KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Reikwijdte
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Woongebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Juridische Regelingen
1.4 Adviezen, Vooroverleg En Procedure
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Het Plan
2.2 Behoefte En Beleid
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheidstoets
3.1 Toetsing Aan De Relevante Milieuaspecten En Overige Omgevingsaspecten
3.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 2 Wijzigingen Ten Opzichte Van Ontwerp-bestemmingsplan
Bijlage 1 Kaart Cultuurhistorische Structuren En Elementen
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen

Eschbeekweg 29

Bestemmingsplan - Gemeente Enschede

Vastgesteld op 09-10-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Eschbeekweg 29 met identificatienummer NL.IMRO.0153.BP20124-0003 van de gemeente Enschede.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van het plan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 ambachtelijke bedrijvigheid:

Kleinschalige consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd.

Het leveren van goederen is toegestaan, mits:

  • dit naar aard en omvang een ondergeschikte activiteit is, en;
  • de goederen verband houden met de betreffende bedrijfsactiviteit.

Tot 'ambachtelijke bedrijvigheid' kunnen in ieder geval de volgende bedrijfsactiviteiten worden gerekend: fietsenmaker, schoen- en/of kledingreparatie, modeontwerp, kledingmakerij, woningstoffeerderij, lijstenmakerij, naai-atelier, wasserette, sleutelmakerij, klompenmakerij, uurwerkreparatie, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, computerservice, digitale en informatietechnische bedrijviigheid, grafische vormgeving, decorbouw, goud- en/of zilversmederij, beoefening van scheppende en beeldende kunst en opslag van goederen voor particulieren.

1.7 ander geluidsgevoelig gebouw:

een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw, niet zijnde een woning of zelfstandige, dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft:

  1. a. een onderwijsgebouw;
  2. b. een ziekenhuis;
  3. c. een verpleeghuis;
  4. d. een verzorgingstehuis;
  5. e. een psychiatrische inrichting;
  6. f. een kinderdagverblijf,

met uitzondering van de delen van het gebouw die een andere gebruiksfunctie en/of bestemming hebben dan verblijfsruimten.

1.8 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding van het plan of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten minste moet of ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning of een daarbij behorend gebouw en wordt geleid door de bewoners van de betreffende woning. In planologische zin valt een bed & breakfast onder beroep of bedrijf aan huis.

1.13 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.14 beperkt kwetsbare objecten:

de objecten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  3. c. hotels en restaurants, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  4. d. winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  5. e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbaar kunnen worden aangemerkt;
  7. g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  8. h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.15 beroep of bedrijf aan huis:

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, digitaal of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten of een ambachtelijk bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:

  1. a. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en;
  2. b. degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is.

1.16 beschermde boom:

een op het door burgemeester en wethouders vastgestelde bomenoverzicht weergegeven boom of boomgroep en alle gemeentelijke bomen die niet op dit overzicht zijn weergegeven, waarvoor in de algemene plaatselijke verordening een omgevingsvergunning of melding voor het kappen van houtopstanden verplicht is gesteld.

1.17 bestaande bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en niet zijnde een tijdelijk toegestaan bouwwerk, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig of rechtmatig in uitvoering zijn, dan wel na dat tijdstip zijn of mogen worden opgericht krachtens een verleende omgevingsvergunning, die vóór dat tijdstip is aangevraagd.

1.18 bestaande gebouwen op Zuidkamp:

de oorspronkelijke bebouwing op het voormalige militaire kamp Zuidkamp, zoals in rood weergegeven op de in bijlage 1 Kaart cultuurhistorische structuren en elementen van deze planregels opgenomen kaart.

1.19 bestaande woning als bedoeld in het verbod tot bouwkundig splitsen van woningen:

een woning of zelfstandige wooneenheid die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan feitelijk aanwezig is dan wel na dat tijdstip is of kan worden gerealiseerd overeenkomstig een omgevingsvergunning.

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.23 bijgebouw:

Een bij een hoofdgebouw behorend, op maaiveldniveau staand vrijstaand gebouw of een uitbreiding van een hoofdgebouw zonder zonder rechtstreekse verbinding vanuit het hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.24 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag:

het doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw of kelder en zolder.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.32 cultuurhistorisch deskundige:

de gemeentelijk adviseur Cultuurhistorie of een andere door burgemeester en wethouders benoemde persoon of groep van personen die expert is op het gebied van monumentenzorg en cultuurhistorie.

1.33 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.34 dakopbouw:

een constructie welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt., niet zijnde een dakkapel, waarbij sprake is van een gedeeltelijke verhoging van het dakprofiel en de nok van deze constructie hoger ligt dan de nok van het oorsponkelijke dak.

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van afhaalzaken.

1.36 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, wasserette, schoonheidsinstituut, pedicure, belwinkel en internetcafé, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.37 eigen terrein als bedoeld in de regelingen voor parkeren en bergen van hemelwater:

het terrein en/of bouwwerk dat de aanvrager in eigendom of in gebruik heeft en waarover hij kan beschikken en die bij het te realiseren (bouw)plan en/of het bouwwerk horen.

1.38 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het plan die inrichting niet verbiedt.

