KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Woongebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 6 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Huidig Planologisch Regime
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijk
2.2 Provincie
2.3 Gemeente
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Stedenbouwkundig Ontwerp
3.2 Juridische Vormgeving
Hoofdstuk 4 Toets Aan Wet- En Regelgeving
4.1 Wet Geluidhinder
4.2 Milieubeheer
4.3 Bodem
4.4 Water
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Ecologie
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Archeologie
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Watertoets

Balkbrug, Ravelijn

Bestemmingsplan - gemeente Hardenberg

Vastgesteld op 17-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Balkbrug, Ravelijn met identificatienummer NL.IMRO.0160.0000BP00280-VG01 van de gemeente Hardenberg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, van wie de huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 bijgebouw:

een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.11 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.12 bestaand:

  1. a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

1.13 bestaand(e) aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk, goothoogte, inhoud, inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie en vorm:

aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk, goothoogte, inhoud, inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie of vorm, zoals dat of die rechtens bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag is ingediend voor dat tijdstip, kan worden gerealiseerd;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 bruto vloeroppervlakte:

de oppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;

1.22 carport:

een geheel of gedeeltelijk overdekte opstelplaats voor een auto welke ten minste aan twee zijden open is;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor de verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.26 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.28 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.29 hulpbehoevende:

een persoon die zorg of andere specifieke hulp nodig heeft die onder andere ter plaatse van de zorgwoning kan worden verleend en waarvan de behoefte aan deze specifieke zorg of hulp met een verklaring van een arts, een zorgverlenende organisatie die is verbonden aan de zorgwoning of een andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.30 internetwinkel:

specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.31 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.32 motorrijtuig:

voertuigen voorzien van een motor bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen;

1.33 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoelt voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.34 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.35 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.36 professionele hulpverlener:

een hulpverlener die, al dan niet als werknemer, activiteiten verricht voor een zorgverlenende organisatie of hulpbehoevende die is gericht op het verlenen van zorg of hulp aan hulpbehoevenden;

1.37 rooilijn:

de als zodanig vanwege burgemeester en wethouders in het terrein langs de wegzijde of voetpad aan te geven lijn, welke:

  1. 1. langs een weg waar bestaande bebouwing is gesitueerd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn die zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de weg gekeerde gevels van de bestaande bebouwing;
  2. 2. langs een weg waarlangs geen bestaande bebouwing als onder 1 bedoeld is gesitueerd en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg;

1.38 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;

1.40 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.41 zorgwoning:

een woning die, gezien de inrichting of de ligging in de nabijheid van zorg- en/of ondersteunings-functies, is bedoeld voor huisvesting van hulpbehoevenden of professionele hulpverleners die ter plaatse activiteiten verrichten voor deze hulpbehoevenden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bestaande aantal woningen;
  2. b. aan huis gebonden beroepen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

en tevens voor:

  1. d. openbare nutsvoorzieningen;
  2. e. erven en tuinen;
  3. f. water;
  4. g. speelvoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. gebouwen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' zijn tevens bedrijven en instellingen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, met uitzondering van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen, verkeer en verblijf en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', gelden de volgende regels:
    1. 1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal per bouwperceel;
    2. 2. de hoofdgebouwen dienen te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de rooilijn met een diepte van:
      • 20 m voor vrijstaande woningen;
      • 15 m voor de overige woningen;
    3. 3. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de bestaande de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw;
    5. 5. de dakhelling bedraagt ten minste 35°, dan wel niet niet minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder bedraagt;
    6. 6. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 60% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt;
    7. 7. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder c (regeling bijgebouwen).
  1. b. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' gelden de volgende regels:
    1. 1. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw;
    3. 3. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m dan wel ten minste de afstand van het bestaande gebouw tot de perceelsgrens indien deze minder bedraagt;
    4. 4. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 70% van het bouwperceel dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt;
    5. 5. het aantal dienstwoningen bedraagt niet meer dan één.
  1. c. Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 m lager moet zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw en met dien verstande dat de bouwhoogte van bestaande bijgebouwen mag worden gehandhaafd indien deze meer bedraagt;
    2. 2. de goothoogte van een bijgebouw en de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goot-, dan wel bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    3. 3. bijgebouwen en overkappingen worden achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen minimaal 3 m, dan wel minimaal de bestaande afstand indien deze minder is, achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen, die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 60 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
    5. 5. de onder 4 bepaalde oppervlakte is alleen toegestaan indien niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd, dan wel niet meer dan het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van 60% ook van toepassing is op overkappingen.
  1. d. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    1. 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  1. e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat de bestaande hoogte van erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
    2. 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2 sub a, onder 3 of sub b onder 3 of sub c onder 3:

met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen;

