Buitengebied Hardenberg, Elfde Wijk 42 Rheezerveen (Het Stoetenslagh)
Bestemmingsplan - gemeente Hardenberg
Vastgesteld op 03-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Elfde Wijk 42 Rheezerveen (Het Stoetenslagh) van de gemeente Hardenberg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00153-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.6 bebouwing:
én of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde geen gebouwen zijnde;
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming;
1.9 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.11 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.12 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 peil:
- a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschapselement
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen - Landschapselement aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting en landschapselementen;
- b. ontsluitingswegen en in- en uitritten ten behoeve van de recreatiebestemming.
3.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 3.1, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Voor zover het betreft de gronden als bedoeld in lid 3.1, is de toepasselijkheid van artikel 2.12 lid 2 Wabo uitgesloten.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. centrale voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein, zoals sport- en spelvoorzieningen, milieustraat, fietsenstallingen, dierenweide en een ondergrondse watertank;
- b. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, water, vijvers, parkeervoorzieningen, paden, ontsluitingswegen en nutsvoorzieningen
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeervoorzieningen;
- b. ontsluiting van het terrein;
- c. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor de in de bestemmingsomschrijving beschreven doeleinden, indien niet is voldaan aan de volgende voorwaarden (zoals omschreven in het ruimtelijk kwaliteitplan d.d januari 2012, dat onlosmakelijk deel uitmaakt van deze regels en is bijgevoegd in bijlage 1 van de toelichting):
- het aanleggen, aanplanten en instandhouden van singelbeplanting, bosplantsoen en groensingels binnen één jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan dan wel binnen één jaar nadat is gestart met de bouw van een bouwwerk;
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan:
- a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- b. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
- c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- d. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- e. voor het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m.
Een vergunning wordt niet verleend indien:
- 1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
- 2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende erven.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Elfde Wijk 42 Rheezerveen (Het Stoetenslagh).
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Bestemmingsplan
Het vakantiepark het Stoetenslagh is een vakantiepark in Rheezerveen (Hardenberg) met diverse voorzieningen. Bij het vakantiepark spelen twee ontwikkelingen die niet in het vigerende bestemmingsplan passen. Dit betreft in de eerste plaats de legalisatie van de bestaande parkeerplaats aan de noordzijde van de Elfde Wijk, die in het verleden met een tijdelijke vrijstellling is gerealiseerd. In de tweede plaats betreft het de herinrichting van het entreeterrein van de camping, waarbij een ondergrondse watertank wordt gerealiseerd en de bestaande fietsenstalling en milieustraat op een andere locatie worden geplaatst. Voor deze tweede ontwikkeling is een vergroting van het huidige bouwvlak noodzakelijk. Om een en ander mogelijk te maken is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Vakantiepark het Stoetenslagh is ten noorden van de kern Rheezerveen gelegen en ten westen van de stad Hardenberg. De park ligt aan de Elfde Wijk en direct ten westen van een bosgebied. Bij het vakantiepark vinden twee ontwikkelingen plaats. De ligging van deze twee terreinen die samen het plangebied vormen zijn globaal in figuur 1.1 aangeduid (rode lijnen).
Figuur 1.1: Globale ligging plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Ter plaatse van de bestaande parkeervoorziening ten noorden van de Elfde Wijk geldt het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg. Dit bestemmingsplan is door de raad van de gemeente Hardenberg vastgesteld op 26 april 1989 en, voor zover hier van belang, door gedeputeerde staten van Overijssel gedeeltelijk goedgekeurd op 12 december 1989, kenmerk RGP 89/994. In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Agrarische doeleinden (agrarisch gebied)' gekregen. Parkeren is niet toegestaan op deze gronden. De parkeervoorzieningen is gerealiseerd op basis van een tijdelijke vrijstelling voor 5 jaar. Deze termijn is verstreken.
Ter plaatse van het terrein, dat wordt heringericht geldt het bestemmingsplan Recreatieterrein Het Stoetenslagh 1997. Dit bestemmingsplan is door de raad van de gemeente Hardenberg vastgesteld op 28 januari 1998 en door Gedeputeerde Staten van Overijssel goedgekeurd.
Deze gronden hebben in dit bestemmingsplan grotendeels de bestemming 'Recreatieve doeleinden' met deels de categorie 'RCV, centrale voorzieningen met bijbehorende erven' en deels 'RSS, speel- en sportterrein'. Ter plaatse van de ondergrondse opslagtank, milieustraat en fietsenstalling is geen bouwvlak opgenomen. De begrenzing van het terrein is deels aangewezen als 'Doeleinden van openbaar nut, categorie ORB randbeplanting'. Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen in de vorm van opgaande beplanting met de daarbij behorende andere bouwwerken en andere werken. De breedte van deze bestemming is circa 10 meter. In figuur 1.2 is een uitsnede van de plankaart van dit bestemmingsplan opgenomen.
De beoogde ondergrondse watertank, de milieustraat en de fietsenstalling kunnen op grond van dit bestemmingsplan niet worden gerealiseerd, omdat ze buiten het bestaande bouwvlak zijn gelegen.