1.39 evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening en zoals nader uitgewerkt in de beleidsregel 'Toetsingskader evenementenvergunningen', waaronder mede wordt verstaan:

  1. a. een herdenkingsplechtigheid;
  2. b. een braderie;
  3. c. een themamarkt;
  4. d. een beurs;
  5. e. een grootschalig verkoopevenement in een evenementenhal;
  6. f. een optocht op de weg niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.3 APV;
  7. g. een besloten bijeenkomst voor zover die plaatsvindt op een doorgaans voor het publiek toegankelijke plaats, of waarvoor publiekelijk kaarten worden verkocht en/of publiekelijk reclame wordt gemaakt;
  8. h. tentfeesten;
  9. i. vechtsportgala's waarbij activiteiten in het kader van vecht- of verdedigingssporten worden georganiseerd;
  10. j. het afsteken van vuurwerk door professionele vuurwerkbedrijven;
  11. k. een feest met een besloten karakter met meer dan 50 personen, waarbij in de directe omgeving van het feest een grootschalig evenement plaatsvindt.

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 grenswaarde:

grenswaarde, als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 van de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico (PR).

1.42 groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.43 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 horecabedrijf:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, met uitzondering van bed and breakfast, en/of het exploiteren van zaal-, congres- en vergaderaccommodatie; met een horecabedrijf wordt een afhaalzaak gelijkgesteld.

1.45 hotel:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.46 huishouden:

een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandige huishouding voeren die zich kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.47 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie tenminste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van die woning.

1.48 infrastructureel kunstwerk:

een bouwwerk ten behoeve van verkeersdoeleinden en/of de waterhuishouding, zoals een viaduct, een brug, een dam, een duiker, een sluis, beschoeiingen en remmingswerken, met uitzondering van (aanleg)steigers.

1.49 invloedsgebied:

gebied waarin, volgens bij ministeriële regeling gestelde regels, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.50 kamerverhuurpand

een woning / wooneenheid die wordt gebruikt door drie of meer personen die ieder afzonderlijk één huishouden vormen dan wel in totaal drie of meer afzonderlijke huishoudens vormen. De woning/wooneenheid kenmerkt zich doordat één of meer van de voorzieningen (keuken, toilet, badkamer) niet uitsluitend voor privé-gebruik (dus voor gezamenlijk gebruik) is, en/of één of meer van de voorzieningen (keuken, toilet, badkamer) bereikt kunnen of moeten worden door het verlaten van de eigen privé-ruimte.

In afwijking van deze definitie wordt een kamer in een verzorgings- of verpleeghuis niet aangemerkt als onzelfstandige bewoning in een kamerverhuurpand.

1.51 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor zakelijke dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.52 kantooreenheid:

een zelfstandige ruimte voor kantoren, inclusief eigen toegang (eventueel in een gezamenlijke hal), eigen sanitaire voorzieningen, meters voor gas, elektra en water.

1.53 kelder:

het beneden peil gelegen gedeelte van een gebouw.

1.54 kwetsbare objecten:

de objecten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de dagopvang van minderjarigen.
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak (b.v.o.) van meer dan 1500 m² per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.55 lichte horeca

een kleinschalig horecabedrijf met relatief beperkte openingstijden en hoofdzakelijk gericht op een extensief-recreatieve doelgroep, zoals een theehuis, lunchroom of ijssalon, met bijbehorend terras en kleinschalige zaalaccommodatie.

1.56 luifel:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt, waarbij de ene horizontale zijde bevestigd is aan de buitenzijde van een gebouw en de daar tegenoverliggende zijde vrij dragend is.

1.57 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.58 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.59 medische dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten op het gebied van (para)medische zorg zoals medische praktijk- en onderzoeksruimten, laboratoria, E-health, dagbehandeling, EHBO, poliklinische zorg en welzijnszorg en daarmee vergelijkbare diensten.

1.60 motorvoertuig:

alle motorrijtuigen als bedoeld in de Wegenverkeerswet met uitzondering van bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen. Onder motorvoertuigen worden boten, caravans en aanhangwagens mede begrepen.

1.61 niet zelfstandige horeca:

horeca die een functionele relatie heeft met de in de bestemmingsomschrijving genoemde hoofdfunctie en naar aard, omvang en openingstijden uitsluitend ondergeschikt en ondersteunend is aan die hoofdfunctie.

1.62 nutsvoorzieningen:

gebouwde dan wel ongebouwde en/of ondergrondse infrastructurele voorzieningen, met uitzondering van hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen, ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening, warmte-koude opslag of het (tele)communicatie-verkeer.

1.63 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.64 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen.

1.65 onderdoorgang:

verblijfsgebied dat aan weerszijden en aan de bovenzijde geheel of gedeeltelijk wordt omsloten door een gebouw.

1.66 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen die uitsluitend zijn bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.67 overig bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorend bouwwerk zijnde.

1.68 perceelsgrens:

de grens van een (bouw)perceel.

1.69 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.70 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard te vergelijken gebied.

1.71 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.72 publieksgerichte dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, wasserette, schoonheidsinstituut, pedicure, makelaar, bankfiliaal, kopieerwinkel, postkantoor en afhaalpunten (van goederen voor particulieren), met uitzondering van seksinrichtingen.

1.73 richtwaarde:

richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 van de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico (PR).

1.74 risicovolle inrichting:

  1. 1. een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, waarbij op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
  2. 2. een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, waarop het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) van toepassing is.

1.75 samengesteld plat dak:

plat dak bestaande uit tenminste twee verschillende bouwhoogten.