  1. b. lid 3.2, sub a of onder 4 of sub b onder 2:

voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%, mits wordt aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van de in de directe nabijheid van de woning gelegen bebouwing;

  1. c. lid 3.2 sub a, onder 5:

voor het verlagen van de dakhelling, dan wel het realiseren van (gedeeltelijk) plat dak;

  1. d. lid 3.2 sub a, onder 6 of sub b, onder 4 of sub c, onder 4:

voor het verhogen van het bebouwingspercentage, met dien verstande dat het bepaalde in lid 6.4Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden in acht dient te worden genomen;

  1. e. lid 3.2, sub c, onder 1 of 2:

mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;

  1. f. lid 3.2, sub c, onder 3;

voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen op een kortere afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, dan wel voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;

  1. g. lid 3.2, sub c, onder 4:

tot een oppervlakte van 100 m² voor aan huis gebonden beroepen, mits niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd;

  1. h. lid 3.2, sub e:

tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
    2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    3. 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    4. 4. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
      • de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
    5. 5. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd;
    6. 6. de regels door:
      • de ligging van de rooilijn anders te bepalen;
      • bebouwing voor of achter de rooilijn of een buiten een bouwvlak toe te staan;

met dien verstande dat de ligging van geluidgevoelige bebouwing dichter op een weg uitsluitend is toegestaan voor zover de voorkeurswaarde of en hoger verkregen grenswaarde, zoals bedoeld bij of krachtens de Wet Geluidhinder, niet wordt overschreden.

  1. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de parkeervoorzieningen.

Artikel 6 Overige Regels

6.1 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  1. a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. b. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:

  • de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  • de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

6.2 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

6.3 Afstemming APV

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van drie evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een omgevingsvergunning op basis van de APV is verleend.

6.4 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden

  1. a. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen of afwijken wordt bepaald op basis van beleidsregels die zijn opgenomen in de op 24 april 2007 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde en op 16 mei 2007 in huis-aan-huisblad bekend gemaakte 'Beleidsregel toetsing bouwaanvraag aan parkeernormen' of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregels.
  1. b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
    2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
  1. c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  1. d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  1. e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

  • A. Overgangsrecht bouwwerken
  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  1. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  • B. Overgangsrecht gebruik
  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de bestemmingsplan Balkbrug, Ravelijn.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Hardenberg heeft op 12 maart 2013 het bestemmingsplan Balkbrug vastgesteld. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Dit betekent dat het in hoofdzaak de bestaande functies/bestemmingen opnieuw vastlegt. Gebieden waar nog ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden zijn destijds buiten het plangebied gelaten. Eén van die gebieden is Het Ravelijn. Alle 36 kavels van de wijk zijn reeds bebouwd of vergund.

1.2 Huidig Planologisch Regime

De ligging en begrenzing van het plangebied is aangegeven op de overzichtskaart voorin deze toelichting. Het Ravelijn ligt aan de westkant van Balkbrug, ter hoogte van de gelijknamige ontsluiting op de Zwolseweg. De oost- en zuidkant van het plangebied grenzen aan bos resp. open landschap. Ten noorden en westen van het plangebied liggen het lint van de Zwolseweg resp. de woonwijk 'Benedenvaart'.

Op 12 december 2008 is door de gemeenteraad van Hardenberg het bestemmingsplan 'Het Ravelijn, Balkbrug' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van 36 woningen. Anno 2016 zijn vrijwel alle kavels uitgegeven en bebouwd.

Onderhavig bestemmingsplan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor Het Ravelijn waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij het vigerend bestemmingsplan. Daarnaast zijn de regels afgestemd op de woonbestemmingen die in het geldende bestemmingsplan voor de gehele kern Balkbrug zijn opgenomen.