Figuur 1.2: Uitsnede Vigerende bestemmingsplan Recreatieterrein Het Stoetenslagh 1997
De genoemde ontwikkelingen passen dus niet binnen de geldende bestemmingsplannen. Om medewerking te kunnen verlenen aan de legalisatie van de parkeerplaats en de herinrichting van het entreegebied is ervoor gekozen voor deze gronden een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de beoogde ontwikkelingen getoetst aan de relevante omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de juridische planopzet van dit bestemmingsplan en de hoofdstukken 6 en 7 beschrijven de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Landschappelijke Aspecten
In de visie van de gemeente Hardenberg 'Visienota Buitengebied Gemeente Hardenberg' worden de verschillende gebieden in het buitengebied van de gemeente Hardenberg beschreven. Het gebied waar het plangebied in is gelegen valt onder 'Dedemsvaart-zuid'. Het landschapstype is veenontginningslandschap. De landschapskenmerken zijn:
- openheid/regelmatigheid;
- vlakke ligging;
- openstrekkende strokenverkaveling;
- herkenbare wijkenstructuur;
- bebouwing langs ontginningsassen.
Het plangebied is naast het Colenbranderbos gelegen. Hiervoor is de ontwikkelingsrichting vastgesteld op de functies biodiversiteit, recreatie en toerisme. De algemene ontwikkelingsrichting is landbouwontwikkelingsgebied, met de bijbehorende functie: landbouw.
2.2 Huidige En Toekomstige Situatie
Huidige situatie
Landschap
Omstreeks 1800 zijn de grootschalige ontginningen van het hoogveen gestart. Een rechtlijnig stramien van het kanaal Dedemsvaart en de bijbehorende wijken zorgt voor ontwatering van het veen en de afvoer van turf per schip. Rond de vele sluizen in de Dedemsvaart ontstond de ontwikkeling van de bebouwing. Omstreeks 1900 zijn op de afgegraven delen hoogveen (productie) bossen aangeplant. Omstreeks 2000 is er sprake van een grootschalig, open landbouwgebied. Daarnaast is er differentiatie in de bossen; een monocultuur van jong productiebos afgewisseld met oude bospercelen met gemengd loofbos. Bosstructuren (behorend tot de EHS structuur van o.a. het Colenbranderbos en Diffelerveld) vormen een besloten veenontginningslandschap.
Functioneel
In de huidige situatie worden de gronden aan de noordzijde van de Elfde Wijk reeds gebruikt ten behoeve van parkeren. In figuur 2.1 is deze parkeerplaats weergegeven.
Figuur 2.1: Parkeerplaats aan noordzijde Elfde Wijk.
De gronden ten westen van het hoofdgebouw van het vakantiepark Het Stoetenslagh worden momenteel onder meer gebruikt als entree van het park, parkeervoorzieningen, het stallen van fietsen, een milieustraat en speelvoorzieningen (trampolines, sport- en spel, jeu de boulesbaan). In de huidige situaties zijn er twee entrees naar de camping. Deze zijn in figuren 2.2 en 2.3 weergegeven.
Figuur 2.3: Oostelijke entree Figuur 2.4: Westelijke entree
Het plangebied grenst aan de westelijke zijde aan een bosgebied. Tussen het campingterrein en de Elfde Wijk is een groene singel aanwezig die op een grondwal is gelegen. Figuur 2.5 geeft een beeld van de Elfde Wijk ter hoogte van de bebossing.
Figuur 2.5: Beeld Elfde Wijk.
Toekomstige situatie
De capaciteit van het tijdelijke parkeerterrein is, met name in het hoogseizoen, veel in gebruik. Deze tijdelijke functie wordt omgezet naar een legaal parkeerterrein. Het terrein nabij het hoofdgebouw heeft momenteel voornamelijk functies met een vaste plek, dit sluit een praktisch en multifunctioneel gebruik van de ruimte uit. Voornemen hier is:
- verbeteren functies; door vergroting van het bouwblok wordt er een fietsenstalling, een milieustraat en een ondergrondse watertank gerealiseerd;
- multifunctioneel gebruik; de versnipperde ruimtes en verhardingen worden één. Hierdoor ontstaat er een multifunctionele ruimte geschikt voor evenementen, sport, spel en parkeren
- sport- en spelvoorzieningen; aan de voorzijde van het terrein is er ruimte voor sport- en spelvoorzieningen met een ‘vaste plek’ b.v. een pannaveld en een skatebaan
- optimaliseren routing; verplaatsing van de hoofdentree door het maken van een combinatie met de entree van het bungalowpark. De uitgang verschuift en komt recht tegenover het parkeerterrein aan de noordzijde van de Elfde Wijk te liggen
Bij het entreegebied waar de receptie is gevestigd is het voornemen een ondergrondse watertank te plaatsen en een overkapte fietsenstalling en een milieustraat te hervestigen. De herinrichting van het entreegebied maakt tevens een logische ontsluiting mogelijk.
In figuur 2.6 is het erfinrichtingsplan voor het parkeerterrein aan de noordkant van de Elfde Wijk afgebeeld.
Figuur 2.6: Erfinrichtingsplan parkeerplaats.