1.76 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.77 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken.

1.78 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van deWet opde huurtoeslag.

1.79 splitsen van een woning/zelfstandige wooneenheid

het door bouwkundige activiteiten, ongeacht of daarvoor een omgevingsvergunning vereist is, of gebruiksactiviteiten opdelen van een woning / zelfstandige wooneenheid in twee of meer afzonderlijke woningen.

1.80 sportvoorzieningen:

gebouwde en/of ongebouwde voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie.

1.81 stadslandbouw:

gebouwde en/of ongebouwde voorzieningen ten behoeve van het beheer en de exploitatie van kleinschalige sier- en moestuinen, met daarmee samenhangende activiteiten op het gebied van educatie, zorg en onderzoek.

1.82 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, constructies en objecten voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en andere, met de hiervoor genoemde gelijk te stellen bouwwerken, constructies en objecten.

1.83 terras:

een buiten het gebouw liggend deel van een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.84 tijdelijk toegestaan bouwwerk:

een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning waarbij is bepaald dat het bouwwerk uitsluitend aanwezig mag zijn gedurende de in de omgevingsvergunning genoemde periode.

1.85 verblijfsgebied:

openbaar toegankelijk gebied dat is bestemd voor (de aanleg en instandhouding van) erfontsluitingswegen, pleinen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, (openbare) nutsvoorzieningen, waterlopen en -partijen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, overig straatmeubilair en geluidwerende voorzieningen.

1.86 verblijfsruimten:

de ruimten als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit geluidhinder, zijnde:

  1. a. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  2. b. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  3. c. onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
  4. d. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  5. e. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

1.87 verdieping:

iedere voor mensen toegankelijke ruimte in een gebouw die is gesitueerd boven de ruimte(en) op de begane grond.

1.88 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.89 voorgevelrooilijn:

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van - een deel van de - voorgevels van de bestaande bebouwing.

1.90 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van woningen, anderegeluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.91 vuurwerk:

vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.

1.92 warmte-koude opslag:

energievoorziening in de vorm van het opslaan van warmte en/of koude in de bodem waarbij gebruik wordt gemaakt van de temperatuur van het grondwater om gebouwen te verwarmen in de winter en/of af te koelen in de zomer.

1.93 winkel:

een gebouw of een gedeelte daarvan dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is als ruimte voor detailhandel , eventueel met bijbehorende kantoorruimte, en/of ambacht en/of magazijn.

1.94 woning / zelfstandige wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw / een complex van ruimten met woonfunctie, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van en het gebruik door één afzonderlijk huishouden. Waarbij alle voorzieningen (keuken, badkamer en toilet) aanwezig en direct bereikbaar zijn zonder daarvoor eerst een gemeenschappelijke verkeersruimte te moeten betreden.

1.95 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van administratieve, creatieve, intellectuele, digitale dan wel informatietechnische diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advocaten-, advies-, accountants- en ingenieursbureaus met een beperkt publieksgerichte functie.

1.96 zendmast:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

2.2 de bouwdiepte van een bouwwerk:

tussen de voorgevel en de achtergevel, gemeten ter hoogte van het peil.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 minimum/maximum bebouwingspercentage:

het aangegeven bebouwingspercentage moet worden berekend over het gehele bouwperceel, met inbegrip van de buiten de bouwgrens gelegen gronden. Voor de berekening blijven bouwwerken gelegen beneden peil buiten beschouwing.

2.8 bruto vloeroppervlak van een gebouw (b.v.o.):

de totale en buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van de ruimten van een gebouw met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige ruimten.

2.9 verkoopvloeroppervlak van een gebouw (v.v.o.):

de totale overdekte vloeroppervlakte die voor het publiek geheel of grotendeels toegankelijk is, bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop en uitstalling van goederen.

2.10 gebruiksoppervlak van een woning / wooneenheid of appartement:

de gemeten vloeroppervlakte tussen de dragende muren van de ruimte of groep van ruimtes in een woning of wooneenheid.

2.11 de plafondhoogte van de benedenverdieping van een gebouw:

de kleinste afstand tussen de begane grondvloer en de bovenliggende bouwkundige constructie van de betreffende ruimte(n).

2.12 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.13 buitenwerks gevelvlak van een bouwwerk:

Het gedeelte van het bouwwerk dat, voorzover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

2.14 de afstand tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de perceelsscheiding van het bouwperceel.

2.15 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.16 inhoud minimum bergingsopgave hemelwater

het grondoppervlak van de te realiseren bebouwing vermenigvuldigd met het aantal millimeters bergingsopgave, uitgedrukt in kubieke meters ( .. m2 x 0,02 m of 0,04 m = .. m3), waarbij als volgt wordt gerekend:

  • hoofdregel: grondoppervlak te realiseren bebouwing x 0,02 = m3 bergingsopgave;
  • bij vervangende nieuwbouw met een groter grondoppervlak dan de oorspronkelijke bebouwing: grondoppervlak oorspronkelijke bebouwing x 0,02 + grondoppervlak uitbreiding x 0,04 = m3 bergingsopgave.

2.17 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.18 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt en binnen de grenzen van het bouwperceel wordt gerealiseerd.