1.3 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk gaat in op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 3 laat zien op welke wijze het projectgebied is ingericht. In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de toets aan diverse wet- en regelgeving op het gebied van milieu en natuur. In de laatste twee hoofdstukken komen achtereenvolgens de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijk

SVIR - LADDER DUURZAME VERSTEDELIJKING

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) haar ambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. Om dat te bewerkstelligen, zijn – voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00280-VG01_0002.png"

Ladder van duurzame verstedelijking

Deze drie doelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. Eén daarvan is “een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten”. Om dit nationaal belang concreet invulling te geven, heeft het ministerie de Ladder van duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) laten opnemen. Daardoor zal bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moeten worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De Ladder van duurzame verstedelijking bestaat uit drie treden (zie vorenstaande afbeelding). Deze stappen zijn geen blauwdruk voor alle nieuwe ontwikkelingen. Dat zou volgens het ministerie voorbijgaan aan de specifieke lokale omstandigheden, die van invloed zijn op de inpassing van ruimte vragende functies en het regionale maatwerk dat de overheden moeten kunnen leveren. De stappen die worden gevraagd, bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.1

Uit jurisprudentie blijkt dat voor kleinschalige woningbouw (circa 8 woningen), de ladder niet doorlopen hoeft te worden.2 Onderhavig bestemmingsplan is te beschouwen als een plan voor kleinschalige woningbouw. Alle 36 kavels binnen Het Ravelijn zijn reeds bebouwd en/of vergund. Een en ander betekent dat de Ladder van duurzame verstedelijking niet doorlopen hoeft te worden.

  1. 1. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 23 juni 2016 per brief aan de Tweede Kamer laten weten dat de Ladder in het Bro vereenvoudigd wordt. Er is dan alleen nog een uitgebreide motivering nodig bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten het stedelijk gebied. Het begrip actuele 'regionale behoefte' wordt tevens vervangen door het begrip 'behoefte'.
  2. 2. Een plan van 8 woningen vindt de Afdeling bestuursrechtspraak bijvoorbeeld kleinschalig (ABRvS, 24 december 2014, 201405237/1/R2), maar een plan met 14 woningen is dit niet meer (ABRvS 9 april 2014, 201307658/1/R4). Mogelijk wordt voor de 'grensbepaling' uiteindelijk aansluiting gezocht bij de minimumnorm van twaalf woningen uit de Crisis- en herstelwet.

2.2 Provincie

OMGEVINGSVISIE EN -VERORDENING

In de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (geconsolideerd 1 september 2013) heeft de provincie haar visie, beleidskeuzes en uitvoeringsstrategie ten aanzien van het ruimtelijk-fysieke domein verwoord. De ambitie voor Overijssel is “om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.”

Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaaleconomische ontwikkeling. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor de ontwikkeling van werkgelegenheid en hoogwaardige woonmilieus. De dynamiek die hierdoor ontstaat, ziet de provincie als kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.

Voor de bebouwde omgeving worden in de Omgevingsvisie de volgende drie ontwikkelingsperspectieven aangegeven:

  1. 1. Steden als motor: gebieden voor dynamische en veerkrachtige woon-, werk- en voorzieningenmilieus waar de kwaliteiten en identiteit van de bestaande stad worden versterkt en benut voor herstructurering, transformatie, inbreiding en uitbreiding.
  2. 2. Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus: veelzijdige mix van woon- en werkmilieus, elk met een eigen karakteristiek. De identiteit en eigenheid van de kernen is leidend bij opgaven als herstructurering, inbreiding en uitbreiding.
  3. 3. Hoofdinfrastructuur: vlot en veilig: hoofdinfrastructuur van autosnelwegen, autowegen, spoorlijnen, fietssnelwegen en vaarwegen, inclusief knoop- en uitwisselingspunten die de ontwikkelingsdynamiek ondersteunen en de belangrijkste vervoersrelaties vlot en veilig bedienen.

Dit bestemmingsplan draagt bij aan het tweede ontwikkelingsperspectief. Binnen dorpen mogen woningen voor de lokale behoefte en bijzondere doelgroepen worden gebouwd. Bij nieuwbouw gaat de provincie uit van de Ladder van duurzame verstedelijking (zie paragraaf 2.1). Dit betekent dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden. Onderhavig bestemmingsplan leidt niet tot uitbreiding van stedelijk gebied omdat er al een woonbestemming voor het plangebied van kracht is. Het Ravelijn is reeds onderdeel van de bebouwde kom van Balkbrug.

De Omgevingsvisie en -verordening gaan verder niet concreet op Balkbrug in. Op de bijbehorende kaarten zijn ook geen specifieke waarden of belemmeringen aan het plangebied toegekend.

2.3 Gemeente

2.3.1 Woonvisie

In de Woonvisie 'Ruimte voor bewoners' staat hoe de gemeente Hardenberg haar woonbeleid tot 2020 vorm geeft. De Woonvisie stelt de woonbehoefte van bewoners centraal en heeft oog voor mensen die zich niet zelfstandig kunnen redden op de huizenmarkt. De gemeente besteedt de komende jaren extra aandacht aan de woonbehoefte van jongeren. Voor deze groep worden tijdelijk extra woningen of andere woonvormen gerealiseerd. Er is ook extra aandacht voor senioren. Zij moeten als gevolg van veranderingen in de zorg langer zelfstandig kunnen blijven wonen, in een passende woning met de nodige voorzieningen in de buurt. Voor mensen met een laag inkomen moeten voldoende passende woningen beschikbaar zijn tegen een betaalbare huurprijs.

Met een breed aanbod aan bestaande woningen, wil de gemeente ook ruimte bieden aan mensen die wel zelf in hun huisvesting kunnen voorzien. Nieuwbouw blijft nodig om in de behoefte aan woningen te voorzien, maar alleen waar en wanneer daar behoefte aan is. Bestemmingsplannen zijn flexibel zodat beter ingespeeld kan worden op de concrete behoefte van de koper.
Duurzaamheid loopt als een rode draad door de Woonvisie. De gemeente heeft de ambitie dat zowel particuliere woningeigenaren als huurders zelf energie opwekken en energiebesparende maatregelen nemen in de woning. Duurzaamheid gaat ook over de inwoners, met aandacht voor het bevorderen van goede contacten in de buurt en een leefbare woonomgeving.

Dit bestemmingsplan sluit aan bij de wens van de Woonvisie om te voorzien in de lokale behoefte aan nieuwbouw. Het Ravelijn is in korte tijd uitgegeven.

2.3.2 Welstandsnota

De gemeenteraad heeft op 29 november 2011 de Welstandsnota Hardenberg Visie op beeldkwaliteit vastgesteld. Deze nota zet in op “het leggen van verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten.” De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten waarbij elk project bijdraagt aan de versterking van de beeldkwaliteit van de leefomgeving. Daarmee zullen de verschillende kernen zich meer onderscheiden en krijgt elke kern haar eigen kleur (terug).

De gemeente wil meer vrijheid voor burgers creëren. Dit wordt bereikt door kaders te stellen 'waar het er toe doet' en andere delen van de gemeente regelvrij te maken. Een en ander komt tot uiting in de toekenning van drie niveaus (zie hierna). Op de belangrijke plekken wordt door middel van welstand en bestemmingsplan gestuurd. De laag gewaardeerde plekken zijn welstandsvrij. Voor deze gebieden is het bestemmingsplan (of de beheersverordening) maatgevend.

Voor Het Ravelijn is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Deze is onderdeel van de welstandsnota geworden. De (nieuwe) woningen binnen het plangebied zullen aan de vereisten van dit beeldkwaliteitsplan moeten voldoen.

2.3.3 Duurzaam Hardenberg

De gemeente streeft naar energieneutraliteit. Hiermee wordt bedoeld dat alle energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt in de gemeente zelf of in de regio duurzaam wordt opgewekt. Concreet wil de gemeente in 2014 minimaal 10% energie hebben bespaard en 10% meer duurzame energie per jaar hebben gerealiseerd. Dit doet de gemeente Hardenberg in stappen van 2,5% per jaar. Onderdeel van dit duurzaamheidsbeleid is een maatregelenpakket voor bestaande bouwwerken en nieuwbouw. Zo krijgen woningeigenaren bijvoorbeeld een energieadvies van de gemeente of van een adviseur om thuis energie te besparen. Ook bij de gesprekken die de gemeente voert over de uitgifte van kavels is duurzaamheid een vast onderdeel.

2.3.4 Toekomstvisie

In de Toekomstvisie gemeente Hardenberg 2013-2023 (subtitel: 'De gemeente Hardenberg stapt stevig op de toekomst af', vastgesteld maart 2013) en het Meerjarenprogramma (10 november 2005) wordt ingezet op versterking van vier gemeentelijke kwaliteiten: 'de onderlinge betrokkenheid, de prettige woonomgeving, de ondernemerszin en de groene ruimte'. Qua woningbouw houdt de gemeente rekening met de behoefte, waarbij het van belang is dat een bijdrage geleverd wordt aan de instandhouding van voorzieningen. In de kleine kernen zal woningbouw bij voorkeur binnen de bestaande kom via inbreiding dienen plaats te vinden. Als het eigen, landschappelijk karakter van de kern verloren gaat, mogen open plekken niet volgebouwd worden en zal uitbreiding bij uitzondering mogelijk zijn. Zoals eerder aangegeven leidt dit bestemmingsplan niet tot nieuwe dorpsuitleg. De huidige woonbestemming met bijbehorende bouwmogelijkheden wordt slechts opnieuw aan het plangebied toegekend.

2.3.5 Ruimtelijk-economische ontwikkelingsagenda

Vanuit haar centrumfunctie wil Hardenberg een nog grotere rol van betekenis spelen voor het Vechtdal, de regio Zwolle en de provincie Overijssel. Om met elkaar te werken aan een krachtig Hardenberg is de ruimtelijk-economische ontwikkelingsagenda 'Hardenberg: krachtstroom van het Vechtdal' opgesteld. De agenda beschrijft vanuit de krachten van Hardenberg de kernopgaven en nodigt uit tot samenwerking. Samenwerking binnen Hardenberg tussen bedrijven, instellingen, inwoners en gemeente. Maar ook samenwerking met partneroverheden, zoals de gemeenten in het Vechtdal, de regio Zwolle en de provincie Overijssel.

De ontwikkelingsagenda bevat tien kernopgaven geclusterd onder vijf ruimtelijk-economische pijlers van Hardenberg: Economie, Zorg, Ruimte, Bereikbaarheid en Samenwerking. Onderdeel van de kernopgave Ruimte is het streven naar een leefbare en duurzame woonomgeving. Het Ravelijn geldt als voorbeeld van dit type woonomgeving.

2.3.6 Overig beleid

Het gemeentelijk beleid inzake archeologie en externe veiligheid komt bij de toets aan wet- en regelgeving in hoofdstuk 4 aan bod.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Stedenbouwkundig Ontwerp

Aan de basis van Het Ravelijn ligt een stedenbouwkundig ontwerp uit 2008 dat is opgesteld door adviesbureau SAB. Dit ontwerp is grotendeels uitgevoerd en wordt hierna toegelicht.

Het Ravelijn bestaat uit drie woonclusters. In onderstaande afbeelding zijn deze weergegeven. Het gaat om de woningen aan het Ravelijn (1), aan de Boslaan (2) en de woningen in het binnengebied (3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00280-VG01_0003.png"

Stedenbouwkundig ontwerp Het Ravelijn (Adviesbureau SAB)

Woningen aan het Ravelijn

Het Ravelijn is de ontsluitingsweg vanaf de Zwolseweg. In dit cluster is ruimte voor 6 woningen; 2 vrijstaande woningen en 4 dubbele woningen. De woningen aan het Ravelijn hebben een individuele uitstraling gekregen, in de zin dat ze onderling van elkaar verschillen. De woningen bestaan, net als de oudere woningen aan de Zwolseweg, uit één bouwlaag met twee bouwlagen onder de kap. Vanaf het Ravelijn is er zicht op het bosgebied.

Woningen aan de Boslaan

De Boslaan is een markante laan in Balkbrug. De Boslaan ligt parallel aan de Zwolseweg en wordt begeleid door volwassen bomen. Aan de laan komen afwisselend stukken bos, open weiland en bebouwingsclusters voor. De Boslaan is iets hoger gelegen ten opzichte van het plangebied. Aan de Boslaan is ruimte voor 8 woningen in de duurdere categorie. De woningen zijn niet ontsloten op de Boslaan maar op De Linie en Het Bolwerk om te voorkomen dat het karakter van deze straat niet wordt verstoord. De woningen in dit cluster zijn georiënteerd op de Boslaan en het open landschap. De hoekwoning aan de De Linie heeft tevens een oriëntatie op het Ravelijn. Het basisvolume van de woningen bestaat uit één bouwlaag met twee bouwlagen onder de kap.

Woningen in het middengebied
In het binnengebied staan de woningen aan woonstraten en aan een plein. In totaal gaat het om 2 dubbele woningen, 13 vrijstaande geschakelde woningen, 5 rijwoningen en 2 vrijstaande woningen. Aan het plein staan in totaal 12 woningen. De woningen zijn georiënteerd op de woonstraten, het plein en de centrale watergang.

