverse wegen met een geluidszone. Echter maakt voorliggend plan bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarbij geluidgevoelige objecten worden toegestaan op locaties waar eerder geen geluidgevoelige functies waren toegestaan. Bij de herontwikkeling aan de Thomas de Keijserstraat (zie paragraaf 3.7) wordt een deel van de nieuwe woningen verder van de weg geplaatst dan de bestaande woningen. Dit is positief voor de geluidbelasting op de gevels. Een akoestisch onderzoek voor wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk voor voorliggend bestemmingsplan.
Railverkeerslawaai
Het plangebied is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn (afstand 300m en verder, waarbij meest nabijgelegen objecten bedrijventerrein betreft). Een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder vanwege railverkeerslawaai kan daarom achterwege blijven.
Industrielawaai
Binnen de grenzen van het plangebied is een deel van het op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein "Havengebied/Usselerhalte" gelegen. Het betreft bedrijventerrein Josink Es. Zie onderstaande afbeelding voor het gezoneerde terrein in combinatie met de plangrens van voorliggend plan.
Afbeelding 4.1 Geluidgezoneerd industrieterrein
Binnen het gezoneerde industrieterrein mogen zich geluidzoneringsplichtige inrichtingen vestigen. Rond het gezoneerde industrieterrein ligt een geluidszone. Deze blijft ongewijzigd in voorliggend bestemmingsplan. De gezamenlijke geluidsbelasting vanwege alle inrichtingen op het industrieterrein mag niet meer bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde op de zonegrens. Daarmee blijft de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein ongewijzigd.
Binnen de geluidzone zijn woningen, maatschappelijke functies, recreatieve functies en sportfuncties gesitueerd. Binnen de geluidszone worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Dit geldt ook al voor het vigerende bestemmingsplan "Stadsveld-Pathmos 2009". In voorliggend bestemmingsplan is deze geluidzone overgenomen en daarmee is geregeld dat er bij recht geen nieuwe geluidgevoelige functies zijn toegestaan. Onderzoek naar industrielawaai hoeft niet te worden uitgevoerd.
Conclusie Wet geluidhinder
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de wet geluidhinder geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.1.5 Luchtverkeerslawaai
Het wettelijke kader met betrekking tot luchtverkeerslawaai is geregeld in de Wet luchtvaart en specifiek de wijzigingswet Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). De consequenties met betrekking tot het geluid als gevolg van vliegverkeer zijn vastgelegd in het Luchthavenbesluit, dat op 1 maart 2017 door gedeputeerde staten van Overijssel is vastgesteld en op 30 maart 2017 in werking is getreden.
Het plangebied van het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” is niet gelegen in de nabijheid van het vliegveld Twente en is ook niet gelegen binnen de geluidszone van het vliegveld. Een nadere toetsing aan het Luchthavenbesluit vanwege luchtverkeerslawaai kan daarom achterwege blijven.
Conclusie Luchtverkeerslawaai
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat luchtverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.1.6 Luchtkwaliteit
Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:
- a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
- b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
- e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.
Luchtkwaliteit en het plangebied “Stadsveld - Pathmos 2019”
Het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Dit betekent ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het vigerende bestemmingsplan.
Bij een plan is sprake van 'Niet in betekenende mate' als het plan valt onder de categorieën van gevallen zoals genoemd in de Regeling Niet in betekenende mate. Onder deze categorieën vallen onder andere woningbouwplannen tot 1500 woningen en de ontwikkeling van kantoorlocaties tot 100.000 m2.
De ontwikkelingen die met voorliggend plan mogelijk worden gemaakt zijn (netto) dermate kleine ontwikkelingen dat deze ruim onder de aantallen van de categorieën van gevallen blijven. Voorliggend plan betreft een plan waarbij sprake is van een 'niet in betekenende mate' van verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusie luchtkwaliteit
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.1.7 Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).
Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.
De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.
Risicovolle activiteiten bij inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” is als enige risicovolle inrichting een LPG-tankstation gevestigd aan de Haaksbergerstraat, op de zuidelijke grens van het plangebied. Deze is in onderstaande afbeelding weergegeven (rood driehoekje), inclusief de bijbehorende (10-6) plaatsgebonden risicocontouren (zwarte cirkels). Deze contouren betreffen (van links naar rechts in de afbeelding) een 35 meter-contour rond het LPG-vulpunt, 25 meter rond de ondergrondse LPG-tank en 15 meter rond de LPG-afleverzuil. De plaatsgebonden risicocontouren zijn opgenomen op de planverbeelding.
Ten noordwesten van het plangebied, aan de Hendrik ter Kuilestraat 195, ligt een LPG-tankstation met een bovengronds LPG-reservoir waarvan de plaatsgebonden risicocontour (10-6) 120 meter bedraagt. Deze contour ligt voor een klein deel binnen het plangebied.
Het invloedsgebied met betrekking tot het groepsrisico is voor beide LPG-tankstations 150 meter vanaf het LPG-vulpunt en -reservoir (tank).
Het plan maakt geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze contouren en leidt niet tot een relevante wijziging van het aantal aanwezigen in het invloedsgebied. Er zijn dan ook geen relevante consequenties van het bestemmingsplan met betrekking tot het plaatsgebonden risico en groepsrisico als gevolg van inrichtingen.
Afbeelding 4.2: Inrichtingen met risicovolle activiteiten en transport van gevaarlijke stoffen (bron: risicokaart.nl)
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied liggen dergelijke leidingen niet. Ten zuiden van het plangebied, langs de A35, liggen wel hogedruk aardgasleidingen (rode stippellijnen in afbeelding 4.2).