Artikel 3 Reikwijdte

  1. a. Naast de regels in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van dit plan blijven de regels in de geldende bestemmingsplannen "Kwalitatief sturen op appartementen 2022" met identificatienummer NL.IMRO.0153.BP00244-0003 en "Onzelfstandige bewoning Enschede 2022" met identificatienummer NL.IMRO.0153.BP00227-0003 ongewijzigd en onverminderd van kracht.
  2. b. De overige in dit plan: opgenomen regels ten aanzien van onzelfstandige bewoning/kamerverhuur hebben geen geldingskracht, tenzij het bestemmingsplan 'Onzelfstandige bewoning 2022'met identificatienummer NL.IMRO.0153.BP00227-003 niet (meer) in werking is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
    2. 2. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, trappenhuizen, in- en uitritten, toegangspoorten, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.
  2. b. De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
    1. 1. de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
    2. 2. verblijfsgebied;
    3. 3. sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen, vijvers en poelen, met de daarbij behorende kunstwerken als bruggen en duikers;
    4. 4. wadi's en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden en bergen van hemelwater;
    5. 5. voorzieningen ten behoeve van de bescherming van flora en fauna;
    6. 6. ondergrondse infrastructurele voorzieningen, met uitzondering van hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen.
  3. c. Het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  4. d. De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c tevens bestemd voor het tijdelijk gebruik van bestaande gebouwen op Zuidkamp voor niet met de woonomgeving conflicterende bedrijfsactiviteiten.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning op advies van de stadsbouwmeester nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats van de bebouwing en de hoogte van het aan te houden bouwpeil, indien dit noodzakelijk wordt geacht om te voorkomen dat in de toekomst ter plaatse van de bebouwing wateroverlast ontstaat.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 4.2.2.b subs f en g voor het realiseren van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met plat dak;
  2. b. 4.2.3 onder d, voor een bouwhoogte van andere overige bouwwerken tot een maximum van 7 meter;
  3. c. lid 4.2.3 onder d, voor het bouwen van andere overige bouwwerken in het voorerfgebied tot een maximum van 3 meter;
  4. d. lid 4.2.3 onder f, voor een bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overig straatmeubilair in het openbaar toegankelijk gebied tot een maximum van 8 meter;
  5. e. lid 4.2.9 onder a, voor het uitbreiden van bestaande gebouwen met een vergroting die niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlakte van die gebouwen, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de uitbreiding van het gebouw uitsluitend op de begane grond wordt gerealiseerd;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte niet toenemen.

De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • het landschappelijke beeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1, onder i, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijfsactiviteit of voorziening in een hogere categorie, mits die bedrijfsactiviteit of voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een bedrijfsactiviteit of voorziening als bedoeld in lid 4.1, onder i.
  2. b. lid 4.1, onder i, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijfsactiviteit of voorziening die niet is genoemd in de hoofdrubrieken Bedrijven, Cultuur en Ontspanning, Dienstverlening, Kantoren, Maatschappelijk en Sport van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (bijlage 2 Lijst van bedrijfstypen), mits die bedrijfsactiviteit of voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een bedrijfsactiviteit of voorziening als bedoeld in lid 4.1, onder i;
  3. c. lid 4.5.1, onder a, ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis met een groter totaal vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken, met een maximum van:
    1. 1. 150 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 1500 m2;
    2. 2. 200 m2 voor bouwpercelen groter dan 1500 m2 en kleiner dan 3000 m2;
    3. 3. 250 m2 voor bouwpercelen van 3000 m2 en groter.
  4. d. lid 4.5.1, onder b, ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis dat niet is genoemd in de hoofdrubrieken Bedrijven of Dienstverlening van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (bijlage 2Lijst van bedrijfstypen) dan wel is genoemd in categorie 2 van de hoofdrubrieken Bedrijven of Dienstverlening uit de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen (bijlage 2 Lijst van bedrijfstypen), mits dat beroep of bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een beroep of bedrijf dat is genoemd in categorie 1;
  5. e. lid 4.5.2, onder a sub 1, ten behoeve van het tijdelijk gebruik voor bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie, mits dat tijdelijk gebruik, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het tijdelijk gebruik als bedoeld in lid 4.5.2, onder a sub 1;
  6. f. lid 4.5.2, onder a sub 1, ten behoeve van het tijdelijk gebruik voor bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in de hoofdrubrieken Bedrijven, Dienstverlening, Kantoren en Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van (bijlage 2), mits dat tijdelijk gebruik, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met het tijdelijk gebruik als bedoeld in lid 4.5.2, onder a sub 1.

De in dit lid genoemde afwijkingen worden uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bouwen van kelders en onderbouwen

  1. a. Daar waar ingevolge het bepaalde elders in deze planregels het bouwen of verbouwen van gebouwen is toegestaan, is het tevens mogelijk deze gebouwen en het daarbij behorende erf geheel of gedeeltelijk te onderkelderen of van een onderbouw te voorzien.
  2. b. Voor het bouwen van kelders en onderbouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. kelders en onderbouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. 2. de bovenkant van de vloer van de kelder of onderbouw is maximaal 5 meter onder het peil gelegen;
    3. 3. de totale bebouwde oppervlakte van kelders en/of onderbouwen beneden peil bedraagt niet meer dan het aantal vierkante meters dat mag worden gebouwd overeenkomstig het ter plaatse geldende maximum bebouwingspercentage.