Openbaar gebied

In het centrum van Het Ravelijn is een plein aangelegd. Deze heeft de functie van speelplek en is tevens bestemd voor wateropvang van dakvlakken en verharding. Aan de rand van het plein staan bomen met parkeervakken ertussen.
De centraal gelegen watergang deelt het plangebied op in twee delen. Het noordelijk deel van de watergang is vormgegeven als wadi.

Binnen Het Ravelijn wordt er zoveel mogelijk geparkeerd op eigen terrein. In de groenstroken zijn langsparkeervakken gecreëerd. Op het plein zijn parkeerplaatsen voor bewoners van de rijwoningen en bezoek.

Bedrijfsbebouwing Zwolseweg
Aan de Zwolseweg 92 was een constructiebedrijf gevestigd. De bedrijfsactiviteiten zijn in het kader van het vigerend bestemmingsplan ingeperkt tot detailhandel (in grasmaaiers, kachels, auto's en motoren), met daaraan ondergeschikt reparatiewerkzaamheden. Op dit moment is de bebouwing in gebruik als kringloopwinkel. Op de verbeelding is daarom de aanduiding 'detailhandel' aan het perceel toegekend.

3.2 Juridische Vormgeving

3.2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische deel van het bestemmingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  1. 1. een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  2. 2. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort eveneens een toelichting.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgesteld,

3.2.2 Bestemmingsregels

Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen:

Artikel 1: Begrippen

In dit artikel zijn de noodzakelijke begripsomschrijvingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Artikel 2: Wijze van meten

Dit artikel regelt hoe er moet worden gemeten.

Bestemmingen

In dit hoofdstuk is de bestemming opgenomen waaraan diverse regels zijn verbonden.

Artikel 3: Woongebied

Deze bestemming geldt voor het gehele plangebied, een ruime bestemming waarbinnen zowel het wonen en het verkeer als groenvoorzieningen zijn begrepen. In de bestemming zijn tevens de functies als detailhandel en bedrijven van categorie 1 toegestaan. Voor de bestaande en vergunde woningen zijn geen bouwvlakken opgenomen, wel dient bij het bouwen van een woning (niet zijnde aaneen gebouwd) een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelgrens te worden aangehouden.

Binnen de bestemming is het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep toegestaan. Bij afwijking middels een omgevingsvergunning kunnen aan huis verbonden bedrijven worden toegestaan.

Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. Het gaat daarbij om de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkingsregels en overige regels.

Overgang- en slotregels

In dit hoofdstuk is het overgangsrecht geregeld en is de slotregel vastgelegd.

Parkeerregels gemeente Hardenberg

Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014-458) van kracht geworden. Dit heeft tot gevolg dat onder andere de regeling aangaande parkeergelegenheid en laad- en los mogelijkheden bij of in gebouwen in de Bouwverordening van de gemeente Hardenberg per 1 juli 2018 in het geheel vervalt. Voor nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen die na 28 november 2014 zijn of worden vastgesteld, gelden de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerregeling) ook niet meer. Dit betekent dat er vanaf die datum in de bestemmingsplannen zelf, voor zover nodig, moet zijn voorzien in parkeerregelingen. In dit verband is er in de overige regels van deze verordening een parkeerregeling opgenomen waardoor de gemeente de mogelijkheid heeft om met name bij verandering van functies binnen een bestemming te toetsen op parkeergelegenheid, zodat er geen problemen ontstaan in de openbare ruimte. Eventueel kan als voorwaarde voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen ook een bijdrage worden gevraagd in een parkeerfonds als niet op eigen erf in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.

Hoofdstuk 4 Toets Aan Wet- En Regelgeving

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, gaat het om ontwikkelingen die ook al in het vigerend bestemmingsplan zijn geregeld (zie hoofdstuk 1). Gelet op dit conserverende karakter is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de uitvoering van dit bestemmingsplan leidt tot nadelige milieugevolgen. Onderzoek op dit punt kan dan ook achterwege blijven. Hieronder worden wel alle onderzoeksaspecten volledigheidshalve kort nagelopen.

4.1 Wet Geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder).

In juni 2006 is door Adviesbureau SAB akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting van het wegverkeer op de woningen binnen Het Ravelijn. Gebleken is dat voor een viertal woningen de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden. Hiervoor is een hogere grenswaarde verleend door de provincie Overijssel. De reeds vergunde maar nog te bebouwen kavels voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.

4.2 Milieubeheer

In en rond het plangebied is kleinschalige bedrijvigheid aanwezig. Het dichtstbijzijnde bedrijf is de kringloopwinkel aan de Zwolseweg 92. Hiervoor geldt op grond van het vigerend bestemmingsplan een afstandszone van 10 m (detailhandel met reparatie en categorie 1-inrichtingen). De nog te bebouwen kevels vallen ruim buiten deze zone.

4.3 Bodem

Op basis van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) treedt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk niet eerder in werking dan nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging, ofwel wanneer er saneringsmaatregelen zijn uitgevoerd.

Er doen zich volgens de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart op dit moment geen knelpunten binnen het plangebied voor. In juli 2005 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoeksresultaten bleken geen aanleiding te geven tot het uitvoeren van een vervolgonderzoek of sanerende maatregelen.

4.4 Water

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en heeft geen invloed op de huidige waterhuishoudkundige situatie. Op 3 november 2016 is de Digitale Watertoetsprocedure doorlopen. De toetsresultaten zijn opgenomen als bijlage.

4.5 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Dit bestemmingsplan maakt ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'nibm'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven.

4.6 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natuurbeschermingswet (1998) en de Flora- en faunawet.

De Ecologische Hoofdstructuur is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het plangebied ligt op ruime afstand van de Ecologische Hoofdstructuur en andere beschermde natuurgebieden.

Dit bestemmingsplan staat geen ontwikkelingen toe waarvoor onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of Natuurbeschermingswet 1998 vereist is. Adviesbureau SAB heeft in 2005 een ecologisch onderzoek binnen het plangebied uitgevoerd. Daaruit is naar voren gekomen dat bij de realisatie van de wijk geen ecologische waarden in het geding zijn en dat nader onderzoek achterwege kan blijven. Aangezien de terreinomstandigheden binnen de nog niet bebouwde kavels ongewijzigd zijn, is deze conclusie nog steeds van kracht.

4.7 Externe Veiligheid

Wet- en regelgeving

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's vanwege de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte voorwaarden. Een en ander brengt met zich mee dat bij nieuwe ruimtelijke plannen een toets aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid moet plaatsvinden. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Voor risicovolle bedrijven is onder meer van toepassing:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Gemeentelijk beleid

In het rapport 'Hardenberg: bewust veilig' heeft de gemeente Hardenberg haar externe veiligheidsbeleid voor de periode van 2011 tot en met 2014 uitgewerkt. Daarin zijn onder meer hindercontouren van Bevi-inrichtingen aangegeven. Op 31 mei 2011 heeft de gemeente de (herziene versie van de) Opleg-Notitie externe veiligheid vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe binnen actualiseringsplannen met externe veiligheid moet worden omgegaan.

Inrichtingen

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (bron: Risicokaart Overijssel).

Buisleidingen

Binnen Het Ravelijn zijn geen aardgastransportleidingen gelegen. Er liggen ook geen invloedsgebieden van buisleidingen binnen het plangebied.

Transport gevaarlijke stoffen

De N377/Zwolseweg is aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen. De afstand van deze weg tot de nog te bebouwen kavels bedraagt circa 140 m. Aangezien dit bestemmingsplan niet leidt tot een toename van het groepsrisico (alle woningen zijn reeds bestemd/vergund), is onderzoek op dit punt niet noodzakelijk.

4.8 Archeologie

Het archeologiebeleid van de gemeente Hardenberg is verwoord in het Beleidsplan Archeologie (Past2Present, vastgesteld d.d. 30 juni 2009). Hierin is aangegeven hoe bij ruimtelijke ingrepen met het bodemarchief moet worden omgegaan. Belangrijk onderdeel van het beleidsplan is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart kan worden vastgesteld dat aan het plangebied geen (verwachtings)waarden toegekend. Dit betekent dat archeologisch onderzoek achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid

Er is een exploitatieopzet gemaakt, gebaseerd op de planopzet uit het vigerend bestemmingsplan. Uit deze exploitatieopzet blijkt dat er sprake is van een economisch uitvoerbaar plan.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf woensdag 5 juli 2017 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is één zienswijzen binnengekomen. Het ontwerp bestemmingsplan is i.v.m. de verplichte kennisgeving o.g.v. artikel 3.8 lid 1 onder b toegezonden aan de provincie en het waterschap. De provincie Overijssel heeft aangegeven akkoord te zijn met het bestemmingsplan. De zienswijze leidt niet tot nadere aanpassing van het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets