KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Besloten Veenontginningenlandschap
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bos
Artikel 7 Centrum
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Maatschappelijk - Justitiële Inrichting
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Verkeer - Verblijf
Artikel 16 Woongebied - 1
Artikel 17 Woongebied - 2
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
Artikel 19 Waarde - Archeologie 4
Artikel 20 Waarde - Archeologie 5
Artikel 21 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 26 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Balkbrug: Ontstaan En Ontwikkeling
2.1 Cultuurhistorische Ontwikkeling
2.2 Archeologie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Rijk
3.3 Provincie
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Functies
4.2 Waarden
4.3 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Planvorm
5.3 Bestemmingen En Afweging Van Belangen
5.4 Afstemming Op Andere Wetten En Verordeningen
Hoofdstuk 6 Toets Aan Wet- En Regelgeving
6.1 Inleiding
6.2 Wet Geluidhinder
6.3 Milieubeheer
6.4 Bodem
6.5 Archeologie En Cultuurhistorie
6.6 Water
6.7 Luchtkwaliteit
6.8 Ecologie
6.9 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Vigerende Plannen Balkbrug
Bijlage 2 Besluit Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Ommerschans - Balkbrug En Toelichting D.d. 24 November 2011
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Verbouw Woning Zwolseweg 14 Te Balkbrug
Bijlage 4 Archeologisch Advies
Bijlage 5 Waterparagraaf
Bijlage 6 Watertoetsdocument + Reacties
Bijlage 7 Lpg Groepsrisico Berekeningsmodule B. Altena En Zn. Lpg Tankstation Balkbrug
Bijlage 8 Bijlage Bij Verkeersbesluit (Route Gevaarlijke Stoffen)
Bijlage 9 Onderzoek Externe Veiligheid Vanwege Transport Gevaarlijke Stoffen Over N377 (Traject Coevorderweg), Haro Milieuadvies, 10 Februari 2010
Bijlage 10 Risicoberekening Gastransportleidingen, Kema, 7 Januari 2010
Bijlage 11 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 12 Overlegreacties

Balkbrug

Bestemmingsplan - gemeente Hardenberg

Vastgesteld op 12-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Balkbrug van de gemeente Hardenberg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfastvoorziening:

het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt;

1.9 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, van wie de huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.11 bestaand:

  1. 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

1.19 bouwvlak:

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 cultuur en ontspanning:

voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, waaronder: podiumkunsten/(openlucht)theater, toeristische attracties, creativiteitscentra;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor de verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.24 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 geluidgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.27 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;

1.29 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.30 horeca, categorie I:

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.31 horecabedrijf, categorie II:

een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt, en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;

1.32 horecabedrijf, categorie III:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;

1.33 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.34 internetwinkel:

specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.35 kantoor:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, welke bestemd is of zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen;

1.36 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.37 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg of zorg voor andere doelgroepen en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;

1.38 manege:

een bedrijf gericht op het geven, dan wel faciliteren van paardensportinstructie, alsmede het geven van gelegenheid tot het (recreatief) houden en/of berijden van paarden, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca-activiteiten en/of andere (hippische) evenementen;

1.39 motorrijtuig:

voertuigen voorzien van een motor bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen;

1.40 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.41 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.42 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.43 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.44 rooilijn:

  1. 1. langs een weg waar bestaande bebouwing is gesitueerd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn die zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de weg gekeerde gevels van de bestaande bebouwing;
  2. 2. langs een weg waarlangs geen bestaande bebouwing als onder 1 bedoeld is gesitueerd en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg;

1.45 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;

1.47 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.48 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische cultuurgrond;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. water.

In de bestemming is geen productiebos begrepen.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeer en verblijf;
  2. 2. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  3. 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8 m bedraagt, met dien verstande dat er uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen zijn toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Besloten Veenontginningenlandschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'agrarisch met waarden - besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische cultuurgrond;
  2. b. instandhouding van en ontwikkeling van het besloten landschap;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  2. d. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  3. e. openbare nutsvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. watergangen en waterpartijen; en
  6. h. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en schuilgelegenheden.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  1. 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van schuilgelegenheden;
  2. 2. het aantal schuilgelegenheden op elk afzonderlijk perceel van aaneengesloten, bij elkaar behorende gronden, mag niet meer dan één per/ha bedragen;
  3. 3. de oppervlakte van een schuilgelegenheid mag niet meer dan 12 m2 bedragen;
  4. 4. de goot- en bouwhoogte van schuilgelegenheden bedragen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 4 m.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
  2. 2. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 2 m;
  3. 3. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 8 m.

4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen, zodat op de gronden als bedoeld in lid 4.1, één of meer nieuwe bouwvlakken worden aangegeven met elk een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. wijzigen mag uitsluitend geschieden ten behoeve van het verplaatsen van een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen dezelfde bestemming;
  2. b. per geval dient te zijn aangetoond dat het te vestigen agrarisch bedrijf naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak biedt;
  3. c. per geval dient te zijn aangetoond dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand, reeds aangeduid bouwvlak;
  4. d. vaststaat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  5. e. de bedrijfsvoering van nabijgelegen agrarische bedrijven mag niet onevenredig worden aangetast;
  6. f. in geval een bedrijfswoning wordt aangevraagd:
  1. 1. dient vast te staan dat binnen het betreffende bouwvlak een of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf zijn of worden gebouwd;
  2. 2. dient te zijn aangetoond dat de bedrijfswoning duurzaam als bedrijfswoning noodzakelijk is, en
  3. 3. mag op geen van de gevels van de woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
  1. g. het situeren van het bouwvlak dient zo te geschieden dat de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk erfinrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  2. h. onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen binnen 10 m op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in artikel 14, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
  2. b. bestaande bedrijven, voor zover deze niet vallen onder a;
  3. c. verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  4. d. tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  5. e. caravanhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – caravanhandel';
  6. f. agrarisch medegebruik;
  7. g. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal per bouwperceel;
  8. h. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  9. i. parkeervoorzieningen;
  10. j. groenvoorzieningen;
  11. k. openbare nutsvoorzieningen.

Onder bedrijfsactiviteiten is niet begrepen:

  • het vervaardigen en/of de opslag van vuurwerk, anders dan ten behoeve van consumentenverkoop;
  • risicovolle inrichtingen, met uitzondering van de ter plaatse met 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangeduide inrichtingen;
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingplichtige inrichtingen, met uitzondering van de bedrijven welke bedoeld onder b.

In de bestemming is uitsluitend het bestaande aantal bedrijven per bouwperceel begrepen, met uitzondering van het tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'.

Detailhandel is uitsluitend in de bestemming begrepen voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' waarvoor ten behoeve van het tuincentrum detailhandelsactiviteiten zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  1. 1. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  2. 2. de afstand tot de perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt;
  3. 3. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 60% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt;
  4. 4. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel, met dien verstande dat daar waar ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een goot- en bouwhoogte is aangegeven, deze maximale goot- en bouwhoogte geldt.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
  2. 2. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. lid 5.2, sub a, onder 2:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen, dan wel indien er reeds bestaande gebouwen worden vervangen, ook binnen deze afstand mag worden gebouwd;

  1. b. lid 5.2, sub a, onder 3:

voor het verhogen van de het bebouwingspercentage, met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;

  1. c. lid 5.2, sub a, onder 4:

voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%.

  1. d. lid 5.2, sub c:

tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. 1. het aantal (bedrijfs)woningen in een pand te wijzigen/te verhogen;
  2. 2. opslag voor de voorgevel van gebouwen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 5.1, onder a:

voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 tot en met 2 van de Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;

  1. b. lid 5.4, onder 1:

indien dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is om het aantal (bedrijfs)woningen in een pand te wijzigen/verhogen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. opgaande beplanting;
  2. b. waterpartijen;
  3. c. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;

alsmede:

  1. f. de opbouw, het behoud en/of herstel van de opgaande beplanting, met de daarbij behorende landschappelijke waarde.

Bestaande wegen, paden en parkeervoorzieningen zijn in de bestemming begrepen.

6.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen, verkeer en verblijfsvoorzieningen en volkstuinen, geldt de volgende regel:
  • voor de bouw van beheersvoorzieningen geldt dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen met niet meer dan 50% mag worden uitgebreid en dat de goothoogte niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogte bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende regels:
  1. 1. de oppervlakte per gebouw, bedoeld voor de opslag van tuinartikelen en -gereedschap, bedraagt niet meer dan 10 m² per volkstuinperceel;
  2. 2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3 m.
  1. d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  2. 2. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het opsporen en winnen van delfstoffen en andere bodemschatten;
  2. b. het fietscrossen, bromfietscrossen, het motor-, dan wel autocrossen en het gebruik voor modelvliegtuigsport.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat het aantal (dienst)woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  2. b. detailhandel en kantoren;
  3. c. bedrijven en instellingen behorende tot de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, dan wel bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid daarmee vergelijkbaar zijn;
  4. d. educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
  5. e. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  8. h. openbare nutsvoorzieningen;
  9. i. groenvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. j. horeca van categorie I, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1';
  2. k. horeca van categorie I en II, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  3. l. horeca van categorie I, II en III, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3'.

Onder detailhandel en bedrijfsactiviteiten is niet begrepen:

  • detailhandel in volumineuze goederen, dan wel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
  • het vervaardigen en/of de opslag van vuurwerk, anders dan ten behoeve van consumentenverkoop;
  • risicovolle inrichtingen;
  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
  • m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingplichtige inrichtingen, met uitzondering van bestaande bedrijven.

7.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen, verkeer en verblijfsvoorzieningen, en parkeerterrein, gelden de volgende regels:
  1. 1. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  2. 2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw op het bouwperceel;
  3. 3. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 70% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' geen gebouwen mogen worden gebouwd.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
  2. 2. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toe-gestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 7.2, sub a, onder 2:

voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%;

  1. b. lid 7.2, sub a, onder 3:

voor het verhogen van het bebouwingspercentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;

  1. c. lid 7.2, sub c:

tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en voor overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 15 m.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. 1. het aantal (dienst)woningen in een pand te wijzigen/te verhogen;
  2. 2. opslag voor de voorgevel van gebouwen.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 7.1, onder c:

voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 tot en met 2 van de Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;

  1. b. lid 7.4, onder 1:

indien dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is om het aantal (dienst)woningen in een pand te wijzigen/verhogen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand.

Artikel 8 Cultuur En Ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, in de vorm van een kassagebouw en gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer gelden de volgende regels:
  1. 1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 70 m², dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  2. 2. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 8.2, sub a, onder 2:

voor het verhogen van de toegestane goothoogte met maximaal 15%.

  1. b. lid 8.2, sub c:

tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van voorzieningen ten behoeve van sport- en maatschappelijke voorzieningen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 8.4:

voor het toestaan van sport- en maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat het gebruik geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren. De aanvraag om een omgevingsvergunning dient in te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen en watergangen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  8. h. antennemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

Wegen en paden zijn in de bestemming begrepen.

9.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van volkstuinen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  1. 1. de oppervlakte per gebouw, bedoeld voor de opslag van tuinartikelen en -gereedschap, bedraagt niet meer dan 10 m² per volkstuinperceel;
  2. 2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3 m.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  2. 2. de bouwhoogte van de antennemast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste 25 m;
  3. 3. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg of zorg voor andere doelgroepen en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening, alsook ondergeschikte horeca en detailhandel;
  2. b. bestaande dienstwoningen, met dien verstande dat het aantal (dienst)woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  3. c. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  1. 1. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  2. 2. de afstand tot de perceelgrens bedraagt ten minste 3 m;
  3. 3. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt;
  4. 4. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan de 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw op het bouwperceel.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
  2. 2. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 10.2, sub a, onder 2:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen, dan wel indien er reeds bestaande gebouwen worden vervangen, ook binnen deze afstand mag worden gebouwd;

  1. b. lid 10.2, sub a, onder 3:

voor het verhogen van de het bebouwingspercentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;

  1. c. lid 10.2, sub a, onder 4:

voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%.

  1. d. lid 10.2, sub c:

tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.

Artikel 11 Maatschappelijk - Justitiële Inrichting

Artikel 11 Maatschappelijk - Justitiële inrichting

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk - justitiële inrichting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een justitiële inrichting;
  2. b. dienstwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', met dien verstande dat het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  3. c. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van volkstuinen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  1. 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. 2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage;
  3. 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m, dan wel niet meer dat de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  4. 4. voor de dienstwoningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' geldt dat:
  • de bouwhoogte niet meer dan 11 m bedraagt, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • de goothoogte niet meer dan de bestaande goothoogte bedraagt;
  1. 5. in afwijking van hetgeen bepaald onder 1, mogen bijgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m2.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
  2. 2. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;
  • uiterlijke verschijningsvorm van de gebouwen;

afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 11.2, sub a, onder 3:

voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte met maximaal 15%.

  1. b. lid 11.2, sub c:

tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van een openluchtzwembad en bijbehorende voorzieningen;
  2. b. beheersvoorzieningen;
  3. c. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, geldt de volgende regel:
  • voor de bouw van beheersvoorzieningen geldt dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen met niet meer dan 50% mag worden uitgebreid en dat de goothoogte niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogte bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 12.2, sub a:

voor het verhogen van de toegestane goot- en bouwhoogte met maximaal 15%.

  1. b. lid 12.2, sub c:

tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen en -voorzieningen;
  2. b. manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  3. c. beheersvoorzieningen;
  4. d. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen.

Onder de bestemming is aan de sport ondergeschikte en gebonden horeca in de vorm van sportkantines toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' is een intensivering in bebouwing en/of gebruik niet toegestaan.

Dienstwoningen zijn in de bestemming niet begrepen.