6.2 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het bouwen van een kelder of onderbouw waarvan de bovenkant van de vloer meer dan 5 meter onder het peil is gelegen.
  2. b. De onder a genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;.
    2. 2. er geen sprake is van een permanente verlaging van de grondwaterstand.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving is verleend.

Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

7.2 Verbod op verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk

Voor zover dit in de regels van de in het plan voorkomende bestemmingen en aanduidingen niet reeds expliciet is genoemd, is het verboden om de in dit plan begrepen gronden en de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor de verkoop, opslag, groothandel, verwerking en/of vervaardiging van vuurwerk.

7.3 Verbod op geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Voor zover dit in de regels van de in het plan voorkomende bestemmingen en aanduidingen niet reeds expliciet is genoemd, is het verboden om de in dit plan begrepen gronden en de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als geluidzoneringsplichtige inrichting.

7.4 Verbod op risicovolle inrichtingen

Voor zover dit in de regels van de in het plan voorkomende bestemmingen en aanduidingen niet reeds expliciet is genoemd, is het verboden om de in dit plan begrepen gronden en de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als risicovolle inrichting.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan:

  1. a. voor het afwijken van de in het plan voorgeschreven bouwregels voor de bouwhoogte van overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen of bijbehorende bouwwerken, met ten hoogste 10%;
  2. b. voor de bouw van gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het wegverkeer, zoals wachthuisjes, alsmede telefooncellen en toiletgebouwtjes met dien verstande dat de inhoud per bouwwerk maximaal 50 m³ bedraagt en de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  3. c. voor wat betreft geringe afwijkingen ten opzichte van bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat in verband met ingekomen bouwplannen het wenselijk of noodzakelijk is de bouwgrenzen te overschrijden, mits die afwijking niet meer bedraagt dan 3 meter;
  4. d. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, met uitzondering van erf- en perceelsafscheidingen;
  5. e. voor het toestaan van overstekende ondergeschikte bouwonderdelen op openbaar toegankelijk gebied.

De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. voor het aanpassen van de Lijst van bedrijfstypen (bijlage 2 Lijst van bedrijfstypen) van deze regels ten behoeve van het verschuiven van soorten bedrijven en/of voorzieningen naar een lagere of hogere categorie, indien dit uit een oogpunt van milieuhygiëne dan wel als gevolg van technische ontwikkelingen wenselijk of noodzakelijk is;
  2. b. voor het wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen (bijlage 2 Lijst van bedrijfstypen) van deze regels door het aanvullen met nieuwe bedrijven of voorzieningen en/of het verwijderen van bestaande bedrijven of voorzieningen. Indien bedrijven of voorzieningen in de lijst worden opgenomen, worden zij gerangschikt onder die categorie, waarmee zij, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving het meest vergelijkbaar zijn;
  3. c. voor een wijziging in de situering van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwplannen wenselijk of noodzakelijk zijn, mits de bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen niet meer dan 5 meter worden verschoven;
  4. d. voor het wijzigen van de in het plan voorgeschreven bouwregels voor de bouwhoogte van overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen of bijbehorende bouwwerken, met ten hoogste 20%.

De in dit lid genoemde wijzigingsbevoegdheden worden uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

10.1 Procedureregels wijziging

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals bedoeld in deze regels, gelden de procedureregels zoals voorgeschreven in artikel 3.9a, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat:

  1. a. indien het een besluit op aanvraag betreft, burgemeester en wethouders de aanvrager zo nodig in de gelegenheid stellen te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen;
  2. b. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, het besluit tot het al dan niet vaststellen van het wijzigingsplan met redenen wordt omkleed;
  3. c. burgemeester en wethouders het besluit tot het al dan niet vaststellen van het wijzigingsplan bekend maken aan de aanvrager en eventuele indieners van zienswijzen.

10.2 Afwegingskader voor afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of een wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in deze regels, geldt als aanvullende voorwaarde dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:

  • het woon- en leefklimaat;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • de sociale veiligheid;
  • de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • de milieusituatie;
  • de cultuurhistorische waarde;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeren en laden en lossen

  1. a. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  2. b. Bij woningen dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van tenminste 2 auto's in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder de woning of een bij die woning behorend bouwwerk, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij die woning behoort.
  3. c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, b en c:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

11.2 Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater

  1. a. Hemelwater afkomstig van bebouwing en overig verhard oppervlak op een bouwperceel dient op het bij die bebouwing en overig verhard oppervlak behorende onbebouwde en onverharde terrein te worden geborgen of geïnfiltreerd in de bodem.
  2. b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing voor bouwpercelen met bestaande bebouwing en terreinverharding, waar op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds op een andere wijze uitvoering wordt gegeven aan het bergen of infiltreren van hemelwater dat van die bestaande bebouwing en terreinverharding afkomstig is.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b en alsnog het bepaalde onder a geheel of gedeeltelijk van toepassing verklaren indien door gebruikmaking van de daartoe in dit plan opgenomen mogelijkheden het bebouwde en/of verharde oppervlak wordt vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

12.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Eschbeekweg 29".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

In 2020 is het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' vastgesteld, in het kader van de ontwikkeling van woonwijk het Vaneker. Dit bestemmingsplan is het geldende bestemmingsplan. Het perceel Eschbeekweg 29 maakt onderdeel uit van het Vaneker. De wens is om een nieuwe woning op het perceel te bouwen, op een andere locatie dan mogelijk is gemaakt in het geldende bestemmingsplan. Om die reden is een aanpassing van het bestemmingsplan vereist.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Eschbeekweg 29” betrekking heeft wordt globaal begrensd door groen en de Eschbeekweg in het noorden en westen, een woonperceel in het oosten en zuiden. Het plangebied ligt in stadsdeel Noord. In figuur 1.1 is het plangebied met oranje belijning weergegeven. Het perceel heeft een oppervlakte van 1813 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20124-0003_0001.png"

Figuur 1.1. begrenzing plangebied (oranje belijning)

1.3 Geldende Juridische Regelingen

Het gebied Eschbeekweg 29 valt onder het bestemmingsplan “Vaneker 2019", dat op 28 september 2020 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Het bestemmingsplan is onherroepelijk.