Aan de zijde van de weg en langs de randen worden er nieuwe singels aangeplant. De wijze van aanplanten en de soortenkeuze vormen ruimtelijk een eenheid met de erfbeplanting en de bosbeplanting in de omgeving. Het carré van groen verzacht de aanblik van de geparkeerde auto’s. De basis van de singel bestaat uit struikvormers, in een natuurlijk plantverband worden er accenten toegevoegd met boomvormers.
De entree van de parkeerplaats bevindt zich recht tegenover de toekomstige uitgang van het vakantiepark. In het ontwerp is er ruimte voor ruim 120 parkeerplaatsen. De wegenstructuur bestaat uit een lus van éénrichtingsverkeer. In vier rijen worden de auto’s onder een hoek van 45 graden geparkeerd, een praktische en efficiënte manier van parkeren. Zowel de wegenstructuur als de parkeerplaatsen worden uitgevoerd in halfverharding in een lichte, zandkleur. Hierdoor oogt het verharde vlak natuurlijk en is intensief gebruik goed mogelijk. De verlichting is minimaal, rekening houdend met de natuurlijke omgeving komt op een drietal punten een oriënterende verlichting te staan.
In figuur 2.7 is een schematische weergave van de beoogde situatie weergegeven. Hierbij is ook de vergroting van het bouwvlak aangegeven.
Figuur 2.7: Weergave beoogde ontwikkeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het provinciale en gemeentelijke beleid beschreven, voor zover relevant voor dit bestemmingsplan.
3.1 Provinciaal Beleid
3.1.1 Omgevingsvisie Overijssel
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie vastgesteld. In dit integrale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving, waarin het streekplan Overijssel 2000+, het verkeer- en vervoerplan, het waterhuishoudingsplan en het milieubeleidsplan zijn samengevoegd, geeft de provincie de richting aan voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2020 en verder.
Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik / SER-ladder
De SER-ladder is ontwikkeld voor gebiedsontwikkeling in de Stedelijke Omgeving. In de Groene omgeving spreekt de provincie Overijssel liever over het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De denklijn is hetzelfde, maar bij kleinschalige ontwikkelingen in de Groene Omgeving kan de SER-ladder niet worden toegepast. Het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gaat over (her)benutting van bestaande bebouwing, een combinatie van functies conform gebiedskenmerken, uitbreiding in aansluiting op bestaande bebouwing en rekening houden met de ontsluiting.
Gebiedskenmerken
De omgevingsvisie geeft handvatten voor het ontwikkelen in zowel de groene als de stedelijke omgeving. Voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit zijn essentiële gebiedskenmerken het uitgangspunt. Door het verbinden van deze gebiedskenmerken aan nieuwe ontwikkelingen wordt de ruimtelijke kwaliteit versterkt. De aanwezige kenmerken zijn te onderscheiden in 4 lagen:
- 1. een natuurlijke laag (in en op de bodem);
- 2. een laag van het agrarisch cultuurlandschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem);
- 3. een stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur);
- 4. een lust & leisure laag (toerisme, recreatie en landgoederen).
1. Natuurlijke laag
Op waterhuishoudkundig geïsoleerde plekken (waar het regenwater wordt vastgehouden) ontwikkelde zich in het zandgebied op kleine en grote schaal hoogveen; onder invloed van regenwater ontstonden veenmoerassen. Deze groeiden als een dikke spons van veenmossen steeds verder omhoog, los van het grondwater. De extreme zure en voedselarme omstandigheden leidden tot natte, slecht toegankelijke moerasgebieden, waar vrijwel geen boom kon groeien. Vakantiepark het Stoetenslagh ligt op de natuurlijke onderlaag van hoogveen, dit hoogveen is in cultuur gebracht en daardoor niet meer als natuurlijk hoogveen waarneembaar in het landschap.
2. Laag van het agrarisch cultuurlandschap
Vakantiepark het Stoetenslagh ligt in het veenkoloniale landschap. In dit landschap is het hoogveen grootschalig afgegraven en het landschap ontgonnen. Kenmerken van dit landschap zijn:
- grootschalig open landschap ontstaan door ontginning van het veen;
- llineaire ontwateringstructuren met stelsels van kanalen en wijken;
- bosstructuren (behorend tot de Ecologische Hoofdstructuur) begrenzen het open landschap.
3. Stedelijke laag
De omgeving van vakantiepark het Stoetenslagh valt onder de zogenoemde ‘luwe gebieden’, dynamische stedelijke invloeden zijn nauwelijks aanwezig. De karakteristieken uit de stedelijke laag zijn:
- kenmerkend en herkenbaar dorpstype van het kanaaldorp Dedemsvaart
- het kanaal is drager van de belangrijkste bebouwing, infrastructuur en verkavelingsrichting
- erven en de opbouw daarvan zijn specifiek voor het veenkoloniale landschap met kenmerken als laanbeplantingen en houtsingels langs de erfgrenzen, niet aan alle zijden komen dichte singels voor. Fruitbomen op het zijerf of voorerf. Erfscheiding aan de voorzijde bestaat uit een haag, een bermsloot of soms alleen gras
- het informele netwerk bestaat uit het ‘langzame netwerk’ (vaarwegen, kleine paadjes, zandpaden, kerkpaden, fiets- en wandelpaden en -routes, etc.) dat het buitengebied toegankelijk en het landschap beleefbaar maakt
Ambitie levende erven! Door voort te bouwen op de karakteristieken en kwaliteiten van de vaak eeuwenoude erven, ligt hier een kans om unieke, echt Overijsselse woon/werk-, recreatie- en zorgmilieus te ontwikkelen: sterk verbonden met de historie, het omliggende landschap en met veel ruimte voor individuele invulling en expressie.