Ter plaatse van de aanduiding 'manege' is het houden van evenementen toegestaan ten behoeve van beurzen, tentoonstellingen, veilingen en markten en daaraan ondergeschikte horeca- en detailhandelsactiviteiten voor maximaal 20 dagen per jaar.

13.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en verkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  1. 1. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 16 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  3. 3. de bestaande oppervlakte aan gebouwen mag met ten hoogste 50% worden vergroot met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 5 m bedraagt en dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' de oppervlakte aan gebouwen niet mag toenemen.
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van antenne- en lichtmasten niet meer dan 15 m bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 13.2, sub a, onder 3:

en toestaan dat de oppervlakte aan gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' kan toenemen, mits de toename niet leidt tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat in het nabijgelegen woongebied;

  1. b. lid 13.2, sub a, onder 2:

voor het verhogen van de toegestane goot- en bouwhoogte met maximaal 15%.

  1. c. lid 13.2, sub c:

tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen een intensivering van het gebruik ter plaatste van de aanduiding 'milieuzone'.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor doorgaand verkeer;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeer- en groenvoorzieningen;
  4. d. water;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen.

Van de wegen bedraagt het aantal rijstroken, met uitzondering van opstelstroken, niet meer dan het bestaande aantal, met dien verstande dat het aantal rijstroken mag worden vermeerderd, indien dit niet tot gevolg heeft dat de voorkeursgrenswaarde, dan wel een verleende hogere grenswaarde op geluidgevoelige bebouwing, bedoeld in de Wet geluidhinder, worden overschreden.

14.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  2. 2. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  3. 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van de bestemming, niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat verlichtingsarmaturen maximaal 8 m hoog mogen zijn.

Artikel 15 Verkeer - Verblijf

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer - verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor parkeervoorzieningen ten behoeve van de aanliggende gronden, openbare nutsvoorzieningen en verkeer- en verblijfsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  2. 2. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  3. 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van de bestemming, niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat verlichtingsarmaturen maximaal 8 m hoog mogen zijn.

Artikel 16 Woongebied - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. b. wonen inclusief maatschappelijke doeleinden, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - wooncomplex';
  3. c. aan huis gebonden beroepen en bedrijven (kantoor- en praktijkruimten);
  4. d. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen en water;

en tevens voor:

  1. h. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  2. i. bedrijven en instellingen behorende tot de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, dan wel bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid daarmee vergelijkbaar zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  3. j. horeca van de categorieën I en II, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2'.
  4. k. kapsalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - kapsalon'.

Onder i zijn geen risicovolle inrichtingen begrepen die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen.

Afwijkend van hetgeen is bepaald onder h, is onder het doel 'bedrijf' uitsluitend begrepen detailhandelsactiviteiten voor zover die zijn aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijven ondergeschikt zijn, met uitzondering van Coevorderweg 12, waarvoor geldt dat de activiteiten ten behoeve van de fietsenzaak niet als ondergeschikte detailhandelsactiviteiten voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijven dienen te worden beschouwd.

De onder c genoemde bedrijven (kantoor en praktijkruimten) zijn toegestaan voor zover vestiging geen problemen oplevert wat betreft ontsluiting/parkeren.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. 1. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  2. 2. de hoofdgebouwen dienen te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de rooilijn met een diepte van:
  • 20 m voor vrijstaande woningen;
  • 15 m voor de overige woningen;
  1. 3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt;
  2. 4. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel;
  3. 5. in afwijking van het gestelde onder 4 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - wooncomplex' de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt;
  4. 6. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 60% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing, indien dat meer bedraagt;
  5. 7. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder b (regeling bijgebouwen).
  1. b. Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw en met dien verstande dat de bouwhoogte van bestaande bijgebouwen mag worden gehandhaafd indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de goothoogte van bijgebouwen en de bouwhoogte van een overkapping bedragen niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goot-, dan wel bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  3. 3. de bijgebouwen en overkappingen worden achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen minimaal 3 m, dan wel minimaal de afstand van het bestaande bijgebouw indien deze minder is, achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  4. 4. de bebouwing verbonden door middel van de ter plaatse van de aanduiding 'relatie' aangegeven relatie, wordt aangemerkt als bijbehorend bijgebouw tot de woning aan de Meppelerweg 76;
  5. 5. de gezamenlijke oppervlakte, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen, die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 60 m², dan wel niet meer dan de oppervlakte aan bestaande bebouwing indien deze meer bedraagt;
  6. 6. de onder 5 bepaalde oppervlakte is alleen toegestaan indien niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd, dan wel niet meer dan het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van gebouwen voor detailhandel, kapsalon, horeca en bedrijf gelden de volgende regels:
  1. 1. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  2. 2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel;
  3. 3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt;
  4. 4. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt.
  1. d. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
  1. e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt;
  2. 2. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 16.2, sub a, onder 3;

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen;

  1. b. lid 16.2, sub a, onder 4 en 5 en lid 16.2, sub c,
    onder 2:

voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%;

  1. c. lid 16.2, sub a, onder 6:

voor het verhogen van het percentage, met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;

  1. d. lid 16.2, sub b, onder 1 en 2:

mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;

  1. e. lid 16.2, sub b, onder 3:

voor het bouwen van bijgebouwen op een kortere afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dan wel voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;

  1. f. lid 16.2, sub b, onder 5:

tot een oppervlakte van 100 m² voor aan huis gebonden beroepen, mits niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd;

  1. g. lid 16.2, sub c, onder 3:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', 'bedrijf', 'horeca tot en met categorie 2' en 'specifieke vorm van woongebied - kapsalon';
  3. c. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Woongebied - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  2. b. aan huis gebonden beroepen en bedrijven (kantoor- en praktijkruimten);
  3. c. verkeer en verblijf;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen en water.

De onder b genoemde bedrijven (kantoor en praktijkruimten) zijn toegestaan voor zover vestiging geen problemen oplevert wat betreft ontsluiting/parkeren.

17.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, gelden de volgende regels:
  1. 1. de hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. 2. de goothoogte bedraagt niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw;
  3. 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw;
  4. 4. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder b (regeling bijgebouwen).
  1. b. Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:
  1. 1. bijgebouwen, overkappingen en autoboxen worden binnen zowel het bouwvlak als in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd;
  2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw en met dien verstande dat de bouwhoogte van bestaande bijgebouwen mag worden gehandhaafd indien deze meer bedraagt;
  3. 3. de goothoogte van bijgebouwen en de bouwhoogte van een overkapping bedragen niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goot-, dan wel bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  4. 4. de bijgebouwen en overkappingen worden achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen minimaal 3 m, dan wel minimaal de afstand van het bestaande bijgebouw indien deze minder is, achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  5. 5. de gezamenlijke oppervlakte, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen, die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 60 m², dan wel niet meer dan de oppervlakte aan bestaande bebouwing indien deze meer bedraagt;
  6. 6. de afstand van bijgebouwen en overkappingen vanuit de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 30 m, dan wel de bestaande afstand, indien deze meer bedraagt;
  7. 7. de onder 5 bepaalde oppervlakte is alleen toegestaan indien niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, dan wel niet meer dan het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 m bedraagt;
  2. 2. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;
  • de karakteristieke openheid;

afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 17.2, sub a, onder 1;

voor het bouwen van hoofgebouwen buiten het bouwvlak;

  1. b. lid 17.2, sub a, onder 1;

voor uitbreiding van de woning aan de Boslaan 92, mits bij uitbreiding en/of verbouwing van de woning wordt aangesloten bij de in dit artikel opgenomen bouwregels;

  1. c. lid 17.2, sub a, onder 2 en 3:

voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%, mits wordt aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van de in de directe nabijheid van de woning gelegen bebouwing;

  1. d. lid 17.2, sub b, onder 2 en 3:

mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;

  1. e. lid 17.2, sub b, onder 4:

voor het bouwen van bijgebouwen op een kortere afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dan wel voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde - archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken met een (gezamenlijk) oppervlakte groter dan 275 m² en een diepte van 40 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld.

Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning over of met betrekking tot:

  1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden;
  2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:
  1. 1. het ophogen van de bodem;
  2. 2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 275 m² of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
  3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer bedraagt;
  4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 275 m²;
  5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
  7. 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m2 of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
  8. 8. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
  9. 9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer bedraagt.
  1. b. Het in sub a gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. 1. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  2. 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  3. 3. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
  4. 4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
  1. c. De vergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  1. d. Voor zover de in sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden over of met betrekking tot:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  1. e. De vergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport van een archeologisch onderzoek heeft overgelegd. In dat rapport dient de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate te zijn vastgesteld.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde - archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de verwachte archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken met een (gezamenlijke) oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van 50 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  1. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning met betrekking tot:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  1. c. Indien uit het in lid 19.2, onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is deze door de in lid 19.2, onder b genoemde voorschriften veilig te stellen, wordt de vergunning geweigerd

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. 1. het ophogen van de bodem;
  2. 2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
  3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer bedraagt;
  4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 500 m²;
  5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
  6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
  7. 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
  8. 8. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
  9. 9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer bedraagt.
  1. b. Het onder a gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. 1. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  2. 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  3. 3. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
  4. 4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden verricht, mits verricht door een ter zake deskundige.
  1. c. De vergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  1. d. Voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere voorschriften worden verbonden met betrekking tot:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  1. e. De vergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport van een archeologisch onderzoek heeft overgelegd. In dat rapport dient de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate te zijn vastgesteld.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 5

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde - archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de verwachte archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken met een (gezamenlijke) oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van 50 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  1. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning met betrekking tot:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  1. c. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is deze door de in lid 20.2, onder b genoemde voorschriften veilig te stellen, wordt de vergunning geweigerd.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. 1. het ophogen van de bodem;
  2. 2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 2.500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
  3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer bedraagt;
  4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 2.500 m²;
  5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecom-municatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
  6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m2 of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
  7. 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
  8. 8. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
  9. 9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer bedraagt.
  1. b. Het onder a gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. 1. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  2. 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  3. 3. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
  4. 4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden verricht, mits verricht door een ter zake deskundige.
  1. c. De vergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  1. d. Voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere voorschriften worden verbonden met betrekking tot:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  1. e. De vergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport van een archeologisch onderzoek heeft overgelegd. In dat rapport dient de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate te zijn vastgesteld.

Artikel 21 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde - beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en bebouwing zoals beschreven in de bij dit plan behorende Aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht Ommerschans-Balkbrug, aangewezen bij besluit van 24 november 2011, met dien verstande dat de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden worden nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:

  1. a. Infrastructuur en beplanting
  • de vaart langs de Ommerweg die uitmondt in de waterpartij van de voormalige schans;
  • de bruggen over de vaart naar het deel oostelijk van de Ommerweg;
  • de consequente, forse laanbeplanting: de linden in de voortuinen vormen aan de Ommerweg de laanbeplanting.
  1. b. De bebouwingskarakteristiek van de voormalige dienstwoningen aan de Boslaan en de Ommerweg, welke bestaan uit de volgende elementen:
  • de situering van deze woningen staan iets terug ten opzichte van de weg en hebben aan de voorzijde een duidelijke erfscheiding in de vorm van een hek of een heg;
  • de dubbele woningen zijn symmetrisch van vorm met een centraal, vooruitspringend deel onder het zadeldak, met de nok haaks op de weg;
  • de rijen woningen vormen een eenheid met een vast ritme van vooruitspringende en terugliggende bouwdelen;
  • de woningen aan het begin van de Ommerweg zijn eenvoudig gedetailleerd in een neotrant met Chalet-stijlelementen door lichte speklagen, dito sluitstenen en windveren met makelaars. Aan de Boslaan staan woningen in een bouwtrant verwant aan de Cottagestijl, met ruw gepleisterde gevels en roodstenen detailleringen;
  • de hoofdvormen van de woningen zijn steeds gelijk.
  1. c. De bebouwingskarakteristieken van Veldzicht
  • de voorgevel van het hoofdgebouw van Veldzicht is grotendeels in originele staat behouden, in eenzelfde stijl als de voormalige dienstwoningen, met een sterk symmetrische opbouw en uitgewerkte detailleringen zoals makelaars en sierspanten;
  • de gracht en het originele toegangshek en het parkachtige voorterrein zijn medebepalend voor de landgoederensfeer van dit deel van het beschermde gebied.

21.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden voorkomende bestemmingen, gelden voor het bouwen van gebouwen en overkappingen de volgende regels:

  1. a. de bebouwingskarakteristieken van de voormalige dienstwoningen aan de Boslaan en de Ommerweg en het hoofdgebouw van Veldzicht zoals bedoeld en omschreven in artikel 21.1 dienen in acht te worden genomen;
  2. b. voor het overige geldt de bebouwingsregeling als opgenomen in de onderliggende bestemming.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de versterking van het dorpskarakteristiek van het beschermd dorpsgezicht Ommerschans-Balkbrug nadere eisen stellen aan:

  1. a. de indeling van van buitenaf zichtbare gevels of gevelonderdelen;
  2. b. de plaats en afmetingen van bouwwerken;
  3. c. de wijze van afdekking van gebouwen (kapvorm, dakhelling en nokrichting);
  4. d. de materiaalkeuze.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze (dubbel)bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • het inrichten van het bestemmingsvlak zodanig dat wordt afgeweken van de bestaande verkeers- en groenstructuur.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. 1. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
  2. 2. het aanbrengen of rooien van bomen, houtgewas en laanbeplanting;
  3. 3. het wijzigen van of aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  4. 4. het graven en/of dempen van waterlopen en waterpartijen;
  5. 5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
  1. b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:
  1. 1. het normale onderhoud betreffen;
  2. 2. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  3. 3. reeds op basis van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.

De onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de dorpskarakteristiek van Ommerschans-Balkbrug, waarvan de kenmerkende elementen zijn beschreven in lid 21.1, niet onevenredig wordt aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen door de werken of werkzaamheden worden gediend.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in over het belang van het behoud van de karakteristieke waarde.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

Geluidzone - Industrie

23.1 Bouwregels

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

23.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.1 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Veiligheidszone - Lgp

23.3 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen in de 'veiligheidszone - lpg' geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd en mag de afstand van bestaande bebouwing tot het ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' aangegeven vulpunt niet worden verkleind.

23.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.3 en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  1. a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  2. b. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
  3. c. het groepsrisico wordt afgewogen.

23.5 Specifieke gebruiksregels

Gronden en opstallen die liggen in de 'veiligheidszone - lpg' mogen niet worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.

23.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.5 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, mits:

  1. a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  2. b. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
  3. c. het groepsrisico wordt afgewogen.

23.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidzone - lpg' de aanduiding wordt verwijderd, indien de risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

24.1 Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
  2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
  • de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  1. e. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd;
  2. f. de regels door:
  • de ligging van de rooilijn anders te bepalen;
  • bebouwing voor of achter de rooilijn of buiten een bouwvlak toe te staan;

met dien verstande dat de ligging van geluidgevoelige bebouwing dichter op een weg uitsluitend is toegestaan voor zover de voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde, zoals bedoeld bij of krachtens de Wet Geluidhinder, niet wordt overschreden.

24.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen.
  • het bebouwingsbeeld.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  1. a. de bouw van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk van openbaar nut tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m;
  2. b. de bouw van antennemasten tot een bouwhoogte van 45 m;
  3. c. de herinrichting en de verbetering van de woningkwaliteit, mits:
  • van de hoofdgebouwen het aantal bouwlagen met niet meer dan één toeneemt;
  • het bebouwde oppervlak per door wegen omsloten gebied met niet meer dan 10% toeneemt en het aantal woningen binnen dat gebied met niet meer dan 10% wijzigt;
  • van de ontsluiting voor motorvoertuigen de begrenzing van de rijbaan, behoudens bij aansluiting op andere wegen, met niet meer dan 2 m wordt verlegd.

25.2 De onder 25.1 bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 26 Overige Regels

26.1 Astemming welstandstoets

Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  1. a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. b. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn), mits:

  • de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  • de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

26.2 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

26.3 Afstemming APV

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van drie evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een omgevingsvergunning op basis van de APV is verleend, en met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege', het eerder gestelde maximum in aantal en in duur van evenementen niet geldt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

  • A. Overgangsrecht bouwwerken
  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  1. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  • B. Overgangsrecht gebruik
  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Balkbrug.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Actualisering bestemmingsplannen

De gemeente Hardenberg werkt aan de actualisering van haar bestemmingsplannen voor het (on)bebouwde gebied. In de notitie 'Urgentie en fasering' (gemeente Hardenberg, 2002) is in kaart gebracht voor welke gebieden de noodzaak tot sanering het grootst is. Ook is aangegeven wanneer voor welk gebied een nieuw bestemmingsplan gereed moet zijn. Gedurende dit actualiseringstraject zal het aantal vigerende plannen binnen de gemeente worden teruggebracht van 257 naar circa 15.

Standaard

Het rapport 'Een gemeentelijke standaard' (gemeente Hardenberg, 2002) geldt als handleiding voor het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen. Dit rapport is tot stand gekomen door middel van een discussie tussen diverse disciplines binnen de gemeente tijdens een aantal workshops. Uitgangspunt van de standaard is "zo globaal mogelijk, tenzij ruimtelijke kwaliteiten vragen om een (op onderdelen) gedetailleerdere aanpak". Met deze standaard is de gemeente in staat om de omvangrijke actualiseringstaak binnen een kort tijdsbestek op een systematische wijze aan te pakken. Verder geldt dat gebruik van de standaard ertoe leidt dat de nieuwe bestemmingsplannen inhoudelijk goed op elkaar aansluiten. Dit laatste komt de rechtsgelijkheid voor burgers ten goede.

Plangebied

De ligging en begrenzing van het plangebied is aangegeven op het overzichtskaartje voor in deze toelichting. De plangrenzen zijn gebaseerd op de aanwezige functies, ruimtelijke kwaliteiten en de bestaande plannen. Globaal genomen bestaat het plangebied uit een gedeelte van het lint van de Zwolseweg/Coevorderweg (N377) en het komgebied rondom de Meppeler- en Ommerweg. Een deel van het beschermd dorpsgezicht Ommerschans-Balkbrug ligt binnen de begrenzing van het plangebied.

Vigerende (bestemmings)plannen

Voor Balkbrug zijn zes bestemmingsplannen (Noord, Zuidwest, Zuidoost, Het Ravelijn, De Omloop en Bedrijventerrein Coevorderweg), één partiële herziening en twee plannen van uitwerking (ex artikel 11 WRO) van kracht. Deze plannen zijn deels vastgesteld door de raad c.q. het College van Burgemeester en Wethouders van de voormalige gemeente Avereest. Het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Coevorderweg en de uitbreiding daarvan (geregeld in het bestemmingsplan Balkbrug, Bedrijventerrein Katingerveld, zie hoofdstuk 5) vallen buiten de begrenzing van het onderhavige plangebied. Dat geldt eveneens voor het bestemmingsplan Balkbrug, woongebied Pluimswijk. Een overzicht van vigerende plannen is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Opzet toelichting

In het volgende hoofdstuk is een korte schets gegeven van de ontwikkeling die het dorp sinds 1850 heeft doorgemaakt. Hoofdstuk 3 geeft het beleidskader voor zover van belang voor het plangebied. In de planbeschrijving van hoofdstuk 4 gaat het vooral om de functies en ruimtelijke kwaliteiten binnen het plangebied. De wijze waarop dit bestemmingsplan juridisch is vormgegeven, komt in hoofdstuk 5 aan bod. Aspecten die samenhangen met groen en milieuhygiëne zijn beschreven in hoofdstuk 6. In de laatste twee hoofdstukken is ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van voorliggend plan.

Hoofdstuk 2 Balkbrug: Ontstaan En Ontwikkeling

Dit hoofdstuk plaatst de ruimtelijke ontwikkeling van Balkbrug in een cultuurhistorisch perspectief. Dit verklaart het bestaande patroon van bebouwing (en landschap) en kan als richtinggevend kader worden gezien voor ontwikkelingen in de toekomst. Aan het slot van dit hoofdstuk is kort ingegaan op de trefkans van archeologische waarden binnen het plangebied.

2.1 Cultuurhistorische Ontwikkeling

Aan de hand van topografische kaartjes uit verschillende jaren wordt de ruimtelijke ontwikkeling van Balkbrug in beeld gebracht. Het gaat om vier momentopnames, namelijk: 1850, 1900, 1950 en 2000 (toegevoegd aan einde van dit hoofdstuk).

De nederzetting Balkbrug is ontstaan als gevolg van de aanleg van de Dedemsvaart. Over het in 1809 gegraven kanaal werden bruggen gebouwd. De bruggen kenden een nummer. De brug in de verbinding Ommen - Zuidwolde (ter plaatse van het huidige Balkbrug) werd aangeduid als brug no. 7. Omstreeks 1820 werd bij de brug een herberg gebouwd. De brug kreeg al gauw de naam van de herbergier: Kruizinga's brug.

Wanneer de naam Balkbrug voor het eerst aan de brug en daarbij aan de plaats Balkbrug is gegeven, is niet precies bekend. De naam is afgeleid van de balk die zich onder water in de doorvaartopening van de brug bevond. Deze diende om de diepgang van de schepen te regelen. De balk kon hoger of lager gehangen worden al naar gelang de waterstand in het kanaal.

Naast de aanleg van de Dedemsvaart is er nog een andere gebeurtenis die bepalend is geweest voor de ontwikkeling van Balkbrug en omgeving. Het betreft de stichting van de bedelaarskolonie Ommerschans door de Maatschappij van Weldadigheid. De huidige penitentiaire inrichting Veldzicht is uit deze ontwikkeling voortgekomen.

1850

Uit het kaartbeeld van omstreeks 1850 blijkt dat bij de Balkbrug en langs de Dedemsvaart enige bebouwing is gelegen. Dit betreft onder meer de herberg bij de brug en een korenmolen direct ten zuidoosten van de brug. Ten zuiden van de Dedemsvaart ligt de op sterk regelmatige wijze vormgegeven ontginning van de Maatschappij van Weldadigheid, genaamd De Kolonie. Ten noorden liggen de bouw- en graslanden en bospercelen behorende tot wat nu Oud Avereest wordt genoemd. Aan de oostzijde liggen nog onontgonnen gronden in het Katinger Veld. Veldzicht is nog niet gerealiseerd.

De vaart vormt de belangrijkste verbinding. De wegen zijn onverhard. Opmerkelijk is dat het wegenbeloop in de richting De Wijk en Zuidwolde nauwelijks afwijkt van het huidige beloop van deze wegen.

1900

In de periode 1850 tot 1900 hebben in en rond Balkbrug vele veranderingen plaatsgevonden. De bebouwing langs de Dedemsvaart is sterk toegenomen, vooral ten westen van de Balkbrug. Van enige komvorming bij de brug is nog geen sprake. De korenmolen wordt op de kaart als Sterremolen aangeduid.

De wegverbindingen zijn sterk verbeterd. De weg richting De Wijk en de weg langs de noordzijde van de vaart naar Dedemsvaart is van bestrating voorzien. De weg langs de zuidzijde van de vaart richting Nieuwleusen en de weg richting Ommen zijn als grind- of gruisweg verhard. De overige wegen zijn onverhard. Blijkbaar zijn de verkeersstromen richting Zuidwolde niet groot gezien de onverharde staat van deze verbinding. Langs de noordzijde van de Dedemsvaart is een stoomtramlijn aangelegd. Even ten westen van Balkbrug sluit de tramlijn uit de richting Meppel hierop aan.

Er is een begin gemaakt met de ontginning van het Katinger Veld. In het oostelijke deel van De Kolonie is een groot aantal percelen bebost. Balkbrug en De Kolonie zijn door deze bosgordel ruimtelijk van elkaar gescheiden. Aan de noordwestzijde van Balkbrug zijn de ruimtelijke veranderingen gering.

In deze periode is ook de rijksinrichting Veldzicht gebouwd (1892), alsmede een aantal dienstwoningen, dat ook nu nog ten noorden van de inrichting is gelegen.

1950

Omstreeks 1950 is de bebouwing verder toegenomen. Het betreft voornamelijk woonbebouwing ten dienste van Veldzicht. Van een duidelijke kernvorming is nog steeds geen sprake.

De belangrijkste wegen zijn inmiddels verhard, zoals de weg van Balkbrug naar Zuidwolde. De stoomtram is uit het straatbeeld verdwenen.

De meeste gronden in de omgeving van Balkbrug zijn ontgonnen. In het Katingerveld ligt nog een kleine oppervlakte 'woeste grond'.

Opmerkelijk is dat de oppervlakte bos in de directe omgeving van Balkbrug is afgenomen.

De Ommerschans heeft zijn functie als bedelaarskolonie verloren. Het manifesteert zich als bosperceel met daarin gelegen de grachten van de voormalige schans.

2000

In de periode 1950-2000 is de kern Balkbrug fors gegroeid. Aan de zuidoostzijde van de oorspronkelijke nederzetting is veel nieuwbouw tot stand gekomen. Aan de noordoostzijde heeft zich een aantal bedrijven gevestigd en zijn sportvoorzieningen gerealiseerd.

Wat betreft de infrastructuur is de situatie ingrijpend gewijzigd. De Dedemsvaart is gedempt en heeft plaats gemaakt voor geasfalteerde wegen. Ook de noord-zuidverbinding is sterk verbeterd door de aanleg van de N48.

De landbouwgronden en de bossen in de omgeving Balkbrug hebben weinig ruimtelijke veranderingen ondergaan.

Veldzicht is in oppervlakte toegenomen. Het is een gesloten, met grachten en hekwerken omgeven inrichting geworden.

De Sterremolen is in oostelijke richting verplaatst en heet nu De Star.

Beschermd dorpsgezicht

Het gebied Ommerschans - Balkbrug is op 24 november 2011 aangewezen als Beschermd Dorpsgezicht.

Het te beschermen gebied omvat het centrale, meest gave deel van de negentiende-eeuwse, orthogonale veenontginningen van de Maatschappij van Weldadigheid.

Het gebied is van belang vanwege de volgende waarden:

  • Cultuurhistorische waarden: het gebied vormt een ruimtelijke uitdrukking van ontwikkelingen en opvattingen betreffende militaire strategie, opvoeding, correctie en landbouwontginning uit de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw;
  • Historisch – ruimtelijke waarden: er is sprake van een sterke ruimtelijke samenhang van structuur en bebouwing uit de verschillende ontwikkelingsfasen van het gebied. Daarnaast ligt zowel aan de agrarische structuur als aan het gebied rondom het rijksasiel een duidelijk functioneel stedenbouwkundig concept ten grondslag. Van bijzonder belang is de ontginningsstructuur, die karakteristiek is voor de Maatschappij van Weldadigheid;
  • Situationele waarden: de relatie tussen onbebouwd en bebouwd gebied is in samenhang gepland. De historische bebouwing draagt sterk bij aan die samenhang;
  • Gaafheid/herkenbaarheid: er is sprake van een hoge mate van gaafheid en herkenbaarheid van de verschillende ruimtelijke functionele ontwikkelingsfasen binnen het gebied (verkaveling, strategische weg, schans en gestichtsontwikkeling;
  • Zeldzaamheid: het gebied dat in zijn historische gelaagdheid de structurele, visuele en architectonische uitdrukking vormt van geografische, maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen, is qua verschijning zeer zeldzaam in Nederland.
  • Als uitdrukking van het werk van de Maatschappij voor Weldadigheid is het enigszins vergelijkbaar met Veenhuizen (Drenthe), dat echter niet de historische gelaagdheid van de Ommerschans bezit.

Het besluit tot aanwijzing d.d. 24 november 2011 en bijbehorende toelichting bij het besluit tot aanwijzing zal als bijlage bij het bestemmingsplan worden opgenomen.

In onderhavig bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen. De ligging van het gebied is weergegeven op de Waardenkaart in paragraaf 4.2.

2.2 Archeologie

In 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

De gemeente kent sinds 2009 een eigen archeologiebeleid. In paragraaf 6.5 is het archeologiebeleid nader omschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0002.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het ruimtelijk beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. Daarbij zijn alleen de algemene en voor het plangebied relevante uitgangspunten geschetst. Er is niet in detail op specifieke beleidsaspecten ingegaan. Het betreft hier namelijk een overwegend conserverend bestemmingsplan.

3.2 Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met hiervoor genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Aanwijzing beschermd dorpsgezicht

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in 2006 de gemeente Hardenberg in kennis gesteld van haar voornemen om het gebied 'Ommerschans-Balkbrug' tot beschermd dorpsgezicht (artikel 35 van de Monumentenwet 1988) aan te wijzen1. Per besluit van 24 november 2011 is het gebied Ommerschans-Balkbrug, gelegen in de gemeenten Ommen en Hardenberg, vanwege zijn historisch-ruimtelijk karakter aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988.

Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als een zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruikmaakt en daarop voortbouwt.

Waar in paragraaf 2.1 reeds is ingegaan op de aanwezige waarden in het gebied, wordt in paragraaf 5.3 ingegaan op de beschermende regeling die in dit kader is opgenomen.

  1. 1. In de waardenkaart op pagina 27 is het gebied 'Ommerschans-Balkbrug' waarvoor de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht bestaat, nader aangegeven.

3.3 Provincie

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie vastgesteld. In dit integrale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving waarin het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan zijn samengevoegd, geeft de provincie de richting aan voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2020 en verder. Hoofdambitie van de Omgevingsvisie is 'een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor de beleidskeuzes die op dit gebied worden gemaakt, zijn de thema's: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Voor steden, dorpen en de hoofdinfrastructuur is het 'ontwikkelingsperspectief stedelijke omgeving' opgesteld. De provincie stelt dat het in de stedelijke omgeving een uitdaging is om de economische centra bereikbaar te houden en dat door herstructurering de kwaliteit van woonomgevingen en bedrijfslocaties wordt vergroot. Dorpen kunnen vanwege hun specifieke karakteristieken een bijdrage leveren aan de ambitie om een breed spectrum aan woon- en werken mixmilieus te creëren.

De eigenheid van dorpen kan worden versterkt door de karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met het omliggende landschap of historische structuren expliciet te maken, zoals esdorp, hoevenzwerm, wegdorp, ontginningslint en kanaaldorp. De actuele praktijk van de monofunctionele en monotone dorpsuitleg (die wijken en terreinen oplevert die 'overal' zouden kunnen liggen) verschuift. De nadruk komt steeds meer te liggen op het creëren van een breed spectrum aan gemengde milieus van woningen, werkruimtes, bedrijven, voorzieningen en recreatieve mogelijkheden die voortbouwen op de karakteristieke opbouw van dorp of kern. Hierbij kan het omliggende landschap beter bereikbaar worden gemaakt door open en zorgvuldig ingerichte dorpsranden.

Woningbouw wordt geconcentreerd in stedelijke netwerken en streekcentra. Daarbuiten mag alleen voor de lokale behoefte en bijzondere doelgroepen worden gebouwd, tenzij sprake is van bovenlokale afspraken.

Bij nieuwbouw gaat de provincie uit van de zogenaamde 'SER-ladder'. Deze methode gaat ervan uit dat je eerst het gebruik van de ruimte optimaliseert, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik onderzoekt en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden bekijkt. Dit betekent dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden.

De Omgevingsvisie gaat niet specifiek op Balkbrug in. Op de bijbehorende kaarten zijn geen specifieke waarden of belemmeringen aan het plangebied toegekend.

3.4 Gemeente

Actualisering

De gemeente Hardenberg is, zoals genoemd, op dit moment bezig om alle vigerende bestemmingsplannen te herzien. Op deze manier zal de gemeente op korte termijn zijn voorzien van actuele bestemmingsplannen voor haar gehele grondgebied. Belangrijke beleidsdocumenten zijn in dit verband de notitie 'Urgentie en fasering' en het rapport 'Een gemeentelijke standaard' (zie inleiding).

Welstandsnota

De gemeente Hardenberg beschikt over twee welstandsnota's. De welstandsnota 'Hardenberg voor altijd mooi' is vastgesteld in de gemeenteraadsvergadering van 26 september 2002 en heeft met name betrekking op het buitengebied. Voor de dorpen is de welstandsnota 'Visie op beeldkwaliteit' van toepassing. Op 1 januari 2012 is de welstandsnota 'Visie op beeldkwaliteit' in werking getreden waarmee regels zijn vastgesteld ter bevordering en het bereiken van beeldkwaliteit. Hierbij wordt, waar het er toe doet, gestuurd en waar dat kan worden regels losgelaten. De gemeente wil met deze nota initiatiefnemers uitdagen plannen te ontwikkelen die de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid ten goede komen. De welstandsnota dient ook als toetsingskader voor concrete bouwplannen.

Omdat het plangebied betrekking heeft op het dorp Balkbrug is voor het onderhavig bestemmingsplan de nota 'Visie op beeldkwaliteit' relevant. Slechts een klein deel van het plangebied valt onder de welstandsnota 'Hardenberg voor altijd mooi'.

Uit de welstandsnota 'Visie op beeldkwaliteit' blijkt dat een deel van de kern Balkbrug als welstandsvrij is aangemerkt (beschermingsniveau 0, laag). Het gaat dan vooral om woon- en werkgebieden die 'niet typerend' zijn voor de gemeente. Hier zal de ruimtelijke kwaliteitssturing alleen nog door instrumenten als het bestemmingsplan plaatsvinden en is het beleid vooral gericht op het handhaven van de aanwezige basiskwaliteit. Er vindt geen welstandsbegeleiding of –beoordeling plaats. De gemeente heeft besloten voor dit welstandsvrije gebied geen beeldkwaliteitseisen in dit bestemmingsplan op te nemen. Dit wordt niet noodzakelijk geacht, omdat het in belangrijke mate om bestaand gebied gaat.

Daarnaast geldt voor de (historische) invalswegen het beschermingsniveau 1 (midden) en voor de (historische) kern (beschermde dorpsgezicht) beschermingsniveau 2 (hoog). Binnen het beschermingsniveau 1 ligt het accent ligt op het handhaven en respecteren van kenmerkende karakteristieken. De beoordeling is dan vooral gericht op het handhaven en versterken van de specifieke gebiedskwaliteiten. Het beschermingsniveau 2 omvat de gebieden met bijzondere cultuurhistorische, landschappelijke, stedenbouwkundige of architectonische karakteristieken, in dit geval een gedeelte van Ommerschans. Nieuwe ingrepen zullen met extra aandacht en zorg worden beoordeeld. De inzet van welstand betreft hier een intensieve vorm van planbegeleiding naast het bestemmingsplan en het beleid is er op gericht om dit beeld te handhaven en te versterken. Alle beoordelingsaspecten tot in het detail maken onderdeel uit van de advisering.

Toekomstvisie

In de Toekomstvisie gemeente Hardenberg 2004-2019 (subtitel: 'Hardenberg stapt stevig op de toekomst af', vastgesteld 27 mei 2004) en de uitwerking daarvan in het Meerjarenprogramma (10 november 2005) wordt ingezet op versterking van vier gemeentelijke kwaliteiten: “de onderlinge betrokkenheid, de prettige woonomgeving, de ondernemerszin en de groene ruimte”. Deze visie geeft voor de grote kernen aan dat woningbouw kan worden ingezet om het draagvlak voor de voorzieningen en de bevolking op peil te houden. Voorzieningen op het gebied van onderwijs en zorg kunnen op extra ondersteuning van de gemeente rekenen, omdat zij hieraan een groot publiek belang toekent.

Woonplan

In het Woonplan 2008-2012 (8 januari 2008) heeft de gemeente haar woonbeleid voor de korte en lange termijn verwoord. De nadruk ligt op de kwaliteit van de woningvoorraad, zoals ook de ondertitel duidelijk maakt: 'Duurzaam wonen in Hardenberg'.

De volgende beleidsdoelen worden nagestreefd.

  1. 1. Gedifferentieerde leeftijdsopbouw

Om de leefbaarheid op peil te houden streeft de gemeente naar een gedifferentieerde leeftijdsopbouw van de bevolking. Vanwege dit streven wordt met name ingezet op de huisvesting van jongeren, starters en vermogende mensen.

  1. 2. Doelgroepen

De diversiteit aan woningzoekenden is zeer groot. De gemeente zet zich in om in te kunnen spelen op de kwalitatieve woonvraag van de verschillende doelgroepen, zoals hulpbehoevenden, mensen met lagere inkomens et cetera.

  1. 3. Duurzaam bouwen en energiebesparing

De gemeente Hardenberg wil haar bijdrage leveren om de Kyoto-doelstellingen te halen. Op de langere termijn wordt gestreefd naar een klimaatneutrale gemeente. Een belangrijke bijdrage hierin is gelegen in de kwaliteit van de woningvoorraad binnen de gemeente.

  1. 4. Regie op de programmering en segmentering

Het is zaak om nog meer de regie te nemen op de programmering en segmentering van de toekomstige woningbouwopgave. Een belangrijk accent hierin is gelegen in het ruimte bieden voor meer keuzevrijheid voor de woningzoekenden in de vorm van vrije kavels en (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

In het woonplan is aangegeven dat binnen de 'grotere kernen' ofwel Bergentheim, Gramsbergen, Slagharen en Balkbrug jaarlijks in totaal 60 woningen gebouwd mogen horen. Dat betekent gemiddeld zo'n 15 woningen per kern. In het woonplan zijn deze aantallen uitgewerkt naar woningtype en prijsklasse.

Duurzaam Hardenberg

De gemeente streeft naar energieneutraliteit. Hiermee wordt bedoeld dat alle energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt in de gemeente zelf of in de regio duurzaam wordt opgewekt. Concreet wil de gemeente in 2014 minimaal 10% energie hebben bespaard en 10% meer duurzame energie per jaar hebben gerealiseerd. Dit doet de gemeente Hardenberg in stappen van 2,5% per jaar. Onderdeel van dit duurzaamheidsbeleid is een maatregelenpakket voor bestaande bouwwerken en nieuwbouw. Zo krijgen woningeigenaren bijvoorbeeld een energieadvies van de gemeente of van een adviseur om thuis energie te besparen. Ook bij de gesprekken die de gemeente voert over de uitgifte van kavels is duurzaamheid een vast onderdeel. Voor overige maatregelen op dit beleidsterrein wordt verwezen naar de gemeentelijke website.

Detailhandelsstructuurvisie

De gemeenteraad heeft op 21 december 2004 een detailhandelsstructuurvisie vastgesteld. Deze visie geeft antwoord op de volgende vraag: 'Hoe kan het economisch voorzieningenniveau in de diverse kernen binnen Hardenberg zodanig worden versterkt, dat de consument in een hoogwaardig, aantrekkelijk en leefbaar winkelgebied zijn aankopen kan doen?'.

Aan Balkbrug is in de structuurvisie een lokaal verzorgende functie toebedeeld. De kern heeft volgens de gemeente voldoende draagvlak voor een basispakket aan dagelijkse winkels. Onder dit basispakket wordt verstaan een fullservice supermarkt, aangevuld met enkele specialisten zoals een slager, een bakker, een drogist, een bloemist en een slijter; winkels die zich richten op de dagelijkse aankopen van de eigen bevolking. Voor niet-dagelijkse winkels lijkt beperkt ruimte te zijn. Ten slotte bestaan er ook kansen om in te spelen op het toerisme.

Overig beleid

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de Bijgebouwenregeling, de Beleidsregel kleinschalige bedrijvigheid aan huis en de Beleidsregel binnen- en buitenplanse afwijkingen Wabo.

Het gemeentelijk beleid inzake onder andere archeologie en externe veiligheid komt bij de toets aan wet- en regelgeving in hoofdstuk 4 aan bod.

Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van projecten van tijdelijke aard en voor bepaalde planologische 'kruimelgevallen'. Hiervan is een lijst opgenomen in het Besluit algemene bepalingen omgevingsrecht (Bor) (artikel 4 bijlage II). Het aantal mogelijkheden om middels een omgevingsvergunning af te wijken, is dus beperkt.

In de Algemene Plaatselijke Verordening is bepaald dat in die gevallen waarin bij het opstellen van een bestemmingsplan nadrukkelijk aandacht is geschonken aan het vellen van houtopstanden of indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in het plan is opgenomen, geen omgevingsvergunning voor het kappen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening is vereist. Voor waardevolle beplanting is een omgevingsvergunningstelsel (voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) opgenomen. Voor deze specifieke beplanting is geen omgevingsvergunning voor het kappen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist. Voor het eventueel kappen van de overige bomen binnen het plangebied blijft nog steeds een omgevingsvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Bij de actualisering van een bestemmingsplan gaat het erom de bestemmingen opnieuw vast te leggen voor een periode van tien jaar. Dit betekent soms dat bestemmingen en/of daarbij behorende regelingen worden gewijzigd. Het gebied en de waardering daarvoor is in de loop van de jaren immers veranderd. De bestemmingen zullen daarop moeten worden afgestemd. Het uitgangspunt is het in stand houden en bevorderen van een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Om de specifieke ruimtelijke kwaliteiten van Balkbrug te kunnen bepalen, heeft een gebiedsinventarisatie plaatsgevonden. In het navolgende wordt ingegaan op de ruimtelijke structuur en op de waarden daarbinnen.

4.1 Functies

De functiekaart aan het einde van deze paragraaf laat zien uit welke deelgebieden het plangebied Balkbrug is opgebouwd.

Globaal genomen, zijn vier grotere deelgebieden te onderscheiden. In de eerste plaats gaat het om de woonwijken ten zuidoosten van het kruispunt Coevorderweg/Ommerweg, ten westen van Het Ravelijn en rondom het kruispunt Meppelerweg/Hoogeveenseweg. Deze woongebieden onderscheiden zich van het lint van de Coevorderweg/Zwolseweg, waar de woonfunctie ook vertegenwoordigd is maar dan vooral in combinatie met werkfuncties. Vanwege deze functiemenging en de lintbebouwing kan deze weg als een afzonderlijk deelgebied worden beschouwd. Een derde deelgebied betreft het bedrijventerrein Coevorderweg. Ter plaatse zijn grootschalige bedrijfsfuncties aanwezig, zoals Buiter Beton en Friesland Foods. In de vierde plaats vallen de groenfuncties binnen Balkbrug op. Het gaat dan om recreatief groen, zoals de sportvelden aan de noordkant, en 'natuurlijk' groen dat met name binnen of aan de rand van de woongebieden voorkomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0003.jpg"

4.2 Waarden

Uit de inventarisatie is een aantal specifieke ruimtelijke kwaliteiten naar voren gekomen. Deze zijn afgebeeld op de waardenkaart. Daarnaast bevat het beschermd dorpsgezicht specifieke waarden, welke eveneens in deze paragraaf (en in paragraaf 2.1) uiteengezet worden.

Algemene waarden

Gezichtsbepalend voor Balkbrug is het lint van de Coevorderweg/Zwolseweg (N377). Dit lint kenmerkt zich door een afwisseling in bebouwingsgrootte en -stijl. De afstand van bebouwing tot de weg kan plaatselijk sterk variëren. Ook kenmerkend voor de Coevorderweg/Zwolseweg is het brede profiel, wat ontstaan is na het dempen van de voormalige Dedemsvaart.

Tot de ruimtelijke kwaliteiten van Balkbrug behoren ook de groengebiedjes die verspreid binnen of aan de rand van het kerngebied worden aangetroffen. Met name de bosschages rond de Boslaan verdienen afzonderlijke vermelding. Binnen dit parkachtige uitloopgebied is zeer oude beplanting aanwezig.

Op de navolgende waardenkaart zijn de betreffende kenmerken aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0004.jpg"

Waarden beschermd dorpsgezicht

Bij besluit van 24 november 2011 is een gebied aan de zuidkant van Balkbrug aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het betreft het gebied 'Ommerschans'. Een deel van het beschermd dorpsgezicht ligt in het onderhavige plangebied. Op navolgend kaartje is de begrenzing van het Beschermd dorpsgezicht in relatie tot het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0005.jpg"

Het beschermde gebied omvat het centrale, meest gave deel van de negentiende-eeuwse, orthogonale veenontginningen van de Maatschappij van Weldadigheid. Binnen deze structuur liggen het rijksasiel Veldzicht (binnen het dorp Balkbrug) met een aantal voormalige dienstwoningen en de restanten van de oorspronkelijke Ommerschans (1623). Veldzicht en de schans liggen aan een zeer oude verbindingsroute met de noordelijke provincies. De Ommerschans ligt net buiten het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan.

De hoofdgebouwen van de strafkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid werden in 1820 binnen de Ommerschans opgetrokken. De orthogonale ontginningsstructuur met vaarten, lanen en boerderijen werd bepaald door generaal-majoor Van den Bosch, de voorman van de Maatschappij voor Weldadigheid.

Veldzicht, direct ten noorden van de Ommerschans, is in de periode 1892-1894 gebouwd als rijksopvoedingsgesticht voor jongens en is sinds 1933 in gebruik als Rijksasiel/tbs-kliniek.

De stedenbouwkundige structuur, het gebouwencomplex en een deel van de dienstwoningen werden ontworpen door W.C. Metzelaar, de hoofdingenieurarchitect der Gevangenissen en Gerechtsgebouwen in de periode 1892-1917. Enkele dienstwoningen voor hoger personeel (Boslaan 29-35) zijn toe te schrijven aan J.G. Robbers, die van 1914 tot 1924 adjunct-rijksbouwmeester der Justitiegebouwen was.

Na 1933 zijn diverse gebouwen van Veldzicht gewijzigd. Andere werden vervangen door nieuwe gebouwen van verschillende ontwerpers.

Het beschermde gebied kenmerkt zich als een min of meer open landschap, waarin laanbeplantingen en houtwallen als lijnelementen de ruimte visueel indelen. Het landschap wordt ontsloten door sloten en lanen, waaraan een aantal boerderijen staat, vaak op de kop van een laan. Het centrum wordt gevormd door een bebost gebied rondom Veldzicht en de voormalige schans, dat contrasteert met het halfopen landschap en mede door de laanbeplanting welhaast een 'landgoederensfeer' uitstraalt. Ter hoogte van Veldzicht verdicht zich langs de oude verbindingsweg de bebouwing, die met deze instelling is verbonden.

Op navolgende kaart zijn de belangrijkste kenmerken van het beschermd dorpsgezicht binnen het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0006.jpg"

Het beschermd dorpsgezicht heeft de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht gekregen. De gronden zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied zoals beschreven in de bij de regels behorende Aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. Van onder meer de volgende kenmerken wordt specifiek behoud en herstel voorgestaan:

  • De vaart langs de Ommerweg die uitmond in de waterpartij van de voormalige schans;
  • De bruggen over de vaart naar het deel oostelijk van de Ommerweg;
  • De consequente, forse laanbeplanting: de linden in de voortuinen vormen aan de Ommerweg de laanbeplanting;
  • De situering van de voormalige dienstwoningen: deze staan iets terug ten opzicht van de weg en hebben aan de voorzijde een duidelijke erfscheiding in de vorm van een hek of een heg;
  • De dubbele woningen zijn symmetrisch van vorm met een centraal, vooruitspringend deel onder het zadeldak, met de nok haaks op de weg;
  • De rijen woningen vormen een eenheid met een vast ritme van vooruitspringende en terugliggende bouwdelen.

Behalve deze specifieke regeling zorgt de systematiek van de onderliggende bestemmingen eveneens voor bescherming van de karakteristieken.

De voormalige dienstwoningen zijn bestemd als Woongebied - 2. De panden binnen deze woonbestemming zijn voorzien van een strak bouwvlak, waarbinnen hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd, tevens worden bestaande hoogtes e.d. aangehouden. Om goed te kunnen inspelen op zowel het beschermd dorpsgezicht als de bewoonbaarheid/bruikbaarheid van de panden, kan er worden afgeweken van de (bouw)regels door middel van een omgevingsvergunning.

De waardevolle groenstructuur langs de Ommerweg is bestemd als Groen. Binnen deze bestemming ligt ook de vaart. Binnen de bestemming Groen zijn ook watergangen opgenomen.

De bospercelen zijn bestemd als Bos. De gronden in deze bestemming zijn mede bestemd voor de opbouw, het behoud en/of herstel van de opgaande beplanting, met de daarbij behorende landschappelijke waarde.

De navolgende foto's geven een beeld van het beschermd dorpsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0007.jpg"

4.3 Nieuwe Ontwikkelingen

Inleiding

In beginsel is dit bestemmingsplan conserverend van aard. Waar nodig is middels wijzigingsbevoegdheden de nodige flexibiliteit ingebouwd met het oog op eventuele toekomstige ontwikkelingen. Zo onder andere voor de lpg-zone aan de Coevorderweg (zie paragraaf 6.8).

De uitbreiding van het bedrijventerrein Coevorderweg en de woningbouwontwikkeling binnen Pluimswijk (zie hoofdstuk 1) vallen zoals gezegd buiten dit bestemmingsplan. Op dit punt wordt verwezen naar de recentelijk daarvoor opgestelde bestemmingsplannen (zie www.ruimtelijkeplannen.nl).

Uitbreiding supermarkt

Vooruitlopend op dit bestemmingsplan is met een buitenplanse ontheffing medewerking verleend aan het vegroten van een supermarkt. De supermarkt ligt in het centrum van Balkbrug, ingeklemd tussen drie wegen, te weten: de Coevorderweg, de Ommerweg en de Molenweg. Voorafgaand aan de ontheffing zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, zoals bodem, water, luchtkwaliteit en flora en fauna.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0008.jpg"

De ligging van de locatie in het centrum van Balkbrug

Toekomstige situatie

Ligging locatie bebouwing

Voor het uitbreiden van de supermarkt is een bouwplan opgesteld om het bruto vloeroppervlak van de winkel met 327 m2 te vergroten.

De bestaande bebouwing zal worden uitgebreid. Deze uitbreiding vindt plaats aan de noordoostzijde en aan de zuidwestzijde van de bestaande winkel. Door deze uitbreiding ontstaat een bruto vloeroppervlak van 1.282 m2. De bestaande woning aan de zuidwestzijde, waarin de verhuurbare winkelunit is gevestigd, zal worden gesloopt.

Nieuwe ontsluiting

In de nieuwe situatie wordt de inrit van de supermarkt verplaatst. Bij de huidige inrit nabij de kruising Coevorderweg-Ommerweg is sprake van verkeersproblemen. Daarom is besloten de inrit van de supermarkt te verleggen naar de Molenweg. Ten opzichte van de huidige situatie treedt daarmee een verbetering op in de ontsluiting. De huidige inrit aan de Molenweg voor het bevoorraden van de winkel wordt gehandhaafd.

Parkeren

De gemeente Hardenberg heeft in 2007 de Nota Parkeernormering opgesteld. In deze nota zijn de parkeerkencijfers opgenomen die gelden bij verschillende functies. Deze zijn gebaseerd op de CROW-publicatie 182. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt uitgegaan van het gestelde in de Nota Parkeernormering.

De supermarkt in Balkbrug wordt aangemerkt als detailhandel, gelegen in het centrumgebied. In het centrumgebied wordt een minimaal parkeerkencijfer gehanteerd van drie parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak. Het bruto vloeroppervlak van de supermarkt zal na het realiseren van de uitbreiding circa 1.300 m2 bedragen. Dit resulteert in een aantal van 39 parkeerplaatsen.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de regels van het voorliggende bestemmingsplan nader toegelicht.

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010, worden de aanlegvergunning, de sloopvergunning en de binnenplanse ontheffing als instrumenten van het bestemmingsplan onderdeel van de omgevingsvergunning (Wabo). In het bestemmingsplan onder de Wabo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing, maar van een afwijking. Een bouwvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en een aanlegvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De terminologie van de regels in het voorliggende bestemmingsplan zal in overeenstemming zijn met de terminologie die in de Wabo wordt gehanteerd.

Bij de opzet van de regels is tevens aangesloten op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tevens sluiten de regels aan bij de nieuwe eisen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008).

De regels zijn in verschillende hoofdstukken ingedeeld. Hoofdstuk 1 omvat de inleidende regels. In dit hoofdstuk zijn in artikel 1 de begrippen opgesomd en omschreven. In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen. In samenhang met deze artikelen moeten de overige artikelen worden gelezen.

Het Besluit ruimtelijke ordening bevat een aantal onderdelen die verplicht moeten worden overgenomen in de regels van een bestemmingplan. Dit betreft:

  • de anti-dubbeltelbepaling;
  • het overgangsrecht.

De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit behoeft dus niet in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.

Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven.

In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen.

5.2 Planvorm

Globale bestemmingen

Voor het plangebied is gekozen voor gebiedsgerichte, globale bestemmingen. Daarbij zijn de in de verbeelding aan te geven juridisch harde begrenzingen tussen de verschillende functies beperkt tot een aantal essentiële onderdelen. Ten aanzien van de bebouwing is het bestaande bebouwingsbeeld het uitgangspunt. Voor de afmetingen van de gebouwen zijn regels gegeven met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de erfscheiding en dergelijke.

5.3 Bestemmingen En Afweging Van Belangen

Bestemmingen

Een eerste afweging met betrekking tot de toelaatbaarheid van functies, omvang en plaats is gemaakt bij de voorbereiding van het plan. Dit heeft geresulteerd in de volgende bestemmingen:

  • Agrarisch;
  • Agrarisch met waarden – Besloten veenontginningslandschap;
  • Bedrijf;
  • Bos;
  • Cultuur en ontspanning;
  • Centrum;
  • Groen;
  • Maatschappelijk;
  • Maatschappelijk - Justitiële inrichting;
  • Recreatie;
  • Sport;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Verblijf;
  • Woongebied - 1;
  • Woongebied - 2;
  • Waarde - Archeologie 3;
  • Waarde - Archeologie 4;
  • Waarde- Archeologie 5;
  • Waarde - Beschermd dorpsgezicht.