Het perceel heeft daarin de bestemming 'Woongebied'. Op het gehele perceel is een bouwvlak gelegen. Tevens geldt een specifieke bouwaanduiding (specifieke bouwaanduiding-b). Hierin wordt aangegeven dat ter plaatse van deze aanduiding uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd. Ook is een aanduiding 'karakteristiek' opgenomen ter plaatse van de huidige bebouwing, evenals een maximum aantal wooneenheden van 1.

1.4 Adviezen, Vooroverleg En Procedure

Adviezen en participatie

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan worden binnen het plangebied werkzame erkende wijkorganen betrokken. Dit is geen wettelijke procedurestap, maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Eschbeekweg 29” is de dorpsraad Lonneker actief. Het onderhavige plan maakt een kleinschalige ontwikkeling binnen woonwijk het Vaneker mogelijk (die op grond van een eerder bestemmingsplan Vaneker 2013 ook reeds mogelijk was). Daarmee zijn geen belangen van de dorpsraad betrokken en kan worden afgezien van het betrekken van de dorpsraad.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en relevante diensten van het Rijk.

Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Eschbeekweg 29” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Eschbeekweg 29” in voorbereiding te nemen op 17 mei 2023 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad, het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Eschbeekweg 29” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in het Gemeenteblad.

Zienswijzen

Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt aan de gemeenteraad aangeboden bij het voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan en wordt toegezonden aan eventuele indieners van zienswijzen.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 22 juni tot en met 2 augustus 2023 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn er geen zienswijzeningediend.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Het Plan

Op dit moment is op het perceel een bestaand pand aanwezig. Het betreft een karakteristiek pand, dat ook als zodanig in het geldende bestemmingsplan is aangeduid. In een eerder bestemmingsplan, 'Vaneker 2013' was het ook reeds mogelijk om een nieuwe woning op het perceel te realiseren, op de vrije ruimte die aanwezig is op de kavel. Op basis van het geldende bestemmingsplan bestaat deze mogelijkheid er echter onverhoopt niet meer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20124-0003_0002.png"

Het plan van de potentiële kopers is om een nieuwe woning op het perceel te bouwen. Het bestaande pand zal worden gehandhaafd en in de toekomstige situatie worden gebruikt als bijgebouw bij de woning, conform de regels voor het gebruik van bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken in onderhavig bestemmingsplan.

In de toekomstige situatie zal, net zoals in de huidige situatie het geval is, het aantal wooneenheden op het perceel maximaal 1 bedragen. Er wordt dus geen extra woning op het perceel mogelijk gemaakt middels dit bestemmingsplan.

Verschil ten opzichte van de huidige situatie is dat de woning (opnieuw) op een locatie elders op het perceel mogelijk wordt gemaakt. De aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' wordt over het gehele bouwvlak gelegd, overeenkomstig de mogelijkheid zoals deze was opgenomen in bestemmingsplan 'Vaneker 2013'.

De aanduiding 'karakteristiek' wordt daarbij verkleind; deze aanduiding ligt in het geldende bestemmingsplan ook op de locatie van twee aangebouwde garages. Deze (niet karakteristieke) garages zijn echter inmiddels gesloopt. De aanduiding 'karakteristiek' kan daardoor verkleind worden.

2.2 Behoefte En Beleid

Het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' is vastgesteld in verband met het betrekken van voormalige defensieterreinen bij de ontwikkeling van woonwijk het Vaneker. De ontwikkeling van de woonwijk het Vaneker werd ook al in eerdere bestemmingsplannen mogelijk gemaakt, onder meer middels bestemmingsplan 'Vaneker 2013'.

De gemeente Enschede heeft de ambitie alle woningen in dit plan door middel van particulier opdrachtgeverschap te realiseren. Dit betekent dat wordt gestreefd naar een ruime verkaveling, gericht op “eigenbouwers” (particuliere opdrachtgevers).

De Eschbeekweg 29 is een voormalig buitenverblijf van de familie Blijdenstein en heeft grote cultuurhistorische waarde, niet alleen voor 't Vaneker. De bijbehorende kavel heeft in de loop van het project 't Vaneker verschillende vormen gehad, maar altijd met voldoende ruimte naast de bestaande bebouwing voor realisatie van een nieuwe woning

Door een verandering in de ontsluiting voor de Eschbeekweg 33 tot en met 39, is in 2016 de huidige kavel ontstaan. Destijds is het bouwvlak hierop aangepast. Binnen het huidige bouwvlak vallen de kavels van de Eschbeekweg 27 en Eschbeekweg 29. Zo ontstond er genoeg speelruimte om op beide kavels de bebouwingsmogelijkheden te kunnen optimaliseren en het behoud van het buitenverblijf te waarborgen in zijn originele vorm.

Omdat het huidige buitenverblijf niet de gewenste woonoppervlakte biedt is het vanaf het begin de intentie geweest om kopers de optie te geven om naast het buitenverblijf ook een nieuw hoofdgebouw te realiseren. Bij realisatie van een nieuw hoofdgebouw wordt het buitenverblijf een bijgebouw. Het vergroten van het pand waardoor extra woonoppervlakte wordt gerealiseerd is vanuit cultuurhistorisch oogpunt niet zonder meer mogelijk. Instandhouding en herstel van het pand is uitgangspunt en hiervoor gelden verschillende voorwaarden richting de koper van het perceel/pand.

Het aantal woningen blijft bij uitvoering van onderhavig bestemmingsplan gelijk. Een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking kan achterwege worden gelaten.

Uitgangspunten ontwikkeling het Vaneker
Uitgangspunt bij ontwikkeling van Het Vaneker is 'wonen in het groen' op een ruime verkaveling. De regels van het bestemmingsplan ''t Vaneker' zijn ruim opgesteld. Zo liggen bouwvlakken op het gehele bouwperceel en er geldt veel vrijheid voor de situering van de woning op het perceel. Dit is ook het uitgangspunt geweest bij het opstellen van de bestemmingsregeling ter plaatse van het plangebied. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan zijn de regels echter zo opgesteld dat alleen ter plaatse van de bestaande bebouwing een woning mogelijk is. De realisatie van een woning elders op het perceel wordt als passende ontwikkeling gezien en komt overeen met de uitgangspunten voor ontwikkeling van het Vaneker. De regels zoals deze voor het plangebied zijn opgenomen in het bestemmingsplan ''t Vaneker 2019' worden opnieuw opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Daarnaast blijft het geldende beeldkwaliteitsplan voor het Vaneker het toetsingskader.

Cultuurhistorie
Op de waardenkaart (zie bijlage bij de regels en het beeldkwaliteitsplan) is het gebouw aangemerkt als 'bebouwing klasse B'. Ten aanzien van deze bebouwing is aangegeven dat voor deze gebouwen de transformatie-opgave moeilijk is, hetzij door de vorm van het gebouw hetzij door de ligging binnen het gebied. Het bestaande pand op het perceel is in 1917 in opdracht van de bekende Enschedese textielfamilie Blijdenstein gebouwd als buitenhuis. Het is een prachtig en nog vrijwel ongeschonden voorbeeld hoe rijkere stadsgenoten hun vrije tijd in de natuur van het platteland rondom Enschede (toen nog gemeente Lonneker) doorbrachten. Het pand heeft in het geldende bestemmingsplan de aanduiding 'karakteristiek', met een bijbehorende bestemmingsregeling. Deze bestemmingsregeling wordt wederom opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling met beperkte ruimtelijke impact die passend is in de uitgangspunten van ontwikkeling van woonwijk het Vaneker. Deze ontwikkeling was ook reeds mogelijk op grond van een eerder geldend bestemmingsplan voor het Vaneker, 'Vaneker 2013'. Met onderhavig bestemmingsplan wordt die situatie hersteld. Een nadere toets aan provinciaal en gemeentelijk beleid kan daarom achterwege blijven.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheidstoets

3.1 Toetsing Aan De Relevante Milieuaspecten En Overige Omgevingsaspecten

Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op het mogelijk maken van een andere situering van de woning op het perceel Eschbeekweg 29 en de verkleining van de aanduiding 'karakteristiek'.

Ten aanzien van de milieu aspecten geluidhinder, bodemkwaliteit, geurhinder, trillingshinder, lichthinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid geldt dat in het bestemmingsplan 't Vaneker is gemotiveerd, zo nodig met het uitvoeren van onderzoek, dat deze aspecten geen belemmering vormen voor uitvoering van het bestemmingsplan.

Er is geen noodzaak om opnieuw in te gaan op deze aspecten. Onderliggend bestemmingsplan maakt een kleinschalige ontwikkeling mogelijk, met weinig ruimtelijke impact. De omstandigheden ten opzichte van de toets destijds zijn onveranderd en/of er hebben geen relevante wijzigingen plaatsgevonden in wet- en regelgeving die er voor zorgen dat een nieuwe toets vereist is. Voor zover wel een toets noodzakelijk wordt geacht, wordt hieronder nader op deze aspecten ingegaan.

Bodemkwaliteit
Voor het perceel is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (Geofoxx, 19 juli 2022, project 20220700/JSLO, kenmerk 20220700_a1RAP). Deze is opgenomen als bijlage bij deze toelichting. De conclusies van het onderzoek zijn samengevat als volgt weer te geven:

Bij het chemisch onderzoek zijn rondom de woning verontreinigingen met zware metalen, PAK en PCB aangetoond, in gehalten boven de achtergrondwaarde. Het grondwater is licht verontreinigd met zink en barium. Op basis hiervan bestaat geen reden om nader onderzoek uit te voeren.

Chemisch
De hypothese van het verkennend onderzoek (verdacht terrein) is juist gebleken. De verzamelde gegevens worden voldoende geacht om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen over de chemische kwaliteit van de bodem. De aangetroffen gehalten/concentraties leveren geen milieuhygiënische risico's op voor de gebruikers of voor het milieu. Het terrein is daarmee vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het voorgenomen gebruik. Het referentiekader ten behoeve van de omgevingsvergunning is afdoende vastgelegd.

Asbest
Bij de zintuiglijke inspectie van de gegraven inspectiegaten is geen asbestverdacht materiaal aangetoond (fractie >20mm). In de fijne fractie (< 20 mm) is eveneens géén asbest gemeten.

Er worden geen belemmeringen verwacht met betrekking tot de geplande graafwerkzaamheden.

PFAS
Volgens de indicatieve toetsing van de analyseresultaten aan het Handelingskader is het
zand ter plaatse van de onderzoekslocatie met betrekking tot het gehalte PFAS herbruikbaar (kwaliteitsklasse ‘landbouw/ natuur’).

Conclusie
Algemene conclusie is dat er geen belemmeringen worden verwacht met betrekking tot eventuele graafwerkzaamheden. Geconcludeerd kan worden dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor uitvoering van het bestemmingsplan.

Ecologie (beschermde dieren en planten)
De locatie, gelegen in het Vaneker, wordt periodiek (1 a 2 x per jaar) gemaaid. Momenteel staan er varens. Bomen, gebouwen of waterpartijen zijn er niet aanwezig.

In de Nationale databank flora en fauna (ndff) zijn geen waarnemingen aanwezig van het plangebied. In het kader van bestemmingsplan 'Vaneker 2019' is het ecologisch rapport “Effecten op beschermde soorten 't Vaneker, Enschede” door Bureau Waardeburg (15 november 2016) opgesteld. Dit rapport is in juridische zin verouderd. Ook oudere ecologische rapportages geven vaak wel een indicatie over de waarde van het plangebied. Dit vooral wanneer het plangebied door de jaren heen niet is gewijzigd. In het rapport worden geen beschermde soorten of waarden genoemd binnen de grenzen van het plangebied. Gezien het ontbreken van waarnemingen in het verleden en de afwezigheid van potentieel waardevolle elementen als bomen, takkenbossen, steenhopen, waterpartijen enz. wordt niet verwacht dat het plangebied een functie heeft als vaste verblijf- of voortplantingsplaats of anderszins essentieel functioneel leefgebied voor beschermde soorten.

Gelet op het voorgaande kan op voorhand met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling kan worden gerealiseerd zonder verbodsbepalingen in hoofdstuk 3 (Soortenbescherming) van de Wet natuurbescherming te overtreden. Het uitvoeren van (actualiserend) ecologisch onderzoek of het aanvragen van een ontheffing bij het bevoegd gezag Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk. Hoofdstuk 3 Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Beschermde natuurgebieden
In het kader van het bestemmingsplan 'Vaneker 2019' is onderzoek gedaan naar stikstofdepositie in zowel de aanleg- als gebruiksfase. Hieruit bleek dat dit geen belemmering was voor uitvoering van het bestemmingsplan. In onderhavig bestemmingsplan blijft het aantal woningen gelijk. Het plangebied bevindt op circa 3,4 km van Natura 2000 gebied (Lonnekermeer). Dit zal geen depositie hoger dan 0,00 mol/ha/j opleveren. Dit betekent dat eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden als gevolg van stikstofdepositie op voorhand kunnen worden uitgesloten.

Ook ten aanzien van andere omgevingsaspecten, zoalswaterhuishouding en klimaatadaptatie, energietransitie, archeologische waarden, landschappelijke waarden, fysieke veiligheid, sociale veiligheid, gezondheid behoeft onderhavig plan geen nadere bespreking en zijn er geen belemmeringen.

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorische waarden geldt dat de aanwezige waarden op deze kavel gehandhaafd en gewaarborgd worden. De beschermende regeling die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Vaneker 2019' wordt onverkort overgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

3.2 Economische Uitvoerbaarheid

De betreffende uit te geven kavel met opstal is het eigendom van gebiedsontwikkelaar Technology Base (voorheen Area Development Twente). De wijziging heeft betrekking op de aanpassing van de bouwmogelijkheden op de kavel, zodat een nieuwe woning op het perceel mogelijk is. Hiermee wordt de situatie zoals opgenomen in het eerder geldende bestemmingsplan 'het Vaneker 2013' hersteld. Verder is er geen sprake van planaanpassingen, ook niet ten aanzien van de directe omgeving (het openbaar gebied en de naastgelegen kavels). Dit betekent dat er geen ontwikkelingen zijn met grote financiële impact. Eventuele minimale aanpassingen (zoals ten aanzien van de berm naast de kavel met inrit), met minimale financiële consequenties, vallen binnen de scope van de huidige grondexploitaties van Technology Base ('t Vaneker Zuidkamp) én de gemeente Enschede ('t Vaneker De Schil), behorende bij de Samenwerkingsovereenkomst tussen TB en gemeente (d.d. 28 juni 2013, waarbij tevens een kostenverdeling is vastgelegd).

Derhalve, de economische uitvoerbaarheid van het plan wijzigt niet. Het college kan daarom afzien van een (aanvullende) exploitatieopzet.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek

Bijlage 2 Wijzigingen Ten Opzichte Van Ontwerp-bestemmingsplan

Bijlage 1 Kaart Cultuurhistorische Structuren En Elementen

Bijlage 1 Kaart cultuurhistorische structuren en elementen

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen

Bijlage 2 Lijst van bedrijfstypen