Voor de leidingen zijn berekeningen in Carola uitgevoerd (rapport Carolaberekeningen Enschede van juni 2014). Uit deze berekeningen blijkt dat de leidingen ter hoogte van het plangebied geen PR 10-6 contour kennen (daarmee dus niet relevant voor dit bestemmingsplan) en dat het groepsrisico onder de 25% van de oriënterende waarde ligt. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een relevante invloed kunnen hebben op het groepsrisico van de betreffende buisleidingen.
Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is recentelijk nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden. De basis van deze nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.
Basisnet Weg
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” liggen geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Ten zuiden van het plangebied (ca 300m en verder) ligt de A35. De A35 is in het Basisnet aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. De A35 kent geen 10-6 contour voor wat betreft het plaatsgebonden risico en geen invloedsgebied / plasbrand-aandachtsgebied over het plangebied. Een nadere toetsing aan het Basisnet Weg kan achterwege blijven.
Basisnet Water
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water. Een nadere toetsing aan het Basisnet Water kan daarmee achterwege blijven.
Basisnet Spoor
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor. Een nadere toetsing aan het Basisnet Spoor kan daarmee achterwege blijven.
Gebruik van luchthavens
De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.
Het plangebied van het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” is hemelsbreed op ca. 5,5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.
Conclusie externe veiligheid
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.2 Water
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding. Hierna wordt eerst ingegaan op de belangrijkste uitgangspunten die de gemeente hanteert ten behoeve van een goede waterhuishouding. Deze gelden ook bij nieuwe ontwikkelingen. Vervolgens wordt aangegeven hoe dit concreet in het bestemmingsplan is meegenomen.
Hemelwater
Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buien. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet op doelmatige wijze mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied tenminste 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied en bij uitbreiding van bebouwd oppervlak in bestaand stedelijk gebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave tenminste 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Om een goede en doelmatige afvoer naar voorzieningen in de openbare ruimte te kunnen garanderen hanteert het waterschap Vechtstromen een maximum norm van 2,4 liter per seconde per hectare. Alleen wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om op eigen terrein op doelmatige wijze hemelwater te bergen kan dit (deels) in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.
Afvalwater
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.
Oppervlaktewater
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.
Grondwater en ontwatering
In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:
Grondgebruik | Ontwatering (m – GHG) |
Primaire wegen | 0,7 |
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen | 0,5 |
Bouwwerken met kruipruimten | 0,7 |
Bouwwerken zonder kruipruimten | 0,5 |
Groen | 0,5 |
De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.
Afwatering
Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:
- Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
- Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
- De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.
Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” (conserverend plan)
Het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Dit betekent ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Voor mogelijke ontwikkelingen die in de toekomst kunnen worden uitgevoerd op basis van voorliggend plan, geldt het hiervoor genoemde beleid.
Zoals beschreven in paragraaf 3.7 zijn er enkele concrete projecten aan de orde in het plangebied. Eén van deze projecten betreft de Stadsbeek. In het bestemmingsplan wordt deze beschermd met een specifieke dubbelbestemming "Waterstaat - Watersystemen Enschede", voorzover de exacte ligging van de beek bekend is. Ook de vijver in het Thomas Ainsworthpark (in Pathmos) krijgt deze dubbelbestemming.
Bij de overige genoemde projecten en ontwikkelmogelijkheden zijn geen bijzonderheden aan de orde. Bij nieuwbouw, zoals de beoogde woningbouw aan de Van Ostadestraat (locatie voormalige muziekschool) moet voldaan worden aan de regels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen zodat voldoende water wordt geborgen en/of in de bodem geïnfiltreerd, bij voorkeur op eigen grond. Deze regels zijn opgenomen in artikel 35.2.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3 Natuur
4.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden
In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (planm.e.r.) te worden uitgevoerd.
Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Stadsveld - Pathmos 2019”
Het plangebied ligt grotendeels in de bebouwde kom van Enschede. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden "Buurserzand & Haaksbergerveen", "Witte Veen" en "Aamsveen" zijn op respectievelijk ruim 4,5 kilometer ten zuidwesten, ruim 5 kilometer ten zuiden en ruim 5 kilometer ten zuidoosten van het plangebied gelegen. Gelet op de grote afstand tot Natura 2000-gebieden en het feit dat voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is en (netto) geen relevante nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, kan een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden achterwege blijven.
4.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten
In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of anderszins functioneel leefgebied van beschermde soorten. Indien noodzakelijk, dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.
Beschermde soorten en het plangebied “Stadsveld - Pathmos 2019”
Algemene verwachting beschermde soorten in het plangebied
Het plangebied ligt in het stedelijk gebied van Enschede, met aan de zuidwestelijke rand, langs de Usselerrondweg, een overgangszone naar het buitengebied. Over het algemeen is er geen sprake van specifieke soortenrijkdom. Grote oude parken ontbreken, alsook ecologisch interessante waterpartijen. In de oude huizen en in de groene lijnstructuren komen naar alle waarschijnlijkheid wel vleermuissoorten als gewone dwergvleermuis en laatvlieger voor.
