KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij
Artikel 6 Agrarisch - Mesttransportbedrijf
Artikel 7 Agrarisch - Paardenhouderij
Artikel 8 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 9 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap
Artikel 10 Bedrijf
Artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 12 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie
Artikel 13 Bos
Artikel 14 Cultuur En Ontspanning
Artikel 15 Detailhandel
Artikel 16 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 17 Horeca
Artikel 18 Maatschappelijk
Artikel 19 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 20 Natuur
Artikel 21 Recreatie - Recreatiewoning
Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 23 Sport
Artikel 24 Sport - Manege
Artikel 25 Verkeer - 2
Artikel 26 Verkeer - 3
Artikel 27 Verkeer - 4
Artikel 28 Verkeer - Railverkeer
Artikel 29 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 30 Water
Artikel 31 Wonen
Artikel 32 Wonen - Landhuis
Artikel 33 Leiding
Artikel 34 Waarde - Archeologie
Artikel 35 Waarde - Hoge Archeologische Verwachting
Artikel 36 Waarde - Lage Archeologische Verwachting
Artikel 37 Waarde - Middelmatige Archeologische Verwachting
Artikel 38 Waarde - Landgoed
Artikel 39 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 40 Antidubbeltelregel
Artikel 41 Algemene Bouwregels
Artikel 42 Algemene Gebruiksregels
Artikel 43 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 44 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 45 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 46 Algemene Procedureregels
Artikel 47 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 48 Overgangsrecht
Artikel 49 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Aanpak
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gevolgen Naar Aanleiding Van Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State
2.1 Inleiding
2.2 Hambree 13-z
2.3 Gronden Die In Het Ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied' Bestemd Waren Voor 'Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap'
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Aanpassingen
3.1 Inleiding
3.2 Eibergsestraat 258
3.3 Leemdijk 9
3.4 Broekdijk 20a
3.5 Krakeelsweg Ongenummerd
3.6 Geukerdijk 102
3.7 Hassinkbrinkweg 10
3.8 Hoek Enschedesestraat/morgensterweg
3.9 Wargerinksweg 7
3.10 Terrein Diepemaat
3.11 Verlegging Hogedruk Gastransportleiding Ten Behoeve Van Aanleg N18
3.12 Hoek Veldzichtweg En Oude Boekeloseweg
3.13 Alsteedseweg 64
3.14 Hassinkbrinkweg 24
3.15 Wissinkbrinkweg 52
3.16 Broekheurnerweg 140
3.17 Tweetal Agrarische Percelen Op Landgoed Het Lankheet
3.18 Blindeweg 9
3.19 Oude Boekeloseweg 97
3.20 Weertjesweg 4
3.21 Ellenbroekweg 31
3.22 Zendvelderweg 22
3.23 Haaksbergerweg 9 - 9a
3.24 Archeologisch Beleidskaart En Erfgoedverordening
3.25 Rood Voor Rood Beleid 2015
3.26 Zonnepanelen Op Agrarische Gronden
3.27 Witte Vlek Nabij Buurse
3.28 Overige Ambtshalve Aanpassingen Regels
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Vab Beleid 2011
Bijlage 3 Rood Voor Rood Beleid 2015
Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing Bretelerveldweg 2
Bijlage 5 Erfinrichtingsplan Kolleweg 7
Bijlage 6 Landschappelijke Inpassing Smitterijweg 8
Bijlage 7 Beplantingsplan Landgoed Eppenzolder
Bijlage 8 Landschappelijke Inpassing Hoek Enschedesestraat/morgensterweg
Bijlage 1 Uitspraak Abrs
Bijlage 2 Natuurtoets In Verband Met Modificatie Gastransportleidingtracé
Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleidingtracé
Bijlage 4 Zienswijzennota

Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1

Bestemmingsplan - gemeente Haaksbergen

Vastgesteld op 01-11-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1 met identificatienummer NL.IMRO.0158.BP1138-0003 van de gemeente Haaksbergen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende regels, waarin uitsluitend de tekst met gele markering de wijzigingen betreffen ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden bedrijf

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.7 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een boomkwekerij, een champignonkwekerij, een paardenhouderij gericht op het gebruik of een wormenkwekerij;

1.10 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.11 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.12 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.13 basisinspanning ruimtelijke kwaliteit

een goede ruimtelijke inpassing van de locatie volgens de gebiedskenmerken die op elke ontwikkeling van toepassing is;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.15 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.16 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed&breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.17 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfsmatige exploitatie

  1. a. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van kavels grond of standplaatsen (met de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie) ten behoeve van de door de huurders te plaatsen recreatieverblijven, welke huurders elders hun hoofdverblijf hebben en/of;
  2. b. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van verblijfsaccommodatie voor korte perioden, waarbij in de maanden april tot en met september maximaal 6 weken aan dezelfde persoon verhuurd mag worden en die elders zijn of haar hoofdverblijf heeft;

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.21 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

1.22 bestaand kampeerterrein

een terrein dat op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan is ingericht voor het plaatsen van caravans en/ of tenten, en door aanwezigheid van sanitaire voorzieningen en voorzieningen voor water en electra hiervoor feitelijk in gebruik kan worden genomen;

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.26 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.27 bijzondere woonvorm

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen;

1.28 boerderijappartement

een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebouw welke blijvend is bestemd voor een recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden, waarin keuken en/of sanitair zijn ondergebracht, al dan niet in combinatie met een dagverblijf;

1.29 boerderijkamer

een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers en dat, al dan niet in combinatie met een dagverblijf, beschikbaar is en waar keuken en sanitair in een gemeenschappelijke ruimte worden ondergebracht;

1.30 boomkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voor zover twee bouwpercelen middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.35 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 buitenrijbak

al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt;

1.39 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.40 containerteelt

het kweken van planten/boompjes in potten op een geslotenbed-ondergrond of een openbed-ondergrond met drainage;

1.41 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.42 daghorecabedrijf

een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.43 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.44 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.45 detailhandel in weggebonden artikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.46 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé; [AbRS 22-4-2015 onder III d1]

1.47 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting; [AbRS 22-4-2015 onder III d1]

1.48 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.49 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.50 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.51 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.52 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.53 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.54 gebiedseigen

aan de groene omgeving en de streek gebonden;

1.55 gebiedskenmerken

de verschillende typen landschappen en hun kenmerkende eigenschappen (zoals bijvoorbeeld beschreven in de Catalogus gebiedskenmerken van de Omgevingsvisie Overijssel van juli 2009);

1.56 gebiedsvreemd

niet functioneel aan de groene omgeving en de streek gebonden;

1.57 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.58 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.59 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.60 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.61 geurgevoelige objecten

gebouwen, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, worden gebruikt;

1.62 groene omgeving

landelijk gebied, buitengebied;

1.63 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die geheel dan wel grotendeels afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;

1.64 grootschalige uitbreiding

een uitbreiding met grote impact op de omgeving;

1.65 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.66 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.67 horeca(bedrijf)

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  1. a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  2. b. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend. Met dien verstande dat een discotheek niet is toegestaan;

1.68 horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.69 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.70 huishouden

een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften;

1.71 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of deel van een agrarisch bedrijf met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.72 inwonen

wonen in een ondergeschikt deel van een woning als medegebruiker van het pand waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet groter mag zijn dan 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning;

1.73 inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.74 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.75 kamphuis

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers;

1.76 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.77 karakteristieke bebouwing

beeldbepalende en/of waardevolle bebouwing van vroegere cultuur, bewoning of nijverheid waarbij de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd. Het gaat hierbij om de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse of om de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van de bebouwing;

1.78 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.79 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein voor niet meer dan 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.80 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (ontleend aan de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.81 kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

kwaliteitsinstrument waarmee ontwikkelingen in de Groene Omgeving tegelijkertijd leiden tot versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Een eenduidige bundeling van diverse regelingen als Rood-voor-rood, Rood-voor-groen, VAB's, landgoederen et cetera (van juli 2009);

1.82 kwaliteitsprestaties

materiële en immateriële prestaties die bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;

1.83 kwetsbaar object

een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.84 landgoed

multifunctioneel gedeelte van het landelijk gebied met meerdere functies als landbouw, bosbouw, natuur- en landschapsbeheer, wonen, werken en recreatie, bestaande uit enkele van de volgende elementen: hoofdhuis (kasteel of buitenplaats of landhuis met tuin en/of park) en/of boerderijen al dan niet met gebouwde aanhorigheden, lanen, bos- en landbouwgronden, natuurterreinen en wateren, toebehorend aan één of meer natuurlijke rechtspersonen, het welk doorgaans als een economische eenheid wordt beheerd om het als zodanig in stand te houden;

1.85 landschappelijke inpassing

inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen;

1.86 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.87 legaal kampeerterrein

een kampeerterrein dat op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan in overeenstemming is met het dan geldende bestemmingsplan of een daarvan verleende vrijstelling, ontheffing of afwijking;

1.88 lpg-doorzet

de afzet van lpg in m3 per jaar;

1.89 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.90 maatschappelijke belangen

belangen of behoeften die het individuele niveau overstijgen;

1.91 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.92 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een

hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.93 mantelzorgindicatie

een indicatie dat sprake is van een zorgbehoefte en een daarvan afgeleide noodzaak tot huisvesting ten behoeve van mantelzorg;

1.94 mesttransportbedrijf

een bedrijf dat zich toelegt op het vervoer van mest;

1.95 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.96 natuurbeherende organisatie

een doelgerichte samenbundeling van kennis, vaardigheden en kracht, op het gebied van het werk dat nodig is om de natuur in evenwicht te houden, tussen drie of meer personen die primair middelen en activiteiten aanwendt om te voorzien in de behoefte aan producten en/of diensten in haar omgeving;

1.97 natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.98 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.99 onderbouw

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.100 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.101 ontwikkelingsruimte

uitbreidingsruimte of ruimte voor nieuwe functies en/of bouwmogelijkheden;

1.102 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden;

1.103 paardenfokkerij

het bedrijfsmatig, op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als hoofdactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.104 paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.105 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.106 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die niet worden beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf;

1.107 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.108 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden en/of pony's worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;

1.109 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.110 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.111 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.112 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van recreatief (nacht)verblijf door recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.113 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.114 ruimtelijke kwaliteit

het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ook wel het samenstel van functionele waarde, toekomstwaarde en belevingswaarde;

1.115 ruimtelijk kwaliteitsplan

inrichtingsplan met toelichting/onderbouwing waaruit concreet de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit blijkt;

1.116 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.117 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.118 Staat van bedrijfsactiviteiten

de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel van deze regels uitmaakt;

1.119 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.120 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.121 sterlocatie

een bestaand agrarisch bouwvlak binnen het verwevingsgebied waar een perspectiefvol bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij is gevestigd, dat over voldoende omgevingsruimte beschikt om door te kunnen groeien tot een omvang van minimaal 175 nge, of een perspectiefvol gemengd bedrijf dat kan doorgroeien tot minimaal 175 nge en waarbij de intensieve tak tot minimaal 140 nge kan doorgroeien;

1.122 teeltondersteunende kassen

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  2. b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  3. c. het voorkomen van schade door vorst;

1.123 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  2. b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  3. c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
  4. d. het voorkomen van schade door vorst;

met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw en/of aspergeteelt;

1.124 trekkershut

een eenvoudig gebouw met beperkte inhoud en oppervlakte, bestemd voor kortdurend recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.125 twee-aaneenwoning

een woning van het type twee-aaneen gebouwd;

1.126 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.127 VAB

vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;

1.128 veehandelsbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het tijdelijk onderbrengen en verhandelen van vee;

1.129 veldschuur/schuilgelegenheid

een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit oogpunt van dierenwelzijn en waarbij in en nabij de schuilgelegenheid en waarbij in en nabij de veldschuur/schuilgelegenheid geen opslag is toegestaan met uitzondering van voer en stro in de veldschuur/schuilgelegenheid;

1.130 verbeelding

  1. a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1;
  2. b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1 met legenda en tekeningnummerNL.IMRO.0158.BP1138-0003;

1.131 verkoop vanaf boerderij

de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte verkoop van eigen, ter plaatse geproduceerde, agrarische producten;

1.132 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.133 verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

1.134 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.135 volkstuincomplex

Een terrein met een oppervlakte van tenminste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden;

1.136 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.137 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.138 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.139 waterkwaliteit

de chemische kwaliteit zowel als de ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren en van het grondwater;

1.140 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.141 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.142 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.143 Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning regelt een samenhangend aanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen die gemeenten verstrekken aan mensen die zorg nodig hebben, bijvoorbeeld huishoudelijke verzorging, woningaanpassingen of vervoer naar dagactiviteiten. Gericht op het bevorderen van maatschappelijke participatie en civil society;

1.144 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden; in geval van inwoning zijn twee afzonderlijke huishoudens toegestaan;

1.145 wooneenheid

een gebouw of deel van een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

1.146 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.147 woonschip

een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;

1.148 woonwagen

een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.149 woonzorginstelling

een voorziening voor de zorg en gecombineerde woonfunctie voor mensen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen en/of ouderenzorg, AWBZ-gerelateerd, met de daarbij behorende voorzieningen, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, hetzij als niet-agrarische neventak, waarbij het meewerken in het agrarische bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren dan wel het beleven van een agrarische omgeving een wezenlijk onderdeel is van therapie;

1.150 zolder

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap;

1.151 zomerhuis

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.152 zorgbehoefte

behoefte aan zorg, in het kader van beleid gebruikt voor de veronderstelde wens en noodzaak van zorg;

1.153 zorgboerderij

een gebouw voor de opvang van zorgbehoevenden, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, hetzij als niet-agrarische neventak, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie;

1.154 zorgwoning

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bestemd is voor de huisvesting van personen die verzorging behoeven en niet zelfstandig kunnen wonen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en overkragingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf - niet zijnde de opslag van veevoer en agrarische producten - met uitzondering van een boomkwekerij -, houtteelt-, sierteelt-, bollenteelt- of fruitteeltbedrijf;
  2. b. een boomkwekerij-, houtteelt-, sierteelt-, bollenteelt- en/of fruitteeltbedrijf, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  3. c. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;
  4. d. infrastructurele voorzieningen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  5. e. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals (on)verharde en halfverharde wandel-, fiets en ruiterpaden;
  7. g. de instandhouding van landschapselementen, het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige landschaps- en/of natuurwetenschappelijke waarden;
  8. h. een kleinschalig kampeerterrein, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  9. i. een buitenrijbak, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  10. j. een voorziening voor de opslag van mest, kuilvoerplaat en sleufsilo's, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen (vastgesteld d.d. 2 juli 2013) en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding landschapswaarden het behoud en de bescherming van de landschappelijke waarde zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf (essen en steilranden);
  12. l. ter plaatse van de aanduiding milieuzone de bescherming van de vochtgebonden natuurlijke waarden van naastgelegen bos- en/of natuurgebieden;

met daarbijbehorende:

  1. m. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. n. andere-werken;
  3. o. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  4. p. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van buitenrijbakken, veevoer en mest, met dien verstande dat een buitenrijbak welk reeds aanwezig is ten tijde van het ontwerpplan en legaal tot stand is gekomen mag worden gehandhaafd.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen welke legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, of die op dat moment mogen worden gebouwd, mogen worden gehandhaafd en geheel worden vernieuwd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in

  1. a. 3.1 onder o ten behoeve van het gebruiken van de gronden als buitenrijbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  2. b. 3.1 onder o om toe te staan dat voorzieningen ten behoeve van opslag van veevoer worden opgericht, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,00 m met dien verstande dat de voorziening in directe aansluiting op een perceel met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt gerealiseerd;
  3. c. 3.2 om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van overschrijding van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' door bebouwing, niet zijnde mestopslag, kuilvoeropslag en andere silo's, met dien verstande dat:
    1. 1. de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden;
    2. 2. de overschrijding niet meer dan 20 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel niet wordt vergroot;
    4. 4. de noodzaak hiertoe, uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    5. 5. dit niet geldt voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied (behoudens voor uitbreiding in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid);
    6. 6. de goothoogte van een gebouw niet meer dan 6,00 m mag bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 10,00 m mag bedragen;
    8. 8. de bouwhoogte van een ander-bouwwerk niet meer dan 2,00 m mag bedragen;
    9. 9. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  4. d. 3.2 om toe te staan dat bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van mestopslag, kuilvoeropslag en andere silo's ten dienste van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' worden gebouwd op een afstand van niet meer dan 25 m van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', met dien verstande dat:
    1. 1. niet meer dan één bouwwerk voor mestopslag, tot een gezamenlijke inhoud van niet meer dan 1.000 m3 en een bouwhoogte van niet meer dan 5,00 m mag worden gebouwd; [AbRS 22-4-2015 onder III d2]
    2. 2. kuilvoeropslag en andere silo's dan voor mestopslag, tot een gezamenlijke oppervlakte van 800 m2 bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van niet meer dan 2,00 m mag worden gebouwd;
      met dien verstande dat:
      • per geval de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het agrarisch bouwperceel is aangetoond;
      • in voorkomend geval artikel41 (Algemene bouwregels) van toepassing is;
  5. e. 3.2ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden voor vee, met dien verstande dat:
    1. 1. de gronden niet zijn aangeduid als landschapswaarden;
    2. 2. de gronden niet zijn aangeduid als milieuzone;
    3. 3. op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden met een oppervlakte van niet minder dan 1 ha, niet meer dan 1 schuilgelegenheid wordt gebouwd;
    4. 4. er geen redelijk alternatief bestaat voor de schuilgelegenheid binnen het aangrenzende bouwperceel;
    5. 5. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden niet minder dan 25 m bedraagt;
    6. 6. voor zover een perceel grenst aan een houtsingel, -wal of een bosrand dient de schuilgelegenheid binnen een afstand van 25 m uit die houtsingel, -wal of bosrand te worden gebouwd, dan wel voor zover een perceel grenst aan een openbare weg dient de schuilgelegenheid binnen een afstand van 100 m uit de as van die weg te worden gebouwd;
    7. 7. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een goede landschappelijk een architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    8. 8. de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer dan 15 m2 bedraagt , de goothoogte niet meer dan 2,50 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4,00 m bedraagt;
    9. 9. in afwijking van het bepaalde onder 3.1onder a een schuilgelegenheid tevens mag worden gebruikt ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
    10. 10. een schuilgelegenheid uitsluitend mag worden gebouwd met een kap met hellende dakvlakken;
    11. 11. een gebouw uitsluitend mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 41 (Algemene bouwregels).

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 3.1 onder a ten behoeve van een boomkwekerij-, houtteelt-, sierteelt-, bollenteelt- en/of een fruitteeltbedrijf, met dien verstande dat de gronden niet zijn aangeduid als landschapswaarden en/of de gebiedsaanduiding milieuzone;
  2. b. 3.1 onder d ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- of ruiterpaden;
  3. c. 3.1 onder h en toestaan dat een kleinschalig kampeerterrein bij een (voormalig) agrarisch bedrijf wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde agrarisch bedrijf of voormalig agrarisch bedrijf maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
    2. 2. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
    3. 3. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    4. 4. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    5. 5. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
    6. 6. parkeren plaatsvindt op het terrein van het agrarisch bedrijf;
    7. 7. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
    9. 9. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    10. 10. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
  4. d. 3.1 onder o ten behoeve van een buitenrijbak.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming:

  1. a. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van het realiseren van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van het verplaatsen van een landbouwbedrijf voor het realiseren van publieke belangen of dat er sprake is van een ondernemer die op de huidige locatie geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft en een volwaardig agrarisch bedrijf verplaatst naar een locatie waar wel ontwikkelingsmogelijkheden zijn, op voorwaarde dat het agrarisch bouwperceel als bestemming op de uitplaatsingslocatie(s) in Overijssel wordt opgeheven;
    2. 2. de gronden op de verbeelding niet zijn aangeduid als reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en als reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied;
    3. 3. de gronden niet zijn aangeduid als landschapswaarden;
    4. 4. de gronden niet zijn aangeduid als milieuzone;
    5. 5. uit onderzoek blijkt dat hergebruik van een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie niet tot de mogelijkheden behoort;
    6. 6. er sprake is van een duurzame en volwaardige locatie;
    7. 7. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
    8. 8. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
    9. 9. door de eigenaar schriftelijk is verklaard dat de bouw van de bedrijfswoning plaatsvindt nadat de bedrijfsgebouwen gerealiseerd zijn;
    10. 10. het nieuwe bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    11. 11. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de nieuwvestiging van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    12. 12. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d3]
  2. b. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    5. 5. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    6. 6. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d3]
  3. c. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de wijziging van de situering van het agrarisch bouwperceel van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien en voor zover de oppervlakte meer bedraagt dan 1,5 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    5. 5. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    6. 6. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d3]
  4. d. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied, met dien verstande dat:
    1. 1. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 ha;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    4. 4. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    6. 6. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    7. 7. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d3]
  5. e. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied, met dien verstande dat:
    1. 1. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    5. 5. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    6. 6. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d3]
  6. f. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van een intensieve veehouderij welke is weergegeven als sterlocatie, met dien verstande dat:
    1. 1. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 ha of zoveel meer als uit het oogpunt van bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is en wat betreft ruimtelijke inpassing mogelijk is;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    4. 4. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    6. 6. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    7. 7. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d3]
  7. g. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de wijziging van de situering van het agrarisch bouwperceel van een intensieve veehouderij met dien verstande dat:
    1. 1. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien en voor zover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 1,5 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    5. 5. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    6. 6. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d3]
  8. h. 'Wonen'in het kader van toepassing van de rood-voor-rood regeling in relatie tot een direct aansluitende bestemming en toestaan dat ten opzichte van het aantal op de direct aansluitende bestemming aanwezige woningen één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
    2. 2. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
    3. 3. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
    4. 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
    5. 5. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voorRood beleid 2015;
    6. 6. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    7. 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
    8. 8. het bepaalde in Artikel 31 Wonen van toepassing is;
  9. i. 'Bos', 'Natuur' en 'Water'.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarische bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1 een 'sterlocatie' is toegestaan;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2 de oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 1 ha mag bedragen, met dien verstande dat voor Porikweg 6 en 11 geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 1 ha mag bedragen en voor Porikweg 2 geldt dat de oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 1 ha mag bedragen;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 3 de oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 0,5 ha mag bedragen;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 4 de oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 0,25 ha mag bedragen;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 5 de oppervlakte van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan in onderstaande tabel is aangegeven:
      adres maximale oppervlakte in hectare(s) maximale oppervlakte in hectare(s) na wijziging
      Aaftinksweg 25 0,20 ha 0,25 ha
      Aaftinksweg 7 0,70 ha 1,00 ha
      Alsteedseweg 50 0,60 ha 1,00 ha
      Alsteedseweg 62 0,70 ha 1,00 ha
      Alsteedseweg 77 0,40 ha 0,50 ha
      Appelhofweg 3 0,80 ha 1,00 ha
      Appelhofweg 4 0,30 ha 1,00 ha
      Beckummerweg 48 0,20 ha 0,50 ha
      Beekweg 10 0,20 ha 1,00 ha
      Bosmatenweg 9 0,20 ha 1,00 ha
      Braamweg 11/11a 0,30 ha 0,50 ha
      Broekdijk 25 0,20 ha 1,00 ha
      Broekheurnerweg 33 0,70 ha 1,00 ha
      Broekheurnerweg 39 0,60 ha 1,00 ha
      Broekheurnerweg 41 0,70 ha 1,00 ha
      Broekheurnerweg 45 0,40 ha 1,00 ha
      Broekheurnerweg 86 0,40 ha 1,00 ha
      Buurserstraat 202 0,80 ha 1,00 ha
      Deelweg 9 0,30 ha 0,50 ha
      Derkingsweg 33 0,70 ha 1,00 ha
      Eibergsestraat 195 0,20 ha 0,50 ha
      Eibergsestraat 207 0,30 ha 0,25 ha
      Eibergsestraat 211 0,90 ha 1,00 ha
      Eibergsestraat 242 0,80ha 1,00 ha
      Haaksbergerweg 24-26 0,50 ha 1,00 ha
      Hanebulterweg 8 0,40 ha 1,00 ha
      Hegeveldweg 1 0,50 ha 1,00 ha
      Hofweg 10 0,30 ha 1,00 ha
      Höfterveldweg 8 0,20 ha 1,00 ha
      Huttenweg 14 0,20 ha 0,25 ha
      Knoefweg 16 0,30 ha 1,00 ha
      Laakmorsweg 9 0,90 ha 1,00 ha
      Lankheterweg 3 0,70 ha 1,00 ha
      Oldenkotsedijk 61 0,50 ha 1,00 ha
      Onlandsweg 10 0,60 ha 1,00 ha
      Oostendorperweg 5 0,20 ha 1,00 ha
      Oude Enschedeseweg 50 0,30 ha 0,50 ha
      Oude Enschedeseweg 73 0,20 ha 1,00 ha
      Peddedijk 50-52 0,90 ha 1,00 ha
      Urkerweg 7 0,30 ha 1,00 ha
      Urkerweg 8 0,30 ha 0,50 ha
      Veddersweg 6 0,80 ha 1,00 ha
      Veddersweg 8 0,70 ha 1,00 ha
      Veenrietweg 10a 0,30 ha 0,50 ha
      Veldsnijderweg 6 0,70 ha 1,00 ha
      Veldsnijderweg 12 0,20 ha 1,00 ha
      Wargerinksweg 4 0,80 ha 1,00 ha
      Wargerinksweg 7 0,30 ha
      Watermolenweg 12 0,70 ha 1,00 ha
      Watermolenweg 24 0,70 ha 1,00 ha
      Welmerweg 1 0,20 ha 0,50 ha
      Wennewickweg 3 0,50 ha 1,00 ha
    7. 7. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij of ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied, waarbij geldt dat indien en voor zover in onderstaande tabel een oppervlakte is aangegeven, de toegelaten oppervlakte ten behoeve van de intensieve veehouderij ten hoogste bedraagt de in de tabel aangegeven maximale oppervlakte;
      adres maximale oppervlakte
      Aaftinksweg 25 515 m2
      Eibergsestraat 211 7.650 m2
      Haaksbergerweg 24-26 2.367 m2
      Oude Enschedeseweg 56 2.765 m2
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding bedrijf, voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, de volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
      adres activiteit bestaande oppervlakte (exclusief bedrijfswoning) maximale oppervlakte
      Belthofsweg 10 metaalbedrijf 100 m2 100 m2
      Benteloseweg 20 installatiebedrijf 250 m2 500 m2
      Diepenheimseweg 32 agrarisch loonbedrijf 3.000 m2 3.000 m2
      Derkingsweg 37 veehandelsbedrijf 275 m2 550 m2
      Eibergsestraat 268 paardentrailers 270 m2 540 m2
      Enschedesestraat 199 kaasmakerij 50 m2 100 m2
      Goorsestraat 233 agrarisch loonbedrijf 345 m2 690 m2
      Goorsestraat 237 landbouw mechanisatiebedrijf 1.250 m2 1.250 m2
      Goorsestraat 243 aannemersbedrijf 418 m2 840 m2
      Kattendamseweg 9 aannemersbedrijf 240 m2 480 m2
      Wennewickweg 1 agrarisch loonbedrijf 770 m2 770 m2
  2. b. een kleinschalig kampeerterrein:
    1. 1. indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
    2. 2. alsmede ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' in welk geval in afwijking van het begrip kleinschalig kampeerterrein niet meer dan 10 kampeerplaatsen zijn toegestaan;
  3. c. boerderijkamers en boerderijappartementen, indien en voor zover deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  4. d. bed & breakfast in de bedrijfswoning en/of in een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
  5. e. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;
  6. f. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop vanaf boerderij en rondleidingen en dergelijke;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding creativiteitscentrum tevens een streekwinkel, cursus- en expositieruimte;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding maatschappelijk tevens een zorgboerderij;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie tevens een zend- en ontvangstmast ten behoeve van telefonie;
  10. j. een buitenrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  11. k. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  12. l. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende:

  1. m. gebouwen, niet zijnde een binnenrijhal;
  2. n. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. o. andere-werken;
  4. p. tuinen;
  5. q. erven;
  6. r. ontsluitingspaden;
  7. s. voorzieningen;
  8. t. agrarische gronden.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat er geen teeltondersteunende kassen mogen worden opgericht.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 4.1 onder a sub 7, ten behoeve van het binnen het betreffende agrarisch bouwperceel bouwen, geheel vernieuwen en in oppervlakte vergroten van bedrijfsgebouwen ingericht voor intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak daarvan uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
    2. 2. het aantal dierplaatsen niet wordt vergroot;
    3. 3. is aangetoond dat huisvesting van dieren elders binnen gebouwen of uitbreidingen daarvan binnen het bestaande agrarisch bouwperceel niet mogelijk is;
    4. 4. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee, geldt dat slechts medewerking wordt verleend, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
    5. 5. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    6. 6. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  2. b. 4.1 onder a sub 8 ten behoeve van het bouwen van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten binnen eenzelfde bouwperceel niet meer bedragen dan de in de tabel van 4.1onder a sub 8 opgenomen maximale oppervlakte;
    2. 2. de uitbreiding ten behoeve van de nevenfunctie landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    3. 3. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    4. 4. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van de niet-agrarische nevenactiviteiten meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit; [AbRS 22-4-2015 onder III d4]
  3. c. 4.1 onder m ten behoeve van de realisering van rijhallen, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte van een rijhal niet meer mag bedragen dan 1.000 m2;
    2. 2. de noodzaak door middel van een bedrijfsplan is aangetoond;
    3. 3. de goothoogte niet meer dan 5,00 m mag bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte niet meer dan 9,00 m mag bedragen;
    5. 5. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    6. 6. de rijhal landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. indien de oppervlakte van de rijhal meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de realisering van de rijhal in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit; [AbRS 22-4-2015 onder III d4]
  4. d. 4.2 aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.6onder a van de gebruiksregels is of wordt verleend;
  5. e. 4.2 aanhef ten behoeve van het realiseren van een trekkershut, met dien verstande dat:
    1. 1. dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van een kleinschalig kampeerterrein;
    2. 2. niet meer dan één trekkershut mag worden opgericht;
    3. 3. de trekkershut onderdeel uitmaakt van een wandel- of fietsstructuur;
    4. 4. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein mag niet meer dan 50 m bedragen;
    5. 5. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    6. 6. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
    7. 7. de goothoogte van een trekkershut niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
    8. 8. de bouwhoogte van een trekkershut niet meer dan 5,00 m mag bedragen;
    9. 9. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een goede landschappelijk een architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  6. f. 4.2.2 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte met niet meer dan 1,00 m, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  7. g. 4.2.2 onder c ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte met niet meer dan 2,00 m, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  8. h. 4.2.2 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking, mits dit ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  9. i. 4.2.2 onder i om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  10. j. 4.2.3 onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. een tweede bedrijfswoning nodig moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en verzorging van vee;
      • toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten; en/of
      • onregelmatige werktijden, bereikbaarheid en organisatorische efficiency;
    2. 2. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf (wat overeenkomt met een bedrijfsomvang van tenminste 120 nge), waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan tenminste twee arbeidskrachten;
    3. 3. aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten; wat dient te blijken uit een ondernemersplan dat is opgesteld door een agrarische adviesinstantie;
    4. 4. de tweede bedrijfswoning een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw, tenzij overige bebouwing of beplanting dit onmogelijk maakt;
    5. 5. op geen van de gevels van de woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
    6. 6. op het perceel niet eerder vergunning is verleend voor een tweede bedrijfswoning;
  11. k. 4.2.3 onder b en de definitie onder 1.144om toe te staan dat de inhoud wordt vergroot tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen en onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die bedrijfswoning;
    2. 2. de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling inpandig toegankelijk zijn;
    3. 3. sprake is van één hoofdtoegang (het inwoongedeelte is slechts bereikbaar via het hoofdgedeelte van de woning; het inwoongedeelte beschikt niet over een eigen achteruitgang; tuindeuren zijn wel acceptabel);
    4. 4. de bedrijfswoning de verschijningsvorm van één woning behoudt;
    5. 5. het inwoongedeelte geen eigen zelfstandige berging heeft;
    6. 6. het inwoongedeelte niet beschikt over zelfstandige nutsvoorzieningen (tussenmeters zijn wel acceptabel);
    7. 7. de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet meer bedraagt dan 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning;
    8. 8. per bedrijfswoning sprake is van maximaal één inwoonsituatie;
  12. l. 4.2.3onder b ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de bedrijfswoning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van karakteristieke bebouwing;
    2. 2. één en ander bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij;
    3. 3. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  13. m. 4.2.3 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  14. n. 4.2.3 onder f om toe testaan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  15. o. 4.2.3 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  16. p. 4.2.4 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  17. q. 4.2.4 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  18. r. 4.2.4 onder d om toe testaan dat de goothoogte wordt verhoogd met niet meer dan 1,00 m;
  19. s. 4.2.4 onder f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2,00 m;
  20. t. 4.2.5 onder d om toe te staan dat de bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2,00 m;
  21. u. 4.2.5 onder e om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen worden vergroot tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en;
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd;
  22. v. 4.2.5 onder h ten behoeve van mestvergistingsinstallaties met een bouwhoogte van niet meer dan 10,00 m mits een omgevingsvergunning is of wordt verleend van het bepaalde in 4.6 onder g; [AbRS 22-4-2015 onder III d4]
  23. w. 4.2aanhef om toe te staan dat niet meer dan 500 m2 aan teeltondersteunende kassen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. 1. deze uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch' en/of de bestemming 'Agrarisch metwaarden - Landschap';
    2. 2. de gronden niet zijn aangeduid als landschapswaarden;
    3. 3. de oprichting van teeltondersteunende kassen landschappelijk wordt ingepast, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. indien meer dan 250 m2 aan teeltondersteunende kassen wordt opgericht, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de realisering van de kassen in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit. [AbRS 22-4-2015 onder III d4]

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. 4.1onder asub 8 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, de omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben;
  2. b. 4.1onder b ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde agrarisch bedrijf of voormalig agrarisch bedrijf maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
    2. 2. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
    3. 3. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    4. 4. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    5. 5. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente;
    6. 6. parkeren plaatsvindt op het terrein van het agrarisch bedrijf;
    7. 7. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
    9. 9. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    10. 10. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
    11. 11. deze bevoegdheid niet geldt voor gronden die grenzen aan gronden die in het ontwerpplan bestemd waren als 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap'; [AbRS 22-4-2015 onder III d5]
  3. c. 4.1onder c ten behoeve van boerderijkamers en boerderijappartementen, met dien verstande dat:
    1. 1. boerderijkamers en boerderijappartementen uitsluitend zijn toegestaan in karakteristieke bebouwing en de vestiging bijdraagt aan de instandhouding en/of het herstel van de karakteristiek van de betreffende bebouwing;
    2. 2. de oppervlakte van één boerderijkamer niet meer mag bedragen dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijkamers niet meer mag bedragen dan 300 m2;
    3. 3. de oppervlakte van één boerderijappartement mag niet meer bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijappartementen niet meer mag bedragen dan 300 m2;
    4. 4. in geval van een combinatie van boerderijkamers en boerderijappartementen mag de totale oppervlakte aan boerderijkamers en boerderijappartementen niet meer bedragen dan 300 m;
    5. 5. het aantal slaapplaatsen niet meer mag bedragen dan 15;
    6. 6. het parkeren plaats vindt op eigen terrein;
    7. 7. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
  4. d. 4.5.1onder d in samenhang met artikel 4.4 onder d om nevenactiviteiten toe te staan binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. toepassing niet leidt tot een groter agrarisch bouwperceel;
    2. 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    3. 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    4. 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    6. 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor nevenactiviteiten maximaal 350 m2 mag bedragen;
    8. 8. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    9. 9. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    10. 10. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    11. 11. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    12. 12. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    13. 13. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    14. 14. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    15. 15. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    16. 16. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    17. 17. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    18. 18. in aanvulling op het bepaalde onder 17 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    19. 19. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    20. 20. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    21. 21. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    22. 22. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in Bijlage 2VAB beleid 2011 van toepassing is;
    23. 23. deze bevoegdheid niet geldt voor gronden die grenzen aan gronden die in het ontwerpplan bestemd waren als 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap'; [AbRS 22-4-2015 onder III d5]
  5. e. 4.5.1onder e ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw bij de bedrijfswoning, mits:
    1. 1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
    2. 2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2, met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
    3. 3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    4. 4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
    5. 5. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bestaande behoefte aan mantelzorg;
  6. f. 4.5.1onder f ten behoeve van een kampeerboerderij, met dien verstande dat:
    1. 1. de kampeerboerderij wordt gebruikt voor het laten overnachten van groepen personen;
    2. 2. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    3. 3. het perceel is gelegen binnen de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    4. 4. deze bevoegdheid niet geldt voor gronden die grenzen aan gronden die in het ontwerpplan bestemd waren als 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap'; [AbRS 22-4-2015 onder III d5]
  7. g. 4.5.1onder h ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van een van de volgende wijzen van mestvergisting in een installatie met een capaciteit van minder dan 100.000 kg per dag:
    1. 1. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstig co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    2. 2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
    3. 3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
    4. 4. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    5. 5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast. [AbRS 22-4-2015 onder III d6]
  8. h. 4.5.1 onder i ten behoeve van het be- en verwerken van mest, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    1. 1. be- en verwerking van mest is toegestaan tot een capaciteit van maximaal 25.000 ton op jaarbasis;
    2. 2. be- of verwerking van mest van derden is niet toegestaan met dien verstande dat tenminste 40% van de mest afkomstig dient te zijn van het eigen bedrijf; [AbRS 22-4-2015 onder III d7]
    3. 3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
    4. 4. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    5. 5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
  9. i. 4.5.1 onder j voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    1. 1. de bedrijfswoning niet meer als zodanig in gebruik is;
    2. 2. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch -Agrarisch bedrijf' wijzigen:

  1. a. en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1opnemen, met dien verstande dat;
    1. 1. percelen niet zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied;
    2. 2. uit een bedrijfsontwikkelingsplan blijkt dat het bedrijf binnen 12 jaar doorgroeit tot minimaal 175 nge, waarbij ingeval van een gemengd bedrijf de intensieve bedrijfstak doorgroeit tot minimaal 140 nge;
    3. 3. er een beschikbare omgevingsruimte is tot minimaal 175 nge en ingeval van een gemengd bedrijf de intensieve bedrijfstak tot minimaal 140 nge;
    4. 4. het perceel niet gelegen is binnen of binnen een afstand van 250 m van de bestemming 'Natuur';
    5. 5. het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    6. 6. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    7. 7. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d8]
  2. b. en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2opnemen, met dien verstande dat;
    1. 1. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
    2. 2. het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
    3. 3. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d8]
  3. c. en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 3opnemen, met dien verstande dat;
    1. 1. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
    2. 2. het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
    3. 3. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d8]
  4. d. en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 4opnemen, met dien verstande dat;
    1. 1. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
    2. 2. het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
    3. 3. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d8]
  5. e. en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1, specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2, specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 3 of specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 4 verwijderen, met dien verstande dat:
    1. 1. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
    2. 2. het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
    3. 3. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.
  6. f. en ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 5 de maximale oppervlakte vergroten, met dien verstande dat;
    1. 1. de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan de in tabel4.1 onder a sub 6 opgenomen maximale oppervlakte;
    2. 2. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
    3. 3. het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
    4. 4. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d8]
  7. g. in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. vast is komen te staan dat er geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd;
    2. 2. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig agrarisch bouwperceel worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
    3. 3. de agrarische gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden geschaad;
    4. 4. het aantal woningen binnen elk bestemmingsvlak niet mag worden vergroot;
    5. 5. het bepaalde in Artikel 31 Wonenis van overeenkomstige toepassing;
  8. h. en uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, één of twee extra woningen toestaan,met dien verstande dat:
    1. 1. één woning extra is toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, of
    2. 2. twee woningen extra zijn toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt;

met dien verstande dat voor het genoemde onder 1 en 2 geldt dat:

      • er sprake is van karakteristieke bebouwing;
      • per geval de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedraagt dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
      • de extra woning of woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
      • de extra woning of woningen bijdragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
      • op geen van de gevels van een extra woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  1. i. in de bestemming 'Wonen' en de direct aansluitende gebiedsbestemming en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
    2. 2. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
    3. 3. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
    4. 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
    5. 5. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voorRood beleid 2015;
    6. 6. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    7. 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
    8. 8. het bepaalde in Artikel 31 Wonen van toepassing is;
  2. j. en de aanduiding bedrijf ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten opnemen, met dien verstande dat:
    1. 1. toepassing niet leidt tot een groter agrarisch bouwperceel;
    2. 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    3. 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    4. 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    6. 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    9. 9. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    10. 10. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    11. 11. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    12. 12. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    13. 13. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    14. 14. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    15. 15. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    16. 16. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    17. 17. in aanvulling op het bepaalde onder 16 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    18. 18. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    19. 19. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    20. 20. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    21. 21. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in Bijlage 2VAB beleid 2011van toepassing is;
  3. k. en de aanduiding maatschappelijk ten behoeve van een zorgboerderij opnemen, met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond; [AbRS 22-4-2015 onder III d8]
  4. l. in de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' en de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    2. 2. met een inrichtingsplan de landschappelijke inpassing wordt aangetoond; [AbRS 22-4-2015 onder III d8]
  5. m. in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' en de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    2. 2. met een inrichtingsplan de landschappelijke inpassing wordt aangetoond; [AbRS 22-4-2015 onder III d8]
  6. n. in een bedrijfsbestemming, een maatschappelijke bestemming of een recreatieve bestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. toepassing niet leidt tot een groter bestemmingsvlak;
    2. 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    3. 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    4. 4. de bebouwing ten behoeve van de vervolgactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    6. 6. de vervolgactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    9. 9. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    10. 10. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    11. 11. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    12. 12. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    13. 13. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    14. 14. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    15. 15. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    16. 16. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de vervolgactiviteit;
    17. 17. in aanvulling op het bepaalde onder 16 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2.

Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een kwekerij;
  2. b. een kleinschalig kampeerterrein, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  3. c. bed & breakfast in de bedrijfswoning en/of in een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
  4. d. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;
  5. e. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop vanaf boerderij en rondleidingen en dergelijke;
  6. f. een buitenrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  7. g. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  8. h. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende:

  1. i. gebouwen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. k. andere-werken;
  4. l. teeltondersteunende voorzieningen;
  5. m. tuinen;
  6. n. erven;
  7. o. ontsluitingspaden;
  8. p. voorzieningen;
  9. q. teeltgronden.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 5.2 aanhef ten behoeve van het realiseren van een trekkershut, met dien verstande dat:
    1. 1. dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van een kleinschalig kampeerterrein;
    2. 2. niet meer dan één trekkershut mag worden opgericht;
    3. 3. de trekkershut onderdeel uitmaakt van een wandel- of fietsstructuur;
    4. 4. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein mag niet meer dan 50 m bedragen;
    5. 5. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    6. 6. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
    7. 7. de goothoogte van een trekkershut niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
    8. 8. de bouwhoogte van een trekkershut niet meer dan 5,00 m mag bedragen;
    9. 9. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een goede landschappelijk een architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  2. b. 5.2.2 onder b ten behoeve van een vergroting van de goothoogte met niet meer dan 1,00 m, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  3. c. 5.2.2 onder c ten behoeve van een vergroting van de bouwhoogte met niet meer dan 2,00 m, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  4. d. 5.2.2 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  5. e. 5.2.2 onder e om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  6. f. 5.2.3 onder b de definitie onder 1.144 om toe te staan dat de inhoud wordt vergroot tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen en onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die bedrijfswoning;
    2. 2. de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling inpandig toegankelijk zijn;
    3. 3. sprake is van één hoofdtoegang (het inwoongedeelte is slechts bereikbaar via het hoofdgedeelte van de woning; het inwoongedeelte beschikt niet over een eigen achteruitgang; tuindeuren zijn wel acceptabel);
    4. 4. de bedrijfswoning de verschijningsvorm van één woning behoudt;
    5. 5. het inwoongedeelte geen eigen zelfstandige berging heeft;
    6. 6. het inwoongedeelte niet beschikt over zelfstandige nutsvoorzieningen (tussenmeters zijn wel acceptabel);
    7. 7. de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet meer bedraagt dan 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning;
    8. 8. per bedrijfswoning sprake is van maximaal één inwoonsituatie;
  7. g. 5.2.3onder b ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de bedrijfswoning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van karakteristieke bebouwing;
    2. 2. één en ander bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij;
    3. 3. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  8. h. 5.2.3 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  9. i. 5.2.3 onder f om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  10. j. 5.2.3 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  11. k. 5.2.4 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  12. l. 5.2.4 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  13. m. 5.2.4 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  14. n. 5.2.4 onder e, f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  15. o. 5.2.5 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd;
  16. p. 5.2 aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.6van de gebruiksregels is of wordt verleend.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 5.1 onder b ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde agrarisch bedrijf of voormalig agrarisch bedrijf maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
    2. 2. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
    3. 3. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    4. 4. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    5. 5. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
    6. 6. parkeren plaatsvindt op het terrein van het agrarisch bedrijf;
    7. 7. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
    9. 9. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    10. 10. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan; [AbRS 22-4-2015 onder III d9]
  2. b. 5.5.1 onder c, om nevenactiviteiten toe te staan binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. toepassing niet leidt tot een groter agrarisch bouwperceel;
    2. 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    3. 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    4. 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    6. 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor nevenactiviteiten maximaal 350 m2 mag bedragen;
    8. 8. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    9. 9. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    10. 10. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    11. 11. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    12. 12. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    13. 13. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    14. 14. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    15. 15. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    16. 16. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    17. 17. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    18. 18. in aanvulling op het bepaalde onder 17 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    19. 19. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    20. 20. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    21. 21. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    22. 22. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in Bijlage 2VAB beleid 2011 van toepassing is;
  3. c. 5.5.1 onder d ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw bij de bedrijfswoning, mits:
    1. 1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
    2. 2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2, met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
    3. 3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    4. 4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
    5. 5. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bestaande behoefte aan mantelzorg;
  4. d. 5.5.1 onder e voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    1. 1. de bedrijfswoning niet meer als zodanig in gebruik is;
    2. 2. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch -Kwekerij' wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig agrarisch bouwperceel worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
    2. 2. de agrarische gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. het aantal woningen binnen elk agrarisch bouwperceel niet wordt vergroot;
  2. b. in de bestemming 'Wonen' en de direct aansluitende gebiedsbestemming en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
    2. 2. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
    3. 3. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
    4. 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
    5. 5. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voorRood beleid 2015;
    6. 6. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    7. 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
    8. 8. het bepaalde in Artikel 31 Wonen van toepassing is;
  3. c. en uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, één of twee extra woningen toestaan,met dien verstande dat:
    1. 1. één woning extra is toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, of
    2. 2. twee woningen extra zijn toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt;

met dien verstande dat voor het genoemde onder 1 en 2 geldt dat

      • er sprake is van karakteristieke bebouwing;
      • per geval de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedraagt dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
      • de extra woning of woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
      • de extra woning of woningen bijdragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
      • op geen van de gevels van een extra woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  1. d. en de aanduiding maatschappelijk ten behoeve van een zorgboerderij opnemen, met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond.

Artikel 6 Agrarisch - Mesttransportbedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Mesttransportbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van een mesttransportbedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van een mesttransportbedrijf is toegestaan;
  2. b. een kleinschalig kampeerterrein, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  3. c. bed & breakfast in de bedrijfswoning en/of in een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
  4. d. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;
  5. e. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop vanaf boerderij en rondleidingen en dergelijke;
  6. f. een buitenrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  7. g. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  8. h. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende:

  1. i. gebouwen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. k. andere-werken;
  4. l. teeltondersteunende voorzieningen;
  5. m. tuinen;
  6. n. erven;
  7. o. ontsluitingspaden;
  8. p. voorzieningen;
  9. q. teeltgronden.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Mesttransportbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 6.2 aanhef ten behoeve van het realiseren van een trekkershut, met dien verstande dat:
    1. 1. dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van een kleinschalig kampeerterrein;
    2. 2. niet meer dan één trekkershut mag worden opgericht;
    3. 3. de trekkershut onderdeel uitmaakt van een wandel- of fietsstructuur;
    4. 4. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein mag niet meer dan 50 m bedragen;
    5. 5. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    6. 6. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
    7. 7. de goothoogte van een trekkershut niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
    8. 8. de bouwhoogte van een trekkershut niet meer dan 5,00 m mag bedragen;
    9. 9. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een goede landschappelijk een architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  2. b. 6.2.2 onder c ten behoeve van een vergroting van de goothoogte met niet meer dan 1,00 m, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  3. c. 6.2.2 onder d ten behoeve van een vergroting van de bouwhoogte met niet meer dan 2,00 m, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  4. d. 6.2.2 onder e ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  5. e. 6.2.2 onder f om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  6. f. 6.2.3 onder b de definitie onder 1.144om toe te staan dat de inhoud wordt vergroot tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen en onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die bedrijfswoning;
    2. 2. de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling inpandig toegankelijk zijn;
    3. 3. sprake is van één hoofdtoegang (het inwoongedeelte is slechts bereikbaar via het hoofdgedeelte van de woning; het inwoongedeelte beschikt niet over een eigen achteruitgang; tuindeuren zijn wel acceptabel);
    4. 4. de bedrijfswoning de verschijningsvorm van één woning behoudt;
    5. 5. het inwoongedeelte geen eigen zelfstandige berging heeft;
    6. 6. het inwoongedeelte niet beschikt over zelfstandige nutsvoorzieningen (tussenmeters zijn wel acceptabel);
    7. 7. de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet meer bedraagt dan 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning;
    8. 8. per bedrijfswoning sprake is van maximaal één inwoonsituatie;
  7. g. 6.2.3onder b ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de bedrijfswoning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van karakteristieke bebouwing;
    2. 2. één en ander bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij;
    3. 3. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  8. h. 6.2.3 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  9. i. 6.2.3 onder f om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  10. j. 6.2.3 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  11. k. 6.2.4 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  12. l. 6.2.4 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  13. m. 6.2.4 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  14. n. 6.2.4 onder e, f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  15. o. 6.2.5 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd;
  16. p. 6.2 aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.6van de gebruiksregels is of wordt verleend.

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 6.1 onder b ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde agrarisch bedrijf of voormalig agrarisch bedrijf maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
    2. 2. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
    3. 3. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    4. 4. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    5. 5. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
    6. 6. parkeren plaatsvindt op het terrein van het agrarisch bedrijf;
    7. 7. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
    9. 9. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    10. 10. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
  2. b. 6.5.1 onder c , om nevenactiviteiten toe te staan binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. toepassing niet leidt tot een groter agrarisch bouwperceel;
    2. 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    3. 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    4. 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    6. 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor nevenactiviteiten maximaal 350 m2 mag bedragen;
    8. 8. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    9. 9. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    10. 10. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    11. 11. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    12. 12. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    13. 13. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    14. 14. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    15. 15. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    16. 16. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    17. 17. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    18. 18. in aanvulling op het bepaalde onder 17 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    19. 19. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    20. 20. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    21. 21. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    22. 22. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in Bijlage 2VAB beleid 2011 van toepassing is;
  3. c. 6.5.1 onder d ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw bij de bedrijfswoning, mits:
    1. 1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
    2. 2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2, met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
    3. 3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    4. 4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
    5. 5. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bestaande behoefte aan mantelzorg;
  4. d. 6.5.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage5 Erfinrichtingsplan Kolleweg 7, andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 5 Erfinrichtingsplan Kolleweg 7opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 5 Erfinrichtingsplan Kolleweg 7genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch -Mesttransportbedrijf' wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig agrarisch bouwperceel worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
    2. 2. de agrarische gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. het aantal woningen binnen elk agrarisch bouwperceel niet wordt vergroot;
  2. b. in de bestemming 'Wonen' en de direct aansluitende gebiedsbestemming en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
    2. 2. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
    3. 3. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
    4. 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
    5. 5. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voorRood beleid 2015;
    6. 6. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    7. 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
    8. 8. het bepaalde in Artikel 31 Wonen van toepassing is;
  3. c. en uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, één of twee extra woningen toestaan,met dien verstande dat:
    1. 1. één woning extra is toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, of
    2. 2. twee woningen extra zijn toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt;

met dien verstande dat voor het genoemde onder 1 en 2 geldt dat

      • er sprake is van karakteristieke bebouwing;
      • per geval de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedraagt dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
      • de extra woning of woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
      • de extra woning of woningen bijdragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
      • op geen van de gevels van een extra woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  1. d. en de aanduiding maatschappelijk ten behoeve van een zorgboerderij opnemen, met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond.

Artikel 7 Agrarisch - Paardenhouderij

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een paardenhouderij, met dien verstande dat:
    1. 1. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardenhouderij is toegestaan:
      • waaronder begrepen de stalling van pensionpaarden;
      • niet zijnde een manege;
      • niet zijnde rijhallen;
    2. 2. de oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 1 ha mag bedragen, met dien verstande dat voor het perceel Kwekerijweg 5 de oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 0,2 ha mag bedragen;
  2. b. een kleinschalig kampeerterrein, indien en voor zover dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  3. c. bed & breakfast in de bedrijfswoning en/of in een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
  4. d. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;
  5. e. landschappelijke inpassing;
  6. f. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding hovenier tevens een hoveniersbedrijf;

met daarbijbehorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. j. buitenrijbakken, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  4. k. tuinen;
  5. l. erven;
  6. m. ontsluitingspaden;
  7. n. voorzieningen;
  8. o. agrarische gronden.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 7.1 onder a ten behoeve van de realisering van rijhallen, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte van een rijhal niet meer mag bedragen dan 1.000 m2;
    2. 2. de noodzaak door middel van een bedrijfsplan is aangetoond;
    3. 3. de goothoogte niet meer dan 5,00 m mag bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte niet meer dan 9,00 m mag bedragen;
    5. 5. herbenutting van de bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    6. 6. de rijhal landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. indien de oppervlakte van de rijhal meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de realisering van de rijhal in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  2. b. 7.2 aanhef ten behoeve van het realiseren van een trekkershut, met dien verstande dat:
    1. 1. dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van een kleinschalig kampeerterrein;
    2. 2. niet meer dan één trekkershut mag worden opgericht;
    3. 3. de trekkershut onderdeel uitmaakt van een wandel- of fietsstructuur;
    4. 4. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein mag niet meer dan 50 m bedragen;
    5. 5. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    6. 6. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
    7. 7. de goothoogte van een trekkershut niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
    8. 8. de bouwhoogte van een trekkershut niet meer dan 5,00 m mag bedragen;
    9. 9. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een goede landschappelijk een architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  3. c. 7.2.2 onder b ten behoeve van het verhogen van de goothoogte met niet meer dan 1,00 m, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  4. d. 7.2.2 onder c ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte met niet meer dan 2,00 m, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  5. e. 7.2.2 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  6. f. 7.2.2 onder e om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  7. g. 7.2.2 onder f om toe te staan dat niet meer dan 1.670 m2 gebouwd mag worden ten behoeve van hoveniersactiviteiten ter plaatse van de aanduiding hovenier;
  8. h. 7.2.3 onder b en de definitie onder 1.144 om toe te staan dat de inhoud wordt vergroot tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  9. i. 7.2.3onder b ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de bedrijfswoning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van karakteristieke bebouwing;
    2. 2. één en ander bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij;
    3. 3. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  10. j. 7.2.3 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  11. k. 7.2.3 onder f om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  12. l. 7.2.3 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  13. m. 7.2.4 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  14. n. 7.2.4 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  15. o. 7.2.4 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  16. p. 7.2.4 onder e, f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  17. q. 7.2.5 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd;
  18. r. 7.2 aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.6van de gebruiksregels is of wordt verleend.

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 7.1 onder b ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde agrarisch bedrijf of voormalig agrarisch bedrijf maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
    2. 2. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
    3. 3. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    4. 4. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    5. 5. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
    6. 6. parkeren plaatsvindt op het terrein van het agrarisch bedrijf;
    7. 7. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
    9. 9. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    10. 10. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
  2. b. 7.5.1 onder c, om nevenactiviteiten toe te staan binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. toepassing niet leidt tot een groter agrarisch bouwperceel;
    2. 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    3. 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    4. 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    6. 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor nevenactiviteiten maximaal 350 m2 mag bedragen;
    8. 8. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    9. 9. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    10. 10. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    11. 11. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    12. 12. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    13. 13. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    14. 14. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    15. 15. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    16. 16. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    17. 17. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    18. 18. in aanvulling op het bepaalde onder 17 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    19. 19. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    20. 20. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    21. 21. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    22. 22. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in Bijlage 2VAB beleid 2011 van toepassing is;
  3. c. 7.5.1 onder d ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw bij de bedrijfswoning, mits:
    1. 1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
    2. 2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2, met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
    3. 3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    4. 4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
    5. 5. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bestaande behoefte aan mantelzorg.
  4. d. 7.5.1 onder e voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    1. 1. de bedrijfswoning niet meer als zodanig in gebruik is;
    2. 2. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch -Paardenhouderij' wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig agrarisch bouwperceel worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
    2. 2. de agrarische gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. het aantal woningen binnen elk agrarisch bouwperceel niet wordt vergroot;
    4. 4. het aantal woningen binnen elk bestemmingsvlak niet mag worden vergroot;
    5. 5. het bepaalde in Artikel 31 Wonenvan overeenkomstige toepassing is;
  2. b. in de bestemming 'Wonen' en de direct aansluitende gebiedsbestemming en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
    2. 2. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
    3. 3. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
    4. 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
    5. 5. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voorRood beleid 2015;
    6. 6. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    7. 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
    8. 8. het bepaalde in Artikel 31 Wonen van toepassing is;
  3. c. en uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, één of twee extra woningen toestaan,met dien verstande dat:
    1. 1. één woning extra is toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, of
    2. 2. twee woningen extra zijn toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt;

met dien verstande dat voor het genoemde onder 1 en 2 geldt dat

      • er sprake is van karakteristieke bebouwing;
      • per geval de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedraagt dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
      • de extra woning of woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
      • de extra woning of woningen bijdragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
      • op geen van de gevels van een extra woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  1. d. en de aanduiding maatschappelijk ten behoeve van een zorgboerderij opnemen, met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond.

Artikel 8 Agrarisch Met Waarden - Landschap

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf - niet zijnde de opslag van veevoer en agrarische producten -, met uitzondering van een boomkwekerij, houtteelt-, sierteelt-, bollenteelt- of fruitteeltbedrijf;
  2. b. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;
  3. c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
  4. d. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  5. e. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  6. f. extensieve (dag)recreatie;
  7. g. de instandhouding van landschapselementen;
  8. h. een kleinschalig kampeerterrein:
    1. 1. indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' in welk geval in afwijking van het begrip kleinschalig kampeerterrein niet meer dan 10 kampeerplaatsen zijn toegestaan;
  9. i. een buitenrijbak, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding landschapswaarden het behoud en de bescherming van de landschappelijke waarde zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf (essen en steilranden);
  11. k. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - veldschuur een veldschuur;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwekerij de uitoefening van een sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf inclusief teeltondersteunende voorzieningen;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding park een herdenkingspark;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein tevens een parkeerterrein, met dien verstande dat het parkeerterrein aan de Alsteedseweg ten noorden van het bestemmingsvlak 'Detailhandel' (nr. 64-66) is bestemd voor incidenteel parkeren;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie een zend- en ontvangstinstallatie ten behoeve van de geleding van luchtverkeer;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding vulpunt lpg een vulpunt lpg;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' een boomkwekerij inclusief teeltondersteunende voorzieningen;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslagruimte' een bedrijfsgebouw ten behoeve van een boomkwekerijbedrijf;
  19. s. een voorziening voor de opslag van mest, kuilvoerplaat en sleufsilo's, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen (vastgesteld d.d. 2 juli 2013) en op een legale wijze tot stand is gekomen;

met daarbijbehorende:

  1. t. bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat voorzieningen ten behoeve van buitenrijbakken, de opslag van mest, kuilvoerplaten en sleufsilo's niet zijn toegestaan, met dien verstande dat een buitenrijbak die reeds aanwezig is ten tijde van het ontwerpplan en die legaal tot stand is gekomen mag worden gehandhaafd;
  2. u. andere-werken;
  3. v. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de landschappelijke waarden van het gebied;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de externe veiligheid.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 8.1 onder i ten behoeve van het gebruiken van de gronden als buitenrijbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  2. b. 8.2aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van overschrijding van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' door bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden;
    2. 2. de overschrijding niet meer dan 20 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel niet wordt vergroot;
    4. 4. de noodzaak hiertoe, uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    5. 5. dit niet geldt voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied (behoudens voor uitbreidingen in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid);
    6. 6. de goothoogte van een gebouw niet meer dan 6,00 m mag bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 10,00 m mag bedragen;
    8. 8. de bouwhoogte van een ander-bouwwerk niet meer dan 2,00 m mag bedragen;
    9. 9. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  3. c. 8.2aanhef en toestaan dat bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van mestopslag, kuilvoeropslag en andere silo's ten dienste van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' worden gebouwd op een afstand van niet meer dan 25 m van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', met dien verstande dat:
    1. 1. niet meer dan één bouwwerk voor mestopslag, tot een gezamenlijke inhoud van niet meer dan 1.000 m3 en een bouwhoogte van niet meer dan 5,00 m mag worden gebouwd; [AbRS 22-4-2015 onder III d10]
    2. 2. kuilvoeropslag en andere silo's dan voor mestopslag, tot een gezamenlijke oppervlakte van 800 m2 bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van niet meer dan 2,00 m mag worden gebouwd;
      met dien verstande dat:
      • per geval de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het agrarisch bouwperceel is aangetoond;
      • in voorkomend geval artikel41 (Algemene bouwregels) van toepassing is;
  4. d. 8.2 aanhef ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden, met dien verstande dat:
    1. 1. de gronden niet zijn aangeduid als landschapswaarden;
    2. 2. de gronden niet zijn aangeduid als milieuzone;
    3. 3. op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden met een oppervlakte van niet minder dan 1 ha, niet meer dan 1 schuilgelegenheid wordt gebouwd;
    4. 4. er geen redelijk alternatief bestaat voor de schuilgelegenheid binnen het aangrenzende bouwperceel;
    5. 5. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden niet minder dan 25 m bedraagt;
    6. 6. voor zover een perceel grenst aan een houtsingel, -wal of een bosrand dient de schuilgelegenheid binnen een afstand van 25 m uit die houtsingel, -wal of bosrand te worden gebouwd, dan wel voor zover een perceel grenst aan een openbare weg dient de schuilgelegenheid binnen een afstand van 100 m uit de as van die weg te worden gebouwd;
    7. 7. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een goede landschappelijk een architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    8. 8. de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer bedraagt dan 15 m2, de goothoogte niet meer dan 2,50 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4,00 m bedraagt;
    9. 9. in afwijking van het bepaalde onder 8.1 onder a een schuilgelegenheid tevens mag worden gebruikt ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
    10. 10. een schuilgelegenheid uitsluitend mag worden gebouwd met een kap met hellende dakvlakken;
    11. 11. een gebouw uitsluitend mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 41 (Algemene bouwregels);
  5. e. 8.2 aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.6van de gebruiksregels is of wordt verleend.

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 8.1 onder a ten behoeve van een boomkwekerij-, houtteelt-, sierteelt-, bollenteelt- en/of een fruitteeltbedrijf, met dien verstande dat de gronden niet zijn aangeduid als landschapswaarden en/of de gebiedsaanduiding milieuzone;
  2. b. 8.1 onder d ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- of ruiterpaden;
  3. c. 8.1 onder h en toestaan dat een kleinschalig kampeerterrein bij een (voormalig) agrarisch bedrijf wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde agrarisch bedrijf of voormalig agrarisch bedrijf maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
    2. 2. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
    3. 3. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    4. 4. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    5. 5. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
    6. 6. parkeren plaatsvindt op het terrein van het agrarisch bedrijf;
    7. 7. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
    9. 9. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    10. 10. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan; [AbRS 22-4-2015 onder III d11]
  4. d. 8.1 onder i ten behoeve van een buitenrijbak;
  5. e. 8.1ten behoeve van het plaatsen van zonnepanelen voor de opwekking van energie, indien en voor zover:
    1. 1. de zonnepanelen aantoonbaar niet op een dakvlak kunnen worden geplaatst dan wel er sprake is van een dakvlak met een verschijningsvorm dat onaangetast dient te blijven;
    2. 2. de zonnepanelen landschappelijk ingepast worden volgens de gebiedskenmerken;
    3. 3. de zonnepanelen niet gebruikt worden door bedrijven die hoofdzakelijk zijn gericht op energieopwekking;
    4. 4. het grondperceel waarop de zonnepanelen staat maximaal 625 m2 bedraagt;
    5. 5. de hoogte van de zonnepanelen maximaal 2,5 m bedraagt.

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden -Landschap' wijzigen in de bestemming:

  1. a. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van het realiseren van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van het verplaatsen van een landbouwbedrijf voor het realiseren van publieke belangen of dat er sprake is van een ondernemer die op de huidige locatie geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft en een volwaardig agrarisch bedrijf verplaatst naar een locatie waar wel ontwikkelingsmogelijkheden zijn, op voorwaarde dat het agrarisch bouwperceel als bestemming op de uitplaatsingslocatie(s) in Overijssel wordt opgeheven;
    2. 2. de gronden niet zijn aangeduid als reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en als reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied;
    3. 3. de gronden niet zijn aangeduid als landschapswaarden;
    4. 4. de gronden niet zijn aangeduid als milieuzone;
    5. 5. uit onderzoek blijkt dat hergebruik van een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie niet tot de mogelijkheden behoort;
    6. 6. er sprake is van een duurzame en volwaardige locatie;
    7. 7. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
    8. 8. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
    9. 9. door de eigenaar schriftelijk is verklaard dat de bouw van de bedrijfswoning plaatsvindt nadat de bedrijfsgebouwen gerealiseerd zijn;
    10. 10. het nieuwe bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    11. 11. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de nieuwvestiging van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    12. 12. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d12]
  2. b. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d12]
  3. c. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de wijziging van de situering van het agrarisch bouwperceel van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien en voor zover de oppervlakte meer bedraagt dan 1,5 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d12]
  4. d. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied, met dien verstande dat:
    1. 1. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    5. 5. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    6. 6. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d12]
  5. e. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1 ten behoeve van een sterlocatie, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1,5 ha of zoveel meer als uit het oogpunt van bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is en wat betreft ruimtelijke inpassing mogelijk is;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    5. 5. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d12]
  6. f. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de wijziging van de situering van het agrarisch bouwperceel van een intensieve veehouderij met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien en voor zover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 1,5 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven. [AbRS 22-4-2015 onder III d12]
  7. g. 'Wonen'in het kader van toepassing van de rood-voor-rood regeling in relatie tot een direct aansluitende bestemming en toestaan dat ten opzichte van het aantal op de direct aansluitende bestemming aanwezige woningen één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
    2. 2. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
    3. 3. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
    4. 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
    5. 5. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voorRood beleid 2015;
    6. 6. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    7. 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
    8. 8. het bepaalde in Artikel 31 Wonen van toepassing is;
  8. h. 'Bos', 'Natuur' en 'Water'.

Artikel 9 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf - niet zijnde de opslag van veevoer en agrarische producten -, met uitzondering van een boomkwekerij, houtteelt-, sierteelt-, bollenteelt- of fruitteeltbedrijf;
  2. b. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;
  3. c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
  4. d. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  5. e. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  6. f. extensieve (dag)recreatie;
  7. g. de instandhouding van landschapselementen;
  8. h. een kleinschalig kampeerterrein, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  9. i. een buitenrijbak, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  10. j. een voorziening voor de opslag van mest, kuilvoerplaat en sleufsilo's, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen (vastgesteld d.d. 2 juli 2013) en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein tevens een parkeerterrein;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding landschapswaarden tevens het behoud en de bescherming van de landschappelijke waarde zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf (essen en steilranden);
  13. m. ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie een zend- en ontvangstinstallatie ten behoeve van de geleding van luchtverkeer;

met daarbijbehorende:

  1. n. bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat voorzieningen ten behoeve van de opslag van buitenrijbakken, mest, kuilvoerplaten en sleufsilo's niet zijn toegestaan, met dien verstande dat een buitenrijbak die reeds aanwezig is ten tijde van het ontwerpplan en legaal tot stand is gekomen mag worden gehandhaafd;
  2. o. andere-werken;
  3. p. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden

mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de externe veiligheid.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 9.1 onder i ten behoeve van het gebruiken van de gronden als buitenrijbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins; en toestaandat voorzieningen ten behoeve van buitenrijbakken worden aangelegd;
  2. b. 9.2aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van overschrijding van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' door bebouwing, niet zijnde mestopslag, kuilvoeropslag en andere silo's, met dien verstande dat:
    1. 1. de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden;
    2. 2. de overschrijding niet meer dan 20 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel niet wordt vergroot;
    4. 4. de noodzaak hiertoe, uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    5. 5. dit niet geldt voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied (behoudens voor uitbreiding in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid);
    6. 6. de goothoogte van een gebouw niet meer dan 6,00 m mag bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 10,00 m mag bedragen;
    8. 8. de bouwhoogte van een ander-bouwwerk niet meer dan 2,00 m mag bedragen;
    9. 9. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  3. c. 9.2aanhef om toe te staan dat bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van kuilvoeropslag en andere silo's ten dienste van de bestemming 'Agrarisch -Agrarisch bedrijf' worden gebouwd op een afstand van niet meer dan 25 m van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', met dien verstande dat:
    1. 1. mestopslagvoorzieningen niet zijn toegestaan;
    2. 2. kuilvoeropslag en andere silo's dan voor mestopslag, tot een gezamenlijke oppervlakte van 800 m2 bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van niet meer dan 2,00 m mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • per geval de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het agrarisch bouwperceel is aangetoond;
      • in voorkomend geval artikel 41(Algemene bouwregels) van toepassing is;
  4. d. 9.2 aanhef ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden, met dien verstande dat:
    1. 1. de gronden niet zijn aangeduid als landschapswaarden;
    2. 2. de gronden niet zijn aangeduid als milieuzone;
    3. 3. op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden met een oppervlakte van niet minder dan 1 ha, niet meer dan 1 schuilgelegenheid wordt gebouwd;
    4. 4. er geen redelijk alternatief bestaat voor de schuilgelegenheid binnen het aangrenzende bouwperceel;
    5. 5. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden niet minder dan 25 m bedraagt;
    6. 6. voor zover een perceel grenst aan een houtsingel, -wal of een bosrand dient de schuilgelegenheid binnen een afstand van 25 m uit die houtsingel, -wal of bosrand te worden gebouwd, dan wel voor zover een perceel grenst aan een openbare weg dient de schuilgelegenheid binnen een afstand van 100 m uit de as van die weg te worden gebouwd;
    7. 7. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een goede landschappelijk een architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    8. 8. de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer bedraagt dan 15 m2, de goothoogte niet meer dan 2,50 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4,00 m bedraagt;
    9. 9. in afwijking van het bepaalde onder 9.1 onder a een schuilgelegenheid tevens mag worden gebruikt ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
    10. 10. een schuilgelegenheid uitsluitend mag worden gebouwd met een kap met hellende dakvlakken;
    11. 11. een gebouw uitsluitend mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 41 (Algemene bouwregels);
  5. e. 9.2 aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.6van de gebruiksregels is of wordt verleend.

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 9.1 onder a ten behoeve van een boomkwekerij en/of fruitteeltbedrijf, met dien verstande dat dit niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding landschapswaarden en/of de gebiedsaanduiding milieuzone;
  2. b. 9.1 onder d ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- of ruiterpaden;
  3. c. 9.1 onder i ten behoeve van een buitenrijbak.

9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarischmet waarden - Natuur en Landschap' wijzigen in de bestemming:

  1. a. 'Wonen' in het kader van toepassing van de rood-voor-rood regeling in relatie tot een direct aansluitende bestemming en toestaan dat ten opzichte van het aantal op de direct aansluitende bestemming aanwezige woningen één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
    2. 2. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
    3. 3. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
    4. 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
    5. 5. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voorRood beleid 2015;
    6. 6. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    7. 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
    8. 8. het bepaalde in Artikel 31 Wonen van toepassing is;
  2. b. 'Bos', 'Natuur' en 'Water'.

Artikel 10 Bedrijf

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die hierna zijn vermeld, met dien verstande dat voor het perceel hoek Enschedesestraat/Oude Enschedeweg geldt dat deze bedrijven slechts toegestaan zijn indien deze bedrijven onder de beheersovereenkomst van het perceel vallen of indien uit een verantwoording externe veiligheid blijkt dat de aanwezigheid van deze bedrijven geen problemen oplevert:
    1. 1. ambachtelijke landbouwproductenverwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij en imkerij;
    2. 2. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension;
    3. 3. fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
    4. 4. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
    5. 5. opslag- en stallingsbedrijven;
    6. 6. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  2. b. andere bedrijven die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld en die in de Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten zijn vermeld als milieucategorie 1 of 2, dan wel naar hun gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat voor het perceel hoek Enschedesestraat/Oude Enschedeweg geldt dat deze bedrijven slechts toegestaan zijn indien deze bedrijven onder de beheersovereenkomst van het perceel vallen of indien uit een verantwoording externe veiligheid blijkt dat de aanwezigheid van deze bedrijven geen problemen oplevert;
  3. c. voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, tevens de daarbij vermelde bedrijfsactiviteiten:
adres activiteit bestaande oppervlakte (exclusief bedrijfswoning)
(op basis van het bestemmingsplan Haaksbergen Buitengebied 2000)
maximale oppervlakte
(exclusief bedrijfswoning)
Alsteedseweg 38 kaasmakerij en bergruimte 265 m2 (kaasmakerij)
2.100 m2 (bergruimte)
265 m2 (kaasmakerij)
2.100 m2 (bergruimte)
Alsteedseweg 43 opslag 280 m2 560 m2
Assinkweg 6 bosbouwbedrijf 275 m2 550 m2
Beckummerweg 28 landbouw mechanisatiebedrijf 1.050 m2 1.270 m2
Binnenveldweg 38 opslag 995 m2 1.500 m2
Boonkweg 20 - 22 aannemersbedrijf 1.430 m2 2.460 m2 (reeds aanwezig)
Drekkersweg 2 constructiebedrijf 245 m2 490 m2
Eibergsestraat 197 landbouw mechanisatiebedrijf 3.475 m2, met dien verstande dat 1.000 m2 daarvan mag worden gebruikt ten dienste van detailhandel voor het landbouw- mechanisatiebedrijf, tuin, park en ijzerwaren, en 500 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van agrarische activiteiten 3.475 m2
Eibergsestraat 238 verkoopppunt motorbrandstoffen 270 m2 270 m2
hoek Enschedesestraat / Oude Enschedeseweg ter plaatse van de aanduiding 'garage' voor een garagebedrijf, detailhandel in weggebonden artikelen, taxibedrijf en ambulancebedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie' voor een caravan- en/of (kampeer)auto- handels- en reparatiebedrijf;
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, waarbij de opslag van lpg uitsluitend is toegestaan
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' en het vulpunt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom' uitsluitend een showroom is toegestaan
2.852 m2 5.161 m2
Goorsestraat 108 loon- en grondverzetbedrijf 1.940 m2 2.425 m2
Haaksbergerweg 17 landbouwmechanisatiebedrijf 965 m2 1.450 m2
Hazenweg 5 houtzagerij, inclusief opslag houtvoorraad 125 m2 250 m2
Hazenweg 7 loonbedrijf 2.275 m2 2.844 m2
Hengelosestraat 210 loonbedrijf en ruwvoerhandel 4.400 m2 5.500 m2
Kinkelerweg 10 houthandel, timmerwerkplaats 525 m2 790 m2
Klaashuisstraat 48 - 48a loonbedrijf 730 m2 1.095 m2
Morsinkhofweg 26 loonbedrijf 850 m2 1.275 m2
Morsinkhofweg 30 aannemer 1125 m2 1.410 m2
Munsterdijk 16a bouwmaterialenhandel 1.000 m2 1.500 m2
Oldenkotsedijk 5 bosbouwbedrijf 200 m2 400 m2
Oldenkotsedijk 55 loonbedrijf 865 m2 1.300 m2
Oude Boekeloseweg 97a hoveniersbedrijf 210 m2 420 m2
Oude Enschedeseweg 44 veetransportbedrijf 665 m2 765 m2
Rietmolenweg 26 transportbedrijf 100 m2 200 m2
Rietmolenweg 62 loon- en grondverzetbedrijf 1.055 m2 1.320 m2
Rondeelweg 8 autoschade en -spuitbedrijf 675 m2 1.015 m2
Rondeelweg 18 - 20-24 loonbedrijf 3.300 m2 4.850 m2 (reeds aanwezig)
Schaddenweg 30 hoveniersbedrijf 500 m2 1.000 m2
Zendvelderweg 19 loonbedrijf 1.750 m2 2.188 m2
  1. d. bed & breakfast in de bedrijfswoning en/of in een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
  2. e. ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen met lpg:
    1. 1. de verkoop van motorbrandstoffen met inbegrip van lpg;
    2. 2. detailhandel in weggebonden artikelen tot een oppervlakte van niet meer dan 270 m2;
  3. f. ter plaatse van de aanduiding vulpunt lpg een vulpunt lpg;
  4. g. ter plaatse van de aanduiding hovenier een hoveniersbedrijf;
  5. h. ter plaatse van de aanduiding opslag opslag;
  6. i. ter plaatse van de aanduiding agrarisch loonbedrijf een loonbedrijf;
  7. j. ter plaatse van de aanduiding ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten een kaasmakerij;
  8. k. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - stalling en bergruimte een berging met stalling;
  9. l. een buitenrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;

met daarbijbehorende:

  1. m. gebouwen, met dien verstande dat een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  2. n. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. o. andere-werken;
  4. p. tuinen;
  5. q. erven;
  6. r. terreinen;
  7. s. ontsluitingspaden;
  8. t. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  9. u. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  10. v. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. w. detailhandel uitsluitend is toegestaan in ter plaatse vervaardigde goederen als aan de bedrijfsactiviteit ondergeschikte activiteit tot een oppervlakte van 100 m2;
  2. x. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  3. y. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  4. z. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  5. aa. inrichtingen die zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van Bor niet zijn toegestaan;
  6. ab. horecabedrijven niet zijn toegestaan;
  7. ac. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing van het perceel Eibergsestraat 197 detailhandel niet is toegestaan.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 10.2.1 onder b ten behoeve van een vergroting van de goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 6,00 m en de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  2. b. 10.2.1 onder c ten behoeve van een vergroting van de bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  3. c. 10.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  4. d. 10.2.1 onder e om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 10.1onder c opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    2. 2. de oppervlakte van de bedrijfswoning telt niet mee voor de berekening van de maximale oppervlakte;
    3. 3. de uitbreiding ten behoeve van het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijk kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van de bedrijfsactiviteiten meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    5. 5. herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
    6. 6. de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. deze bevoegdheid niet geldt voor de locaties Beckummerweg 28, Binneveldweg 38, Boonkweg 20-22, Haaksbergerweg 17, Morsinkhofweg 26, Morsinkhofweg 30, Munsterdijk 16a en Rondeelweg 8; [AbRS 22-4-2015 III d13]
  5. e. 10.2.1 onder f om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  6. f. 10.2.2 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  7. g. 10.2.2 onder f om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  8. h. 10.2.2 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  9. i. 10.2.3 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  10. j. 10.2.3 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  11. k. 10.2.3 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  12. l. 10.2.3 onder e, f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  13. m. 10.2.4 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd;
  14. n. 10.2 aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.6van de gebruiksregels is of wordt verleend.

10.5 Specifieke gebruiksregels

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.1:

  1. a. ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben.

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Bedrijf' wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. dat niet geldt voor de percelen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten;
    2. 2. vast is komen te staan dat er geen bedrijf meer is gevestigd;
    3. 3. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
    4. 4. het aantal woningen binnen elk bestemmingsvlak niet wordt vergroot;
    5. 5. het bepaalde in Artikel 31 Wonen is van overeenkomstige toepassing.
  2. b. in de bestemming 'Wonen' en de direct aansluitende gebiedsbestemming en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
    2. 2. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
    3. 3. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
    4. 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
    5. 5. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voorRood beleid 2015;
    6. 6. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    7. 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
    8. 8. het bepaalde in Artikel 31 Wonen van toepassing is.

Artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  2. b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. e. erven;
  4. f. terreinen;
  5. g. ontsluitingspaden;
  6. h. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. i. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  8. j. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

Artikel 12 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een rioolwaterzuiveringsbedrijf;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. d. erven;
  4. e. terreinen;
  5. f. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  6. g. ontsluitingspaden;
  7. h. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  8. i. parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

Artikel 13 Bos

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. bosbouw, aanplant en houtoogst;
  3. c. het behoud, de bescherming en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarde;
  4. d. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  5. e. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  6. f. de waterhuishouding, uitsluitend voor de sloten en andere watergangen zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  7. g. ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten, meanders en andere waterpartijen;
  8. h. behoud van de aanwezige zandwegen;
  9. i. parkeervoorzieningen;
  10. j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding wonen tevens een beheerderswoning;

met daarbijbehorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. l. andere-werken;
  3. m. voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat schuren, jachthutten en andere gebouwen die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd en geheel worden vernieuwd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de externe veiligheid.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 13.2 ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden en kijkhutten, met dien verstande dat:
    1. 1. op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden met een oppervlakte van niet minder dan 2 ha niet meer dan 1 schuilgelegenheid of kijkhut wordt gebouwd;
    2. 2. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden en/of kijkhutten niet minder dan 100 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer bedraagt dan 15 m2, de goothoogte niet meer dan 2,50 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4,00 m bedraagt;
    4. 4. de schuilgelegenheid en/of kijkhut wordt beheerd door een natuurbeherende organisatie;
  2. b. 13.2 ten behoeve van het realiseren van gebouwen voor het bos- en natuuronderhoud en -beheer, met dien verstande dat:
    1. 1. het aaneengesloten oppervlakte van het onderhouds- en/of beheergebied niet minder dan 35 ha bedraagt;
    2. 2. de goothoogte niet meer dan 3,00 m bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer dan 4,50 m bedraagt;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 400 m2 bedraagt;
    5. 5. het bepaalde in artikel 41(Algemene bouwregels) in acht wordt genomen;
  3. c. 13.2.1 onder b om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  4. d. 13.2.1 onder e om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  5. e. 13.2.1 onder f om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Cultuur En Ontspanning

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het verrichten van scoutingactiviteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning;
    alsook ondergeschikte en daarbijbehorende:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. horeca;
  2. b. verblijfsrecreatieve voorzieningen in het kader van de scoutingactiviteiten tot een oppervlakte van niet meer dan 200 m2 per bestemmingsvlak en ten hoogste 5 kampeermiddelen in het kader van de scoutingactiviteiten;
  3. c. ontsluitingspaden;
  4. d. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  5. e. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  6. f. parkeervoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. g. gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. i. andere-werken;
  4. j. tuinen;
  5. k. erven;
  6. l. terreinen.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 14.2.2 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

Artikel 15 Detailhandel

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel; alsook ondergeschikte en daarbijbehorende:
    1. 1. dienstverlening;
    2. 2. horeca;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen, niet zijnde een bedrijfswoning;
  2. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. d. tuinen;
  4. e. erven;
  5. f. terreinen;
  6. g. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. h. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  8. i. parkeervoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 15.2.1 onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 6,00 m en de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  2. b. 15.2.1 onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  3. c. 15.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  4. d. 15.2.1 onder e om toe te staan dat de afstand van gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  5. e. 15.2.1 onder f om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 15.2.1onder f opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    2. 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
    3. 3. de uitbreiding ten behoeve van de detailhandel landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van de detailhandel meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  6. f. 15.2.2 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 16 Detailhandel - Tuincentrum

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het kweken van bloemen en planten;
  2. b. (detail)handel in bloemen, planten, overige tuinartikelen en -benodigdheden, diervoeders kleine huisdieren, gereedschap en decoratie-artikelen;
  3. c. bed & breakfast in de bedrijfswoning en/of in een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding bomenteelt tevens de teelt van bomen, struiken en (sier)heesters;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. g. tuinen;
  4. h. erven;
  5. i. terreinen;
  6. j. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. k. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  8. l. parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 16.2.1 onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 6,00 m en de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  2. b. 16.2.1 onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  3. c. 16.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  4. d. 16.2.1 onder e om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  5. e. 16.2.1 onder f om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 16.2.1onder f opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    2. 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
    3. 3. de uitbreiding ten behoeve van het tuincentrum landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van het tuincentrum meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    5. 5. deze bevoegdheid niet geldt voor de locaties Broekheurnerweg 35-35a, Goorsestraat 259 en Niekerkerweg 2; [AbRS 22-4-2015 onder III d14]
  6. f. 16.2.2 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  7. g. 16.2.2 onder f om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  8. h. 16.2.2 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  9. i. 16.2.3 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  10. j. 16.2.3 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  11. k. 16.2.3 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  12. l. 16.2.3 onder f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  13. m. 16.2.4 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 17 Horeca

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca(bedrijven);
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek' tevens een discotheek;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding seksinrichting tevens een seksinrichting;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding terras uitsluitend een terras;
  5. e. bed & breakfast in de bedrijfswoning en/of in een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;

met daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. h. andere-werken;
  4. i. tuinen;
  5. j. erven;
  6. k. terreinen;
  7. l. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  8. m. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  9. n. parkeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 17.2.1 onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 6,00 m en de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  2. b. 17.2.1 onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  3. c. 17.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  4. d. 17.2.1 onder e om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  5. e. 17.2.1 onder f om toe staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 17.2.1onder f opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    2. 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
    3. 3. de uitbreiding ten behoeve van de horeca landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van de horeca meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  6. f. 17.2.2 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  7. g. 17.2.2 onder f om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  8. h. 17.2.2 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  9. i. 17.2.3 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  10. j. 17.2.3 onder a en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  11. k. 17.2.3 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  12. l. 17.2.3 onder f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 2,00 m;
  13. m. 17.2.4 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Horeca' wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
    2. 2. het aantal woningen binnen elk bestemmingsvlak niet wordt vergroot.

Artikel 18 Maatschappelijk

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. een expositieruimte;
  3. c. een educatie- dan wel informatiecentrum;
  4. d. een sterrenwacht;
  5. e. werkplaats en opslag binnen bebouwing;
  6. f. kantoorruimte;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding kas tevens teeltondersteunende kassen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding zorginstelling uitsluitend een woonzorgcentrum;
  9. i. voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, tevens voor de volgende activiteiten:
adres activiteit bestaande oppervlakte maximale oppervlakte
Hasseltweg 10 schoolgebouw 1.000 m2 1.250 m2
Lankheterweg ong educatiecentrum natuurgebied alsook ondergeschikte en daarbij behorende horeca 180 m2 180 m2
Oude Buurserdijk 2 sterrenwacht met educatieve functie alsook ondergeschikte en daarbij behorende horeca 250 m2 500 m2
Stendermolenweg ong. kantoorgebouw/educatie- en informatiecentrum/opslag en werkplaats van natuurmonumenten alsook ondergeschikte en daarbij behorende horeca 300 m2 600 m2

met daarbijbehorende:

  1. j. gebouwen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. l. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. m. tuinen;
  5. n. erven;
  6. o. terreinen;
  7. p. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  8. q. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  9. r. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 18.2.1 onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 6,00 m en de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  2. b. 18.2.1 onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  3. c. 18.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  4. d. 18.2.1 onder e om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  5. e. 18.2.1 onder f om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 18.1onder i opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    2. 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
    3. 3. de oppervlakte van de bedrijfswoning telt niet mee voor de berekening van de maximale oppervlakte;
    4. 4. de uitbreiding ten behoeve van de maatschappelijke functie landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van de maatschappelijke functie meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  6. f. 18.2.2 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  7. g. 18.2.2 onder f om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  8. h. 18.2.2 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  9. i. 18.2.3 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  10. j. 18.2.3 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  11. k. 18.2.3 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  12. l. 18.2.3 onder f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  13. m. 18.2.4 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Maatschappelijk - Begraafplaats

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;
  2. b. een urnenmuur;
  3. c. een urnentuin;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. f. andere-werken;
  4. g. erven;
  5. h. terreinen;
  6. i. paden;
  7. j. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  8. k. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  9. l. parkeervoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 19.2.1 onder e om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  2. b. 19.2.1 onder f om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 19.2.1 onder f opgenomen maximale oppervlakte, met dien verstande dat:
    1. 1. de uitbreiding ten behoeve van de begraafplaats landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  3. c. 19.2.2 onder b om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

Artikel 20 Natuur

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke, ecologische en/of landschappelijke waarde;
  2. b. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  3. c. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  4. d. waterhuishouding, uitsluitend voor de sloten en watergangen zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  5. e. instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden met heide en met natte en droge natuur;
  6. f. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten, meanders en andere waterpartijen;
  7. g. behoud van de aanwezige zandwegen;
  8. h. agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding;
  9. i. parkeervoorzieningen;

met daarbijbehorende;

  1. j. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. k. andere-werken;
  3. l. voorzieningen;

met dien verstande dat in verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen, toepassing van artikel 2.12, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is uitgesloten.

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat schuren, jachthutten en andere gebouwen die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd en geheel worden vernieuwd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de externe veiligheid.

20.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 20.2aanhef ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden en kijkhutten, met dien verstande dat:
    1. 1. op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden met een oppervlakte van niet minder dan 2 ha niet meer dan 1 schuilgelegenheid of kijkhut wordt gebouwd;
    2. 2. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden en/of kijkhutten niet minder dan 100 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer bedraagt dan 15 m2, de goothoogte niet meer dan 2,50 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4,00 m bedraagt;
    4. 4. de schuilgelegenheid en/of kijkhut wordt beheerd door een natuurbeherende organisatie;
  2. b. 20.2aanhef ten behoeve van het realiseren van gebouwen voor het bos- en natuuronderhoud en -beheer, met dien verstande dat:
    1. 1. het aaneengesloten oppervlakte van het onderhouds- en/of beheergebied niet minder dan 35 ha bedraagt;
    2. 2. de goothoogte niet meer dan 3,00 m bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer dan 4,50 m bedraagt;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 400 m2 bedraagt;
    5. 5. het bepaalde in artikel 41(Algemene bouwregels) in acht wordt genomen.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Recreatie - Recreatiewoning

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitsluitend recreatief verblijf in recreatiewoningen;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. c. andere-werken;
  3. d. paden;
  4. e. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  5. f. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  6. g. parkeervoorzieningen.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie;
  2. b. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
    alsook ondergeschikte en daarbijbehorende:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. dienstverlening;
    3. 3. horeca;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding kampeerboerderij tevens een kampeerboerderij, met dien verstande dat op deze adressen tevens een bedrijfswoning is toegestaan;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding recreatiewoning tevens recreatief verblijf in recreatiewoningen en de bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen op kampeerterreinen;
  5. e. bed & breakfast in de bedrijfswoning en/of in een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;

met daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. h. andere-werken;
  4. i. wegen;
  5. j. paden;
  6. k. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. l. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  8. m. parkeervoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

22.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 22.2om toe te staan dat trekkershutten worden gerealiseerd met dien verstande dat:
    1. 1. niet meer dan 5 trekkershutten worden gerealiseerd;
    2. 2. de oppervlakte per trekkershut niet meer dan 30 m2 bedraagt;
    3. 3. de goothoogte van een trekkershut niet meer dan 3,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van een trekkershut niet meer dan 5,00 m bedraagt;
  2. b. 22.2.1 onder e om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  3. c. 22.2.1onder f om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 22.2.1onder f opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    2. 2. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    3. 3. indien de uitbreiding meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de bebouwing in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit; [AbRS 22-4-2015 onder III d15]
  4. d. 22.2.4 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  5. e. 22.2.4 onder f om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  6. f. 22.2.4 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  7. g. 22.2.5 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  8. h. 22.2.5 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  9. i. 22.2.5 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  10. j. 22.2.5 onder f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  11. k. 22.2.6 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

22.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 23 Sport

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van sportactiviteiten, alsook ondergeschikte en daarbijbehorende horeca, en voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, de volgende activiteiten:
adres activiteit
Benteloseweg ong. Touwtrekvereniging
Binnenveldweg 45 Motorcrossterrein
Hasseltweg 9 Schietvereniging
Krakeelsweg Hondendressuur
Meddelerweg ong. Hondenclub
Olthuisweg Kleiduivenschietvereniging
Veenrietweg Schietvereniging
  1. b. ter plaatse van de aanduiding motorcrossterrein een motorcrossterrein;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein een parkeerterrein;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. f. andere-werken;
  4. g. wegen;
  5. h. paden;
  6. i. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. j. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  8. k. parkeervoorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

23.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 23.2.1 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte met niet meer dan 1,00 m mits de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  2. b. 23.2.1 onder d ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte met niet meer dan 2,00 m mits de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  3. c. 23.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  4. d. 23.2.1 onder g om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  5. e. 23.2.1 onder h om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 23.2.1 onder h opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    2. 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
    3. 3. de uitbreiding ten behoeve van de sportactiviteiten landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van de sportactiviteiten meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    5. 5. deze bevoegdheid niet geldt voor de locaties Krakeelsweg, Meddelerweg ong. en Veenrietweg; [AbRS 22-4-2015 onder III d16]
  6. f. 23.2.2 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

Artikel 24 Sport - Manege

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een manege, met daarbijbehorende en ondergeschikte horeca;
  2. b. verblijfsrecreatieve voorzieningen in het kader van de manege met een vloeroppervlakte van niet meer dan 200 m2 per bestemmingsvlak en ten hoogste 5 kampeermiddelen in het kader van te houden ruiterkampen;
  3. c. bed & breakfast in de bedrijfswoning en/of in een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. f. buitenrijbakken, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  4. g. andere-werken;
  5. h. wegen;
  6. i. paden;
  7. j. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  8. k. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  9. l. parkeervoorzieningen.

24.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

24.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 24.2.1 onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 6,00 m en de hogere goothoogte uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  2. b. 24.2.1 onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;
  3. c. 24.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking;
  4. d. 24.2.1 onder e om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  5. e. 24.2.1 onder h om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 24.2.1onder h opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    2. 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
    3. 3. de uitbreiding ten behoeve van de manege landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van de manege meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  6. f. 24.2.2 onder c om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  7. g. 24.2.2 onder f om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  8. h. 24.2.2 onder g om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  9. i. 24.2.3 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  10. j. 24.2.3 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  11. k. 24.2.3 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  12. l. 24.2.3 onder f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  13. m. 24.2.4 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

Artikel 25 Verkeer - 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. e. andere-werken, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  3. f. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  4. g. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  5. h. parkeervoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

25.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

25.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee rijstroken.

Artikel 26 Verkeer - 3

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. e. andere-werken, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  3. f. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  4. g. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  5. h. parkeervoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

26.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

26.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee rijstroken.

Artikel 27 Verkeer - 4

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voet-/fietspad' een voet-/fietspad in stand dient te worden gehouden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' voor de verkoop van motorbrandstoffen, waaronder mede begrepen de verkoop van lpg tot een doorzet van ten hoogste 1000 m3 per jaar;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. e. andere-werken, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  3. f. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  4. g. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  5. h. parkeervoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

27.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - 4' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

27.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee rijstroken.

Artikel 28 Verkeer - Railverkeer

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. d. andere-werken;
  4. e. wegen, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water;
  5. f. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  6. g. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

28.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 29 Verkeer - Verblijfsgebied

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein een parkeerterrein;

met daarbijbehorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. e. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  4. f. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op verblijf.

29.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

Artikel 30 Water

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beken;
  2. b. watergangen;
  3. c. waterpartijen;
  4. d. waterlopen;
  5. e. waterwegen;
  6. f. vijvers;
  7. g. waterberging;
  8. h. waterhuishouding;
  9. i. waterkeringen;
  10. j. oevers;
  11. k. taluds;
  12. l. onderhoudspaden;
  13. m. kaden;
  14. n. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  15. o. instandhouding en ontwikkeling van de ecologische waarden;
  16. p. extensieve openluchtrecreatie;

met daarbijbehorende:

  1. q. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. r. andere-werken;
  3. s. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;
  4. t. kruisingen met (spoor)wegen; waaronder bruggen;
  5. u. dammen;
  6. v. duikers.

30.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

30.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 30.2.1 onder c ten behoeve van de bouw van aanlegsteigers en vissteigers, mits:

  1. a. de lengte van de aanlegsteiger, gemeten evenwijdig aan de oever, niet meer bedraagt dan 20 m;
  2. b. de breedte van de aanlegsteiger, gemeten haaks op de oever, niet meer dan 2,00 m bedraagt;
  3. c. de lengte van een vissteiger, gemeten evenwijdig aan de oever niet meer dan 2,00 m bedraagt;
  4. d. de breedte van een vissteiger, gemeten haaks op de oever, niet meer dan 1,00 m bedraagt.

Artikel 31 Wonen

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding wonen uitgesloten geen woonhuis is toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - geurgevoelige objecten geen geurgevoelige objecten zijn toegestaan;
  2. b. het hobbymatig houden van dieren met een bedrijfsomvang van maximaal 10 nge;
  3. c. bed & breakfast in de woning en/of in een aan de woning aangebouwd voormalig bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;
  4. d. een kleinschalig kampeerterrein, indien en voor zover deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand is gekomen;
  5. e. boerderijkamers en boerderijappartementen, indien en voor zover deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  6. f. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;
  7. g. landschappelijke inpassing;
  8. h. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding maatschappelijk tevens een zorgboerderij;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding bedrijf, indien en voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, tevens de volgende nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    2. 2. de maximale gezamenlijke bebouwingsoppervlakte die voor deze activiteit wordt gebruikt niet meer bedraagt dan de bestaande oppervlakte zoals genoemd in de tabel:
adres activiteit bestaande oppervlakte maximale oppervlakte
Alsteedseweg 46b aannemersbedrijf 120 m2 240 m2
Alsteedseweg 54 hoefsmederij 75 m2 150 m2
Benteloseweg 13 tandtechnisch laboratorium 220 m2 220 m2
Boonkweg 21 veetransport- veehandelsbedrijf 1.090 m2 1.375 m2
Bosweg 5 detailhandel in elders geslacht vlees 155 m2 155 m2
Broekheurnerweg 82 tingieterij 325 m2 650 m2
Diepenheimseweg 51 koeltechniek, telecommunicatie, alarmsystemen 565 m2 850 m2
Eibergsestraat 185a opslag 420 m2 840 m2
Eibergsestraat 264 dierenpension 655 m2 985 m2
Goorsestraat 233a transportbedrijf 400 m2 800 m2
Grintbosweg 27 autosleepdienst 430 m2 860 m2
Haaksbergerweg 12 kantoor 200 m2 200 m2
Hasseltweg 13 praktijkarts 240 m2 480 m2
Hengelosestraat 51 adviesbureau 60 m2 60 m2
Hengelosestraat 65a autoherstelinrichting en verkoop van auto's 250 m2 350 m2
Mentinksweg 8 landbouwmechanisatiebedrijf 160 m2 320 m2
Niekerkerweg 9 loon-/vrachtwagenver-
huurbedrijf
495 m2 990 m2
Oude Boekeloseweg 109 vervaardiging schoeisel, met bijbehorend atelier en ruimte voor workshops 175 m2 350 m2
Rietmolenweg 50 timmerbedrijf 100 m2 200 m2
Urkerweg 1 aannemersbedrijf 500 m2 750 m2
Wottelweg 7 bloemenhuis 530 m2 765 m2

met daarbijbehorende:

  1. k. gebouwen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. m. andere-werken;
  4. n. buitenrijbakken, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde woning niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van de betreffende woning wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  5. o. tuinen;
  6. p. erven.

31.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

31.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 31.1 onder j om toe te staan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 31.1 onder j opgenomen maximale oppervlakte met dien verstande dat:
    1. 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    2. 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
    3. 3. de uitbreiding ten behoeve van de nevenactiviteiten landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    4. 4. indien de uitbreiding van de bebouwing ten dienste van de nevenactiviteiten meer dan 250 m2 bedraagt, uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de uitbreiding van de niet-agrarische nevenactiviteiten in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
    5. 5. deze bevoegdheid niet geldt voor de locaties Boonkweg 21, Broekheurnerweg 82, Diepenheimseweg 51, Eibergsestraat 185a, Goorsestraat 233a, Hasseltweg 13, Hengelosestraat 65a, Mentinksweg 8, Niekerkerweg 9, Rietmolenweg 50, Urkerweg 1 en Wottelweg 7; [AbRS 22-4-2015 onder III d17]
  2. b. 31.2aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 31.6 is of wordt verleend, mits dit in overeenstemming is met de bij voorwaarden die in 31.6onder d zijn genoemd;
  3. c. 31.2 aanhef ten behoeve van het realiseren van een trekkershut, met dien verstande dat:
    1. 1. dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van een kleinschalig kampeerterrein;
    2. 2. niet meer dan één trekkershut mag worden opgericht;
    3. 3. de trekkershut onderdeel uitmaakt van een wandel- of fietsstructuur;
    4. 4. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein mag niet meer dan 50 m bedragen;
    5. 5. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    6. 6. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
    7. 7. de goothoogte van een trekkershut niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
    8. 8. de bouwhoogte van een trekkershut niet meer dan 5,00 m mag bedragen;
    9. 9. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een goede landschappelijk een architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  4. d. 31.2.1 onder d ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van karakteristieke bebouwing;
    2. 2. één en ander bijdraagt aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende boerderij;
    3. 3. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  5. e. 31.2.1 onder g om toe te staan dat de maximale inhoud exclusief kelder wordt vergroot tot 750 m3, met dien verstande dat de uitbreiding ten behoeve van de woning landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
  6. f. 31.2.1 onder h om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  7. g. 31.2.1 onder k om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  8. h. 31.2.1 onder l om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  9. i. 31.2.2 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  10. j. 31.2.2 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  11. k. 31.2.2 onder c om toe te staan dat de gezamenlijke oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan 250 m2, mits een zodanig oppervlakte aan bestaande bebouwing wordt gesloopt dat sprake is van ruimtelijke kwaliteitswinst;
  12. l. 31.2.2 onder d om toe te staan dat de gezamenlijke oppervlakte bij de in de tabel in 31.2.1 onder g genoemde adressen wordt vergroot tot 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd mag zijn, met dien verstande dat deze afwijkingsregel uitsluitend kan worden toegepast in combinatie met 31.4 onder f;
  13. m. 31.2.2 onder h om toe testaan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  14. n. 31.2.2 onder j en k om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  15. o. 31.2.3 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

31.5 Specifieke gebruiksregels

31.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 31.1 onder d ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    2. 2. bij eenzelfde woning maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
    3. 3. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
    4. 4. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
    5. 5. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
    6. 6. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
    7. 7. parkeren plaatsvindt op het terrein van de woning;
    8. 8. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    9. 9. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
    10. 10. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    11. 11. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
  2. b. 31.1onder e ten behoeve van boerderijkamers en boerderijappartementen, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    2. 2. boerderijkamers en boerderijappartementen uitsluitend zijn toegestaan in karakteristieke bebouwing en de vestiging bijdraagt aan de instandhouding en/of het herstel van de karakteristiek van de betreffende bebouwing;
    3. 3. de oppervlakte van één boerderijkamer niet meer mag bedragen dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijkamers niet meer mag bedragen dan 300 m2;
    4. 4. de oppervlakte van één boerderijappartement niet meer mag bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijappartementen niet meer mag bedragen dan 300 m2;
    5. 5. in geval van een combinatie van boerderijkamers en boerderijappartementen mag de totale oppervlakte aan boerderijkamers en boerderijappartementen niet meer bedragen dan 300 m2;
    6. 6. het aantal slaapplaatsen niet meer mag bedragen dan 15;
    7. 7. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
    8. 8. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
  3. c. 31.1 onder j, met dien verstande dat een omgevingsvergunning als bedoeld in31.4onder a is of wordt verleend, om nevenactiviteiten toe te staan binnen de bestaande gebouwen, indien en voor zover:
    1. 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    2. 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    3. 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    4. 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    6. 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor nevenactiviteiten maximaal 350 m2 mag bedragen;
    8. 8. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    9. 9. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    10. 10. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    11. 11. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    12. 12. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    13. 13. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    14. 14. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    15. 15. het gebouwen betreft die niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en die niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    16. 16. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel. omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    17. 17. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    18. 18. in aanvulling op het bepaalde onder 17 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    19. 19. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    20. 20. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    21. 21. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    22. 22. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in Bijlage 2VAB beleid 2011van toepassing is;
  4. d. 31.1 onder j ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben;
  5. e. 31.5.1 onder b ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:
    1. 1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
    2. 2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2, met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
    3. 3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    4. 4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
    5. 5. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bestaande behoefte aan mantelzorg.

31.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen:

  1. a. door middel van het opnemen van aanduidingen toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    2. 2. voor de bouw van één woning van maximaal 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 1.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt of 5.000 m2 aan kassen;
    3. 3. voor de bouw van één woning van maximaal 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 1.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt;
    4. 4. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 150 m2 minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt;
    5. 5. voor de bouw van twee woningen van elk maximaal 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 200 m2 minimaal 3.000 m2 wordt gesloopt;
    6. 6. het beleid in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rood voorRood beleid 2015;
    7. 7. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    8. 8. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
  2. b. en uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, één of twee extra woningen toestaan,met dien verstande dat:
    1. 1. één woning extra is toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, of
    2. 2. twee woningen extra zijn toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt;

met dien verstande dat voor het genoemde onder 1 en 2 geldt dat

      • er sprake is van karakteristieke bebouwing;
      • per geval de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedraagt dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
      • de extra woning of woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
      • de extra woning of woningen bijdragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
      • op geen van de gevels van een extra woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  1. c. en de aanduiding bedrijf ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten opnemen, met dien verstande dat: in een bedrijfsbestemming, een maatschappelijke bestemming of een recreatieve bestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    2. 2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
    3. 3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
    4. 4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    5. 5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
    6. 6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
      • herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
      • de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
      • dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
      • de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
    7. 7. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    9. 9. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
    10. 10. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    11. 11. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
    12. 12. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
    13. 13. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
    14. 14. het gebouwen betreft die niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en die niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
    15. 15. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel. omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
    16. 16. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    17. 17. in aanvulling op het bepaalde onder 16 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
    18. 18. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
    19. 19. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
    20. 20. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
    21. 21. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in Bijlage 2VAB beleid 2011van toepassing is.
  2. d. de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - oale schöppe en schaapskooi opnemen, indien en voor zover:
    1. 1. sprake is van een voormalige agrarische bedrijfslocatie;
    2. 2. sprake is van verplaatsing van een bestaande oale schöppen of schaapskooi, waarbij de aard en omvang van de oale schöppe of de schaapskooi gelijk blijft:
    3. 3. uit een inventarisatie is gebleken dat het om een waardevolle oale schöppe of schaapskooi gaat.

Artikel 32 Wonen - Landhuis

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in landhuizen;
  2. b. behoud, beheer of herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in de aanwezige hoogopgaande (bos)beplantingen;
  3. c. bed & breakfast in de woning en/of in een aan de woning aangebouwd voormalig bedrijfsgebouw, met dien verstande dat niet meer dan 4 bedden ten behoeve van bed & breakfast aanwezig mogen zijn;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. f. andere-werken;
  4. g. buitenrijbakken, met dien verstande dat:
    1. 1. bij eenzelfde bedrijf niet meer dan één buitenrijbak is toegestaan;
    2. 2. de buitenrijbak in de onmiddellijke nabijheid van het betreffende agrarisch bedrijf wordt gesitueerd;
    3. 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 6,00 m bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
    5. 5. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    6. 6. ter bewerkstelliging van een redelijk visuele inpassing van één en ander in het landschap, eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  5. h. tuinen;
  6. i. erven;
  7. j. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water.

32.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 32.2 om toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 32.6 is of wordt verleend, mits dit in overeenstemming is met de in 32.6 genoemde voorwaarden;
  2. b. 32.2.1 onder d om toe te staan dat de dakhelling minder dan 30º of meer dan 60º bedraagt;
  3. c. 32.2.1 onder g om toe te staan dat de afstand van de woning tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  4. d. 32.2.1 onder h om toe te staan dat de kelder buiten de begrenzing van de woning wordt gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van de kelder buiten de begrenzing van de woning meetelt voor de oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  5. e. 32.2.2 onder a om toe te staan dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind tot 0 m;
  6. f. 32.2.2 onder a om toe te staan dat vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  7. g. 32.2.2 onder d om toe te staan dat de goothoogte wordt vergroot met niet meer dan 1,00 m;
  8. h. 32.2.2 onder f en g om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2,00 m;
  9. i. 32.2.3 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van 2,00 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    2. 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.

32.5 Specifieke gebruiksregels

32.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 32.5.1 onder c ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:
    1. 1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
    2. 2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2;
    3. 3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    4. 4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
    5. 5. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bestaande behoefte aan mantelzorg.

Artikel 33 Leiding

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen:
  2. b. ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - gas een gasleiding;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - hoogspanning een hoogspanningsleiding;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding een hoogspanningsverbinding;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - riool een riooltransportleiding;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - water een transportleiding voor drinkwater;

met daarbijbehorende:

  1. g. leidingzone;
  2. h. veiligheidszone;
  3. i. gebouwen;
  4. j. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  5. k. andere-werken.

33.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding' worden gebouwd.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 33.2 om toe te staan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. a. hartlijn leiding - gas in ieder geval geen kwetsbare objecten mogen worden gebouwd en is aangetoond dat de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  2. b. hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding voor de bouw van kwetsbare objecten is onderzocht wat de effecten van de electromagnetische velden op mens en dier is.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 34 Waarde - Archeologie

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken;
  2. c. voorzieningen.

34.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 34.2 om toe te staan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' verwijderen, indien uit onderzoek van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden voorkomen.

Artikel 35 Waarde - Hoge Archeologische Verwachting

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

35.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,4 m:
    1. 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
    2. 2. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    5. 5. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint hij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
  3. c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. het normale onderhoud betreffen;
    4. 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    5. 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    6. 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.

35.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Hoge archeologische verwachting', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 36 Waarde - Lage Archeologische Verwachting

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Lage archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

36.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 100.000 m2 en dieper dan 0,4 m:
    1. 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
    2. 2. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    5. 5. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint hij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
  3. c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. het normale onderhoud betreffen;
    4. 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    5. 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    6. 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.

36.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Lage archeologische verwachting', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 37 Waarde - Middelmatige Archeologische Verwachting

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Middelmatige archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

37.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 5.000 m2 en dieper dan 0,4 m:
    1. 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
    2. 2. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    5. 5. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint hij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
  3. c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. het normale onderhoud betreffen;
    4. 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    5. 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    6. 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.

37.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Middelmatige archeologische verwachting', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 38 Waarde - Landgoed

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een samenhangend beheer van de gronden, met daarbijbehorende bouwwerken.

38.2 Bouwregels

Ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Landgoed' mogen naast de toegestane bebouwing ingevolge de basisbestemmingen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van het samenhangend beheer van het landgoed, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

38.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover het betreft een landgoed als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder a van de Natuurschoonwet 1928, het plan wijzigen en de voorkomende bestemmingen onderling wijzigen met dien verstande dat de rangschikking als bedoeld in het Rangschikkingenbesluit Natuurschoonwet 1928 niet wordt aangetast.

Artikel 39 Waterstaat - Waterbergingsgebied

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de afvoer en opslag van oppervlaktewater;
  2. b. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. c. bebouwing;
  2. d. andere-werken;
  3. e. voorzieningen.

39.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

39.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 39.2aanhef om toe te staan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 40 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 41 Algemene Bouwregels

41.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige regels dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan de volgende bestemmingen, de volgende afstanden uit de as van de wegen in acht te worden genomen:

bestemming afstand
Verkeer - 2 50 m
Verkeer - 3 30 m
Verkeer - 4 20 m
wegen binnen de gebiedsbestemming 15 m

41.2 Afwijken van de bebouwingsgrenzen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 41.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.

41.3 Geluidszones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  • 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  • 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

41.4 Afstand tot water

Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in Artikel 30 Water, niet worden gebouwd binnen een afstand van 5,00 m, loodrecht gemeten op de bestemmingsgrens van die gronden.

Artikel 42 Algemene Gebruiksregels

42.1 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:

  1. a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend;
  2. b. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    1. 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    2. 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    3. 3. hoogspanningsleidingen;
    4. 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1,00 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.

42.2 Strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
  2. b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

42.3 Uitoefening 'vrij' beroep in en bij een woning

Het gebruik van een woning, waaronder begrepen een bedrijfswoning, en daarbijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een 'vrij' beroep is toegestaan, met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een 'vrij' beroep, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in42.4, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbijbehorende bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50 m2.

42.4 Beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

Het gebruik van ruimten binnen de woning, waaronder begrepen een bedrijfswoning, en in de daarbijbehorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, andere dan een 'vrij' beroep, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale brutovloeroppervlakte van 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende -al dan niet aangebouwde bijgebouwen-, met een maximum van 50 m2;
  2. b. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;
  3. c. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  4. d. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
  5. e. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  6. f. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;
  7. g. er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  8. h. er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

Artikel 43 Algemene Aanduidingsregels

43.1 luchtvaartverkeerzone

Ter plaatse van de aanduiding luchtvaartverkeerzone geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de bescherming van de laagvliegroute van defensie.

43.2 milieuzone

43.3 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij3.4,3.8,4.7,8.4en8.8.

43.4 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone -landbouwontwikkelingsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij 3.8, 4.1, 4.7 en 8.8.

43.5 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebiedzijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij4.6.

43.6 veiligheidszone - lpg

43.7 vrijwaringszone straalpad

43.8 wro-zone - wijzigingsgebied

Artikel 44 Algemene Afwijkingsregels

44.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages in bijzondere situaties;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de bij de omgevingsvergunning behorende afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
  5. e. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;

  1. f. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.

Artikel 45 Algemene Wijzigingsregels

45.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  1. a. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen;
  2. b. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het bebouwingsbeeld;
    2. 2. de landschappelijke waarde;
    3. 3. de cultuurhistorische waarde;
    4. 4. de milieusituatie;
    5. 5. de verkeersveiligheid;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    7. 7. de sociale veiligheid;
    8. 8. de externe veiligheid;
  3. c. de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen wijzigen met dien verstande dat:
    1. 1. de bij wijziging betrokken grenzen mogen met niet meer dan 20 m worden verschoven;
    2. 2. de oppervlakte van de bij de wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag met niet meer dan 10% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór de wijziging;
    3. 3. de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig mogen worden aangetast.

met dien verstande dat:

  1. d. deze wijzigingsbevoegdheid niet geldt voor het perceel Wargerinksweg 7.

Artikel 46 Algemene Procedureregels

46.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende één week ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede;
  5. e. er kan worden afgeweken van het bepaalde onder a tot en met d, indien de belangen van gebruikers en/of eigenaren de betreffende en de aanliggende gronden niet worden geschaad.

Artikel 47 Overige Regels

47.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

47.2 Werking bestemmingsplan

Op gronden waar geen bestemming is opgenomen, blijven de bestemmingsplannen van toepassing zoals die gelden op het moment voorafgaand aan vaststelling van dit plan, met inachtneming van hetgeen in dit bestemmingsplan is bepaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 48 Overgangsrecht

48.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

48.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

48.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

48.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

48.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 48.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 48.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

48.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 48.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 49 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1.

1 november 2017 en gewijzigd tav gerechtelijk uitspraak op 1 mei 2019.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen" is op 2 juli 2013 door de raad vastgesteld. Tegen dit besluit is beroep ingesteld door een aantal apellanten. Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 april 2015 een uitspraak gedaan. Op basis van deze uitspraak dient het plan op enkele punten aangepast te worden.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt door enkele nieuwe initiatieven en andere gewenste aanpassingen te verzamelen en locaties te herbestemmen. Door dit allemaal in een zogenaamd "veegplan" te combineren wordt voorkomen dat een groot aantal bestemmingsplannen op perceelsniveau ontstaat.

Door deze manier van werken wordt voor alle gewenste ontwikkelingen eenzelfde procedure doorlopen. Het werken met veegplannen zorgt voor een efficiëntere en snellere manier van het afhandelen van initiatieven tot ruimtelijke ontwikkeling.

1.2 Plangebied

Het plangebied komt overeen met het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen". Hiervoor is gekozen omdat er enkele aanpassingen generiek doorgevoerd moeten worden, dat wil zeggen in het gehele buitengebied.

1.3 Aanpak

De verschillende aanpassingen zullen hieronder stuk voor stuk beschreven worden.

Allereerst zullen de gevolgen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandeld worden. Daarna komen de overige gewenste ruimtelijke ontwikkelingen aan bod.

Telkens wordt daarbij aangegeven waarom voor bepaalde plandelen een aanpassing gewenst is. Vervolgens wordt aangegeven op welke wijze deze aanpassing in het plan opgenomen is.

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het overgrote deel van het plangebied is het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen" van kracht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter in haar uitspraak van 22 april 2015 aangegeven, dat zij voor een aantal plandelen het besluit van de raad van de gemeente Haaksbergen van 2 juli 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen" vernietigt. Hierdoor is voor die plandelen het "onderliggende" bestemmingsplan "Buitengebied" uit 2000 nog steeds van kracht. Voor enkele ondergeschikte plandelen zijn nog andere partiele bestemmingsplannen van kracht.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding vormen de hoofdstukken 2 en 3 het hart van deze toelichting. Daarin wordt namelijk precies aangegeven voor welke plandelen een nieuwe regeling in dit bestemmingsplan is opgenomen.

Hoofdstuk 2 Gevolgen Naar Aanleiding Van Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State

2.1 Inleiding

De gemeenteraad van Haaksbergen heeft op 2 juli 2013 het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen" gewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit stelden verschillende partijen beroep in. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deed op 22 april 2015 uitspraak. Naar aanleiding daarvan worden de onderdelen 'Hambree 13-Z' en 'Gronden die in het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied' bestemd waren voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap'' in het voorliggende plan meegenomen.

Dit hoofdstuk bespreekt de betreffende onderdelen uit de uitspraak van de Afdeling en geeft aan op welke wijze deze in dit bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' zijn verwerkt. De volledige tekst van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

2.2 Hambree 13-z

Het plandeel met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' voor het perceel Hambree 13-Z

Voor het plandeel met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' van het perceel Hambree 13-Z is beroep ingesteld bij ABRS. In het beroep stelt appellante dat ten onrechte geen woonbestemming is toegekend aan haar perceel. Hiertoe voert zij onder meer aan dat zij het gebouw op het perceel reeds sinds 1994 permanent bewoont en dat de raad heeft miskend dat het voorheen geldende uitbreidingsplan, gelet op artikel 9.3.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Invoeringswet Wro), per 1 juli 2013 van rechtswege is vervallen. Gelet hierop gold ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan op 2 juli 2013 geen planologisch regime, zodat het bestaande gebruik van het gebouw voor woondoeleinden volgens haar was toegestaan en reeds daarom als zodanig bestemd had moeten worden.

De Afdeling overweegt als volgt:

"71.1. Ingevolge artikel 9.1.4, eerste lid, van de Invoeringswet Wro wordt een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) (hierna: WRO) gelijkgesteld met een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wro.

Ingevolge artikel 9.3.2, eerste lid, worden plannen, regelingen en voorschriften die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ingevolge artikel 10 van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting of ingevolge enige andere wettelijke bepaling geacht werden bestemmingsplannen in de zin van de WRO te zijn gelijkgesteld met plannen als bedoeld in artikel 9.1.4, vierde lid.

Ingevolge het tweede lid vervallen de plannen, regelingen en voorschriften, bedoeld in het eerste lid, vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

71.1.1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting werden bijzondere voorschriften ter bepaling van voor- of achtergevelrooilijnen, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, bouwverboden, als bedoeld in artikel 35, plannen van uitbreiding, als bedoeld in paragraaf 7, met daarbij behorende bebouwingsvoorschriften en voorschriften, als bedoeld in artikel 43 der Woningwet 1901, geacht bestemmingsplannen in de zin van de WRO te zijn.

71.2. Op het perceel Hambree 13-Z staat een gebouw met een oppervlakte van 144 m2en een inhoud van ongeveer 583 m3. Uit het deskundigenbericht volgt dat op 7 december 2006 een persoonsgebonden gedoogbeschikking is verstrekt ten behoeve van de permanente bewoning van dit gebouw. Aan het perceel Hambree 13-Z is thans de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' en de aanduiding 'bouwvlak' toegekend.

71.3. Vaststaat dat in het bestemmingsplan 'Buitengebied' dat is vastgesteld door de raad op 29 november 2000 aan het perceel Hambree 13-Z een woonbestemming was toegekend, doch dat het college van gedeputeerde staten bij besluit van 22 juni 2004 in zoverre goedkeuring heeft onthouden aan het besluit van de raad van 29 november 2000 en dat het besluit van het college van gedeputeerde staten met betrekking tot het perceel Hambree 13-Z bij uitspraak van 2 november 2005, in zaak nr. 200405782/1 onherroepelijk is geworden. Niet in geschil is dat voor het perceel Hambree 13-Z derhalve weer moet worden teruggevallen op het plan 'Plan van Uitbreiding Haaksbergen, plan in onderdelen Zomerhuisjes 2', dat door de raad is vastgesteld op 28 juni 1963 en door het college van gedeputeerde staten is goedgekeurd op 7 september 1964 (hierna: het Uitbreidingsplan). Hierin was aan het perceel Hambree 13-Z de bestemming 'zomerhuisjes A' toegekend.

71.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 maart 2010 in zaak nr. 200907266/1/H1), moet uit de artikelen 9.3.2 en 9.1.4, vierde lid, van de Invoeringswet Wro, in onderlinge samenhang bezien, worden afgeleid dat de onder de Woningwet 1901 tot stand gekomen uitbreidingsplannen hun rechtsgevolg behouden tot vijf jaar na inwerkingtreding van de Wro. Dit betekent dat het Uitbreidingsplan zijn rechtsgevolg per 1 juli 2013 heeft verloren. Gelet hierop gold ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan op 2 juli 2013 geen planologisch regime meer voor het perceel Hambree 13-Z. De raad heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij dit bij de vaststelling van het bestreden besluit niet heeft onderkend en dit derhalve niet in zijn belangenafweging heeft betrokken. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' voor het perceel Hambree 13-Z niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Gelet op voorgaande is het beroep van appellante gegrond en behoeven haar overige beroepsgronden geen bespreking meer.

71.5. Om te voorkomen dat na de vernietiging van het plandeel met de bestemming "Recreatie - Recreatiewoning" voor het perceel Hambree 13-Z ter plaatse geen planologisch regime geldt, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het Uitbreidingsplan ter plaatse geldt tot de inwerkingtreding van het nieuw vast te stellen bestemmingsplan."

Planaanpassing

Conform bestaande jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) moet legaal gebruik in beginsel positief worden bestemd. Ten tijde van de vaststelling van het vorige bestemmingsplan op 2 juli 2013 gold er voor het perceel Hambree 13 -Z geen bestemmingsplan. Dat betekent dat de permanente bewoning op dat moment moest worden geacht legaal te zijn en had als zodanig moeten worden bestemd. Deze omissie wordt in onderhavig bestemmingsplan hersteld.


Er is geen aanleiding om daar bij de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan van af te zien. Er bestaan geen nieuwe inzichten die maken dat permanente bewoning niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, aangezien in de tussentijd in planologische zin niets is veranderd. Daarnaast rechtvaardigen de gevestigde rechten en belangen van de eigenaar van het perceel de huidige bestemmingsregeling. Het gaat om reeds benutte planologische mogelijkheden waaraan eerbiedigende werking dient te worden toegekend.


Verder is de gekozen bestemmingsregeling niet in strijd met artikel 2.12.4 van de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Aan het perceel wordt geen woonbestemming toegekend. Ook werd met de vaststelling van het vorige bestemmingsplan op 2 juli 2013 niet voorzien in een wijziging van een geldend bestemmingsplan. Er was toen simpelweg geen geldend bestemmingsplan, zodat het artikel toepassing mist. Dat de Afdeling naderhand in haar uitspraak van 22 april 2015 bij wijze van voorlopige voorziening heeft bepaald dat tijdelijk het "Plan van Uitbreiding Haakbergen, plan in onderdelen Zomerhuisjes 2" geldt, doet aan het voorgaande niet af. Het betreft een noodoplossing en dient enkel om te voorkomen dat voor het perceel Hambree 13-Z geen planologisch regime geldt totdat het nieuwe onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld.


Indachtig de uitspraak van ABRS is er voor gekozen om voor het perceel Hambree 13-Z binnen de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - permanente bewoning' op de verbeelding en in de regels op te nemen. Hiermee is bepaald dat permanente bewoning van de recreatiewoning is toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0001.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0002.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

2.3 Gronden Die In Het Ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied' Bestemd Waren Voor 'Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap'

Voor de gronden die in het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied' bestemd waren als 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' is beroep ingesteld bij de Afdeling. In het beroep stellen appellanten dat ten onrechte de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' is toegekend aan gronden die in het ontwerpplan bestemd waren voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap'. Bij besluit van provinciale staten van 3 juli 2013, dat onder meer betrekking had op de herbegrenzing van de Ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS), zijn deze gronden aangewezen als 'uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000'. Deze gronden maken deel uit van de EHS. Op grond van de Omgevingsverordening Overijssel, vastgesteld op 1 september 2009 en nadien meermalen gewijzigd, dient aan deze gronden een bestemming te worden toegekend die mede strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige waarden. De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' biedt geen, althans onvoldoende bescherming, aldus de appellanten.

Appellanten betogen verder dat de gronden die bij besluit van 3 juni 2013 zijn aangewezen als 'uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000' ook daarvoor de status hadden van EHS. Dit is ook de reden geweest waarom aan deze gronden in het ontwerpplan de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' was toegekend, aldus de appellanten.


De Afdeling overweegt als volgt:

"33.2. In het ontwerpplan werd onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' en 'Agrarisch met waarden - Landschap'. De raad heeft bij het vaststellen van het plan aan de gronden met eerstgenoemde bestemming, de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' toegekend. De bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' komt in het plan niet voor.


33.3. Ingevolge artikel 8, lid 8.1, onder c, van de planregels zijn de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen).

Ingevolge artikel 8 lid 8.1, onder c, van de regels bij het ontwerpplan waren de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna.


33.4. Ingevolge artikel 2.7.1, van de Omgevingsverordening, zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt daarin verstaan onder:

[…];

b. gebiedscategorie: typering zoals aangegeven op de kaart van een deelgebied van de EHS, bestaande uit:

i. bestaande natuur: gebied getypeerd door de aanwezigheid van grote natuurwaarden;

ii. nieuwe gerealiseerde natuur: gebied getypeerd door de geschiktheid voor verdere ontwikkeling van aanwezige of in potentie aanwezige natuurwaarden waarvoor de aankoop en/of functiewijziging van het gebied heeft plaatsgevonden;

iii. nieuwe nog niet gerealiseerde natuur: gebied getypeerd door de geschiktheid voor verdere ontwikkeling van aanwezige of in potentie aanwezige natuurwaarden maar waarvoor de aankoop en/of functiewijziging nog niet heeft plaatsgevonden;

[…];

Ingevolge artikel 2.7.3, tweede lid, strekken bestemmingsplannen:

a. uitsluitend tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscategorieën bestaande natuur en nieuwe gerealiseerde natuur;

b. mede tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscategorieën nieuwe nog niet gerealiseerde natuur en zoekgebied;

[…].


33.5. Bij besluit van 3 juli 2013 (PS 2013/412) hebben provinciale staten van Overijssel de Omgevingsvisie Overijssel geactualiseerd. Een onderdeel van deze actualisatie was de herbegrenzing van de EHS. Hierbij zijn gronden in de nabijheid van Natura 2000-gebieden aangewezen als 'uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000'. Deze gronden maken deel uit van de EHS. Aan deze gronden is in het plan de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' toegekend. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij geen rekening behoefde te houden met het besluit van provinciale staten van 3 juli 2013. Het plan is immers vastgesteld op 2 juli 2013. Het standpunt van SNM Overijssel en SNM Haaksbergen dat deze gronden ook voor de herbegrenzing waren aangewezen als EHS is evenwel juist. Uit de kaart met de begrenzing van de EHS zoals van kracht voorafgaand aan de vaststelling van de herijkte EHS blijkt dat de gronden die op 3 juli 2013 zijn aangewezen als 'uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000' ten tijde van het vaststellen van het plan waren aangewezen voor 'nieuwe natuur gerealiseerd' en 'nieuwe natuur: nog te realiseren'. Aan deze gronden diende de raad een bestemming toe te kennen die uitsluitend of mede strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en (natuur)waarden. De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' ziet op het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschapswaarden. Naar het oordeel van de Afdeling is de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' voor de gronden die in het ontwerpplan bestemd waren voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' in strijd met artikel 2.7.3, tweede lid, van de Omgevingsverordening. Het betoog slaagt."

Planaanpassing

Gelet op de uitspraak van de ABRS is ervoor gekozen om voor de gronden waaraan in het vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen" de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' is toegekend en die in het ontwerpplan bestemd waren voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap', wederom de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' op te nemen, dit indachtig de uitspraak van de ABRS.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Aanpassingen

3.1 Inleiding

In het buitengebied van de gemeente Haaksbergen zijn plannen voor een aantal kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen. Ook zijn een aantal ambtshalve aanpassingen gewenst.

3.2 Eibergsestraat 258

Op de locatie Eibergsestraat 258 is een danspaleis / discotheek gevestigd. Op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied', uit 2000, gold de bestemming 'Horecadoeleinden' met de aanduiding 'discotheek of bar-dancing toegestaan'. In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, is de bestemming 'Horeca' ogpenomen, waarbinnen horecabedrijven zijn toegestaan. Op basis van de begripsomschrijving is geen discotheek toegestaan. Per abuis is in het geldende bestemmingsplan geen aanduiding 'discotheek' opgenomen.

Planaanpassing

In voorliggend bestemmingsplan is daarom deze locatie alsnog opgenomen met de bestemming 'Horeca' en de aanduiding 'discotheek'. De aanduiding is ook in de regels van deze bestemming opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0003.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0004.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.3 Leemdijk 9

De locatie Leemdijk 9 betreft een woning met bijbehorende bebouwing. In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, is de locatie bestemd als 'Wonen'. Een deel van de vergunde bebouwing valt abusievelijk buiten het bestemmingsvlak 'Wonen'.

Planaanpassing

De locatie is in voorliggend bestemmingsplan opgenomen, waarbij het bestemmingsvlak 'Wonen' is vergroot, zodat alle bebouwing hierbinnen valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0005.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0006.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.4 Broekdijk 20a

De locatie Broekdijk 20/20a betreft een agrarisch bedrijf. Aan de locatie is in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen', vastgesteld op 2 juli 2013, de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' toegekend. Echter, er is een tweede bedrijfswoning vergund op de locatie op 13 december 2011. Deze vergunde tweede bedrijfswoning valt buiten het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.

Planaanpassing

Voor de locatie wordt in het voorliggende plan het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' zodanig aangepast, dat de vergunde tweede bedrijfswoning binnen het bestemmingsvlak komt te liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0007.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0008.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.5 Krakeelsweg Ongenummerd

Voor Krakeelsweg ongenummerd is een woonbestemming opgenomen in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013. Gezien de nieuwe situatie is het wenselijk om de vorm van het bestemmingsvlak 'Wonen' te wijzigen zodat alle bebouwing hierbinnen valt.

Planaanpassing

In het voorliggende plan wordt de vorm van het bestemmingsvlak 'Wonen' bij de locatie aangepast, zodat alle bebouwing van de nieuwe situatie hierbinnen komt te liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0009.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0010.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.6 Geukerdijk 102

Op de locatie Geukerdijk 102 is een agrarisch bedrijf gevestigd. In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, is de locatie bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' met de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2' en 'intensieve veehouderij'. In artikel 4.2.2 onder e is aangegeven dat stallen maximaal 1 bouwlaag mogen bevatten ten behoeve van het houden van dieren. De nieuw gebouwde varkensschuur bevat een verdiepingsvloer. Daarom is voor deze schuur een aanduiding 'gestapeld' opgenomen waardoor het ter plekke wel is toegestaan dat de schuur een bouwlaag bevat voor het houden van dieren.

Planaanpassing

Voor de nieuw gebouwde varkensschuur wordt in het voorliggende plan een aanduiding opgenomen, waardoor ter plekke van deze schuur wel een verdiepingsvloer voor het houden van dieren is toegestaan. In de regels wordt deze aanduiding ook toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0011.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0012.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.7 Hassinkbrinkweg 10

In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, is de locatie Hassinkbrinkweg 10 bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2'. Inmiddels zijn de landschapontsierende schuren gesloopt en ingezet voor een Rood voor Rood woning aan de Haarweg 46 in Haaksbergen. De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en het perceel dient een woonbestemming te krijgen. Daarom wordt de bestemming 'Wonen' opgenomen. Het bestemmingsvlak wordt hierop aangepast.

Planaanpassing

In het voorliggende plan is voor de locatie de bestemming 'Wonen' opgenomen. Het bestemmingsvlak is hierop aangepast. Een terreingedeelte is nader aangeduid omdat daar vanwege een naastgelegen stalling en mestopslag geen geurgevoelige objecten zijn toegestaan. Voor de gronden waarvoor in het geldende plan de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' was opgenomen maar die op basis van het voorliggende plan buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' vallen, wordt de omliggende agrarische gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' met bijbehorende aanduidingen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0013.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0014.jpg"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.8 Hoek Enschedesestraat/morgensterweg

Ten zuiden van de hoek Enschedesestraat/Morgensterweg is sprake van bomenteelt met een bijbehorend gebouw. Ter plaatse geldt op basis van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, voor een deel van de gronden de bestemming 'Bos'. Deze bestemming wordt aangepast naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Voor de gronden waar de bomenteelt plaatsvindt wordt de functieaanduiding 'bomenteelt' opgenomen. Ter plaatse van het bestaande gebouw wordt een bouwvlak opgenomen.

Planaanpassing

Voor de gronden ten zuiden van de hoek Enschedesestraat/Morgensterweg wordt de bestemming 'Bos' aangepast naar 'Agrarisch met waarden - Landschap' met de aanduiding 'bomenteelt'. Ter plaatse van de relevante gronden wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslagruimte' opgenomen. In de regels worden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' deze aanduidingen toegevoegd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslagruimte' is een gebouw ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten van de bomenteelt toegestaan. De maximale afmetingen van het bestaande gebouw worden in de regels opgenomen. De landschappelijke inpassing wordt in de regels opgenomen als voorwaardelijke verplichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0015.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0016.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.9 Wargerinksweg 7

In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, is de locatie Wargerinksweg 7 niet meegenomen. Op de locatie is sprake van een agrarisch bedrijf met een kleinschalig kampeerterrein. Het kleinschalig kampeerterrein is op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied' uit 2000 tot stand gekomen. Nabij de locatie liggen agrarische gronden. In de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' is de afwijkingsmogelijkheid voor het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein vernietigd. Alleen een bestaand kleinschalig kampeerterrein is binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' toegestaan. Op de locatie Wagerinksweg 7 is al een bestaand kleinschalig kampeerterrein aanwezig. De betreffende percelen worden in het voorliggende plan opgenomen.

Planaanpassing

De locatie Wargerinksweg 7 wordt bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en voor de omliggende gronden wordt gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' opgenomen. Voor het kampeerterrein wordt een aanduiding opgenomen. De aanduiding omvat het gebied waar kleinschalig kamperen toegestaan is. Voor dit perceel wordt specifiek opgenomen dat maximaal 10 kampeermiddelen zijn toegestaan. Ook wordt het adres Wargerinksweg 7 opgenomen in de tabel bij 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met een maximale oppervlakte van 0,3 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0017.png"

Uitsnede veegplan 1

3.10 Terrein Diepemaat

Het bestemmingsplan voor dit terrein is ouder dan 10 jaar en dient meegenomen te worden in het voorliggende plan. Voor het terrein geldt een specifieke regeling. Deze kan worden overgenomen, rekening houdend met de plansystematiek van het plan Buitengebied.

Planaanpassing

In de bestemmingsomschrijving van Bedrijf is het bedrijf opgenomen in de tabel. Met behulp van aanduidingen is de huidige regeling verwerkt in het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0018.png"

Uitsnede veegplan 1

3.11 Verlegging Hogedruk Gastransportleiding Ten Behoeve Van Aanleg N18

Ten behoeve van de aanleg N18 Brammeloweg moet de hogedruk gastransportleiding worden verlegd wegens technische redenen. Op basis van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, is dat niet toegestaan. Daarom wordt de regeling hiervoor meegenomen in het voorliggende plan.

Ecologie

In verband met de verlegging van deze gasleiding en enkele andere verleggingen van gasleidingen is een natuurtoets uitgevoerd (Antea Group, Projectnummer 11191-275881, van 9 januari 2015). De natuurtoets is opgenomen in Bijlage 2. In de natuurtoets is de relevante verlegging 'modificatie 1' genoemd.

Uit de natuurtoets blijkt dat voor de werkzaamheden mogelijk enkele bomen worden gekapt en een watergang wordt aangetast. De voorgenomen werkzaamheden ten behoeve van de modificaties zijn, tenzij er bomen gekapt worden, tijdelijk van aard. Het karakter van de gebieden waar de werkzaamheden worden uitgevoerd wordt er, behalve door de eventuele kap van de bomen, niet blijvend door veranderd.

Indien de werkzaamheden in het vogelbroedseizoen worden uitgevoerd zijn mitigerende maatregelen voor vogels verplicht. Indien de werkzaamheden buiten het vogelbroedseizoen worden uitgevoerd zijn de mitigerende maatregelen voor vogels niet noodzakelijk. Er zijn mitigerende maatregelen van toepassing ter voorkoming van lichtoverlast op vleermuizen.

Voor alle dieren geldt natuurlijk de zorgplicht.

Flora- en faunawet: Er zijn mitigerende maatregelen ten behoeve van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet noodzakelijk.

Natura 2000: Het tracé ligt niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde gebied, 'Buurserzand en Haaksbergerveen', ligt op circa 4 kilometer afstand. De modificatie heeft een beperkt effect en zijn gescheiden van de Natura 2000-gebieden door de kern Haaksbergen, wegen, waterwegen en spoorverbindingen. Voor de geplande modificatie is een voortoetsing aan de Natuurbeschermingswet niet aan de orde.

Ecologische Hoofdstructuur: Het tracé ligt niet in de Ecologische Hoofdstructuur. Voor de modificatie is een toetsing aan het Natuur Netwerk Nederland (NNN) daarom niet benodigd.

Aanbevelingen: Indien de werkzaamheden binnen het broedseizoen komen te vallen moeten de mitigerende maatregelen voor vogels uit paragraaf 5.3.1. van de natuurtoets, inclusief ecologische begeleiding, uitgevoerd worden. De mitigerende maatregelen uit de paragraaf 5.3.2. van de natuurtoets (vleermuizen) moeten uitgevoerd worden.

Externe veiligheid

Aangezien de voorliggende ontwikkeling een verlegging van een gasleiding betreft, is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd (DNV GL Oil & Gas, Report No. 74105429, van 9 december 2014). De kwantitatieve risico analyse is toegevoegd in Bijlage 3. De resultaten zijn hierna weergegeven.

PR berekeningen: Het plaatsgebonden risico (PR) van het te verleggen leidingdeel van gastransportleiding N-569-81 voldoet aan de door de Nederlandse overheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen /1/ en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen /4/ gestelde voorwaarde dat het PR op een afstand van vier meter gemeten uit het hart van de leiding, die een ontwerpdruk van 40 bar heeft, niet hoger is dan 10-6 per jaar. Ook voor de bestaande, ongewijzigde beschouwde leiding geldt dat het niveau van 10-6 per jaar plaatsgebonden risico niet wordt bereikt en dus wordt voldaan aan de voorwaarde dat er zich geen kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar bevinden.

GR berekeningen: Het groepsrisico (GR) van gastransportleiding N-569-81 is vergeleken met de oriëntatiewaarde voor buisleidingen, zijnde F·N2 < 10-2 per km per jaar waarbij F de frequentie is van een ongeval met N of meer slachtoffers. De verhouding tussen de oriëntatiewaarde en de FN-curve wordt gekenmerkt door de overschrijdingsfactor, die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd (overschrijdingsfactor < 1) dan wel wordt overschreden (overschrijdingsfactor > 1). Het groepsrisico nabij de voorgenomen leidingverlegging van de gastransportleiding N-569-81 is zowel voor als na de verlegging kleiner dan de in het Besluit externe veiligheid buisleidingen /1/ gestelde oriëntatiewaarde. De maximale overschrijdingsfactor voor het beschouwde gedeelte van gastransportleiding N-569-81 in de huidige situatie bedraagt 0.0 (afgerond) en wordt gevonden bij 13 slachtoffers (N) en een frequentie (F) van 3.60·10-7 per jaar. De maximale overschrijdingsfactor voor het beschouwde gedeelte van gastransportleiding N-569-81 in de toekomstige situatie bedraagt 0.0 (afgerond) en wordt gevonden bij 13 slachtoffers (N) en een frequentie (F) van 3.69·10-7 per jaar.

Archeologie

Het nieuwe tracé van de gasleiding valt binnen een attentiezone rond een boerderij zoals dat is aangegeven op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart.

Ten behoeve van de N18 is er door (destijds) Oranjewoud een booronderzoek verricht. Bij dit booronderzoek is er geboord in een dubbele raai om de 50 m. De resultaten hiervan zijn weergegeven in de afbeelding 'Kaart archeologie gasleiding' (deze kaart is niet noord-zuid georiënteerd). Er is in de boringen geen intact bodemprofiel aangetoond en daardoor is besloten om geen vervolgonderzoek te verrichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0019.jpg"

Afbeelding: Kaart archeologie gasleiding

De attentiecirkels rond historische boerderijen zijn indicatief. Het gaat om erven die reeds in de Late Middeleeuwen zijn vermeld en uit de lopende onderzoekspraktijk is gebleken dat sporen van oudere voorgangers vaak binnen een straal van circa 200 meter worden aangetroffen. Daarbij is ook gebleken dat deze dan liggen op hogere delen in het landschap, vaak onder een plaggendek op een dekzandrug onder een bouwlandkamp of een grotere es. Eventuele voorgangers van de betreffende erven zoals die op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart staan aangeduid, worden dan ook in westelijke richting verwacht en niet ter plaatse van de te verleggen gasleiding. Deze ligt op de verwachtingskaart van de gemeente in een zone met middelhoge verwachtingen waarvan een aanzienlijk deel in een beekvlakte. Daar zullen geen oudere erven geweest zijn. Dan resteert nog een vrijstellingsgrens van 5.000 m2 voor de middelhoge verwachtingszones. Met het tracé ontstaat niet meer dan 5.000 m2 verstoring.

Overigens, de kans is groot dat ook in de overige delen van de te verleggen gasleiding de bodem grotendeels is geroerd aangezien het om een en hetzelfde perceel gaat.

Op basis van bovenstaande is dan ook geen nader archeologisch onderzoek nodig.

Planaanpassing

Voor de nieuwe ligging van de leiding wordt de dubbelbestemming 'Leiding' met de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' opgenomen. Sinds enige tijd hoeft deze aanduiding van de Gasunie niet meer te worden opgenomen, maar voor onderhavig plan doen we dat toch uit een oogpunt van plansystematiek.

De oude gasleiding is wegbestemd door de primaire bestemmingen op te nemen zonder een dubbelbestemming voor een gasleiding.

3.12 Hoek Veldzichtweg En Oude Boekeloseweg

In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, is ten noorden van de hoek Veldzichtweg - Oude Boekeloseweg een bestemmingsvlak 'Wonen' opgenomen. Abusievelijk is de maatvoeringsaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden: 5' opgenomen. Er is sprake van 6 bestaande woningen in plaats van 5.

Planaanpassing

Het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt opgedeeeld in meerdere bestemmingsvlakken 'Wonen'. Het totaal aantal bestaande woningen bedraagt 6. Voor een aantal woningen zijn maximale maatvoeringen aangegeven voor inhoud van de woning en de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0020.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0021.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.13 Alsteedseweg 64

Op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, geldt voor de locatie de bestemming 'Detalhandel'. In de regels is in artikel 14.2.1 onder f een tabel opgenomen met de bestaande oppervlakte en de maximale oppervlakte. Hierin is een bestaande oppervlakte van 3.900 m2 opgenomen en een maximale oppervlakte van 5.000 m2. Dit stemt niet overeen met de werkelijkheid. Dit moet worden aangepast naar 4.793 m2 voor de bestaande oppervlakte en 5.330 m2 voor de maximale oppervlakte.

Planaanpassing

De tabel bij de bestemming 'Detailhandel' wordt aangepast, namelijk voor de bestaande oppervlakte wordt de maatvoering aangepast naar 4.793 m2 en voor de maximale oppervlakte naar 5.330 m2.

3.14 Hassinkbrinkweg 24

Voor de locatie is sprake van een agrarisch bedrijf. In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, heeft de locatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2'. Het perceel krijgt een woonbestemming, waarbij het bestemmingsvlak wordt verkleind. De aansluitende grond krijgt de aansluitende gebiedsbestemming.

Planaanpassing

In het voorliggende plan wordt de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' gewijzigd in 'Wonen'. Daarbij wordt het bestemmingsvlak verkleind en krijgt de overige grond de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0022.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0023.jpg"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.15 Wissinkbrinkweg 52

In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, heeft de locatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 4'. Het perceel krijgt een woonbestemming, waarbij het bestemmingsvlak wordt verkleind. De aansluitende grond krijgt de aansluitende gebiedsbestemming.

Planaanpassing

In het voorliggende plan wordt de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' gewijzigd in 'Wonen'. Daarbij wordt het bestemmingsvlak verkleind en krijgt de overige grond de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0024.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0025.jpg"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.16 Broekheurnerweg 140

De locatie Broekheurnerweg 140 betreft een woning met bijbehorende bebouwing. In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013, is de locatie bestemd als 'Wonen'. Een deel van de bebouwing en bijbehorende bouwwerken valt abusievelijk buiten het bestemmingsvlak 'Wonen'.

Planaanpassing

De locatie is in voorliggend bestemmingsplan opgenomen, waarbij het bestemmingsvlak 'Wonen' is vergroot, zodat alle bebouwing en bijbehorende bouwwerken hierbinnen vallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0026.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0027.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.17 Tweetal Agrarische Percelen Op Landgoed Het Lankheet

Voor twee agrarische percelen op landgoed Het Lankheet is mede namens de eigenaren van het landgoed het verzoek ingediend om de bestemming aan te passen naar 'Natuur'.

Het betreffen twee agrarische percelen (kadastraal bekend Sectie F nummer 2510, 2511 en 2234) die in het kader van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn aangewezen en via de subsidieregeling natuur en landschap voor functieverandering in aanmerking komen.

Op dit moment hebben de twee percelen een agrarische gebiedsbestemming. Deze percelen vallen dus binnen de EHS. Het is een opgave vanuit de doelstelling van de EHS om op beide percelen nieuwe natuur te realiseren (netto begrensd). Om de functiewijziging te bewerkstelligen is het in juridisch-planologische zin noodzakelijk om de bestemming te wijzigen naar 'Natuur'.

Uit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt bestaan er geen bezwaren om voor beide percelen de bestemming aan te passen naar de bestemming 'Natuur'. Beide percelen bevinden zich aan de rand van landgoed Het Lankheet en worden omzoomd door bestaande bos- en natuurpercelen. Daardoor is het logisch om deze percelen de bestemming 'Natuur' te geven. Ook milieutechnisch zijn er geen bezwaren om de bestemming aan te passen naar 'Natuur'. Er bevinden zich in de nabijheid van deze percelen geen agrarische bedrijven.

Planaanpassing

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestemming van de twee percelen op landgoed Het Lankheet aangepast naar 'Natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0028.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0029.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.18 Blindeweg 9

Voor Blindeweg 9 is een woonbestemming opgenomen in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013. Gezien de realisering van een nieuwe berging/schuur is het wenselijk om de ligging van het bestemmingsvlak 'Wonen' te wijzigen zodat alle bebouwing hierbinnen valt.

Planaanpassing

In het voorliggende plan wordt de ligging van het bestemmingsvlak 'Wonen' bij de locatie aangepast, zodat alle bebouwing van de nieuwe situatie hierbinnen komt te liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0030.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0031.jpg"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.19 Oude Boekeloseweg 97

Voor Oude Boekeloseweg 97 is een woonbestemming opgenomen in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013. Op 13 december 2016 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een berging/carport. Dit gebouw valt buiten het bestemmingsvlak ‘Wonen’. Gezien de verleende vergunning van een berging/carport is het wenselijk om de ligging van het bestemmingsvlak 'Wonen' te wijzigen zodat alle bebouwing hierbinnen valt.

Planaanpassing

In het voorliggende plan wordt de ligging van het bestemmingsvlak 'Wonen' bij de locatie aangepast, zodat alle bebouwing van de nieuwe situatie hierbinnen komt te liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0032.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0033.jpg"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.20 Weertjesweg 4

De locatie Weertjesweg 4 betreft een agrarisch bedrijf. Aan de locatie is in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen', vastgesteld op 2 juli 2013, de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' toegekend. Het feitelijk gebruik van het perceel is eigenlijk al niet meer agrarisch. Gelet op de ligging van het perceel in Natura 2000 gebied ligt een woonbestemming meer voor de hand dan een ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’. Uit ruimtelijk oogpunt bestaan hiertegen geen bezwaren. De woonbestemming levert geen beperkingen voor de bedrijfsvoering in de buurt liggende agrarische bedrijven.

Planaanpassing

Voor de locatie wordt in het voorliggende plan het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' gewijzigd in de bestemming ‘Wonen”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0034.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0035.jpg"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.21 Ellenbroekweg 31

De locatie Ellenbroekweg 31 betreft een agrarisch bedrijf. Aan de locatie is in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen', vastgesteld op 2 juli 2013, de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' toegekend. Echter de vergunde vleesvarkensstal van 15 juli 2014 valt deels buiten het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.

Planaanpassing

Voor de locatie wordt in het voorliggende plan het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' zodanig aangepast, dat de vergunde vleesvarkensstal binnen het bestemmingsvlak komt te liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0036.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0037.jpg"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.22 Zendvelderweg 22

Voor Zendvelderweg 22 is een woonbestemming opgenomen in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013. Gezien de nieuwe situatie is het wenselijk om de ligging van het bestemmingsvlak 'Wonen' te wijzigen zodat alle bebouwing hierbinnen valt.

Planaanpassing

In het voorliggende plan wordt de ligging van het bestemmingsvlak 'Wonen' bij de locatie aangepast, zodat alle bebouwing van de nieuwe situatie hierbinnen komt te liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0038.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0039.jpg"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.23 Haaksbergerweg 9 - 9a

Voor Haaksbergerweg 9-9a is een woonbestemming opgenomen in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen", vastgesteld op 2 juli 2013. Gezien de toekomstige realisering van twee vrijstaande woningen (vervangende nieuwbouw) is het wenselijk om de ligging van het bestemmingsvlak 'Wonen' te wijzigen zodat alle bebouwing hierbinnen valt.

Planaanpassing

In het voorliggende plan wordt de ligging van het bestemmingsvlak 'Wonen' bij de locatie aangepast, zodat de toekomstige realisering van woningen hierbinnen komt te liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0040.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0041.png"

Uitsnede Buitengebied Haaksbergen Uitsnede veegplan 1

3.24 Archeologisch Beleidskaart En Erfgoedverordening

De gemeente heeft een archeologische beleidsadvieskaart laten opstellen (RAAP, juli 2009). Er kan onderscheid worden gemaakt in enerzijds archeologische waarden en anderzijds archeologische verwachtingswaarden. De bekende archeologische waarden zijn in het moederplan op de verbeelding aangegeven met een dubbelbestemming. De kaart met de verwachtingswaarden is in het moederplan opgenomen in een bijlage bij de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1138-0003_0042.jpg"

Op 19 maart 2014 is de gemeentelijke Erfgoedverordening in werking getreden. Daarin is bepaald dat het verboden is om in een archeologisch monument of een archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 40 cm onder de oppervlakte te verstoren. Dit verbod geldt niet als de verstoring plaatsvindt:

  • in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100.000 m2 of
  • in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 5.000 m2 of
  • in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m2.

Verder is het verbod niet van toepassing indien in het bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen over archeologische monumentenzorg. In het veegplan worden de archeologische verwachtingswaarden op de verbeelding en in de regels opgenomen, zodat het archeologiebeleid integraal vertaald is in het bestemmingsplan. De verbodsbepaling uit de Erfverordening is dan niet meer van toepassing. In plaats daarvan geldt de verbodsbepaling van het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. De verbodsbepaling is alleen van toepassing op werken/werkzaamheden dieper dan 0,4 m én met een bepaalde oppervlakte (respectievelijk 100.000 m2, 5.000 m2 en 2.500 m2 bij lage, middelmatige en hoge verwachtingswaarden).

3.25 Rood Voor Rood Beleid 2015

Het in het moederplan opgenomen Rood voor Rood beleid betreft het beleid zoals vastgesteld op 8 april 2008. In 2011 heeft een evaluatie laatsgevonden. Dit heeft geleid tot een herziening van het Rood voor Rood beleid. De afgelopen jaren is dit beleid veelvuldig toegepast. Een evaluatie van het vastgestelde beleid in november 2013 liet zien dat er in de periode tussen november 2011 en november 2013 8.091 m² landschapsontsierende bebouwing is gesloopt. Daarvoor zijn 8 kavels uitgegeven waarvan 6 op de slooplocatie en 2 elders in het buitengebied. Hierdoor draagt Rood voor Rood bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.

Voor die situaties waarbij een woning niet op de slooplocatie kan worden gerealiseerd zijn twee zoekgebieden aangewezen die geschikt zijn om Rood voor Rood woningen te realiseren. Dit zijn de Wissinkbrink en het deel van de Veldmaat, tussen de huidige kern en de Noordsingel. Daarnaast wordt een vereenvoudiging van de regels nagestreefd.

De staffel van de te slopen bebouwing ziet er als volgt uit:

bouw maximaal sloop minimaal
1 woning max 750 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van max 150 m2 1.000 m2 aan bebouwing of 5.000 m2 aan kassen
1 woning max 1.000 m3 met een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van max 200 m2 1.500 m2 aan bebouwing
2 woningen elk max 750 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van max 150 m2 2.500 m2 aan bebouwing
2 woningen elk max 1.000 m3 met elk een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van max 200 m2 3.000 m2 aan bebouwing

Deze woningen zijn extra ten opzichte van de reeds aanwezige bedrijfswoning(en).

Het doel van Rood voor Rood in Haaksbergen blijft het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied. Dit wordt bereikt door het slopen van (landschapsontsierende) bebouwing en het op de juiste manier landschappelijk inpassen van de compensatiekavels.

In het moederplan waren het Rood voor Rood beleid en het VAB beleid opgenomen in één bijlage. In het veegplan is het Rood voor Rood beleid opgenomen in een aparte bijlage. Het VAB beleid is nog steeds opgenomen in de bijlage waarin ook het oude Rood voor Rood beleid is vermeld. Van die bijlage is dus alleen het VAB beleid van toepassing.

3.26 Zonnepanelen Op Agrarische Gronden

Uit een oogpunt van duurzaamheid staat de gemeente positief tegenover zonne-energie. In beginsel moeten zonnecollectoren worden geplaatst op gebouwen. Er zijn echter situaties waarin (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is en waarin mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut. In die gevallen wordt onder voorwaarden toegestaan dat zonnecollectoren op de grond worden geplaatst. De voorwaarden betreffen:

  • zonnepanelen kunnen uitsluitend worden geplaatst binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap';
  • de zonnepanelen kunnen aantooonbaar niet op een dakvlak worden geplaatst dan wel er is sprake van een dakvlak met een verschijningsvorm dat onaangetast dient te blijven;
  • de zonnepanelen dienen landschappelijk ingepast te worden volgens de gebiedskenmerken;
  • de zonnepanelen mogen niet gebruikt worden door bedrijven die hoofdzakelijk zijn gericht op energieopwekking;
  • het grondperceel waarop de zonnepanelen staat bedraagt maximaal 625 m2;
  • de hoogte van de zonnepanelen bedraagt maximaal 2,5 meter.

Bij de keuze voor de oppervlaktemaat van 625 m2 is de afweging gemaakt tussen enerzijds het faciliteren in duurzame energie en anderzijds duurzaam intensief ruimtegebruik, zodat de groene uitstraling van het buitengebied behouden blijft. De oppervlakte van 625 m2 komt overeen met 25 m x 25 m. Niet in alle gevallen zal een veld van 25 x 25 m het beste inpasbaar zijn, vandaar dat is gekozen voor een maximale oppervlaktemaat.

3.27 Witte Vlek Nabij Buurse

Het bestemmingsplan Buitengebied sloot aan op de oorspronkelijke uitbreidingslocatie van Buurse. Als gevolg van een reactieve aanwijzing van de provincie is de uitbreidingslocatie verkleind. Daardoor sloot het bestemmingsplan Buitengebied niet meer goed aan op de bestemmingsplannen voor de kom. Deze 'witte vlek' krijgt in onderhavig plan de bestemming 'Agrarisch'.

3.28 Overige Ambtshalve Aanpassingen Regels

Boerderijkamers en boerderijappartementen

In de bestemmingen "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en "Wonen" is een afwijkmogelijkheid opgenomen voor boerderijkamers en boerderijappartementen. Gebleken is dat deze regeling te ruim is geformuleerd. Het is niet gewenst dat overal boerderijkamers of -appartementen kunnen worden gerealiseerd. De mogelijkheid om boerderijkamers en -appartementen te vestigen is bedoeld om inkomsten te kunnen genereren ten behoeve van de instandhouding van karakteristieke bebouwing. De vestigingsmogelijkheid is dan ook alleen bedoeld voor karakteristieke bebouwing. Of sprake is van karakteristieke bebouwing is ter beoordeling aan het college.

Bestaande buitenrijbakken

In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 april 2015 is een tegenstrijdigheid geconstateerd met betrekking tot bestaande buitenrijbakken. In de bestemmingsomschrijving van de agrarische gebiedsbestemmingen wordt de buitenrijbak op twee plaatsen vermeld. In het ene geval wordt geëist dat ze legaal tot stand zijn gekomen, in het andere geval niet. Dit wordt in de planregels hersteld door op beide plaatsen te eisen dat ze legaal tot stand zijn gekomen.

Bestaande opslag van mest, kuilvoerplaten en sleufsilo's

Buiten de bouwvlakken komen mestopslagvoorzieningen, kuilvoerplaten en sleufsilo's voor. Nieuwe voorzieningen zijn niet toegestaan, maar bestaande, legaal tot stand gekomen voorzieningen wel. In de bestemmingsomschrijvingen van de agrarische gebiedsbestemmingen is dit verwerkt.

Bestemmingsomschrijving Bedrijf

In de bestemmingsomschrijving zijn onder a en b soorten bedrijven genoemd. Onder c zijn bedrijven genoemd die op bepaalde adressen zijn toegestaan. Gebleken is dat er discussie mogelijk is over de vraag of op de onder c genoemde adressen ook de onder a en b genoemde bedrijven zijn toegestaan. Het antwoord is bevestigend. Om dit te verduidelijken wordt onder c het woordje 'tevens' opgenomen.

Geen overkappingen bij recreatiewoningen

Ten onrechte is in de bouwregels van de bestemming "Recreatie - Recreatiewoning" niet vermeld dat overkappingen niet zijn toegestaan. Dit wordt aangevuld.

Criteria voor inwoning

De voorwaarden voor inwoning waren in de toelichting iets uitgebreider geformuleerd dan in de regels. Dit wordt op elkaar afgestemd. De regels worden aangevuld met de bepaling dat de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet meer bedraagt dan 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning.

Mantelzorg

In het moederplan is een mantelzorgregeling opgenomen. Voor de duidelijkheid en ter voorkoming van ongewenste situaties wordt in het veegplan expliciet bepaald dat indien geen sprake meer is van mantelzorg de bewoning dient te worden gestaakt. In de begripsbepalingen worden definities opgenomen van mantelzorg, mantelzorgindicatie, Wmo en zorgbehoefte.

Afwijkende maatvoering

In het moederplan is een afwijkende maatvoeringsregeling opgenomen. Bestaande bouwwerken die bijvoorbeeld hoger zijn dan de in de regels genoemde maximale hoogte vallen niet onder het overgangsrecht. Door de afwijkende maatvoeringsregeling geldt de bestaande hoogte als maximale hoogte. Daarmee zijn de bouwwerken positief bestemd. Dit is alleen bedoeld voor bouwwerken die legaal tot stand zijn gekomen (hetzij vergunningvrij volgens de regels, hetzij met vergunning). In het veegplan wordt dit expliciet tot uitdrukking gebracht. De (legaal tot stand gekomen) afwijkende maatvoering mag worden gehanteerd bij uitbreidingen en nieuwbouw van dat gebouw.

10% afwijkingsregeling

De afwijkingsmogelijkheid 10% kan alleen in bijzondere situaties toegepast worden.

Strijdig gebruik

In een aantal artikelen wordt bij strijdig gebruik aangegeven wat daar in ieder geval onder wordt verstaan. In de artikelen 3.5.1, 8.5.1 en 9.5.1 is daaraan toegevoegd "het gebruiken of laten gebruiken van veldschuren/schuilgelegenheden voor recreatieve doeleinden".

Afwegingskader

Het afwegingskader van artikel 44 Algemene afwijkingsregel is vervangen door een adequater afwegingskader.

Kennelijke verschrijvingen

  • In de bestemmingsomschrijving van "Wonen" bij de buitenrijbakkenregeling onder n is 'bedrijf' vervangen door 'woning' en 'agrarisch bedrijf' vervangen door 'woning'. Ook bij 'Afwijken van de gebruiksregels' is 'agrarisch bedrijf' vervangen door 'woning'.
  • Op basis van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) is een onderscheid tussen "Afwijken van de bouwregels" en "Afwijken van de gebruiksregels" verplicht. Indien wordt afgeweken van de gebruiksregels is het vaak gewenst te bouwen ten behoeve van de toegestane functie. Daarom is bij "Afwijken van de bouwregels" de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bepaling dat uitsluitend mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Gebleken is dat deze bepaling niet overal correct is verwerkt. Bij dit plan is dat hersteld.
  • In de bestemming ‘Wonen’ is in het onderdeel inwoning van de woning abusievelijk bedrijfswoning opgenomen. Dit is gewijzigd in ‘woning’.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan in 2013 zijn de volgende beleidsdocumenten vastgesteld:

Rijk

  1. 1. Structuurvisie Windenergie op land, vastgesteld op 28 maart 2014
  2. 2. Nationaal Waterplan 2016-2021, vastgesteld op 10 december 2015

Provincie

  1. 3. Omgevingsvisie partiële herziening detailhandel (regionale afstemming), vastgesteld op 23 april 2014
  2. 4. Verzamelherziening 2014 Omgevingsvisie Overijssel, vastgesteld op 8 oktober 2014
  3. 5. Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2013, vastgesteld op 29 augustus 2013
  4. 6. Partiële herziening omgevingsvisie voor Kaderrichtlijn Water en Richtlijn Overstromingsrisico's, vastgesteld op 7 juli 2015;

Gemeente

  1. 7. Structuurvisie Haaksbergen, vastgesteld op 5 maart 2014.
  2. 8. Rood voor rood beleid 2015, vastgesteld op 23 september 2015.

Hieronder wordt voor zover nodig op deze beleidsstukken ingegaan.

Ad 1. Structuurvisie Windenergie op land

De Structuurvisie Windenergie op land is een uitwerking van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In deze uitwerking presenteert het kabinet een ruimtelijk plan voor de doorgroei van windenergie op het grondgebied van Nederland (land en grote wateren, uitgezonderd de Noordzee). Doelstelling voor dit plan is, om zodanige voorwaarden te scheppen dat in 2020 een opwekkingsvermogen van ten minste 6000 megawatt (MW) aan windturbines operationeel is. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan op welke manier dit mogelijk is, en wie verantwoordelijk is voor het aanwijzen van de ruimte voor deze windturbines. Hiervoor worden drie soorten beleid gepresenteerd.

Ruimte voor windenergie moet worden gevonden volgens de volgende principes:

  • bundeling in gebieden die geschikt zijn voor plaatsing van grote turbines, en
  • bij het ruimtelijk ontwerp van windturbineprojecten aansluiten bij de hoofdkenmerken van het landschap.

Vervolgens wijst het kabinet concrete gebieden aan die geschikt zijn voor grootschalige windturbineparken. In deze gebieden zal een belangrijk deel van de 6000 MW moeten worden gerealiseerd. Het kabinet zal initiatieven voor windturbineparken met een omvang van ten minste 100 MW toetsen aan deze gebieden. Om de doelstelling van 6000 MW te halen is het noodzakelijk dat ook buiten deze gebieden ruimte wordt geboden voor kleinere windturbineparken. Provincies kunnen daarvoor locaties aanwijzen of hebben dit reeds gedaan.

In het derde beleidsonderdeel beschrijft het kabinet de taakverdeling tussen Rijk en provincies bij het ruimtelijk mogelijk maken van windenergie, en de prestatieafspraken die daarover met het IPO zijn gemaakt. Deze afspraken maken het mogelijk dat het doel van ten minste 6000 MW tijdig wordt bereikt.

Dit beleidsdocument staat niet in de weg aan vaststelling van het veegplan.

Ad 2. Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 heeft de volgende ambitie:

"Nederland is een echt Waterland. Toch is de bevolking zich nauwelijks bewust van de uitdagingen van het waterbeheer en de risico’s van het water, omdat het waterbeheer zo goed georganiseerd is. Nederlanders moeten zich meer bewust worden van het leven met water.

De veranderende rol van de overheid in het algemeen en die van het Rijk in het bijzonder leidt tot een verandering van de sturing van het waterbeleid. De beschikbare financiële middelen nemen af, taken worden gedecentraliseerd en de maatschappij zelf wordt in toenemende mate initiatiefnemer en uitvoerder van maatregelen. Dit leidt tot een groeiende behoefte aan andere sturingsmogelijkheden, samenwerkingsverbanden en financieringsarrangementen. Daarnaast vragen (mondiale) ontwikkelingen zoals klimaatverandering, grondstoffenschaarste en bevolkingsgroei om antwoorden.

Dit nieuwe Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld.

Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Het kabinet streeft naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.

De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving. Iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid om samen te komen tot een waterrobuuste ruimtelijke inrichting, het beperken van overlast en rampen en verstandig handelen in extreme situaties."

Dit waterplan staat niet in de weg aan vaststelling van het veegplan.

Ad 3. Omgevingsvisie partiële herziening detailhandel (regionale afstemming).

Onderhavig plan heeft geen betrekking op dit onderwerp, zodat dit beleidsstuk geen nadere bespreking behoeft.

Ad 4. Verzamelherziening 2014 Omgevingsvisie Overijssel

De verzamelherziening 2014 betreft het luchthavenbeleid en aanpassing van diverse kaarten vanwege aanpassing van de EHS (ecologische hoofdstructuur).

Er zijn zones Ondernemen met Natuur en Water' aangewezen. In deze gebieden is ruimte voor economische ontwikkeling, in combinatie met versterking van natuur, landschap en water. Dit staat niet in de weg aan vaststelling van het veegplan.

Ad 5. Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2013

Op 3 juli 2013 heeft de provincie een actualisatie van de Omgevingsvisie vastgesteld. Deze actualisatie is uitgevoerd naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord Kracht van Overijssel. Er zijn aanpassingen uitgevoerd voor de onderwerpen EHS en zone Ondernemen met Natuur en Water, de nieuwvestiging van bedrijven in Landbouwontwikkelingsgebieden, de rol van de provincie in de kansrijke zoekgebieden voor Windenergie, de wegencategorisering en het beleid rondom kantoren en lokaal gewortelde bedrijvigheid. Daarnaast is in de Omgevingsverordening een bepaling opgenomen rond de ruimtelijke reservering voor de gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente en Omgeving en zijn aanpassingen gedaan op basis van de aanpassingen in de Omgevingsvisie en de evaluatie van de Omgevingsverordening uit 2011. De overige teksten in de Omgevingsvisie zijn niet gewijzigd.

Deze actualisatie staat niet in de weg aan vaststelling van het veegplan.

Ad 6. Partiële herziening omgevingsvisie voor Kaderrichtlijn Water en Richtlijn Overstromingsrisico's

Deze partiële herziening bevat een aantal wijzigingen vanuit verplichtingen vanuit genoemde Europese richtlijnen. De omgevingsvisie heeft daarmee de status van regionaal waterplan onder de Waterwet. De nieuwe Waterwet gaat uit van een andere relatie tussen provincie en waterschap dan tussen provincie en gemeenten. Gezien het belang van veiligheid en gezondheid zijn de organisatie van en het toezicht op de waterschappen bij de provincie neergelegd.

Deze herziening staat niet in de weg aan vaststelling van het veegplan.

Ad 7. Structuurvisie Haaksbergen

In de "Structuurvisie 2030, Haaksbergen: groenste dorp van Twente" staan negen ambities centraal. De kracht van Haaksbergen is dat het de voorzieningen van een stad combineert met de gemoedelijkheid, gezelligheid, bereikbaarheid en groene sfeer van een dorp te midden van een prachtig landschap.

De komende jaren zet de gemeente zich in om beide kanten sterker te maken. Hierbij wil de gemeente het voorzieningenniveau op zijn minst op peil houden en waar mogelijk naar een hoger plan tillen. Het betekent ook dat de gemeente zich gaat inzetten om de dorpse groene sfeer en de gezelligheid te versterken, terwijl de bereikbaarheid op peil gehouden wordt. Ook wordt de kwaliteit van het buitengebied met zijn hoge cultuurhistorische waarden en de bijzondere natuurgebieden op peil gehouden en worden dorp en landschap optimaal met elkaar verbonden.

Om deze missie te laten slagen, zijn negen concrete ambities geformuleerd waarmee de gemeente de komende jaren aan de slag gaat:

  1. 1. Verbeteren van de relatie en verzachten van de overgangen tussen dorp en buitengebied.
  2. 2. Een sfeervol groen centrum met de markt als stralend middelpunt.
  3. 3. Stimuleren van een gezonde plattelandseconomie en het op peil houden van de ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het buitengebied.
  4. 4. Versterken van de cultuurhistorische kwaliteit van de dorpsstructuur.
  5. 5. Benutten van de toeristische potentie van de samenhang tussen dorp en landschap.
  6. 6. Versterken van de veelzijdigheid van de Haaksbergse economie.
  7. 7. Verbreden van het aanbod aan woonmilieus.
  8. 8. Op peil houden en concentreren van de voorzieningen.
  9. 9. Verduurzamen en beleefbaar maken van het watersysteem.

De voorgenoemde ambities staan centraal in het uitvoeringsprogramma dat hoort bij deze structuurvisie. Elk initiatief dat bij de gemeente wordt ingediend, moet een bijdrage leveren aan deze ambities. Dat hoeft niet te betekenen dat een plan aan álle ambities moet voldoen, maar het mag niet tegen ambities ingaan, en waar mogelijk moet het bijdragen aan meerdere ambities.

Het voorliggende plan is opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de ABRS. Vanuit de structuurvisie zijn er geen belemmeringen voor het veegplan.

Ad 8. Rood voor rood beleid 2015

Het beleid is aangepast voor die situaties waarbij een woning niet op de slooplocatie kan worden gerealiseerd. Er zijn twee zoekgebieden aangewezen die geschikt zijn om Rood voor Rood woningen te realiseren. Dit zijn de Wissinkbrink en het deel van de Veldmaat, tussen de huidige kern en de Noordsingel.


Daarnaast is een vereenvoudiging van de regels voorgestaan. Met de aangepaste regels is het beleid toegankelijker gemaakt zonder het doel van het beleid uit het oog te verliezen. Het doel van Rood voor Rood in Haaksbergen blijft het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied. Dit wordt bereikt door het slopen van landschapsontsierende bebouwing en het op de juiste manier landschappelijk inpassen van de compensatiekavels. In het beleid worden de kaders met de bijbehorende voorwaarden beschreven. Meer hierover in paragraaf 3.25.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

Voor de milieu- en omgevingsaspecten wordt verwezen naar de toelichting bij het moederplan, het bestemmingsplan Buitengebied. Deze toelichting is bereikbaar via de volgende link: Toelichting bestemmingsplan Buitengebied.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

Het veegplan bestaat uit aanpassingen op de verbeelding en in de regels. Er zijn verschillende situaties te onderscheiden.

  • Als op de verbeelding geen bestemming is opgenomen, geldt de bestemming van het moederplan, met de aangepaste regels van dit plan.
  • Als op de verbeelding een basisbestemming is opgenomen, geldt in beginsel dit plan, want dan zijn ook eventuele dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen.
  • Als op de verbeelding alleen een dubbelbestemming of gebiedsaanduiding is opgenomen, gelden de basisbestemming en overige dubbelbestemmingen/gebiedsaanduidingen van het moederplan plus de dubbelbestemming/gebiedsaanduiding van dit plan.

In het veegplan is daarvoor expliciet een bepaling opgenomen in de Algemene regels onder Overige regels.

Alleen de geel gemarkeerde tekst in de regels maakt onderdeel uit van dit veegplan. Voor een goede leesbaarheid is de tekst geplaatst in de regels van het bestemmingsplan Buitengebied. De doorgehaalde tekst betreft de bepalingen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vernietigd.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Algemeen

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Exploitatieplan

Indien een bestemmingsplan een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12 Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. Onder aangewezen bouwplan wordt krachtens artikel 6.2.1 Bro onder andere verstaan de bouw van één of meer woningen of andere hoofdgebouwen. Het exploitatieplan is de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om de aangewezen bouwplannen mogelijk te maken. Op basis van artikel 6.2.4 Bro worden daartoe onder andere gerekend kosten van onderzoek en planvorming voor de bestemmingsplanherziening. Vanuit Bro zijn hieraan in artikel 6.2.1a voorwaarden gesteld.

Als gevallen als bedoeld in artikel 6.12 lid 2 Wro zijn gevallen aangegeven in artikel 6.2.1a Bro. Besloten kan worden geen exploitatieplan vast te stellen, indien:

  • het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet, kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,-;
  • er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f;
  • de verhaalbare kosten, bedoeld in artikel. 6.2.4 onderdelen b tot en met f, uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige (nieuwe) ontwikkelingen. De aanpassingen op de verbeelding betreffen voornamelijk de agrarische gebiedsbestemmingen. Het plan maakt wel, via de bouwregels en binnenplanse afwijkingsmogelijkheden, in beperkte mate bouwplannen mogelijk. Het plangebied kan niet worden gezien als één exploitatiegebied, aangezien als exploitatiegebieden zijn te beschouwen de bestemmingsvlakken waar bouwmogelijkheden zijn (bijvoorbeeld de agrarische bedrijfsbestemmingen). Er zijn dus in beginsel zoveel exploitatiegebieden als per bestemmingsvlak mogelijkheden worden geboden voor bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Per exploitatiegebied is vanwege de aard en schaal van de bouwmogelijkheden te verwachten dat sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 6.2.1a Bro. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden opgesteld.

Conclusie

Aan de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn voor de gemeente geen kosten verbonden. Aangezien de te verhalen kosten onder artikel 6.2.1a Bro vallen is het niet noodzakelijk een exploitatieplan voor het buitengebied op te stellen.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft zal het ontwerp van dit bestemmingsplan worden voorgelegd aan de overlegpartners. De resultaten van de overlegreacties zullen te zijner tijd in deze paragraaf worden opgenomen. De resultaten van het vooroverleg worden verwerkt in het bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan ‘Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Veegplan 1, inclusief bijbehorende bijlagen, heeft van 21 april 2017 tot en met 1 juni 2017 voor een periode van zes weken voor iedereen in het gemeentehuis ter inzage gelegen. Ook is het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd op de gemeentelijke website en op www.ruimtelijkeplannen.nl.


Tijdens deze periode zijn er 9 schriftelijke zienswijzen ingediend. Hiertoe is een Zienswijzennota opgesteld waarin de ingediende zienswijzen zijn samengevat en van een reactie van de zijde van de gemeente zijn voorzien. Daarbij is aangegeven of en hoe het bestemmingsplan wordt aangepast naar aanleiding van de zienswijze. Verder zijn de ambtshalve wijzigingen van de toelichting, planregels en verbeelding opgenomen in de Zienswijzennota. De Zienswijzennota is als bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd.

1 november 2017 en gewijzigd tav gerechtelijk uitspraak op 1 mei 2019

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Vab Beleid 2011

Bijlage 2 VAB beleid 2011

Bijlage 3 Rood Voor Rood Beleid 2015

Bijlage 3 Rood voor Rood beleid 2015

Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing Bretelerveldweg 2

Bijlage 4 Landschappelijke inpassing Bretelerveldweg 2

Bijlage 5 Erfinrichtingsplan Kolleweg 7

Bijlage 5 Erfinrichtingsplan Kolleweg 7

Bijlage 6 Landschappelijke Inpassing Smitterijweg 8

Bijlage 6 Landschappelijke inpassing Smitterijweg 8

Bijlage 7 Beplantingsplan Landgoed Eppenzolder

Bijlage 7 Beplantingsplan Landgoed Eppenzolder

Bijlage 8 Landschappelijke Inpassing Hoek Enschedesestraat/morgensterweg

Bijlage 8 Landschappelijke inpassing hoek Enschedesestraat/Morgensterweg

Bijlage 1 Uitspraak Abrs

Bijlage 1 Uitspraak ABRS

Bijlage 2 Natuurtoets In Verband Met Modificatie Gastransportleidingtracé

Bijlage 2 Natuurtoets in verband met modificatie gastransportleidingtracé

Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleidingtracé

Bijlage 3 Kwantitatieve risicoanalyse gastransportleidingtracé

Bijlage 4 Zienswijzennota

Bijlage 4 Zienswijzennota