Bestaande functies

De indeling van het plangebied in bestemmingen is gebeurd op basis van de kenmerken van het gebied. De overheersende functie van een gebied bepaalt de bestemming van de gronden. Als voorbeeld kan de bestemming Woongebied – 1 worden genomen. De meest voorkomende functie binnen het woongebied is uiteraard het wonen. Kleine afwijkingen van deze functie die qua schaal passen binnen deze bestemming zijn voorzien van een aanduiding, zodat de afwijking in gebruik is geregeld. Hierbij kan worden gedacht aan kleine bedrijven en maatschappelijke voorzieningen binnen de wijk. Indien een functie wat betreft de omvang een zelfstandig karakter krijgt, is deze voorzien van een eigen bestemming.

Bij het bepalen en uitwerken van de bestemmingen is rekening gehouden met de in deze toelichting omschreven ruimtelijke kwaliteiten en uitgangspunten.

Nadere afweging

Binnen de bestemmingen is in de regels de plaats en omvang van de bebouwing aangegeven. Bij de voorbereiding is uitgegaan van het algemene (bebouwings)beeld. Ten aanzien van onderdelen kan achteraf wellicht de conclusie worden getrokken dat sprake is van een beperking, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Het is dan gewenst om in de concrete situatie ten aanzien van de noodzaak, omvang en dergelijke opnieuw een afweging te maken ten opzichte van de overige belangen. Deze afweging wordt mogelijk door en vindt plaats op grond van de in het plan opgenomen bevoegdheden om bij een omgevingsvergunning te kunnen afwijken van de bouw- en /of gebruiksregels, wijzigingsbevoegdheden en het kunnen stellen van nadere eisen.

Bevoegd afwijken van bouw- en/of gebruiksregels middels een omgevingsvergunning

De toepassing van de bevoegdheid om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de bouw- en/of gebruiksregels is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de in de bestemming begrepen doeleinden niet wezenlijk wordt aangetast. Er wordt gebruikgemaakt van de gemeentelijke 'Beleidsnotitie planologische afwijkingsmogelijkheden' bij de bevoegdheid om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. In de afweging staat het voorkomen van een onevenredige aantasting van het bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid centraal.

Wijzigingsbevoegdheid

De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is beperkt tot de gevallen waarbij de functies van het betreffende gebied niet wezenlijk worden aangetast. Voor elke wijziging geldt in zijn algemeenheid dat in de afweging in elk geval moet worden meegenomen dat de wijziging geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mag opleveren.

Nadere eisen

De mogelijkheid voor het kunnen stellen van nadere eisen mag de realisering van de activiteit als zodanig niet onmogelijk maken. De afweging bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wijziging kan leiden tot een weigering. Bij een nadere eis kan wel aan een onderdeel van een gebouw of aan de plaats ervan een voorwaarde worden gesteld, maar het gebouw als zodanig moet kunnen worden gerealiseerd.

Monumenten

De bescherming van de rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten is afdoende geregeld in het kader van respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke Monumentenverordening. Het bestemmingsplan bevat hier geen regels voor.

Beschermd dorpsgezicht

Om de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het beschermd dorpsgezicht adequaat te kunnen beschermen, is een dubbelbestemming opgenomen. In dit artikel zijn regels opgenomen wat betreft het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden op of in gronden binnen het beschermde gebied. De bepalingen gelden naast of in sommige gevallen in afwijking van de overige regels in het bestemmingsplan en gelden voor alle gronden gelegen binnen het beschermde dorpsgezicht, ongeacht de bestemming.

Tevens is er een onderscheid gemaakt in Woongebied - 1 en Woongebied - 2.

De bestemming Woongebied - 1 is opgenomen voor het woongebied niet vallend onder het regime van het beschermd dorpsgezicht. Kleine afwijkingen van deze functie die qua schaal passen binnen deze bestemming zijn voorzien van een aanduiding, zodat de afwijking in gebruik is geregeld. Hierbij kan worden gedacht aan kleine bedrijven, detailhandel, lichte horeca en een kapsalon binnen de kern. Indien een functie wat betreft de omvang een zelfstandig karakter krijgt, is deze voorzien van een eigen bestemming.

Woongebied - 2 is bedoeld om een onderscheid te maken in de regels tussen woningen binnen het beschermde dorpsgezicht en de overige woningen die niet binnen dit beschermd dorpsgezicht vallen (gelegen in de bestemming Woongebied - 1). Zo is in de bestemming Woongebeid 2 een bouwvlak opgenomen waarbinnen hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd, tevens worden bestaande hoogtes e.d. aangehouden. Om goed te kunnen inspelen op zowel het beschermd dorpsgezicht als de bewoonbaarheid/bruikbaarheid van de panden, kan er worden afgeweken van de (bouw)regels door middel van een omgevingsvergunning.

Het beschermd dorpsgezicht heeft tevens de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht gekregen. De gronden zijn, naast de onderliggende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied zoals beschreven in de bij de regels behorende Aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. Van onder meer de volgende kenmerken wordt specifiek behoud en herstel voorgestaan:

  • De vaart langs de Ommerweg die uitmond in de waterpartij van de voormalige schans;
  • De bruggen over de vaart naar het deel oostelijk van de Ommerweg;
  • De consequente, forse laanbeplanting: de linden in de voortuinen vormen aan de Ommerweg de laanbeplanting;
  • De situering van de voormalige dienstwoningen: deze staan iets terug ten opzicht van de weg en hebben aan de voorzijde een duidelijke erfscheiding in de vorm van een hek of een heg;
  • De dubbele woningen zijn symmetrisch van vorm met een centraal, vooruitspringend deel onder het zadeldak, met de nok haaks op de weg;
  • De rijen woningen vormen een eenheid met een vast ritme van vooruitspringende en terugliggende bouwdelen.

Archeologie

Ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden zijn dubbelbestemmingen opgenomen conform hetgeen is verwoord in het Beleidsplan Archeologie (Past2Present, vastgesteld d.d. 30 juni 2009). Binnen deze bestemmingen geldt dat niet zonder meer gebouwd mag worden en ook is een omgevingsvergunningverplichting opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Het onderscheid tussen de opgenomen dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie 5 is gelegen in de bebouwingsoppervlakte en diepte van uitvoeren van werkzaamheden. Voor de inhoudelijke regeling wordt verwezen naar de regels.

Overige regelingen

In de Beleidsregel kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis (concept mei 2011) heeft de gemeente aangegeven welke vormen van bedrijvigheid in de woonomgeving zijn toegestaan. De gemeente stelt dat bepaalde beroepen en bedrijven aan huis bijdragen aan een verlevendiging van woongebieden. Uiteraard moet daarbij worden voorkomen dat er hinder ontstaat. De aard, omvang en intensiteit van de bedrijfsfunctie moeten verenigbaar zijn met de woonfunctie. Zo heeft de gemeente strikte criteria geformuleerd op het gebied van:

  • ondergeschiktheid aan de woonbestemming;
  • toegestane milieucategorie;
  • hinder/overlast;
  • verkeer en parkeren;
  • opslag en stalling;
  • hoofdverblijf;
  • publieke karakter.

De beleidsregel is vertaald in de regels van dit bestemmingsplan en is te raadplegen op de gemeentelijke website.

Op 4 januari 2011 hebben burgemeester en wethouders de Beleidsnotitie planologische afwijkingsmogelijkheden gemeente Hardenberg vastgesteld. In deze notitie is aangegeven onder welke voorwaarden de gemeente wil meewerken aan ontwikkelingen die afwijken van de planologisch-juridische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Ook deze notitie is in de regels van onderhavig bestemmingsplan vertaald. Dat heeft geleid tot een (binnenplanse) afwijkingsmogelijkheid voor het gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten die naar ruimtelijke uitstraling, omvang en intensiteit ondergeschikt zijn en blijven aan de woonfunctie. Alleen activiteiten die overeenkomen met bedrijven zoals genoemd in categorie 1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven zijn toegestaan. Verder is in de regels een aantal bedrijfsfuncties uitgesloten en wordt een aantal voorwaarden genoemd waaraan dient te worden voldaan. Zo is detailhandel uitsluitend toegestaan indien deze ondergeschikt is aan de activiteit en hiermee direct verband houdt en mogen de activiteiten geen onevenredige hinder voor de omgeving opleveren.

Voor de verdere inhoud van de beleidsnotitie wordt op dit punt weer verwezen naar de gemeentelijke website.

Binnen de bestemmingen Woongebied is ook een mogelijkheid opgenomen om bijzondere woonvormen toe te staan. Toestemming hiervoor is afhankelijk van de effecten op de omgeving. Dit zal in een omgevingsvergunning worden meegewogen. Eventuele maatregelen worden bij verlening van een vergunning als vereiste opgenomen.

Bijgebouwenregeling

De huidige bijgebouwenregeling van de gemeente is te beperkend gebleken. Om deze reden is in dit plan een nieuwe bijgebouwenregeling opgenomen, waarbij vooral meer ruimte is geboden aan de hoogte van de bijgebouwen.

5.4 Afstemming Op Andere Wetten En Verordeningen

Afstemming

Met het oog op de duidelijkheid, dan wel om een dubbel vergunningstelsel te voorkomen, is ten aanzien van een aantal wetten en/of verordeningen in artikel 26 van de regels aangegeven hoe het gemeentebestuur bij de toepassing van de daarin opgenomen regelingen rekening houdt met het ruimtelijk beleid zoals dat met het bestemmingsplan wordt nagestreefd.

Dit betreft:

  • de Woningwet (de welstandsnota);
  • het prostitutiebeleid;
  • de Algemene Plaatselijke Verordening.

Woningwet

Welstandsnota

Vaak bestaat onduidelijkheid in hoeverre de in een bestemmingsplan gegeven marges door welstand mogen worden ingevuld. Mag in het geval van een in het bestemmingsplan voorgeschreven goothoogte van maximaal 6 m welstand een lagere goothoogte eisen? De Woningwet regelt in artikel 12 de relatie tussen de voor gemeenten verplicht gestelde welstandsnota, op basis waarvan het welstandstoezicht moet plaatsvinden, en het bestemmingsplan.

Vanwege de duidelijkheid is aangegeven wanneer sprake is van de in de wet bedoelde strijd met het bestemmingsplan.

Prostitutiebeleid

Seksinrichting uitgesloten

In het bestemmingsplan is aangegeven dat het bestemmingsplan zich verzet tegen het gebruik als seksinrichting.

Handhaving

Instrumentarium

De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor de handhaving van het bestemmingsplan. Het doel is om situaties die in strijd zijn met de regels tegen te gaan. Handhaving omvat verschillende activiteiten. Zo zullen controle en toezicht moeten plaatsvinden om te constateren of overtredingen bestaan. Vervolgens zal in veel gevallen worden getracht om met overleg een einde te maken aan de overtreding. Als dit niet lukt, zullen specifieke handhavingsmiddelen worden toegepast, zoals bestuursdwang.

Het legaliseren van een overtreding of het gedogen van een overtreding valt niet onder handhaving2.

Hierna wordt ingegaan op de instrumenten waarmee een gemeente handhavend kan optreden.

Preventieve handhaving

Preventieve handhaving heeft als doel om op voorhand overtreding van het bestemmingsplan te voorkomen. Voor een doelmatige handhaving van een actueel bestemmingsplan dient aan een aantal (algemene) voorwaarden te worden voldaan.

  1. 1. Voorlichting

Duidelijkheid verschaffen over de inhoud en de doelstellingen van het bestemmingsplan. Hieraan zal in ieder geval via de inspraak over het bestemmingsplan inhoud worden gegeven.

  1. 2. Klachtenregistratie

Door toepassing van een (geautomatiseerd) klachtenregistratiesysteem kunnen de binnengekomen klachten worden geregistreerd. Bijvoorbeeld door het halfjaarlijks opstellen van een trendrapport kan inzicht worden verschaft over hoe vaak een bepaald soort klacht voorkomt. Door verbeteracties kunnen in de toekomst klachten worden vermeden.

  1. 3. Toezicht

Structurele controle in het veld heeft consequenties voor de inzet van personeel. Er zal tijd beschikbaar moeten worden gesteld voor regelmatige controles. In dit kader kan een afstemming tussen ruimtelijke ordenings- en milieucontroles mogelijk worden gemaakt door het geïntegreerd opstellen van een handhavingsprogramma. De buitendienstambtenaar dient herkenbaar te zijn, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van speciale kleding of een auto met opschrift van de gemeente.

  1. 4. Financiële maatregelen

Financiële maatregelen zoals de verplichting extra legeskosten te betalen als pas achteraf een vergunning wordt aangevraagd of het verbinden van legeskosten aan de afgifte van een gedoogbeschikking.

  1. 5. Heldere lijn

Door een eenduidige lijn te brengen in de gedragingen van de gemeente kan het optreden tegen overtredingen gemakkelijker worden gemotiveerd. Er ontstaat meer draagvlak voor het bestemmingsplan, omdat op gelijke wijze tegen gelijke gevallen wordt opgetreden.

Repressieve handhaving

Handhaving kan plaatsvinden door publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Deze vormen van handhaving zijn repressief van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente middelen heeft, waarmee zij naleving kan afdwingen of tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De repressieve handhavingsmiddelen worden hierna kort beschreven.

  1. 1. Publiekrechtelijke handhaving

Deze vorm van handhaving bestaat uit het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang omvat het doen wegnemen of herstellen van hetgeen in strijd is met de te handhaven regels of verplichtingen die uit de regels volgen. Dit houdt meestal in dat illegaal gebouwde bouwwerken worden afgebroken en illegaal gebruik van gronden en opstallen wordt beëindigd. Het kan ook gaan om het beletten van een overtreding; in dat geval heeft een aanzegging tot bestuursdwang een preventieve werking. Voordat tot bestuursdwang wordt overgegaan, moet sprake zijn van een volledige belangenafweging van het belang van de overtreder tegen het openbare belang.

  1. 2. Privaatrechtelijke handhaving

Een overheidsorgaan kan slechts in bepaalde gevallen privaatrechtelijk optreden in geval van een overtreding van een bestemmingsplan. Bij deze vorm van handhaving moet sprake zijn van een privaatrechtelijke relatie tussen de overheid en de burger. Dit kan het geval zijn doordat het overheidsorgaan eigenaar is van grond of gebouwen, als een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat bij verkoop of erfpacht of als sprake is van een jegens de overheid onrechtmatige daad. Hierbij moet het belang van een overheidsorgaan worden geschaad; het enkel overtreden van een regel is niet voldoende.

  1. 3. Strafrechtelijk optreden

De Wet ruimtelijke ordening bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken, zodat het bestemmingsplan niet langer een strafbepaling met daarbij behorende strafmaxima bevat.

Naast opsporingsambtenaren, zoals genoemd in de Wet ruimtelijke ordening, zijn algemene opsporingsambtenaren van het Openbaar Ministerie (politie) bevoegd tot opsporing van strafbare feiten. Het strafrecht wordt als laatste middel in handhaving gezien; het bestuursrechtelijk optreden heeft de voorkeur.

Convenant 'De ruimte op orde'

De gemeente Hardenberg heeft het convenant 'De ruimte op orde' met de provincie Overijssel ondertekend, waarbij de gemeente onder meer heeft aangegeven dat zij met een plan van aanpak komt om gestructureerde handhaving van bestemmingsplannen vorm te geven.

  1. 2. Legaliseren is het in overeenstemming brengen van de overtreding met de geldende regelgeving. Legalisatie is mogelijk door vergunningverlening, het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wijziging/herziening van het bestemmingsplan. Gedogen is het bewust afzien van handhaving. Het gedogen kan zowel expliciet geschieden in een schriftelijke gedoogbeschikking als impliciet in uitlatingen of gedragingen waaruit de overtreder kan afleiden dat wordt afgezien van handhaving.

Hoofdstuk 6 Toets Aan Wet- En Regelgeving

6.1 Inleiding

Voor zover een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, dient een aantal zaken nader te worden afgewogen. Hierbij gaat het onder meer om de verplichte toetsing aan de Wet geluidhinder en de Flora- en faunawet. Daarnaast dient eventueel rekening te worden gehouden met nabijgelegen bedrijvigheid. Een en ander kan vergaande ruimtelijke consequenties hebben voor nieuwe ontwikkelingen. Volledigheidshalve worden hieronder de meest relevante aspecten nagelopen.

6.2 Wet Geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, dan wel die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen een zone (waaronder woningen) dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (artikel 82 van de Wet geluidhinder).

Onderzoek

Het voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. Echter, het voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologische regeling voor het realiseren van twee woningen op het perceel Zwolseweg 12/14. Het akoestisch onderzoek voor deze woningen is opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan. Vanwege de overschrijding van de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB, wordt een hogere grenswaarde vastgesteld.

Overige nieuwe planologische ontwikkelingen vinden niet plaats, waardoor verder akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is.

6.3 Milieubeheer

Er liggen diverse bedrijven binnen Balkbrug. Naast het bedrijventerrein Coevorderweg/Katingerveld zijn deze vooral gelegen tussen de Meppeler- en Hoogeveenseweg en op of aan de Ommerweg. Een aantal van deze bedrijven heeft op grond van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering 2009 een afstandszone ten opzichte van hindergevoelige objecten (zoals woningen) waarmee bij nieuwe planologische ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden. Aangezien geen ingrepen binnen de zones van deze bedrijvigheid zijn voorzien, zijn er met betrekking tot milieuhinder geen nieuwe conflicten.

De wettelijke geluidszone van het bedrijventerrein Coevorderweg/Katingerveld (conform artikel 40 van de Wet geluidhinder) is, conform het akoestisch onderzoek behorende bij het bestemmingsplan Balkbrug, Bedrijventerrein Katingerveld (SAB, 19 maart 2010), in de verbeelding opgenomen. Binnen dit gebied gelden beperkingen. De betreffende geluidszone is weergegeven in navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0009.jpg"

Geluidzone Coevorderweg/Katingerveld (bron: bestemmingsplan Balkbrug, Bedrijventerrein Katingerveld)

6.4 Bodem

Onderzoek

In het plangebied zijn geen nieuwe planologische ontwikkelingen voorzien. Hierdoor is een onderzoek naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem niet noodzakelijk.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient het aspect 'bodem' te worden beschouwd, eventueel in combinatie met een onderzoek.

Voorts wordt gewezen op de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart als instrument voor het controleren van de gesteldheid en de kwaliteit van de bodem.

6.5 Archeologie En Cultuurhistorie

6.5.1 Archeologie

Het archeologiebeleid van de gemeente Hardenberg is verwoord in het Beleidsplan Archeologie (Past2Present, vastgesteld d.d. 30 juni 2009). Hierin is aangegeven hoe bij ruimtelijke ingrepen met het bodemarchief moet worden omgegaan. Belangrijk onderdeel van het beleidsplan is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of belangrijke waarden binnen een bepaald gebied aanwezig zijn en/of archeologisch onderzoek is gewenst. Ook geeft het beleidsplan enkele aanwijzingen voor de wijze waarop archeologie binnen bestemmingsplannen kan worden meegenomen.

Uit de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart blijkt dat het plangebied een trefkans heeft op archeologische waarden, variërend van laag tot hoog. Tevens is in een deel van het plangebied de waarde onbekend.

Op het navolgend kaartje is een uitsnede van de waarden- en verwachtingskaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0010.png"

De verschillende voorkomende waarden zijn vertaald in enkele dubbelbestemmingen. In de regels (en juridische vormgeving) is aangegeven welke dubbelbestemmingen het betreffen en welke onderzoeksverplichtingen voor de diverse gebieden gelden.

6.5.2 Cultuurhistorie

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek. Hiernavolgend wordt daar aandacht aan besteed.

Het onderhavige bestemmingsplan bevat een deel van het beschermd dorpsgezicht Ommerschans-Balkbrug. In het aanwijzingsbesluit wordt uitgebreid ingegaan op de specifieke cultuurhistorische waarden van het totale beschermde dorpsgezicht. In paragraaf 2.1 en paragraaf 4.2 wordt beschreven welke waarden relevant zijn voor het onderhavige bestemmingsplan, waarbij in paragraaf 2.1 wordt ingezoomd op de ontstaansgeschiedenis en in paragraaf 4.2 de vertaling van de waarden in de regels wordt benoemd.

Gelet op de geaardheid van het plan dat als conserverend kan worden getypeerd en de wijze van bestemmen (zie paragraaf 4.2) komen deze waarden niet in het geding en mag het plan op dit onderdeel uitvoerbaar worden geacht.

6.6 Water

Het plangebied ligt in de beheergebieden van de Waterschappen Groot-Salland, Reest en Wieden en Velt en Vecht.

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Deze paragraaf is de weerslag van het overleg tussen de gemeente en het waterschap.

Het betreft hier de actualisering van de bestaande bestemmingsplannen voor vrijwel de gehele kern Balkbrug. Nieuwe ontwikkelingen waarvoor nog geen procedure is doorlopen, maken geen deel uit van dit bestemmingsplan. Er zal dan ook geen uitbreiding of wijziging in de afvoer van het hemelwater of het verhard oppervlak zijn. De omvang van het plangebied bedraagt ongeveer 100 ha.

Waterparagraaf

Voor het plangebied is een uitgebreide waterparagraaf opgesteld. Hierin is het bestemmingsplan aan het beleid van de drie waterschappen getoetst. In het kader van de watertoets zijn de opmerkingen van de waterschappen in deze paragraaf verwerkt. De uitgebreide waterparagraaf is toegevoegd aan de bijlagen.

Beoordeling waterschappen

Het plan is aan de betrokken waterschappen voorgelegd en door hen beoordeeld. De waterschappen hebben op de volgende data per e-mail gereageerd:

Waterschap Reest en Wieden d.d. 16 mei 2008

Bij conserverende plannen geeft Waterschap Reest en Wieden het officiële wateradvies in het kader van het vooroverleg ex artikel 10. Het waterschap heeft op 16 mei 2008 aangegeven dat dit een positief wateradvies zal zijn.

Waterschap Groot-Salland d.d. 27 juni 2008

Waterschap Groot-Salland heeft een aantal opmerkingen gemaakt. Deze zijn in de tekst verwerkt. Het waterschap geeft aan geen verdere opmerkingen te hebben.

Waterschap Velt en Vecht d.d. 14 augustus 2008

Waterschap Velt en Vecht geeft aan dat de ruimtelijke relevante wateraspecten voor haar beheergebied duidelijk zijn belicht en beschreven. Het waterschap heeft geen bezwaar tegen het plan.

De waterschappen hebben geen bezwaar tegen het plan met betrekking tot de waterhuishouding. Het plan zal geen noemenswaardig effect hebben op de waterhuishouding van de omgeving. De waterschappen geven een positief wateradvies.

De e-mailberichten met de reacties van de waterschappen zijn toegevoegd aan de bijlagen.

6.7 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

NSL/Nibm

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarbinnen geen directe nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het plan heeft dan ook geen invloed op de luchtkwaliteit in het gebied en kan worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

Wanneer in het kader van het bestemmingsplan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient een onderzoek naar luchtkwaliteit plaats te vinden.

6.8 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur, Natuurbeschermingswet (1998) en de Flora- en faunawet.

De Ecologische Hoofdstructuur is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden);
  • grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn moeten worden beschermd.

In de Flora- en faunawet wordt de bescherming van soorten geregeld. De wet kent drie belangrijke elementen:

  • een lijst van beschermde soorten (circa 950 soorten);
  • het verbod op het doden, verstoren of beschadigen van beschermde dieren en hun holen, nesten en eieren en het verbod op doden, beschadigen of plukken van beschermde planten;
  • de verplichting om voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en planten.

Binnen het plangebied zijn geen ingrepen voorzien die om een onderzoek in het kader de ecologische hoofdstructuur, Natura 2000-gebieden of Flora- en faunawet vragen.

Onderzoek

Aan de noord(west)zijde van het plangebied is de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur gelegen. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Aangezien er binnen het plangebied bij recht geen ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt, hoeft er geen nadere afweging in het kader van de gebieds- (Ecologische Hoofdstructuur, Natura 2000) of soortbescherming (in casu de Flora- en faunawet) plaats te vinden.

6.9 Externe Veiligheid

6.9.1 Algemeen

De gemeente Hardenberg heeft in maart 2011 de nieuwe beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld voor de periode 2011-2014 (actualisatie van het beleid uit 2007). Externe veiligheid gaat over veiligheid van bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten voor hun omgeving en over de veiligheidsaspecten van het gebruik van transportinfrastructuur zoals wegen en buisleidingen. Voor het bepalen van de externe veiligheidsrisico's zijn het plaatsgebonden risico (PR = 10-6 per jaar) en het groepsrisico (GR) van belang. Het beleid komt er in het kort op neer dat in of in de directe nabijheid van woongebieden geen nieuwe risicobronnen worden geïntroduceerd en dat op bedrijventerreinen een nieuwe risicobron kan worden geïntroduceerd indien de risicocontour binnen de eigen inrichtingsgrens blijft. Aan de wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico moet worden voldaan.

6.9.2 Inrichtingen

Inleiding

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden (gewijzigd februari 2009). Dit besluit richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Een overzicht van de risicovolle inrichtingen die onder de werkingssfeer van het Bevi vallen, wordt gegeven in artikel 2 van het besluit.

Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en sub l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen.

Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.

Plaatsgebonden risico

Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting.

Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven met de zogenoemde risicoafstanden. De belangrijkste hierbij zijn de 10-5/jaar-risicocontour en de 10-6/jaar-risicocontour. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen geeft voorschriften met betrekking tot de grens- en richtwaarden (risicoafstanden) waaraan de (beperkt) kwetsbare objecten dienen te voldoen.

Groepsrisico

Naast het plaatsgebonden risico gaat het Besluit externe veiligheid inrichtingen in op het groepsrisico en zijn verantwoordingsplicht. De normen voor het groepsrisico zijn geen harde normen.

Het groepsrisico indiceert de kans per jaar dat in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval. Bij dit risico wordt dus rekening gehouden met personen die zich rond een risicovolle inrichting bevinden: hoe meer mensen in de omgeving van de inrichting, des te groter het groepsrisico.

Het groepsrisico is een toetsingswaarde waarin de kans op groepen slachtoffers is verwerkt. Het is gekoppeld aan personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Onderzoek

In en bij het plangebied zijn enkele inrichtingen met gevaarlijke stoffen aanwezig (bron: Risicokaart Overijssel). Het gaat om de volgende inrichtingen:

  1. 1. Bovengrondse propaantank van St. Paardesport Avereest aan de Hoogeveenseweg 38; de 10-6/jaar-risicocontour heeft een diameter van 40 m. Binnen deze hindercirkel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen.
  2. 2. Gasreduceerstation Balkbrug N158 van de Gasunie aan de Coevorderweg 48; de 10-6/jaar-risicocontour heeft een diameter van 25 m. Binnen deze hindercirkel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen.
  3. 3. Koelinstallatie met ammoniak van Frico Cheese aan de Coevorderweg 40; de inrichting beschikt over twee ammoniakkoelinstallaties; één met een inhoud van 681 kg ammoniak en één met een inhoud van 425 kg. Er is geen sprake van 10-6/jaar-risicocontour
  4. 4. Lpg-afleveringsinstallatie, -reservoir en -vulpunt van Garage Altena aan de Coevorderweg 1-3; de 10-6/jaar-risicocontour voor afleveringsinstallatie, reservoir en vulpunt bedragen respectievelijk 15 m, 25 m en 35 m.

De inrichtingen 1, 2 en 3 vallen, vanwege de aard en omvang van de aanwezige gevaarlijke stoffen, niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Bovendien liggen deze inrichtingen (net) buiten het plangebied en liggen ook de veiligheidsafstanden hierbuiten. De aanwezigheid van deze inrichtingen zorgt niet voor belemmeringen ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.

Garage Altena is gelegen in het plangebied. Deze inrichting valt dan ook onder het Bevi.

In 2007 is de Regeling externe veiligheid inrichtingen II ( REVI II) het toetsingskader geworden voor bestaande lpg-tankstations. De milieuvergunning is op 28 augustus 2007 aangepast aan het REVI II. De lpg doorzet van het tankstation is begrensd op 999 m3 per jaar. Eveneens zijn, ter beperking van het groepsrisico, in 2006 al een aantal voorschriften verbonden aan de milieuvergunning, die onder andere zijn gericht op specifieke tijdstippen (zogenaamde venstertijden) waarop het bevoorraden met lpg is toegestaan, buiten de uren tussen 08.00 – 16.30 uur.

Bij een lpg doorzet van < 1.000 m3 per jaar geldt vanaf oktober 2010 een afstand van 35 m van het lpg-vulpunt. De lpg branche heeft vanaf oktober 2010 maatregelen (hittewerende bekleding lpg tankwagen en verbeterde vulslang) doorgevoerd en daarmee is het Convenant lpg van kracht geworden. Binnen de risicocontour van 35 m van het lpg-vulpunt zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen.

De plaatsgebonden risicocontour van het vulpunt is, vanwege de beperkingen die deze met zich meebrengt, weergegeven op de verbeelding en voorzien van een passende regeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01_0011.jpg"

Ligging plaatsgebonden risicocontouren garage Altena (brond: risicokaart)

Daarnaast ligt het invloedsgebied van het groepsrisico (150 m) voor een groot deel over het plangebied. Ten aanzien hiervan dient invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. In het kader van de groepsrisicoberekening is een nieuwe QRA opgesteld voor het lpg-tankstation (zie bijlagen behorende bij dit bestemmingsplan). De QRA is opgesteld met behulp van de REVI 2007 module van de LPG Tool, gesanctioneerd door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het betreft immers een bestaand lpg-tankstation waar vooralsnog geen aanpassingen et cetera zijn voorzien.

De populatiegegevens binnen het invloedsgebied van 150 m rondom het lpg-vulpunt, respectievelijk het ondergrondse lpg-reservoir, zijn ingevoerd in het model. De data zijn afkomstig uit Populatiebestand.nl en uit beschikbaar gestelde informatie van de gemeente Hardenberg. Uit de fN-grafiek van de QRA blijkt dat de oriënterende waarde voor het totale groepsrisico niet wordt overschreden, rekening houdend met de voorgeschreven venstertijden voor vulling van de lpg-tank. Hiermee wordt een acceptabel groepsrisico bereikt. Deze QRA is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

Voor het lpg-tankstation is door de brandweer een aanvalsplan en rampbestrijdingsplan ingeval van een calamiteit, opgesteld. Deze plannen, waarmee regelmatig wordt geoefend door de brandweer, worden periodiek geactualiseerd. Daarnaast is de feitelijke situatie ter plaatse van het tankstation zodanig dat er normaliter geen verhoogde risico's zijn voor aanrijdingen van de lpg-tankwagen. In het kader van het toezicht op de milieu- en veiligheidsvoorschriften vindt regelmatig controle plaats.

6.9.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Inleiding

Voor wegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen heeft het Rijk risicoatlassen opgesteld (2003 voor wegen en hoofdvaarwegen en 2001 voor spoorwegen). Hierin staan respectievelijk de risicoafstanden van de wegvakken, spoorwegen en vaarwegen berekend en benoemd. Dit zijn de risicoafstanden betreffende het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Bij wegen wordt ingegaan op de risicoafstanden langs wegvakken bij Rijkswegen en provinciale wegen. De gemeentelijke wegen zijn hierin niet meegenomen. De atlas aangaande spoorwegen gaat in op de delen van spoorwegen waarbij risicoafstanden aanwezig zijn. Bij hoofdvaarwegen wordt naast de vaarwegen ook ingegaan op de havens en bijbehorende risicoafstanden.

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorschriften geeft aangaande de omgang met externe veiligheid, zo geeft bij vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' deze voorschriften.

Deze circulaire sluit aan op de voorschriften die gelden voor inrichtingen. Net als bij het Bevi gelden bij transportroutes de afstanden van het plaatsgebonden risico als grens- en richtwaarde (in sommige gevallen echter op een iets andere manier dan bij het Bevi). Daarnaast geldt ook bij transport de oriënterende waarde als indicatiemiddel van het groepsrisico.

Momenteel is het Rijk bezig met het opstellen van een nieuwe wetgeving rond transportroutes; het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Dit besluit gaat de huidige Circulaire rnvgs vervangen en treedt naar verwachting in 2012 in werking. Het Btev bevat de bepalingen uit het Bevi omtrent het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarnaast wordt het Basisnet voor wegen, spoor en water opgesteld. Dit Basisnet omvat alle rijkswegen met de bijbehorende (eventueel aanwezige) risicoafstanden.

Onderzoek

De bijlagenkaarten bij het verkeersbesluit, nummer: 2004/EPLA/77531, geeft een overzicht van rijkswegen en provinciale en gemeentelijke wegen die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De bijlagenkaart is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. De N377 (Coevorderweg) is voor het plangebied de dichtstbijzijnde weg waar vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan.

In het kader van de ontwikkeling van het bedrijventerrein 'Katingerveld' in Balkbrug, ten noorden van de Coevorderweg en ten oosten van Friesland Campina, heeft in 2010 een onderzoek plaatsgevonden van de risico's vanwege het transport gevaarlijke stoffen over de N377 (Coevorderweg tot de kruising met de N48). Uit de uitgevoerde risicoberekening van het PR en het GR, (Haro Milieuadvies d.d. 10 februari 2010 met kenmerk HARO_2010_GR02 (v. 01)) blijkt dat de PR=10-6/jaar 0 m is, PR=10-7/jaar 16 m is en PR=10-8/jaar 82 m bedraagt. Uit de fN-curve blijkt het groepsrisico voor 2010, noch voor de toekomstige situatie in 2020 de oriënterende waarde overschrijdt. Er is bij de RBM II berekeningen rekening gehouden met een invloedsgebied van 325 m, vanwege het transport van GF3 stoffen. De gehele risicoberekening is opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan.

De risico's vanwege de N377 zijn zodanig gering dat deze geen belemmeringen opleveren voor de in de nabijheid van de N377 geprojecteerde ontwikkelingen.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Balkbrug' heeft een conserverend karakter.

6.9.4 Buisleidingen

Inleiding

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6/jaar) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderzoek

Op de provinciale risicokaarten staan ook de buisleidingen weergegeven waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt een aardgastransportleiding van Gasunie (N-550-61). Deze leiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 4 inch. Het invloedsgebied van de buisleiding bedraagt 45 m. Het plangebied ligt op circa 75 m van de leiding, waardoor het gebied buiten de invloedssfeer ligt.

Aan de oostzijde van het plangebied ligt daarnaast nog een leidingbundel met drie aardgastransportleidingen van Gasunie (A-502-KR; A-501-KR en A-514-KR).

De grootste risicoafstand van deze leidingbundel bedraagt 535 m (inventarisatiegebied groepsrisico). Het betreft de aardgasleiding A-514-KR met een werkdruk van 66,2 bar en een leidingdiameter van 48 inch. De bovenkant van de leiding ligt op 195 cm-mv.

De risicocontour van het plaatsgebonden risico (10-6/jaar-risicocontour) valt niet buiten de belemmeringenstrook (is 0 m). De dichtstbij gelegen woningen in het plangebied liggen op circa 100 m van de leidingbundel. Het plangebied ligt dus niet binnen de plaatsgebonden risicocontour en belemmeringenstrook.

In verband met nieuwbouwplannen voor het nieuwe bedrijvengebied Katingerveld in Balkbrug zijn in 2010 in opdracht van Gasunie plaatsgebonden risicoberekeningen (PR) en groepsrisicoberekeningen (GR) door de KEMA uitgevoerd met behulp van het softwareprogramma PIPESAFE, conform PGS 3. Het Katingerveld is gelegen in de nabijheid van de gastransportleidingen A-501-KR, A-502-KR, A-514-KR en N-550-61. Het gebied dat in de berekening is meegenomen, is vrijwel identiek aan dat van het onderhavig plan, waardoor de uitgevoerde berekening overeenkomstig van toepassing kan worden verklaard (het gedeelte van het onderhavig plangebied dat binnen het invloedsgebied ligt is meegenomen in deze berekening).

Uit de rapportage van de KEMA (d.d. 7 januari 2010 met kenmerk 66912927-GCS 10-50554) blijkt dat nergens een plaatsgebonden risicocontour (10-6/jaar) is berekend.

Uit de fN-grafieken blijkt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico nergens wordt overschreden. De gehele rapportage opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan is een overwegend conserverend plan. Bij nieuwe ontwikkelingen die in het invloedsgebied van de buisleidingen (komen te) liggen, dient wederom een toets aan het groepsrisico plaats te vinden.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Gehele plangebied

Voorliggend bestemmingsplan is een overwegend conserverend plan. Aangezien het om een actualisatie van het plan gaat en niet om de daadwerkelijke nieuwe ontwikkelingen, is een exploitatieopzet niet aan de orde.

Hoofdstuk 8 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Balkbrug heeft vanaf donderdag 2 juni 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen.

Tijdens deze termijn konden ingezetenen en belanghebbenden schriftelijk, dan wel mondeling zienswijzen naar voren brengen. Woensdag 13 juli 2011 was de laatste dag van de inspraaktermijn. Op dinsdag 28 juni 2011 en donderdag 30 juni 2011 is iedereen in de gelegenheid gesteld het plan in te zien en hierover vragen te stellen in 't Trefpunt te Balkbrug. Zo'n 35 personen hebben van de bijeenkomsten gebruikgemaakt.

Er kon ook een afspraak worden gemaakt met de stedenbouwkundig adviseur en de planbegeleider om in een persoonlijk gesprek het bestemmingsplan te bespreken. Er hebben acht gesprekken plaatsgevonden, waaronder met een afvaardiging van het Plaatselijk Belang Balkbrug. De inspraakmogelijkheid is bekendgemaakt in het huis-aan-huisblad de Toren van woensdag 1 juni 2011. Verder is naar aanleiding van een persbericht melding gemaakt van de inloopbijeenkomst en de inspraakprocedure in de Toren van 8 juni 2011.

In totaal zijn vijf inspraakreacties ingediend. In het in de bijlage bij dit plan opgenomen Eindverslag inspraakprocedure voorontwerpbestemmingsplan Balkbrug is een overzicht gegeven van de inspraakreacties en is hierop het commentaar van de gemeente vermeld.

De VROM-inspectie (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) en de Veiligheidsregio IJsselland hebben in het kader van vooroverleg gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan.

De provincie Overijssel heeft te kennen gegeven geen vooroverlegreactie te geven op actualisatieplannen. Het plan is om die reden niet aan deze instanties toegezonden.

Zoals al omschreven in paragraaf 6.6 hebben de Waterschappen (Waterschap Reest en Wieden, Waterschap Groot-Salland en Waterschap Velt en Vecht) hebben geen bezwaar tegen het plan met betrekking tot de waterhuishouding.

Deze e-mails zijn als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. In het in de bijlage bij dit plan opgenomen Eindverslag inspraakprocedure voorontwerpbestemmingsplan Balkbrug is tevens een overzicht gegeven van de overlegreacties en is hierop het commentaar van gemeentezijde vermeld.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijven

Bijlage 1 Vigerende Plannen Balkbrug

Bijlage 1 Vigerende plannen Balkbrug

Bijlage 2 Besluit Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Ommerschans - Balkbrug En Toelichting D.d. 24 November 2011

Bijlage 2 Besluit aanwijzing beschermd dorpsgezicht Ommerschans - Balkbrug en toelichting d.d. 24 november 2011

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Verbouw Woning Zwolseweg 14 Te Balkbrug

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek verbouw woning Zwolseweg 14 te Balkbrug

Bijlage 4 Archeologisch Advies

Bijlage 4 Archeologisch advies

Bijlage 5 Waterparagraaf

Bijlage 5 Waterparagraaf

Bijlage 6 Watertoetsdocument + Reacties

Bijlage 6 Watertoetsdocument + reacties

Bijlage 7 Lpg Groepsrisico Berekeningsmodule B. Altena En Zn. Lpg Tankstation Balkbrug

Bijlage 7 LPG groepsrisico berekeningsmodule B. Altena en Zn. LPG tankstation Balkbrug

Bijlage 8 Bijlage Bij Verkeersbesluit (Route Gevaarlijke Stoffen)

Bijlage 8 Bijlage bij verkeersbesluit (route gevaarlijke stoffen)

Bijlage 9 Onderzoek Externe Veiligheid Vanwege Transport Gevaarlijke Stoffen Over N377 (Traject Coevorderweg), Haro Milieuadvies, 10 Februari 2010

Bijlage 9 Onderzoek externe veiligheid vanwege transport gevaarlijke stoffen over N377 (traject Coevorderweg), HARO Milieuadvies, 10 februari 2010

Bijlage 10 Risicoberekening Gastransportleidingen, Kema, 7 Januari 2010

Bijlage 10 Risicoberekening gastransportleidingen, KEMA, 7 januari 2010

Bijlage 11 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 11 Nota inspraak en overleg

Bijlage 12 Overlegreacties

Bijlage 12 Overlegreacties