Bedrijventerrein Josink Es en de zuidwestelijke rand bieden wel mogelijkheden voor de aanwezigheid van meer bijzondere en/of beschermde soorten. Ten westen van het plangebied is een open akkercomplex aanwezig (Usseleres), waar jaarrond beschermde roofvogels als steenuil, torenvalk, buizerd en kerkuil worden waargenomen. Vleermuizen gebruiken de bomen in de groene lijnstructuren in het plangebied, met name langs de Usselerrondweg en in de Josink Es om zich oriënteren. Vogels en kleine grondgebonden zoogdieren gebruiken deze structuren om in te schuilen, te nestelen of als voedselbron. Ook voor deze dieren geldt dat ze de groene lijnstructuren kunnen gebruiken om van het stedelijke gebied naar het buitengebied van Enschede te migreren.
Beschermde soorten in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen
Het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019” is overwegend conserverend van aard. Zoals beschreven in paragraaf 3.7 zijn er enkele concrete projecten aan de orde in het plangebied. Voordat een vergunning kan worden verleend zal worden bekeken of beschermde soorten effecten kunnen ondervinden. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als gebouwen worden gesloopt en/of beplanting wordt gerooid. Slopen en rooien kan onafhankelijk van het bestemmingsplan, tenzij het bestemmingsplan dit expliciet verbiedt in bepaalde gevallen (bijv. vanuit cultuurhistorie).
Zoals aangegeven zal de voormalige school aan de Wethouder Nijhuisstraat 70-70A/Paulus Moreelsestraat 19 gesloopt worden. Er is een vleermuisonderzoek gaande. Dit moet afgerond zijn voordat er gesloopt kan worden. Aan de Thomas de Keyserstraat worden drie appartementengebouwen gesloopt. Ook hier moet voorafgaand aan de sloop bekeken worden of er mogelijk effecten op beschermde soorten kunnen optreden. Zo ja, dan is er flora- en fauna-onderzoek nodig voordat de sloop uitgevoerd kan worden. Dit zelfde geldt voor andere ruimtelijke ontwikkelingen (vooral bij sloop en rooien van bomen), ook als deze binnen het bestemmingsplan passen.
Conclusie
De Wet natuurbescherming vormt op voorhand, voor wat betreft de bescherming van planten- en diersoorten, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming kan in het ader van dit bestemmingsplan achterwege blijven.
4.3.3 Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.
De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.
Het plangebied overlapt niet met het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die onderdeel uitmaken van het NNN liggen op een kleine kilometer ten noordwesten van het plangebied. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.
4.3.4 Conclusie
Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de beschermde gebieden volgens de Wet natuurbescherming en het NNN en de beschermde plant- en diersoorten geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
Type bestemmingsplan
De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:
- a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
- b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
- c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
- d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.
Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
In het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" is gekozen voor het onder a. genoemde "traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan" dat nagenoeg geheel de bestaande ruimtelijke en planologische situatie vastlegt.
Wijze van bestemmen
Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.
Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.
Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.
In de paragraaf 5.3 wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Stadsveld - Pathmos 2019" is gekozen.
5.2 Indeling Planregels
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
- b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
- c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
- d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Stadsveld - Pathmos 2019”.
In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.
Artikel 2, Wijze van meten, geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
- a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
- b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
- c. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
- d. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
- e. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
- f. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
- g. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
- h. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.
5.3 Beschrijving Van Het Plan
5.3.1 Bestemmingen
Agrarisch - Stadsrandzone (artikel 3)
Deze bestemming ligt aan de westzijde van het plangebied, op de overgang van de stad Enschede naar het buitengebied. Binnen deze bestemming is vooral agrarisch gebruik toegestaan en zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van de gronden waar een specifieke aanduiding op ligt.
Bedrijf (artikel 4)
De bestemming "Bedrijf" is toegekend aan verspreid in het plangebied aanwezige bedrijven. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn standaard bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de Lijst van bedrijfstypen in bijlage 1 bij de planregels. Bedrijfstypen die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Bedrijfstypen die niet zijn genoemd in de lijst, maar waarvan kan worden aangetoond dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken dan bedrijfstypen die wel in de lijst zijn genoemd kunnen via een binnenplanse afwijking worden toegestaan. Bedrijfstypen die niet zijn toegestaan binnen deze bestemming zijn: risicovolle inrichtingen (bedrijfsactiviteiten met een risicocontour voor gevaar en/of externe veiligheid), geluidzoneringsplichtige inrichtingen (grote lawaaimakers die alleen op geluidgezoneerde bedrijventerreinen zijn toegestaan), vuurwerkbedrijven en garagebedrijven (verkoop en onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen).
Bestaande bedrijfsactiviteiten en functies die afwijken van hetgeen is toegestaan binnen deze bestemming zijn met een maatwerkfunctieaanduiding positief bestemd. Ook binnen andere bestemmingen kunnen functie-aanduidingen gelden. Dit wordt daarom niet meer bij alle bestemmingen herhaald in het navolgende.
Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen met lpg (artikel 5)
Dit artikel is opgenomen ter plaatse van het tankstation aan de Haaksbergerstraat vanwege de specifieke activiteiten van dit bedrijf. Vanwege de verkoop van lpg zijn tevens externe veiligheidszones opgenomen. Binnen die zones zijn nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.
Bedrijventerrein (artikel 6)
De bestemming "Bedrijventerrein" is toegekend aan het bedrijventerrein Josink Es en aan 'Het Poolman', in het noordoosten van het plangebied (ten zuiden van de Westerval). Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van de Lijst van bedrijfstypen in bijlage 1 bij de planregels. Op bedrijventerrein Het Poolman is tevens volumineuze detailhandel toegestaan.
De bedrijventerreinen zijn inwaarts gezoneerd, gerekend vanaf de woningen buiten de bedrijventerreinen. Dat betekent dat bedrijfsactiviteiten in de hogere milieucategorieën alleen op ruime afstand van de woningen zijn toegestaan, tenzij het gaat om bedrijfsactiviteiten die op basis van maatwerk binnen de van toepassing zijnde richtafstand tot woningen aanwezig mogen zijn.
Bedrijfstypen die niet zijn toegestaan binnen deze bestemming zijn: risicovolle inrichtingen (bedrijfsactiviteiten met een risicocontour voor gevaar en/of externe veiligheid), vuurwerkbedrijven en garagebedrijven (verkoop en onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen). Geluidzoneringsplichtige inrichtingen (grote lawaaimakers die alleen op geluidgezoneerde bedrijventerreinen zijn toegestaan) zijn alleen op bedrijventerrein Josink Es toegestaan. Zoals aangegeven in paragraaf 4.1.4 is dit bedrijventerrein onderdeel van het op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein "Havengebied/Usselerhalte".
Centrum (artikel 7)
De bestemming 'Centrum' is toegekend aan gronden aan de Wethouder Nijhuisstraat, de Akkerstraat en het Oogstplein. Hier zijn gebouwen aanwezig waar in de plint diverse functies aanwezig zijn en op de verdiepingen woningen zijn gerealiseerd. De gronden met de bestemming 'Centrum' zijn bestemd voor wonen op de verdieping (met beroep of bedrijf aan huis), detailhandel, cultuur & ontspanning, publieksdienstverlening, horeca en ambachtelijke bedrijvigheid. Voor zover er op de aanwezige verdiepingen wordt gewoond is het gebruik van woningen voor onzelfstandige bewoning (kamerverhuur) niet toegestaan. Nieuwe situaties onzelfstandige bewoning kunnen worden toegestaan met een omgevingsvergunning voor gebruik (inclusief bouwactiviteiten) in afwijking van het bestemmingsplan, waarbij moet worden voldaan aan het toetsingskader voor onzelfstandige bewoning zoals vastgelegd in de beleidsregel 'Onzelfstandige bewoning'.
Cultuur & Ontspanning - Speeltuin (artikel 8)
De bestemming 'Cultuur & Ontspanning - Speeltuin' is toegekend aan speeltuinen. Gebouwen zijn hier over het algemeen slechts beperkt toegestaan.
Detailhandel (artikel 9)
De bestemming 'Detailhandel' is toegekend aan de winkelpanden die verspreid liggen in het plangebied. De gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn bestemd voor detailhandel op de begane grond en voor wonen (met beroep of bedrijf aan huis) op de eventuele daarboven gelegen verdiepingen. Ook is dienstverlening bij recht toegestaan op gronden met de bestemming 'Detailhandel'.
Voor zover er op de aanwezige verdiepingen wordt gewoond is het gebruik van woningen voor onzelfstandige bewoning (kamerverhuur) niet toegestaan. Nieuwe situaties onzelfstandige bewoning kunnen worden toegestaan met een omgevingsvergunning voor gebruik (inclusief bouwactiviteiten) in afwijking van het bestemmingsplan, waarbij moet worden voldaan aan het toetsingskader voor onzelfstandige bewoning zoals vastgelegd in de beleidsregel 'Onzelfstandige bewoning'.
Detailhandel - Tuincentrum (artikel 10)
Deze bestemming geldt ter plaatse van het tuincentrum aan de westzijde van het plangebied. Hier is een tuincentrum toegestaan met bijbehorende bouwwerken. Tevens gelden regels voor de verkoop van nevenartikelen en voor ondergeschikte horeca.
Groen (artikel 11)
De bestemming "Groen" is toegekend aan de structurele openbare groenvoorzieningen in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn onder andere ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, voet- en fietspaden en in-/uitritten toegestaan.
Horeca (artikel 12)
De bestemming 'Horeca' is op enkele percelen van toepassing. Deze gronden zijn bestemd voor horecabedrijven als genoemd in categorie 1 van de hoofdgroep Horeca van de Lijst van bedrijfstypen in bijlage 1 bij de planregels.
Kantoor (artikel 13)
De bestemming 'Kantoor' geldt voor één kantoor in het noorden van het plangebied. De gronden met de bestemming 'Kantoor' zijn bestemd voor zakelijke dienstverlening.
Maatschappelijk (artikel 14)
Op enkele plaatsen in het plangebied geldt de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke basisfuncties. Dit zijn buurt- of wijkgerichte functies met weinig invloed op het woon- en leefklimaat, zoals een apotheek of een praktijkruimte.
Maatschappelijk - Onderwijs (artikel 15)
De bestemming 'Maatschappelijk - Onderwijs' is toegekend aan diverse scholen in het plangebied, inclusief bijbehorende gymzalen, fietsenstallingen et cetera. Op deze gronden zijn naast onderwijs ook kinderopvang en maatschappelijke basisfuncties toegestaan.
Maatschappelijk - Religie (artikel16)
Deze bestemming is toegekend aan religieuze voorzieningen. Hier zijn onder andere religieuze diensten, uitvaart- en rouwdiensten en andere activiteiten op maatschappelijke-religieus vlak toegestaan. Op deze gronden zijn ook maatschappelijke basisfuncties toegestaan.
Maatschappelijk - Verenigingsleven (artikel17)
Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen voor het verenigingsleven, zoals de scouting in het noorden van het plangebied (ten zuiden van Westerval). Op deze gronden zijn ook maatschappelijke basisfuncties toegestaan.
Maatschappelijk - Zorginstelling (artikel18)
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Zorginstelling' zijn zorginstellingen toegestaan. Op deze gronden zijn naast zorginstellingen ook kinderopvang en maatschappelijke basisfuncties toegestaan.
Sport (artikel 19)
De bestemming "Sport" is toegekend aan het sportveld in het noorden van het plangebied, aan de Pathmoshal en aan een kleine gymzaal midden in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn sportvoorzieningen toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Sport van de Lijst van bedrijfstypen in de bijlagen bij de planregels. Sportvoorzieningen die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Daarnaast zijn het huidige veldsportcomplex (incl. verlichting) in het noorden van het plangebied en de Pathmoshal in het noordoosten van het plangebied toegestaan op basis van de planregels.
Verder geldt dat sportvoorzieningen die niet zijn genoemd in de lijst, maar waarvan kan worden aangetoond dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken dan sportvoorzieningen die wel in de lijst zijn genoemd kunnen, via een binnenplanse afwijking kunnen worden toegestaan.
Sport - Manege (artikel 20)
De bestemming "Sport - Manege" is toegekend aan de gronden ter plaatse van de manege aan de westzijde van het plangebied. Binnen deze bestemming is een manege toegestaan met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen. Ook is hier een functie-aanduiding opgenomen ten behoeve van een paardenfokkerij.
Verkeer (artikel 21)
De bestemming "Verkeer" is toegekend aan de hoofdverkeerswegen in het plangebied, met de daarbij behorende gronden, bouwwerken en voorzieningen.
Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 22)
De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.
Water (artikel 23)
De bestemming "Water" is alleen toegekend aan de Usselerstroom. Deze ligt in het westen/noordwesten van het plangebied. Op gronden met de bestemming "Water" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Wonen (artikel 24)
De bestemming “Wonen” is toegekend aan de gronden waar uitsluitend of in hoofdzaak wordt gewoond. Deze gronden zijn bestemd voor het wonen in zowel grondgebonden woningen als woongebouwen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Binnen deze bestemming zijn op veel plaatsen functie-aanduidingen aanwezig die aanvullend gebruik mogelijk maken, zoals horeca, detailhandel, dienstverlening.
Binnen de bestemming "Wonen" is het gebruik van woningen voor onzelfstandige bewoning (kamerverhuur) alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' (tenzij al bestaand voor/op 13 november 2017). Nieuwe situaties onzelfstandige bewoning kunnen worden toegestaan met een omgevingsvergunning voor gebruik (inclusief bouwactiviteiten) in afwijking van het bestemmingsplan, waarbij moet worden voldaan aan het toetsingskader voor onzelfstandige bewoning zoals vastgelegd in de beleidsregel 'Onzelfstandige bewoning'.
5.3.2 Dubbelbestemmingen
Leiding - Hoogspanningsverbinding (artikel 25)
De dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" is toegekend aan de 'belemmerde strook' rond de bovengrondse hoogspanningsverbinding (110 kv) die net ten noorden van het plangebied ligt. De strook is 25 meter breed, gemeten vanuit het hart van de hoogspanningsverbinding. Op deze gronden is de realisatie van bouwwerken of de uitvoering van werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uitsluitend toegestaan wanneer dit geen nadelige gevolgen kan hebben voor de functionaliteit en de veiligheidssituatie van de hoogspanningsverbinding en na instemming van de leidingbeheerder.
Waarde - Cultuurhistorie (artikel 26)
De dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie" is toegekend aan de gebieden die in de gemeentelijke structuurvisie Cultuurhistorie zijn aangewezen als planologisch te beschermen cultuurhistorisch waardevolle samenhangende gebieden en ensembles. Binnen deze dubbelbestemming is het niet toegestaan om zonder omgevingsvergunning bouwkundige wijzigingen aan bebouwing aan te brengen die consequenties kunnen hebben voor het uitwendige karakter van het betreffende gebouw/object. Deze bescherming is wat strenger dan bij aanduiding 'karakteristiek'. Naast de hoofdvorm zijn onder andere ook de dakhelling en de gevelindeling (positie van ramen, deuren etc) beschermd.
Ook is de zichtbare 'buitenruimte' (vanuit openbaar gebied) beschermd door middel van een omgevingsvergunningplicht voor diverse andere werken (geen bouwwerken). Dit geldt bijvoorbeeld voor het kappen van bomen en het verharden van onverhard gebied.
Voordat een omgevingsvergunning voor bouwkundige wijzigingen of andere vergunningplichtige werken kan worden verleend vragen burgemeester en wethouders eerst advies aan de cultuurhistorisch deskundige.
Waterstaat - Watersystemen Enschede (artikel 27)
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de Stadsbeek voorzover de exacte ligging van de beek bekend is (incl. 'Pinkelplein') en de vijver in het Thomas Ainsworthpark (in Pathmos), omdat dit belangrijke onderdelen zijn van de waterhuishouding van Enschede worden deze beschermd in het plan.
Op gronden met de bestemming "Waterstaat - Watersystemen Enschede" mag alleen worden gebouwd ten behoeve van essentiële onderdelen van de waterhuishouding van Enschede tenzij het gaat om vervanging/vernieuwing van bestaande bebouwing of normaal onderhoud of beheer. Voor diverse andere werken (geen bouwwerken) is een omgevingsvergunning nodig, zoals het aanleggen of dempen van een watergang of het verharden van onverhard gebied.
5.3.3 Gebiedsaanduidingen
Geluidzone
De aanduiding geluidzone is gelegen op de gronden in het noorden van het plangebied. Deze gronden liggen binnen de geluidzone van een geluidgezoneerd industrieterrein waar Josink Es onderdeel van is. Binnen deze zone zijn nieuwe geluidgevoelige objecten en/of terreinen niet (zomaar) toegestaan.
Veiligheidszone -lpg
De aanduiding Veiligheidszone - lpg is gelegen op de gronden binnen de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van de lpg afleverzuil, het lpg-vulpunt en de lpg-tank van een lpg-tankstation aan de Haaksbergerstraat. Binnen deze zone zijn nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet (zomaar) toegestaan.
Archeologisch onderzoeksgebied a
In de gebieden met de gebiedsaanduiding "Archeologisch onderzoeksgebied a" geldt een archeologische (voor)onderzoeksplicht voor bodemverstorende activiteiten met een verstoringsoppervlak van meer dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm. In dat geval is de realisatie van bouwwerken, de sloop van bestaande bouwwerken of de uitvoering van werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uitsluitend toegestaan wanneer uit het (voor)onderzoek blijkt dat in de bodem geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de in de bodem aanwezige archeologische waarden door de uit te voeren activiteiten niet zullen worden verstoord of in de plannen kunnen worden ingepast.
Archeologisch onderzoeksgebied b
In de gebieden met de gebiedsaanduiding "Archeologisch onderzoeksgebied b" geldt een archeologische (voor)onderzoeksplicht voor bodemverstorende activiteiten met een verstoringsoppervlak van meer dan 2500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm. In dat geval is de realisatie van bouwwerken, de sloop van bestaande bouwwerken of de uitvoering van werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uitsluitend toegestaan wanneer uit het (voor)onderzoek blijkt dat in de bodem geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de in de bodem aanwezige archeologische waarden door de uit te voeren activiteiten niet zullen worden verstoord of in de plannen kunnen worden ingepast.
Cultuurhistorische structuur
Binnen deze gebiedsaanduiding wordt enerzijds de structuur van aanwezige bebouwing beschermd en anderzijds (net als bij dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie') de zichtbare buitenruimte. Voor de sloop van zichtbare bebouwing geldt een omgevingsvergunningplicht. Deze bebouwing mag alleen worden gesloopt als bij vervangende nieuwbouw de structuur gerespecteerd wordt.
Net als bij de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' geldt dat de zichtbare 'buitenruimte' (vanuit openbaar gebied) beschermd is door middel van een omgevingsvergunningplicht voor diverse andere werken (geen bouwwerken). Dit geldt bijvoorbeeld voor het kappen van bomen en het verharden van onverhard gebied.
Voordat een omgevingsvergunning voor sloop (en nieuwbouw) of andere vergunningplichtige werken kan worden verleend vragen burgemeester en wethouders eerst advies aan de cultuurhistorisch deskundige. Om dit afwegingsproces (en ook de selectiecriteria voor het aanwijzen) helder te maken wordt de beleidsregel 'Koesteren cultuurhistorie' geactualiseerd, zodat deze eveneens kan worden toegepast bij cultuurhistorische structuren. Omgevingsvergunningaanvragen voor sloop (en nieuwbouw) of andere vergunningplichtige werken binnen de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorische structuur' kunnen daardoor getoetst worden aan deze beleidsregel.
Ook kunnen er panden/objecten binnen de structuur liggen die op zichzelf waardevol (beeldbepalend) zijn. Deze krijgen aanvullend de aanduiding 'karakteristiek' (zie paragraaf 5.3.4 onder ' bouwaanduidingen').
5.3.4 Overige aanduidingen
Binnen de in het plan voorkomende bestemmingen en dubbelbestemmingen kunnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden worden geregeld door het gebruik van functieaanduidingen, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.
Bouwvlak:
Het bouwvlak is het gebied binnen de grenzen waarvan de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bebouwing gerealiseerd dient te worden.
Functieaanduidingen:
Functieaanduidingen worden gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een gedeelte van een bestemming nader in te kaderen danwel breder te maken. Zo kan met een functieaanduiding worden aangegeven dat ter plaatse alleen een bepaalde functie is toegestaan, juist expliciet is uitgesloten of aanvullend op een bestemming is toegestaan.
Bij functieaanduidingen gaat het vaak om het passend bestemmen van een aanwezige, niet (geheel) bij de bestemming passende functie, zoals de functieaanduiding 'garageboxen' binnen de bestemming 'Wonen' om aan te geven waar binnen de woonbestemming garageboxen zijn toegestaan. Daarnaast kunnen functieaanduidingen worden gebruikt om aan te geven dat op een bepaalde locatie binnen een bestemming functies op boven elkaar gelegen verdiepingen zijn toegestaan, zoals een kantoor onder woningen.
Bouwaanduidingen:
Bouwaanduidingen worden gebruikt om specifieke aanwijzingen te geven over de gewenste wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. Bijvoorbeeld of gebouwen vrijstaand moeten worden gebouwd of juist aaneengebouwd, of er bijvoorbeeld een kap verplicht is of juist een plat dak. Ook zijn er bouwaanduidingen voor bijzondere bouwwerken, zoals een antennemast.
Gebouwen die beeldbepalend zijn in verband met cultuurhistorie en buiten de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' liggen, hebben de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. Deze liggen verspreid in het gebied en kunnen ook voorkomen binnen de gebiedsaanduiding 'Cultuurhistorische structuur' (zie paragraaf 5.3.3). Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van deze bouwwerken geldt een omgevingsvergunningplicht. Bij de beoordeling of deze vergunning kan worden verleend wordt getoetst aan de beleidsregel 'Koesteren cultuurhistorie'.
Maatvoeringsaanduidingen:
Maatvoeringsaanduidingen zijn alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen (goothoogte, bouwhoogte, bouwdiepte, inhoud, breedte), percentages (bebouwd oppervlak, gebruiksoppervlak) en dakhellingshoeken van gebouwen. Daarnaast kunnen maatvoeringsaanduidingen ook iets over aantallen zeggen, zoals het maximum aantal woningen, winkels of parkeerplaatsen.
5.3.5 Algemene regels
anti-dubbeltelregel (artikel 28)
De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.
algemene bouwregels (artikel 29)
In de algemene bouwregels zijn de bouwregels opgenomen die voor het hele plangebied gelden of voor gronden waarvoor dit in de bestemming is aangegeven. In voorliggend plan gelden voor veel bestemmingen algemene bouwregels voor het bouwen van alle gebouwen en overige bouwwerken. Bij regels voor het hele plangebied gaat het onder andere om het onderkelderen van gebouwen en terreinen, het bouwen van nutsvoorzieningen, het realiseren van appartementen en de bescherming van bomen.
algemene gebruiksregels (artikel 30)
In de algemene gebruiksregels zijn naast een algemeen gebruiksverbod ook enkele op specifieke situaties gerichte gebruiksregels opgenomen.
In het algemeen gebruiksverbod is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.
De op specifieke situaties gerichte gebruiksregels hebben betrekking op het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in combinatie met wonen, het verbod op de verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk, het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidzoneringsplichtige inrichting (tenzij gelegen op een gezoneerd industrieterrein) en het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als risicovolle inrichting.
algemene aanduidingsregels (artikel 31)
Het artikel met algemene aanduidingsregels bevat de regels voor de diverse gebiedsaanduidingen in het bestemmingsplan (zie paragraaf 5.3.3).
algemene afwijkingsregels (artikel 32)
In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels.
algemene wijzigingsregels (artikel 33)
In de algemene wijzigingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in bepaalde concreet genoemde gevallen onderdelen van het bestemmingsplan kunnen wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheden liggen in veel gevallen in het verlengde van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd in de algemene afwijkingsregels, maar hebben doorgaans een grotere impact op de woon- en leefomgeving. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan een wijzigingsbevoegdheid voor het in geringe mate wijzigen van bestemmings- en/of bouwgrenzen om een gewenst bouwplan mogelijk te kunnen maken.
algemene procedureregels (artikel 34)
In de algemene procedureregels wordt verwezen naar de wettelijk voorgeschreven procedureregels voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden, aangevuld met enkele specifieke gemeentelijke procedureregels.
De algemene procedureregels bevatten ook het afwegingskader voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden.
5.3.6 Overige regels (artikel 34)
In het hoofdstuk 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan.
Parkeren
Dit artikel bevat de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor parkeren, van zowel auto's en fietsen als parkeervoorzieningen voor mindervaliden. Bij de beoordeling of in voldoende mate wordt voorzien in parkeervoorzieningen wordt getoetst aan de parkeernormen zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017'. Het artikel bevat een dynamische verwijzing voor het geval de parkeernormennota tussentijds mocht worden gewijzigd of vervangen door een nieuwe parkeernormennota.
Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater
Dit artikel bevat de regels voor het bij nieuwbouw op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater. Deze regeling is de ruimtelijke vertaling van het gemeentelijke beleidskader zoals dat is vastgelegd in de Watervisie en in het Gemeentelijk Rioleringsplan.
5.3.7 Flexibiliteit
De planregels vormen het juridisch bindend kader dat aangeeft waar en hoeveel er gebouwd mag worden en waar het voor gebruikt mag worden. De planregels kunnen niet in alle ontwikkelingen voorzien. In sommige gevallen is een bepaalde ontwikkeling wenselijk, maar niet passend binnen de planregels. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze invulling gegeven wordt aan de diverse flexibiliteitsbepalingen in de planregels.
Afwijkingsregels
De afwijkingsregels van de bouw- of gebruiksregels maken het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om afwijkingen van geringe aard en omvang. De bestemming van de grond waarop de afwijking betrekking heeft, wijzigt daardoor niet. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving' aangevraagd worden. Burgemeester en wethouders maken vervolgens de afweging of de vergunning verleend kan worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Daarnaast kunnen bij een afwijkingsbevoegdheid specifieke toepassingscriteria genoemd zijn, waar aan moet worden voldaan.
Wijzigingsbevoegdheden
De wijzigingsbevoegdheden maken het mogelijk dat burgemeester en wethouders het bestemmingsplan op door de gemeenteraad concreet benoemde onderdelen inhoudelijk kunnen wijzigen. Dat kan een wijziging van een bestemming of een aanduiding zijn, al dan niet in combinatie met een wijziging van de daarbij behorende bouw- en/of gebruiksregels maar ook alleen een wijziging van de planregels zonder dat daarvoor ook de verbeelding hoeft te worden gewijzigd. Bij een verzoek tot toepassing van een wijzigingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Daarnaast kunnen bij een wijzigingsbevoegdheid specifieke toepassingscriteria genoemd zijn, waar aan moet worden voldaan. In tegenstelling tot bij een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan wordt bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid het bestemmingsplan wel inhoudelijk gewijzigd. Een wijzigingsplan doorloopt een afzonderlijke planologische procedure die nagenoeg gelijk is aan die van een bestemmingsplan.
Afwegingskader
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid wordt het algemene beoordelingskader gehanteerd zoals in onderstaand overzicht is weergegeven. Daarnaast kunnen voor toepassing van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid nog specifieke toepassingscriteria gelden. Op deze wijze worden aanvragen zoveel mogelijk op dezelfde criteria beoordeeld en geeft het gebruikers/eigenaren van gronden in het plangebied meer duidelijkheid en rechtszekerheid over de toepassing van de flexibiliteitmogelijkheden in de planregels.
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
Woon- en leefklimaat: |
Er dient rekening gehouden te worden met het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat, hierbij dient gelet te worden op: - de verkeersaantrekkende werking, deze mag geen onevenredige gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de locatie en zijn directe omgeving; - de parkeerbehoefte mag niet tot gevolg hebben dat de parkeerdruk op de openbare ruimte wordt vergroot; - overlast door lawaai, stank en/of trillingen; - lichttoetreding en bezonning, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitstraling naar (bebouwing op) aangrenzende gronden; - de eventuele gevolgen voor het aanwezige uitzicht; - de aanwezigheid van voldoende privacy; - mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater; - mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor het voorkomen van hittestress; - mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor een duurzame energievoorziening. |
Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: - een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing); - de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; - gevelbeelden; - de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; - de hoogtedifferentiatie; - de situering van gebouwen op het perceel. Bepalend daarbij is de specifieke situatie ter plaatse van de locatie waarop de beoogde ontwikkeling betrekking heeft en hoe zich die verhoudt tot zijn directe omgeving. Een hoekpand aan een belangrijke stedenbouwkundige structuur vraagt immers om een andere benadering dan een woongebouw in een woonhofje ergens in een groene buitenwijk. |
Verkeersveiligheid: |
Ter waarborging van de verkeersveiligheid moet rekening gehouden worden met: - de toename van de verkeersintensiteit; - overlast door lawaai, stank en/of trillingen; - benodigde uitzichthoeken van wegen; - de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; - de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; - de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
Sociale veiligheid: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is moet rekening gehouden worden met: - de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; - de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Voor de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten: - aanwezigheid van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten; - de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; - de bereikbaarheid van de bouwwerken voor hulpdiensten; - de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep moet rekening gehouden worden met: - de mate van hinder voor de omliggende functies; - de gevolgen voor de externe veiligheid; - de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; - de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; - de gevolgen voor beschermde (natuur)gebieden; - de gevolgen voor de bodemkwaliteit; - de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit en/of de grondwaterstand; - de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
Cultuurhistorische waarde: |
Bij een ruimtelijke ingreep moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een gebouw of ensemble van gebouwen in relatie met de omgeving. |
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden: |
Een nieuwe ontwikkeling in een gebied kan gevolgen hebben voor de omgeving. Als een nieuwe ontwikkeling voldoet aan de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan kan de omgeving hier vooraf rekening mee houden. Het afwijken van de planregels of het stellen van nadere eisen voor een nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot het beperken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met eventuele privaatrechtelijke aspecten. |
5.3.8 De Lijst van bedrijfstypen
Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken - is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties.
De Lijst van bedrijfstypen
In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. In de Lijst van bedrijfstypen zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. Daartoe zijn in de VNG-brochure een aantal hoofdcategorieën onderverdeeld in subcategorieën. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. De milieucategorieën 1 en 2 zijn niet onderverdeeld in subcategorieën. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die bij voorkeur dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.
Deze richtafstanden gaan in eerste instantie uit van het aanhouden van een afstand tot functies binnen het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren, winkels) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van bedrijfstypen.
Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk (in gemengd gebied kan 1 afstandsstap teruggeschaald worden) |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
4.2 | 300 meter |
5.1 | 500 meter |
5.2 | 700 meter |
5.3 | 1.000 meter |
6 | 1.500 meter |
Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden
Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.
Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient te worden gelet op de volgende aspecten:
- potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder;
- lucht-, water- of bodemverontreiniging;
- visuele hinder;
- verkeersaantrekkende werking;
- het al dan niet continue karakter van de activiteit;
- externe veiligheid (gevaar).
Specifieke opslagen en installaties
Bij bedrijfsmatige activiteiten van bedrijven en voorzieningen kunnen specifieke opslagen en installaties voorkomen. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) is een afzonderlijke Lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst bevat milieuaspecten en richtafstanden voor de daarin genoemde opslagen en installaties. Deze lijst is niet bedoeld voor de vertaling naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten of Lijst van bedrijfstypen in een bestemmingsplanregeling. De lijst opslagen en installaties kan als hulpmiddel worden gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van concrete milieubelastende activiteiten of de inpassing van nieuwe woningen nabij bestaande bedrijvigheid.
5.4 Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.
In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre diverse functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie. De gemeente biedt binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden met financiële consequenties voor de gemeente. Er is dan ook geen exploitatieopzet bij het plan gevoegd. Gelet hierop kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 1 Lijst van bedrijfstypen
Bijlage 2 Gezoneerd Industrieterrein
Bijlage 2 Gezoneerd industrieterrein
Bijlage 1 Stedenbouwkundige En Cultuurhistorische Analyse
Bijlage 1 Stedenbouwkundige en cultuurhistorische analyse
Bijlage 2 Kaart Cultuurhistorische Waarden
Bijlage 2 Kaart cultuurhistorische waarden
Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie
Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie
Bijlage 4 Overzicht Wijzigingen T.o.v. Ontwerp Bestemmingsplan
Bijlage 4 Overzicht wijzigingen t.o.v. ontwerp bestemmingsplan