4. Lust en leisure laag
In het spectrum van de ruimtelijke kwaliteit gaat deze laag in op de beleving, het plezier en de trots van de omgeving. De laag stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. De lust- en leisure laag verbindt het stedelijke met het landelijke. In de omgeving van vakantiepark het Stoetenslagh is de lust en leisurelaag nauw verbonden met het landschap. In het landschap rondom het vakantiepark is een dicht netwerk van wandel- en fietspaden aanwezig, het landschap is hiermee beleefbaar voor de recreant.
Ontwikkelingsperspectief
In de omgevingsvisie is eveneens een ontwikkelingsperspektief opgesteld. In de directe omgeving van vakantiepark het Stoetenslagh zijn er twee speerpunten van belang:
- 1. realisatie groene hoofdstructuur, het accent ligt op ruimte voor de ontwikkeling van natuur. De natuur als ruggegraat. Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur in 2018;
- 2. buitengebied met accent op productie; de schoonheid van de moderne landbouw. Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw zeker stellen met behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Voortbouwen aan kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen.
De voorgenomen ontwikkelingen bij het vakantiepark hebben geen negatieve gevolgen voor deze ontwikkelingen uit het ontwikkelingsperspectief. Voor verblijfsrecreatie is in de omgevingsvisie opgenomen, dat mogelijkheid geboden wordt voor het verbeteren van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van de bestaande verblijfsaccommodaties. Hier voorziet dit plan in. Permanente bewoning moet worden tegengegaan. Dit bestemmingsplan heeft geen betrekking op realisatie van verblijfsrecreatieobjecten; er is derhalve geen sprake van risico's op permanente bewoning. Daarnaast worden de landschappelijke kenmerken niet aangetast, maar juist versterkt.
Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
In het werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving zijn aanbevelingen en voorbeelden opgenomen voor het toepassen van principes van ruimtelijke kwaliteit in ruimtelijke planprocessen bij ontwikkelingen in het buitengebied. Twee principes uit de Omgevingsvisie Overijssel vormen het vertrekpunt:
- 1. elke ontwikkeling dient bij te dragen aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit;
- 2. de ontwikkelingsruimte die men krijgt dient in evenwicht te zijn met investeringen (prestaties) in de ruimtelijke kwaliteit.
Uit punt twee volgt, dat als met kwaliteitsprestaties op het 'eigen erf' (de basisinspanning ruimtelijke kwaliteit) evenwicht niet bereikt kan worden, er aanvullende kwaliteitsprestaties in de omgeving nodig zijn. Er is dan sprake van een meer gebiedsgerichte benadering. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is dan van toepassing. Dit geldt voor nieuwe functies en grootschalige uitbreiding van bestaande functies in het buitengebied. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van nieuwe functies, de parkeervoorziening is reeds gerealiseerd en in gebruik en de overige gronden blijven in gebruik ten behoeve van de recreatie. Voor een nadere beschouwing van hoe de aanleg van de parkeerplaats en de herinrichting van het terrein bijdraagt aan de vereiste ruimtelijke kwaliteit wordt nader beschreven in het Ruimtelijk Kwaliteitplan (Oranjewoud, januari 2012). Deze is als bijlage 1 bijgevoegd.
3.1.2 Conclusie
Op basis van bovenstaande beleid en het Ruimtelijk Kwaliteitplan wordt geconcludeerd dat het plan past binnen het provinciaal beleid.
3.2 Gemeentelijk Beleid
3.2.1 Toekomstvisie gemeente Hardenberg 2004-2009
De toekomstvisie “De gemeente Hardenberg stapt stevig op de toekomst af” is op 27 mei 2004 vastgesteld door de raad van de gemeente Hardenberg. In deze toekomstvisie geeft de gemeente Hardenberg duidelijk aan niet als enige partij te (willen) bepalen hoe de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente eruit ziet. Mede ook ten aanzien van het beleid en de ontwikkeling van voorzieningen in de gemeente is een samenwerking met de diverse andere betrokken partijen van groot belang.
De gemeente ziet recreatie en toerisme als de visitekaartjes van de gemeente. Gestreefd wordt naar een toename en verbetering van onder meer de voorzieningen. Dit plan heeft de verbetering van de voorzieningen bij het vakantiepark Het Stoetenslagh als doel en sluit hierdoor aan op de Toekomstvisie van de gemeente.
3.2.2 Visienota Buitengebied
Op 18 juli 2006 is de Visienota Buitengebied, gemeente Hardenberg vastgesteld. Deze ruimtelijke visie vormt de basis voor het nieuwe bestemmingsplan voor het totale buitengebied, ter vervanging van de bestemmingsplannen Buitengebied Avereest, Gramsbergen en Hardenberg. Hoofddoelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid voor het buitengebied zijn:
- op duurzame en efficiënte wijze ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies;
- het vergroten van de leefbaarheid op het platteland;
- het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit (de eigen identiteit).
Deze identiteit kan worden uitgedrukt in de begrippen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. De gebruikswaarde blijkt uit de geschiktheid voor bepaalde functies. De belevingswaarde houdt verband met de gebiedseigen kenmerken van het landschap, de bebouwing en de wordingsgeschiedenis. Bij de toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit.
In figuur 3.1 is een uitsnede van het gebied weergegeven.
Figuur 3.1: uitsnede gebied met kenmerken, Visienota Buitengebied
Landschapstype
In de Visienota worden de verschillende gebieden in het buitengebied van de gemeente Hardenberg beschreven. Het gebied waar het plangebied in ligt valt onder 'Dedemsvaart-zuid'. Het landschapstype is veenontginningslandschap. Dit is in figuur 3.1 aangegeven met een 3. De huidige functies binnen het Veenontginningslandschap zijn:
- landbouw;
- foerageergebied voor overwinterende vogels;
- colenbranderbos: ecologische verbindingszone.
De landschapskenmerken zijn:
- openheid/regelmatigheid;
- vlakke ligging;
- openstrekkende strokenverkaveling;
- herkenbare wijkenstructuur;
- bebouwing langs ontginningsassen.
Het plangebied is naast het Colenbranderbos gelegen. Hiervoor is de ontwikkelingsrichting vastgesteld op de functies: biodiversiteit, recreatie en toerisme. De algemene ontwikkelingsrichting is landbouwontwikkelingsgebied, met de bijbehorende functie: landbouw.
Visie Landschap
Het gemeentelijk beleid zal zijn gericht op:
- 1. Handhaving en versterking van de verscheidenheid aan landschappen;
- 2. Bescherming van het archeologisch en cultureel erfgoed;
- 3. Een positieve houding ten aanzien van ontwikkelingsplannen die bijdragen aan het behoud, het herstel en de beleving van het archeologisch en cultureel erfgoed;
- 4. Landschappelijke versterking en uitnutting van de stroomdallandschappen en versterking van het veenkoloniale landschap door herstel van de wijkenstructuur en het behoud van de openheid;
- 5. De ontwikkeling van grensoverschrijdende landschappelijke functionele verbindingen;
- 6. Het betrekken van het landschap bij de uitbreiding van steden en dorpen (stads en dorpsontwikkeling niet alleen van binnen naar buiten, maar ook van buiten naar binnen benaderen);
- 7. Het vergroten van de beleving van het landschap.
Visie Recreatie en toerisme
De visie ten aanzien van recreatie en toerisme laat zien dat het gemeentelijk beleid is gericht op:
- 1. het benutten van de kwaliteiten rust, ruimte en natuur;
- 2. een evenwichtig aanbod in dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen;
- 3. de instandhouding en, waar mogelijk, verbetering van de kwaliteit van de bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen (campings en bungalowparken);
- 4. een verbreding van het aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen;
- 5. het faciliteren van de bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen in het gebied Rheeze-Diffelen;
- 6. het bieden ruime mogelijkheden voor hergebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen voor kleinschalige dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, met uitzondering van de landbouwontwikkelingsgebieden;
- 7. een verbetering van het aanbod en de kwaliteit van de dagrecreatieve voorzieningen, waaronder met name slechtweervoorzieningen;
- 8. de instandhouding en, waar mogelijk, verbetering van de recreatieve routing (varen, paardrijden, fietsen, wandelen) in de gemeente. Het bieden van ruime mogelijkheden voor dagrecreatief medegebruik van landbouwgronden;
- 9. het koppelen van kleinschalig kamperen aan het agrarisch bedrijf.
De gemeente geeft in de visie aan dat de afwisseling en de toegankelijkheid van het landschap en het aanbod van attracties zich uitstekend lenen voor dagtochten, uitjes en langdurig verblijf. Ten aanzien van de verblijfrecreatie wordt uitgegaan van de instandhouding en, waar mogelijk, verbetering van de kwaliteit van de bestaande voorzieningen. Bij een uitbreiding moet een bijdrage geleverd worden aan de instandhouding en zo mogelijk verbetering van de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving, waarbij ook gekeken wordt naar mogelijkheden om de gewenste landschappelijke kwaliteit op eigen terrein te realiseren. Zowel op als naast het terrein moet de camping passend zijn in het landschap. Een uitbreiding van het aantal campings in dit gebied is niet gewenst. Voor parkeren geldt dat de recreatieterreinen moeten voorzien in hun eigen parkeerbehoefte.
Het bestemmingsplan past binnen de Visienota Buitengebied. Bij de inrichting van de parkeerplaats is rekening gehouden met het landschapstype en de hierbij behorende gebiedskenmerken, die in de Visienota zijn benoemd. Het parkeerterrein wordt mogelijk gemaakt op gronden in eigendom bij het vakantiepark waardoor het park voorziet in de eigen parkeerbehoefte. Voor het inrichting van het parkeerterrein is een erfinrichtingsplan is opgesteld.
3.2.3 Landschappelijke Identiteitkaart en ontwikkelingsvisie
De Landschappelijke Identiteitkaart (LIK) geeft op hoofdlijnen een driedeling in het landschap weer, open veenontginningen, besloten veenontginningen (daar waar het Stoetenslagh in ligt) en besloten heideontginningen. In figuur 3.2 staan de kernkwaliteiten van het landschap in beelden samengevat
Figuur 3.2: Kernkwaliteiten landschap
Ontwikkelingsvisie Rheezerveen
Deze visie omvat een doorvertaling van de LIK naar een ontwikkelingsvisie. Kernwoorden daarbij zijn: diverse functies: wonen, (verbrede) landbouw, natuur en recreatie
- ontwikkeling agrarisch grondgebruik: verbreding (kamperen bij de boer), bij bedrijfsbeëindiging mogelijkheden hergebruik VAB voor nieuwe bedrijvigheid en kleinschalige dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen
- dagrecreatief medegebruik van landbouwgronden
- behoud van de huidige kwaliteit van biodiversiteit in het Colenbranderbos
Visie per thema
- landschap: aanpak wijken voor herkenbaarheid strokenverkaveling
- biodiversiteit: behoud bosopstanden (belang broed-, slaap- en vluchtplaats vogels), ontwikkeling ecologische verbinding Colenbranderbos
- recreatie en toerisme: kleinschalig mogelijkheden, al dan niet gekoppeld aan agrarische bedrijven.
3.2.4 Welstandsnota
De welstandsnota 'Visie op beeldkwaliteit' is door de raad van de gemeente Hardenberg vastgesteld op 29 november 2011. Doelstelling van de Welstandsnota is: een duidelijk en toetsbaar gemeentelijk welstandsbeleid. Wanneer een gebied niet binnen de grenzen van deze welstandsnota valt is de welstandsnota 'gemeente Hardenberg, voor altijd mooi' van toepassing.
Het onderhavige gebied valt binnen de 'veenontginning'. Het beleid is gericht op handhaven van de belangrijkste bebouwingskarakteristieken van dit ontginningslandschap (openheid, grootschaligheid en regelmatigheid) en herstellen van de kaprichting en het onderscheid tussen boerderij en burgerwoning. De kenmerken van dit gebied worden hierna beschreven.
De grootschaligheid, de openheid en de regelmatigheid van het landschappelijk patroon zijn waardevol. De ontstaansgeschiedenis is daarin goed afleesbaar. Ten behoeve van de turfwinning zijn vaarten en kanalen gegraven (nu deels gedempt). Na de vervening in de 19e eeuw, zijn deze gebieden in gebruik genomen voor akkerbouw. De kleuren van de bebouwing passen bij de kleuren van het landschap. De ontginningsboerderijen hebben nog vaak een agrarische functie.
De bebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel en oriënteert zich op de weg. Tussen de voorgevel en de weg bevindt zich het voorerf. De nokrichting van de bebouwing volgt de richting van de slagenverkaveling. Gebouwen staan daardoor met hun voorzijde soms schuin naar de weg toe. De erven zijn rechthoekig en hebben een regelmatige opbouw. De schaarse bebouwing op het erf heeft veelal een forse maat. Landschappelijke beplanting beperkt zich tot wegen en erven. Daarnaast is er een aantal bosgebieden.
Het 'Groninger' type is een veel voorkomende ontginningsboerderij. Dit type kenmerkt zich door een groot volume en een eenduidige hoofdvorm van de bebouwing van voorhuis (woongedeelte), schuur en opstallen. Het woonhuis heeft veelal een rijk geornamenteerde voorgevel.
De bebouwing, los of geclusterd in buurtschappen, concentreert zich langs de ontginningsassen. In dit landschap bepalen grote kappen het beeld van gebouwen. In de loop der tijd zijn aan deze assen nieuwe woningen in diverse stijlen toegevoegd. Omdat het volume vele malen kleiner is, is het gave beeld van het ontginningslint behouden. Tussen de gebouwen zijn doorzichten op het achterliggende open ontginningsgebied. Bijgebouwen bevinden zich achter of naast het hoofdgebouw op het erf.
In de welstandsnota 'gemeente Hardenberg, voor altijd mooi' is eveneens aangegeven dat wanneer sprake is van In geval van grootschalige uitbreiding of (functionele) verandering van een erf, het gewenst is dat in een erfinrichtingsplan wordt aangetoond hoe deze wijzigingen passen in het landschap en op het erf. Beplanting, verharding, verlichting en erfafscheidingen moeten daarbij onder andere aan de orde komen. Zoals aangegeven is voor de onderhavige ontwikkelingen een erfinrichtingsplan opgesteld. Hierin is rekening gehouden met de samenhang van bouwwerken op een erf, de verschijningsvorm, de afstemming op de bestaande bouwwerken en de relatie tot het hoofdgebouw en materiaal en kleurgebruik. Aan de voorwaarden gesteld vanuit de welstandsnota 'gemeente Hardenberg, voor altijd mooi' is derhalve voldaan.
3.2.5 Conclusie
Aan de voorwaarden gesteld in de gemeentelijke beleidsstukken is voldaan, deze vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Aan de hand van de provinciale archeologische verwachtingskaart heeft een toets aan de archeologische verwachting plaatsgevonden. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in figuur 4.1.
Figuur 4.1 Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde, de locaties van de ontwikkelingen zijn met een blauwe stip aangegeven
De provinciale archeologische verwachtingskaart geeft aan dat op de locatie van het parkeerterrein en de uitbreiding van het bouwvlak een lage verwachtingswaarde rust. Een lage archeologische waarde behoeft geen nader archeologisch onderzoek en biedt dus geen beperking voor onderhavige ruimtelijke ontwikkeling.
4.2 Geluid
Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden tot het realiseren van geluidgevoelige objecten. Er hoeft dus geen toetsing plaats te vinden aan de normen van de Wet geluidhinder. Daarnaast betreft het een legalisatie van een bestaande parkeerplaats en de herinrichting van een bestaand entreegebied, waarbij een bestaande fietsenstalling en een milieustraat worden verplaatst en een ondergrondse watertank wordt geplaatst. Deze plannen hebben geen effect op het aantal verkeersbewegingen van en naar de camping. Het plan heeft derhalve geen akoestische effecten op de omgeving.
4.3 Luchtkwaliteit
In Europees verband zijn normen vastgelegd voor de maximum concentratie van een aantal stoffen in de buitenlucht. Deze normen zijn voor de Nederlandse situatie sinds 15 november 2007 vastgelegd in de "Wet luchtkwaliteit" (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, voorheen het Besluit Luchtkwaliteit 2005).
Het doel van de luchtwetgeving is om mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. Het bevat luchtkwaliteitsnormen voor zwavel- en stikstofdioxide, stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. De wet geeft aan op welke termijn de normen gelden en gehaald moeten worden en welke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor het halen van die normen. In Nederland dient iedere ruimtelijke ontwikkeling getoetst te worden aan de luchtwetgeving.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Bij het aspect luchtkwaliteit in het bestemmingsplan zijn twee sporen te onderscheiden:
- het creëren van bestemmingen die potentieel bijdragen aan de (verslechtering van) de luchtkwaliteit;
- het creëren van bestemmingen die gevoelig zijn voor een (slechte) luchtkwaliteit.
De voorgenomen ontwikkeling betreft geen bestemmingen die potentieel bijdragen aan en verslechtering van de luchtkwaliteit en de bestemmingen zijn ook niet gevoelig voor een slechte luchtkwaliteit. Derhalve zorgt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.4 Water
Standaard waterparagraaf Korte procedure
Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan Camping Het Stoetenslagh. De standaard waterparagraaf Korte procedure is het resultaat van het doorlopen van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl).
Watertoets
In kader van de wet op ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Op grond van artikel 12 uit het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
Relevant beleid
Het beleid van het Waterschap Velt en Vecht staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015. De bestemming en de grootte van het plan zijn van invloed op de waterhuishouding. Een bouwplan moet voldoen aan de criteria die Waterschap Velt en Vecht stelt aan kleine plannen en daarmee in overeenstemming is met het voorkeursbeleid. Daarnaast is de Keur van waterschap Velt en Vecht een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Dit plan betreft geen algehele herziening van het bestemmingsplan en maakt geen deel uit van een groter plan dat in ontwikkeling is.
Invloed plan op de waterhuishouding
Binnen het plangebied worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename verhard oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 vierkante meter. In en rondom het plangebied is geen sprake van wateroverlast en/of grondwateroverlast. Wateroverlast en schade in gebouwen wordt voorkomen door, bij het bouwplan, een vloerpeil te hanteren dat tenminste van 30 centimeter boven de weg ligt.
Het plan bevindt zich niet binnen een gebied dat op de kaart is aangemerkt als beekdal, hydrologische aandachtsgebied en/of kwetsbaar water.
De ontwateringsdiepte, de afstand tussen de onderkant begane grondvloer en de GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand), bedraagt minimaal 70 centimeter. De kans op structureel grondwateroverlast in de kruipruimte neemt toe bij afwijkende maatvoering.
Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Voor ruimtes beneden het maaiveld (kelders en parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Binnen het plan worden geen bedrijfsmatige activiteiten verricht die de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater nadelig beïnvloeden.
Hemelwater (HWA) en afvalwater (DWA) wordt via een gescheiden stelsel afgevoerd. Er wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende (bouw-)materialen.
Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het bovengronds afkoppelen en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op het oppervlaktewater.
Procedure
De aanvrager heeft waterschap Velt en Vecht geïnformeerd over het plan Camping Het Stoetenslagh door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording heeft er toe geleid dat de Korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen.
Waterschap Velt en Vecht heeft tegen het voorliggende plan geen bezwaar en geeft een positief wateradvies.
4.5 Natuurtoets
4.5.1 Algemeen
Op het plan is wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur van toepassing. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
Gebiedsbescherming
De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.
Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Als negatieve effecten op zwaar beschermde soorten optreden, dient een ontheffing volgens art. 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
- er geen alternatief is;
- een afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
4.5.2 Onderzoek
Het plan betreft de realisatie van een parkeerterrein en de herinrichting van het terrein bij de entree. Door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. is een Flora en Fauna onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen. De resultaten van dit onderzoek staan beschreven in het rapport 'Ontwikkelingen Het Stoetenslagh, Onderzoek naar schermde natuurwaarden' (d.d. 24 januari 2012, rev00, kenmerk 243723). Dit rapport is als bijlage 2 bijgevoegd.
Uit het onderzoek volgt dat de Flora- en faunawet geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan. De natuurbeschermingswet 1998 is niet van toepassing op dit plan. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS.
4.5.3 Maatregelen naar aanleiding van het onderzoek
Er zijn mitigerende maatregelen voor broedende vogels in het rapport voorgeschreven. Deze houden in, dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden dient rekening gehouden worden met het broedseizoen (van half maart tot en met half juni). De werkzaamheden dienen buiten dit seizoen te starten. De instandhouding van de voorkomende zoogdieren of vleermuizen komt niet in gevaar, omdat in de omgeving voldoende geschikt leefgebied aanwezig is.
4.6 Bodem
Het parkeerterrein, de fietsenstalling, de milieustraat en de ondergrondse watertank zijn geen gevoelige objecten als het gaat om bodemkwaliteit. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), welke 27 oktober 2004 van kracht is geworden. Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen(cRvgs), welke op 4 augustus 2004 in de Staatscourant is gepubliceerd. Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Binnen de 10-6 /jaarcontour (welke als wettelijke harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan.
De in dit plan beoogde ontwikkelingen zorgen niet voor een toe- of afname van het plaatsgebonden of groepsrisico in het gebied. Het aspect externe veiligheid speelt geen beperkende rol voor de planvorming.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding (plankaart) het juridische deel van het bestemmingsplan. Zowel verbeelding als regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2008 en SVBP2008).
5.2 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel is de omschrijving opgenomen van een aantal begrippen, die in de regels zijn gebruikt.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe bij de toepassing van de regels metingen en berekeningen plaatsvinden.
5.3 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschapselement
Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de groene omzoming van het entreegebied. Wegen en paden mogen op deze gronden alleen worden aangelegd middels een omgevingsvergunning. Daarbij geldt dat de landschappelijke waarde niet onevenredig mag worden aangetast. In verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen is het verlenen van een omgevingsvergunning waarmee tijdelijk van het bestemmingsplan wordt afgeweken niet toegestaan.
Artikel 4 Recreatie
De gronden ter plaatse van de ondergrondse watertank, fietsenstalling, sport- en spelvoorzieningen en de milieustraat hebben de bestemming recreatie gekregen. Hierdoor is het duidelijk dat deze gronden bij het recreatiepark behoren en ten behoeve van dit park worden gebruikt. Op de verbeelding is in het bestemmingsvlak een bouwvlak ingetekend, alleen binnen het bouwvlak mogen gebouwen worden opgericht. In de regels is opgenomen dat de ondergrondse watertank buiten het bouwvlak kan worden gerealiseerd.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden voor het parkeerterrein hebben de bestemming verkeer - verblijfsgebied gekregen. Hier mogen geen gebouwen word gebouwd.
5.4 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel heeft betrekking op het niet mogelijk maken van dubbele bouw en gebruiksmogelijkheden.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is aangegeven onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders van de planregels kunnen afwijken. Het gaat om een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden, waaronder het oprichten van bouwwerken voor nutsvoorzieningen en een afwijking van de maatvoering tot maximaal 10%.
5.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen.
Artikel 9 Slotregel
Dit artikelen bevat een regel met betrekking tot de naamgeving van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
In dit geval is sprake van een particulier initiatief. De kosten van deze ontwikkeling worden geheel door de initiatiefnemer gedragen.
Het opstellen van een exploitatieplan is verplicht wanneer sprake is van een bouwplan die is opgenomen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. In dit geval is geen sprake van een bouwplan en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening. Ook wordt het stellen van locatie-eisen en eisen ten aanzien van de fasering niet noodzakelijk geacht. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan kan derhalve worden besloten dat geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld. Tot slot geldt dat de gemeentelijke kosten worden verhaald op basis van de legesverordening.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
Het onderhavige plan betreft een relatief kleinschalige ruimtelijke ontwikkeling van beperkte aard. Derhalve is het voorliggende bestemmingsplan niet vrijgegeven voor inspraak.
7.2 Overleg 3.1.1. Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de daarvoor in aanmerkingen komende instanties.
Op basis van de realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid wordt geoordeeld dat dit bestemmingsplan geen rijksbelangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het rijk.
Het plan is in het kader van vooroverleg, ex artikel 3.1.1 Wro, aangeboden aan de provincie Overijssel en het waterschap Velt en Vecht. De provincie heeft 12 januari 2012 aangegeven, dat het plan niet in strijd is met het provinciaal belang en gaat akkoord met het voorgenomen plan. Het waterschap had geen opmerkingen.
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitplan
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitplan